Rudolf Steiner Vruchtbare landbouw op biologisch-dynamische ...
Rudolf Steiner Vruchtbare landbouw op biologisch-dynamische ...
Rudolf Steiner Vruchtbare landbouw op biologisch-dynamische ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
<strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong><br />
<strong>Vruchtbare</strong> <strong>landbouw</strong><br />
<strong>op</strong> <strong>biologisch</strong>-<strong>dynamische</strong> grondslag<br />
Vertaald door<br />
Frans van Bussel<br />
Met een nawoord van<br />
Albert de Vries<br />
Uitgeverij Vrij Geestesleven i Zeist
De tekst van dit hoek herust <strong>op</strong> verslagen van vuordrachten<br />
die niet door <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> zijn gecorrigeerd.<br />
Titel van de oorspronkelijke uitgave:<br />
Geisteswissenschafil~che Grundlagen zum Gedeihen der Landwirtschaft.<br />
Landwirtschaflicher Kurs, Koherwitz bei Breslau I 924<br />
<strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> Gesamtausgabe nr. 327<br />
7e druk, <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> Verlag, Dornach 1984<br />
<strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> i Werken en voordrachten<br />
O 1992 Stichting <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> Vertalingen, Nuth<br />
Tweede druk 1999<br />
Typografie Françoise Rerserik<br />
Illustraties (vrij naar de hordschetsen van <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong>)<br />
door Teun Rerserik<br />
1 ~ ~ ~ 9 ~ 6 I /NüGL61~-835<br />
~ 3 8 5 ~ 7<br />
ISBN vandegeheleserieqo6o385oO4
Bij deze uitgave<br />
De reeks voordrachten in deze uitgave vormt het begin van de<br />
zogeheten <strong>biologisch</strong>-<strong>dynamische</strong> <strong>landbouw</strong>. Zo actueel als die<br />
<strong>landbouw</strong>methode is in een tijd waarin naarstig wordt gezocht<br />
naar <strong>op</strong>lossingen voor het milieuvraagstuk, zo actueel zijn ook<br />
de gezichtspunten die aan die methode ten grondslag liggen.<br />
Dat deze gezichtspunten al in 1924 naar voren werden ge-<br />
bracht, is een <strong>op</strong>merkelijk feit.<br />
<strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> was geen boer of <strong>landbouw</strong>wetenschapper.<br />
Dat hij zich toch aan dit vakgebied waagde, hangt met twee om-<br />
standigheden samen. De eerste is dat hij <strong>op</strong> het platteland was<br />
<strong>op</strong>gegroeid en daardoor het leefmilieu van de boeren en het<br />
werk <strong>op</strong> het land uit eigen ervaring kende. De tweede omstan-<br />
digheid heeft te maken met het karakter van de antr<strong>op</strong>osofie, die<br />
de achtergrond vormt van de <strong>biologisch</strong>-<strong>dynamische</strong> <strong>landbouw</strong>.<br />
Het grote thema van de antr<strong>op</strong>osofie is, in twee woorden, mens<br />
en kosmos. Over die relatie, tussen de mens aan de ene kant en<br />
mineralen, planten en dieren, aarde en sterren aan de andere<br />
kant, schreef en sprak <strong>Steiner</strong> vanuit telkens wisselende ge-<br />
zichtspunten. Vandaar dat de stap van de algemene antr<strong>op</strong>oso-<br />
fie naar zoiets specifieks als de <strong>landbouw</strong> kleiner is dan men <strong>op</strong><br />
het eerste gezicht zou denken.<br />
In 1924 bestond er nog geen milieuvraagstuk. Niettemin<br />
blijkt uit deze voordrachten zonneklaar dat <strong>Steiner</strong> in dit <strong>op</strong>-<br />
zicht een vooruitziende blik had. Scherp geeft hij aan dat de<br />
basis van de gangbare <strong>landbouw</strong>methode, het eenzijdig natuur-<br />
5
wetenschappelijk denken, onherroepelijk problemen zou geven.<br />
Fatale gevolgen verwachtte hij vooral van de invoering van<br />
kunstmest, die net in die jaren <strong>op</strong> gang kwam. De ontwikkelin-<br />
gen van de twintigste eeuw, met name die van na de tweede we-<br />
reldoorlog, hebben hem gelijk gegeven.<br />
Typerend voor <strong>Steiner</strong>s ‘landhouwcursus’ -- zoals deze voor-<br />
drachten in de wandeling worden genoemd - is de afwisseling<br />
tussen grote, veelomvattende gezichtspunten en zeer concrete<br />
maatregelen. Hoe dit spanningsveld door de vakman in de prak-<br />
tijk vruchtbaar gehanteerd kan worden, beschrijft Albert de<br />
Vries in het Nawoord.<br />
Maar ook voor niet-vakmensen heeft deze uitgave veel te bie-<br />
den. Ieder die geïnteresseerd is in de ‘huishouding van de na-<br />
tuur’, in de levensprocessen in en om de aarde, van kosmische<br />
ritmen tot en met de chemie van de plant, kan in deze cursus<br />
belangrijke aankn<strong>op</strong>ingspunten vinden.<br />
Bij het maken van de vertaling en het samenstellen van de<br />
aantekeningen was deskundige hulp onontbeerlijk. Met name<br />
danken wij ir. Michiel Rietveld (Studiecentmm Kraayheeker-<br />
hof) en ir. Pieter Tideman voor hun waardevolle adviezen.<br />
6<br />
De redactie
Inhoud<br />
<strong>Vruchtbare</strong> <strong>landbouw</strong><br />
<strong>op</strong> <strong>biologisch</strong>-<strong>dynamische</strong> grondslag<br />
EERSTE VOORDRACHT<br />
Koberwitz 7 juni 1924 - 13<br />
Woorden ter begroeting en inleiding.<br />
Het leven <strong>op</strong> aarde is een weerspiegeling van de kosmos. De mens<br />
heeft zich gcSmancipeerd van de kosmische krachten, de plant is erin<br />
ingebed. Kalk en kiczel als dragers ran polaire kosmische krachten: de<br />
binnenplaneten werken via de kalk <strong>op</strong> het reprodukticvcrmogcn van<br />
de plant in, de buitenplaneten via het kiezel <strong>op</strong> de voedingskwaliteit<br />
van de plant. De rol van water en warmte. Gunstige omstandigheden<br />
voor zaaien en planten.<br />
TWEEDE VOORDRACHT<br />
10 juni 1924 ~ 30<br />
Het ideaal van her bedrijf als ‘individualiteit’. Het leven onder de<br />
grond en horen de grond: waarneming en stofwisseling. Kiezel, klei<br />
en kalk in de wisselwerking tussen boven en beneden. Warmte en<br />
lucht zijn meer levend undcr de grond, water en aarde erhoven. De<br />
aarde is’s winters het meest ontvankelijk voor de kosmos. Kosmische<br />
en aardse krachten in de plant: reproduktie resp. groei, vormkrachten<br />
resp. vegetatieve krachten. De signatuur van de planeten in plant en<br />
dier.<br />
7
DERDE VOORDRACHT<br />
11 juni 1924 ~ 51<br />
Aangrijpingspunten van de geest in de natuur: koolstof, waterstof,<br />
stikstof, zuurstof en zujavel. Zwavel vormt de brug naar de stof. Koolstof<br />
is het bouwmateriaal van het wereld-ik; zuurstof het levenselement;<br />
stikstof het sensitieve, astrale element; waterstof breekt het<br />
fysieke af en voert het terug in de kosmos. De mediterende boer.<br />
Kalk, kiezel en klei. De vlinderbloemigen dienen de ‘stikstofademhaling’<br />
van de aarde.<br />
VIERDE VOORDRACHT<br />
IZ juni 1924 ~ 72<br />
