17.01.2013 Views

CLAIRIJEU - Canons Regular Blog

CLAIRIJEU - Canons Regular Blog

CLAIRIJEU - Canons Regular Blog

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

DR. II. IANNMN<br />

KR( •NIJ-I<br />

<strong>CLAIRIJEU</strong><br />

< ,i<br />

]i >■■! HR1FI ' ,!<br />

INMi<br />

i i<br />

::i Hi] II k! N<br />

I )e ('it\k- \.ii! [ici I Ifilig Kruis in ill vijlucnili >••<br />

I Jcu-'l 3'. I H1 klii«'MiT:, tik. li.i i i<br />

0 0 7<br />

a N<br />

CLAIRLIiai - MAASTIK<br />

u. 16


CLAIRLIEU<br />

TIJDSCHRIFT GEWIJD AAN DE<br />

GESCHIEDENIS DER KRUISHEREN<br />

65ste<br />

JAARGAN G<br />

2 0 0 7<br />

CLAIRLIEU — MAASEIK


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS<br />

IN DE VIJFTIENDE EEUW<br />

DEEL 3: DE KLOOSTERS DIE NA 1473<br />

WERDEN GESTICHT<br />

Inleiding: het kloosterleven in de vijftiende eeuw<br />

dr. Roger Janssen<br />

Vaak onderstreept men de doorgeschoten crisis in de veertiende-<br />

eeuwse kloostergeschiedenis. In de eerste helft van de eeuw<br />

bespeurt men een zekere matheid. Nieuwe kloosterorden, die een<br />

grote verspreiding kenden, zoals in de vorige eeuwen, kwamen niet<br />

tot stand. Slechts dertien nieuwe groeperingen werden gesticht.<br />

Dat er verval bestond, blijkt niet alleen uit de getuigenissen van<br />

bijvoorbeeld Geert Groote en Jan van Ruusbroec, maar ook uit de<br />

feiten. Vooral de gelofte van armoede werd overtreden en in min-<br />

dere mate die van gehoorzaamheid. Hierdoor werd het gemeen-<br />

schappelijk leven ernstig verstoord. Naast deze inwendige oorzaken<br />

waren er ook uitwendige oorzaken die het verval in de hand werk-<br />

ten: de Zwarte Dood, de oorlogsverwoestingen, de commende<br />

(een landgoed dat bestuurd werd door een commandeur van een<br />

ridderorde), de uithof (een grote kloosterboerderij van waaruit<br />

vaak uitgestrekte landerijen werden bewerkt; de taken werden vaak<br />

uitbesteed aan lekenbroeders), de inmenging van het burgerlijk<br />

gezag en de verwarring in verband met het Westers Schisma.<br />

Beslissender was het ontbreken van nieuwe ideeen en initiatieven.


4 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

De dagelijkse sleur overheerste, ook al omdat in de meeste<br />

kloosters geen zinvolle vorm van handenarbeid meer bestond.<br />

In de tweede helft van de veertiende eeuw groeide verzet tegen<br />

de misbruiken en trachtte men ook nieuwe vormen van kloosterleven<br />

te vinden. We denken o.m. aan de broeders en zusters van<br />

het gemene leven, derde-ordelingen (tertianen en tertiarissen),<br />

begijnen en bogarden, cellebroeders en -zusters en de kapittels van<br />

Windesheim, Sion en Venlo.<br />

In de vijftiende eeuw streefden steeds meer kloosterlingen en<br />

orden naar een hervorming. Men wilde de kloosterregel nauwkeurig<br />

beleven en het voorgeschrevene volledig in acht nemen<br />

(= observantisme). Men verwierp vooral het persoonlijk bezit. Dit<br />

verklaart waarom het streven is uitgegaan van de franciscanen. De<br />

dominicanen waren traditioneel de biechtvaders van de<br />

Bourgondische hertogen, die hen dan ook sterk hielpen bij hun<br />

hervormingen. In tegenstelling tot de fransciscanen gaf de observantiebeweging<br />

bij de dominicanen veel minder aanleiding tot het<br />

stichten van nieuwe kloosters dan wel tot het hervormen van<br />

bestaande. Bij de premonstratenzers vond de observantiebeweging<br />

vanaf 1460 weerklank. De hervorming leidde er tot de herziening<br />

van de statuten in 1505. Ook bij de karmelieten, de benedictijnen<br />

en de cistercienzers werden inspanningen geleverd om het religieuze<br />

leven observanter te maken. Bij de kruisbroeders was sprake van<br />

een hervorming van de bestaande kloosters en van het stichten van<br />

een groot aantal nieuwe kloosters. Een combinatie dus van de<br />

pogingen van de franciscanen en de dominicanen. Overal, ook bij<br />

de kruisbroeders, botsten de aanhangers van de strikte observantie<br />

op verzet.<br />

Het kloosterwezen bleef de achting genieten van de overheid en<br />

van de invloedrijkste standen van de maatschappij. Uit de giften en<br />

legaten blijkt duidelijk de vroomheid van de laat-middeleeuwse<br />

vorsten, adel en burgerij. De overheid voelde zich ook verantwoordelijk<br />

voor de goede gang van zaken in kloosters.<br />

Herhaaldelijk kwam het wereldlijk gezag tussenbeide bij klooster-


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 5<br />

hervormingen. Bekend bleven de interventies van de Bourgondische<br />

hertogen ten voordele van de observantiebeweging.<br />

De vernieuwing van het kloosterleven uitte zich niet alleen door<br />

de stichting van talrijke, vooral kleine kloosters, maar ook door de<br />

hervorming van het kloosterleven zelf. Men trachtte het klooster<br />

leven een nieuw inhoud te geven door meer nadruk te leggen op<br />

meditatie, lectuur (waarvoor men bibliotheken nodig had), op het<br />

gemeenschappelijk koorofficie en op handenarbeid (vooral het<br />

overschrijven van teksten). De dagelijkse beleving van het kloosterideaal<br />

was gematigd en evenwichtig. Toch bracht deze hervorming<br />

van binnen geen grondig herstel teweeg. De hervorming had alleen<br />

kans op slagen als ze van boven af gebeurde en als een nieuw type<br />

kloosterling, aangepast aan de nieuwe noden zou ontstaan. Dit zou<br />

pas gebeuren in de eerste decennia van de zestiende eeuw met de<br />

reguliere wereldheren, zoals de theatijnen en jezuieten, die bewust<br />

zochten naar nieuwe vormen van apostolaat, zonder te worden<br />

gehinderd door een strak dagprogramma. Vastbesloten verwijderden<br />

zij alle monastieke elementen om zich geheel vrij te maken<br />

voor alle soorten van apostolaat. Als ze ergens geroepen werden,<br />

moesten ze er zonder hindernissen heen kunnen gaan. Als hun taak<br />

volbracht was, moesten ze kunnen terugkeren zonder vastgehouden<br />

te worden door banden die waren ontstaan.<br />

Het gemeenschapsleven was het kenmerk van de monniken.<br />

Het stond in nauw verband met hun constructieve contestatie, die<br />

de oude wereld verwierp om een nieuwe op te bouwen. De bedelorden<br />

hadden reeds voor een ander perspectief gekozen. Maar<br />

de greep van het monnikenleven was nog zo sterk, dat heel wat<br />

monastieke tradities werden opgedrongen of weer werden ingevoerd<br />

door de ijver van leden die ernaar verlangden als volwaardige<br />

religieuzen te worden bezien. De reguliere geestelijken<br />

doorbraken deze opvattingen. Voortaan kon men religieus zijn<br />

zonder de verplichting zich te onderwerpen aan eenvormigheid in<br />

gebed (koorgebed), boetepraktijken en kleding. De eenheid en de<br />

saamhorigheid van de leden kon net zo goed tot stand komen door<br />

in onderling overleg gepland apostolaatswerk, dat eventueel voor


6 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

langere tijd geprogrammeerd kon zijn. Daarom ontwierpen de<br />

reguliere geestelijken een intensieve vorming voor hun leden en<br />

waren ze erop uit de individuele taken goed te coordin^ren.1<br />

1 Betekenis van de vijftiende eeuw voor de Orde van het<br />

Heilig Kruis<br />

Tweehonderd jaar na de oprichting beleeft een religieus instituut<br />

een neergang. De invloed taant, het heilig vuur dooft, de werk-<br />

zaamheden verslappen en het ledental slinkt. Een, soms twee eeu-<br />

wen worden er bovenmenselijke inspanningen geleverd door de<br />

laatste vertegenwoordigers. Vroeg of laat dreigt echter de capitulatie.<br />

De neergang is dan van die aard, dat zich geen mogelijkheid<br />

meer aandient om het uitsterven tegen te houden. Bepaalde religieuze<br />

groeperingen komen niet aan die voile maat. Andere instituten<br />

maken de hun toegemeten levenstijd wel af. Hun aantal is<br />

vrij groot. Enkele weten zich eeuwenlang te handhaven. In een<br />

(grondig) gewijzigde context schieten ze opnieuw wortel, terwijl<br />

iedereen al druk bezig was met het scenario van uitsterven en ver-<br />

dwijnen.<br />

Religieuze instituten kennen een taai bestaan. Zij hebben een<br />

prenatale tijd van tien tot twintig jaar nodig. Bijna het dubbele<br />

spenderen zij aan de consolidatie. Het uitgroeien beslaat bijna<br />

honderd jaar en de stabilisering net zolang. Dan volgt een dalende<br />

curve, die vijftig tot honderd jaar kan duren.<br />

♦ Toegepast op de Orde van het H. Kruis kunnen we de jaren<br />

1210 tot 1248 als prenatale tijd aanwijzen.<br />

♦ De verwerving van een aantal privileges verstevigde in de volgende<br />

decennia de rechtspositie van de orde, waarin het klooster<br />

van Hoei zich langzaam maar zeker als het hoofdklooster begon te<br />

manifesteren. Toen de orde in 1318 het exemptierecht bekwam,<br />

1 E. Persoons, Oude en nieuwe vormen van religieus leven 1384-1512. in: Algemene<br />

Geschiedenis der Nederlanden, Bussum, 1980, dl. 4, pp. 396-404; R. Hostie, Leven en doodvan<br />

de religieuze instituten. 1972, pp. 167-192


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 7<br />

kreeg dit Hoeise streven een voorlopige bekroning. In de volgende<br />

jaren ontpopte de prior van Hoei zich tot prior-generaal. De consolidatie<br />

ging mogelijk gepaard met het vervalsen van oorkonden uit<br />

het begin van de dertiende eeuw.<br />

♦ Het aantal kruisbroederskloosters steeg in de veertiende eeuw<br />

tot ruim negenentwintig. De kloosters werden gesticht in streken<br />

die momenteel tot Frankrijk, Belgie, Nederland, Duitsland en<br />

Engeland behoren. Het cement tussen die kloosters was niet hecht<br />

genoeg. Bovendien verhinderde het verschil in mentaliteit tussen<br />

de Duitse en de Franse kloosters de krachtige ontpooiing van<br />

het gezag van de prior-generaal. Verschillende prioren-generaal<br />

droegen zelf bij tot het verzwakken van hun autoriteit door het<br />

armoede-ideaal te relativeren. Naarmate de Franse invloed in de<br />

orde steeg, Vergaten de kruisbroeders verschillende bepalingen uit<br />

hun constituties en zelfs hun privileges. Het generaal kapittel van<br />

1410 riep de verloedering van het kloosterleven tenslotte een halt<br />

toe en zette de eerste stappen op weg naar het herstel van het<br />

armoede-ideaal en van de kloostertucht. Een aantal, vermoedelijk<br />

minder fraaie sporen uit het verleden werden gewist, terwijl legendarische<br />

en vooral vrome verhalen over de strijd tegen heidenen en de<br />

bekering van ketters werden opgetekend.1<br />

De vijftiende eeuw kunnen we dan omschrijven als de eeuw van<br />

stabilisering. In 1410 traden de kerkelijke en wereldlijke overheden<br />

op om bij de kruisbroeders orde op zaken te stellen. Prioren-gene<br />

raal uit de £NederlandseJ en 'Duitse' kloosters herstelden de observantie<br />

in de meeste kloosters. Belangrijke besluiten in de loop van<br />

de vijftiende eeuw hadden betrekking op het jaarlijks generaal<br />

kapittel, de eenheid van regel en statuten, de beleving van de gelofte<br />

van armoede, het onderhouden van de vasten- en onthoudingswet,<br />

het silentiumy het dragen van het voorgeschreven habijt, de<br />

gelofte van castitas en de gelofte van gehoorzaamheid.3<br />

2 R. Janssen, De oorsprong van de Orde van het H. Kruis. in: Clairlieu, je. 62, 2004,<br />

pp. 152-156 B<br />

3 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1: Het herstel van de obs, servantie<br />

in de kloosters die voor 1410 werden gesticht. in: Clairlieu, jg. 63, 2005, pp. 3-22


