Chirurgische behandeling van ooglidafwijkingen

Chirurgische behandeling van ooglidafwijkingen Chirurgische behandeling van ooglidafwijkingen

18.01.2013 Views

catheter zonder mandrijn met 0,9% NaCl of eventueel lucht). Vervolgens wordt de canaliculus gesondeerd met een gebogen 000 sonde, of beter, met een pigtailprobe (volgens Worst, met oog in de tip) via het bovenste traanpunt (Afb. 24). Een siliconen slangetje (0,7-1,3 mm diameter) wordt òfwel een stukje over de sonde geschoven, of door het oog in de tip van de pigtailprobe gestoken en via de uitmonding in de wond en de sacculus naar het bovenste punctum getrokken. Daarna wordt de sonde via het onderste punctum naar de wond gebracht en kan het slangetje worden doorgetrokken naar het onderste traanpunt. De einden van de slangetjes kunnen worden bijeen geknoopt met een knoophechting. Dit gaat eenvoudig, maar de slangeinden kunnen de cornea dan gemakkelijk irriteren. Dit kan worden voorkomen door de slangeinden op elkaar aan te laten sluiten doormiddel van een hechtdraad door het slangetje, deze af te knopen en het knoopje in het slangetje te draaien. De lidrandwond zelf wordt gesloten, zoals hiervoor is aangegeven. 3.1.2. lidrandverwondingen waarbij verlies van lidrandweefsel is opgetreden Indien een deel van de lidrand ontbreekt, zal de wond zich nog verder vergroten. Indien niet direct een blepharoplastiek kan worden uitgevoerd, dienen wel een à twee tractiehechtingen te worden aangebracht. Het insnijden van deze hechtingen in de huid dient te worden voorkomen door middel van stukjes siliconen- of infuusslang. Het defect kan echter beter direct worden gesloten met behulp van een blepharoplastiek. De driehoek-driehoek-methode (Afb. 77) is het meest geschikt voor verder in de lidhuid dringende defecten en de H-plastiek (Afb. 79) is meer geschikt voor bredere, maar minder ver indringende lidranddefecten. Zeer grote defecten kunnen worden gesloten door middel van bijvoorbeeld een rotatieflap (Afb. 82-83) of een Z-plastiek. 3.2. Ankyloblepharon Bij de meeste gezelschapsdieren is de oogspleet nog verkleefd bij de geboorte. Soms bestaat er wel al een kleine opening ter hoogte van de mediale canthus. De ooglidranden zijn bij de partus nog niet geheel uitontwikkeld. De weefselbrug tussen de reeds aangelegde oog- D.M. 56e jaargang - No. 1 blz. 24 lidranden behoort tussen de 10e en de 14de dag na de geboorte te zijn verdwenen. Het feit dat de oogleden bij de meeste gezelschapsdieren nog gesloten zijn bij de geboorte en ook andere delen van het oog nog niet volledig zijn ontwikkeld en sommige delen, zoals het hyaloide systeem nog niet zijn geresorbeerd, betekent dat tot een periode van 6-8 weken na de geboorte nog van congenitale oogafwijkingen kan worden gesproken. Ankyloblepharon is het te laat of niet spontaan opengaan van de oogleden. De oorzaak van het onvoldoende in regressie gaan van deze weefselbrug is, behalve dat een epidermale groei- A B Afb. 25. A. Conjunctivitis neonatorum met kleine opening in de lidspleet, bij de mediale canthus, met pus, en direct na opening (B) met de vrijkomende pus.