Voeding via de maag activeert tot innerlijke beweeglijkheid, voeding<br />
via ademhaling en zintuigen voert substantie aan. De plant heeft ecn<br />
levende bodem nodig. Humus en mest. Aanwijzingen om het leven in<br />
de mest vast te houden: <strong>op</strong>bouw van mest- en compostho<strong>op</strong>. Bereiding<br />
en toepassing van het horenmestpreparaat, ter verbetering van de vitaliteit<br />
van de bodem, en van het horenkiezelpreparaat, dat de evenwichtige<br />
groei van de gewassen bevordert.<br />
BEANTWOORDING VAN VRAGEN<br />
1zjunirgz4 - 91<br />
Het horenmestpreparaat: verdere aanwijzingen voor bereiding, <strong>op</strong>slag<br />
en verwerking. Herkomst en kwaliteit van de koehorens. Experimenten<br />
<strong>op</strong> het gebied van de zaadvorming. Het gebruik van machines.<br />
Effecten ran mcditatie.<br />
VIJFDE VOORDRACHT<br />
13 juni 1924 ~ 107<br />
De rol van bacteriën in de mest. Minerale meststoffen. Bemesting<br />
moet inhouden: de bodem tot leven wekken. Uit een dode bedding<br />
kan de plant geen substanties betrekken. Maatregelen ter verbetering<br />
van mest en compost: preparaten uit duizendblad, kamille, hrandnetel,<br />
cikeschors, paardebloem en valeriaan voegen aan de mest specifieke<br />
kwaliteiten toe.<br />
8
BEANTWOORDING VAN VRAGEN<br />
13 juni 1924 ~ 127<br />
Algemene verzorging van de mest. Bijzonderheden over de cumpostpreparaten.<br />
Voedsel<strong>op</strong>name uit de atmosfeer.<br />
ZESDE VOORDRACHT<br />
14juni1924 - 137<br />
Wetmatigheden in de plantengroei. De buitenplaneten werken via kiezel<br />
en warmte <strong>op</strong> de voedingskwaliteit. De binnenplaneten werken via<br />
kalk en water <strong>op</strong> de voortplanting; daarbij speelt de maan een sleutelrol.<br />
Onkruidbestrijding <strong>op</strong> basis van deze kennis: verbranding van onkruidzaden.<br />
Bestrijding van ungedierte en parasieten. Planteziekten<br />
zijn aniankclijk van de omgeving. Bestrijding van schimmelvorming<br />
door middel van akkerpaardestaart.<br />
BEANTWOORDING VAN VRAGEN<br />
14juni 1924 ~ 158<br />
Over de ethische kant van bestrijdingsmuatregelen en van de wijnbouw.<br />
Sterrenconstellaties. Minerale bemesting.<br />
ZEVENDE VOORDRACHT<br />
15 juni 1924 ~ 167<br />
Intieme wisselwerkingen in de natuur. Het karakter van dcboom: omhooggestulptc<br />
aarde, waar<strong>op</strong> als eenjarige planten de twijgen groeien.<br />
Astralc rijkdom in de atmosfeer rund de huum, etherische armoede<br />
rond de wortels. Insekten en wormen. Symbiosen: bomen en vogels,<br />
struiken en zougdicren, paddestoelen en bacteriën. Het belang daarvan<br />
vuur de <strong>landbouw</strong>. Plant en dier in relatie tut de omgeving.<br />
ACHTSTE VOORDRACHT<br />
16 juni 1924 ~ 184<br />
Hct raadsel van de voeding: upname van stoffen en krachten zowel uit<br />
de kosmos als uit de aarde. Het vee voegt via de mest ik-kwaliteit toe<br />
aan de gewassen. Vcevoer: de waarde van wortel-, blad- en zaadgewassen.<br />
Gekookt of verwarmd voedsel tegenover rauwkost. Zout. Tomaten<br />
en aardappelcn. Woorden ter afsluiting van de cursus.<br />
Y
BEANTWOORDING VAN VRAGEN<br />
16 juni 1924 ~ 207<br />
Gier en mest. Bestrijdingsmiddelen en sterrenconstellaties. Het conserveren<br />
van voer: elektriciteit en inkuilen. Ongedicrtebcstrijding en<br />
ethiek. Menselij ke mest. Groenbemesting.<br />
Toespraak hij de <strong>op</strong>richting van de ‘onderzoekskring’<br />
219<br />
11 juni 1924 ~<br />
Terugblik <strong>op</strong> de <strong>landbouw</strong>cursus<br />
Dorndch zo juni 1924 ~ 230<br />
Nawoord en aantekeningen<br />
Nawoord (Alhert dc Vries) - 243<br />
Aantekeningen hij Vrui hthure landbuuw<br />
Aantekeningen hij het Nawoord<br />
~ 274<br />
Bibliografie ~ 277<br />
Zaakregister ~ 282<br />
Levenqoverzicht ~ 287<br />
<strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> i Werken en voordrachten<br />
I0<br />
-- 261<br />
~ 291
Nawoord<br />
Om uiteenl<strong>op</strong>ende redenen kunt u, de lezer, dit boek ter hand<br />
hebben genomen. Het kan zijn dat u boer bent en wilt omscha-<br />
kelen naar een <strong>biologisch</strong>-<strong>dynamische</strong> bedrijfsvoering; in dit<br />
boek ho<strong>op</strong>t u dan het wat en hoc van die <strong>landbouw</strong>methode te<br />
vinden. Of u studeert <strong>landbouw</strong>wctenschap en wilt zich verdie-<br />
pen in de bestaande alternatieve werkwijzen. Of u bent als con-<br />
sument gei’nteresseerd in de achtergronden van de ‘<strong>biologisch</strong>-<br />
<strong>dynamische</strong>’ produkten en wilt bijvoorbeeld het verschil begrij-<br />
pen met de ‘ecologische’.<br />
Wellicht ook heeft u vragen over de actuele problemen in de<br />
<strong>landbouw</strong>, zoals de mestoverschotten, de verzuring van het<br />
landschap, de handelsoverschotten, het verstoorde handels-<br />
evenwicht met de Derde Wereld, de vervuiling van het grond-<br />
en drinkwater door nitraat en pcsticidcn, de tegenstelling tussen<br />
natuurbeheer cn <strong>landbouw</strong>, enzovoort. Als u dan uw oog laat<br />
gaan over de inhouds<strong>op</strong>gave van dit hoek, denkt u misschien:<br />
heeft dit boek met die actualiteit wel iets te maken?<br />
Dat heeft het beslist. Alleen gebeurt dat <strong>op</strong> een manier die<br />
niet direct herkenbaar is. De wijze waarnp <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> de<br />
situatie van de <strong>landbouw</strong> benadert, die in de tijd van zijn ‘land-<br />
bouwcursus’ (1924) niet wezedijk verschilde van die van nu, is<br />
bijzonder vergaand en breekt door de grcnzen heen die de hui-<br />
dige natuurwetenschappelijke zienswijze stelt. In fcite schetst<br />
<strong>Steiner</strong> in deze cursus een nieuwe basis voor de <strong>landbouw</strong>.<br />
Deze basis ligt in wat hij noemde een ‘geesteswetencchappe-<br />
lijkc’ benadering van de verschijnselcn.<br />
7-43
De antr<strong>op</strong>osofie<br />
Kudolf <strong>Steiner</strong> noemt de antr<strong>op</strong>osofie een geesteswetenschap.<br />
Met dat begrip duidt hij <strong>op</strong> twee wezenlijke kenmerken van de<br />
antr<strong>op</strong>osofie. Het eerste is het wetenschappelijk karakter er\-an.<br />
De methode van onderzoek en de resultaten zijn ~ net als in de<br />
natuurwetenschappen ~ in principe door eik mens die zich daartoe<br />
voorbereidt, te begrijpen, te beoordelen en eventueel toe te<br />
passen. In zijn hoeken De weg 101 inzicht in hogere werelden en De<br />
inetenschap van de geheimen der ziel“ beschrijft <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong><br />
systematisch welke scholing nodig is om de vaardigheden en<br />
vermogens te ontwikkelen voor het geesteswetenschappelijk onderzoek.<br />
Ook in de ‘landhouwcursus’zijn tal van voorheelden te<br />
vinden van de antr<strong>op</strong>osofisch-wetenschappelijke werkwijze,<br />