8 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

Simultaan doch minder succesvol bij dan het herstellen van de<br />

observantie streefden de prioren-generaal naar centralisatie. Door<br />

de uitbreiding in Franssprekend gebied en in Engeland, waar de<br />

hogere kringen Frans spraken, tevens vanwege haar Franstalige<br />

leiding verwierf de Orde van het Heilig Kruis in de veertiende<br />

eeuw een Frans karakter. Vanuit enkele kloosters4, met Hoei als<br />

centrum, verspreidde de hervorming van de orde zich in de vijftiende<br />

eeuw over Europa. Aanvankelijk werd deze hervorming<br />

hoofdzakelijk gekenmerkt door een reactieve benadering: het generaal<br />

bestuur trachtte de voor 1410 gestichte kloosters tot de obser<br />

vantie te bewegen. Omwille van de zeventien nieuwe kloosters in<br />

'Duitsland' en de 'Nederlanden' mocht men de periode vanaf 1410<br />

tot 1473 gerust de Nederland-Duitse periode noemen. Ze werd<br />

beheerst door contemplatie en moderne devotie en geleid door<br />

Nederlandse en Duitse prioren-generaal. De contemplatieve<br />

dimensie van de vita mixta walste in die jaren over de actieve<br />

dimensie. Daarna volgden enkele decennia van 'gewapende vrede'<br />

totdat op het einde van de eeuw een scheuring van jewelste dreigde,<br />

die voorlopig afgewend werd door de oprichting van twee provincies:<br />

Engeland en Frankrijk.<br />

In feite hadden de kruisbroeders zich enkele eeuwen lang met<br />

een vrij povere geschiedschrijving tevreden gesteld. Toen in de vijftiende<br />

eeuw de studiegeest openbloeide wilde men meer weten<br />

over de oorsprong van de orde. Jan van Stockem kwam in 1532<br />

met de mededeling dat hij heel weinig kon vinden over de eerste<br />

prioren-generaal en over de magisters. Ondanks deze fundamentele<br />

beperking lieten de kruisbroeders van de vijftiende en van de<br />

zestiende eeuw ons een aantal oorsprongsgeschiedenissen na. De<br />

oorsprong van de orde en de stichting nabij Hoei werden met veel<br />

legendarische details omgeven. Met alleen werd het ontstaan van de<br />

orde in de beginjaren van het Christendom gesitueerd, maar ook werd<br />

bijkomende informatie verstrekt over de stichting in de dertiende<br />

eeuw: vijf kanunniken uit het bisdom Luik begaven zich na de<br />

kruistocht tegen deAlbigenzen in 1210 naar Rome, legden hunplan-<br />

Hoei, Asperen, Sint-Agatha, Venlo, Namen en Luik.


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 9<br />

nen aan de pans voor en op hetfeest van Kruisvinding traden zij in<br />

de basiliek van Sint-Jan in Lateranen in. Depaus willigde hun vrome<br />

verlangens in, maar koppelde daaraan zijn droom om de oude orde<br />

van de kruis-broeders opnieuw op te richten. Bovendien bepaalde hij<br />

dat de vijf kanunniken zouden leven volgens de Regel van de heilige<br />

Augustinus, in gemeenschap (vita communis) en dat zij zelfin hun<br />

levensonderhoud moesten voorzien. Wei mochten zij zich, voor wat<br />

betrefi het eten en het drinken, aanpassen aan de plaatselijke gebruiken.<br />

De kanunniken keerden terug naar huis en gingen wonen buiten<br />

de muren van Hoei op een plaats die Clams Locus werd genoemd.5<br />

In de marge willen we toch doen opmerken dat de Kruisvinding<br />

in de late middeleeuwen een grote belangstelling genoot. Toen aan<br />

het einde van de vierde eeuw de overtuiging groeide dat het kruis<br />

van Christus was teruggevonden door Helena, de moeder van<br />

Constantijn, werd het startsein gegeven voor de verspreiding van<br />

ontelbare houtsplinters en voor een grillige legendevorming die de<br />

gehele Middeleeuwen zou overspannen. En waar hout is, was eertijds<br />

een boom. Het kon niet anders dan dat het kruis van Christus<br />

was vervaardigd uit de edelste houtsoort, de levensboom. Zo werd<br />

in de twaalfde eeuw de bijbelse biografie van het kruishout ontwikkeld,<br />

waarin Seth, Salomon en de koningin van Saba een<br />

bijzondere rol speelden. De Kruisvinding kreeg betekenis in de<br />

reliekencultus, de kruistochten en de pelgrimages, de diplomatieke<br />

betrekkingen met het Oosten en de rol van de bedelorden aan<br />

het einde van de Middeleeuwen.6 Het was voor de geschiedschrijvers<br />

van de Orde van het Heilig Kruis niet moeilijk om mee op te<br />

stappen in de lange stoet van vereerders van het Kruis. Christianus<br />

van Sittard bijvoorbeeld kopieerde in de tweede helft van de vijftiende<br />

eeuw een zeer korte geschiedenis van de orde in dichtvorm, die vermoedelijk<br />

in de tweede helft van de dertiende eeuw werd opgesteld en<br />

waarin gewezen werd op de samenhang tussen de Kruisvinding door<br />

keizerin Helena en het ontstaan van de Orde van het H. Kruis.7<br />

5 R. Janssen, De oorsprong van de Orde van het H. Kruis, pp. 59-60<br />

6 B. Baert, Een erfenis van heilig hout. De neerslag van het teruggevonden kruis in tekst en<br />

beeld tijdens de Middeleeuwen. Leuven, 2001, 475 p.<br />

7 R. Janssen, De oorsprong van de Orde van het H. Kruis, pp. 53-55


10 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

♦ Vanaf de jaren 1500-1530/1540 doorliep de Orde van het<br />

H. Kruis een dalende curve. Ondanks ernstig verweer bracht de<br />

Reformatie de orde grote verliezen toe. De financiele draagkracht<br />

van de meeste kloosters slonk aanzienlijk omdat minder giften en<br />

schenkingen werden ontvangen. In Engeland verdwenen alle<br />

kruisbroederskloosters. In de Noordelijke Nederlanden werden<br />

twaalf kloosters gesloten. Bovendien hief de orde zelf het klooster<br />

van Pedernach op. Dit klooster lag ver in het Heilig Roomse Rijk<br />

en beschikte niet langer over bronnen van inkomsten, omdat de<br />

hele omgeving tot het protestantisme werd bekeerd. De Rijnlandse<br />

kloosters leverden gigantische inspanningen om het katholicisme<br />

in de directe omgeving van hun kloosters te verdedigen. Van de<br />

Westfaalse kloosters gingen Hohnscheid, Osterberg en<br />

Falkenhagen verloren. In Frankrijk scheurde Michel Mulot in<br />

1520 het klooster van Parijs van de orde af. Dat leidde tot een<br />

jarenlang proces, dat weliswaar door de orde werd gewonnen, maar<br />

de relatie tussen de Franse kloosters en het moederhuis Hoe werd<br />

nooit meer zoals voorheen. Tot ver in de zestiende eeuw kweten de<br />

kruisbroeders zich trouw van de koorplicht. Vanaf 1586 moest het<br />

generaal kapittel aandringen op het godvruchtig en stipt vervullen<br />

van deze plicht. De Renaissance-mentaliteit bracht andere opvattingen<br />

over armoede en eenvoud. De benaming kruisbroeder veranderde<br />

in kruisheer. In de zeventiende eeuw groeide een nieuwe<br />

mentaliteit: waar vroeger de nadruk werd gelegd op de slechte<br />

natuur van de mens, werd nu gezocht naar een evenwicht tussen<br />

menselijke natuur en genade. In 1635 sprak Henricus Russelius over<br />

Theodorus van Celles, de stichter van de Orde van het Heilig Kruis in<br />

het Duitse Rijk Frankrijk Engeland, Schotland en de Nederlanden.<br />

Geheel in de traditie van de Contrareformatiepubliceerde hij een uitvoerige<br />