factor er een rol bij speelt, niet goed bekend. De afwijking wordt incidenteel gezien en is meestal beiderzijds. Differentieel diagnostisch dient te worden gedacht aan een conjunctivitis neonatorum, waarbij de gesloten oogleden fluctuerend opbollen. De conjunctivitis neonatorum wordt in het algemeen veroorzaakt door een bacteriële infectie (voornamelijk staphylococcen) van de conjunctivaalzak (Afb. 25 A-B). Er wordt aangenomen dat de infectie reeds intra-uterien optreedt of wordt geïnduceerd tijdens de partus via een defectje in de weefselbrug tussen de oogleden. Reeds enkele dagen na de geboorte treedt overvulling en fluctuatie van de conjunctivaalzak op, ten gevolge van pusophoping in de conjunctivaalzak. De oogleden bomberen hierbij licht. Beginnen de oogleden zich reeds te openen (meestal mediaal), dan wordt pus zichtbaar. Blijft de toestand langer bestaan, dan treedt een diepe cornea-aantasting op, die aanleiding kan geven tot ernstige en blijvende veranderingen (bijvoorbeeld littekens) van de cornea. Therapie. Therapeutisch kan men eerst trachten de oogspleet voorzichtig open te masseren. Indien dit onvoldoende resultaat geeft, of indien er sprake is van een conjunctivitis neonatorum wordt de oogspleet geopend met een Halstead-Mosquito, door voorzichtig te spreiden vanuit de mediale ooghoek, in het onbehaarde geultje tussen de naar dorsolateraal en ventrolateraal gerichte haren. Als reeds een deel van de spleet aanwezig is, wordt van daaruit gewerkt. Eventueel kan een kleine begin-incisie worden gemaakt met een puntig scalpel, waarbij men wel nauwkeurig in brugweefsel tussen de twee ooglidranden moet blijven en de cornea niet mag worden beschadigd. Indien er tijdens het openen toch mogelijk kleine beschadigingen aan de lidranden zijn opgetreden, is een nabehandeling (ca. 5 dagen) met chloramphenicol of fusidinezuur aan te bevelen. Bij een conjunctivitis neonatorum zal de pus nu afvloeien, waarbij bij voorkeur ook direct materiaal voor een kweek met antibiogram wordt afgenomen. De conjunctivaalzak wordt dan door grondig spoelen met 0,9% NaCl of 1:50 verdunde, waterige povidon jodiumoplossing van alle debris ontdaan. De nabehandeling bestaat uit acetylcysteïne 10% (3-4 dagen), spoelen en chloramphenicol (gtt/ung, 4-6 dd, 7-10 dagen). Bij een tijdige behandeling is de prognose gunstig. Een premature opening van de oogspleet gaat veelal gepaard met een keratoconjunctivitis (sicca) en ernstige cornea-ulceratie, eventueel nog verder gecompliceerd door perforatie en uveïtis. De oogbol dient zo snel mogelijk te worden beschermd met kunsttranen of vettige oogzalf. Eventueel moet zelfs worden overgegaan tot een tijdelijke tarsorrhaphie met enkele liggende U-vormige hechtingen gedurende een periode van 10-14 dagen. Indien er geen of een veel te lage traanproductie aanwezig is, kan worden getracht met behulp van lokaal toegediende ciclosporine de traanproductie te verhogen; de prognose blijft echter ongunstig. Een kleiner defect in de oogspleet bij een kitten wijst veelal op een aanlegdefect van de ooglidrand (aplasia palpebrae of coloboma). 3.3. Aplasia palpebrae of coloboma Bij aplasia palpebrae is de ooglidrand niet of slechts gedeeltelijk aangelegd. Het is een congenitale, waarschijnlijk recessief erfelijke afwijking. Meestal betreft het het laterale deel van, veelal beide, bovenoogleden en wordt het vooral gezien bij de Perzische kat, of bij kruisingsproducten daarvan. Aplasia palpebrae wordt regelmatig gezien in combinatie met andere congenitale afwijkingen zoals bijvoorbeeld microphthalmie, keratoconjunctivitis sicca en cataract. Afb. 26. Aplasia palpebrae bij een kitten van ca. drie dagen oud. De mediale canthus en de nog gesloten oogspleet tot halverwege het bovenooglid zijn herkenbaar. Het laterale deel van het bovenooglid ontbreekt. D.M. 56e jaargang - No. 1 blz. 25

