Transmissietechniek in motorvoertuigen (3) - Timloto
Transmissietechniek in motorvoertuigen (3) - Timloto
Transmissietechniek in motorvoertuigen (3) - Timloto
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Transmissietechniek</strong> <strong>in</strong> <strong>motorvoertuigen</strong> (3)<br />
E. Gernaat (ISBN 978-90-79302-02-4)<br />
1 Automaat met koppelomvormer en planetairstelsel<br />
De automatische versnell<strong>in</strong>gsbak is een mechanische versnell<strong>in</strong>gsbak die <strong>in</strong><br />
samenwerk<strong>in</strong>g met een koppelomvormer b<strong>in</strong>nen vaste overbrengverhoud<strong>in</strong>gen<br />
een vrijwel traploze overbreng<strong>in</strong>g mogelijk maakt 1 . De versnell<strong>in</strong>gsbak kiest<br />
automatisch de juiste overbrengverhoud<strong>in</strong>g aan de hand van de belangrijkste<br />
parameters als de stand van het gaspedaal, de rijsnelheid en het toerental van<br />
de motor. Er worden wel de volgende drie rijprogramma’s onderscheiden:<br />
• Economisch rijden<br />
De motor draait <strong>in</strong> het midden-toerengebied en de automaat schakelt<br />
bij ongeveer 20 km/uur van de 1e trap naar de 2e trap en vervolgens<br />
naar de 3e trap. Een m<strong>in</strong>imaal verbruik staat centraal.<br />
• Snel wegtrekken<br />
De snelheid waarmee het gaspedaal wordt <strong>in</strong>getrapt wordt geregisteerd.<br />
De automaat schakelt later zodat bijv. pas bij 40 km/uur de<br />
2e trap wordt geselecteerd. Ook de 3e trap en latere trappen komen<br />
dienovereenkomstig later. Op deze wijze wordt een grotere acceleratie<br />
verkregen.<br />
• Plankgas wegtrekken (kick-down)<br />
Men geeft volgas, dat wil zeggen, het gaspedaal wordt door de onderste<br />
stand heengeduwd. Daardoor komt het maximale vermogen van de<br />
motor beschikbaar. Men krijgt dan de maximale acceleratie van de auto<br />
omdat de automaat voor de meest optimale overbrengverhoud<strong>in</strong>g <strong>in</strong><br />
relatie tot de trekkracht zorgt.<br />
De selectiehefboom voor de automaat kent veelal een aantal verschillende<br />
standen, tenm<strong>in</strong>ste 3 meestal meer voor het vooruit rijden, 1 achteruit, 1 vrijstand<br />
en een parkeerstand (fig. 1). Het starten van de motor is slechts <strong>in</strong> de<br />
vrijloopstand N (Neutraal) en parkeerstand (P) mogelijk. Het <strong>in</strong>schakelen naar<br />
D kan soms alleen maar gebeuren wanneer het rempedaal is <strong>in</strong>getrapt. Het<br />
afremmen op de motor tot stilstand is <strong>in</strong> alle rij-keuzestanden mogelijk zonder<br />
dat de motor afslaat. Alle vooruit-versnell<strong>in</strong>gen zijn gedurende het rijden<br />
<strong>in</strong>schakelbaar.<br />
1. Op dit werk is de Creative Commons Licentie van toepass<strong>in</strong>g<br />
1
Figuur 1: Voorbeeld van een selectiehefboom van een automatische versnell<strong>in</strong>gsbak.<br />
• Stand P (Park<strong>in</strong>g)<br />
De parkeerstand wordt geselecteerd nadat de auto tot stilstand is<br />
gekomen. Door een vergrendelmechanisme <strong>in</strong> de versnell<strong>in</strong>gsbak staat<br />
de auto <strong>in</strong> een geblokkeerde toestand.<br />
• Stand R (Reverse)<br />
De achteruitversnell<strong>in</strong>g kan slechts bij stilstaand voertuig worden<br />
gekozen. Bij een aantal systemen verh<strong>in</strong>dert een mechanische sper<strong>in</strong>richt<strong>in</strong>g<br />
dat selectie plaatsv<strong>in</strong>dt gedurende het rijden.<br />
• Stand N (Neutral)<br />
Deze stand is de vrijloopstand. De motor en de wielen hebben geen<br />
verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g meer. N is een stand om de auto te starten.<br />
• Stand D (Drive)<br />
De meest gebruikte rijkeuzestand. Het wegrijden geschiedt automatisch<br />
<strong>in</strong> de 1e versnell<strong>in</strong>g. Afhankelijk van de acceleratie schakelt de versnell<strong>in</strong>gsbak<br />
automatisch.<br />
• Standen 1, 2, 3 etc<br />
In de gekozen stand schakelt de automaat niet verder op dan de keuzestand.<br />
Bijv. bij een viertrapsautomaat en een keuzestand ’3’ schakelt de<br />
automaat geheel automatisch tot de derde trap. De vierde trap wordt<br />
niet gebruikt. Deze stand zou bijv. <strong>in</strong> de bergen tijdens afdal<strong>in</strong>gen kunnen<br />
worden gebruikt. Stand ’1’ kan worden gebruikt bij het rijden van<br />
bergpassen en het nemen van steile hell<strong>in</strong>gen of bij het <strong>in</strong>/uitrijden van<br />
garages etc. De automaat selecteert uitsluitend de eerste versnell<strong>in</strong>g,<br />
waardoor de auto slechts langzaam rijdt of er nu veel of we<strong>in</strong>ig gas<br />
wordt gegeven.<br />
2
2 Algemene beschrijv<strong>in</strong>g van een automatische versnell<strong>in</strong>gsbak<br />
Als voorbeeld de doorsnede van de ZF-automaat 4 HP 22 met elektronischhydraulische<br />
bestur<strong>in</strong>g. Fig. 2 geeft de opstell<strong>in</strong>g van de verschillende onderdelen.<br />
De gehele automatische versnell<strong>in</strong>gsbak bestaat uit een aantal hoofdcomponenten,<br />
te weten:<br />
• De hydrodynamische koppelomvormer (1,2, 3,17 );<br />
• Drie planetaire stelsels voor vier versnell<strong>in</strong>gen (9 en 10);<br />
• Verschillende koppel<strong>in</strong>gen (4 t/m 8) ;<br />
• Een hydraulische bestur<strong>in</strong>gsgedeelte dat momenteel uitsluitend elektronisch<br />
wordt aangestuurd.<br />
De hoofdonderdelen van de koppelomvormer zijn:<br />
• pompwiel (P);<br />
• turb<strong>in</strong>ewiel (T);<br />
• statorwiel (R) met vrijloop 17;<br />
• lock-up koppel<strong>in</strong>g (2).<br />
Figuur 2: Doorsnede van een automatische versnell<strong>in</strong>gsbak de ZF 4HP22<br />
De gehele unit is gesloten en met olie gevuld. De olie, of beter gezegd, de<br />
oliestroom van de koppelomvormer, zorgt voor de overbreng<strong>in</strong>g van het motorkoppel<br />
naar de viertrapsversnell<strong>in</strong>gsbak. De koppelomvormer vervangt niet<br />
alleen de droge plaatkoppel<strong>in</strong>g maar zorgt ook nog voor een vergrot<strong>in</strong>g van<br />
het koppel. Achter de <strong>in</strong> alle versnell<strong>in</strong>gen werkzame koppelomvormer zijn een<br />
drietal planetaire tandwielstelsel (9 en 10) gemonteerd met vier versnell<strong>in</strong>gen<br />
3
vooruit en één achteruit. Als schakelelementen dienen de hydraulische lamellenkoppel<strong>in</strong>gen<br />
(4 t/m 8). Door de <strong>in</strong>gebouwde vrijloopsystemen (15 en 16)<br />
geschiedt het overschakelen zonder dat het motorkoppel wordt onderbroken. In<br />
het voordeksel van de bak bev<strong>in</strong>dt zich de oliepomp die de koppelomvormer, de<br />
hydraulische bestur<strong>in</strong>gseenheid en de tandwielstelsels van olie voorziet. De bestur<strong>in</strong>gseenheid<br />
met o.m. de selectieplunjer, de stuurplunjers en de drukregelkleppen<br />
is <strong>in</strong> het onderste gedeelte van het versnell<strong>in</strong>gshuis ondergebracht (niet<br />
zichtbaar). De schakelmomenten zijn <strong>in</strong> hoofdzaak afhankelijk van de stand van<br />
het gaspedaal, de stand van de keuzeselektor en de rijsnelheid van de auto. Een<br />
impulsgever, die gemonteerd is op de uitgaande as van de versnell<strong>in</strong>gsbak, geeft<br />
impulsen af die afhankelijk zijn van de snelheid van de auto. Het gehele systeem<br />
werkt elektrisch-hydraulisch en wordt bestuurd door een microcontroller.<br />
3 De vloeistof-koppelomvormer<br />
Hoewel men kan stellen dat de koppelomvormer de taak van de droge<br />
plaatkopel<strong>in</strong>g overneemt zijn er wat betreft de constructie en pr<strong>in</strong>cipiële werk<strong>in</strong>g<br />
grote verschillen. De klassieke plaatkoppel<strong>in</strong>g doet het wat betreft zijn<br />
overbreng<strong>in</strong>gsrendement niet echt goed. Uit de formule P = M x ω kan worden<br />
geconcludeerd dat bij gelijkblijvend vermogen en verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g van het<br />
toerental het koppel dienovereenkomstig groter wordt. Dit geldt voor een versnell<strong>in</strong>gsbak<br />
maar zou natuurlijk ook voor een goed geconstrueerde koppel<strong>in</strong>g<br />
moeten gelden. In fig. 3 is het rendement weergegeven van een aantal verschillende<br />
koppel<strong>in</strong>gen. De droge plaatkoppel<strong>in</strong>g heeft als eigenschap dat het koppel<br />
aan de ene kant (de motorzijde) van de koppel<strong>in</strong>gsplaat nooit groter kan worden<br />
dan aan de andere kant (de versnell<strong>in</strong>gsbak zijde). De veerspann<strong>in</strong>g van<br />
de drukgroep bepaalt het maximum over te brengen koppel. In formulevorm:<br />
M<strong>in</strong> x ω<strong>in</strong>gaand = Muit x ωuitgaand<br />
M<strong>in</strong> = Muit<br />
Dit betekent dat bij een gelijkblijvend koppel met een toerenverschil een vermogensverlies<br />
optreedt en er derhalve sprake is van een verm<strong>in</strong>der<strong>in</strong>g van het<br />
rendement. Algemeen geldt er:<br />
Rendement (η) = Puit / P<strong>in</strong> en wanneer<br />
M<strong>in</strong> = Muit geldt<br />
Rendement (η) = ωuit / ω<strong>in</strong> = nuit / n<strong>in</strong><br />
Tijdens het wegtrekken is het toerenverschil het grootst en het rendement het<br />
laagst. Wanneer er geen toerentalverschil meer aanwezig is, is het rendement<br />
100 %. De lijn a <strong>in</strong> fig. 3 laat de rendementslijn van de plaatkoppel<strong>in</strong>g zien. Een<br />
ideale koppel<strong>in</strong>g zou een rendement moeten hebben van 100 %, dat betekent<br />
dat het toerenverschil gecompenseerd wordt door het koppelverschil. Immers<br />
volgens:<br />
P = M<strong>in</strong> x ω<strong>in</strong>gaand = Muit x ωuitgaand<br />
4
100 %<br />
rendement<br />
50%<br />
0,0<br />
d<br />
b<br />
0,5 1,0<br />
n versn. bak / n motor<br />
Figuur 3: Rendementslijnen van verschillende soorten koppel<strong>in</strong>gen<br />
a<br />
c<br />
a = rendement plaatkoppel<strong>in</strong>g<br />
b = ideale koppel<strong>in</strong>g<br />
c = vloeistofkoppel<strong>in</strong>g<br />
d = koppelomvormer<br />
zal wanneer het uitgaande toerental lager is dan het <strong>in</strong>gaande toerental het<br />
koppel van het uitgaande toerental hoger moeten zijn dan het <strong>in</strong>gaande koppel<br />
wil men P (het vermogen) gelijkhouden. Lijn b geeft dan ook het rendement<br />
weer van een ideale koppel<strong>in</strong>g. Volledigheidshalve wordt <strong>in</strong> de grafiek van fig. 3<br />
ook nog de vrijwel niet meer toegepaste vloeistofkoppel<strong>in</strong>g weergegeven. Deze<br />
vloeistofkoppel<strong>in</strong>g benaderde wat rendement betreft de plaatkoppel<strong>in</strong>g. Het<br />
rendement stortte echter volledig <strong>in</strong> bij het benaderen van de volledige koppel<strong>in</strong>g.<br />
In dat theoretische geval zou de oliestroom worden onderbroken waardoor<br />
de aandrijv<strong>in</strong>g weg zou vallen en het rendement op nul zou uitkomen. Uit<br />
het beschrevene zou het mogelijk moeten zijn om constructief een koppel<strong>in</strong>g<br />
te maken die koppelvergrotenden eigenschappen bezit en dus een groter rendement<br />