toegespitst <strong>op</strong> de <strong>landbouw</strong>.<br />
Het tweede kenmerk betreft het geestelijk object van de antr<strong>op</strong>osofie.<br />
Het woord ‘geest’ moet in dit verband worden <strong>op</strong>gcvat<br />
als polair aan ‘materie’. Anders dan het filosofisch materialisme,<br />
dat ook nu nog de heersende levensbeschouwing kan<br />
worden genoemd, beschouwt de antr<strong>op</strong>osofie het geestelijke of<br />
spirituele niet als een hijprodukt van de materie. Aan die materie,<br />
zo schetst Kudolf <strong>Steiner</strong> onder meer in De wetenschap van<br />
&geheimen derzirl, liggen geestelijke werkelijkheden ten grondslag,<br />
die door elk mens gekend en ervaren kunnen worden. Zoals<br />
de mens met zijn fysieke zintuigen thuis is in de fysieke wereld,<br />
zo kan hij met bepaalde te ontwikkelen zintuigen toegang krijgen<br />
tot geestelijke werkelijkheden. Van deze mogelijkheid om<br />
<strong>op</strong> eigen kracht aan de ontwikkeling van die zintuigen te werken<br />
is de gehele antr<strong>op</strong>osofie doortrokken. Het soort onderzoek<br />
waar de landhouwcursus toe <strong>op</strong>wekt, is daar een voorbeeld van.<br />
Wie het leven van <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> (1861-1925) overziet, merkt<br />
dat daarin duidelijke fasen zijn te onderscheiden.“ In vogelvlucht<br />
kan daarover het volgende worden gezegd. Tot aan het<br />
eind van de negentiende eeuw hield <strong>Steiner</strong> zich, bij wijze van<br />
noodzakelijke <strong>op</strong>stap naar het geesteswetenschappelijk onderzoek,<br />
bezig met kennistheoretische vragen. Zijn boeken Waar-<br />
244
heid en zetenschap en DeJïlusuje van de urzjheid" kunnen worden<br />
beschouwd als de kennistheoretischc fundering van de gcestes-<br />
wetenschap.<br />
In de tweede fase, vanaf 1900, begint hij iri het <strong>op</strong>enbaar te<br />
spreken en te schrijven over zijn geesteswetenschappelijk onder-<br />
zoek. Het accent ligt daarbij <strong>op</strong> de zogeheten centrale onder-<br />
werpen in de antr<strong>op</strong>osofie: het mensbeeld, het wereldbeeld, de<br />
geschiedenis van mens en aarde, de betekenis van leven en dood,<br />
reïncarnatie en karma, de betekenis van het christendom.<br />
Een derde fase wordt zichtbaar vanaf 1910, waarin nieuwe<br />
wegen worden gezocht <strong>op</strong> het gebied van de kunsten (euritmie,<br />
theater, architectuur, spraakkunst), maar ook van het maat-<br />
schappelijk leven. Met name tijdens en na de eerste wereldoor-<br />
log houdt <strong>Steiner</strong> zich intensief bezig met het sociale vraagstuk<br />
van die tijd."<br />
In de laatstc jaren van zijn leven richt <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> zich in<br />
toenemende mate <strong>op</strong> de praktische toepassing van de antr<strong>op</strong>oso-<br />
fie. Hij ontwikkelt een pedagogie, die de grondslag vormt van de<br />
Vrije Scholen, geeft de aanzet tot een nieuwe benadering van<br />
verstandelijk gehandicapten en brengt samen met de Neder-<br />
landse arts Ita Wegman de antr<strong>op</strong>osnfische geneeskunde tot ont-<br />
wikkeling. Het laatste vakgcbied waaraan <strong>Steiner</strong> een nieuwe<br />
impuls geeft is de <strong>landbouw</strong>.<br />
<strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> was geen boer of <strong>landbouw</strong>wetenschapper.<br />
Dat hij toch in staat was een <strong>landbouw</strong>cursus te geven, hangt,<br />
behalve met zijn jeugd <strong>op</strong> het platteland, samen met het karak-<br />
ter van de antr<strong>op</strong>osofie. De antr<strong>op</strong>osofie is nu eenmaal een we-<br />
tenschap van de mens in zin wereld, van dc mens in relatie tot de<br />
natuur en de hele kosmos. Daarom liggen de primaire bronnen<br />
van de <strong>landbouw</strong>cursus al in de zogenaamde basiswerken, de<br />
boeken die <strong>Steiner</strong> schreef tussen 1904 en 1910, zoals Theu-<br />
suje' en De wetenschap van degeheimen der ziel. Maar ook daar-<br />
buiten komen we voortdurend onderwerpen tegen die in zekere<br />
zin het voorland vormen van de <strong>landbouw</strong>cursus. In allerlei<br />
voordrachten snijdt <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong>, soms meer, soms minder<br />
uitvoerig, thema's aan die in de <strong>landbouw</strong>cursus terugkeren.
Passages over voeding en ademhaling, maar ook plantkundige,<br />
dierkundige, zelfs bodemkundige thema’s duiken her en der <strong>op</strong>.<br />
Ook de direct esoterische benadering van de natuur is vertegen-<br />
woordigd, tvanneer <strong>Steiner</strong> spreekt over de rol die natuurgees-<br />
ten of elementaire wezens spelen in het leven van de plant,” in<br />
landschap en klimaat‘ enzovoort.<br />
De hetrokken onderzoeker<br />
In de natuurwetenschappelijke benadering, die aan de huidige<br />
<strong>landbouw</strong> ten grondslag ligt, is een heel bepaalde onderzoeks-<br />
houding ontwikkeld, namelijk die van de toeschouwer. Essen-<br />
tieel voor die houding is dat de waarnemende onderzoeker<br />
afzijdig blijft van de verschijnselen die hij waarneemt. Om<br />
wetenschappelijke objectiviteit te bereiken, zo stelt de natuur-<br />
wetenschappelijke zienswijze, moet de onderzoeker afstand<br />
bewaren ten <strong>op</strong>zichte van het object van onderzoek. Het on-<br />
derzoek moet neutraal verl<strong>op</strong>en en herhaalbaar zijn, dat wil<br />
zeggen door andere neutrale onderzoekers geverifieerd kunnen<br />
worden. Dit beeld van de neutrale toeschouwer ligt ook ten<br />
grondslag aan het beeld van de ‘moderne’ boer, die <strong>op</strong> basis<br />
van wetenschappelijke inzichten van buitenaf ingrijpt in de na-<br />
tuurlijke processen, bijvoorbeeld door bepaalde stoffen (kunst-<br />
mest) aan de bodem toe te vocgen wanneer een bodemanalyse<br />
daartoe aanleiding geeft.<br />
In de benadering van <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> staat niet de analyseren-<br />
de toeschouwer centraal, maar de gehele en deelnemende<br />
mens. <strong>Steiner</strong> ziet de mens niet als een vreemdeling die buiten<br />
de aarde en de kosmos staat, maar als een wezen dat in allerlei<br />
<strong>op</strong>zichten, naar lichaam, ziel en geest, met de werkelijkheid ver-<br />
bonden is. Op het eerste gezicht lijkt dat misschien een wat idea-<br />
listische zienswijze, maar kijken we bijvoorbeeld naar de con-<br />
crete manier waar<strong>op</strong> boeren hun werk doen, dan blijkt ze toch<br />
niet ongegrond. Want hoe werkt menige hoer? Als iemand die<br />
met huid en haar in zijn werk zit, die <strong>op</strong> zondag over de velden<br />
246
lo<strong>op</strong>t, die voelt, ruikt en ‘proeft’ hoe het er voorstaat met de<br />
gewassen, het vee, de bodem. Wat hij <strong>op</strong> die manier in zich <strong>op</strong>-<br />
