Bestemmingsplan Poeldijk 3a Gemeente Houten
Bestemmingsplan Poeldijk 3a Gemeente Houten
Bestemmingsplan Poeldijk 3a Gemeente Houten
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
<strong>Bestemmingsplan</strong><br />
<strong>Poeldijk</strong> <strong>3a</strong><br />
<strong>Gemeente</strong> <strong>Houten</strong><br />
Vastgesteld 24 november 2009<br />
24 november 2009 | projectnummer SR080060
Buro SRO<br />
’t Goylaan 11<br />
3525 AA Utrecht<br />
030-2699198<br />
www.buro-sro.nl<br />
Projectnummer:<br />
SR080060<br />
Opdrachtgever:<br />
<strong>Gemeente</strong> <strong>Houten</strong><br />
Auteur:<br />
C. Vaartjes<br />
BTW nummer: NL8187.16.071.B01<br />
KvK nummer: 30232281<br />
Rabobank rekeningnummer: 1421.54.024 t.n.v. Buro SRO B.V. te Utrecht<br />
2
Inhoud<br />
1 INLEIDING ............................................................................................................................................. 4<br />
1.1 AANLEIDING VOOR HET BESTEMMINGSPLAN .......................................................................... 4<br />
1.2 BEGRENZING VAN HET PLANGEBIED ........................................................................................ 4<br />
1.3 PROCEDURE ................................................................................................................................. 5<br />
1.4 OPBOUW VAN HET PLAN ............................................................................................................. 5<br />
2 HET INITIATIEF ..................................................................................................................................... 6<br />
2.1 HUIDIGE SITUATIE ........................................................................................................................ 6<br />
2.2 TOEKOMSTIGE SITUATIE ............................................................................................................ 7<br />
3 BELEIDSKADER ................................................................................................................................... 8<br />
3.1 RIJKSBELEID ................................................................................................................................. 8<br />
3.2 PROVINCIAAL BELEID .................................................................................................................. 9<br />
3.3 GEMEENTELIJK BELEID ............................................................................................................. 13<br />
4 HAALBAARHEID VAN HET BESTEMMINGSPLAN .......................................................................... 15<br />
4.1 INLEIDING .................................................................................................................................... 15<br />
4.2 BEDRIJVEN EN MILIEUZONERINGEN ....................................................................................... 15<br />
4.3 GELUID ........................................................................................................................................ 15<br />
4.4 EXTERNE VEILIGHEID ................................................................................................................ 16<br />
4.5 BODEM ......................................................................................................................................... 18<br />
4.6 LUCHTKWALITEIT ....................................................................................................................... 19<br />
4.7 FLORA EN FAUNA ....................................................................................................................... 20<br />
4.8 ARCHEOLOGIE ........................................................................................................................... 23<br />
4.9 WATER ......................................................................................................................................... 24<br />
4.10 VERKEER EN PARKEREN ...................................................................................................... 26<br />
5 ECONOMISCHE UITVOERBAARHEID .............................................................................................. 27<br />
6 JURIDISCHE PLANBESCHRIJVING .................................................................................................. 28<br />
6.1 INLEIDING .................................................................................................................................... 28<br />
6.2 BESTEMMINGEN ......................................................................................................................... 28<br />
7 DE PROCEDURE ................................................................................................................................ 29<br />
7.1 INSPRAAK .................................................................................................................................... 29<br />
7.2 OVERLEG .................................................................................................................................... 29<br />
7.3 ZIENSWIJZEN .............................................................................................................................. 29<br />
3
1 INLEIDING INLEIDING<br />
1.1 AANLEIDING AANLEIDING AANLEIDING VOOR VOOR HET BESTEMMINGSPLAN<br />
BESTEMMINGSPLAN<br />
Het perceel poeldijk 3A is bestemd als een koel- en fruitsorteerbedrijf. Enige tijd terug is een grote schuur<br />
afgebrand behorende bij het bedrijf. Voor de herbouw van deze bedrijfsruimte is een bouwplan ingediend en<br />
reeds vergund. Deze bedrijfsruimte is vooralsnog nog niet teruggebouwd.<br />
De eigenaar heeft besloten de bedrijfsvoering te beëindigen. Herbouw van de schuur is derhalve niet meer<br />
noodzakelijk. De eigenaar heeft voor het perceel een verzoek bij de gemeente ingediend. In het kader van de<br />
provinciale Ruimte voor Ruimte regeling is het verzoek gedaan een nieuwe woning te mogen realiseren en de<br />
aanwezige bedrijfswoning te herbestemmen als burgerwoning. Hierbij zal dan geen gebruik gemaakt worden<br />
van de mogelijkheid om de bedrijfsruimte te herbouwen.<br />
De gemeente <strong>Houten</strong> heeft ingestemd met de bovenstaande plannen en buro SRO verzocht om voor de<br />
ontwikkeling een bestemmingsplan op te stellen, waarin het initiatief planologisch wordt verankerd.<br />
1.2 BEGRENZING BEGRENZING BEGRENZING VAN VAN HET HET PPLANGEBIED<br />
PP<br />
LANGEBIED<br />
Het plangebied ligt aan aan de <strong>Poeldijk</strong>. De <strong>Poeldijk</strong> is een korte zijweg van de Schalkwijkseweg, deze weg<br />
verbindt <strong>Houten</strong> met Schalkwijk. De locatie ligt vlakbij het Amsterdam-Rijnkanaal, enkel de<br />
Schonauwenseweg ligt er nog tussen. Het perceel van <strong>Poeldijk</strong> 3A wat onderdeel van het bestemmingsplan<br />
uitmaakt is kadastraal bekend als sectie H nr. 281, 152,154,155 en 156. Het gezamenlijk oppervlak is ca.<br />
1,2 ha.<br />