laat zien, bijv. een rendement verlopend volgens lijn d. Wel, dit doet<br />
de vloeistof-koppelomvormer door eerst het motorvermogen om te zetten <strong>in</strong><br />
k<strong>in</strong>etische- of beweg<strong>in</strong>gsenergie (Ek) van een oliestroom en vervolgens deze<br />
oliestroom tegen schoepen te laten botsen. Anders gezegd het arbeidvermogen<br />
van beweg<strong>in</strong>g (Ek) wordt omgezet <strong>in</strong> arbeidsvermogen van plaats of potentiële<br />
energie (Ep). In formulevorm:<br />
Ek = 0,5 mv 2 (Nm) en<br />
Ep = mgh of (Nm)<br />
Ek = Ep = C<br />
5
De laatste formule is de zgn. wet van behoud van arbeidsvermogen. Theoretisch<br />
zou dat betekenen dat een rendement van 100 % zou kunnen worden verkregen.<br />
Dat het rendement van de koppelomvormer aanzienlijk lager is dan 100 %<br />
wordt veroorzaakt door de strom<strong>in</strong>gs- en bots<strong>in</strong>gsverliezen van de oliestroom.<br />
3.1 Constructie en werk<strong>in</strong>g van de koppelomvormer<br />
Fig. 4 toont ons de constructie van een koppelomvormer. Het koppel<strong>in</strong>gshuis<br />
omvat het turb<strong>in</strong>e-, pomp- en statorwiel (6, 7, 8) alsmede de lock-up koppel<strong>in</strong>g<br />
(5) en vormt een oliedicht geheel. In dit geheel circuleert voortdurend de<br />
hydraulische olie welke wordt verkregen vanuit het hydraulische systeem van<br />
de automaat (a is het het toevoer- en b het afvoerkanaal). Wanneer de koppelomvormer<br />
werkzaam is ontstaat door de wrijv<strong>in</strong>g een verhog<strong>in</strong>g van de olietemperatuur.<br />
Deze warmte kan via een oliekoeler worden afgevoerd.<br />
3.2 De werk<strong>in</strong>g<br />
In de koppelomvormer wordt de strom<strong>in</strong>g van de olie gebruikt om de energie<br />
over te brengen van de motor naar de versnell<strong>in</strong>gsbak en wel door gebruik<br />
te maken van de massakrachten. De schoepen van de wielen vormen een<br />
gesloten circuit waar<strong>in</strong> de olie vanuit het pompwiel naar het turb<strong>in</strong>ewiel en<br />
stator circuleert en vervolgens weer terugkeert naar het pompwiel. Hierbij<br />
brengen de schoepen van het pompwiel de mechanische motorenergie over op<br />
de olie die zich ten gevolge van de centrifugaalkracht naar buiten beweegt en<br />
door het turb<strong>in</strong>ewiel wordt gedrukt. In het turb<strong>in</strong>ewiel botst de stromende olie<br />
tegen de turb<strong>in</strong>eschoepen, waardoor de beweg<strong>in</strong>gsricht<strong>in</strong>g wordt veranderd en<br />
de strom<strong>in</strong>gsenergie wordt omgezet <strong>in</strong> mechanische energie. Het turb<strong>in</strong>ewiel<br />
beg<strong>in</strong>t hierdoor te draaien en de auto beg<strong>in</strong>t te rijden. De schoepen van de<br />
stator buigen tenslotte de uit het turb<strong>in</strong>ewiel tredende olie af en wel zo dat<br />
de beweg<strong>in</strong>g overeenkomt met de draairicht<strong>in</strong>g van het pompwiel. De voor<br />
deze verander<strong>in</strong>g van beweg<strong>in</strong>gsricht<strong>in</strong>g noodzakelijke kracht zet zich af tegen<br />
het statorwiel dat door middel van een vrijloopkoppel<strong>in</strong>g is verbonden met<br />
het transmissiehuis waardoor een tegengestelde rotatie van de stator wordt<br />
voorkomen (fig. 5).<br />
De extra beweg<strong>in</strong>gsverander<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het statorwiel maakt het mogelijk dat<br />
de oliestroom zich als het ware afzet, waardoor een vergrot<strong>in</strong>g van het<br />
toegevoerde motorkoppel wordt bewerkstelligd en derhalve het rendement.<br />
De omker<strong>in</strong>g van de vloeistofstroom <strong>in</strong> de stator alsmede de vergrot<strong>in</strong>g van<br />
het motorkoppel is het grootst wanneer het voertuig nog niet <strong>in</strong> beweg<strong>in</strong>g<br />
is gekomen en verm<strong>in</strong>dert met toenemende rijsnelheid, waardoor de b<strong>in</strong>nenkomende<br />
strom<strong>in</strong>gsricht<strong>in</strong>g <strong>in</strong> het statorwiel overeenkomstig verandert<br />
(fig. 6).<br />
Op het koppel<strong>in</strong>gspunt van de koppelomvormer is de stroomricht<strong>in</strong>g, waar<strong>in</strong><br />
6
Figuur 4: Doorsnede van een koppelomvormer. Benam<strong>in</strong>g van de onderdelen: 1) krukas, 2)<br />
meenemer, 3) deksel van de koppelomvormer, 4) plunjer, 5) lamellen, 6) turb<strong>in</strong>ewiel, 7) pompwiel,<br />
8) statorwiel, 9) vrijloopmechanisme, 10) statoras, 11) pompwielflens, 12) aandrijfas, 13)<br />
vliegwiel, a) olietoevoer, b) olie-afvoer<br />
7
Figuur 5: Boven: strom<strong>in</strong>gsricht<strong>in</strong>g van de vloeistof <strong>in</strong> een koppelomvormer. Onder: verander<strong>in</strong>g<br />
van de strom<strong>in</strong>gsricht<strong>in</strong>g wanneer de turb<strong>in</strong>e beg<strong>in</strong>t te draaien.<br />
8
de vloeistof de stator b<strong>in</strong>nenkomt, gelijk aan de uittredende stroomricht<strong>in</strong>g<br />
en derhalve zal het koppel van het pompwiel gelijk zijn aan dat van het<br />
turb<strong>in</strong>ewiel. Vanaf dit moment komt het vrijloopmechanisme <strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g, waardoor<br />
de stator <strong>in</strong> dezelfde richt<strong>in</strong>g als pomp- en turb<strong>in</strong>ewiel gaat meedraaien.<br />
Kort voor het bereiken van deze bedrijfstoestand verb<strong>in</strong>dt de lock-up koppel<strong>in</strong>g<br />
de aandrijvende as met de aangedreven as. Pomp-, turb<strong>in</strong>e- en statorwiel<br />
draaien dan met dezelfde snelheid. Door deze overbrugg<strong>in</strong>gskoppel<strong>in</strong>g wordt<br />
de zgn. slip, een toerenverschil tussen aandrijvende en aangedreven as,<br />
hetgeen karakteristiek is voor een koppelomvormer, opgeheven. De als lamellenkoppel<strong>in</strong>g<br />
uitgevoerde lock-up koppel<strong>in</strong>g wordt bekrachtigd, afhankelijk<br />
van het motortoerental en vermogen, dat wil zeggen dat bij deelbelast<strong>in</strong>g<br />
de koppel<strong>in</strong>g de omvormer reeds bij lage rijsnelheden vastzet. Dit geschiedt<br />
door middel van de oliedruk die met behulp van een plunjer de lamellen<br />
bekrachtigt.<br />
3.3 Karakteristiek van een koppelomvormer<br />
De eigenschappen van een koppelomvormer kunnen <strong>in</strong> een grafiek worden<br />
weergegeven (fig. 6) In deze grafiek zijn een drietal variabelen weergegeven,<br />
Figuur 6: Karakteristiek van een koppelomvormer<br />
nl. het rendement, het <strong>in</strong>gaande (motor) toerental en de koppelvergrot<strong>in</strong>gsfactor<br />
(i), allen als functie van het toerenverhoud<strong>in</strong>gsgetal T (T = nturb<strong>in</strong>e / n pomp<br />
of nt / np). We kunnen dit vergelijken met de slip van de koppelomvormer, maar<br />
dan zo dat 100 % slip overeenkomt met T = 0 en dat 0 % slip overeenkomt met<br />
9
T = 1. Bij de meeste koppelomvormers geldt, dat de koppelvergrot<strong>in</strong>gsfactor i<br />
ongeveer 2 bedraagt op het moment van wegtrekken en afneemt naarmate het<br />
toerental van het turb<strong>in</strong>ewiel toeneemt. Wanneer de oliestroom op de achterzijde<br />
van de stator komt en deze beg<strong>in</strong>t mee te draaien, is de vergrot<strong>in</strong>gsfactor<br />
i gelijk aan 1 geworden. Dit bedrijfspunt ligt bij moderne koppelomvormers bij<br />
een T waarde tussen de 0,86 en 0,91 en wordt het koppel<strong>in</strong>gspunt genoemd.<br />
Boven dit koppel<strong>in</strong>gspunt wordt een rendement van maximaal 89 % bereikt.<br />
Met een lock-up koppel<strong>in</strong>g is er uiteraard geen verlies meer. Het verband tussen<br />
de verschillende <strong>in</strong> de grafiek weergegeven variabelen komt tot uit<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de<br />
rendementsformule. Zie verder de grafiek. Er geldt voor de algemene rendementsformule:<br />
rendement (ρ) = afgegeven vermogen / toegevoerd vermogen (x 100 %)<br />
Ingevuld voor de koppelomvormer wordt dit:<br />
η = Pturb<strong>in</strong>e / Ppomp<br />
Met de vermogensformule P = M x 2πn wordt dit:<br />
waar<strong>in</strong>:<br />
Mt = koppel turb<strong>in</strong>e<br />
Mp = koppel pompwiel<br />
nt = toerental turb<strong>in</strong>e<br />
np = toerental pompwiel<br />
T = nt / np<br />
Nu geldt voor de overbrengverhoud<strong>in</strong>g<br />
zodat het geheel over kan gaan <strong>in</strong>:<br />
Mt x nt x 2π / Mp x np x 2π of<br />
Mt x nt / Mp x np of<br />
(MT / Mp) x T<br />
i = Mt/Mp<br />
η = i x T<br />
Bereken<strong>in</strong>gsvoorbeeld: Het rendement bij T = 0,5 kan als volgt worden<br />
bepaald:<br />
Rendement η = i x T<br />
= 1,55 x 0,5 = 0,775 of 77,5 % (controleer dit <strong>in</strong> de grafiek)<br />
Wanneer er sprake zou zijn van een uitvoer<strong>in</strong>g met een conventionele plaatkoppel<strong>in</strong>g<br />
dan zou het rendement:<br />
1 x 0,5 = 0,5 of 50 %<br />
bedragen. Men zou ook kunnen zeggen dat dit wordt veroorzaakt doordat de<br />
plaatkoppel<strong>in</strong>g door het ontbreken van een ’afzetpunt’ geen koppelvergrot<strong>in</strong>g<br />
kan bewerkstelligen.<br />
10
3.4 Invloed koppelomvormer op het trekkrachtdiagram<br />
Het trekkrachtdiagram van fig. 7 waar<strong>in</strong> de maximale trekkracht van de aangedreven<br />
wielen is uitgezet tegen de rijsnelheid, geeft een <strong>in</strong>druk omtrent de<br />
<strong>in</strong>vloed van de koppelomvormer op de maximaal beschikbare trekkracht. In<br />
de grafiek wordt de trekkracht <strong>in</strong> 1e, 2e en 3e en 4e versnell<strong>in</strong>g van een conventionele<br />
handgeschakelde versnell<strong>in</strong>gsbak vergeleken met een automaat met<br />
koppelomvormer en een CVT (Cont<strong>in</strong>u Variabele Transmissie ) versnell<strong>in</strong>gsbak.<br />
In de grafiek is tevens de benodigde trekkracht (luchtweerstand + rol-<br />
Figuur 7: Trekkrachtdiagram van verschillende versnell<strong>in</strong>gsbaktypen. De onderbrokenlijn geeft<br />
de ideale situatie weer zoals bij een CVT-bak wordt bereikt. De licht getekende lijnen laten een<br />
conventionele handgeschakelde bak zien terwijl de dikke lijnen het trekkrachtverloop van een<br />
conventionele automaat tonen.<br />
weerstand) uitgezet, waarbij dan het snijpunt van deze twee curven de maximale<br />
rijsnelheid geeft. De <strong>in</strong>vloed van de koppelomvormer is het grootst bij<br />
het wegtrekken (1e versnell<strong>in</strong>g) omdat de vertrag<strong>in</strong>g van de versnell<strong>in</strong>gsbak<br />
(en e<strong>in</strong>dreductie) vermenigvuldigd moet worden met de koppelvergrot<strong>in</strong>gsfac-<br />
11
tor van de koppelomvormer. Omdat deze koppelvergrot<strong>in</strong>gsfactor snel afneemt,<br />
zien we <strong>in</strong> de grafiek dat bij ongeveer 25 km/h de <strong>in</strong>vloed hiervan is verdwenen.<br />
Desalniettem<strong>in</strong> beschikt men tijdens het wegtrekken over een aanmerkelijk<br />
grotere trekkracht <strong>in</strong> vergelijk<strong>in</strong>g met een klassieke versnell<strong>in</strong>gsbak met<br />
plaatkoppel<strong>in</strong>g. Ook tijdens het schakelen onder vollastomstandigheden kan<br />