neemt, wordt innerlijk verwerkt en meegenomen in het werk<br />
van de volgende dag, van het volgende jaar. Bij die manier van<br />
werken sluit de inhoud van deze cursus aan. De band tussen de<br />
boer en zijn bedrijf wordt als wezenlijk herkend en verder ont-<br />
wikkeld. Niet algemeen geldende onderzoeksresultaten staan<br />
voor<strong>op</strong>, maar het unieke van iedere bedrijfssituatie en het eige-<br />
ne van ieder mens.<br />
Voor onze gebruikelijke begrippen zal veel van de inhoud van<br />
de cursus vreemd overkomen. Om er een vruchtbare verhou-<br />
ding toe te krijgen, is het noodzakelijk de gezichtspunten van<br />
<strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> <strong>op</strong> te vatten als werkhypothesen. Daarmee<br />
wagen we een concrete poging om de beperkingen van het hc-<br />
dendaagse denken te overwinnen. Dat die beperkingen over-<br />
wonnen moeten worden, toont de aard van de problemcn in de<br />
huidige <strong>landbouw</strong> aan. Wij mogen niet verwachten dat we de<br />
crisis in de <strong>landbouw</strong> kunnen <strong>op</strong>lossen door te blijven staan bij<br />
de begrippen en uitgangspunten die deze crisis hebben veroor-<br />
zaakt.<br />
Als startpunt kiest <strong>Rudolf</strong> Steincr de situatie van de hoer. Dat<br />
drukt zich uit in het feit dat, afgezien van enkele speciale gasten,<br />
hij de voordrachten alleen mensen aanwezig mochten zijn die<br />
beroepshalve in de <strong>landbouw</strong> werkzaam waren. Steincr formu-<br />
leert in de cursus een werkwijze die uitgaat van de individuele<br />
bedrijfssituatie, om van daaruit dc <strong>landbouw</strong> verder te ontwik-<br />
kelen. Daarmee wordt een beroep gedaan <strong>op</strong> de boer om zich<br />
voortdurend verder te scholen; naarmate hij zich verder ontwik-<br />
kelt, zal ook de kwaliteit van zijn bedrijftoenemen.<br />
Een sleutelrol in de <strong>landbouw</strong>cursus speelt het ideaal van een<br />
zoveel mogelijk gesloten ‘stofiringlo<strong>op</strong>’ <strong>op</strong> het <strong>landbouw</strong>be-<br />
drijf. Volgens dat ideaal wordt het vee gevoerd met gewassen<br />
die <strong>op</strong> het bedrijf zelf zijn verbouwd en wordt de mest vervol-<br />
gens weer gebruikt om de akkers en de weiden te bemesten. In<br />
de praktijk van de gangbare <strong>landbouw</strong> komt dit nauwelijks meer<br />
voor: het vee wordt gevoerd met voedsel dat van buiten het he-
drijf komt en veel van de mest wordt <strong>op</strong> andere plaatsen (al dan<br />
niet) gebruikt. Het ideaalbeeld van de gesloten stofkringlo<strong>op</strong><br />
heeft niet alleen een <strong>landbouw</strong>kundige achtergrond (er ontstaat<br />
een ecologisch evenwicht), maar ook een menskundige.<br />
De relatie van de mens niet zijn omgeving wordt er een andere<br />
door. Doordat het systeem gesloten blijft, kan hij het geheel<br />
overzien en met dat geheel een onderzoekende relatie ondcrhou-<br />
den. Het huidige '<strong>op</strong>en systeem' maakt dat de hoer zowel uiter-<br />
lijk als innerlijk zijn greep <strong>op</strong> de situatie verliest, en dwingt hem<br />
de positie van de analyserende toeschouwer te kiezen. De geslo-<br />
ten bedrijfsvoering daarentegen geeft hem de mogelijkheid <strong>op</strong><br />
basis van het totale overzicht in te grijpen en te sturen. Dic on-<br />
dcrzockendc houding kent geen einde: als er een <strong>op</strong>lnssing is<br />
gevonden voor een bepaald probleem, ontstaat er een nieuwe<br />
werkelijkheid die weer nieuwe ervaringen mogelijk maakt. Dit<br />
steeds <strong>op</strong>nieuw leren is een continu cn uniek proces, dat de<br />
mens <strong>op</strong> een andere manier in zijn werk plaatst en waar hij met<br />
hart en ziel aan kan deelnemen."<br />
J2andbouw is hiermee een zaak van mensen geworden. Deze<br />
situatie mag vanzelfsprekend lijkcn, in de gangbare <strong>landbouw</strong>-<br />
wetenschap wordt dat nauwelijks onderkend. Wetenschap,<br />
overheid en economie hebben van de <strong>landbouw</strong> een technische<br />
aangelegenheid gemaakt. Onder hun invloed heeft de <strong>landbouw</strong><br />
zich de afgel<strong>op</strong>en eeuw ontwikkeld van een zichzelf in stand<br />
houdend organisme tot een industrie, waarbij de grondstoffen,<br />
het kapitaal en de kennis van buiten het bedrijf komen. Het ge-<br />
volg is dat de huidige boer bet geheel vaak niet meer kan over-<br />
zien en een uitvoerder is geworden van wat anderen hebben<br />
bedacht.<br />
Zo bleek het bijvoorbeeld voordeliger te zijn om veevoer uit<br />
de Derde Wereld te laten komen in plaats van het zelf te verbou-<br />
wen. De Derde Wereld was ver van ons bed en de consequenties<br />
daar van de besluiten die hier werden genomen, konden niet<br />
door de boer worden overzien. Die consequenties zijn inmid-<br />
dels overduidelijk aan het licht gekomen: door de voortdurende<br />
uitvoer van voedingsstoffen (veevoer) uit de Derde Wereld naar<br />
248
het westen wordt daar de bodem uitgeput en krijgen wij hier te<br />
maken met mestoverschotten.<br />
Een ander voorbeeld is de ontwikkeling van de kunstmest.<br />
Die ontwikkeling werd mogelijk gemaakt door het werk van Justus<br />
v-on Liebig (1803-1873), de grondlegger van de landhouwchemie.<br />
Hij bracht de plant terug tot haar chemische hoofdbestanddelen:<br />
stikstof, fosfor en kalium. Vervolgens reducecrdc<br />
hij het bemesten tot het toevoegen van die elementen aan de<br />
budem. IIet gevolg van die benadering was dat het organische<br />
geheel van de plant ~ het Icvensproces dat begint bij het zaadje,<br />
zich voortzet in groei en bloei en ecn afronding vindt in de hernieuwde<br />
zaadvorming - uit het oog werd verloren. Door de eenzijdige<br />
aandacht voor de chemische hoofdbestanddelen en het<br />
<strong>op</strong> basis daarvan toepassen van kunstmest, heeft de <strong>landbouw</strong><br />
een uniform karakter gekregen. De verscheidenheid hijvoorbeeld<br />
die samenhangt met de specifieke bodemgesteldheid van<br />
een bepaalde streek, wordt afgevlakt. Het ideaal is overal alles<br />
te kunnen telen.<br />
Het is een feit dat kunstmatige bemesting over het algemeen<br />
tot een hogere <strong>op</strong>brengst leidt dan organische bemesting. Alleen:<br />
het <strong>landbouw</strong>milieu reageert wel degelijk <strong>op</strong> deze ingreep.<br />
In toenemende mate verschijnt er onkruid; plagen en ziekten<br />
treden steeds veelvuldiger <strong>op</strong>. De problemen die <strong>op</strong> die manier<br />
door het gebruik van kunstmest ontstaan, moeten vervolgcns<br />
weer bestreden worden met technische of chemische middelen.<br />
Zo is de landbouu- in een vicieuze cirkel terechtgekomen: de<br />
problemen die ontstaan moeten met steeds sterkere middelen<br />
