hoofdstukoverzicht - Pearson Education
hoofdstukoverzicht - Pearson Education hoofdstukoverzicht - Pearson Education
��������� ����������� ��������� r ������� ����������� ��������� ������ ���� �������� ���������� ��� ��������� ����������� ������ ��� �������� ������������ ������ Figuur 6-3 De structuur van een kenmerkend bot (a) Op dit schematische aanzicht is de structuur van een kenmerkend lang bot te zien. (b) Op deze dunne doorsnede door compact beenweefsel lijken de intacte matrix en centrale kanalen wit en de lacunen en canaliculi zwart. (LM x 272) Cellen in beenweefsel Hoewel botcellen het meest talrijk zijn in beenweefsel, komen ook andere celtypen voor. Deze cellen, de zogenoemde osteoclasten en osteoblasten, maken deel uit van het endost, dat de binnenste holten van compact en spongieus beenweefsel bekleedt; deze cellen komen ook voor in de laag van het periost die uit cellen bestaat. In beenweefsel komen drie primaire celtypen voor: 1. Osteocyten zijn volwassen botcellen. Botcellen handhaven de normale botstructuur door de calciumzouten in de botmatrix rondom zichzelf opnieuw te gebruiken en door bij herstel te helpen. 2. Osteoclasten (clast, afbreken) zijn reusachtige cellen met vijftig of meer celkernen. Zuren en enzymen die door de osteoclasten worden afgegeven, lossen de botmatrix op en geven de opgeslagen mineralen af via osteolyse of resorptie. Dit proces speelt een rol bij de regulering van de calcium- en fosfaatconcentraties in de lichaamsvloeistoffen. 3. Osteoblasten zijn de cellen die verantwoordelijk �������� ������ ���� ������� 6.1 De structuur van beenweefsel ��� ������ ��������� ���� ��� ��� ��������� �������� ���� ��� ��� ��������� zijn voor de vorming van nieuw beenweefsel, een proces dat osteogenese wordt genoemd (gennan, vormen). Osteoblasten vormen nieuwe botmatrix en bevorderen de afzetting van calciumzouten in de organische matrix. Op elk willekeurig moment wordt een deel van de matrix door osteoclasten verwijderd en wordt door osteoblasten nieuwe matrix gevormd. Als een osteoblast volledig omgeven raakt door gecalcificeerde matrix, differentieert deze tot botcel. inzichtvragen ���������� 1. Hoe wordt de sterkte van een bot beïnvloed als in verhouding meer collageen dan calcium aanwezig zou zijn? 2. In een monster van beenweefsel is te zien dat concentrische lagen een centraal kanaal omgeven. Is dit monster afkomstig van de schacht of van het uiteinde van een lang bot? ��� ������������� �������� ������� �������� ������� 161 6
6 162 het beenderstelsel 3. Hoe zal de massa van een bot worden beïnvloed wanneer de osteoclasten in dat bot actiever worden dan de osteoblasten? Antwoorden zijn te vinden vanaf pagina B1-1. 6.2 Botvorming en groei De groei van het skelet bepaalt hoe lang iemand wordt en het bepaalt ook de lichaamsverhoudingen. De skeletgroei begint ongeveer zes weken na de bevruchting, wanneer een embryo ongeveer 12 mm lang is. (Op dat moment bestaan alle onderdelen van het skelet nog uit kraakbeen.) De botgroei gaat tijdens de puberteit door en meestal blijven delen van het skelet groeien tot een leeftijd van circa 25 jaar. In deze paragraaf wordt het proces van de botvorming en groei bestudeerd. In de volgende paragraaf worden het onderhoud en de turnover van de mineraalreserves in het volwassen skelet bestudeerd. Tijdens de ontwikkeling worden kraakbeen of andere typen bindweefsel door beenweefsel vervangen. Het proces waarbij andere weefseltypen door beenweefsel worden vervangen, wordt verbening genoemd. (Het proces van calcificatie, de afzetting van calciumzouten, treedt tijdens de verbening op, maar dit kan zich ook in andere weefsels voordoen.) Er zijn