geschiedenis over het ontstaan van de orde. De orde, waartoe<br />

hij behoorde, was echter dezelfde niet meer dan tweehonderd jaar<br />

tevoren toen de observantiebeweging de actie ondergeschikt wilde<br />

maken aan de contemplatie in de vita mixta.<br />

Tweehonderd jaar na op de oprichting van de orde leverden het<br />

generaal kapittel en de prioren-generaal grote inspanningen om de<br />

Orde van het H. Kruis van de ondergang te vrijwaren. Van 1410


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 11<br />

tot ca. 1530 slaagden zij in him streven naar stabilisering: de conventen<br />

werden een tijdlang observanter, het aantal kruisbroeders<br />

nam toe en de orde kende een ferme uitbreiding in aantal conventen.<br />

Aan die bewuste vijftiende eeuw schonken we aandacht in de<br />

twee vorige jaargangen van Clairlieu\ in 2005 belichtten we de<br />

observantiebeweging in de kloosters die voor 1410 werden gesticht<br />

en in 2006 richtten we onze aandacht naar de kloosterstichtingen<br />

tussen 1410 en 1473. In jaargang 2007 ronden we af met de stichtingen<br />

uit de jaren na 1473. Aanvankelijk leek niets de verdere<br />

groei van de orde te belemmeren. Spoedig werd echter duidelijk<br />

dat de Orde van het Heilig Kruis zonder herbronnen en revitalise-<br />

ren ten dode was opgeschreven...<br />

2 Wezenskenmerken van de Orde van het Heilig Kruis<br />

na 1473<br />

2.1 De Nederlands-Duitse periode<br />

De observante kruisbroeders streefden in de jaren 1410 tot 1473<br />

eerst en vooral naar het herstel van de macht van het generaal<br />

kapittel en naar de uniformiteit van regel en statuten. Daarnaast<br />

werden het leven in gemeenschap en de beleving van de gelofte van<br />

armoede opnieuw aan alle confraters opgelegd. De kruisbroeders<br />

herstelden het gemeenschappelijk eigendom in de kloosters waar<br />

dit niet meer was. Er kwamen strenge voorschriften in verband<br />

met het dragen van het habijt en het in acht nemen van het silentium<br />

in het klooster. Tenslotte kwamen er duidelijke afspraken<br />

rond het vasten en de onthouding. De observantie werd van boven<br />

af gestuurd en lukte zeker in de eerste decennia na 1410. Nadat het<br />

aantal kloosters toenam, kwam er weer een tegenbeweging van<br />

onder af, waardoor zeker na 1473 de uniformiteit minder vanzelf-<br />

sprekend werd.8<br />

8 R. Janssen, Vijfbreuklijnen van traditie en vernieuwing in de orde van het H. Kruis, 1248-<br />

1998. Rome, 1999, pp. 60-61


12 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

Omstreeks 1500 telde de Orde van het Heilig Kruis zesenzestig<br />

kloosters. Negenentwintig daarvan werden voor 1410 gesticht. Na<br />

1410 en voor 1473 werden zeventien huizen opgericht. Tussen<br />

1473 en 1500 werden nog eens twintig kloosters gesticht. Van alle<br />

kloosters was de helft gevestigd in een plaats met stadsrechten.<br />

Verschillende kloosters waren amper bevolkt. Overigens waren<br />

enkele niet al te best gedoteerd. Daarom werden diverse kruis<br />

broeders geregeld verplaatst. De meesten keerden na heel wat<br />

omzwervingen in hun domus nativa terug. Want de kruisbroeders<br />

hielden vast aan de stabilitas loci, de binding aan een bepaalde kerk<br />

of klooster. De band met het klooster, waar ze ingetreden waren,<br />

bleef m.a.w. bestaan.9<br />

2.2 Hospitaliteit: een nieuwe vorm van apostolaat?<br />

Paulus II bevestigde in 1464 de in 1318 ontvangen privileges.<br />

Hetzelfde deed Sixtus IV in 1475. In 1488 verkreeg prior-generaal<br />

Evert van Orsoy dat de orde geheel vrij was van de bisschoppelijke<br />

rechtsmacht. In de praktijk werd bij elke nieuwe stichting wel een<br />

akkoord gesloten met de bisschop of met de pastoor betreffende de<br />

uitoefening van de zielzorg. In de vijftiende eeuw bedienden de<br />

kruisbroeders in Duitsland eigen parochies, gei'ncorporeerd bij<br />

hun kloosters. Vele kloosters bezaten een hospitium. P. Van den<br />

Bosch beweerde dat het gemeenschapsleven zin en doel moest hebben<br />

in de vorm van hospitaliteit: zorg voor armen, zieken, melaatsen,<br />

pestlijders, pelgrims en andere passanten. Bestaande broederschappen<br />

en broedergemeenschappen sloten zich aan bij de kruis<br />

broeders. Een aantal kerken van de kruisbroeders werden gebruikt<br />

als bedevaartkerken. Verschillende kloosters lagen langs pelgrimswegen.<br />

M. Vinken zag hierin niet zozeer een nieuwe vorm van<br />

apostolaat maar veeleer de voortzetting van de oorspronkelijke pelgrimszorg.<br />

Hij ging ervan uit dat de hospitia stilaan aan belang<br />

inboetten voor verschillende andere vormen van apostolaat. Het<br />

9 R. Janssen, Vijfbreuklijnen van traditie en vernieuwing in de orde van het H. Kruis, 1248-<br />

1998, pp. 61-62; op de jaarlijkse lijst van overleden kruisbroeders werd gewoonlijk ook het<br />

domus nativa van de gestorvenen vermeld. Omdat het generale kapittel echter de mogelijkheid<br />

bezat de kruisbroeders tijdelijk te verplaatsen, kon het de kloosters, die gebrek aan leden hadden,<br />

helpen en kon het nieuwe stichtingen op gang brengen.


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 13<br />

hospitaalwezen trof men in de vijftiende eeuw zeker aan in de con-<br />

venten van Bentlage, Brandenburg, Carignan, Duisburg,<br />

Diisserldorf, Ehrenstein, Falkenhagen, Franaker, Helenenberg,<br />

Hohnscheid, Pedernach, Saint-Ursin, Schwarzenbroich, Sneek,<br />

Suxy, Ter Apel en Virton. Voor de kloosters van Roermond,<br />

Maastricht en Maaseik zijn wel aanwijzingen, maar geen zekerheid.10<br />

2.3 Zielzorg en liturgisch leven<br />

De liturgie van de kruisbroeders bleef dominicaans tot in de zeventiende<br />

eeuw. Prioriteit werd gegeven aan het godvruchtig bidden<br />

van het gezamenlijk koorgebed. Het officium divinum, d.i. koorgebed<br />

en dagelijkse conventuele mis gingen voor al het andere.<br />

Anders dan bij de dominicanen kozen de kruisbroeders aanvankelijk<br />

meer voor een naar binnen gekeerd, monastiek ideaal. Zij ble-<br />

ven meer contemplatief.<br />

In 1968 schreef P. Van den Bosch: "Bijna iedere historicus, die de<br />

observantie-beweging binnen de orde van de Kruisbroeders gedurende<br />

de vijftiende eeuw heeft vermeld, schreef deze toe aan de invloed, die<br />

uitging van de Moderne Devoten, de Broeders van het Gemene Leven<br />

en de Reguliere Kanunniken van Windesheim."n Van den Bosch<br />

slaagde erin deze stellingname af te zwakken. Bij de Moderne<br />

Devoten kwam de liturgie op de tweede plaats, voor de kruisbroe<br />

ders was de verzorging van de liturgie hun eerste taak. De Moderne<br />

Devoten gaven de voorkeur aan een leven van afzondering, voortdurend<br />

werd hun voorgehouden zich uit de wereld terug te trekken.<br />

De kruisbroeders werkten buiten hun kloosters in parochies<br />

en hospitia die gei'ncorporeerd waren. Ook kenden zij de methode<br />

van de Moderne Devoten niet om het ascetisch leven onder<br />

elkaar te bevorderen en te bewaren door het schrijven en lezen van<br />

biografieen van hun geestelijke vaders. De kruisbroeders stonden<br />

open voor de spiritualiteit van de Moderne Devoten, maar even-<br />

10 R. Janssen, Vijfbreaklijnen van traditie en vernieuwing in de orde van het H. Kruis,<br />

124,8-1998, pp. 62-63; P. Van den Bosch, Studien over de observance der kruisbroeders in de<br />

vijftiende eeuw. in: Clairlieu, 1968, jg. 26, pp. 124-125<br />

11 P. Van den Bosch, Studien over de observance der kruisbroeders in de vijftiende eemo, p. 153


14 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

eens voor traktaten van andere religieuzen. De bij de kruisbroeders<br />

ingetreden Broeders van het Gemene Leven werden aangetrokken<br />

door het observante kloosterleven, waarin zij de verwezenlijking<br />

zagen van hun eigen levensideaal. Ze traden m.a.w. niet in om hun<br />

eigen levenswijze aan de kruisbroeders op te dringen.<br />

Nergens wordt aangetoond dat de kruisbroeders in het spoor<br />

van de Windesheimers de actieve zielzorg hebben afgewezen en<br />

even strenge contemplatieven als de Windesheimers hebben willen<br />

vormen. Vooral in de Nederlanden en in de Duitse kloosters wer<br />

den de kruisbroeders over het algemeen inderdaad zeer beschouwend,<br />

meer monnik dan kanunnik. Elders was het verzet tegen de<br />

beschouwende religieuze levensvormen echter groot.<br />

In het liturgisch leven gaven de kruisbroeders dus de voorkeur<br />

aan het officium divinum. Het koorgebed en de dagelijkse conventsmis<br />

werden aangeduid als de belangrijkste dagtaken van de<br />

kruisbroeders. Men nam rustig de tijd voor het koorgebed: het<br />

koorofficie werd dagelijks gezongen, gedeeltelijk om middernacht,<br />

voor de rest verdeeld over de uren van de dag. Alle werkzaamheden<br />

werden aan dit schema aangepast. Ook de conventsmis werd dage<br />

lijks gezongen, althans in de kloosters waar copia fratrum was, d.i.<br />

waar acht of negen religieuzen verbleven. Om het koorgebed<br />

luister bij te zetten ontstonden in de vijftiende eeuw de zogenaamde<br />

priorale feesten: op bepaalde grote feestdagen ging de<br />

prior voor in het officie en in de conventsmis. In 1464 kwam daar<br />

nog het voorschrift bij dat de meest eerbiedwaardige oude paters in<br />

het koor de lessen moesten zingen en bij de plechtige H. Mis<br />

moesten assisteren. Het was niet zozeer de bedoeling de prior te<br />

eren, dan wel het feest luister bij te zetten.<br />

Wellicht meenden de kruisbroeders dat door de kerkwijding een<br />

innige band ontstond tussen kerkgebouw en patroon. In hun kerken<br />

was het officium divinum een voortdurende lofeang ter ere van<br />

het H. Kruis. In de geestelijke geschriften van de kruisbroeders trof<br />

men aansporingen aan om gedurende het officie de verschillende<br />

fasen van Christus' lijden te overwegen. Op die wijze konden de


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 15<br />

kruisbroeders hun canonicale verplichtingen verenigen met de verering<br />

van het H. Kruis. Iedere vrijdag, waarop geen heiligenfeest<br />

werd voorgeschreven, werd het officie en de votiefmis van het H.<br />

Kruis genomen. Viel op de vrijdagen wel een feest, dan moest men<br />

minstens in het koor en de H. Mis een memorie van het H. Kruis<br />

bidden. Dat was ook het geval op de dagen waarop er suffragia<br />

waren. Het feest van Kruisverheffing werd vanaf 1411 met een<br />

octaaf gevierd. In 1485 schreef het generate kapittel processies voor<br />

op de feesten van Kruisvinding en Kruisverheffing. Vanaf het<br />

begin van de zestiende eeuw trof men in de brevieren eigen<br />

Lijdensfeesten aan, o.a. van de Doornenkroon, van de H. Lans en<br />

de Spijkers en van de H. Lijkwade. Andere uitingen van het liturgisch<br />

leven waren het Mandatum (de voetwassing elke donderdagavond),<br />

de Kruisprocessies (vanaf 1485) en het Festum<br />

Compassionis Gloriosae Virginis (vanaf het begin van de zestiende<br />

eeuw op vrijdag na Beloken Pasen). Verder waren er allerlei ondergeschikte<br />

ceremonies, als daar waren de zegeningen en gebeden aan<br />

tafel, de pretiosaplechtigheid s morgens rond het kapittel en de<br />

benedictie s avonds na de completen.<br />

Private gebeden werden bij de kruisbroeders niet voorgeschre<br />

ven, tenzij voor de overledenen. Wel werd verondersteld dat iedereen<br />

ook in zijn kloostercel bad. Voor privaat gebruik kenden de<br />

kruisbroeders lange en korte getijden van het H. Kruis. De lange<br />

getijden bestonden uit een hymne, een psalm met antifoon, een<br />

Schriftlezing, een versikkel en een gebed tot besluit. In de korte<br />

getijden ontbraken psalm met antfoon en Schriftlezing. In het<br />

gebed tot besluit werd steeds vermeld, wat Christus op dat bepaalde<br />

uur van de dag op zijn lijdensweg had geleden. Iedere novicenmeester<br />

leerde de novicen goed en dikwijls biechten. De biecht was<br />

verplicht voor de professie. De lekenbroeders en de donaten mochten<br />

een keer of tien per jaar communiceren. Uit een statuut van<br />

voor 1466 kan men afleiden dat de priesters minstens eens in de<br />

week de heilige mis lazen.12<br />

12 Overgenomen uir R. Janssen, Vijfbreuklijnen van traditie en vernieuwing in de orde van<br />

het H. Kruis, 1248-1998, pp. 76-78; G. Reijners, Kruisspiritualiteit in de Geschiedenis van de<br />