de slip tussen pomp en turb<strong>in</strong>e ervoor zorgen dat er koppelvergrot<strong>in</strong>g optreedt<br />
zodat de overgang van de ene naar de andere versnell<strong>in</strong>g met de bijbehorende<br />
trekkrachtverander<strong>in</strong>g geleidelijk gebeurt, hetgeen de souplesse ten<br />
goede komt.<br />
3.5 Stallpunt en stallspeedtest<br />
Volgens de grafiek van fig. 8 loopt het koppel dat kan worden overgebracht op<br />
met het toerental van de pomp. Dit is een sterk progressieve lijn. Wanneer deze<br />
lijn, de lijn van het maximum koppel van de motor bereikt, neemt het motortoerental<br />
niet verder toe. Dat snijpunt noemt men het stallpunt. Dit stallpunt<br />
wordt door de fabrikant vastgelegd. Men kan dan kiezen voor wat meer vermogen<br />
of een zu<strong>in</strong>iger auto. Fig. 8 geeft de grafiek weer van een koppelomvormer<br />
met een hoog en een laag stallpunt. De werk<strong>in</strong>g van de koppelomvormer kan<br />
koppel<br />
stallpunt−laag<br />
stallpunt−hoog<br />
motorkoppel<br />
0 1000 2000 3000 4000 5000<br />
t/m<strong>in</strong>.<br />
koppel op turb<strong>in</strong>e<br />
Figuur 8: Een koppelomvormer met een laag en een hoog stallpunt<br />
gecontroleerd worden door het ’stallpunt’ te controleren. De zgn. stallspeedtest.<br />
Dat is het snijpunt van de lijn van het koppel van de koppelomvormer en<br />
het motorkoppel. Dat kan gecontroleerd worden, als de auto <strong>in</strong> de versnell<strong>in</strong>g<br />
staat en op de (bedrijfs)rem, zodat het voertuig geblokkeerd staat. Als er volgas<br />
wordt gegeven, loopt het motortoerental op tot het stallpunt-toerental.<br />
Afhankelijk van de motor en de koppelomvormer zal dat liggen tussen 2500<br />
en 3500 t/m<strong>in</strong>. Deze stalltest mag maar enkele seconden duren, omdat er veel<br />
12
warmte <strong>in</strong> de koppelomvormer wordt ontwikkeld en er nauwelijks koel<strong>in</strong>g is.<br />
De stalltest wordt door sommige fabrikanten sterk afgeraden.<br />
3.6 Smer<strong>in</strong>g, koel<strong>in</strong>g en onderhoud<br />
Een koppelomvormer kent geen slijtagedelen zoals bijv. een plaatkoppel<strong>in</strong>g. De<br />
lagers draaien <strong>in</strong> olie, zodat ook daar nauwelijk slijtage ontstaat. Doordat een<br />
koppelomvormer bijna altijd met een planetairstelsel (automaat) gecomb<strong>in</strong>eerd<br />
wordt is hij aangesloten op het hydraulische systeem van de versnell<strong>in</strong>gsbak.<br />
Daar<strong>in</strong> past men ATF (Automatic Transmission Fluid) toe. Dat is een dunne olie,<br />
met een hoge viscositeits<strong>in</strong>dex en een zware anti-schuimdope. Wel ontstaat er<br />
warmte, die <strong>in</strong> sommige gevallen wordt afgevoerd door een warmtewisselaar.<br />
Verder koelt de olie <strong>in</strong> het carter van de bak af door de rijw<strong>in</strong>d. De koel<strong>in</strong>g is<br />
bij een aantal personenwagens afgestemd op normaal gebruik. Dat wil zeggen,<br />
zonder aanhanger. Wanneer een trekhaak gemonteerd wordt, schrijven sommige<br />
fabrikanten voor dat een (extra) oliekoeler gemonteerd moet worden. Een<br />
probleem doet zich voor bij het peilen. Als de auto namelijk enige tijd stil staat is<br />
een deel van de olie uit de koppelomvormer teruggelopen naar het carter. Omdat<br />
het niet zeker is hoeveel olie er uit de koppelomvormer is gelopen, moet een<br />
automaat met draaiende motor en (meestal) op bedrijfstemperatuur gepeild<br />
worden. De <strong>in</strong>formatie uit het werkplaatshandboek is echter doorslaggevend.<br />
Bij het verversen van de olie blijft olie achter <strong>in</strong> de koppelomvormer. Er wordt<br />
dus maar een deel ververst. Het is raadzaam om te controleren of de olie niet<br />
te heet geweest is. De olie is dan meestal zwart en ruikt branderig. Ook de slijtage<br />
van de koppel<strong>in</strong>gen en rembanden van een automaat laat sporen <strong>in</strong> de olie<br />
achter. Bij sommige versnell<strong>in</strong>gsbakken moet de carterpan losgenomen worden<br />
om olie te verversen. Oliefilters moeten gecontroleerd en gere<strong>in</strong>igd worden of<br />
worden vervangen.<br />
3.7 Stor<strong>in</strong>gen aan koppelomvormers<br />
Bij koppelomvormers kunnen zich een aantal stor<strong>in</strong>gen voordoen. We noemen:<br />
• Axiale spel<strong>in</strong>g waardoor turb<strong>in</strong>e en pomp elkaar raken. Dat is goed<br />
merkbaar door het slepende geluid dat ontstaat. Meestal is ook de aandrijfkracht<br />
m<strong>in</strong>der, doordat de koppelvergrot<strong>in</strong>g niet optimaal is.<br />
• Doorslippen van de vrijloop- (éénricht<strong>in</strong>gs) koppel<strong>in</strong>g, waardoor er<br />
geen koppelvergrot<strong>in</strong>g is. Dit is te merken aan de trekkracht en het<br />
hogere brandstofverbruik.<br />
• Vastzitten van de éénricht<strong>in</strong>gskoppel<strong>in</strong>g <strong>in</strong> beide richt<strong>in</strong>gen geeft een<br />
zeer slecht rendement bij hogere toerentallen. De wagen trekt niet goed<br />
en gebruikt te veel brandstof. Ook kan het systeem te heet worden.<br />
• Te we<strong>in</strong>ig olie veroorzaakt een slechte koppeloverdracht, waardoor het<br />
motortoerental bij hoge belast<strong>in</strong>g sterk oploopt en er we<strong>in</strong>ig trekkracht<br />
is.<br />
13
• Te veel olie geeft ook problemen dat meestal resulteert <strong>in</strong> een slecht<br />
schakelende versnell<strong>in</strong>gsbak.<br />
• Loszittende schotten van de stator, pomp en turb<strong>in</strong>ewiel.<br />
• Vastkoekende olie ten gevolge van oververhitt<strong>in</strong>g.<br />
4 Introductie planetaire tandwielstelsels<br />
Het turb<strong>in</strong>ewiel van de koppelomvormer is verbonden met de automatische versnell<strong>in</strong>gsbak.<br />
Dit versnell<strong>in</strong>gsbaktype is opgebouwd uit één of meerdere planetaire<br />
tandwielstelsels, die <strong>in</strong> samenhang zorgdragen voor drie, vier of meer<br />
vaste overbrengverhoud<strong>in</strong>gen. Het geheel is <strong>in</strong> functie, maar zeker niet <strong>in</strong> opbouw<br />
vergelijkbaar met een conventionele versnell<strong>in</strong>gsbak. Een enkel planetair<br />
tandwielstelsel (fig. 9 l<strong>in</strong>ks) bestaat uit een zonnewiel, een r<strong>in</strong>gwiel en een aantal<br />
(meestal drie) satelliettandwielen, die bevestigd zijn op een zgn. drager. De<br />
satellietwielen kunnen vrij roteren om de asjes van de drager. Aangezien het<br />
geheel <strong>in</strong> elkaar grijpt zullen de grootte van de tandwielen een zekere relatie<br />
met elkaar hebben. Bekijken we de diameters van de verschillende tandwielen<br />
dan zal, wanneer we voor de eenvoud een stelsel met twee satelliettandwielen<br />
nemen, de diameter van het r<strong>in</strong>gwiel gelijk moeten zijn aan de diameter van het<br />
zonnewiel plus 2x de diameter van een satelliettandwiel. Aangezien de moduul<br />
van <strong>in</strong> elkaar grijpende tandwielen gelijk moet zijn kunnen we (voor ons doel)<br />
ook zeggen dat het aantal tanden van het r<strong>in</strong>gwiel gelijk moet zijn aan het aantal<br />
tanden van het zonnewiel vermeerdert met 2 x het aantal tanden van het<br />
satellietwiel. Wanneer het r<strong>in</strong>gwiel bestaat uit 110 tanden en het zonnewiel uit<br />
50 dan hebben de satellieten elk (110 - 50) / 2 = 30 tanden (fig. 9 rechts) De<br />
Figuur 9: L<strong>in</strong>ks: opbouw van een planetair tandwielstelsel. Rechts: het aantal tanden van de<br />
satellietwielen bedraagt (110 - 50) / 2 = 30 tanden 1) r<strong>in</strong>gwiel, 2) satellietwiel, 3) zonnewiel,<br />
4) drager<br />
14
overbrengverhoud<strong>in</strong>g wordt met behulp van het overbrengverhoud<strong>in</strong>gsgetal i<br />
gedef<strong>in</strong>iëerd en wel:<br />
i = toerental (of hoeksnelheid) van de <strong>in</strong>gaande as / toerental (of<br />
hoeksnelheid) van de uitgaande as<br />
Dit houdt <strong>in</strong> dat wanneer i groter is dan 1 er sprake is van een vertrag<strong>in</strong>g en dat<br />
wanneer i kle<strong>in</strong>er is dan 1 er sprake is van een versnell<strong>in</strong>g. Voor de bereken<strong>in</strong>g<br />
van de overbrengverhoud<strong>in</strong>g komen nog een aantal begrippen ter sprake en<br />
wel:<br />
• het toerental (n) <strong>in</strong> omw/s ;<br />
• de hoeksnelheid ω <strong>in</strong> rad/s (ω = omega);<br />
• de omtreksnelheid v <strong>in</strong> m/s.<br />
De relatie tussen het toerental (n) en de hoeksnelheid (ω) wordt weergegeven<br />
door ω = 2 π n (rad/s) omdat de omtrek van een cirkel uit 2 π radialen bestaat.<br />
De relatie tussen de omtreksnelheid en het toerental komt tot uit<strong>in</strong>g <strong>in</strong>: v = 2 π<br />
r x n (m/s) waar<strong>in</strong> r de straal van de steekcirkel (cirkel waarop de tandwielen<br />
<strong>in</strong> elkaar grijpen) van het tandwiel voorstelt. Uit bovenstaande twee vergelijk<strong>in</strong>gen<br />
kan dan de derde worden afgeleid en wel:<br />
ω = v / r (rad/s)<br />
en dit is de formule waarmee wordt gerekend. Voor de bereken<strong>in</strong>g van de overbrengverhoud<strong>in</strong>g<br />
van planetaire tandwielstelsels bestaan een aantal methodes,<br />
waarvan de methode met snelheidsfiguren de meest universele is. We zullen<br />
deze dan ook aanhouden.<br />
4.1 Overbreng<strong>in</strong>gsmogelijkheden van een enkel stelsel<br />
Het bijzondere van een planetair tandwielstelsel is het feit, dat door het<br />
vastzetten van een onderdeel (de drager, het zonnewiel of het r<strong>in</strong>gwiel) een<br />
andere overbrengverhoud<strong>in</strong>g kan worden verkregen. Wanneer we uitsluitend<br />
de vertrag<strong>in</strong>gsmogelijkheden bekijken dan kunnen een drietal overbrengverhoud<strong>in</strong>gen<br />
met behulp van één stelsel worden verkregen (fig. 10). We maken<br />
dan gebruik van een aantal veel gebruikte overbreng<strong>in</strong>gs-opstell<strong>in</strong>gen. Deze<br />
zijn:<br />
• Stertype, situatie:<br />
drager staat vast, zonnewiel drijvend, het r<strong>in</strong>gwiel gedreven.<br />
• Planetairtype, situatie:<br />
r<strong>in</strong>gwiel staat vast, zonnewiel drijvend, de drager gedreven.<br />
• Solairtype, situatie:<br />
zonnewiel staat vast, r<strong>in</strong>gwiel drijvend, drager gedreven.<br />
4.2 Overbrengverhoud<strong>in</strong>g van het stertype<br />
(drager vast, zonnewiel drijvend, r<strong>in</strong>gwiel gedreven)<br />
We stellen: r<strong>in</strong>gwiel 110 tanden en zonnewiel 50 tanden.<br />
15
Figuur 10: De drie meest voorkomende overbreng<strong>in</strong>gsmogeljkheden van een enkelvoudig planetairstelsel.<br />
Het is mogelijk om een drie-versnell<strong>in</strong>gsbak met achteruit te construeren uit één enkel<br />
planetair tandwielstelsel.<br />
In fig. 11 is het pr<strong>in</strong>cipe van het stertypestelsel weergegeven. Gemakshalve<br />
wordt hier gewerkt met stralen waarvan de grootte de helft is van het aantal genoemde<br />
tanden. Dit is toegestaan zolang we de stralen maar zien als verhoud<strong>in</strong>gsgetallen<br />
en niet als absolute waarden. Met behulp van een ’vorkje’ wordt <strong>in</strong><br />
de teken<strong>in</strong>g aangegeven dat de drager vast staat. Het drijvende zonnewiel zal<br />