twee belangrijke soorten verbening. Bij intramembraneuze verbening ontstaat beenweefsel binnen bladen of vliezen van bindweefsel. Bij enchondrale verbening wordt bestaand kraakbeen door beenweefsel vervangen. In figuur 6-4• zijn enkele van de beenderen te zien die via deze twee processen worden gevormd bij een foetus van 16 weken oud. 6.2.1 Intramembraneuze verbening Intramembraneuze botvorming begint wanneer osteoblasten zich binnen embryonaal of foetaal vezelig bindweefsel differentiëren. Dit type verbening vindt normaal gesproken plaats in de diepere lagen van de lederhuid. De osteoblasten differentiëren zich vanuit de stamcellen in bindweefsel, nadat de organische onderdelen van de matrix die door de stamcellen is afgescheiden, worden gecalcificeerd. De plaats waar voor het eerst verbening optreedt, wordt een beenkern genoemd. Naarmate de verbening verder gaat en nieuw ���������������� ��������� ����������� ��������� Figuur 6-4 Botvorming bij een foetus van 16 weken oud beenweefsel in buitenwaartse richting verder groeit, raken sommige osteoblasten in verbeende gebieden gevangen en veranderen in botcellen. Botgroei is een actief proces en osteoblasten hebben zuurstof en een voortdurende aanvoer van voedingsstoffen nodig. Bloedvaten beginnen het gebied in te groeien om in deze behoeften te voorzien en raken in de loop van de tijd in het zich ontwikkelende bot gevangen. Eerst lijkt het intramembraneuze beenweefsel op spongieus beenweefsel. Door verdere remodellering rond de gevangen bloedvaten kunnen osteonen ontstaan die kenmerkend zijn voor compact beenweefsel. De platte beenderen van de schedel, de mandibula (onderkaak) en de claviculae (sleutelbeenderen) ontstaan op deze manier. 6.2.2 Enchondrale verbening De meeste beenderen van het skelet ontstaan via enchondrale verbening (endo-, binnen + chondros, kraakbeen) van hyalien kraakbeen. Eerst ontstaat een klein kraakbeenmodel van de toekomstige beenderen. Tegen de tijd dat een embryo zes weken oud is, begint de vervanging van het kraakbeen van de toekomstige beenderen van de ledematen; dan ontstaat daar het eerste echte beenweefsel. De stappen van de groei en ver-
- Page 1 and 2: 6 156 het beenderstelsel 6 het been
- Page 3 and 4: 6 Het skelet heeft veel functies, m
- Page 5: 6 160 het beenderstelsel benige sta
- Page 9 and 10: 6 164 het beenderstelsel Wanneer de
- Page 11 and 12: 6 166 het beenderstelsel cent toene
- Page 13 and 14: 6 168 het beenderstelsel 45ste leve
- Page 15 and 16: 6 170 het beenderstelsel Figuur 6-8
- Page 17 and 18: 6 172 het beenderstelsel neusholten
- Page 19 and 20: 6 174 het beenderstelsel �� �
- Page 21 and 22: 6 176 het beenderstelsel van de ran
- Page 23 and 24: 6 178 het beenderstelsel schedel zo
- Page 25 and 26: 6 180 het beenderstelsel ���
- Page 27 and 28: 6 182 het beenderstelsel crale kana
- Page 29 and 30: 6 184 het beenderstelsel ledematen
- Page 31 and 32: 6 186 het beenderstelsel lijk uit d
- Page 33 and 34: 6 188 het beenderstelsel ���
- Page 35 and 36: 6 190 het beenderstelsel en mediale
- Page 37 and 38: 6 192 het beenderstelsel beweging n
- Page 39 and 40: 6 194 het beenderstelsel kraakbeen
- Page 41 and 42: 6 196 het beenderstelsel treedt hyp
- Page 43 and 44: 6 198 het beenderstelsel ���
- Page 45 and 46: 6 200 het beenderstelsel 6.8.3 Voor
- Page 47 and 48: 6 202 het beenderstelsel ���
- Page 49 and 50: 6 het beenderstelsel hoofdstukoverz
- Page 51 and 52: 6 206 het beenderstelsel 6.3 Botrem
- Page 53 and 54: 6 208 het beenderstelsel den met de
- Page 55 and 56: 6 210 het beenderstelsel (a) ulna,
6<br />
162<br />
het beenderstelsel<br />
3. Hoe zal de massa van een bot worden beïnvloed<br />