luchtfoto plangebied<br />
4
1.3 PROCEDURE<br />
PROCEDURE<br />
Op basis van de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (Wro) van 1 juli 2008 is het mogelijk om in afwijking van<br />
het vigerend bestemmingsplan een nieuw (postzegel) bestemmingsplan te maken, of een projectbesluit. De<br />
gemeente houten vereist voor de beschreven ontwikkeling een nieuw bestemmingsplan.<br />
1.4 OPBOUW OPBOUW VAN VAN HET HET PLAN PLAN<br />
PLAN<br />
In hoofdstuk 1 wordt een inleiding op het plan gegeven. Hoofdstuk 2 beschrijft het initiatief. In hoofdstuk 3 is<br />
een beschrijving van het relevante rijks-, provinciale-, regionale, en gemeentelijke beleid opgenomen. In<br />
hoofdstuk 4 worden de verschillende haalbaarheidsaspecten beschreven. Hoofdstuk 5 beschrijft de econo-<br />
misch en maatschappelijke uitvoerbaarheid. In hoofdstuk 6 wordt een planbeschrijving gegeven. Dit houdt in<br />
dat de bestemmingen op de plankaart met de bijbehorende voorschriften worden toegelicht. Tenslotte wordt<br />
in hoofdstuk 7 de procedure beschreven.<br />
5
2 HET HET INITIATIEF<br />
INITIATIEF<br />
2.1 HUIDIGE HUIDIGE SITUATIE<br />
SITUATIE<br />
In de huidige situatie zijn de gronden in gebruik als agrarisch bedrijf waarbij een deel ingericht is voor fruit-<br />
teelt. Op het terrein staat één boerderij met aan de achterzijde een grote schuur en aan de westzijde direct<br />
verbonden met de hoofdbebouwing nog een drietal kleinere schuren. De boerderij is met de voorzijde naar<br />
het noordoosten gericht. Zoals vermeld heeft op het terrein ook nog een grote schuur gestaan die afgebrand<br />
is. Deze schuur is niet meer zichtbaar op de luchtfoto.<br />
Luchtfoto bestaande boerderij met schuren<br />
De omgeving wordt in eerste instantie bepaald door de omliggende agrarische bedrijven en boomgaarden.<br />
Aan de zuidzijde ligt het Amsterdam-Rijnkanaal dat een belangrijke barrière in het landschap vormt. 600<br />
meter ten noorden van het plangebied ligt de uitbreidingswijk <strong>Houten</strong>-Vinex met de bijbehorende rondweg.<br />
Vanuit deze wijk loopt de spoorlijn Utrecht - ’s Hertogenbosch en de lokale verbindingsweg naar Schalkwijk.<br />
Deze verbindingen passeren het plangebied respectievelijk op 350 en 150 meter.<br />
6
2.2 TOEKOMSTIGE TOEKOMSTIGE SITUATIE<br />
SITUATIE<br />
Het plan houdt het beïndigen van het niet agrarisch bedrijf in. Op de vrijkomende gronden wordt de bestaan-<br />
de bedrijfswoning (boerderij) herbestemd als burgerwoning en ten oosten van deze bestaande woning komt<br />
een nieuwe woning. De nieuwe woning komt op kadestraal perceel sectie L nr. 100 en is eveneens gericht<br />
naar het noordoosten. Als onderdeel van de planvorming zal in de toekomstige situatie de reeds vergunde<br />
her te bouwen bedrijfsruimte niet gerealiseerd worden. De overige gronden worden bestemd als agrarisch.<br />
De nieuwe woning is vormgegeven als een boerderij van één laag met een rieten kap. Aan de westzijde komt<br />
een garage parallel aan het huis met daartussen een gang. Beide delen zijn eveneens voorzien van een<br />
rieten kap.<br />
7
3 BELEIDSKADER<br />
BELEIDSKADER<br />
3.1 RIJKSBELEID<br />
RIJKSBELEID<br />
3.1.1 NOTA NOTA RUIMTE, RUIMTE, RUIMTE RUIMTE RUIMTE VOOR VOOR ONTWIKKELING ONTWIKKELING (2 (2006) (2 006)<br />
In de Nota Ruimte is het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020. Bovendien bevat het een doorkijk<br />
op de langere termijn, namelijk de periode 2020-2030. De Nota Ruimte vervangt de ruimtelijk relevante<br />
rijksnota’s c.q. de planologische kernbeslissingen (PKB’s) behorende bij de Vierde nota over de ruimtelijke<br />
ordening Extra (en de Actualisering daarvan in de Vinac) en het Structuurschema Groene Ruimte.<br />
Hoofddoel van het nationaal ruimtelijk beleid is ruimte te scheppen voor de verschillende ruimtevragende<br />
functies op het relatief beperkte oppervlak van Nederland. Meer specifiek richt het kabinet zich hierbij op<br />
vier algemene doelen: versterking van de internationale concurrentiepositie van Nederland, bevordering van<br />
krachtige steden en een vitaal platteland, borging en ontwikkeling van belangrijke (inter)nationale ruimtelijke<br />
waarden, en borging van de veiligheid.<br />
Met de Nota Ruimte heeft het kabinet gekozen voor een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid.<br />
Het accent verschuift daarmee van het stellen van beperkingen naar het stimuleren van ontwikkelingen. Er<br />
wordt meer nadruk gelegd op “ontwikkelingsplanologie” en minder op “toelatingsplanologie”. Daarnaast is<br />
het landelijk beleid gericht op het optimaal benutten van het huidige bebouwde gebied.<br />
In de nota is beleid opgenomen die specifiek voor onderhavig geval van toepassing is. Het betreft de Ruimte<br />
voor Ruimte-regeling. Deze regeling is opgesteld omdat agrarische activiteiten afnemen in het buitengebied<br />
en zo kans op verpaupering ontstaat. Tevens dragen veel agrarische schuren niet bij aan landschappelijke<br />
kwaliteit. De regeling maakt het mogelijk om per boerderij alle schuren te slopen en dit te compenseren met<br />
een extra woning.<br />
Conclusie<br />
Conclusie<br />
Het onderhavig bouwinitiatief van dit bestemmingsplan betreft het niet herbouwen van een afgebrande<br />
schuur in het buitengebied, met als compensatie één nieuwe woning en de bestaande woning te herbe-<br />
stemmen als burgerwoning. Het plan sluit daarmee aan op het rijksbeleid.<br />
3.1.2 NATIONAAL NATIONAAL LANDSCHAP LANDSCHAP RIVIERENGEBIED<br />
In de Nota Ruimte (januari 2006) zijn door het ministerie van VROM 20 nationale landschappen geïntrodu-<br />
ceerd. Nationale landschappen zijn gebieden met zeldzame of unieke kenmerkende landschapskwaliteiten.<br />
In samenhang daarmee hebben deze gebieden bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten. Land-<br />
schappelijke, cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten van nationale landschappen moeten behouden<br />
blijven, duurzaam beheerd en waar mogelijk worden versterkt. In samenhang hiermee zal de toeristisch-<br />
recreatieve betekenis moeten toenemen.<br />
De landschappelijke kwaliteiten zijn medebepalend voor de (on-)mogelijkheden voor nieuwe ontwikkelingen.<br />
Uitgangspunt is dat de nationale landschappen zich sociaaleconomisch voldoende moeten kunnen ontwikke-<br />
len, terwijl de bijzondere kwaliteiten van het gebied worden behouden of versterkt.<br />
De uitwerking van de nationale landschappen is een provinciale aangelegenheid, zij is de zogenaamde bron-<br />
houder. Ten aanzien van de begrenzing van de landschappen was een nadere uitwerking nodig. Dit is door<br />
de provincie Utrecht uitgewerkt in de Streekplanuitwerking Nationale Landschappen<br />
8
conclusie onclusie onclusie<br />
Het plangebied ligt in het nationaal landschap rivierengebied. De uitwerking van het nationale landschap is<br />
een provinciale aangelegenheid. In paragraaf 3.2.2 bij het provinciale beleid wordt hier nader op ingegaan.<br />
3.1.3 NATIONAAL ATIONAAL MILIEUBELEI<br />