bij rotatie een omtreksnelheid hebben van vz m/s, <strong>in</strong> de figuur voorgesteld<br />
door een snelheidsvector (pijl) van een bepaalde aangenomen lengte. Deze<br />
omtreksnelheid vz, zal bij <strong>in</strong> elkaar grijpende tandwielen overal aan de omtrek<br />
hetzelfde zijn, zodat het zonnewiel, het satellietwiel en het r<strong>in</strong>gwiel dezelfde<br />
omtreksnelheid hebben. Alleen de draairicht<strong>in</strong>g zal, zoals duidelijk <strong>in</strong> de teken<strong>in</strong>g<br />
door de onderbroken lijnen wordt aangegeven, worden omgekeerd. De<br />
overbrengverhoud<strong>in</strong>g kan nu door de def<strong>in</strong>itie van ’i’ worden bepaald, n.l.:<br />
waar<strong>in</strong>:<br />
i = ωz / ωr = vz / rz : vr / rr<br />
• ωz = hoeksnelheid zonnewiel;<br />
• ωr = hoeksnelheid r<strong>in</strong>gwiel;<br />
• vz = omtreksnelheid zonnewiel;<br />
• vr = omtreksnelheid r<strong>in</strong>gwiel;<br />
• rz = (steek)straal zonnewiel;<br />
• rr = (steek)straal r<strong>in</strong>gwiel.<br />
16
Figuur 11: Bij het stertype zit de drager vast en is het zonnewiel drijvend.<br />
Aangezien vz = vr (= v) kan het geheel worden uitgerekend:<br />
i= v / 25 : v / 55 = (-) 2,2<br />
Hierbij geeft het - teken aan dat de draairicht<strong>in</strong>g werd omgekeerd. In deze situatie<br />
zou de bereken<strong>in</strong>g ook veel eenvoudiger kunnen omdat het satellietwiel als<br />
tussentandwiel dient en derhalve geen <strong>in</strong>vloed heeft op de overbrengverhoud<strong>in</strong>g:<br />
Er geldt:<br />
i = zr / zz = 110 / 50 = (-) 2,2<br />
waar<strong>in</strong> zr = aantal tanden r<strong>in</strong>gwiel en zz = aantal tanden zonnewiel. Deze<br />
overbrengverhoud<strong>in</strong>g kan als een achteruitversnell<strong>in</strong>g worden gebruikt.<br />
4.3 Overbrengverhoud<strong>in</strong>g van het planetaire type<br />
(r<strong>in</strong>gwiel vast, zonnewiel drijvend, drager gedreven)<br />
We houden hetzelfde stelsel aan: r<strong>in</strong>gwiel 110 tanden, zonnewiel 50 tanden.<br />
In deze overbrengsituatie staat het r<strong>in</strong>gwiel vast, terwijl het zonnewiel door<br />
het turb<strong>in</strong>ewiel van de koppelomvormer wordt aangedreven met een omtreksnelheid<br />
vz (fig. 12). Let wel: <strong>in</strong> deze situatie zullen de satellietwielen tevens<br />
om de as van de drager draaien, ze maken derhalve een dubbele beweg<strong>in</strong>g.<br />
Doordat het r<strong>in</strong>gwiel vastzit zullen de satellieten, die door het zonnewiel worden<br />
aangedreven, zich tegen de tanden van het r<strong>in</strong>gwiel afzetten, waardoor de<br />
drager zelf <strong>in</strong> beweg<strong>in</strong>g komt en derhalve drijvend wordt. De omtreksnelheid<br />
van de drager kan grafisch volgens fig. 12 worden bepaald, waarna duidelijk<br />
is te zien dat de omtreksnelheid van de drager de helft van de omtreksnelheid<br />
van het zonnewiel bedraagt (meetkundige verhoud<strong>in</strong>gen van de driehoek). De<br />
overbrengverhoud<strong>in</strong>g laat zich weer op gelijke wijze bepalen, nl.:<br />
ωz = hoeksnelheid zonnewiel<br />
i = ωz / ωdr = vz / rz : vdr / rdr<br />
17
Figuur 12: Bij het planetaire type zit het r<strong>in</strong>gwiel vast en is het zonnewiel drijvend.<br />
ωdr = hoeksnelheid drager<br />
vz = omtreksnelheid zonnewiel<br />
vdr = omtreksnelheid drager<br />
rz = (steek)straal zonnewiel<br />
rdr = (steek)straal drager<br />
Ingevuld geeft dit:<br />
i= v/25 : 0,5v/40 = 3,2<br />
waarbij de draairicht<strong>in</strong>g hetzelfde blijft. Deze vertrag<strong>in</strong>g zou bijvoorbeeld kunnen<br />
worden gebruikt voor een eerste versnell<strong>in</strong>g. Eenvoudiger maar m<strong>in</strong>der<br />
universeel kan de overbrengverhoud<strong>in</strong>g worden bepaald door gebruik te maken<br />
van de volgende formule:<br />
i = (zr + zz) / zz = (110 + 50) / 50 = 3,2 waar<strong>in</strong>:<br />
zr = aantal tanden r<strong>in</strong>gwiel<br />
zz = aantal tanden zonnewiel<br />
4.4 Overbrengverhoud<strong>in</strong>g van het solaire type<br />
(zonnewiel vast, r<strong>in</strong>gwiel drijvend, drager gedreven)<br />
R<strong>in</strong>gwiel weer 110 tanden en zonnewiel 50 tanden.<br />
Door het vastzetten van het zonnewiel zal het aandrijvende r<strong>in</strong>gwiel de<br />
satellietwielen meenemen. De satellieten zelf zetten zich dan af tegen de<br />
tanden van het geblokkeerde zonnewiel waardoor de drager wordt gedreven.<br />
Wanneer we de omtreksnelheid van het r<strong>in</strong>gwiel vr stellen dan kan op dezelfde<br />
wijze de omtreksnelheid van de drager worden bepaald (fig. 13). Er geldt weer:<br />
i = ωr / ωdr = vr / rr : vdr / rdr<br />
18
Figuur 13: Bij het solaire type drijft het r<strong>in</strong>gwiel en zit het zonnewiel vast.<br />
waar<strong>in</strong>:<br />
ωr = hoeksnelheid r<strong>in</strong>gwiel<br />
ωdr = hoeksnelheid drager<br />
vr = omtreksnelheid r<strong>in</strong>gwiel<br />
rr = straal r<strong>in</strong>gwiel<br />
vdr = omtreksnelheid drager<br />
rdr = straal drager<br />
Ingevuld geeft dit:<br />
i = vr/55 : 0,5vr /40 = 1,45 (vr = 2vdr)<br />
Een overbreng<strong>in</strong>g die als tweede versnell<strong>in</strong>g zou kunnen worden gebruikt. Ook<br />
hier kan men tot een snellere oploss<strong>in</strong>g komen door gebruik te maken van de<br />
volgende formule:<br />
zr+zz<br />
zr<br />
= 110+50<br />
110<br />
= 1,45<br />
Wanneer we ook nog reken<strong>in</strong>g houden met het feit dat een geheel geblokkeerd<br />
stelsel een overbrengverhoud<strong>in</strong>g van i = 1 heeft, hebben we alle (vertragende)<br />
mogelijkheden bekeken van een enkelvoudig planetair stelsel. Resumerend:<br />
• Stertype<br />
i = -2,2, achteruit versnell<strong>in</strong>g;<br />
• Planetair type<br />
i = 3,2 , 1e versnell<strong>in</strong>g;<br />
• Solair type<br />
i = 1,45, 2e versnell<strong>in</strong>g;<br />
• Alles geblokkeerd<br />
i = 1, 3e versnell<strong>in</strong>g (prise direct).<br />
19
4.5 Bereken<strong>in</strong>g van de overbrengverhoud<strong>in</strong>g wanneer alle<br />
componenten draaien<br />
Bij de voorgaande situaties werd altijd uitgegaan van één onderdeel dat (door<br />
de koppel<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de versnell<strong>in</strong>gsbak) werd vastgezet. In de meeste gevallen<br />
kan de gewenste overbrengverhoud<strong>in</strong>g slechts door aaneenschakel<strong>in</strong>g van<br />
meerdere planetaire stelsels worden verkregen. De bereken<strong>in</strong>g van de overbrengverhoud<strong>in</strong>g<br />
kan dan veelal niet meer door toepass<strong>in</strong>g van een simpele formule<br />
plaatsv<strong>in</strong>den, maar zal moeten worden uitgevoerd met behulp van de al<br />
genoemde snelheidsfiguren. Als voorbeeld bekijken we de ’achteruit versnell<strong>in</strong>g’<br />
waarbij het zonnewiel wordt aangedreven, de drager geblokkeert en het r<strong>in</strong>gwiel<br />
drijvend wordt (fig. 14). Stel nu eens voor dat de drager niet geblokkeerd<br />
staat, maar bijvoorbeeld vanuit een ander stelsel met een zekere omtreksnelheid<br />
wordt aangedreven. Fig. 14 b, c en d geven dan de bijzondere situaties<br />
aan die zich voor kunnen doen. Bij de bestuder<strong>in</strong>g van de figuren 14 b t/m d<br />
zal opvallen, dat door de drager een zekere snelheid te geven er een variabele<br />
overbreng<strong>in</strong>g ontstaat, die zowel een positieve of negatieve waarde aan kan<br />
gaan nemen. Als bereken<strong>in</strong>gsvoorbeeld nemen we de laatste situatie (afb. d),<br />
Figuur 14: Door de drager niet vast te zetten maar bijv. aan te drijven vanuit een ander stelsel<br />
kunnen verschillende overbrengen worden gerealiseerd.<br />
waarbij we aannemen dat de omtreksnelheid van de drager 3/4 bedraagt van<br />
die van het drijvende zonnewiel. Voor de overbrengverhoud<strong>in</strong>g geldt weer:<br />
20
i = ωdrijvend/ωgedreven<br />
i = vz / rz : vr / rr<br />
Voor de stralen nemen we weer de eerder aangenomen waarden, zodat de<br />
omtreksnelheden nog moeten worden bepaald. Wanneer we de omtreksnelheid<br />
van het zonnewiel vz stellen, is volgens de gegevens de omtreksnelheid<br />
van de drager 3/4 vz. Uit deze twee waarden kan met behulp van de hulplijnen<br />
<strong>in</strong> afb. d de omtreksnelheid vr, worden afgeleid. Dit kan door bepal<strong>in</strong>g van de<br />
meetkundige verhoud<strong>in</strong>gen b<strong>in</strong>nen de driehoek ABC, maar is eenvoudiger te<br />
zien door de driehoekjes DBE en EFG te beschouwen. Ook kan de omtreksnelheid<br />
door opmeten worden vastgesteld. vr is dan 0.5 vz. Ingevuld krijgen we<br />
dan:<br />
i = v / 25 : 0,5v / 55<br />
i = 4,4<br />
waarmee de overbrengverhoud<strong>in</strong>g is bepaald.<br />
5 Beschrijv<strong>in</strong>g van de ZF automatische versnell<strong>in</strong>gsbak 3 HP 22<br />
De ZF automatische versnell<strong>in</strong>gsbak 3HP22 bestaat uit een hydrodynamische<br />
koppelomvormer en een dubbel planetair tandwielstelsel met drie versnell<strong>in</strong>gen.<br />
De betrekkelijk eenvoudige constructie van de planetaire stelsels<br />
met de drie vooruit versnell<strong>in</strong>gen en één achteruit is gekoppeld aan de koppelomvormer,<br />
die <strong>in</strong> alle versnell<strong>in</strong>gen werkzaam is. De schakelelementen<br />
bestaan uit hydraulisch bekrachtigde meervoudige plaatkoppel<strong>in</strong>gen en vrijloopconstructies.<br />
De automatische controle en bedien<strong>in</strong>g hangt af van de<br />
stand van het gaspedaal, de stand van de selectiehefboom en de rijsnelheid.<br />
De handbediende selectiehefboom maakt een programmakeuze mogelijk. De<br />
bestuurder kan de automatische bestur<strong>in</strong>g beïnvloeden door het snel of volledig<br />
<strong>in</strong>trappen van het gaspedaal (Het kick-down effect). Hierdoor wordt een lagere<br />
versnell<strong>in</strong>g gekozen <strong>in</strong> verband met de verlangde maximale acceleratie terwijl<br />
het overschakelen niet plaatsv<strong>in</strong>dt voordat het maximum motortoerental wordt<br />
bereikt. De maximale koppelvergrot<strong>in</strong>g van de koppelomvormer bedraagt 2,1.<br />
Algemene gegevens type 3 HP 22:<br />
• 1e versnell<strong>in</strong>g 2,73<br />
• 2e versnell<strong>in</strong>g 1,56<br />
• 3e versnell<strong>in</strong>g 1,0<br />
• Achteruit versnell<strong>in</strong>g 2,09<br />
Fig. 15 geeft de schematische opstell<strong>in</strong>g De constructie met een gemeenschappelijk<br />
zonnewiel (stelsel 9a en 9b) staat bekend onder een Simpson constructie.<br />
De hierop volgende afbeeld<strong>in</strong>gen geven het krachtverloop <strong>in</strong> de diverse versnell<strong>in</strong>gen<br />
weer. De dik getrokken lijnen geven aan welke onderdelen actief<br />
zijn. We bekijken elke versnell<strong>in</strong>g afzonderlijk.<br />
21
Figuur 15: Schematische opstell<strong>in</strong>g van de 3HP 22. 1 aandrijv<strong>in</strong>g motor, 13 uitgaande as, 3<br />
koppelomvormer, 4 t/m 8 koppel<strong>in</strong>gen, 9 planeetstelsels (9a en 9b), 15,17 vrijloopkoppel<strong>in</strong>gen.<br />
22
5.1 1e versnell<strong>in</strong>g <strong>in</strong>geschakeld (fig. 16)<br />