factor er een rol bij speelt, niet goed bekend.<br />

De afwijking wordt incidenteel gezien en is<br />

meestal beiderzijds. Differentieel diagnostisch<br />

dient te worden gedacht aan een conjunctivitis<br />

neonatorum, waarbij de gesloten oogleden<br />

fluctuerend opbollen. De conjunctivitis<br />

neonatorum wordt in het algemeen veroorzaakt<br />

door een bacteriële infectie (voornamelijk<br />

staphylococcen) <strong>van</strong> de conjunctivaalzak<br />

(Afb. 25 A-B). Er wordt aangenomen dat de<br />

infectie reeds intra-uterien optreedt of wordt<br />

geïnduceerd tijdens de partus via een defectje<br />

in de weefselbrug tussen de oogleden. Reeds<br />

enkele dagen na de geboorte treedt overvulling<br />

en fluctuatie <strong>van</strong> de conjunctivaalzak op,<br />

ten gevolge <strong>van</strong> pusophoping in de conjunctivaalzak.<br />

De oogleden bomberen hierbij licht.<br />

Beginnen de oogleden zich reeds te openen<br />

(meestal mediaal), dan wordt pus zichtbaar.<br />

Blijft de toestand langer bestaan, dan treedt<br />

een diepe cornea-aantasting op, die aanleiding<br />

kan geven tot ernstige en blijvende veranderingen<br />

(bijvoorbeeld littekens) <strong>van</strong> de cornea.<br />

Therapie. Therapeutisch kan men eerst trachten<br />

de oogspleet voorzichtig open te masseren.<br />

Indien dit onvoldoende resultaat geeft,<br />

of indien er sprake is <strong>van</strong> een conjunctivitis<br />

neonatorum wordt de oogspleet geopend met<br />

een Halstead-Mosquito, door voorzichtig te<br />

spreiden <strong>van</strong>uit de mediale ooghoek, in het<br />

onbehaarde geultje tussen de naar dorsolateraal<br />

en ventrolateraal gerichte haren. Als<br />

reeds een deel <strong>van</strong> de spleet aanwezig is,<br />

wordt <strong>van</strong> daaruit gewerkt. Eventueel kan een<br />

kleine begin-incisie worden gemaakt met een<br />

puntig scalpel, waarbij men wel nauwkeurig<br />

in brugweefsel tussen de twee ooglidranden<br />

moet blijven en de cornea niet mag worden<br />

beschadigd. Indien er tijdens het openen toch<br />

mogelijk kleine beschadigingen aan de lidranden<br />

zijn opgetreden, is een na<strong>behandeling</strong> (ca.<br />

5 dagen) met chloramphenicol of fusidinezuur<br />

aan te bevelen.<br />

Bij een conjunctivitis neonatorum zal de pus<br />

nu afvloeien, waarbij bij voorkeur ook direct<br />

materiaal voor een kweek met antibiogram<br />

wordt afgenomen. De conjunctivaalzak wordt<br />

dan door grondig spoelen met 0,9% NaCl of<br />

1:50 verdunde, waterige povidon jodiumoplossing<br />

<strong>van</strong> alle debris ontdaan. De na<strong>behandeling</strong><br />

bestaat uit acetylcysteïne 10% (3-4<br />

dagen), spoelen en chloramphenicol (gtt/ung,<br />

4-6 dd, 7-10 dagen). Bij een tijdige <strong>behandeling</strong><br />

is de prognose gunstig.<br />

Een premature opening <strong>van</strong> de oogspleet gaat<br />

veelal gepaard met een keratoconjunctivitis<br />

(sicca) en ernstige cornea-ulceratie, eventueel<br />

nog verder gecompliceerd door perforatie en<br />

uveïtis.<br />

De oogbol dient zo snel mogelijk te worden<br />

beschermd met kunsttranen of vettige oogzalf.<br />

Eventueel moet zelfs worden overgegaan<br />

tot een tijdelijke tarsorrhaphie met enkele liggende<br />

U-vormige hechtingen gedurende een<br />

periode <strong>van</strong> 10-14 dagen. Indien er geen of<br />

een veel te lage traanproductie aanwezig is,<br />

kan worden getracht met behulp <strong>van</strong> lokaal<br />

toegediende ciclosporine de traanproductie te<br />

verhogen; de prognose blijft echter ongunstig.<br />

Een kleiner defect in de oogspleet bij een kitten<br />

wijst veelal op een aanlegdefect <strong>van</strong> de<br />

ooglidrand (aplasia palpebrae of coloboma).<br />

3.3. Aplasia palpebrae of coloboma<br />

Bij aplasia palpebrae is de ooglidrand niet of<br />

slechts gedeeltelijk aangelegd. Het is een congenitale,<br />

waarschijnlijk recessief erfelijke afwijking.<br />

Meestal betreft het het laterale deel<br />

<strong>van</strong>, veelal beide, bovenoogleden en wordt het<br />

vooral gezien bij de Perzische kat, of bij kruisingsproducten<br />

daar<strong>van</strong>. Aplasia palpebrae<br />

wordt regelmatig gezien in combinatie met<br />

andere congenitale afwijkingen zoals bijvoorbeeld<br />

microphthalmie, keratoconjunctivitis<br />

sicca en cataract.<br />

Afb. 26. Aplasia palpebrae bij een kitten <strong>van</strong><br />

ca. drie dagen oud. De mediale canthus en<br />

de nog gesloten oogspleet tot halverwege het<br />

bovenooglid zijn herkenbaar. Het laterale deel<br />

<strong>van</strong> het bovenooglid ontbreekt.<br />

D.M. 56e jaargang - No. 1 blz. 25

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!