MILIEUBELEIDSPLAN MILIEUBELEI DSPLAN 3 (PKB NMP3; 1998) 1998) EN EN 4 4 (NMP4; (NMP4; 20 2001) 20 01)<br />
Het NMP 3 bevat het milieubeleid voor de korte termijn, met een doorkijk tot 2010. Voor het milieubeheer<br />
wordt gestreefd naar een duurzame ontwikkeling. Brongerichte maatregelen (onderscheiden in emissiege-<br />
richte, volumegerichte en structuurgerichte maatregelen) hebben de voorkeur boven effectgerichte maatre-<br />
gelen. In het NMP 3 wordt aangegeven wat van de doelgroepen landbouw, verkeer en vervoer, industrie,<br />
milieubedrijven en maatschappelijke en milieuorganisaties wordt verwacht om aan het milieubeheer bij te<br />
dragen.<br />
Op 13 juni is het NMP 4 `Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid’ verschenen. Het NMP 4 ver-<br />
vangt het NMP 3 niet, maar kijkt verder vooruit naar het jaar 2030. Er worden zeven grote milieuproblemen<br />
benoemd: verlies aan biodiversiteit, klimaatverandering, overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen, bedrei-<br />
gingen van de gezondheid, externe veiligheid, aantasting van de leefomgeving en mogelijke onbeheersbare<br />
risico’s. Over het algemeen bevat het NMP 4 geen concrete maatregelen en doelen voor de korte termijn.<br />
Conclusie Conclusie<br />
Conclusie<br />
De locatie <strong>Poeldijk</strong> 3A behoort niet tot één van de benoemde doelgroepen in het NMP 3. Het NMP 4 geeft<br />
geen concrete maatregelen of criteria waaraan het plan moet voldoen. Vanuit het perspectief van het natio-<br />
naal milieubeleidsplan bestaat er dan ook geen bezwaar ten aanzien van het initiatief.<br />
3.2 PROVINCIAAL ROVINCIAAL BELEID<br />
BELEID<br />
3.2.1 STREEKPLAN STREEKPLAN 2005 2005-2015 2005 2005 2015 (2004)<br />
(2004)<br />
Het streekplan 2005 – 2015 voor de provincie Utrecht is 13 december 2004 vastgesteld door de Provinciale<br />
Staten. In het streekplan legt de provincie haar ‘omgevingsvisie’ voor de provincie vast.<br />
De kernbegrippen in dit plan zijn kwaliteit, uitvoering en samenwerking. In deze nota is aangegeven waar de<br />
provincie mogelijkheden voor ontwikkelingen ziet en waar vooral aandacht moet zijn voor behoud van<br />
landschappelijke kwaliteiten. Een belangrijk uitgangspunt wat doorvertaald is vanuit de nota Ruimte is het<br />
optimaal benutten van het bestaand stedelijk gebied. Het Rijksbeleid spreekt hier van intensiveren. Een<br />
belangrijk instrument wat de provincie hierbij gebruikt is het aanwijzen van rode contouren. De rode<br />
contouren worden om de bestaande stedelijke kernen getrokken. Binnen deze kernen moet de grond<br />
optimaal benut worden. Buiten deze contouren is is bebouwing niet zonder meer toegestaan.<br />
In het streekplan is tevens de regeling ‘Ruimte voor Ruimte’ opgenomen. Het is een doorvertaling van het<br />
nationaal beleid omschreven in de Nota Ruimte. Het beleid voor vrijkomende bebouwing is primair gericht op<br />
kwaliteitswinst door afname van bebouwing in het buitengebied. Er worden enkele voorwaarden gesteld om<br />
in aanmerking te komen voor de regeling:<br />
9
- Omliggende agrarische bedrijven worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd;<br />
- Eventueel bijbehorende gronden blijven of komen beschikbaar voor de grondgebonden functies<br />
landbouw, natuur of recreatie, overeenkomstig de functie van het gebied;<br />
- Er wordt geen cultuurhistorisch waardevolle bedrijfsbebouwing gesloopt;<br />
- Een zorgvuldig landschappelijke inpassing is vereist, waarbij een beeldkwaliteitsrapport een nuttig<br />
hulpmiddel kan zijn.<br />
Er wordt in principe als ondergrens voor de regeling 1000 m 2 te slopen bedrijfsbebouwing vereist.<br />
Aangegeven wordt dat de nieuwe extra woning op het terrein gebouwd kan worden, of als dat ruimtelijk niet<br />
gewenst is elders aan de rand van een kern kan komen.<br />
Streekplankaart provincie utrecht<br />
Conclusie<br />
Conclusie<br />
Het plan ligt in het buitengebied van de gemeente <strong>Houten</strong> en ligt buiten de rode contour. Het bestaande niet<br />
agrarisch bedrijf staakt de bedrijfsvoering. Het initiatief betreft het herbestemmen van een bedrijfswoning tot<br />
burgerwoning en het nieuw bouwen van een tweede burgerwoning. De herbouw van in het verleden afge-<br />
brande bedrijfsbebouwing, die reeds vergund is, zal hierbij komen te vervallen. Het initiatief is niet geheel in<br />
overeenstemming met de Ruimte voor Ruimte-regeling. Het totale oppervlak van de vergunde bedrijfsbe-<br />
bouwing is 650 m 2, inclusief erfverharding betreft het hier een oppervlak van ca 4600 m 2. Hiermee voldoet<br />
het plan niet geheel aan de vereiste minimale 1000 m 2 oppervlakte bebouwing wat afgebroken moet worden<br />
zoals gesteld is in het streekplan. De gemeente <strong>Houten</strong> heeft aangegeven dat het vervallen van de herbouw<br />
van de vergunde bedrijfsruimte, alsmede het vervallen van de grote hoeveelheid erfverharding en het verval-<br />
len van een niet agrarisch bedrijf in het buitengebied een dermate verbetering van de bestaande beeldkwali-<br />
teit zal opleveren dat zij positief tegenover het initiatief staat.<br />
10
3.2.2 STREEKPLANUITWERKI<br />
STREEKPLANUITWERKING STREEKPLANUITWERKI NG NATIONALE NATIONALE LANDSCH LANDSCHAPPEN LANDSCH APPEN PROVINCIE UTRE UTRECHT UTRE<br />
CHT (2008)<br />
In de Nota Ruimte zijn door het rijk twintig gebieden in Nederland aangemerkt als nationaal landschap. Deze<br />
gebieden kenmerken zich door de aanwezigheid van internationaal zeldzame of unieke en nationaal ken-<br />
merkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke, cultuurhistorische en<br />
recreatieve kwaliteiten. Deze kwaliteiten moeten behouden blijven, duurzaam beheerd en - zo mogelijk -<br />
worden versterkt.<br />
De provincie heeft als taak het beleid en tevens de begrenzing van de nationale landschappen op haar<br />
grondgebied nader uitgewerkt. De gedeputeerde staten van de provincie hebben deze nadere uitwerking op<br />
8 april 2008 vastgesteld.<br />
Eén van de hoofdbeleidslijnen in het streekplan betreft de grote inzet op inbreiding en verstedelijking binnen<br />
de rode bebouwingscontouren. Hiermee wordt de behoefte aan nieuwe uitbreidingslocaties beperkt. In het<br />
streekplan is een zo goed mogelijke inschatting gemaakt van de inbreiding in de streekplanperiode. Deze<br />
inzet is herbevestigd in de notitie Beleidsuitgangspunten Nationale Landschappen provincie Utrecht, vastge-<br />
steld door PS op 18-09-2006.<br />
Uitsnede streekplanuitwerking nationale landschappen<br />
In de Nota Ruimte zijn als kernkwaliteiten aangemerkt:<br />
• schaalcontrast van zeer open naar besloten;<br />
• samenhangend stelsel van rivier - uiterwaard - oeverwal - kom;<br />
• samenhangend stelsel van hoge stuwwal - flank - kwelzone - oeverwal - rivier;<br />
Deze kernkwaliteiten beschrijven weliswaar belangrijke landschappelijke kwaliteiten van dit nationaal land-<br />
schap, maar gaan voorbij aan de bijzondere historische ligging van het gebied. Daarom is in de streekplan-<br />
uitwerking als kernkwaliteit toegevoegd:<br />
• de Kromme Rijn als vesting en vestiging.<br />
11