De koppel<strong>in</strong>g 4 staat vast, waardoor het r<strong>in</strong>gwiel van het stelsel 9b kan worden<br />
aangedreven. De planeetdrager van stelsel 9a zet zich tijdens de aandrijv<strong>in</strong>g<br />
af op de vrijloop 15 (vrijloop vast). Tijdens het afremmen op de motor is het<br />
vrijloopmechanisme <strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g (vrijloop los). In de keuzestand 1 van de selectiehefboom<br />
staat bovendien koppel<strong>in</strong>g 8 vast tene<strong>in</strong>de op de motor te kunnen<br />
afremmen. In deze overbreng<strong>in</strong>g is dus stelsel 9a van het stertype (drager vast)<br />
terwijl alle onderdelen van het stelsel 9b roteren. Voor de bereken<strong>in</strong>g geeft fig.<br />
Figuur 16: De eerste versnell<strong>in</strong>g is geselecteerd. Koppel<strong>in</strong>g 4 vast, twee stelsels draaien.<br />
17 de vooraanzichten van de twee stelsels, waarbij we uitgaan van de al eerder<br />
aangenomen gegevens. Aangezien van het stelsel 9a de drager geblokkeerd is,<br />
stellen we de omtreksnelheid van het r<strong>in</strong>gwiel v m/s, waardoor de hoeksnelheid<br />
(ω) van de uitgaande as (13) v/55 rad/s wordt. Deze hoeksnelheid is<br />
gelijk aan de hoeksnelheid van de drager van het stelsel 9b (r<strong>in</strong>gwiel en drager<br />
aan elkaar gekoppeld). Volgens de grafische bepal<strong>in</strong>g van fig. 17 l<strong>in</strong>ks (stelsel<br />
9a) zal het zonnewiel ook een omtreksnelheid van v m/s krijgen. Aangezien de<br />
zonnewielen gekoppeld zijn zal ook het zonnewiel van stelsel 9b een omtreksnelheid<br />
hebben van v m/s. De omtreksnelheid van de drager van stelsel 9b is<br />
te berekenen daar de hoeksnelheid v/55 rad/s bedroeg. De omtreksnelheid is<br />
(v/55) x 40= 0,73 v. Op schaal uitgezet kan grafisch de omtreksnelheid van<br />
het r<strong>in</strong>gwiel worden bepaald (9b). Door de meetkundige verhoud<strong>in</strong>gen <strong>in</strong> de<br />
driehoek te beschouwen komen we grafisch of door bereken<strong>in</strong>g op:<br />
v drager = 2,46 v<br />
ω <strong>in</strong>gaande as is dan 2,46v / 55 (rad/s)<br />
De overbrengverhoud<strong>in</strong>g wordt dan <strong>in</strong> dit voorbeeld:<br />
i = ω <strong>in</strong>gaande as : ω uitgaande as<br />
i = (2,46 v/55) : v/55<br />
i = 2,46<br />
23
waarbij de draairicht<strong>in</strong>g van de <strong>in</strong>gaande as gelijk is aan de draairicht<strong>in</strong>g van<br />
de uitgaande as.<br />
Figuur 17: Vooraanzichten van de twee stelsels voor de 1e versnell<strong>in</strong>g. R<strong>in</strong>gwiel stelsel 9b drijvend.<br />
Gedreven r<strong>in</strong>gwiel stelsel 9a.<br />
5.2 2e versnell<strong>in</strong>g <strong>in</strong>geschakeld (fig. 18)<br />
De koppel<strong>in</strong>gen 4, 6 en 7 staan vast. De vrijloop 15 staat los (vrijloopmechanisme<br />
<strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g). De holle as met het zonnewiel van het planeetstelsel 9b staat<br />
vast. Hiermee is dus een overbreng<strong>in</strong>g verkregen volgens het solaire type (r<strong>in</strong>gwiel<br />
drijvend, drager gedreven en zonnewiel vast). De overbrengverhoud<strong>in</strong>g is<br />
reeds eerder bepaald.<br />
Figuur 18: Tweede versnell<strong>in</strong>g <strong>in</strong>geschakeld. Koppel<strong>in</strong>gen 4,6 en 7 geblokkeerd. Van stelsel 9b:<br />
zonnewiel vast, r<strong>in</strong>gwiel drijvend, drager gedreven.<br />
5.3 3e versnell<strong>in</strong>g <strong>in</strong>geschakeld (fig. 19)<br />
De koppel<strong>in</strong>gen 4, 5 en 7 staan vast. De vrijloopkoppel<strong>in</strong>gen 15 en 16 staan los<br />
(vrijloopmechanisme <strong>in</strong> werk<strong>in</strong>g). Het planeetstelsel 9b draait als één geheel<br />
mee (overbrengverhoud<strong>in</strong>g i = 1).<br />
24
Figuur 19: Derde versnell<strong>in</strong>g <strong>in</strong>geschakeld, koppel<strong>in</strong>gen 4,5 en 7 vast, stelstel 9b geblokkeerd.<br />
5.4 Achteruit versnell<strong>in</strong>g <strong>in</strong>geschakeld (fig. 20)<br />
De koppel<strong>in</strong>gen 5 en 8 staan vast. Ten gevolge van de geblokkeerde voorste<br />
planeetwieldrager wordt de draairicht<strong>in</strong>g van de aandrijvende as omgekeerd.<br />
Er is dus sprake van een overbreng<strong>in</strong>g volgens het stertype (zonnewiel drijvend,<br />
r<strong>in</strong>gwiel gedreven, drager vast). De overbrengverhoud<strong>in</strong>g is reeds eerder<br />
bepaald.<br />
Figuur 20: Achteruitversnell<strong>in</strong>g <strong>in</strong>geschakeld. Koppel<strong>in</strong>g 5 en 8 vast, zonnewiel stelsel 9a drijft,<br />
r<strong>in</strong>gwiel 9a gedreven.<br />
5.5 Vrijloop<br />
In de vrijloopstand zijn alle koppel<strong>in</strong>gen los.<br />
6 Ravigneaux stelsel<br />
Hoewel er relatief eenvoudig een drie-versnell<strong>in</strong>gsbak met achteruit van een<br />
enkelvoudig stelsel kan worden gemaakt voldoet een dergelijke versnell<strong>in</strong>gsbak<br />
niet. Immers bij de keuze van de tandwielen liggen onmiddellijk alle verhoud<strong>in</strong>gen<br />
vast. Oploss<strong>in</strong>gen kunnen worden gevonden door meerdere stelsels<br />
25
aan elkaar te koppelen. Ook slimme comb<strong>in</strong>aties zijn mogelijk. Het Ravigneaux<br />
maar ook het Simpson-stelsel zijn hiervan voorbeelden. Het Ravigneaux-stelsel<br />
ziet men vaak bij personenwagens toegepast. Het betreft een systeem met twee<br />
zonnewielen, lange en korte satellietwielen met een gemeenschappelijk drager<br />
en één r<strong>in</strong>gwiel. Het gaat om een compacte constructie die vier versnell<strong>in</strong>gen<br />
mogelijk maakt. Hoewel het bepalen van de overbrengverhoud<strong>in</strong>gen een <strong>in</strong>gewikkelde<br />
zaak lijkt, zijn de meeste overbreng<strong>in</strong>gen tot een enkelvoudig stelsel<br />
terug te voeren. Fig. 21 geeft een overzicht van een Ravigneaux versnell<strong>in</strong>gsbak.<br />
We zien een planetair tandwielstelsel waarvan het r<strong>in</strong>gwiel altijd het uitgaande<br />
tandwiel vormt. De turb<strong>in</strong>e-as kan door de diverse koppel<strong>in</strong>gen gekoppeld<br />
worden aan het voorste of achterste zonnewiel of met de satellietrager. Om<br />
Figuur 21: Automatische versnell<strong>in</strong>gsbak met een planetairstelsel van het Ravigneaux type (Seat<br />
001 automaat)<br />
de diverse versnell<strong>in</strong>gen te activeren zullen een aantal koppel<strong>in</strong>gen en remmen<br />
moeten worden bekrachtigd. Fig. 22 met bijbehorende tabel geeft aan welke<br />
koppel<strong>in</strong>gen bekrachtigd worden. Onderscheid tussen bijv. 3H en 3M wordt<br />
26
gemaakt door de koppelomvormer. Bij een 3H(ydraulische)-overbreng<strong>in</strong>g zorgt<br />
de koppelomvormer voor een extra vertrag<strong>in</strong>g. Bij de 3M(echanisch) is de koppelomvormer<br />
geblokkeerd door het <strong>in</strong>schakelen van de lock-up koppel<strong>in</strong>g. Bij<br />
de 001M bak van VAG (Seat) zijn de overbrengverhoud<strong>in</strong>gen als het volgt:<br />
• 1e versnell<strong>in</strong>g 2,7;<br />
• 2e versnell<strong>in</strong>g 1,4;<br />
• 3e versnell<strong>in</strong>g 1;<br />
• 4e versnell<strong>in</strong>g 0,7;<br />
• achteruit versnell<strong>in</strong>g -2,9;<br />
• tussenoverbreng<strong>in</strong>g (r<strong>in</strong>gwiel-tandwiel) 0,978;<br />
• e<strong>in</strong>dreductie 4,2<br />
Figuur 22: De verschillende overbrengverhoud<strong>in</strong>gen van een Ravigneaux versnell<strong>in</strong>gsbak worden<br />
verkregen door de koppel<strong>in</strong>gen en remmen volgens de tabel te bekrachtigen. X = geactiveerd<br />
element, K = koppel<strong>in</strong>g, H = hydraulisch, B = rem, M = mechanisch, F = vrijloop, BR<br />
= lock-upkoppel<strong>in</strong>g (tek. Seat)<br />
27
Fig. 23 geeft het vooraanzicht van het stelsel waar<strong>in</strong> duidelijk is te zien dat het<br />
grote (korte) satelletwiel het voorste zonnewiel met het r<strong>in</strong>gwiel verb<strong>in</strong>dt. Dit<br />
vormt dan een enkelvoudig stelsel.<br />
Figuur 23: Drie dimensionale weergave en het vooraanzicht van het Ravigneaux stelsel. Het<br />
aantal tanden is vanuit een bestaande versnell<strong>in</strong>gsbak geteld. Voor het r<strong>in</strong>gwiel is het aantal<br />
tanden 85 + 1 aangenomen (tek. Seat).<br />
6.1 Eerste versnell<strong>in</strong>g<br />
Koppel<strong>in</strong>g K1 wordt bekrachtigd waardoor de holle as Z2 aandrijft. Koppel<strong>in</strong>g<br />
B1 zet de drager van S1, S2 en S3 vast. Via een normale tandwieloverbreng<strong>in</strong>g<br />
(Z2, S1, S3 en S2 drijft S2 het r<strong>in</strong>gwiel aan. Omdat Z1 vrij draait kan het stelsel<br />
worden gezien als een satellietwiel dat het r<strong>in</strong>gwiel aandrijft. De overbrengverhoud<strong>in</strong>g<br />
wordt dan bepaald door de tandwielverhoud<strong>in</strong>g van het zonnewiel, de<br />
satellietwielen en het r<strong>in</strong>gwiel (tandwiel met b<strong>in</strong>nen en buitenvertand<strong>in</strong>g). Stel<br />
(zie ook fig. 23):<br />
Z1 aantal tanden 32; S2 aantal tanden 27<br />
Z2 aantal tanden 34; S3 aantal tanden 20<br />
S1 aantal tanden 22; R<strong>in</strong>gwiel 85+1 tanden<br />
De overbrengverhoud<strong>in</strong>g (i) is dan:<br />
(22/34) x (27/20) x (86/27) =<br />
0,64 x 1,35 x 3,15 = 2,7<br />
28
Figuur 24: 1e versnell<strong>in</strong>g, K1 en B1 bekrachtigd. De overbrengverhoud<strong>in</strong>g kan worden gezien<br />
als ’gewoon’ stelsel van tandwielen (tek. Seat).<br />
6.2 Tweede versnell<strong>in</strong>g<br />
De tweede versnell<strong>in</strong>g wordt verkregen door weer Z2 te laten aandrijven (K1<br />
bekrachtigd) maar nu Z1 vast te zetten door de remband B2 te bekrachtigen. B1<br />
wordt niet meer bekrachtigd waardoor de drager vrij kan draaien. Het geheel<br />
wordt nu <strong>in</strong>gewikkeld omdat S2 zich over het zonnewiel Z1 gaat afrollen. Het<br />
r<strong>in</strong>gwiel wordt meegenomen maar ook de drager gaat roteren. Fig. 26 geeft<br />
de rotatie van de verschillende tandwielen weer waarbij gemakshalve maar is<br />
aangenomen dat S1 = S3. Voor het bepalen van de overbrengverhoud<strong>in</strong>g kunnen<br />
we weer gebruik maken van snelheidvectoren. Omdat het geheel lastig<br />
is om te overzien worden alle tandwielen boven elkaar getekend (fig. 27).<br />
We kunnen beg<strong>in</strong>nen om de uitgaande snelheid vr aan te nemen. Omdat het<br />
voorste zonnewiel (<strong>in</strong> fig. 27 de grootste) vast staat kunnen we de ’v’ van de<br />
drager grafisch bepalen. Omdat de dragervork op ongelijke afstanden van het<br />
middelpunt ligt moet de ’v’ van de drager van de andere vorkhelft ook grafisch<br />
worden vastgelegd. Als dat is gebeurt kan de ’v’ van het aandrijvende achterste<br />
zonnewiel worden bepaald. Nu is v<strong>in</strong> en vuit bepaald en kan wanneer we de<br />
actieve stralen weten de overbrengverhoud<strong>in</strong>g worden vastgesteld (i =1,4).<br />
29
Figuur 25: Het <strong>in</strong>schakelen van de tweede versnell<strong>in</strong>g wordt verkregen door K1 en B2 te<br />
bekrachtigen. De drager roteert nu om Z1 heen.<br />
Figuur 26: Rotatie van de verschillende tandwielen <strong>in</strong> de 2e versnell<strong>in</strong>g. Z2 drijft , S2 wentelt<br />