Orde van het H. Kruis. Rome, 1988, pp. 10-13; M. Vinken, De spiritualiteit der kruisheren.<br />

Mechelen, 1953, pp. 24-25


16 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

Het parochiewerk van de kruisbroeders bestond voornamelijk<br />

uit het celebreren van de H. Mis, de toediening van de sacramenten,<br />

preken en begraven. Van een aantal kloosters werd de kerk<br />

of kapel tot parochiekerk verheven. De kloosterkerk van<br />

Beyenburg bijvoorbeeld was tevens parochiekerk. Aan andere<br />

kloosters werden parochiekerken toegewezen. Vanuit het klooster<br />

Schwarzenbroich bijvoorbeeld werd de parochie Mariaweiler<br />

bediend. Een variant op bovenstaande vormen van parochiewerk<br />

trof men bijvoorbeeld aan in Scharmer: de kloosterkerk was paro<br />

chiekerk, maar de kloosterlingen hadden ook de zorg voor een<br />

kapel in Lutteke Harkstede. Ook in hun kloosterkapellen, die niet<br />

tot parochiekerk werden verheven, oefenden de kruisbroeders zielzorg<br />

uit. Dat gold ook voor de kapellen, die niet op hun grondgebied<br />

lagen, maar die zij op verzoek van broederschappen of geestelijken<br />

vanuit hun kloosters bedienden. De zielzorg was hier<br />

beperkt tot het celebreren van de H. Mis, het preken, biechthoren<br />

en begraven. De generale kapittels verzetten zich niet tegen de ziel<br />

zorg van de kruisbroeders. Wei eisten zij, dat de kerken, de kapel<br />

len of de altaren, die de kruisbroeders bedienden, geincorporeerd<br />

moesten zijn bij de orde. Deze kerken, kapellen en altaren werden<br />

overgedragen aan de orde, zodat zij de bedienaren kon aanstellen<br />

en over de inkomsten kon beschikken. Dat kruisbroeders buiten<br />

hun klooster resideerden, werd niet goed bevonden. De verleiding<br />

was dan te groot om zich te onttrekken aan het gemeenschappelijk<br />

leven.<br />

Een aantal kruisbroeders werd bestemd voor de zielzorg voor<br />

vrouwelijke religieuzen. Enkele kruisbroeders tenslotte werden uitgezonden<br />

om te gaan prediken.13<br />

De mogelijkheden voor het beoefenen van directe en indirecte<br />

zielzorg waren voor kloosterlingen niet bijzonder groot omstreeks<br />

1500. Het parochiewerk tout court was veel meer contemplatief<br />

dan tegenwoordig. In de parochiekerken van de steden werd dage-<br />

13 P. Van den Bosch, Studien over de observance der kruisbroeders in de vijfliende eeuw,<br />

pp. 125-129; G. Reijners, Kruisspiritualiteit in de Geschiedenis van de Orde van het H. Kruis,<br />

pp. 26-28


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 17<br />

lijks het ganse officie met hoogmis en lof gezongen of gereciteerd.<br />

De pastoor nam aan de plechtigheden actief deel. In kleinere plaatsen<br />

zong men op weekdagen slechts een gedeelte van het officie en<br />

op de zon- en feestdagen het gehele officie. De parochieherder kon<br />

het eenvoudige werk in stad en dorp gemakkelijk alleen aan. Voor<br />

het lezen van missen, voor de omkadering van heiligenverering en<br />

andere devoties kreeg hij hulp van andere priesters die van prebenden<br />

probeerden te leven. Intussen probeerde de stadsmagistraat de<br />

kapittelscholen in stadsscholen om te toveren.14<br />

2.4 Bibliotheken<br />

De ijverige beoefening van de kopieerkunst door de kruisbroeders<br />

van de vijftiende eeuw onthulde de goede geest in hun<br />

kloosters. De handschriften waren unieke getuigen van hun streven<br />

naar observantie. Het kopieren werd gewaardeerd als een vorm<br />

van ascese. Niettemin werd omtrent het kopieren of het verzamelen<br />

van handschriften niets voorgeschreven in de bepalingen van<br />

de generate kapittels gedurende de vijftiende eeuw. Het kopieren<br />

genoot blijkbaar geen voorkeur en behoefde daarom ook geen bijzondere<br />

aansporing. Wei valt op dat de bibliotheken van de<br />

kloosters, waar men zich niet toelegde op ziekenverpleging of paro-<br />

chiewerk, meer handschriften bevatten.<br />

Voor hun geestelijke lezing zochten de kruisbroeders in het algemeen<br />

aansluiting bij de zogeheten monastieke traditie van benedictijnen<br />

en cistercienzers. Zij lazen en bestudeerden vooral de H.<br />

Schrift en werken van kerkvaders. In de statuten van 1248 stond<br />

dat zij alleen maar theologische boeken mochten lezen. Bij het<br />

Oude Testament gold hun interesse vooral: commentaren op de<br />

Psalmen, de Profeten en het Hooglied. Hun interesse voor het<br />

Nieuwe Testament was algemener. Wei ging hurl voorkeur uit naar<br />

praktische commentaren. Zij zochten voedsel voor hun eigen<br />

geestelijk leven en hulpmiddelen voor hun preken. De theo<br />

logische werken van Augustinus golden als handboeken bij uit-<br />

14 R. Janssen, Vijf breuklijnen van traditie en vernieuwing in de orde van het H. Kruis,<br />

1248-1998, p. 91


18 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

stek. Onder de overige kerkvaders genoten vooral Johannes<br />

Chrysostomos, Hieronymus, Gregorius de Grote, Cassianus en<br />

Caesarius van Aries hun belangstelling. Zij zochten naar hetgeen<br />

de kerkvaders leerden over ontstaan en inrichting van het kloosterleven.<br />

Tot de polemische geschriften van de kerkvaders en tot hun<br />

wetenschappelijke verhandelingen op het gebied van de schriftverklaring<br />

of dogmatiek voelden zij zich niet aangetrokken.<br />

Van de Middeleeuwse auteurs schreven de kruisbroeders werken<br />

af van Bernardus, van Hugo en Richard van St. Victor, van Gerson<br />

en d'Ailly. De invloed van de franciscaanse beweging ondergingen<br />

de kruisbroeders vooral via de werken van Bonaventuare en de bijbelcommentaren<br />

van Nicolaas van Lyra. In de bibliotheken van de<br />

kruisbroeders trof men werken aan van de Moderne Devoten:<br />

Geert Groote, Gerard Zerbold van Zutphen en Thomas van<br />

Kempen. -<br />

Het denken en de ascese van de kruisbroeders ging meer in<br />

Augustijnse richting, hoewel bij de theologische opleiding Albertus<br />

Magnus en Thomas van Aquino hun vaste plaats hadden. De<br />

Augustijnse voorkeur blijkt ook uit hun voorliefde voor de werken<br />

van Bernardus. Zij voelden zich niet aangetrokken tot wetenschap<br />

pelijke bespiegelingen of werken van strikt dogmatische aard. Zij<br />

hadden een aflkeer van het intellectualisme en de mystiek van de<br />

veertiende eeuw. De bezinning op een sacramenteel-ascetisch leven<br />

boeide hen veel meer. Het ging hun om voedsel voor het kloosterleven.15<br />

Daarom herkenden zij zich ook in de werken van de<br />

Moderne Devoten, die hun een gezonde, praktische ascese boden,<br />

gebaseerd op de H. Schrift. Uit de vele tractaten over de eucharistie<br />

en de biecht en uit het grote aantal sermones dat zij afschreven,<br />

blijkt hun belangstelling voor concrete liturgie en zielzorg. De<br />

kruisbroeders publiceerden zelf heel weinig. Wei legden ze graag<br />

verzamelingen aan van citaten uit de H. Schrift, uit de Kerkvaders<br />

en uit Middeleeuwse schrijvers {florilegia, autoritates en rapiarid).<br />

15 Zij hadden een voorliefde voor onderwerpen als deugden (geduld, nederigheid), geweten,<br />

ondeugden, de tien geboden, de kunst om te sterven, de uitersten van de mens, de<br />

vlucht uit de wereld, het Onze Vader, het koorgebed, het lijden van Jezus Christus en Maria.


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 19<br />

De bibliotheken van de kruisbroeders waren ruim voorzien van<br />

passieliteratuur. Opvallend veel tractaten legden een verband tussen<br />

het lijden van Christus en de getijden van het koorgebed.16<br />

2.5 Belangrijke ontwikkelingen tussen 1473 en ca. 1530<br />

Op 21 September 1473 werd in het kruisherenklooster van Hoei<br />

Nicolaus van Haarlem gekozen tot prior-generaal van de orde.<br />

Oorspronkelijk was hij kruisbroeder van Keulen. Waarschijnlijk<br />

had hij aan de universiteit van Keulen het doctoraat gehaald in de<br />

theologie en was daarna professor geworden in Hoorn. In 1462<br />

werd hij prior van Hoorn. Als prior-generaal was hij van oordeel<br />

dat de orde niet alleen behoefte had aan deugdzame religieuzen,<br />

maar ook aan goed gevormde, geleerde mannen. Het gebrek aan<br />

ijver voor studie en geestelijke lezing enerzijds en de praatzucht<br />

{amor loquacitatis) of het niet onderhouden van het silentium<br />

anderzijds leken hem de oorzaken van een dreigend tekort aan<br />

kloostertucht. Daarom besloot hij jongeren naar de universiteit te<br />

sturen, vooral naar Leuven, Parijs, Caen en Toulouse. Hij bemerkte<br />

hoe andere orden tot bloei kwamen doordat ze voldoende geleer<br />

de mannen hadden. Wat in Keulen reeds eerder het geval was,<br />

namelijk dat kruisbroeders de lessen aan de universiteit bezochten,<br />

werd nu ook een gewoonte in Frankrijk en de 'Nederlanden'. Hun<br />

wetenschappelijke kennis gaven ze mee aan de fraters in de verschillende<br />

studiehuizen van de orde. Lang had van Haarlem<br />

gevreesd dat de wetenschappelijke opleiding het deugdzame leven<br />

zou bedreigen, maar uiteindelijk was hij ervan overtuigd dat de<br />

wetenschap de ingeboren en verworven deugden zou verlichten,<br />

voeden en tot rijpheid brengen. "En zouden er sommigen zijn die<br />

door de wetenschap overmoedig worden ofzelfs verloren gaan, dan ligt<br />

dat niet aan de wetenschap, die immers de deugd voedt, maar aan de<br />

hoogmoed van die personen zelf".17 Nicolaus van Haarlem stierf<br />

16 P. Van den Bosch, Studien over de observantie der kruisbroeders in de vijftiende eeuw,<br />

pp. 130-152; P. Van den Bosch, Einleitung in die Passionsliteratur in den Mittelalterlichen<br />