Gesteld wordt in de streekplanuitwerking dat eventuele ontwikkeling in het gebied afhankelijk is van de<br />
kernkwaliteiten, voor onderhavige locatie aangemerkt als landschap van de rivier worden de kernkwaliteiten<br />
als volgt beschreven:<br />
De rivier met uiterwaarden heeft een primaire functie voor waterafvoer en natte natuur en daarnaast grote<br />
recreatieve, aardkundige en cultuurhistorische betekenis. Contrast tussen enerzijds de (natuurlijke) dyna-<br />
miek van de rivier met uiterwaarden, natuurontwikkeling en ruimte voor de rivier en anderzijds de dijken,<br />
kribben, cultuurhistorie en het agrarisch gebruik. Op bijzondere locaties zijn combinaties te maken tussen<br />
cultuurhistorie en recreatie. Eventuele ontwikkelingen moeten passen binnen deze kernkwaliteit.<br />
Conclusie<br />
Conclusie<br />
Het plangebied is onderdeel van het nationale landschap Rivierengebied. Hiervoor gelden in de eerste plaats<br />
de regels zoals die zijn opgesteld in het streekplan. In de streekplanuitwerking is vervolgens de begrenzing<br />
nader aangegeven. Aanvullend is in de uitwerking aangegeven dat een eventuele ontwikkeling zal moeten<br />
passen binnen de kernkwaliteiten van het landschap. Het beoogde plan betreft het niet terugbouwen van<br />
afgebrande bedrijfsbebouwing, het herbestemming van een bedrijfswoning tot burgerwoning en de nieuw-<br />
bouw van een woning. Het niet herbouwen van de bedrijfsbebouwing en het vervallen van een niet agrarisch<br />
bedrijf in het buitengebied wordt door de gemeente als kwaliteitsverbetering beoordeeld. De ontwikkeling en<br />
daarmee de afname van bebouwing en verharding draagt bij aan een versterking van de kernkwaliteiten.<br />
3.2.3 PROVINCIALE PROVINCIALE ECOLOGIS ECOLOGISCHE ECOLOGIS ECOLOGIS CHE HOOFDSTRUCTUUR<br />
De Ecologische Hoofdstructuur (afgekort EHS) is een samenhangend netwerk van belangrijke natuurgebie-<br />
den in Nederland. De EHS bestaat uit bestaande natuurgebieden, nieuwe natuurgebieden en ecologische<br />
verbindingszones. Het vormt de basis voor het Nederlands natuurbeleid. De provincie Utrecht beschikt over<br />
zo'n 30.000 hectare natuurgebied.<br />
Conclusie<br />
Conclusie<br />
Er zijn geen bestaande of nieuwe natuurgebieden in de omgeving aanwezig tevens zijn er geen ecologische<br />
verbindingszones in de omgeving aanwezig. Derhalve heeft het plan geen invloed op de EHS.<br />
12
3.3 GEMEENTELIJK GEMEENTELIJK BELEID BELEID<br />
BELEID<br />
3.3.1 RUIMTELIJKE RUIMTELIJKE RUIMTELIJKE VISIE<br />
VISIE<br />
De gemeente <strong>Houten</strong> heeft in 2004 en 2005 zich samen met de bewoners bezonnen op haar toekomst. De<br />
gemeente is sinds lang een groeikern. In de jaren ‘70 kwam de eerste opgave en in de jaren in ’90 de twee-<br />
de. Momenteel wordt de tweede fase afgerond en werd het tijd om na te denken over de ontwikkeling van<br />
<strong>Houten</strong> na de groeifase.<br />
In de Ruimtelijke Visie wordt aangegeven welke punten <strong>Houten</strong> in de toekomst extra aandacht geeft. Als<br />
algemeen uitgangspunt in de nota is de volgende zin geformuleerd: We houden vast wat we hebben en<br />
richten ons op het uitbouwen van aanwezige kwaliteiten. Dit betekent: de bestaande kwaliteiten behouden<br />
en waar mogelijk uitbreiden en het bestaande buitengebied ondanks de schaalvergroting vitaal ontwikkelen.<br />
Een aantal specifieke opgaven die beschreven zijn luiden: een stedelijke opgave van circa 1000 woningen<br />
binnen bestaand bebouwd gebied, meer woningen creëren voor jongeren, <strong>Houten</strong> aansluiten op het landelijk<br />
snelwegennet en een busverbinding maken tussen Zeist, Odijk en <strong>Houten</strong>.<br />
Conclusie<br />
Conclusie<br />
De Ruimtelijke Visie voor <strong>Houten</strong> beschrijft de ontwikkeling voor de gemeente in hoofdlijnen. Deze ontwikke-<br />
ling doet geen specifieke uitspraken op lokaal niveau voor <strong>Poeldijk</strong> 3A. Ten aanzien van het beleid voor vitaal<br />
platteland wordt aangegeven: We geven extra aandacht aan (nieuwe) invullingen voor vrijkomende agrari-<br />
sche bedrijfsbebouwing en het toepassen van provinciale regelingen. Het betreft hier onder andere de Ruim-<br />
te voor Ruimte-regeling die uitgewerkt is op provinciaal niveau.<br />
3.3.2 BESTEMMINGSPLAN<br />
BESTEMMINGSPLAN<br />
Het vigerend ruimteliijk beleid voor het plangebied is bestemmingsplan Buitengebied. Het bestemmingsplan<br />
is 27 maart 2002 vastgesteld en 29 oktober 2002 goedgekeurd door GS. Het plangebied is in<br />
bestemmingsplan Buitengebied bestemd als landelijk gebied I met een aanduiding B voor bedrijven. GS<br />
heeft bij haar goedkeuring een deel van de voorschriften van goedkeuring onthouden. Het betreft onder<br />
andere voorschriften voor het landelijk gebied I. Het onthoudenvan goedkeuring van een deel van de<br />
voorschriften heeft geen betrekking op dit perceel.<br />
Uitsnede bestemmingsplan Buitengebied gemeente <strong>Houten</strong><br />
13
Conclusie Conclusie<br />
Conclusie<br />
Het onderhavige bouwinitiatief past niet in het vigerend ruimtelijk beleid. Derhalve wordt met dit<br />
bestemmingsplan nieuw ruimtelijk beleid geformuleerd. De strijdigheid betreft het gebruik en<br />
bouwmogelijkheid van de tweede woning en het gebruik van de bestaande bedrijfswoning als burgerwoning.<br />
14
4 HAALBAARHEID VAN HET BESTEMMINGSPLAN<br />
4.1 INLEIDING INLEIDING<br />
INLEIDING<br />
In het kader van een ‘goede’ ruimtelijke ordening moet het aantoonbaar zijn dat een nieuwe ontwikkeling,<br />
die afwijkt van het vigerend bestemmingsplan, uitvoerbaar is. Hiervoor moeten de milieutechnische gevolgen<br />
in beeld gebracht worden. In dit hoofdstuk worden per milieuaspect de gevolgen beschreven en de eventueel<br />
noodzakelijke onderliggende haalbaarheidsonderzoeken toegelicht.<br />
4.2 BEDRIJVEN BEDRIJVEN BEDRIJVEN EN EN MILIEUZ MILIEUZONERINGEN<br />
MILIEUZ MILIEUZONERINGEN<br />
ONERINGEN<br />
Bij het realiseren van een nieuw gebruik wat afwijkt van het bestemmingsplan dient gekeken te worden naar<br />
de omgeving waarin de functie(s) gerealiseerd worden. Hierbij spelen twee vragen een rol:<br />
1. past de nieuwe functie in de omgeving?<br />
2. laat de omgeving de nieuwe functie toe?<br />
Conclusie Conclusie<br />
Conclusie<br />
Ad 1. De bestemming Wonen opgenomen in dit bestemmingsplan levert geen beperking op voor bestemmin-<br />
gen en of bedrijfsvoering van bedrijven in de omgeving.<br />
Ad 2. In de directe omgeving zijn geen bestemmingen aanwezig die de bestemming Wonen in dit plan beper-<br />
ken.<br />
4.3 GELUID<br />
GELUID<br />
algemeen algemeen<br />
algemeen<br />
De mate waarin het geluid, veroorzaakt door het wegverkeer, het woonmilieu mag belasten, is geregeld in de<br />
Wet geluidhinder (Wgh). In artikel 82 van de Wgh is opgenomen dat in principe de geluidbelasting op wonin-<br />
gen niet de 48 dB(L-den) mag overschrijden. Indien nieuwe geluidsgevoelige functies worden toegestaan<br />
binnen de wettelijke onderzoekszones van wegen, spoorwegen, etc. stelt de Wet geluidhinder de verplichting<br />