zich af over Z1 en neemt de drager en het r<strong>in</strong>gwiel mee.<br />
30
Figuur 27: Voorstell<strong>in</strong>g van de grafische bepal<strong>in</strong>g van de overbrengverhoud<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de 2e versnell<strong>in</strong>g<br />
van het Ravigneaux stelsel. Voor de eenvoud zijn de satellietwielen boven elkaar getekend.<br />
6.3 Derde versnell<strong>in</strong>g<br />
De resterende derde, vierde en achteruitversnell<strong>in</strong>g zijn (gelukkig) eenvoudiger<br />
vast te stellen. Bij de derde versnell<strong>in</strong>g worden de koppel<strong>in</strong>gen K1 en K3 vastgezet<br />
waardoor het geheel als één geheel meedraait. De overbrengverhoud<strong>in</strong>g<br />
is dan 1 (i=1). Zie fig. 28.<br />
Figuur 28: Door K1 en K3 vast te zetten draait het stelsel al één geheel mee (i=1). Tek. Seat<br />
31
6.4 Vierde versnell<strong>in</strong>g<br />
De vierde versnell<strong>in</strong>g wordt verkregen K3 en B2 te bekrachtigen. B2 zet het<br />
voorste zonnewiel Z1 vast en de koppel<strong>in</strong>g 3 zorgt ervoor dat de drager wordt<br />
aangedreven. Hier ontstaat een enkelvoudig stelsel dat versnelt (zie fig. 29 ).<br />
Figuur 29: De vierde versnell<strong>in</strong>g wordt verkregen door de drager via K3 aan te drijven en het<br />
voorste zonnewiel via B2 vast te zetten (tek. Seat).<br />
Houden we de eerder genoemde afmet<strong>in</strong>gen van de tandwielen aan dan kan de<br />
overbrengverhoud<strong>in</strong>g op de <strong>in</strong>middels gebruikelijke manier worden berekend<br />
nl.<br />
i = (v<strong>in</strong> / r<strong>in</strong>) : (vuit / ruit)<br />
i = (v / 29,5) : (2v / 43) = 0,72<br />
32
6.5 Achteruit versnell<strong>in</strong>g<br />
Tot slot de achterruitversnell<strong>in</strong>g. Nu wordt de koppel<strong>in</strong>g K2 en de rem B1<br />
bekrachtigd. Ook hier zien we dat het geheel teruggebracht kan worden tot<br />
een enkelvoudig planetairstelsel. Door de koppel<strong>in</strong>g K2 wordt het voorste zonnewiel<br />
Z1 aangedreven en de drager via B1 vastgezet. Zie fig. 30. Met behulp<br />
Figuur 30: Voor de achteruitversnell<strong>in</strong>g wordt de drager door B1 vastgezet en Z1 via B2 aangedreven<br />
(tek. Seat).<br />
van snelheidsvectoren kan dan weer de overbrengverhoud<strong>in</strong>g worden vastgesteld<br />
(fig. 30). Nemen we weer de eerder aangenomen afmet<strong>in</strong>gen aan dan<br />
wordt de overbrengverhoud<strong>in</strong>g:<br />
i = (vz1 / rz1) : (vr / rr )<br />
(1 / 16) : (1 / 43) = 2,7<br />
33
7 Hydraulisch circuit<br />
We bekijken dit circuit aan de hand van de Ravigneaux versnell<strong>in</strong>gsbak, de zgn.<br />
001 transmissie die <strong>in</strong> de kle<strong>in</strong>ere VAG modellen wordt toegepast. De koppel<strong>in</strong>gen<br />
die hydraulisch worden bekrachtigd worden verdeeld <strong>in</strong> koppel<strong>in</strong>gen (K)<br />
en remmen (B). Uiteraard bezit de koppelomvormer een lock-up koppel<strong>in</strong>g. De<br />
regel<strong>in</strong>g zelf is elektronisch. De schakelmomenten worden afhankelijk van de<br />
rijsnelheid en rijomstandigheden door de automatische transmissiecomputer<br />
bepaald. De transmissievloeistof (ATF) is een uiterst zwaar belaste vloeistof.<br />
Deze dient voor:<br />
1. overdracht van het motorkoppel (koppelomvormer);<br />
2. bedien<strong>in</strong>g van de koppel<strong>in</strong>gen (K) en remmen (B);<br />
3. warmteoverdracht (koel<strong>in</strong>g van de automatische transmissie);<br />
4. smeren van de onderdelen.<br />
De transmissievloeistofpomp wordt aangedreven door het pompwiel van de<br />
koppelomvormer. De ATF(luid) wordt aangezogen vanuit het carter van de automatische<br />
transmissie. Het passeert een filter voordat de vloeistof de pomp b<strong>in</strong>nenkomt.<br />
De pomp brengt de vloeistof op druk en stuurt deze naar de schuiven<br />
van het hydraulische huis. De hydraulische schuiven worden door magneetkleppen<br />
aangestuurd. Wanneer een magneetklep wordt aangestuurd wordt de olie<br />
onder druk naar de betreffende koppel<strong>in</strong>g of rem getransporteerd (fig. 31). De<br />
drukselector (N93) is een modulerende klep waarmee de vloeistofdruk wordt<br />
geregeld op basis van het stand van het gaspedaal. De magneetkleppen N88,<br />
N89 selecteren de diverse versnell<strong>in</strong>gen.<br />
Figuur 31: Opstell<strong>in</strong>g van de componenten voor het AT oliecircuit. De drukselector (N93) regelt<br />
de vloeistofdruk afhankelijk van de stand van het gaspedaal. De magneetkleppenkleppen N88,<br />
N89 (1 getekend) selecteren de versnell<strong>in</strong>gen (tek. Seat).<br />
34
7.1 Regelen van de hydraulische drukken<br />
Voor de correcte hydraulische aanstur<strong>in</strong>g zijn diverse van de centrale oliedruk<br />
afgeleide hydraulische drukken nodig. Voor het pr<strong>in</strong>cipe bekijken we de<br />
drukregelplunjer van fig. 32. De vloeistof waarvan de druk moet worden<br />
geregeld komt bij I b<strong>in</strong>nen terwijl vloeistof met de afgeregelde druk bij U naar<br />
buiten stroomt (fig. l<strong>in</strong>ks). Een veerspann<strong>in</strong>g Fveer zorgt er aanvankelijk voor<br />
dat de open<strong>in</strong>gen I en U geopend zijn, waardoor de vloeistof <strong>in</strong> eerste <strong>in</strong>stantie<br />
via kanaal U naar de verbruiker gaat. Wanneer dit echter het geval is zal de<br />
ruimte C onder de plunjer volstromen en een druk opbouwen die een kracht Fvl<br />
(pvloeistof x Aplunjer) veroorzaakt tegen de veerdruk Fveer <strong>in</strong>. Op een gegeven<br />
moment zal door de toenemende vloeistofdruk de open<strong>in</strong>g I worden afgesloten,<br />
waardoor de druk niet verder kan oplopen. Wanneer de druk bij U, bijv. door<br />
verbruik, daalt zal de open<strong>in</strong>g I weer vrijgegeven worden, waarna het proces<br />
zich weer kan herhalen. Mocht er <strong>in</strong> het uitgaande circuit geen olieverbruik<br />
optreden dan zou ten gevolge van lekverschijnselen de druk te hoog <strong>in</strong> het<br />
U-circuit kunnen oplopen. De plunjer wordt <strong>in</strong> dat geval nog verder omhoog<br />
geduwd waardoor de retouropen<strong>in</strong>g R wordt vrijgegeven en de druk weer zal<br />
dalen (fig. 32 l<strong>in</strong>ks). Wanneer we bijv. de druk willen afregelen op 3 bar, dan<br />
zal bij een plunjerdiameter (d) van 5 mm, de veerspann<strong>in</strong>g volgens F = p x A:<br />
300.000 N/m 2 X 0,25 π 0,005 m 2 = 5,9 N moeten bedragen.<br />
Wanneer we met een veer onder een vaste constante voorspann<strong>in</strong>g werken zal<br />
de afgeregelde vloeistofdruk een vaste door de veer bepaalde waarde gaan<br />
aannemen. Variatie <strong>in</strong> de afgeregelde druk is onder meer mogelijk door ook<br />
vloeistof onder druk, bijv. vanuit een ander drukregelorgaan, <strong>in</strong> de veerruimte<br />
te laten vloeien, dus deze samen te laten werken met Fveer. Ook kan de veer<br />
mechanisch worden opgespannen.<br />
Figuur 32: Het regelen van hydraulische drukken. L<strong>in</strong>ks: de plunjer wordt omhoog geduwd<br />
wanneer de afgeregelde druk wordt bereikt. Rechts: wordt de uitgangsdruk te hoog dan wordt<br />
de retouropen<strong>in</strong>g vrijgegeven.<br />
35
7.2 Lock-up koppel<strong>in</strong>g<br />
Wanneer er geen blokker<strong>in</strong>g plaatsv<strong>in</strong>dt (koppelomvormer actief) dan komt<br />
de transmissieolie onder druk via de blokker<strong>in</strong>gsselector door de open<strong>in</strong>g A<br />
b<strong>in</strong>nen. Via open<strong>in</strong>g C kan de transmissieolie het koppelomvormershuis weer<br />
verlaten (fig. 33). De lock-up koppel<strong>in</strong>g ligt dan vrij omdat de druk de koppel-<br />
Figuur 33: De oliestroom van en naar de lock-up koppel<strong>in</strong>g. L<strong>in</strong>ks: koppelomvormer actief omdat<br />
de lock-up koppel<strong>in</strong>g wordt vrijgedrukt. Rechts: oliedruk duwt de koppel<strong>in</strong>gsschijf tegen het<br />
pomphuis waardoor pomp en turb<strong>in</strong>e aan elkaar gekoppeld worden (tek. Seat).<br />
<strong>in</strong>gsplaat van het huis afduwt. De magneetklep N91 is niet bekrachtigd. Wanneer<br />
het toerentalverschil tussen motor en transmissie zodanig kle<strong>in</strong> wordt dat<br />
er geen koppelvergrot<strong>in</strong>g meer nodig of gewenst is dan bekrachtigt de versnell<strong>in</strong>gsbakcomputer<br />
de magneetklep N91. De hydraulische blokker<strong>in</strong>gsselector<br />
neemt vervolgens de positie <strong>in</strong> van fig. 33 rechts. De olietoevoer v<strong>in</strong>dt dan<br />
plaats via kanaal C terwijl kanaal A de retour wordt. De koppel<strong>in</strong>gsplaat van de<br />
lock-up wordt tegen het huis gedrukt waardoor een directe verb<strong>in</strong>d<strong>in</strong>g tussen<br />
pomp en turb<strong>in</strong>e verkregen is. De magneetklep N91 ontvangt een pulsbreedte<br />
gemoduleerd signaal waardoor de druk geleidelijk kan worden opgebouwd.<br />
Stoten <strong>in</strong> de transmissie worden zodoende voorkomen.<br />
7.3 Meervoudige plaatkoppel<strong>in</strong>gen<br />
De als voorbeeld gekozen rem B1 is een meervoudige plaatkoppel<strong>in</strong>g en dient<br />
om de satellietdrager tegen te houden (fig. 34 boven). De rem wordt<br />
bediend wanneer de achteruitversnell<strong>in</strong>g wordt gekozen of de 1e versnell<strong>in</strong>g<br />
wordt geselecteerd. De rem heeft enige spel<strong>in</strong>g welke door de fabrikant wordt<br />
afgesteld. In fig. 34 (midden) heeft de hydraulische vloeistof de plunjer tegen<br />
de veerspann<strong>in</strong>g <strong>in</strong> aangedrukt waardoor de platen aanliggen. In fig. 34 (onder)<br />
heeft de veer de koppel<strong>in</strong>g vrij gedrukt. De koppel<strong>in</strong>gen K1, K2 en K3 dienen <strong>in</strong><br />
36
Figuur 34: Boven: opstell<strong>in</strong>g van de remmen B <strong>in</strong> het systeem. Onder l<strong>in</strong>ks: rem <strong>in</strong> bekrachtigde<br />
toestand. Onder rechts: De rem niet bekrachtigd (Tek. Seat)<br />
37
tegenstell<strong>in</strong>g tot de rem B1 om krachten over te brengen. De praktische uitvoer<strong>in</strong>g<br />
is echter <strong>in</strong> grote lijnen gelijk (fig. 35). Om de koppel<strong>in</strong>g te activeren wordt<br />
Figuur 35: Werk<strong>in</strong>g van de hydraulische bekrachtigde koppel<strong>in</strong>gen (tek. Seat).<br />
de druk op de transmissievloeistof verhoogd, de kogelklep sluit en de plunjer<br />
drukt aan waardoor de platen contact maken en de koppel<strong>in</strong>g actief wordt.<br />
Voor het lossen van de koppel<strong>in</strong>g wordt de druk op de transmissievloeistof verm<strong>in</strong>derd.<br />
De kogelklep opent ten gevolge van de afnemende vloeistofdruk en<br />
de centrifugaalkracht. De benodigde spel<strong>in</strong>g wordt door de fabrikant afgesteld.<br />
Reparatie en afstell<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de werkplaats is niet mogelijk.<br />
7.4 Rembanden<br />
De remband B2 (fig. 36) heeft als functie om het voorste zonnewiel tegen te<br />
houden. De rem heeft de vorm van een band en wordt bediend door middel<br />