Kreuzherrenbibliotheken. in: Clairlieu, jg. 38, 1980, pp. 13-38; G. Reijners, Kruisspiritualiteit<br />

in de Geschiedenis van de Orde van het H. Kruisy pp. 27-28<br />

17 A. Ramaekers, De Kruisheren en de Leuvense Universiteit. in: Clairlieu, }g.4Q, 1982, p.27


20 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

tijdens een visitatie in Keulen op 1 november 1482. Onder zijn<br />

bestuur werd een klooster gesticht in Woudrichem (1474), Lannoy<br />

(1474), Maaseik (1476), Dulken (1480) en Nieuwland (1481).<br />

Einde 1482 werd Everardus van Orsoy tot prior-generaal gekozen.<br />

Hij was de enige zoon van een adellijke familie, studeerde bij<br />

de Broeders van het gemene leven in Deventer en trad in bij de<br />

kruisbroeders in Bentlage. Als prior van Bentlage gaf hij voortreffelijke<br />

geestelijke leiding en stimuleerde het verlangen naar de volmaaktheid.<br />

Hij werd diverse malen definitor van de orde en visitator.<br />

De poging om het centrum van de orde meer noordelijk te leggen<br />

mislukte in 1489. In dat jaar werd het generaal kapittel in<br />

Sint-Agatha gehouden. Het convent van Hoei meende hierdoor in<br />

zijn rechten te kort gedaan te zijn en deed een beroep op paus<br />

Innocentius VIII. Door Rome werden judices et conservatores afgevaardigd,<br />

die van Everardus en zijn opvolgers een verklaring onder<br />

ede eisten om voortaan nergens anders dan in Hoei het generaal<br />

kapittel te houden en in Hoei te resideren.18 Op 29 oktober 1489<br />

bepaalde Innocentius VIII dat de keuze van de prior-general moest<br />

gebeuren door de acht definitoren van het laatste en voorlaatste<br />

kapittel en door de conventualen van Hoei. Als er geen acht de<br />

finitoren waren, moesten de aanwezigen ze aanvullen met prioren.<br />

Op dezelfde dag droeg de paus de uitvoering van deze bul op aan<br />

de dekens van Dinant, Namen en Luik. Everardus van Orsoy overleed<br />

in december 1493. Onder zijn bestuur werd een klooster<br />

gesticht in Emmerik (1483), Bruggen (1484), Brandenburg<br />

(1484), Ehrenstein (1487), Chauny (1487), Helenenberg (1488),<br />

Waten (1489), Le Verger (1490), Wickrath (1490), Dinant (1490)<br />

en Scharmer (1490).<br />

Gerbrand Engelsz van Sneek, conventuaal van Sneek, was van<br />

1473 tot 1493 prior van Hoorn. In 1493 werd hij als vicarius naar<br />

Engeland gezonden om daar de tucht in de kloosters te herstellen.<br />

Op 2 februari 1494 werd hij tot prior-generaal gekozen. Hij stond<br />

18 Er bestaat geen eensgezindheid over de historische correctheid van deze informatie. In<br />

de constituties van 1660 werd er in elk geval niet naar verwezen. A. Van de Pasch, Het Klooster<br />

Clairlieu te Hoei en zijn prioren-generaal 1210-1796. in: Clairlieu, jg. 18, 1960, p. 25


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 21<br />

in hoog aanzien bij koning Karel VIII van Frankrijk. Hij was een<br />

voorbeeld van religieuze discipline, gaf op sympathieke wijze lei-<br />

ding en legde niemand iets op wat hij zelf niet voordeed. Hij stierf<br />

op 8 oktober 1500 tijdens een visitatie in Parijs. Onder zijn<br />

bestuur werd een klooster gesticht in Pedernach (1497), Duisburg<br />

(1498), St.-Annaland (1499) en Glindfeld (1499). Op 15 mei<br />

1498 aanvaardde het generaal kapittel de legaten van Franco de<br />

Meldert en van Philippus Nicolaus de Hondt aan de orde aange-<br />

boden door de prioren van Namen en van Goes voor een college<br />

van de orde in Leuven.<br />

Op het generaal kapittel van 1478 werd het ambtr van presidens<br />

Huyensis ingevoerd. Als motieven werden aangegeven dat de orde<br />

door het stijgend aantal conventen teveel tijd van de prior-generaal<br />

in beslag nam waardoor hij zijn eigen huis — de prior van Hoei was<br />

immers generaal van de orde — verwaarloosde. Het mocht toch niet<br />

zijn dat de discipline en de observantie van de leden van het moederhuis<br />

hieronder zouden lijden. Daarom zouden in het vervolg de<br />

leden van het Hoeise convent een president kiezen, die boven de<br />

subprior zou staan en gezag zou hebben zoals alle andere prioren<br />

in hun huizen. De keuze moest door de prior-generaal of de visitator<br />

bekrachtigd worden. In 1511 wijzigde Cornelius van<br />

Clotingen deze bepalingen: de aanstelling of afeetting van de pre<br />

sident werden voorbehouden aan de prior-geeraal.<br />

Cornelius van Clotingen was prior van Goes en diverse malen<br />

definitor van de orde. Hij werd naar Hoei verplaatst om er als pro<br />

fessor te fungeren. Zijn colleges over de libri sententiarum werden<br />

door vele seculiere en reguliere geestelijken gevolgd. Op 12 november<br />

1500 werd hij tot prior-generaal gekozen. In januari 1502 doctoreerde<br />

hij in Leuven. Hij genoot faam en aanzien. Voor het aan-<br />

nemen van novicen toonde hij een grote zorg. In 1502 bepaalde<br />

het generaal kapittel dat alle kruisbroeders een zwart scapulier<br />

zouden dragen. In de oorspronkelijke constituties van de orde was<br />

een grijs scapulier voorgeschreven en een zwarte kap. Sommigen<br />

meenden in de grijze kleur het symbool van het kruishout van<br />

Christus waar te nemen. Op het einde van de vijfde eeuw was het


22 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

dragen van een zwart scapulier modieus. In een aantal conventen<br />

droeg men een zwart scapulier, in andere een grijs. De tegenstanders<br />

van het zwart scapulier voerden aan dat het tegen de armoede<br />

was een normaal grijs weefsel zwart te verven, waardoor het een<br />

kunstmatige kleur ontving. Toen het generaal kapittel het zwart<br />

scapulier oplegde, beriepen de aanhangers van het grijze scapulier<br />

zich op de H. Stoel. De kwestie bleef lang aanslepen. Ondanks de<br />

steun van Rome voor het besluit van 1502 moest het generaal<br />

kapittel in 1529, 1530 en 1531 op deze kwestie terugkomen om<br />

uiteindelijk resultaat te boeken. Cornelius van Clotingen overleed<br />

op 12oktober 1512.<br />

Wilhelmus van den Oever was de volgende prior-generaal. Hij<br />

werd geboren in Maastricht, trad in te Hoei en werd prior in Kolen-<br />

Kerniel en later in Luik. Verschillende keren werd hij definitor van<br />

de orde. Toen hij het klooster van Luik wilde restaureren, kreeg hij<br />

moeilijkheden met de procurator, bij wiens protest anderen zich<br />

aansloten. Hierop bood hij bij een visitatie zijn ontslag aan, waar-<br />

op Cornelius van Clotingen hem als subprior van Dinant aanstel-<br />

de. Door zijn welsprekendheid en door heel zijn optreden bracht<br />

hij dit klooster in aanzien. Op 14 november 1512 werd hij tot<br />

prior-generaal gekozen. Alle conventualen van Hoei wensten hem<br />

als prior en verschillende definitoren waren het ermee eens. Van<br />

den Oever verstevigde het prestige van Clairlieu. Franciscus<br />

Conioels, een goed financier en kruisbroeder van Kolen-Kerniel,<br />

maakte hij tot conventuaal en procurator van Hoei. Hij liet een<br />

koor bouwen en een prachtige toren met een beiaard. In het koor<br />

kwam een koperen adelaar. Hij schafte een kostbare koorkap aan<br />

van goudlaken en nog twee van damast, een verguld zilveren kruis,<br />

waarin de relikwie van het H. Kruis werd geplaatst en andere zilve<br />

ren reliekhouders. De akte van onderwerping van de stad Hoei aan<br />

de bisschop van Luik, Erard de la Marck, werd in tegenwoordigheid<br />

van de afgevaardigde van de keizer opgemaakt in de refter van de<br />

kruisbroeders. In tegenwoordigheid en op verzoek van de keizer-<br />

lijke afgevaardigde werden scheidsrechters aangesteld om een einde<br />

te maken aan de hangende conflicten over rechten op de heerlijk-<br />

heid Hoei: van de kant van de bisschop trad de abt van Saint-


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 23<br />

Jacques in Luik op en van de kant van de stad Wilhelmus van den<br />

Oever, prior-generaal van de kruisbroeders. Het waren deze twee,<br />

die op 30 april 1516 de tekst van hun uitspraak bekend maakten.<br />

Op 6 augustus 1516 gaf Leo X aan de Engels kruisbroederskloosters<br />

van London en Colchester met de bul A superno heel veel<br />

privileges, waaronder de pontificalia voor de prioren en de rozenkransaflaat,<br />