akoestisch onderzoek te verrichten naar de geluidbelasting.<br />
Relevante Relevante geluidzones geluidzones geluidzones en en geluidbelasting<br />
geluidbelasting<br />
De te bouwen woning ligt binnen de geluidzone van zowel de spoorlijn Utrecht – Den Bosch als van de<br />
Schalkwijkseweg.<br />
Op grond van artikel 1.3 van het Besluit geluidhinder heeft de spoorweg ter hoogte van de geprojecteerde<br />
woning een zone van 500 m aan weerszijden van het spoor. Op grond van artikel 74 van de Wet geluidhinder<br />
heeft de Schalkwijkseweg een zone van 250 m aan weerszijden van de weg. Er bevinden zich in het plange-<br />
bied geen andere wegen die een relevante bijdrage leveren aan de geluidbelasting op de geprojecteerde<br />
woning.<br />
15
Voor de realisatie van de nieuwe woning heeft adviesbureau Kupers & Niggebrugge akoestisch onderzoek 1<br />
uitgevoerd. Uit het onderzoek blijkt dat voor zowel weg- als railverkeerslawaai de voorkeursgrenswaarde uit<br />
de Wet geluidhinder wordt overschreden. De maximale berekende geluidbelasting voor wegverkeerslawaai<br />
bedraagt 50 dB; een overschrijding van 2 dB van de voorkeursgrenswaarde. De maximale berekende geluid-<br />
belasting voor railverkeerslawaai bedraagt 62 dB; een overschrijding van 7 dB van de voorkeursgrenswaar-<br />
de. De ten hoogste toelaatbare geluidbelasting voor weg- en railverkeerslawaai in een buitenstedelijke om-<br />
geving (respectievelijk 53 en 68 dB) wordt daarmee niet overschreden.<br />
Op 8 april 2008 heeft het college van burgemeester en wethouders nieuw gemeentelijk geluidbeleid vastge-<br />
steld. In het Geluidbeleid <strong>Houten</strong> 2008-2013, Deel II Notitie hogere grenswaarden, is gebiedsgericht geluid-<br />
beleid vastgelegd waaraan verzoeken om hogere waarden moeten worden getoetst. Op grond van ons ge-<br />
luidbeleid is het voor woningen in het buitengebied van <strong>Houten</strong> toegestaan hogere waarden voor weg- en<br />
railverkeerslawaai vast te stellen tot maximaal 53 respectievelijk 63 dB. Vaststellen van de berekende hoge-<br />
re waarden past dan ook binnen het gemeentelijk geluidbeleid.<br />
Conclusie Conclusie<br />
Conclusie<br />
De voorkeursgrenswaarde van geluidsbelasting door weg- en railverkeer op de gevel van de nieuw te realise-<br />
ren woning zal overschreden worden. De overschrijding blijft binnen de toegestane maximum overscheiding<br />
zoals vastgesteld in gemeentelijk beleid. Parallel aan de besluitvorming op het bestemmingsplan zal daarom<br />
een besluit tot vaststelling hogere waarde voor de locatie genomen moeten worden. Het plan zal daarmee<br />
voldoen aan de wettelijke vereisten als gesteld in de Wet Geluidhinder.<br />
4.4 EXTERNE EXTERNE EXTERNE VEILIGHEID VEILIGHEID<br />
VEILIGHEID<br />
De mogelijke risico’s van het optreden van een milieucalamiteit moeten bij het vaststellen van ruimtelijke<br />
plannen (Wro-procedures) inzichtelijk gemaakt worden.<br />
4.4.1 BESLUIT BESLUIT EXTE EXTERNE EXTE RNE VEILIGHEID VEILIGHEID VEILIGHEID INRIC INRICHTINGEN<br />
INRIC HTINGEN<br />
Op 27 oktober 2004 is het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) inwerking getreden. Het BEVI legt<br />
veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor mensen buiten de inrichting. Het BEVI is<br />
opgesteld om de risico’s waaraan burgers in hun leefomgeving worden blootgesteld vanwege risicovolle<br />
bedrijven te beperken.<br />
Om inzichtelijk te maken of er in de directe omgeving bedrijven aanwezig zijn die op grond van het BEVI een<br />
risico vormen voor het plan, is de risicokaart van de provincie Utrecht geraadpleegd. De kaart toont aan dat<br />
in de directe omgeving geen Inrichtingen aanwezig zijn die een verhoogd risico opleveren voor het plange-<br />
bied.<br />
1 Nieuwbouw woning <strong>Poeldijk</strong> nr. <strong>3a</strong> te ’t Goy”, 19-12-2008; kenmerk R0310086aaA0.abo Kupers & Nigge-<br />
brugge<br />
16
Uitsnede risicokaart Provincie Utrecht (plangebied nabij pijl)<br />
4.4.2 BUISLEIDIN BUISLEIDINGEN<br />
BUISLEIDIN BUISLEIDIN GEN<br />
Voor het transport van gevaarlijke stoffen via buisleidingen wordt nieuw beleid ontwikkeld, dat zich in een<br />
vergevorderd stadium bevindt. Het huidige ruimtelijke beleid is beschreven in het Structuurschema buislei-<br />
dingen (1985) en in twee circulaires (voor hoge druk aardgasleidingen in 1984 en voor brandbare vloeistof-<br />
fen in 1991). Er wordt een nota Buisleidingen ontwikkeld ter vervanging van het Structuurschema buisleidin-<br />
gen en een AMvB ter vervanging van de circulaires.<br />
Afbeelding: hoofdgasleidingen in de gemeente <strong>Houten</strong> (plangebied ligt buiten afbeelding)<br />
Conclusie Conclusie<br />
Conclusie<br />
Er lopen in houten twee relevante hoofdgasleidingen, deze liggen dermate ver van het plangebied dat deze<br />
op het vlak van externe veiligheid niet van belang zijn.<br />
4.4.3 TRANSPORT<br />
TRANSPORT<br />
17
In de circulaire Risiconormering vervoer gevaarlijke stoffen (RNVGS, Tweede Kamer 2003-2004, 24611, nr.<br />
5) staat op welke wijze de risico’s moeten worden ingeschat en getoetst aan de normen. In bijlage 1 van die<br />
circulaire staat welke stappen ondernomen moeten worden om tot een verantwoord besluit te komen<br />
Het bouwplan ligt op circa 85 meter van het Amsterdam Rijnkanaal. Bij de bouw van gevoelige objecten<br />
binnen 200 meter afstand van hoofdwaterwegen, moet vanwege het vervoer van gevaarlijke stoffen over die<br />
vaarwegen een verantwoording plaatsvinden over het onderwerp externe veiligheid.<br />
1. Vaststellen Vaststellen of of de de situatie situatie is is opgenomen opgenomen in in een een actueel actueel risicoregister risicoregister (risicoatlas/RRGS)<br />
(risicoatlas/RRGS)<br />
Dat is hier het geval. Het vervoer van gevaarlijke stoffen over het Amsterdam Rijnkanaal bij <strong>Houten</strong> is opge-<br />
nomen in de Risicoatlas Hoofdvaarwegen Nederland van Rijkswaterstaat. Op blz. 48 van de risicoatlas is te<br />
zien dat de norm van het plaatsgebonden risico 10 -6 nergens op het traject bij <strong>Houten</strong> wordt overschreden<br />
(PR 10 -6 = 0 meter t.o.v. het midden van de vaarweg). De provincie heeft in haar provinciale beleid opgeno-<br />
men dat zij tracht om nieuwbouw binnen de 10 -8 contour te voorkomen. Die contour ligt bij het Amsterdam<br />
Rijnkanaal op 16,5 m van de oever. Omdat de te bouwen woning op circa 85 meter ligt, voldoet dit bouwplan<br />
dus ook ruimschoots aan het provinciaal beleid.<br />
2. Toetsing Toetsing Toetsing groepsrisico<br />
groepsrisico<br />
Omdat het bouwplan gaat over een enkele woning in het buitengebied, speelt het groepsrisico hier geen rol.<br />
Die conclusie wordt bevestigd door de groepsrisicoberekening die in de risicoatlas gemaakt is voor het deel<br />
van het Amsterdam-Kanaal bij Utrecht. Daar liggen veel meer woningen op veel kortere afstand dan de<br />
woning aan de <strong>Poeldijk</strong> <strong>3a</strong>. Er liggen in de wijk Kanaleneiland in Utrecht bijvoorbeeld flats op 25 meter van<br />