wanneer de osteoclasten in dat bot actiever worden<br />
dan de osteoblasten?<br />
Antwoorden zijn te vinden vanaf pagina B1-1.<br />
6.2 Botvorming en groei<br />
De groei van het skelet bepaalt hoe lang iemand wordt<br />
en het bepaalt ook de lichaamsverhoudingen. De skeletgroei<br />
begint ongeveer zes weken na de bevruchting,<br />
wanneer een embryo ongeveer 12 mm lang is. (Op dat<br />
moment bestaan alle onderdelen van het skelet nog uit<br />
kraakbeen.) De botgroei gaat tijdens de puberteit door<br />
en meestal blijven delen van het skelet groeien tot een<br />
leeftijd van circa 25 jaar. In deze paragraaf wordt het<br />
proces van de botvorming en groei bestudeerd. In de<br />
volgende paragraaf worden het onderhoud en de turnover<br />
van de mineraalreserves in het volwassen skelet<br />
bestudeerd.<br />
Tijdens de ontwikkeling worden kraakbeen of andere<br />
typen bindweefsel door beenweefsel vervangen. Het<br />
proces waarbij andere weefseltypen door beenweefsel<br />
worden vervangen, wordt verbening genoemd. (Het<br />
proces van calcificatie, de afzetting van calciumzouten,<br />
treedt tijdens de verbening op, maar dit kan zich<br />
ook in andere weefsels voordoen.) Er zijn twee belangrijke<br />
soorten verbening. Bij intramembraneuze verbening<br />
ontstaat beenweefsel binnen bladen of vliezen van<br />
bindweefsel. Bij enchondrale verbening wordt bestaand<br />
kraakbeen door beenweefsel vervangen. In figuur 6-4•<br />
zijn enkele van de beenderen te zien die via deze twee<br />
processen worden gevormd bij een foetus van 16 weken<br />
oud.<br />
6.2.1 Intramembraneuze verbening<br />
Intramembraneuze botvorming begint wanneer osteoblasten<br />
zich binnen embryonaal of foetaal vezelig<br />
bindweefsel differentiëren. Dit type verbening vindt<br />
normaal gesproken plaats in de diepere lagen van de<br />
lederhuid. De osteoblasten differentiëren zich vanuit<br />
de stamcellen in bindweefsel, nadat de organische onderdelen<br />
van de matrix die door de stamcellen is afgescheiden,<br />
worden gecalcificeerd. De plaats waar voor<br />
het eerst verbening optreedt, wordt een beenkern genoemd.<br />
Naarmate de verbening verder gaat en nieuw<br />
����������������<br />
���������<br />
����������� ���������<br />
Figuur 6-4 Botvorming bij een foetus van 16 weken<br />
oud<br />
beenweefsel in buitenwaartse richting verder groeit,<br />
raken sommige osteoblasten in verbeende gebieden<br />
gevangen en veranderen in botcellen.<br />
Botgroei is een actief proces en osteoblasten hebben<br />
zuurstof en een voortdurende aanvoer van voedingsstoffen<br />
nodig. Bloedvaten beginnen het gebied in te<br />
groeien om in deze behoeften te voorzien en raken in<br />
de loop van de tijd in het zich ontwikkelende bot gevangen.<br />
Eerst lijkt het intramembraneuze beenweefsel<br />
op spongieus beenweefsel. Door verdere remodellering<br />
rond de gevangen bloedvaten kunnen osteonen ontstaan<br />
die kenmerkend zijn voor compact beenweefsel.<br />
De platte beenderen van de schedel, de mandibula (onderkaak)<br />
en de claviculae (sleutelbeenderen) ontstaan op<br />
deze manier.<br />
6.2.2 Enchondrale verbening<br />
De meeste beenderen van het skelet ontstaan via enchondrale<br />
verbening (endo-, binnen + chondros,<br />
kraakbeen) van hyalien kraakbeen. Eerst ontstaat een<br />
klein kraakbeenmodel van de toekomstige beenderen.<br />
Tegen de tijd dat een embryo zes weken oud is, begint<br />
de vervanging van het kraakbeen van de toekomstige<br />
beenderen van de ledematen; dan ontstaat daar het eerste<br />
echte beenweefsel. De stappen van de groei en ver-