die op 20 augustus ook aan de prior-generaal werd<br />

gegeven. Van den Oever schonk niet genoeg aandacht aan de<br />

kloostertucht. In 1520 scheurde Michel Mulot, de prior van Parijs,<br />

met steun van de bisschop van Parijs, zijn convent af van de orde.<br />

Het kwam tot een proces voor de burgerlijke rechtbank, wat de<br />

generaal verloor. Op het volgend generaal kapittel adviseerden de<br />

definitoren hem het generalaat neer te leggen. Buiten weten van<br />

het convent vertrok hij op 19 juli 1521 en stuurde vanuit<br />

Antwerpen zijn procuator met de opdracht, dat men een andere<br />

prior zou kiezen. Hij ging naar Donington en later naar London,<br />

waar hij op 17 januari 1528 overleed.<br />

Laurentius van Gladbach werd op 10 September 1521 tot<br />

prior-generaal gekozen. Hij was ingetreden in Keulen en werd als<br />

prior van Keulen definitor van de orde in 1521. Hij schreef aan<br />

Michel Mulot om hem tot gehoorzaamheid terug te brengen. Toen<br />

dat geen resultaat opleverde stuurde hij Thomas van Goude, de<br />

prior van Kolen-Kerniel als zijn vicarius om het proces opnieuw<br />

aanhangig te maken. In 1522 benoemde hij de opstandige prior<br />

Mulot tot vicarius van Frankrijk. De prior van Parijs kwam hierdoor<br />

niet tot inkeer en trachtte zelfs de andere Franse kloosters van<br />

de orde los te weken. In 1530 werd Mulot door een uitspraak van<br />

het parlement uit zijn ambt ontzet en weggezonden.<br />

Onder het bestuur van Laurentius van Gladbach werd door<br />

Clemens VIII het grijze scapulier in een zwart veranderd. In 1523<br />

consacreerde Erard de la Marck de voltooide kerk van Clairlieu.<br />

Hij had veel sympathie voor Laurentius van Gladbach, bijzonder<br />

om zijn geestelijke gesprekken, en zat verschillende keren mee aan<br />

tafel. Op 18 december 1528 gaf hij de kruisbroeders van Hoei ver-


24 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

lof hun eigen graan te malen in een molen, die ze op hun terrein<br />

gebouwd hadden. In 1528 heerste er een pestepidemie, waardoor<br />

ook van Gladbach overleed, met name op 3 oktober.<br />

Thomas van Gouda werd nu prior-generaal gekozen. Hij kwam<br />

waarschijnlijk uit Gouda, maar trad in Le Verger in. Als prior van<br />

dit klooster verdedigde hij de rechten en privileges van het huis en<br />

kwam daardoor in botsing met de zoon van de stichter, die bij de<br />

prior-provinciaal bewerkt dat Thomas in 1518 verplaatst werd. In<br />

de volgende jaren was hij subprior van Kolen-Kerniel en op 23<br />

januari 1520 prior. Vaak was hij afwezig, omdat hij in moeilijke<br />

omstandigheden kloosters moest visiteren. Van 1520 tot 1528<br />

werd hij vijf keer definitor van de orde. Toen hij in 1529 naar het<br />

generaal kapittel reisde, gaven verschillende confraters van Kolen-<br />

Kerniel te verstaan, dat ze graag zouden hebben dat hij naar een<br />

ander klooster ging. Ze vonden hem als prior namelijk te streng.<br />

Tijdens dat generaal kapittel werd hij van zijn prioraat ontslagen<br />

en tot prior-provinciaal van Frankrijk benoemd, met duidelijk uitgesproken<br />

algemene volmacht. Hij was reeds prior van Caen ge<br />

kozen, toen hij op 6 december 1529 het bericht ontving dat hij op<br />

13 november 1529 tot prior van Hoei en generaal was gekozen.<br />

Thomas van Gouda kende een zwaar generalaat, vooral vanwege<br />

de ondergang van de Engelse kloosters in 1534. De gevluchte<br />

confraters verdeelde hij over verschillende huizen. Hij stierf tijdens<br />

een visitatie in Luik op 15 december 1537. Tijdens zijn generalaat<br />

verkreeg het convent van Sint-Agatha in 1534 door zijn bemidde-<br />

ling van de abt van Orval relikwieen van de H. Agatha.19<br />

Bijna de gehele vijftiende eeuw door gaven de generate kapittel<br />

bijna ieder jaar voorschriften voor het eerbiedig vervullen van de<br />

liturgische ceremonies en voor het vieren van oude en nieuwe<br />

feesten. De zorg voor de eredienst blijkt uit de prachtige liturgische<br />

boeken die bewaard zijn gebleven.<br />

19 De informatie over de prioren-generaal putten we uit A. Van de Pasch, Het Klooster<br />

Clairlieu te Hoei en zijn prioren-generaal 1210-1796, pp. 22-31


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 25<br />

3 Overzicht van de kloosters die na 1473 werden gesticht<br />

3.1 Woudrichem (Woerkem, Woerkum) (gesticht in 1474)<br />

Zeer weinig is geweten over de kruisbroeders van Woerkum,<br />

Worcum, Woudrichem.20 Het stadje behoorde tot het graafschap<br />

Holland. De inwoners leefden van landbouw, veeteelt en vooral<br />

visserij. Het kapittel van Sint-Salvator in Utrecht had het begevingsrecht<br />

van de Sint-Martinuskerk in Worcum. Deze kerk<br />

bezat twaalf altaren, waarvan er een werd toegewijd aan Maria. Het<br />

was het altaar van het vissersgilde. De bediening ervan werd na<br />

1474 vermoedelijk toevertrouwd aan een kruisbroeder.<br />

Het klooster van de kruisbroeders werd in 1474 gesticht en heeft<br />

amper honderd jaar bestaan. De kruisbroeders vestigden zich op de<br />

plaats van een oude kerk. De reguliere kanunniken van Eemstein<br />

bij Dordrecht leenden een klok. Willem van Montfoort, de proost<br />

van Sint-Salvator in Utrecht vermaakte in 1511 dertig Rijnse<br />

guldens. Nog andere schenkers zorgden voor levensvatbaarheid van<br />

het klooster Galilea, zoals het kruisbroedersklooster werd genoemd.<br />

In het begin van 1572 kregen de kruisheren verlof om zich in<br />

Den Bosch te vestigen, waarschijnlijk bij hun medebroeders. Toch<br />

was Woudrichem dan nog niet voorgoed in handen van Oranje<br />

gevallen. Beurtelings waren de Spanjaarden en de opstandelingen er<br />

de baas. In 1574 vroeg de laatste overste, Judocus van Hemert, aan<br />

de koning van Spanje verlof om de kloostergoederen aan de kruis<br />

broeders van Den Bosch over te dragen. Woudrichem was enige<br />

maanden tevoren bijna geheel verwoest door oorlogsgeweld en<br />

brand. De bezittingen van het klooster waren daardoor sterk in<br />

waarde gedaald en met schuld belast. Maar de kloostergebouwen<br />

hadden het oorlogsgeweld overleefd. Een drietal conventualen<br />

waren overgebleven en namen hun intrek in het kruisherenklooster<br />

van Den Bosch.21<br />

20 Twee kloosters lagen op het grondgebied van Woudrichem: een kruisbroeders- en een<br />

dominicanessenconvent.<br />

21 J. de Zeeuw, Een merkwaardig visschersstadje (Woudrichem). in: Buiten, VII, 1913, pp.<br />

75 en 82; L. Heere, De Kruisbroeders van Woudrichem. in: Clairlieu, jg.8, 1950, pp. 34-39;<br />

G.L. Labouchere, Woudrichem. in: OudheidkundigJaarboek Hie serie, jg. 2, 1931, p. 91


26 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1477: Gisbertus was kruisbroeder van Woudrichem. Hij overleed er in<br />

I477ofinl479.22<br />

- 1484: Arnoldus was donaat van Woudrichem. Hij was brouwer. Op<br />

het generaal kapittel van 1484 werd hij bij de overledenen vermeld.23<br />

- 1485: Dordraci Wilhelmus was kruisbroeder van Asperen. In 1485<br />

werd hij naar Woudrichem gezonden.24<br />

- 1488: von Mytvelt Adrianus was kruisbroeder van Bentlage. Hij werd<br />

geboren in Dordrecht als zoon van Wilhelmus Mytvelt en Gertrudis<br />

N. In 1457 was hij novice in Bentlage. Hij bleef er conventualis tot<br />

1474. In dat jaar werd hij prior van Woudrichem. Dit ambt bekleedde<br />

hij tot aan zijn dood. Op het generaal kapittel van 1488 werd hij bij<br />

de overledenen vermeld.25<br />

- 1494: Gorkem Nicolaus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het<br />

generaal kapittel van 1494 werd hij bij de overledenen vermeld.26<br />

- 1495: Gudynck (Gudinck) Hermannus was donaat van Ter Apel. In<br />

1475 werd hij naar Woudrichem gezonden. In 1476 verhuisde hij voor<br />

een jaar naar Kolen-Kerniel. In 1494 werd hij naar Scharmer gezon<br />

den. Hij overleed aan de pest. Op het generaal kapittel van 1495 werd<br />

hij bij de overledenen vermeld.27<br />

- 1496: van Asperen Theodericus was kruisbroeder van Asperen. Op het<br />

einde van zijn leven was hij er subprior. Op het generaal kapittel van<br />

1495 werd hij bij de overledenen vermeld.28<br />

- 1500: Arnoldus was donaat van Woudrichem. Op het generaal kapit<br />

tel van 1500 werd hij bij de overledenen vermeld.29<br />

- 1500: Toerlinck Gisbertus was kruisbroeder van Den Bosch. In 1484<br />

werd hij voor een jaar naar Dulken gezonden. Van 1485 tot 1500 was<br />

hij prior van Woudrichem. Hij stierf op 3 September 1500.30<br />

- 1503: Jacobus was kruisbroeder van Woudrichem. Hij overleed<br />

omstreeks 1503.31<br />

22 A. Van de Pasch, Definities der generate kapittels van de orde van het Heilig Kruis, 1410-<br />

1786. Koninklijke Commissie voor Geschiedenis in Belgie, 1969, pp 150 en 155<br />

23 A. Van de Pasch, Definities..., p. 167<br />

24 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1: Het herstel van de<br />

observance in de kloosters die voor 1410 werden gesticht, p. 163<br />

25 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2: De kloosters die na<br />

1410 en vddr 1473 werden gesticht. in: Clairlieu, jg. 64, 2006, p. 57<br />

2h A. Van de Pasch, Definities..., p. 197<br />

27 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel2, p. 104<br />

28 A. Van de Pasch, Definities..., p. 205<br />

29 A. Van de Pasch, Definities..., p. 219<br />

30 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 164; L. Heere, De<br />

kruisbroeders van Woudrichem, p. 35<br />

31 A. Van de Pasch, Definities..., p. 230


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 27<br />

1504: Smalsman Christianus was kruisbroeder van Keulen. Van 1482<br />

tot 1487 werd hij verplaatst naar Woudrichem en was er subprior. In<br />

1487 verbleef hij in Briiggen. In 1493 was hij prior van London en in<br />

1504 subprior in Helenenberg. Op het generaal kapittel van 1504<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.32<br />

1506: Rossum Gotfridus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het<br />

einde van zijn leven was hij er subprior. Op het generaal kapittel van<br />

1506 werd hij bij de overledenen vermeld.33<br />

1510: Lorn Wilhelmus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het<br />

generaal kapittel van 1506 werd hij bij de overledenen vermeld.34<br />

1513: Dardrachi Henricus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het<br />

generaal kapittel van 1513 werd hij bij de overledenen vermeld.35<br />

1514: Cornelius was kruisbroeder van Woudrichem. In 1495 werd hij<br />

naar Sneek gezonden. Op het generaal kapittel van 1514 werd hij bij<br />

de overledenen vermeld.36<br />

1514: Gelric Petrus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het einde<br />

van zijn leven was hij er prior. Op het generaal kapittel van 1514 werd<br />

hij bij de overledenen vermeld.37<br />

1516: Adrianus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het generaal<br />

kapittel van 1514 werd hij bij de overledenen vermeld.38<br />

1516: Grevensant Wilhelmus was kruisbroeder van Sneek. In 1495 en<br />

1508 werd hij verplaatst naar Woudrichem, in 1497 naar Varennessur-Allier<br />

en in 1512 naar Hoei. Op het generaal kapittel van 1516<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.39<br />

- 1517: Gijsbertus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het einde van<br />

zijn leven was hij er prior. Op het generaal kapittel van 1517 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld.40<br />

- 1519: Wilhelmus was conversus van Woudrichem. Op het generaal<br />

kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.41<br />

- 1519: Disbertus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het generaal<br />

kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.42<br />

32 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, pp. 129-130<br />

33 A. Van de Pasch, Definities..., p. 238<br />

34 A. Van de Pasch, Definities..., p. 250<br />

35 A. Van de Pasch, Definities..., p. 258<br />

36 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 145<br />

57 A. Van de Pasch, Definities..., p. 260<br />

38 A. Van de Pasch, Definities..., p. 263<br />

39 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 145<br />

40 A. Van de Pasch, Definities..., p. 265<br />

41 A. Van de Pasch, Definities..., p. 269<br />

42 A. Van de Pasch, Definities..., p. 269


28 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1519: Venlo Johannes was kruisbroeder van Woudrichem. In 1505<br />

werd hij naar Falkenhagen gezonden, in 1506 naar Franeker en in<br />

1507 naar Donnington, waar hij tot 1509 bleef. Van 1511 tot 1519<br />

werd hij subprior van Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1519<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.43<br />