van een hydraulische cil<strong>in</strong>der. De band wordt aan de ene kant vastgehouden<br />
door een stelschroef. De stelschroef wordt door de fabrikant <strong>in</strong>gesteld. De andere<br />
kant wordt door een bedien<strong>in</strong>gsstang aangedrukt waardoor de band zich<br />
om de trommel spant. Het hydraulische gedeelte bestaat uit twee plunjers, één<br />
voor de 2e versnell<strong>in</strong>g en één voor de 4e versnell<strong>in</strong>g. De bestur<strong>in</strong>gsdruk voor<br />
de 2e versnell<strong>in</strong>g komt het middelste kanaal b<strong>in</strong>nen en duwt de remband aan.<br />
Voor de 4e versnell<strong>in</strong>g wordt het bovenste kanaal gebruikt. Om de remband<br />
te ontspannen, nodig voor het <strong>in</strong>schakelen van de 3e versnell<strong>in</strong>g wordt een ontkoppel<strong>in</strong>gsdruk<br />
gebruikt waardoor de remband zich ontspant en het zonnewiel<br />
weer loskomt.<br />
38
Figuur 36: Opstell<strong>in</strong>g van de remband B2 (tek. Seat)<br />
7.5 Vrijloopkoppel<strong>in</strong>gen (fig. 37)<br />
Vrijloopkoppel<strong>in</strong>gen bestaan uit blokkeerelementen, die vrijgegeven worden <strong>in</strong><br />
één draairicht<strong>in</strong>g en geblokkeerd raken wanneer de draairicht<strong>in</strong>g omkeert. Er<br />
zijn constructies met kogels en schu<strong>in</strong> naar elkaar toelopende banen of met<br />
zichzelf klemlopende blokker<strong>in</strong>gspallen .<br />
Figuur 37: Constructie van een vrijloopkoppel<strong>in</strong>g met pallen (tek. Seat)<br />
39
7.6 Elektro-hydraulische bestur<strong>in</strong>g<br />
Om de hydraulische drukken te regelen en toe te laten tot de verschillende remmen<br />
en koppel<strong>in</strong>gen wordt gebruik gemaakt van elektromagnetische kleppen<br />
die door de versnell<strong>in</strong>gsbak-bestur<strong>in</strong>gscomputer kunnen worden bekrachtigd.<br />
Fig. 38 geeft een overzicht van de plaats<strong>in</strong>g van de gebruikte kleppen, de aanstur<strong>in</strong>g<br />
hiervan door de computer en voor welke versnell<strong>in</strong>g welke klep wordt<br />
gebruikt.<br />
Figuur 38: L<strong>in</strong>ks boven: overzicht kleppenblok. Rechts boven: klepaanstur<strong>in</strong>g computer. Onder:<br />
activer<strong>in</strong>gsschema. (Seat)<br />
KLEPPEN N88 EN N89<br />
Deze kleppen zijn van het aan/uit type en zorgen ervoor dat de<br />
versnell<strong>in</strong>gen worden <strong>in</strong>geschakeld die door de regeleenheid worden<br />
aangegeven.<br />
KLEP N90<br />
Klep N90 is van het aan/uit type en dient om de activer<strong>in</strong>gsduur van<br />
40
de remmen en de koppel<strong>in</strong>gen te regelen. Dankzij deze klep wordt het<br />
mogelijk de remmen en koppel<strong>in</strong>gen soepel te bedienen.<br />
KLEP N91<br />
Klep N91 is een modulerende klep die de druk van de transmissievloeistof<br />
regelt om de slipblokker<strong>in</strong>g van de koppelomvormer <strong>in</strong><br />
te schakelen.<br />
KLEP N93<br />
Magneetklep N93 is een modulerende klep waarmee de transmissievloeistofdruk<br />
wordt geregeld voor de koppel<strong>in</strong>gen en de remmen<br />
op basis van de actuele stand van het gaspedaal (gaskleppotentiometer).<br />
Tene<strong>in</strong>de de klep snel te kunnen laten reageren, moet de klep worden<br />
aangestuurd met een hoge spann<strong>in</strong>g die weer snel afvalt zodra de<br />
klep is aangestuurd. Om dit te bereiken, wordt de klep gevoed via een<br />
voorschakel-weerstand (N207).<br />
Om de diverse kleppen aan te sturen en derhalve de gewenste versnell<strong>in</strong>g te<br />
kunnnen selecteren maakt de versnell<strong>in</strong>gsbakcomputer gebruik van diverse signalen.<br />
Te weten:<br />
• gaskleppotentiometer;<br />
• Hallsensor;<br />
• transmisiesensor;<br />
• wagensnelheidssensor;<br />
• temperatuursensor transmissievloeistof;<br />
• multischakelaar;<br />
• elektromagneet blokker<strong>in</strong>g keuzehefboom;<br />
• remlichtschakelaar;<br />
• kickdownschakelaar.<br />
7.7 Gaskleppotentiometer<br />
De gaskleppotentiometer G69 verschaft het motorstuurapparaat doorlopend <strong>in</strong>formatie<br />
over de stand van de gasklep alsmede over de snelheid waarmee het<br />
gaspedaal wordt bediend. De regeleenheid van de transmissie ontvangt het signaal<br />
van de potentiometer via het motorstuurapparaat (fig. 39). De <strong>in</strong>formatie<br />
die wordt ontvangen van de potentiometer wordt gebruikt voor:<br />
• het berekenen van het schakelmoment afhankelijk van de motorbelast<strong>in</strong>g;<br />
• het afstell<strong>in</strong>g van de transmissievloeistofdruk afhankelijk van de belast<strong>in</strong>g<br />
en de <strong>in</strong>geschakelde versnell<strong>in</strong>g;<br />
• reductie van het motorkoppel (verlat<strong>in</strong>g van het ontstek<strong>in</strong>gstijdstip)<br />
gedurende de schakelcyclus;<br />
• schakelen tussen de programma’s ECO en SPORT.<br />
41
Figuur 39: De versnell<strong>in</strong>gsbakcomputer ontvangt de <strong>in</strong>formatie van de gasklep via de<br />
motormanagement-computer.<br />
7.8 Hallsensor<br />
De Hallsensor (G40) bev<strong>in</strong>dt zich <strong>in</strong> de verdeler en wordt direct aangedreven<br />
door de nokkenas. Deze sensor registreert het motortoerental en geeft dit door<br />
aan het motorstuurapparaat. Deze laatste stuurt de <strong>in</strong>formatie weer door naar<br />
de regeleenheid van de automatische transmissie (fig. 40). De <strong>in</strong>formatie van<br />
de Hall-sensor wordt door de regeleenheid gebruikt om de slipblokker<strong>in</strong>g te<br />
regelen.<br />
Figuur 40: De Hall-impulsgever. De managementcomputer J382 geeft via p<strong>in</strong> 27 het Hall-signaal<br />
door aan de versnell<strong>in</strong>gsbakcomputer J217 (tek. Seat).<br />
42
7.9 Transmissiesensor<br />
De transmissiesensor (G38) bev<strong>in</strong>dt zich <strong>in</strong> het transmissiehuis en registreert<br />
het toerental van koppel<strong>in</strong>g K3 (fig. 41). Koppel<strong>in</strong>g K3 is direct aan de turb<strong>in</strong>eas<br />
gekoppeld. Aan de hand van dit signaal bepaalt de versnell<strong>in</strong>gsbak-computer<br />
het <strong>in</strong>gaande toerental van de transmissie. Het signaal dient om de regeleenheid<br />
de volgende functies te kunnen laten uitvoeren:<br />
• bereken<strong>in</strong>g van het schakelmoment;<br />
• reductie van het motorkoppel gedurende de schakelcyclus.<br />
Figuur 41: Het toerental van de turb<strong>in</strong>eas wordt door de transmissiesensor G38 gemeten (tek.<br />
Seat).<br />
7.10 Wagensnelheidssensor<br />
De wagensnelheidssensor (G68) bev<strong>in</strong>dt zich <strong>in</strong> het transmissiehuis (fig. 42).<br />
De sensor is een <strong>in</strong>ductieve sensor die de snelheid van het uitgaande r<strong>in</strong>gwiel<br />
van het planetaire tandwielstelsel registreert. De <strong>in</strong>formatie m.b.t. de snelheid<br />
is van belang om:<br />
• te kunnen bepalen welke versnell<strong>in</strong>g moet worden <strong>in</strong>geschakeld;<br />
• de slipblokker<strong>in</strong>g te kunnen <strong>in</strong>schakelen.<br />
7.11 Temperatuursensor-transmissievloeistof<br />
De sensor voor de met<strong>in</strong>g van de temperatuur van de transmissievloeistof (G93)<br />
bev<strong>in</strong>dt zich boven het schuivenhuis en registreert de temperatuur van de genoemde<br />
vloeistof (fig. 43). Het signaal wordt gebruikt voor de regel<strong>in</strong>g van de<br />
43
Figuur 42: Het wagensnelheidssignaal bev<strong>in</strong>dt zich <strong>in</strong> het transmissiehuis (tek. Seat).<br />
44
transmissievloeistofdruk. In geval van te koude transmissie-olie wordt de slipblokker<strong>in</strong>g<br />
niet <strong>in</strong>geschakeld en kan het motorkoppel niet worden gereduceerd.<br />
Figuur 43: De temperatuursensor van de transmisie-olie (tek. Seat).<br />
7.12 Multischakelaar<br />
De multischakelaar F125 bev<strong>in</strong>dt zich <strong>in</strong> het transmissiehuis en wordt bediend<br />
door middel van de bedien<strong>in</strong>gskabel aan de keuzehendel (fig. 44). Functies:<br />
• De multischakelaar neemt de stand van de keuzehendel waar en geeft<br />
deze door aan de versnell<strong>in</strong>gsbakcomputer. Verder regelt deze:<br />
• Het startblokker<strong>in</strong>gsrelais wanneer de keuzehendel <strong>in</strong> de stand P of N<br />
staat (zie fig. 45);<br />
• de achteruitrijlichten.<br />
Figuur 44: De keuzehefboom is verbonden met de multischakelaar (tek. Seat).<br />
45
Figuur 45: Het startblokker<strong>in</strong>gsrelais (j207) bev<strong>in</strong>dt zich <strong>in</strong> de relaiskast. Het relais heeft tot doel<br />
te voorkomen dat de motor start wanneer de keuzehendel niet <strong>in</strong> de stand N of P staat.<br />
Elektrisch circuit: 10) signaal voor 1e versnell<strong>in</strong>g, 9) signaal voor 2e versnell<strong>in</strong>g, 8) signaal voor<br />
3e versnell<strong>in</strong>g, 7) signaal voor stand D, 6) signaal voor stand N, 5) signaal voor stand R, 4)<br />
signaal voor stand P, 2) aansluit<strong>in</strong>g blokker<strong>in</strong>gsrelais (tek. Seat).<br />
46
7.13 Elektromagneet voor blokker<strong>in</strong>g keuzehefboom<br />
De elektromagneet (N110) bev<strong>in</strong>dt zich onder de keuzehefboom en dient om<br />
deze te blokkeren. De elektromagneet blokkeert de hefboom om te voorkomen<br />
dat per ongeluk wordt geschakeld met de keuzehefboom. Om te schakelen dient<br />
eerst de blokkeerpal te worden <strong>in</strong>gedrukt (fig. 46). De regeleenheid stuurt de<br />
Figuur 46: Elektromagneet van blokker<strong>in</strong>g keuzehefboom (tek. Seat)<br />
elektromagneet aan door deze met de massa te verb<strong>in</strong>den. Telkens wanneer de<br />
blokkeerpal wordt <strong>in</strong>gedrukt, ontvangt de regeleenheid een signaal, waarna de<br />
de elektromagneet afvalt en de keuzehefboom kan worden bediend.<br />
7.14 Remlichtschakelaar (fig. 47)<br />
Deze schakelaar (F) bev<strong>in</strong>dt zich aan de steun van het rempedaal. De schakelaar<br />
stuurt een signaal naar de regeleenheid wanneer het rempedaal wordt<br />
<strong>in</strong>gedrukt. Wanneer dit signaal wordt ontvangen dan:<br />
• schakelt de AT-computer bij stilstaande auto de blokker<strong>in</strong>g van de keuzehefboom<br />
uit;<br />
• schakelt de computer de blokker<strong>in</strong>g uit wanneer de wagen wordt<br />
afgeremd terwijl de slipblokker<strong>in</strong>g is <strong>in</strong>geschakeld en een snelheid van<br />
60 km/h wordt bereikt.<br />
7.15 Kick-downschakelaar (fig. 48)<br />
De kick-downschakelaar (F8) bev<strong>in</strong>dt zich <strong>in</strong> de kabel van het gaspedaal. De<br />
schakelaar wordt geactiveerd wanneer het gaspedaal volledig wordt <strong>in</strong>getrapt.<br />
Het signaal van de schakelaar wordt gebruikt om onmiddellijk terug te schakelen<br />
naar de vorige versnell<strong>in</strong>g (bijv. van de 4e naar de 3e). Tevens wordt de<br />
airco gedurende 8 seconden uitgeschakeld.<br />
47
Figuur 47: Remlichtschakelaar (tek. Seat)<br />
Figuur 48: De kick-down schakelaar zorgt voor terugschakelen en het tijdelijk uitschakelen van<br />
de airco (tek. Seat).<br />
48
7.16 Motorstuurapparaat<br />