worden bestreden.<br />
De andere weg, die van de preventie, vraagt om een andere<br />
houding. Het bedrijf moet dan worden gezien als een organisme,<br />
waarbinnen door middel van een zorgvuldige compostering<br />
van de mest en een ruime vruchtwisseling ccn gezonde<br />
situatie ontstaat. Afzien van externe maatregelen betekent dat<br />
er vooruit moet worden gedacht, dat de specifieke mogelijkheden<br />
en onmogelijkheden van het bedrijf als uitgangspunt moeten<br />
dienen. In deze meer kwalitatieve benadering gaat het in<br />
249
feite om het cultiveren van een stukje van de aarde. Dat brengt<br />
met zich mee dat de problemen niet achteraf moeten worden<br />
<strong>op</strong>gelost, maar vooraf moeten worden onderkend. De effecten<br />
van die kwalitatieve henadering zijn minder uiterlijk aantoon-<br />
baar, doordat het niet om geisoleerde verschijnselen gaat. Wat<br />
telt is de boer, die niet meer kan terugvallen <strong>op</strong> de autoritcit<br />
van een ander. Het oordeelsvermogen van de hoer, diens vaar-<br />
digheden en intenties, spelen in de benadering van Stciner dan<br />
ook de hoofdrol.<br />
De achtergrond van deze cursus bestaat, zoals geschetst, uit<br />
de antr<strong>op</strong>osofie. In de context van bovenstaande beschouwing<br />
kan die antr<strong>op</strong>osofie worden beschreven als een wetenschap die<br />
crtoe inspireert in elke handeling de kwalitatieve dimensie te<br />
zien. Dat kan nooit <strong>op</strong> basis van traditie, voorschriften of recep-<br />
tuur, maar alleen vanuit eigen inzicht. Voorwaarde daartoe is dat<br />
men het geheel waar men verantwoordelijk voor is, kan over-<br />
zien.<br />
Ook in de univcrsitaire wetenschap wordt tegenwoordig de<br />
samenhang onderkend tussen de ontwikkeling van de land-<br />
houw en de houding van de boer. Vooral in verband met onder-<br />
zoek naar de ontwikkeling van de <strong>landbouw</strong> in de Derde Wereld<br />
komt dat naar voren. Aanduidingen voor programma's waarbij<br />
de boer <strong>op</strong>nieuw en nu bewust een acticvere rol krijgt toehe-<br />
deeld, zijn bijvoorbeeld: Participatory technoloEy drael<strong>op</strong>ment,<br />
Approach devel<strong>op</strong>ment en Farmer.!',first und last research. Ook<br />
dringt het inzicht door dat er niet één beste manier van land-<br />
bouw bedrijven is, maar dat er vele hedrijfsstijlen zijn en dat de<br />
overheid haar beleid <strong>op</strong> deze pluriformitcit zou moeten af-<br />
stemmen. Ook hij de boeren zclf is een kentering waarncem-<br />
baar. Na enkele decennia door overheid en wetenschap via<br />
voorlichting en subsidie in een bepaalde richting te zijn ge-<br />
stuurd en na vervolgens te zijn geconfronteerd met de pro-<br />
blemen die daardoor zijn ontstaan, proberen de boeren het<br />
beleid nu meer 'van onder<strong>op</strong>' vorm te geven. Gezien dergelijke<br />
ontwikkelingen is de benadering van <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> hoogst ac-<br />
tueel.
De <strong>op</strong>bouw van de <strong>landbouw</strong>cursus<br />
Behalve als een stimulans tot het ontwikkelen van een indivi-<br />
duele ondcrzoekshouding kan de landhouwcursus ook worden<br />
<strong>op</strong>gevat als een verzameling meer of minder begrijpelijke maat-<br />
regelen die als voorschriften moeten worden nageleefd. In de<br />
praktijk van de <strong>biologisch</strong>-<strong>dynamische</strong> <strong>landbouw</strong> komt dat in-<br />
derdaad voor. Ik heb al proberen uit te leggen dat dit <strong>Steiner</strong>s<br />
intentie niet is. De ontwikkelingen in de hiologisch-dynami-<br />
sche <strong>landbouw</strong> laten gelukkig zien dat steeds meer het besef<br />
doordringt dat <strong>Steiner</strong> in zijn <strong>landbouw</strong>cursus geen recefit heeft<br />
willen introduceren dat zonder eigen individueel inzicht kan<br />
worden toegepast, maar een richting heeft aangeduid die door<br />
elke hoer <strong>op</strong> basis van eigen inzichten kan worden onderzocht<br />
en gevolgd.<br />
In de cursus kan een tweedeling worden onderscheiden. In de<br />
eerste drie voordrachten worden algemene inzichten met be-<br />
trekking tot de <strong>landbouw</strong> aangereikt; in de vijf daar<strong>op</strong>volgende<br />
voordrachten gaat het meer om concrete maatregelen.<br />
In de eerste zoordracht wordt gesproken over het onderscheid<br />
tussen de aarde en de kosmos. Twee wijzen van beschouwen<br />
kunnen <strong>op</strong> basis van dat onderscheid worden onderkend: de zin-<br />
tuiglijk-kwantitatieve en de hovenzintuiglijk-kwalitatieve. Voor<br />
de eerste wijze van beschouwen, de ‘aardse’, staan de objecten en<br />
verschijnselen <strong>op</strong> zichzelf en vertonen geen onderlinge samen-<br />
hang. Elk ding kan apart worden onderscheiden naar afnieting<br />
en gewicht. Voor de tweede wijze van beschouwen staan de din-<br />
gen in een betekenisvolle relatie tot elkaar, die niet de <strong>op</strong>telsom<br />
is van getal en gewicht, maar van kwalitatieve overeenkomsten.<br />
Zo kan de sterrenhemel kwantitatief worden <strong>op</strong>gevat als een on-<br />
willekeurige verzameling lichamen en kwalitatief als een geheel<br />
van ‘beelden’, waarin al de te onderscheiden lichtpunten een<br />
plaats hebben. Het herkennen van een samenhangend beeld in<br />
de veelheid van objecten en verschijnselen is de kern van de<br />
tweede wijze van beschouwen.<br />
Beide benaderingen kunnen wij ons eigen maken en hanteren.<br />
25’
Zo kunnen wij bijvoorbeeld zowel ‘aards’ als ‘kosmisch’ omgaan<br />
met de kosmos. Het getalsmatig beschrijven van de wereld van<br />
de sterren en de bewegingen van de planeten is een uitkomst van<br />
de eerste benadering; het leren zien van de verbanden tussen<br />
bijvoorbeeld planeetstanden en verschijnselen <strong>op</strong> aarde (het<br />
herkennen van planeetkwaliteiten in bloemen en vruchten) is<br />
een uitkomst van de tweede. Beide benaderingen worden door<br />
<strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> in de eerste voordracht ‘voorgedaan’, waardoor<br />
de inhoud niet louter en alleen uit kennisoverdracht bestaat,<br />
maar ook kan worden gezien als oefenmateriaal.<br />
In de tmeede ooordrucht spreekt <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> over het on-<br />
derscheid tussen lichaam, ziel en geest in verband met het be-<br />
grip bedrijfsindividualiteit. In feite is dit het hoofdthema van<br />
de cursus, de diepere achtergrond van tal van gezichtspunten<br />
die <strong>op</strong> het eerste gezicht merkwaardig overkomen. Om die ge-<br />
zichtspunten te begrijpen, als het ware leven in te blazen, is het<br />
nodig steeds het verband te zien tussen aan de ene kant de he-<br />
schrijvingen van lichaam, ziel en geest en aan de andere kant<br />
