31.01.2013 Views

oorkondenboek Abdij kloosterrade - Historici.nl

oorkondenboek Abdij kloosterrade - Historici.nl

oorkondenboek Abdij kloosterrade - Historici.nl

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

nr. 1 a. 1108<br />

hij, in navolging van Gärtner, dat de oorkonde aanvankelijk ‘vermoedelijk niet aan bisschop<br />

Otbert ter bezegeling is voorgelegd, en, in geval de oorkonde echt is, mogelijk pas<br />

lang na haar ontstaan bezegeld’ is; daarom moet het zegel ‘van een andere oorkonde<br />

van bisschop Otbert zijn verwijderd en aan deze stichtingsakte zijn gehecht’. Oppermann<br />

(Oorkonden Kloosterrade, p. 26) en Boeren (Oudste oorkonden, p. 185) redeneerden<br />

dat de oorkonde van na 1122 moest dateren, en dus vals was, omdat men in Kloosterrade<br />

voordien de uithangende bezegeling niet kende en daar toen via de pauselijke bevestigingsoorkonde<br />

van Calixtus II (hierna nr. 2) mee kennismaakte.<br />

Oppermann voerde drie op inwendige kenmerken gebaseerde argumenten voor onechtheid<br />

van de oorkonde aan. Volgens hem kan de getuige<strong>nl</strong>ijst niet uit 1108 dateren omdat<br />

daarin Johannes voorkomt als proost van de Keulse dom, terwijl hij deze functie op zijn<br />

vroegst sinds midden 1110 bekleedde (Oorkonden Kloosterrade, p. 27). Dereine (Chanoines,<br />

p. 66) verwierp dit bezwaar met het argument dat de tekst slechts spreekt van Coloniensis<br />

archidiaconus et prepositus Iohannes, en dat ‘un autre Jean peut très bien avoir<br />

exercé cette fonction dans une des nombreuses collégiales de Cologne et l’avoir cumulée<br />

avec celle d’archidiacre’. Gärtner trachtte Oppermanns bezwaar te ondervangen door<br />

te suggereren dat de oorkonde misschien pas later, dus ten minste anderhalf jaar na de<br />

rechtshandeling, gemundeerd werd (Chorherrenstift Klosterrath, p. 66), maar Oppermann<br />

had er al op gewezen dat de getuigen blijkens de tekst (Affuerunt in hac traditione<br />

et libertatis concessione) aanwezig geweest waren bij de rechtshandeling, terwijl de<br />

datumregel met zoveel woorden (Data est hec cartula) de beoorkonding dateert.<br />

Dat de bisschop zelf niet als uitvaardiger in de oorkonde optrad, achtte Oppermann<br />

geen bezwaar, omdat hij daarvan wel meer voorbeelden kende. Verdacht vond hij het<br />

wel dat de bisschop ‘als uitvaardiger op zeer opvallende wijze werd ingevoerd’, namelijk<br />

midden in de tekst (in het origineel regel 10) in de bepaling die begint met De cetero.<br />

Was de bezegeling voor Oppermann reeds aa<strong>nl</strong>eiding de vervalsing na 1122 te dateren,<br />

vergelijking van de teksten van nr. 1 en hierna nr. 2 met betrekking tot de abtskeuze<br />

zou in dezelfde richting wijzen. Oppermann stelde: ‘Op de bewoordingen van deze<br />

bepalingen [namelijk in nr. 2] heeft een door de geadresseerden overgelegde oorkonde<br />

volstrekt geen invloed gehad, daar zij bijv. reeds in het privilege van Calixtus II voor<br />

St. Sophia te Beneventum van 29 Nov. 1120 Jaffé 6867 voorkomen …’ (Oorkonden Kloosterrade,<br />

p. 28). Daarmee werd gesuggereerd dat eventuele tekstuele overeenkomsten tussen<br />

deze stichtingsoorkonde en de pauselijke bevestigingsoorkonde (nr. 2) door de<br />

falsificator van de stichtingsoorkonde aan de pauselijke bul ontleend moesten zijn.<br />

Dit zou een extra argument opleveren waarom nr. 1 van na 1122, en dus vals, zou zijn.<br />

En inderdaad: ‘Geheel overeenkomstige en op sommige plaatsen met dezelfde woorden<br />

uitgedrukte bepalingen vindt men echter ook in [nr. 1].’<br />

Boeren ging niet nader in op de bezwaren van Oppermann maar zocht andere, inhoudelijke<br />

argumenten voor onechtheid. Hij beschouwde de oorkonde in navolging van<br />

Hermesdorf (Enkele beschouwingen, p. 10-15) als een vrijheidscharter waarbij zowel<br />

kerkelijke als wereldlijke immuniteit verleend werd en het klooster geëximeerd werd uit de<br />

kerkelijke hiërarchieke organisatie (Oudste oorkonden, p. 66). Tegen de verlening van het<br />

recht van vrije prelaatskeuze bracht Boeren drie bezwaren naar voren (Oudste oorkonden,<br />

p. 66-68). Het eerste bezwaar betrof de verlening-vooraf, nog voordat Kloosterrade een<br />

3

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!