de oever van het kanaal. Evengoed ligt het groeprisico daar lager dan 10% van de oriënterende waarde. Bij<br />
de bouw van een enkele woning op 85 meter van het kanaal zal het risico nog veel lager liggen en vormt het<br />
Groepsrisico dus geen enkele belemmering.<br />
Conclusie<br />
Conclusie<br />
Toetsing aan de normen uit het Externe Veiligheidsbeleid voor transport van gevaarlijke stoffen leidt niet tot<br />
knelpunten.<br />
4.5 BODEM<br />
BODEM<br />
Bij functiewijzigingen of een ander gebruik is de milieuhygiënische bodemkwaliteit van belang. De bodem<br />
moet geschikt zijn voor de nieuwe functie.<br />
Conclusie<br />
Conclusie<br />
Ten behoeve van de realisering van het plan is onderzocht of de bodem geschikt is. Het bodemonderzoek is<br />
uitgevoerd door Van Dijk Geo-, en Milieutechniek, rapportnummer: 150618. Het rapport concludeerte dat er<br />
geen milieutechnisch bezwaar bestaat vanuit de bodem voor de realisering van het plan.<br />
18
4.6 LUCHTKWALITEIT<br />
LUCHTKWALITEIT<br />
De Eerste Kamer heeft op 9 oktober 2007 het wetsvoorstel voor de wijziging van de ‘Wet milieubeheer’<br />
goedgekeurd (Stb. 2007, 414). Omdat hoofdstuk 5 titel 2 handelt over luchtkwaliteit staat de nieuwe titel 2<br />
bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. De Wet luchtkwaliteit introduceert het onderscheid tussen ‘kleine’ en<br />
‘grote’ projecten. Kleine projecten dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Een paar hon-<br />
derd grote projecten dragen juist wel ‘betekenende mate’ bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het<br />
gaat vooral om bedrijventerreinen en infrastructuur (wegen).<br />
Wat het begrip ‘in betekenende mate’ precies inhoudt, staat in een AMvB. Op hoofdlijnen komt het erop neer<br />
dat ‘grote’ projecten die jaarlijks meer dan 3 procent bijdragen aan de jaargemiddelde norm voor fijn stof en<br />
stikstofdioxide (1,2 microgram per m3) een ‘betekenend’ negatief effect hebben op de luchtkwaliteit. ‘Kleine’<br />
projecten die minder dan 3 procent bijdragen, kunnen doorgaan zonder toetsing. Dat betekent bijvoorbeeld<br />
dat lokale overheden een woonwijk van minder dan 1.500 huizen niet hoeven te toetsen aan de normen<br />
voor luchtkwaliteit. Deze kwantitatieve vertaling naar verschillende functies is neergelegd in de Regeling niet-<br />
in betekenende mate bijdragen.<br />
Bovenstaande is nog niet in werking omdat dit verband houdt met het Nationaal Samenwerkingsprogramma<br />
Luchtkwaliteit (NSL). Goedkeuring van de NSL wordt begin 2009 verwacht. Zolang het NSL nog niet in wer-<br />
king is getreden en er dus nog geen besluitvorming is over de maatregelen, hanteert de AMvB tijdelijk een<br />
lagere grens voor ‘in betekenende mate’: 1 procent in plaats van de bovengenoemde 3 procent, ofwel 500<br />
woningen in plaats van 1.500. Zolang het NSL nog niet van kracht is, kunnen projecten boven de 1 procent<br />
alleen doorgang vinden als projectsaldering wordt toegepast.<br />
Als ‘bijlage’ bij de wet is een handreiking (concept) verschenen op basis waarvan de gemeentelijke overheid<br />
kan bepalen of een project aan te merken is als een ‘niet in betekende mate’ project. In het NSL worden de<br />
effecten van projecten die ‘niet in betekenende mate bijdragen’ verdisconteerd in de autonome ontwikke-<br />
ling. Het NSL omvat dus alle cumulatieve effecten van (ruimtelijke) activiteiten op de luchtkwaliteit.<br />
In de handreiking wordt de NIBM-grens voor woningbouwlocaties bereikt bij 500 woningen (netto) bij mini-<br />
maal 1 ontsluitingsweg, en 1000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeers-<br />
verdeling.<br />
Conclusie<br />
Conclusie<br />
De onderhavige ontwikkeling betreft het beëindigen van een agrarisch bedrijf en middels de ruimte voor<br />
ruimte regeling een tweede woningen op het perceel terug bouwen. De ontwikkeling valt binnen de NIBM-<br />
grens en heeft derhalve geen invloed van betekenis op de luchtkwaliteit.<br />
19
4.7 FLORA FLORA EN EN EN FAUNA<br />
FAUNA<br />
In het kader van een bestemmingsplanwijziging moet worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten<br />
op de aanwezige beschermde soorten zoals de Flora- en faunawet die geeft. Als hiervan sprake is, moet<br />
ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. Voorts moet bekeken worden of er effecten zijn op aangewe-<br />
zen gebieden zoals Vogel- en/of Habitatrichtlijngebieden.<br />
4.7.1 LIGGING LIGGING TEN TEN OPZICHTE OPZICHTE VAN VAN VAN HABITAT HABITAT- HABITAT OF OF VOGELRICHTLIJNG<br />
VOGELRICHTLIJNGEBIEDEN<br />
VOGELRICHTLIJNG EBIEDEN<br />
Het projectgebied is niet direct gelegen in of nabij een gebied waarop de habitatrichtlijn, vogelrichtlijn en/of<br />
natuurbeschermingswet van kracht is. Aangezien het projectgebied niet in of nabij een Vogel- en Habitatricht-<br />
lijngebied of een beschermd Natuurmonument ligt, is gebiedsbescherming in het kader van de Natuurbe-<br />
schermingwet niet aan de orde.<br />
4.7.2 SOORTEN SOORTEN BESCHERMING<br />
BESCHERMING<br />
Bij elke nieuwe ontwikkeling moet in principe altijd gekeken worden naar de ecologische aspecten. Er moet<br />
worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige beschermde soorten zoals de Flora-<br />
en Faunawet die geeft. Als hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd. Voor een<br />
eerste indicatie is het relevante kilometerhok op www.Natuurloket.nl geraadpleegd. In het kilometerhok zijn<br />
beschermde soorten aanwezig.<br />
Tabel: indicatie van aanwezig beschermde soorten (www.natuurloket.nl)<br />
20
4.7.3 NATUURWAARDEN NATUURWAARDEN IN DE GEMEENTE GEMEENTE HOUTEN<br />
HOUTEN<br />
De gemeente <strong>Houten</strong> heeft door ecologisch adviesbureau STL (Nijmegen) een rapport laten opstellen over de<br />
aanwezige en potentiële natuurwaarden binnen haar grondgebied, vastgesteld april 2004. Met behulp van<br />
dit rapport kan besluitvorming in de ruimtelijke ordening op het vlak van Flora en Fauna onderbouwd wor-<br />
den. Het rapport is gebaseerd op gegevensbestanden van de provincie Utrecht (dienst Ruimte en Groen),<br />
fauna – inventarisaties vrijgegeven door de gemeente <strong>Houten</strong> en informatie van derden. Tevens is gekeken<br />
waar, binnen het grondgebied, als gevolg van kwalitatieve a-biotische factoren als kwelwater, de potentie<br />
voor het ontstaan van bijzondere natuur aanwezig is. De informatie over aanwezige waarden is in drie kaar-<br />
ten verwerkt: Botanische Waardekaart, Fauna Kerngebiedenkaart en Potentiële Natuurwaardenkaart.<br />
Botanische Waardekaart, gemeente <strong>Houten</strong> (plangebied nabij pijl)<br />
21
Fauna Kerngebiedenkaart, gemeente <strong>Houten</strong> (plangebied nabij pijl)<br />
Potentiële Natuurwaardenkaart, gemeente <strong>Houten</strong> (plangebied nabij pijl)<br />
Conclusie Conclusie<br />
Conclusie<br />
Het plangebied ligt op de Botanische Waardekaart in het gebied met een lage botanische waarde (blauw). In<br />
de Fauna Kerngebiedenkaart ligt het plangebied niet in een kerngebied. Op de Potentiële Natuurwaarden-<br />