die van de bcdrijfsindividualiteit. Een voorbeeld kan misschien<br />
duidelijk maken wat hier is bedoeld.<br />
In deze voordracht spreekt <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> over ‘warmte die<br />
boven de grond dood is en onder de grond levend’. Wat moeten<br />
wij met zo’n uitspraak beginnen? Door enerzijds te begrijpen<br />
wat bedoeld is met lichaam, ziel en geest en anderzijds wat het<br />
begrip bedrijfsindividualiteit inhoudt, krijgt zo’n uitspraak be-<br />
tekenis. Er zijn hij de mens twee soorten warmte te onderken-<br />
nen: de hartewarmte en de lichamelijke warmte. Hartewarmte,<br />
of anders gezegd geestdrift, biedt de mogelijkheid in contact te<br />
treden met de wereld en onszelf daardoor te ervaren als een in-<br />
dividualiteit. Dat in contact treden vanuit hartewarmte doen wij<br />
met alles wat wij zijn: met onze ervaringen, onze gevoelens, onze<br />
idealen. Aan die ervaringen ligt het feit ten grondslag dat we een<br />
lichaum hebben; zonder lichaam zouden we geen ervaringen<br />
kunnen <strong>op</strong>doen. Het is onze ziel waardoor wij gevoelens ken-<br />
nen en onze zeesl die onze verbinding met de wereld van de<br />
geest concreet inhoud geeft via onze idealen. De andere vorm
van warmte die wij kennen, de lichamelijke, hangt samen met<br />
onze stofwisseling; deze warmte overkomt ons, komt als het<br />
ware van buiten bij ons binnen en wordt niet veroorzaakt door<br />
ons bewustzijn. De verschillen tussen deze twee kunnen be-<br />
schreven worden met de kwalitatieve begrippen ‘levend’ en<br />
‘dood’.<br />
Het eigene van een <strong>landbouw</strong>bedrijf is de grond. In die grond<br />
schuilen de specifieke mogelijkheden en kwaliteiten van het be-<br />
drijf. Veel uiterlijker, dat wil zeggen minder gebonden aan de<br />
specifieke eigenschappen van het bedrijf, zijn de andere facto-<br />
ren, zoals het wel of niet schijnen van de zon, het al dan niet<br />
regenen, enzovoort. Toch is dit, net als hij de lichamelijke<br />
warmte, de hasis voor het al dan niet gedijen van de gewassen.<br />
Zoals de lichamelijke warmte meer een ‘doodse’ kwaliteit heeft<br />
en de hartewarmte meer een ‘levende’, zo behoren in de hedrijfs-<br />
individualiteit de meer individuele factoren (die van de bodem)<br />
tot de ‘levende’ en de meer uiterlijke factoren (die van de zon)<br />
tot de ‘doodse’ kwaliteiten.<br />
Een en ander moet niet in de eerste plaats worden gezien als<br />
een verklaring van een moeilijke passage, maar als een voorbeeld<br />
van de manier waar<strong>op</strong> we een toegang kunnen krijgen tot de<br />
inhoud van de cursus. Uitgaande van de centrale thema’s en<br />
begrippen kan de lezer een eigen ‘onderzoek’ beginnen naar de<br />
richting die wordt aangeduid. Daardoor worden eigen ervarin-<br />
gen met de begrippen verbonden.<br />
Samenvattend: In de eerste voordracht wordt de aandacht als<br />
het ware van buiten naar binnen geleid; de buitenwereld (de<br />
sterrenwereld en de aarde) wordt zo waargenomen en heschre-<br />
ven dat de lezer tot een bewuste onderzoekshouding wordt uit-<br />
genodigd. In de tweede voordracht voltrekt zich een omge-<br />
keerde heweging: de lezer wordt gewezen <strong>op</strong> zijn eigen mens-<br />
zijn om van daaruit samenhangen te kunnen begrijpen in het<br />
<strong>landbouw</strong>bedrijf.<br />
In de derde voordracht maakt <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> een dubbele be-<br />
weging. De vier ‘wezensdelen’ van de mens, het fysieke lichaam,<br />
het etherische lichaam, het astrale lichaam en het ik, worden<br />
253
namelijk in verband gebracht met de vier elementen koolstof,<br />
zuurstof, stikstof en waterstof, Door te begrijpen hoe de vier<br />
wezensdelen in elkaar grijpen, kan ook worden begrepen hoe<br />
die vier elementen elkaar beinvloeden.<br />
Vlak voor de derde voordracht hield <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> een toe-<br />
spraak bij de <strong>op</strong>richting van de ‘Versuchsring anthr<strong>op</strong>os<strong>op</strong>hi-<br />
scher Landwirte’. Deze ‘Versuchsring’ werd gevormd door een<br />
groep boeren die <strong>op</strong> hun bedrijven met de gezichtspunten van<br />
de <strong>landbouw</strong>cursus aan de gang wilden gaan. Het <strong>op</strong>richten<br />
van dergelijke ‘onderzoekskringen’ door hoeren was in die tijd<br />
heel gebruikelijk en werd in het kader van de introductie van<br />
de kunstmest door de industrie en de overheid gestimuleerd.<br />
Wel was het ongebruikelijk om het eigen initiatief van de boe-<br />
ren zo sterk <strong>op</strong> de voorgrond te plaatsen als <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong><br />
deed. Waarschijnlijk heeft <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> de <strong>op</strong>richting van de<br />
‘Versuchsring’ <strong>op</strong>gevat als een wilsuiting van een groep men-<br />
sen; hij had vanaf dat moment niet alleen te maken met een<br />
algcmcnc interesse in zijn <strong>landbouw</strong>kundige inzichten, maar<br />
ook met een concrete groep hoeren die feitelijk aan de slag wil-<br />
de. Op basis van de eerste drie voordrachten, die het verschil<br />
duidelijk maken tussen de natuurwetenschappelijke en de gees-<br />
teswetenschappelijke benadering, kon hij nu een volgende stap<br />
doen.<br />
In de vierde, vzrfil. en zesde auordruchl worden verscheidene<br />
praktische maatregelen beschreven: de bereiding en toepassing<br />
van wat nu bekend staat als de <strong>biologisch</strong>-<strong>dynamische</strong> prepara-<br />
ten. De belangrijkste maatregelen zijn bedoeld om de ontwikke-<br />
ling van de cultuurgewassen, rechtstreeks of via de compost, te<br />
ondersteunen; andere dienen ter regulering van onkruiden en<br />
ongedierte. Deze maatregelen zijn <strong>op</strong> te vatten als excmpla-<br />
risch: door ze te bestuderen en vooral ook onderzoekend te be-<br />
naderen, wordt het eigen oordeelsvermogen ontwikkeld. Vanuit<br />
het inzicht en de ervaring die zo ontstaan, kunnen nieuwe maat-<br />
regelen worden ontwikkeld. De door <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> beschreven<br />
maatregelen hebben een dubbel karakter: aan de ene kant zijn zij<br />
bedoeld als maatregelen die een concrete werking in de Iand-<br />
254
houw hehben, en aan de andere kant vormen zij meditatiestof.<br />
In de zevende en achtste voordrucht komen landschapsecologi-<br />
sche aspecten aan de orde. In de zevende voordracht worden de<br />
verhoudingen en relaties tussen de diverse landschappelijke ele-<br />
menten van een <strong>landbouw</strong>bedrijf (bomen, struiken, weilanden)<br />
en het dierenleven beschreven. Die relaties wnrden vervolgens<br />
in de achtste voordracht uitgewerkt met betrekking tot de dier-<br />
lijke en de menselijke voeding. Iiet ecologische aspect wordt<br />