- 1519: Henricus was conversus van Woudrichem. Op het generaal<br />

kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.44<br />

- 1519: Busco Johannes was kruisbroeder van Woudrichem. Op het<br />

generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.45<br />

- 1519: de St. Trudone Augustinus was kruisbroeder van Woudrichem.<br />

Op het generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen ver<br />

meld.46<br />

- 1519: Wick Hubertus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het<br />

generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.47<br />

- 1519: de Ruremondis Cornelis was kruisbroeder van ? Op het generaal<br />

kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld. In het jaar van<br />

zijn overlijden verbleef hij in Woudrichem.48<br />

- 1522: Clevis (Cluus) Gerhardus was kruisbroeder van Asperen. Van<br />

1484 tot 1522 verbleef hij in Woudrichem. Op het generaal kapittel<br />

van 1522 werd hij bij de overledenen vermeld.49<br />

- 1523: Schonhovie (Schonhoff) Petrus was kruisbroeder van Luik. In<br />

1522 en 1523 verbleef hij in Woudrichem. Op het generaal kapittel<br />

van 1523 werd hij bij de overledenen vermeld.50<br />

- 1525: Snekensis Wilhelmus was kruisbroeder van Franeker. In 1506<br />

werd hij voor een jaar naar Woudrichem gezonden. Op het generaal<br />

kapittel van 1525 werd hij bij de overledenen vermeld. 51<br />

- 1527: Jasperus was kruisbroeder van Woudrichem. In 1526 en 1527<br />

verbleef hij in Venlo.52<br />

- 1531: van Tiel (de Tela, de Tyela) Johannes was kruisbroeder van<br />

Hohenbusch. In 1494 werd hij naar Sneek gezonden. In 1512 vertrok<br />

hij uit Sint-Agatha en ging wonen in Maaseik. Hij werd predikant in<br />

Maaseik. Van 1526 tot aan zijn dood was hij pastoor in Woudrichem.<br />

43 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 82<br />

44 A. Van de Pasch, Definities...} p. 269<br />

45 A. Van de Pasch, Definities..., p. 269<br />

46 A. Van de Pasch, Definities..., p. 269<br />

47 A. Van de Pasch, Definities..., p. 269<br />

48 A. Van de Pasch, Definities..., p. 269<br />

49 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 166<br />

50 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 73<br />

51 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 160<br />

52 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 189


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 29<br />

Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.53<br />

1532: Godefridus was donaat van Woudrichem. In 1525 was hij kok<br />

in het klooster van Briiggen. In het jaar van zijn overlijden was hij kok<br />

in Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de<br />

overledenen vermeld.54<br />

1532: Loen Petrus was kruisbroeder van Woudrichem. Op het gene<br />

raal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.55<br />

1534: Reter Johannes was donaat van Venlo. In 1534 werd hij als kok<br />

naar Woudrichem gezonden.56<br />

1534: Busco Johannes was kruisbroeder van Woudrichem. Op het<br />

generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.57<br />

1535: van Doesborch (Dusborch, Doesburg) Franciscus was kruis<br />

broeder van Sint-Agatha. Bij zijn overlijden was hij subprior in<br />

Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de over<br />

ledenen vermeld. Hij overleed op 26 mei 1535.58<br />

1538: Symonis Johannes was kruisbroeder van Woudrichem. In 1535<br />

en 1536 verbleef hij in Nieuwland. In 1537 keerde hij terug naar<br />

Woudrichem. In 1538 werd hij naar Hoorn gezonden.59<br />

1539: Curoth Johannes was kruisbroeder van Duisburg. In 1539 was<br />

hij subprior in Woudrichem.60<br />

Kruisbroeders in Woudrichem, 1474 - ca. 1540<br />

53 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 146<br />

54 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 283 en 302<br />

55 A. "" Van de * Pasch, ~ ' Definities,<br />

, p. 302<br />

" A. Van de Pasch, Definities,<br />

. p. 307<br />

57 A. Van de Pasch, Definities.<br />

, p. 308<br />

58 A. Van de Pasch, Definities. , p. 313; L. Heere, De kruisbroeders van Woudrichem^ p. 35<br />

59 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 139<br />

1 A. Van de Pasch, Definities..., p. 322


30 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

Negenendertig conventualen telde het convent Woudrichem<br />

tussen 1474 en ca. 1540 (A). Vijf onder hen waren donaten, twee<br />

waren conversen. Vierentwintig conventualen traden in<br />

Woudrichem in (B), vijftien kwamen van elders (C). Vier ingetredenen<br />

in Woudrichem werden naar andere conventen gezonden<br />

(D). In 1519 overleden acht conventualen...<br />

L. Heere meende uit het aantal koorboeken, vier antifonalen en<br />

vier gradualen te mogen besluiten, dat Woudrichem in normale<br />

tijden minstens twaalf leden telden. Of deze veronderstelling klopt,<br />

betwijfelen we...<br />

3.2 Lannoy (gesticht in 1474)<br />

Het kruisherenklooster van Lannoy werd in 1474 gesticht, op<br />

verzoek van Jean, heer van Lannoy, Rume en Sebourg, kamerheer<br />

van de hertog van Bourgondie. De prior van Doornik aanvaardde<br />

de stichting namens de orde. De kerk werd geconsacreerd in 1481<br />

en bevatte drie altaren: het hoofdaltaar was toegewijd aan het H.<br />

Kruis, St.-Jan de Doper, de evangelist Johannes, Sint-Augustinus,<br />

Sint-Helena en alle apostelen; het tweede altaar werd opgedragen<br />

aan Onze-Lieve-Vrouw, Maria Magdalena, Catharina, Barbara en<br />

alle heilige maagden; het derde altaar was toegewijd aan de aartsengel<br />

Michael, de apostel Andreas, Stephanus, Antonius en alle<br />

heiligen. Een aflaat van 140 dagen werd verleend aan alien, die op<br />

een aantal feestdagen de kerk bezochten en hielpen in het onder-<br />

houd van kerk en klooster. De kruisbroeders woonden in de buurt<br />

van de Doornikse Poort. Weldoeners schonken gronden om te<br />

bewerken. Tevens verwierven de kruisbroeders renten en enkele<br />

huizen, die hun werden geschonken in ruil voor het lezen van mis-<br />

sen voor afgestorven notabelen van Lannoy en omstreken. Met de<br />

pastoor werd een overeenkomst gesloten. De kruisbroeders moch-<br />

ten een klok plaatsen in hun kerk. Zelf waren ze vrijgesteld van de<br />

jurisdictie van de parochiegeestelijkheid. Ook de donaten, conver<br />

sen en bedienden werden vrijgesteld. Dienstknechten moesten zich<br />

wel presenteren bij de pastoor alvorens bij de kruisbroeders te


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 31<br />

mogen werken. De kruisbroeders verkregen alleen voor de eigen<br />

conventualen het begrafenisrecht. De pastoor ontving bovendien<br />

jaarlijks 60 sous parisis, in vlaamse munt, als compensatie voor de<br />

verliezen die hij leed door de komst van de kruisbroeders. Jean,<br />

heer van Lannoy (+1492), en zijn tweede echtgenote werden in de<br />

kruisbroederskerk begraven.61<br />

Vanaf de stichting tot aan de opheffing tijdens de Franse<br />

Revolutie herbergde het klooster van Lannoy gemiddeld vijf tot<br />

tien religieuzen.<br />

In 1566 leed de kerk enorme schade als gevolg van de<br />

Beeldenstorm die ook in Lannoy hevig woedde. Gerard<br />

Goetghebuer was de eerste prior van dit klooster. Slechts een prior<br />

werd voor de achttiende eeuw tot definitor gekozen: Jean de<br />

Bernes in 1498.<br />

Als gevolg van de Franse Revolutie werden het klooster en de<br />

kerk afgebroken. Van het oude klooster bleven een oude poort in<br />

Renaissance-stijl en een poort die toegang gaf tot de boerderij en<br />

de brouwerij, bewaard. In de parochiekerk van Lannoy wordt nog<br />

prachtig houtwerk van de voormalige kruisbroederskerk bewaard<br />

en ook een relikwie van Sint-Marcoen.62<br />

- 1480: Goetghebuer Gerardus was kruisbroeder van Hoei. Mogelijk<br />

werd hij geboren in Gent. Van 1474 tot ca.1480 werd hij de eerste<br />

prior van het convent van Lannoy. Op het generaal kapittel van 1480<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.63<br />

- 1485: de Senechal Adrien was kruisbroeder van Lannoy. Op het gene<br />

raal kapittel van 1485 werd hij bij de overledenen vermeld.64<br />

61 Th. Leuridan, Precis de Vhistoire de Lannoy. Collection : Monographies des villes et<br />

villages de France. Ed. Lorisse, 2003, reprint van 1868, passim; J. van den Bosch, Le Convent<br />

des Croisiers de Lannoy (1474-1792). in : Clairlieu, jg.13, 1955, pp. 3-32<br />

62 Marcoen werd vereerd als patroon van apothekers en lakenhandelaars. Vanaf de 13C eeuw<br />

werd hij aanroepen bij het veel voorkomend euvel van de scrofulose, ook wel het koningszeer<br />

of het heiligenwerk geheten. Het was een ziekte met vele spontane verbeteringen en verslechteringen<br />

en berustte op tuberculose in de lymfeklieren van de hals. Hij werd ook aanroepen<br />

tegen struma, eczeem, blindheid, doofheid en klierziekten.<br />

63 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 35<br />

64 A. Van de Pasch, Definities..., p. 170


32 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1487: Parent Petrus was kruisbroeder van Lannoy. Op het generaal<br />

kapittel van 1487 werd hij bij de overledenen vermeld.65<br />

- 1488: Vossetens Johannes was kruisbroeder van ? In 1488 werd hij<br />

door het generaal kapittel naar Lannoy gezonden.66<br />

- 1488: de Wesalia (Wesel) Henricus was kruisbroeder van Marienfrede.<br />

In 1460 werd hij naar Caen gestuurd. Hij werd prior van Luik van<br />

1472 tot ca.1478 en prior van Lannoy van 1478 tot 1489. Hij werd<br />

definitor van de orde in 1473, 1476, 1481, 1483, 1485 en 1487 en<br />

visitator van de Franse kloosters in 1466, 1481 en 1482. In de jaren<br />

1483 tot 1488 was hij prior-provinciaal en visitator van de Franse<br />

kloosters. Op het generaal kapittel van 1489 werd hij bij de overlede<br />

nen vermeld.67<br />

- 1489: Franche Jean was kruisbroeder van Lannoy. In 1489 was hij er<br />

prior en procurator, misschien slechts gedurende enkele maanden.68<br />

- 1490: Wab Jacobus was kruisbroeder van Lannoy. Op het generaal<br />

kapittel van 1490 werd hij bij de overledenen vermeld.69<br />

- 1496: Absolon was kruisbroeder van Lannoy. Op het generaal kapittel<br />

van 1496 werd hij bij de overledenen vermeld.70<br />

- 1496: Sye Johannes was kruisbroeder van Namen. In 1496 verbleef hij<br />

in Lannoy.71<br />

- 1497: de Gandavo Antonius was kruisbroeder van Lannoy. In 1497<br />

werd hij voor een jaar naar Hoorn gezonden.72<br />

- 1497: Haet Johannes was kruisbroeder van Hoorn. In 1497 werd hij<br />

voor 66n jaar naar Lannoy gezonden.73<br />

- 1499: Vincensius was kruisbroeder van Buzan^ais. In i486 en 1497<br />

werd hij naar Lannoy gezonden. In 1488 was hij subprior van<br />

Buzanqais. In 1499 verbleef hij in Salignac.74<br />

- 1500: Fulcanus was kruisbroeder van Lannoy. Op het generaal kapit<br />

tel van 1500 werd hij bij de overledenen vermeld.75<br />

65 A. Van de Pasch, Definities..., p. 176<br />

66 A. Van de Pasch, Definities..., p. 179<br />

67 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 71<br />

68 J. v.d. Bosch, Le Convent des Croisiers de Lannoy (1474-1792). in : Clairlieu, jg. 13,<br />

1955, pp. 12, 15 en 30<br />

69 A. Van de Pasch, Definities..., p. 186<br />

70 A. Van de Pasch, Definities..., p. 205<br />

71 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 58<br />

72 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 135<br />

73 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 135<br />

74 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 9<br />

75 A. Van de Pasch, Definities..., p. 219


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 33<br />

1501: Farnaci Walramus (Walrandus, Walmandus) was kruisbroeder<br />

van Lannoy. In 1494 werd hij voor een jaar naar Buzan^ais gezonden.<br />

In 1496 werd hij verplaatst naar Saint-Georges de Tremeur. Op het<br />

generaal kapittel van 1501 werd hij bij de overledenen vermeld.76<br />

1502: Manchon (Monchon) Martinus was kruisbroeder van Caen. In<br />

1489 was hij student aan de universiteit van Caen. In 1490 werd hij<br />

voor e^n jaar naar Lannoy gezonden. Een jaar later verhuisde hij voor<br />

een jaar naar Chauny en in 1494 voor een jaar naar Le Verger. In 1501<br />

en 1502 was hij prior van Buzangais. Op het generaal kapittel van<br />

1502 werd hij bij de overledenen vermeld.77<br />

1502: Dycher Egidius was kruisbroeder van Lannoy. Op het generaal<br />

kapittel van 1502 werd hij bij de overledenen vermeld.78<br />

1509: Wilhelmus was donaat van Lannoy. In het jaar van zijn overlijden<br />

was hij er kok. Op het generaal kapittel van 1509 werd hij bij de<br />

overledenen vermeld.79<br />

1510: Ruselat Antoine was kruisbroeder van Lannoy. In 1500 en 1501<br />

verbleef hij in Toulouse. Op het generaal kapittel van 1510 werd hij bij<br />

de overledenen vermeld.80<br />

1511: de Insulis (Lille de) Johannes was kruisbroeder van Lannoy. In<br />

1500 werd hij voor een jaar naar Maaseik gezonden en in 1501 gei'ncorporeerd<br />