kaart valt het gebied niet in potentieel waardevol gebied. Op basis van het rapport hoge en potentiële na-<br />
tuurwaarden kan gesteld worden dat het gebied geen hoge flora en faunawaarden heeft en tevens geen<br />
hoge potentiële natuurwaarden bezit. Er is daarom geen aanleiding voor het doen van nader ecologisch<br />
onderzoek.<br />
22
4.8 ARCHEOLOGIE<br />
ARCHEOLOGIE<br />
ARCHEOLOGIE<br />
4.8.1 INLEIDING<br />
INLEIDING<br />
Door de ondertekening van het Verdrag van Malta (Valletta, 1992), dat vertaald is in de wet op de archeolo-<br />
gische Monumentenzorg, heeft Nederland zich verplicht tot het beschermen van het archeologisch erfgoed.<br />
Uitgangspunt van het verdrag is het archeologische erfgoed waar mogelijk te behouden. Bij nieuwe ontwikke-<br />
lingen moet derhalve onderzocht worden of sprake is van archeologische waarden. Als archeologische waar-<br />
den aanwezig zijn, zal moeten worden bepaald hoe hier mee om te gaan.<br />
Uitsnede Cultuurhistorie kaart Provincie Utrecht<br />
Op de Cultuurhistorische waardekaart van de Provincie Utrecht ligt de locatie op een grensvlak van een<br />
gebied met een archeologisch middelhoge verwachting en een gebied zonder archeologische verwachting.<br />
De kaart is onvoldoende gedetailleerd om bij grensgevallen te bepalen in welk gebied het valt.<br />
Uitsnede Archeologische Beleidskaart gemeente <strong>Houten</strong><br />
23
De gemeente <strong>Houten</strong> heeft eigen archeologisch beleid vastgesteld, (rapport nr. V335 door Vestigia BV). Dit<br />
beleid is opgesteld door Vestigia BV en is gedetailleerder van opzet. De locatie ligt in categorie vier gebied<br />
van de archeologische beleidskaart. Categorie vier staat voor gebied met gematigde archeologische ver-<br />
wachting.<br />
Het vastgestelde beleid schrijft in zijn algemeenheid voor dat: ‘In de op de Maatregelenkaart als categorie 1,<br />
2, 3 en 4 aangemerkte archeologische monumenten, terreinen van archeologische waarde en gebieden met<br />
een hoge of gematigde archeologische verwachting zal, in lijn met de wijziging van de Monumentenwet 1988<br />
(Wet op de Archeologische Monumentenzorg), van toekomstige initiatiefnemers tot bodemverstorende activi-<br />
teiten een (financiële) inspanning gevraagd kunnen worden om resten uit het verleden op te sporen en zo<br />
nodig veilig te stellen’. Dit impliceert dat voor de locatie een verkennend archeologisch onderzoek noodzake-<br />
lijk is.<br />
In het beleid wordt tevens een voorzet gegeven voor in de toekomst op de stellen bestemmingsplannen.<br />
Deze voorzet geeft per categorie aan wanneer een verkennend archeologisch onderzoek noodzakelijk is:<br />
‘Categorie 4: Gebied of terrein met de (dubbel)bestemming “gematigde archeologische verwachting” Op<br />
deze terreinen rust een voorschrift om aanlegvergunning zoals aangegeven in art. 21c. Het vrijstellingscrite-<br />
rium voor bodemingrepen en te bebouwen oppervlakten van plangebieden ligt in dit geval bij ingrepen klei-<br />
ner dan 5.000 m² en/of niet dieper dan 1 m –maaiveld. Er wordt dus vrijstelling verleend wanneer een of<br />
beide drempels niet worden overschreden. Een vergunning is vereist wanneer beide drempels worden over-<br />
schreden’.<br />
Conclusie<br />
Conclusie<br />
De gemeente <strong>Houten</strong> heeft eigen archeologisch beleid vastgesteld voor haar grondgebied. Al naar gelang de<br />
te verwachten trefkans van archeologische sporen wordt voorgeschreven of en wanneer archeologisch on-<br />
derzoek noodzakelijk is. Onderhavige locatie valt in zogenaamd categorie 4 gebied waarbij enkel archeolo-<br />
gisch verkennend onderzoek nodig wanneer de planvorming meer dan 5000 m 2 betreft of dieper dan 1 m. –<br />
maaiveld de grond in gaat. Het plan voldoet niet aan deze criteria en nader archeologisch onderzoek is dan<br />
ook niet noodzakelijk.<br />
4.9 WATER<br />
WATER<br />
In het kader van het verkrijgen van een duurzaam watersysteem hebben Rijk, provincies, gemeenten en<br />
waterschappen in 2001 de Startovereenkomst waterbeleid 21 e eeuw (WB’21) ondertekend. Onderdeel van<br />
het nieuwe waterbeleid is de “watertoets”: de check van ruimtelijke plannen aan de gevolgen voor het water-<br />
systeem.<br />
Ruimtelijke plannen dienen een waterparagraaf te bevatten. Initiatiefnemers van ruimtelijke plannen moeten<br />
in een vroegtijdig stadium van het planvormingsproces de waterbeheerder(s) betrekken. De initiatiefnemer<br />
vraagt de waterbeheerder(s) om een wateradvies in de vorm van een watertoets. In de waterparagraaf wor-<br />
den de watertoets en de uitkomsten van het overleg opgenomen. Op basis van de watertoets zal de water-<br />
beheerder Keurontheffing en, indien nodig, een Wvo-vergunning (Wet verontreiniging oppervlaktewater)<br />
verlenen.<br />
4.9.1 BELEID BELEID BELEID WATERSCHAP<br />
WATERSCHAP<br />
Het Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden is het bevoegd gezag voor de watertoets. Het Hoogheem-<br />
raadschap heeft voor de uitvoering van haar taak een handboek opgesteld om aan te geven waaraan een<br />
watertoets dient te voldoen. De algemene principes die gehanteerd worden bij advisering en toetsing zijn de<br />
24
doelstellingen voor een duurzaam waterbeheer (Waterbeheersplan Hoogheemraadschap De Stichtse Rijn-<br />
landen):<br />
• Het garanderen van het gewenste beveiligingsniveau tegen overstromingen en wateroverlast;<br />
• Het bereiken van een goede waterkwaliteit;<br />
• Het herstellen van de ecohydrologische variatie;<br />
• Het verminderen of zo mogelijk stopzetten van de bodemdaling;<br />
• Het zorgen voor goede gebruiksmogelijkheden voor verschillende maatschappelijke functies;<br />
• Het behouden of versterken van de landschappelijke betekenis van water (Met deze doelstelli<br />
gen wordt gestreefd naar robuuste, meer ‘zelfvoorzienende’ watersystemen).<br />
In het kader van de watertoets worden op uitvoeringsniveau nog aanvullende criteria gesteld waaraan een<br />
nieuw plan dient te voldoen. Voor onderhavig plan gaat het voornamelijk om de toe – of afname van verhar-<br />
ding. In de volgende paragraaf wordt hier nader op ingegaan.<br />
4.9.2 DE DE WATERTOETS<br />
WATERTOETS<br />
De waterhuishouding in het plangebied dient bij nieuwbouw grondwater neutraal te zijn. Dit houdt in dat<br />
eisen gesteld worden aan de afvoer van zowel het vuilwater als het hemelwater.<br />
Verhard oppervlak<br />
De bergingscapaciteit van het watersysteem mag niet verminderen ten opzichte van de toestand voor de<br />
voorgenomen activiteit, hiervoor is het toekomstig verhardingsoppervlak vergeleken met het huidig verhar-<br />
dingsoppervlak.<br />
In de bestaande situatie is het totaal bebouwd oppervlak ca. 516 m 2. De reeds vergunde bedrijfsbebouwing<br />
betreft 650 m 2 bebouwing en 4600 m 2 erfverharding. In de toekomstige situatie blijft de bestaande woning<br />
met schuur staan en zal de bedrijfsbebouwing niet gerealiseerd worden. Als aanvulling wordt, op basis van<br />
de Ruimte voor ruimte-regeling een tweede woning ten oosten van de bestaande woning toegevoegd. Het<br />