daarbij uitgebreid tot de gehele kosmos.<br />
Koberwitz<br />
De landhouwcursus werd tijdens de Pinksterdagen van 1924<br />
gehouden,” niet in een congreszaal in een stad, niet in het Goe-<br />
theanum (het centrum van de antr<strong>op</strong>osofische beweging in het<br />
Zwitserse plaatsje Dornach), maar <strong>op</strong> een groot boerenbedrijf.<br />
Dit bedrijf, dat werd geleid door graaf Carl von Kcyserlingk,”<br />
was gevestigd np het landgoed Koherwitz, aan de oostelijke<br />
rand van het toenmalige Duitsland, hij Breslau, Silezië. Thans<br />
hoort dit gebied bij Polen. In de jaren twintig gaf <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong><br />
meer cursussen voor beroepsgroepen, zoals voor pedagogen,<br />
medici en acteurs. De antr<strong>op</strong>osofe was in een fase gekomen<br />
waarin werd gewerkt aan praktische toepassingen <strong>op</strong> verscheide-<br />
ne arbeidsterreinen. In alle gevallen ging het om vragen die door<br />
mensen uit de heroepsgehieden aan <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> waren ge-<br />
steld.<br />
Ook boeren stelden een dergelijke vraag aan <strong>Rudolf</strong> Cteiner.<br />
Echter al voordat de landhouwcursus tot stand kwam, had Ru-<br />
dolf <strong>Steiner</strong> aan deze of gene <strong>landbouw</strong>kundige adviezen gege-<br />
ven en had hij <strong>op</strong> kleine schaal experimenten laten doen. Een<br />
van degenen die hij van advies had gediend was Ernst Stege-<br />
mam, pachter van een landgoed in Marienstein. In 1922 was<br />
Stegemann gest<strong>op</strong>t met het gebruiken van kunstmest. Vanaf<br />
1922 deed Ehrenfried Pfeiffer” <strong>op</strong> aanwijzing van <strong>Rudolf</strong> Ctei-<br />
ner experimenten in een laboratorium in het Zwitserse Dor-<br />
255
nach. Het ging daarbij om onderzoek naar de werking van de in<br />
de landhouwcursus besproken preparaten.<br />
De deelnemers aan de cursus' waren niet alleen feitelijk in de<br />
<strong>landbouw</strong> werkzaam, maar zij waren ook vertrouwd met de alge-<br />
mene antr<strong>op</strong>osofische inzichten over de mens en de kosmos en<br />
over de innerlijke scholing. Het lidmaatschap van de Antr<strong>op</strong>o-<br />
sofische Vereniging was een voorwaarde tot deelname aan de<br />
cursus.<br />
Tegelijk met de cursus vond er een congres plaats voor leden<br />
van de Antr<strong>op</strong>osofische Vereniging, dat in het nabij gelegen<br />
Breslau werd gehouden. Tussen 11.00 en 15.00 uur werd <strong>op</strong><br />
Koherwitz de <strong>landbouw</strong>cursus gegeven in de vorm van voor-<br />
drachten en gesprekken. 's Avonds hield <strong>Rudolf</strong><strong>Steiner</strong> in Bres-<br />
lau een reeks voordrachten over het karma of bet levenslot."<br />
Tevens werd er door Maric <strong>Steiner</strong> een cursus spraakvorming<br />
gegeven en vonden er kunstzinnige <strong>op</strong>voeringen plaats. Overi-<br />
gens mochten de euritmisten die waren meegereisd om de <strong>op</strong>-<br />
voeringen te verzorgen, wel bij de landhouwcursus aanwezig<br />
zijn.<br />
In de ontwikkeling van de <strong>biologisch</strong>-<strong>dynamische</strong> <strong>landbouw</strong><br />
is de vraag wanncer en hoe de <strong>landbouw</strong>kundige mededelingen<br />
van <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> <strong>op</strong>enbaar konden worden gemaakt, lange<br />
tijd een punt van discussie geweest. Tijdens de cursus al, <strong>op</strong> de<br />
eerste aparte bijeenkomst van de deelnemende boeren, ontstond<br />
er een conflict tussen Keyserlingk en Stegemann:" de eerste wil-<br />
de van de laatste weten welke aanwijzingen deze in het verleden<br />
van <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong> bad gekregen. Stegemann wilde die niet<br />
meedelen, omdat hij ze had <strong>op</strong>gevat als aanwijzingen bij zijn<br />
persoonlijke ontwikkelingsweg. Na overleg met Stcincr willig-<br />
de hij Keyserlingks verzoek toch in.<br />
Over het <strong>op</strong>enbaar maken van de cursus blijken de meningen<br />
van deze twee vervolgens omgekeerd. Keyserlingk vond dat er<br />
eerst geëxperimenteerd moest worden om de effectiviteit van<br />
<strong>Steiner</strong>s aanwijzingen te kunnen aantonen; Stegemann daaren-<br />
tegen wilde de inhoud direct <strong>op</strong>enbaar maken. Bij de <strong>op</strong>richting<br />
van de 'Versuchsring' werd besloten de inhoud van de mrsns<br />
256
nog voor enkele jaren in beperkte kring te houden. <strong>Steiner</strong><br />
steunde dit beleid.’<br />
Twee jaar later kwam de kwestie van de <strong>op</strong>enbaarmaking <strong>op</strong><br />
nog geheel andere wijze naar voren. Keyserlingk wilde voor de<br />
in de cursus beschreven preparaten patent aanvragen. De gelden<br />
die uit het patent zouden voortvloeien, zouden ter beschikking<br />
worden gesteld aan het Goetheanum. Uiteindelijk werd Keyser-<br />
lingk, die tot dan toe voorzitter van de ‘Versuchsring’ was, niet<br />
door voldoende leden gesteund en moest hij in augustus 1926,<br />
bijna anderhalf jaar na de dood van <strong>Rudolf</strong> <strong>Steiner</strong>, het voorzit-<br />
terschap afstaan aan Stegemann.<br />
Gedurende de jarcn die volgden, groeide er niettemin rond de<br />
bereiding en de Verstrekking van de preparaten een situatie die<br />
hetzelfde effect had als een patent. In Nederland bijvoorbeeld<br />
werden de preparaten <strong>op</strong> een of twee boerderijen gemaakt; deze<br />
centraal aangemaakte preparaten werden vervolgens aan hoeren<br />
en tuinders verkocht door de Nederlandse Vereniging ter Bc-<br />
vordering van de <strong>biologisch</strong>-d!inamische <strong>landbouw</strong>. Pas aan<br />
het eind van de jaren zeventig gingen de boeren ertoe over de<br />
preparaten zelf of in groepsverband te maken.<br />
Vanaf I 963 is de <strong>landbouw</strong>cursus publiekelijk verkrijgbaar.<br />
Dat de cursus pas zoveel later dan bedoeld algemeen toeganke-<br />
lijk werd, heeft ongeîwijfeld een remmende invloed gehad <strong>op</strong> de<br />
ontwikkeling van de biolngisch-<strong>dynamische</strong> <strong>landbouw</strong>.<br />
Onderzoek<br />
Er is veel onderzoek gedaan naar de werking van de preparaten<br />
die in deze cursus worden beschreven. In dat onderzoek stond<br />
veelal het hewijzende aspect voor<strong>op</strong>. Er werd dan ook vaak al-<br />
leen naar materiële effecten gekeken, zoals <strong>op</strong>brengstverhoging.<br />
Hooguit een enkele keer ging het om kwalitatieve kenmerken,<br />
zoals de bewaarhaarheid van de produkten. Zestig a zeventig<br />
jaar onderzoek blijken daarbij nauwelijks eenduidige resultaten<br />
<strong>op</strong> te leveren.<br />
257
Zelf heb ik <strong>op</strong> het Louis Bolk Instituut te Driebergen onder-<br />
