hoofdstukoverzicht - Pearson Education
hoofdstukoverzicht - Pearson Education
hoofdstukoverzicht - Pearson Education
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
6<br />
184<br />
het beenderstelsel<br />
ledematen en de ondersteunende beenderen van de<br />
schouder- en bekkengordel waarmee de ledematen met<br />
de romp zijn verbonden.<br />
6.7.1 De schoudergordel<br />
Beide armen zijn bij de schoudergordel met de romp<br />
verbonden. De schoudergordel bestaat uit twee brede,<br />
vlakke scapulae (enkelvoud scapula, schouderbladen)<br />
en twee dunne, gebogen claviculae (enkelvoud clavicula,<br />
sleutelbeen) (zie figuur 6-9•). Elk clavicula is met<br />
het manubrium van het sternum verbonden; dit zijn de<br />
enige directe verbindingen tussen de schoudergordel<br />
en het axiale skelet. De beide scapulae worden door<br />
skeletspieren ondersteund en gepositioneerd; de scapulae<br />
zijn niet via beenderen of banden met de borstkas<br />
verbonden.<br />
Door bewegingen van claviculae en scapulae wordt de<br />
positie van het schoudergewricht bepaald; deze bewegingen<br />
vormen ook een uitgangspunt voor de bewegingen<br />
van de armen. Zodra het schoudergewricht in<br />
positie is, sturen spieren die hun oorsprong hebben bij<br />
de schoudergordel de bewegingen van de arm aan. De<br />
oppervlakken van scapulae en claviculae zijn daarom<br />
buitengewoon belangrijk als plaatsen voor spieraanhechting.<br />
De clavicula<br />
De S-vormige clavicula (sleutelbeen), afgebeeld in figuur<br />
6-21•, is bij het sternale uiteinde met het manubrium<br />
van het sternum verbonden en bij het acromiale<br />
uiteinde met het acromion, een uitsteeksel van de clavicula.<br />
Het gladde bovenste oppervlak van de clavicula<br />
ligt juist onder de huid. Het ruwe onderste oppervlak<br />
van het acromiale uiteinde is gemarkeerd door opvallende<br />
lijnen en knobbeltjes, aanhechtingsplaatsen voor<br />
spieren en banden.<br />
De claviculae zijn betrekkelijk klein en kwetsbaar, dus<br />
breuken komen vrij veel voor. Iemand die bij een val<br />
met gestrekte arm op zijn hand landt, kan bijvoorbeeld<br />
zijn clavicula breken. Gelukkig genezen de meeste<br />
breuken van de clavicula snel zonder gips.<br />
De scapula<br />
Het voorste oppervlak van het lichaam van elk van<br />
beide scapulae (schouderbladen) vormt een brede<br />
driehoek die door de bovenste, mediale en laterale<br />
randen wordt begrensd (figuur 6-22•). Spieren die de<br />
positie van de scapula bepalen, zijn langs deze randen<br />
aangehecht. De kop van de scapula bij de kruising van<br />
de laterale en de bovenste rand vormt een breed uitsteeksel<br />
dat een holle, komvormige holte heeft, die de<br />
schouderkom of cavitas glenoidalis wordt genoemd.<br />
Zie pagina 169. Bij de schouderkom is de scapula verbonden<br />
met het proximale uiteinde van de humerus.<br />
Deze structuren vormen samen het schoudergewricht.<br />
De instulping in het voorste oppervlak van het lichaam<br />
van de scapula wordt de fossa subscapularis<br />
genoemd. Hier is de onderschouderbladspier (m. subscapularis)<br />
aangehecht; deze spier verbindt de scapula met<br />
de humerus, het proximale bot van de arm.<br />
In figuur 6-22b• is een lateraal aanzicht weergegeven<br />
van de scapula en de twee grote uitsteeksels die<br />
zich over de schouderkom uitstrekken. Het kleinere,<br />
voorste uitsteeksel is de processus coracoideus. Het<br />
acromion is het grootste, achterste uitsteeksel. Als we<br />
met de vingers langs het bovenste oppervlak van het<br />
schoudergewricht strijken, is dit uitsteeksel voelbaar.<br />
Het acromion is met het distale uiteinde van de clavicula<br />
verbonden.<br />
De spina scapulae (schoudergraat) verdeelt het achterste<br />
oppervlak van de scapula in twee gedeelten (figuur<br />
6-22c•). Het gebied boven dit uitsteeksel is de supraspineuze<br />
fossa (supra, boven); hier is de bovendoornspier<br />
(m. supraspinatus) aangehecht. Het gebied onder<br />
dit uitsteeksel is de infraspineuze fossa (infra, onder),<br />
waar de onderdoornspier (m. infraspinatus) is aangehecht.<br />
Beide spieren zijn ook aan de humerus aangehecht.<br />
6.7.2 De armen<br />
Het skelet van de armen bestaat uit de beenderen van<br />
de bovenarm, onderarm, pols en hand. Anatomisch gezien<br />
heeft de term bovenarm alleen betrekking op het<br />
proximale gedeelte van de bovenste ledematen (van de<br />
schouder tot en met de elleboog), niet op de gehele<br />
arm. Zie pagina 18. De bovenarm, of brachium, bevat<br />
een enkel bot, de humerus (opperarmbeen), die loopt<br />
vanaf de scapula tot aan de elleboog.<br />
De humerus<br />
Aan het proximale uiteinde is de ronde kop van de<br />
humerus met de scapula verbonden. De opvallende<br />
tuberculum majus humeri van de humerus is een afgeronde<br />
verdikking nabij het laterale oppervlak van<br />
de kop (figuur 6-23•). Deze vormt de laterale omtrek