De regeleenheid van de automatische transmissie stuurt een signaal naar de<br />
motormanagement-computer op het moment dat geschakeld gaat worden.<br />
Wanneer het motorstuurapparaat dit signaal van de regeleenheid ontvangt, verlaat<br />
deze computer de ontstek<strong>in</strong>g, wat resulteert <strong>in</strong> een tijdelijke verlag<strong>in</strong>g van<br />
het motorkoppel. Hierdoor wordt een soepeler schakelgedrag verkregen. Voor<br />
dit hele proces, d.w.z. het verlagen van het motorkoppel en het schakelen zelf,<br />
heeft het systeem niet meer dan een halve seconde nodig (fig. 49). Het elek-<br />
Figuur 49: Tijdens het schakelen wordt het ontstek<strong>in</strong>gstijdstip verlaat (tek. Seat).<br />
trische schema van de automatische versnell<strong>in</strong>gsbak toont ons fig. 50 .<br />
49
Figuur 50: Elektrisch schema van de automatische versnell<strong>in</strong>gsbak.<br />
B/50 startmotor (50), G40 motortoerentalsensor, J207 startblokkeerrelais,<br />
N88 magneetklep, D/50 contactslot (50), G68 voertuigsnelheidsensor,<br />
J217 computer automaat, N89 magneetklep D/15, contactslot (15),<br />
G69 gaskleppotentiometer, J 382 motor computer, N90 magneetklep,<br />
F remlichtschakelaar, G93 temp.schak. versn. olie, L79 led <strong>in</strong>dicatie selector,<br />
N91 magneetklep, F125 multischakelaar, P<strong>in</strong> 12 airco,<br />
M16 achteruitrijlichten, N93 magneetklep, G38 n-sensor versn.bak,<br />
N110 blokkermagn.selector, M9/M10 remlichten, N207 weerstand, F8 kickdownschakelaar. 50
8 Diagnose<br />
Elektrische stor<strong>in</strong>gen van de automatische transmissie 001 kunnen worden<br />
opgespoord door gebruik te maken van de seriële diagnosetester. Met behulp<br />
van dit apparaat kan een belangrijk deel van de elektrische <strong>in</strong>stallatie van de automatische<br />
transmissie worden gecontroleerd. De computer beschikt over een<br />
zelfdiagnose-systeem waarmee de werk<strong>in</strong>g van alle onderdelen bewaakt wordt.<br />
Wanneer de versnell<strong>in</strong>gsbak-computer een stor<strong>in</strong>g vaststelt wordt deze <strong>in</strong> het<br />
stor<strong>in</strong>gsgeheugen opgeslagen. Vervolgens kan de stor<strong>in</strong>g <strong>in</strong> de werkplaats worden<br />
uitgelezen. Zodra een stor<strong>in</strong>g optreedt gaat het systeem <strong>in</strong> de zgn. noodloop.<br />
Er worden dan vervangende parameters gebruikt. De zelfdiagnose van het<br />
regelapparaat omvat onder meer:<br />
• Uitvoer<strong>in</strong>g regelapparaat uitlezen<br />
• Stor<strong>in</strong>gsgeheugen uitlezen<br />
• Actuatordiagnose<br />
• Basisafstell<strong>in</strong>g voorbereiden<br />
• Stor<strong>in</strong>gsgeheugen wissen<br />
• Meetwaardenblok lezen<br />
De belangrijkste zijn:<br />
1) Stor<strong>in</strong>gsgeheugen uitlezen<br />
In het stor<strong>in</strong>gsgeheugen worden stor<strong>in</strong>gen opgeslagen die zich voordoen <strong>in</strong> de<br />
meeste sensoren en actuatoren van de automatische versnell<strong>in</strong>gsbak.<br />
2) Basisafstell<strong>in</strong>g voorbereiden<br />
De basisafstell<strong>in</strong>g van de automatische transmissie moet worden uitgevoerd na<br />
de volgende reparaties:<br />
• vervang<strong>in</strong>g motor;<br />
• vervang<strong>in</strong>g motormanagement-computer;<br />
• vervang<strong>in</strong>g regeleenheid van de automatische transmissie;<br />
• vervang<strong>in</strong>g van de gaskleppotentiometer.<br />
Om de afstell<strong>in</strong>g uit te voeren moet het gaspedaal tot <strong>in</strong> de kick-downstand<br />
worden <strong>in</strong>getrapt en gedurende 3 seconden <strong>in</strong> deze stand worden gehouden.<br />
3) Meetwaardeblok lezen<br />
Het meetwaardeblok verschaft <strong>in</strong>formatie omtrent de werk<strong>in</strong>g van de afzonderlijke<br />
componenten. In veel gevallen kunnen de meetwaarden worden gebruikt<br />
om stor<strong>in</strong>gen op te sporen en te verhelpen. De functie bestaat uit groepen en<br />
<strong>in</strong>dicatievelden. Zie voorbeeld fig. 51.<br />
8.1 Stall-speedtest of blokkeerstest<br />
De Stallspeedtest of blokkeertest wordt wel uitgevoerd om de automaat (rembanden<br />
en koppel<strong>in</strong>gen) en de koppelomvormer (statorfunctie) te controleren.<br />
51
Figuur 51: Meetwaardeblok automatische versnell<strong>in</strong>gsbak<br />
Omdat het hier om een extreme belast<strong>in</strong>g gaat wordt deze test niet door<br />
alle fabrikanten ondersteund. De stallspeed is het motortoerental dat bij <strong>in</strong>geschakelde<br />
transmissie (D, R,1,2,3 of 4) bij stilstaand voertuig en volledig<br />
<strong>in</strong>getrapt gaspedaal en rempedaal bereikt wordt. Nogmaals: Een stall-speedtest<br />
mag alleen worden uitgevoerd wanneer deze door de fabrikant wordt toegestaan.<br />
9 Vragen en opgaven<br />
1. Uit welke hoofdcomponenten is een klassieke automatische versnell<strong>in</strong>gsbak<br />
opgebouwd?<br />
2. Wat verstaat men onder het kick-down effect?<br />
3. Is het starten van de motor onder alle versnell<strong>in</strong>gsbakstanden mogelijk?<br />
4. Wat is het verschil tussen de D en de 3-stand van de selectiehefboom?<br />
5. Hoe worden de tandwielstelsels genoemd waaruit de automaat is opgebouwd?<br />
6. Wat is de functie van de bestur<strong>in</strong>gshydrauliek <strong>in</strong> een automaat?<br />
7. Waar zijn de schakelmomenten van een versnell<strong>in</strong>gsbak van afhankelijk?<br />
8. Waarom kan een klassieke plaatkoppel<strong>in</strong>g het motorkoppel niet vergroten?<br />
9. Hoe groot is het rendement van een enkelvoudige droge plaatkoppel<strong>in</strong>g<br />
wanneer het motortoerental 1500 t/m<strong>in</strong> en het toerental van de koppel<strong>in</strong>gas<br />
500 t/m<strong>in</strong> bedraagt terwijl het over te brengen koppel 50 Nm<br />
is.<br />
10. Wat is het verschil tussen een vloeistofkoppel<strong>in</strong>g en een koppelomvormer?<br />
11. Het motorvermogen wordt <strong>in</strong> de koppelomvormer omgezet <strong>in</strong> k<strong>in</strong>etische<br />
energie van een oliestroom. Wat wordt daarmee bedoeld?<br />
52
12. Wat zijn de vier voornaamste onderdelen waaruit een koppelomvormer<br />
is opgebouwd?<br />
13. Hoe noemt men het gedreven gedreven gedeelte van een koppelomvormer?<br />
14. Wat is de functie van de stator?<br />
15. Verklaar met behulp van fig. 5 waarom de stator op een gegeven moment<br />
gaat meedraaien?<br />
16. Bestudeer fig. 6. Gevraagd wordt:<br />
(a) Wat is het toerental van het turb<strong>in</strong>ewiel wanneer de koppelvergrot<strong>in</strong>gsfactor<br />
2 bedraagt?<br />
(b) Toon met behulp van de rendementsformule en de gegevens uit de<br />
grafiek aan dat het <strong>in</strong> de grafiek aangegeven maximale rendement<br />
<strong>in</strong>derdaad 89% bedraagt (η = afgegeven vermogen / toegevoerd<br />
vermogen).<br />
17. In welke gebieden is volgens het trekkracht diagram van fig. 7 de koppelomvormer<br />
werkzaam?<br />
18. Wat verstaan we onder het stallpunt van een koppelomvormer?<br />
19. Niet alle fabrikanten staan een stallspeedtest toe. Wat zou daar de reden<br />
van kunnen zijn?<br />
20. Waarom wordt de olie van een automaat vaak speciaal gekoeld?<br />
21. Wat is het probleem bij het peilen van de olie van een automaat?<br />
22. Uit welke onderdelen is een planetair tandwielstelsel opgebouwd?<br />
23. Bepaal met behulp van de gegevens (fig. 9) de overbrengverhoud<strong>in</strong>g<br />
van een planetair stelsel wanneer het stelsel geschakeld is als:<br />
(a) stertype<br />
(b) planetair type<br />
(c) solairtype<br />
24. In fig. 10 zijn drie overbreng<strong>in</strong>gsmogelijkheden getekend. Er zijn er<br />
zeven te maken. Verklaar dit.<br />
25. Welke versnell<strong>in</strong>g wordt vanuit het stertype verkregen?<br />
26. Welk type geeft de grootste vertrag<strong>in</strong>g?<br />
27. Op welke wijze wordt een vertrag<strong>in</strong>g i = 1 verkregen?<br />
28. Uit hoeveel planetaire stelsels bestaat de 3HP22 versnell<strong>in</strong>gsbak van<br />
ZF?<br />
29. Wat hebben deze stelsels gemeenschappelijk?<br />
30. Wat is de functie van een vrijloopkoppel<strong>in</strong>g?<br />
31. Welke verb<strong>in</strong>gen maken koppel<strong>in</strong>gen 4 en 5 (fig. 15)?<br />
32. Welke koppel<strong>in</strong>gen zijn verbonden met het versnell<strong>in</strong>gsbakhuis?<br />
33. Hoe groot is de max. vertrag<strong>in</strong>g (dus met <strong>in</strong>begrip van de koppelomvormer)<br />
van de 3HP22?<br />
34. Wat verstaat men onder een Ravigneaux stelsel?<br />
35. Geef aan met behulp van fig. 21 en/of fig. 22 welke ’assen’ door het<br />
turb<strong>in</strong>ewiel kunnen worden aangedreven. Geef vervolgens aan welke<br />
koppel<strong>in</strong>g hiervoor moet worden bekrachtigd.<br />
53
36. Wat is het verschil tussen de 3H en 3M versnell<strong>in</strong>g (fig. 22)?<br />
37. Welke koppel<strong>in</strong>g moet worden bekrachtigd om van 3H naar 3M te<br />
schakelen?<br />
38. Welk zonnewiel wordt aangedreven wanneer de 1e versnell<strong>in</strong>g wordt<br />
geselecteerd (fig. 24)?<br />
39. Geef de belangrijkste functies weer van de AT-olie.<br />
40. Waarom is het nodig dat de hydraulische bestur<strong>in</strong>gsdruk wordt<br />
afgeregeld?<br />
41. Waarom ontvangt de magneetklep N91 van fig. 33 een PWM-signaal?<br />
42. Men maakt onderscheidt tussen een rem en een koppel<strong>in</strong>g. Mechanisch<br />
betreft het allebei een constructie met plaatkoppel<strong>in</strong>gen (fig. 34). Wat<br />
is het verschil?<br />
43. Wanneer is het constructief eenvoudiger om een remband aan te brengen<br />
dan een plaatkoppel<strong>in</strong>g?<br />
44. Op welke wijze verkrijgt men constructief een vrijloopkoppel<strong>in</strong>g?<br />
45. Geef een compleet overzicht van de gebruikte koppel<strong>in</strong>gen en magneetkleppen<br />
voor het <strong>in</strong>schakelen van de diverse versnell<strong>in</strong>gen. Of <strong>in</strong><br />
andere woorden: maak van de tabellen <strong>in</strong> fig. 22 en 38 één tabel volgens<br />
het voorbeeld van fig. 52.<br />
Figuur 52<br />
46. Waarvoor wordt de <strong>in</strong>formatie van de gaskleppotentiometer gebruikt?<br />
47. Welke sensoren geven de signalen af die bepalen of de lock-up koppel<strong>in</strong>g<br />
al dan niet geactiveerd moet worden?<br />
48. Welke sensoren geven de signalen af die bepalen welke versnell<strong>in</strong>g geselecteerd<br />
moet worden?<br />
49. Waarom is de functie van de temperatuursensor <strong>in</strong> de versnell<strong>in</strong>gsbak<br />
zo belangrijk?<br />
50. Welke uitgangsp<strong>in</strong> van de multischakelaar zal hoog worden wanneer<br />
we ’Drive’ selecteren?<br />
51. Teken <strong>in</strong> fig. 44 een stand van de multischakelaar waar<strong>in</strong> niet gestart<br />
kan worden.<br />
52. Welke gegevens worden uitgewisseld tussen de MM-computer en de ATcomputer?<br />
54
53. Tussen welke p<strong>in</strong>nen van de AT en MM-computer v<strong>in</strong>dt de gegevensuitwissel<strong>in</strong>g<br />
plaats (fig. 50)?<br />
54. Wat is de relatie tussen veld 1 en 2 van groep nummer 2 <strong>in</strong> het meetwaardeblok?.<br />
55