zoek gedaan” naar de werking van het horenmest- en horenkie-<br />
zelpreparaat (de preparaten uit de vierde voordracht). Mijn<br />
hypothese was dat die een harmoniserende zou zijn. Bij een te<br />
sterk woekerende grasgroei bleek de toepassing van het prepa-<br />
raat inderdaad de groei te remmen; hij een te karige grasgroei<br />
werd die groei juist gestimuleerd. Vergelijkbare effecten wer-<br />
den later gevonden bij onderzoek door het Louis Bolk Instituut<br />
naar dc teelt van kas- en vollegrondsla. De uitkomst van dit<br />
soort onderzoek is dat een algemene werking van de preparaten<br />
niet valt vast tc stellen. Elke keer moet de boer de concrete situ-<br />
atie beoordelen en vervolgens zo bewust mogelijk die maatregel<br />
kiezen waarvan hij resultaat verwacht.<br />
Iets dergelijks geldt ook voor de toepassing van de compost-<br />
preparaten (de preparaten uit de vijfde voordracht). <strong>Rudolf</strong><br />
Cteiner beschrijft van elk preparaat afzonderlijk een specifieke<br />
werking. Al sinds de jaren twintig is het echter de gewoonte<br />
(mogelijk doordat E. Pfeiffer” voor een bepaalde situatie had<br />
aangetoond dat toepassing van alle preparaten tegelijk de hoog-<br />
ste <strong>op</strong>brengst gaf) om alle compostpreparaten overal en alle<br />
tegelijk toe te passen. Het onderzoek naar deze algemene toepas-<br />
sing levert tegenstrijdige resultaten <strong>op</strong>. Mogelijke gedifferen-<br />
tieerde werkingen blijven zo buiten het beeld.<br />
Pas de laatste jaren wordt een gedifferentieerde toepassing<br />
van de preparaten <strong>op</strong>nieuw overwogen. Dat biedt de mogelijk-<br />
heid om veel gerichter onderzoek te doen. Dat onderzoek krijgt<br />
dan overigens wel een ander karakter. Er wordt niet gekeken<br />
naar een te isoleren verschijnsel, zoals de materiële werking van<br />
een preparaat, maar vooral naar de samenhang waarin dat prepa-<br />
raat wordt gebruikt. Dat betekent bijvoorbeeld dat ook de stu-<br />
rende rol van de boer in diens ‘bedrijfsindividualiteit’ in het<br />
onderzoek betrokken wordt. Dit soort geesteswetenschappelijk<br />
onderzoek staat nog in de kinderschoenen. Binnen instellingen<br />
als de natuurwetenschappelijke sectie van de Vrije Hogeschool<br />
voor Geesteswetenschap, Dornach, en het J.ouis Bolk Instituut,<br />
Driebergen, wordt hieraan gewerkt.<br />
258
De ontwikkeling van de <strong>biologisch</strong>-<strong>dynamische</strong> beweging<br />
Met de cursus in Koberwitz en het <strong>op</strong>richten van de ‘Versuchs-<br />
ring’ werd de eerste aanzet gegeven tot een vernieuwing van de<br />
<strong>landbouw</strong>. Door zijn vroegtijdigedood in 1925 kon<strong>Rudolf</strong>Stei-<br />
ner aan de verdere ontwikkeling niet meer bijdragen. Hijzelf<br />
spreekt in de cursus niet van een <strong>biologisch</strong>-<strong>dynamische</strong> land-<br />
houw, maar van een <strong>landbouw</strong> die is gebaseerd <strong>op</strong> geestesweten-<br />
schappelijke inzichten. Toen in de lo<strong>op</strong> van 1925, na de dood<br />
van <strong>Steiner</strong>, de behoefte aan een naam ontstond, werd eerst ge-<br />
kozen voor ‘<strong>biologisch</strong>e <strong>landbouw</strong>’. Daarmee wilde men aange-<br />
ven dat het om een <strong>landbouw</strong> ging die <strong>op</strong> ren ‘<strong>biologisch</strong>e’<br />
manier omsprong met de bemesting (in tegenstelling tot de<br />
kunstmest, die de chemie als uitgangspunt had). Later werd er<br />
het begrip ‘dynamisch’ aan toegevoegd, om aan te geven dat in<br />
deze wijze van <strong>landbouw</strong> ook een relatie wordt gezocht tot kos-<br />
mische krachten.<br />
In het begin werd de <strong>biologisch</strong>-<strong>dynamische</strong> beweging gedra-<br />
gen door de ‘Versuchsring’ die tijdens de cursus was <strong>op</strong>gericht.<br />
Door deze groep werden voorlichters aangesteld om lezingen te<br />
houden en te helpen bij het omschakelen van de gangbare me-<br />
thode naar de <strong>biologisch</strong>-<strong>dynamische</strong>. Langzaam breidde de be-<br />
weging zich uit in Duitsland en de omringende landen. Lan-<br />
delijke ‘onderïaekskringen’ en verenigingen werden <strong>op</strong>gericht.<br />
Tijdens de tweede wereldoorlog werd de beweging in Duitsland<br />
verboden. Na de oorlog werd de <strong>biologisch</strong>-<strong>dynamische</strong> bewe-<br />
ging in West-Duitsland <strong>op</strong>nieuw <strong>op</strong>gericht. In de toenmalige<br />
DDR en Polen bleef zij verboden. Veel en vooral ook grote biolo-<br />
gisch-<strong>dynamische</strong> bedrijren verdwenen daardoor in die gebie-<br />
den.<br />
Een echte groei van de beweging vond plaats in de jaren ze-<br />
ventig. Zowel bij boeren als bij consumenten drong het besef<br />
door dat er vanwege het milieu naar andere vormen van land-<br />
bouw moest worden gezocht. Nederland telt momenteel (1999)<br />
circa 250 <strong>biologisch</strong>-dynamisch werkende bedrijven, dit is een<br />
kwart procent van de totale bedrijfstak. Over de gehele wereld<br />
259
zijn er ruim 2800 <strong>biologisch</strong>-<strong>dynamische</strong> bedrijven, waaronder<br />
ook in Afrika, Zuid-Amerika en Australië.<br />
In de eerste helft van de twintigste eeuw ontstonden in hct<br />
buitenland ook andere vormen van alternatieve landhouw, zoals<br />
de Howard-Balfourbcweging in het Angelsaksische gebied en de<br />
Lemaire-Bouchcrbeweging in Frankrijk. In Nederland was de<br />
<strong>biologisch</strong>-<strong>dynamische</strong> beweging lange tijd de enige richting<br />
van betekenis, Met het <strong>op</strong>komende milieubewustzijn ontstond<br />
in de jaren zeventig <strong>op</strong> initiatief van vooral de consument de<br />
ecologische beweging. Door het verschil in achtergrond was er<br />
aanvankelijk weinig contact tussen deze beweging en de biolo-<br />
gisch-<strong>dynamische</strong>. De ecologische beweging zocht cn zoekt<br />
naar een alternatieve <strong>landbouw</strong> binnen de grenzen van bet na-<br />
tuurwetenschappelijk denken.<br />
Ondanks dat verschil bestaat er <strong>op</strong> dit moment een verre-<br />
gaande samenwerking tussen de twee bewegingen. De kwali-<br />
teitsnormen voor een ecologische of <strong>biologisch</strong>-<strong>dynamische</strong><br />
bedrijfsvoering zijn nagenoeg gelijk. Daarmee is de vraag naar<br />
de specificke kenmerken van de <strong>biologisch</strong>-<strong>dynamische</strong> land-<br />
bouw buitengewoon actueel geworden. Is een bedrijf biolo-<br />
gisch-dynamisch als er gewerkt wordt met preparaten en met<br />
de sterren? De inhoud van de <strong>landbouw</strong>cursus laat zien dat de<br />
<strong>biologisch</strong>-<strong>dynamische</strong> <strong>landbouw</strong> meer is: een uitdaging om de<br />
mens in de landhouw tot maat tc verheffen.<br />
Albert de Vries