bebouwingsoppervlak van deze wonng is 150 m 2.<br />
Doot het initiatief zal het (vergund) bebouwd opervlak inclusief erfverharding aanzienlijk afnemen. In totaal is<br />
nu 5716 m 2 erfverharding en bebouwing toegestaan. In de toekomstige situatie zal circa 566 m 2 aanbe-<br />
bouwd oppervlak aanwezig zijn met nog enige erfverharding behorende bij de woonfunctie.<br />
Het plan levert zodoende een positieve bijdrage op de waterhuishouding.<br />
Hemelwater<br />
Ten aanzien van de bestaande woning blijft de afwatering van de bebouwing en het erf gelijk. De nieuw te<br />
bouwen woning wordt voorzien van een rieten kap en wordt niet voorzien van dakgoten. Het hemelwater zal<br />
daardoor om de woning rechtstreeks op het omliggende terrein afwateren en niet het watersysteem extra<br />
belasten.<br />
Conclusie Conclusie<br />
Conclusie<br />
Het plan voorziet in een afname van (vergunde) bebouwing en erfverharding met een totaal oppervlak van ca<br />
5000 m 2. Het grootste deel van de verharding betreft reeds vergund oppervlak maar nog niet gerealiseerd.<br />
Het plan resulteert zodoende in een oplossing waarbij mogelijke belasting van het watersysteem fictief voor-<br />
komen wordt, concreet resulteert het met name in het continueren van de bestaande situatie.<br />
25
4.10 VERKEER VERKEER EN EN PARKEREN PARKEREN<br />
PARKEREN<br />
Het plan betreft de beëindiging van een niet agrarisch bedrijf waarbij afgebrande bedrijfsbebouwing niet<br />
wordt teruggebouwd, de bestaande bedrijfswoning wordt herbestemd als burgerwoning en één woning wordt<br />
bijgebouwd conform het principe van de provinciale Ruimte-voor-ruimte regeling. Het gaat hier specifiek om<br />
een maatwerkregeling van de Ruimte-voor-ruimte regeling. Het verkeer ten behoeve van de bestaande be-<br />
drijfsmatige activiteiten zal dus komen te vervallen. Daarvoor in de plaats komt de verkeersdruk van één<br />
extra woning. In totaal zal de verkeerdruk zodoende afnemen.<br />
Voor de parkeerbehoefte van de bestaande woning is voldoende ruimte op eigen terrein aanwezig. Voor de<br />
bij te bouwen woning is eveneens meer dan voldoende ruimte op eigen terrein om de benodigde parkeerbe-<br />
hoefte op te lossen.<br />
26
5 ECONOMISCHE ECONOMISCHE UITVOERB UITVOERBAARHEID<br />
UITVOERB UITVOERB AARHEID<br />
Het project betreft de Ruimte voor Ruimte-regeling. Onderdeel van deze regeling is dat door het mogelijk<br />
maken van woonbestemming geld gegenereerd wordt voor het slopen van schuren en het landschappelijk<br />
herinrichten van het vrijgekomen terrein.<br />
Volgens de Wro afdeling 6.4 moet een gemeente bij het voornemen voor een bouwplan een grondexploita-<br />
tieplan vaststellen. Wanneer een bestemmingsplan wordt opgesteld voor het bouwplan kan de gemeente-<br />
raad beslissen geen exploitatieplan vast te stellen. Zij moet dit als expliciet besluit aangeven in het bestem-<br />
mingsplan. Tevens moet gemotiveerd worden dat aan alle voorwaarden van artikel 6.12 van de Wro is vol-<br />
daan. Dit houdt in dat de financiële onderbouwing van het plan anderzijds verzekerd is, er geen noodzaak is<br />
voor fasering, en er geen nadere eisen of regels gesteld behoeven te worden.<br />
Conclusie:<br />
Conclusie:<br />
Het plan omvat het niet herbouwen van reeds vergunde bedrijfsbebouwing, het omzetten van een bedrijfs-<br />
woning in een burgerwoning en ter compensatie de toestemming voor het bouwen van een nieuwe woning.<br />
Het project wordt op initiatief van de eigenaar van de grond gerealiseerd. De kosten in verband met de reali-<br />
satie zijn dan ook voor rekening van de initiatiefnemer. Er zijn geen aanwijzingen om aan de economische<br />
haalbaarheid van het plan te twijfelen.<br />
Voor het plan wordt een anterieure overeenkomst gesloten met de eigenaar met afspraken over eventuele<br />
planschade en de kosten voor de te voeren procedure inclusief het opstellen van het bestemmingsplan.<br />
Er is geen noodzaak tot fasering omdat het bestemmingsplan de toekomstige situatie voor het onderhavige<br />
terrein <strong>Poeldijk</strong> 3A definitief vastlegt. Er bestaat tevens geen noodzaak tot het stellen van eisen of extra<br />
regels wanneer voldaan wordt aan het staande beleid toegelicht in dit bestemmingsplan.<br />
27
6 JURIDISCHE JURIDISCHE PLANBESCH<br />
PLANBESCHRIJVING<br />
PLANBESCH RIJVING<br />
6.1 INLEIDING<br />
INLEIDING<br />
Voor het bestemmingsplan <strong>Poeldijk</strong> 3A is gebruik gemaakt van het Handboek Digitale Uitwisseling Bestem-<br />
mingsplannen <strong>Gemeente</strong> <strong>Houten</strong> (versie: 0.17, 26 september 2008). De opzet van de bestemmingen en<br />
plankaart voldoet zo aan de SVBP2008 die verplicht is gesteld per 1 juli 2008.<br />
De planregels zijn onderverdeeld in vier Hoofdstukken. Deel I bevat de inleidende bepalingen voor het hele<br />
plangebied. Hoofdstuk II regelt de bestemming en het daarop toegestane gebruik. Hoofdstuk III regelt de<br />
algemene bepalingen waaronder. Het laatste onderdeel betreft de slotbepaling<br />
6.2 BESTEM BESTEMMINGEN<br />
BESTEM MINGEN<br />
Agrarisch<br />
Deze bestemming geldt voor kavels in het plangebied met een dergelijke functie. De agrarische functie is<br />
ten behoeve van een agrarisch bedrijf met als doel het voortbrengen van producten door middel van het<br />
telen van gewassen en/of het houden van dieren, met uitzondering van glastuinbouwbedrijven of fruitteelt-<br />
bedrijven; onder agrarisch bedrijf is onder meer begrepen het fokken en rijklaar maken van paarden. Binnen<br />
de bestemming zijn geen bebouwingsmogelijkheden opgenomen.<br />
Wonen<br />
De bestemming wonen - vrijstaand – is ten behoeve van de huisvesting van één huishouden. Binnen de<br />
bestemming is tevens beroepsuitoefening aan huis toegestaan.<br />
28
7 DE DE PROCEDURE<br />
PROCEDURE<br />
7.1 INSPRAAK<br />
INSPRAAK<br />
De verplichting om inspraak te verlenen op een bestemmingsplan, zoals dat was geregeld in artikel 6a WRO<br />
(oud), is geschrapt. Hiermee is de verplichting komen te vervallen, maar niet inspraak als zodanig. Op grond<br />
van de gemeentelijke inspraakverordening wordt inspraak eveneens niet verplicht gesteld. In de verordening<br />
worden de regels gesteld wanneer besloten wordt inspraak te houden en waaraan dan voldaan moet wor-<br />
den. Het plan heeft met ingang van 16 april 2009 voor 4 weken ter inzage heeft gelegen. Er zijn geen in-<br />
spraakreacties op het plan ingediend<br />
7.2 OVERLEG<br />
OVERLEG<br />
Het bestemmingsplan is in het kader van artikel 3.1.1 Bro voorgelegd aan de wettelijke overlegpartners. De<br />
Provincie heeft middels een brief gereageerd. De gemeentelijk beantwoording op deze overleg reactie wordt<br />
in een brief aan de provincie toegezonden en zal tevens als seperate bijlage aan het bestemmingsplan wor-<br />
den toegevoegd.<br />
7.3 ZIENSWIJZEN<br />
ZIENSWIJZEN<br />
ZIENSWIJZEN<br />
In deze paragraaf, of in een separate bijlage, worden te zijner tijd de zienswijzen op het<br />
ontwerpbestemmingsplan en de gemeentelijke reactie hierop opgenomen.<br />
29