in Parijs. In 1511 verbleef hij in Varennes-sur-Allier.81<br />

• 1511: Goetworts (van Bree) Hermannus was kruisbroeder van Hoei.<br />

In 1499 werd hij subprior in Lannoy. Van 1507 tot 1511 was hij prior<br />

in Maaseik. Op het generaal kapittel van 1511 werd hij bij de over<br />

ledenen vermeld. Zijn moeder overleed eveneens in 1511 en vermaakte<br />

het klooster van Maaseik zes goudguldens. In 1513 overleed bij de<br />

Franciscanessen in Bree zuster Yrme Goutwerts uit Zonhoven, geprofest<br />

in Bree in 1480. Was zij familie van de prior van Maaseik?<br />

Vermoedelijk was hij de samensteller van het lectionarium van Maaseik,<br />

dat bewaard wordt op het rijksarchief in Hasselt.82<br />

- 1513: Petrus was kruisbroeder van Lannoy. Op het generaal kapittel<br />

van 1513 werd hij bij de overledenen vermeld.83<br />

76 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 10<br />

77 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 211<br />

78 A. Van de Pasch, Definities..., p. 227<br />

79 A. Van de Pasch, Definities..., p. 247<br />

80 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 230<br />

81 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 198<br />

82 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 41<br />

83 A. Van de Pasch, Definities..., p. 258


34 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1515: de Genestre Egidius was kruisbroeder van Lannoy. Hij overleed<br />

in 1515 maar werd pas op het generaal kapittel van 1524 bij de overledenen<br />

vermeld.84<br />

- 1515: de Lannoy (Alnetensis) Petrus was kruisbroeder van Lannoy. In<br />

1515 was hij rector in Virton. Op het generaal kapittel van 1515 werd<br />

hij bij de overledenen vermeld.85<br />

- 1515: de Bernes (de Gernes) Johannes was kruisbroeder van Lannoy.<br />

Van 1491 tot 1515 was hij er prior; in 1498, 1505, 1511 en 1513 was<br />

hij definitor van de orde; tevens was hij prior - provincial van de<br />

Franse kloosters van 1491 tot 1515. Op het generaal kapittel van 1515<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.86<br />

- 1521: Hellinck Johannes was kruisbroeder van Namen. Het generaal<br />

kapittel van 1504 bevestigde dat hij in Lannoy moest blijven. Wanneer<br />

hij daarheen verplaatst werd, weten we niet. Op het generaal kapittel<br />

van 1521 werd hij bij de overledenen vermeld.87<br />

- 1522: Martinus was kruisbroeder van Caen. In 1484 werd hij verplaatst<br />

naar Le Verger. In 1490 werd hij voor een jaar naar Lannoy gezonden.<br />

In 1491 zond het generaal kapittel hem naar Chauny. Van 1501 tot<br />

1522 was hij conventualis van Buzancais. In 1501 werd hij er prior. Op<br />

het generaal kapittel van 1522 werd hij bij de overledenen vermeld.88<br />

- 1523: Thoen Johannes was kruisbroeder van Parijs. In 1504 verbleef<br />

hij in Lannoy. Op het generaal kapittel van 1523 werd hij bij de over<br />

ledenen vermeld.89<br />

- 1523: Vieubled Antoine was kruisbroeder van Lannoy. Hij overleed op<br />

9 maart 1523. Op het generaal kapittel van 1524 werd hij bij de over<br />

ledenen vermeld.90<br />

- 1524: Ludovicus was donaat van Lannoy. Op het generaal kapittel van<br />

1524 werd hij bij de overledenen vermeld.91<br />

84 A. Van de Pasch, Definities..., p. 281; J. v.d. Bosch, Le Convent des Croisiers de Lannoy<br />

(1474-1792), p. 20<br />

85 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 96<br />

86 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 209, 234, 251, 257 en 262; J. v.d. Bosch, Le<br />

Convent des Croisiers de Lannoy (1474-1792, pp. 15-16<br />

87 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 7, p. 61<br />

88 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 213<br />

89 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 199<br />

90 A. Van de Pasch, Definities..., p. 281; J. v.d. Bosch, Le Couvent des Croisiers de Lannoy<br />

(1474-1792, p. 32 J<br />

91 A. Van de Pasch, Definities..., p. 281


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 35<br />

1524: de Pratis (de Pres) Egidius was kruisbroeder van Lannoy. Op het<br />

generaal kapittel van 1524 werd hij bij de overledenen vermeld.92<br />

1525: Wilbrecht Paschasius was kruisbroeder van Lannoy. Op het<br />

generaal kapittel van 1525 werd hij bij de overledenen vermeld.93<br />

1525: Meulemoey Amandus was kruisbroeder van Lannoy. Op het<br />

generaal kapittel van 1525 werd hij bij de overledenen vermeld.94<br />

1525: Wilhelmus was kruisbroeder van Lannoy. Op het generaal kapit<br />

tel van 1525 werd hij bij de overledenen vermeld.95<br />

1526: Namuriensis Gerardus was kruisbroeder van ? In 1526 werd hij<br />

door het generaal kapittel naar Lannoy gezonden.96<br />

1527: (Snekensis) Franciscus was kruisbroeder van Sneek. In 1525<br />

werd hij naar Lannoy gezonden, een jaar later naar Marienfrede en<br />

weer een jaar later naar Sint-Agatha.97<br />

1528: Coessen (Cosyn) Gerardus was kruisbroeder van Namen. In<br />

1525 werd hij naar Lannoy verplaatst. In 1527 werd hij naar Goes<br />

gezonden en in 1528 naar Schiedam.98<br />

1529: Haubos (Haulboshus) Johannes was kruisbroeder van Lannoy.<br />

Van 1515 tot 1527 was hij er prior. Hij overleed op 6 februari 1529.<br />

Op het generaal kapittel van 1530 werd hij bij de overledenen ver<br />

meld.99<br />

1531: Natalis was kruisbroeder van Doornik. In 1511 werd hij door<br />

het generaal kapittel naar Lannoy gezonden. Op het generaal kapittel<br />

van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.100<br />

1539: Oudarde (Odardus) was kruisbroeder van Lannoy. Op het gene<br />

raal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.101<br />

92 A. Van de Pasch, Definities..., p. 281; J. v.d. Bosch, Le Convent des Croisiers de Lannoy<br />

(1474-1792, p. 32<br />

1)3 A. Van de Pasch, Definities..., p. 283; J. v.d. Bosch, Le Convent des Croisiers de Lannoy<br />

(1474-1792, p. 32<br />

H A. Van de Pasch, Definities..., p. 283; J. v.d. Bosch, Le Convent des Croisiers de Lannoy<br />

(1474-1792, p. 32<br />

95 A. Van de Pasch, Definities..., p. 283<br />

96 A. Van de Pasch, Definities..., p. 285<br />

97 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeutu. Deel 2, p. 130<br />

1)8 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 61; Deel 2, p. 32<br />

99 A. Van de Pasch, Definities..., p. 296; J. v.d. Bosch, Le Convent des Croisiers de Lannoy<br />

(1474-1792, p. 16<br />

100 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 252 en 299<br />

101 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323; J. v.d. Bosch, Le Convent des Croisiers de Lannoy<br />

(1474-1792, p. 31


36 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

Kruisbroeders in Lannoy, 1474<br />

40<br />

20<br />

39<br />

n A1<br />

A<br />

24 15<br />

B C<br />

-ca. 1540<br />

5<br />

-m<br />

Negenendertig conventualen telde het convent van Lannoy tussen<br />

1474 en ca. 1540 (A). Twee van hen waren donaten.<br />

Vierentwintig conventualen traden in Lannoy in (B), vijftien kwamen<br />

van elders (C). Vijf ingetredenen in Lannoy werden naar<br />

andere conventen gezonden (D).<br />

3.3 Maaseik (gesticht in 1476)<br />

De broederschap van St.-Jakob in Maaseik nam in 1462 het initiatief<br />

om de kruisbroeders uit te nodigen om in Maaseik een<br />

klooster te stichten. De orde aarzelde om op dit aanbod in te gaan:<br />

tot dan toe was geen enkele Maaseikenaar ingetreden bij de kruis<br />

broeders en ook nu was hiervan geen sprake. In de buurt lagen overigens<br />

al verschillende kloosters van de orde: Venlo (vanaf 1399),<br />

Roermond (vanaf 1422), Maastricht (vanaf 1437) en Kolen-<br />

Kerniel (vanaf 1438). Het generaal kapittel machtigde de prioren<br />

van de kloosters van Venlo, Maastricht en Luik om te onderzoeken<br />

of in Maaseik een vruchtbaar kloosterleven mogelijk was. Blijkbaar<br />

brachten zij een ongunstig advies uit.<br />

In 1474 knoopte de broederschap van St.-Jakob nieuwe onderhandelingen<br />

aan. De leden waren erin geslaagd het patrimonium<br />

van de broederschap gevoelig te vermeerderen. Waren zij op de<br />

hoogte van een ongeschreven regel binnen de orde, dat een<br />

klooster moest uitzien naar een nieuwe stichting, wanneer het aantal<br />

conventualen te groot werd? Dat was namelijk het geval in<br />

D


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 37<br />

Maastricht: van 1437 tot 1466 verbleven er nooit meer dan tien<br />

kruisbroeders; in 1462 telde het convent acht leden, in 1468 vijftien<br />

en in 1474 eenentwintig.<br />

Twee jaar later namen de kruisbroeders van Maastricht namens<br />

de orde de kapel van de broederschap over en stichtten een<br />

klooster. De stadsmagistraat verleende de nieuwe stichting enkele<br />

voorrechten: vrijstelling van corveediensten, vrijstelling van de<br />

wacht op de stadsmuur, vrijstelling van belastingen en van accijnzen<br />

op wijn en bier. In ruil vroeg de stedelijke overheid van de<br />

kloosterlingen het bidden van het goddelijk officie en vooral het<br />

gedurige gebed voor de overledenen van de stad. Van de kerkelijke<br />

overheid, de kapitteldeken van Aldeneik, kregen het kruisbroeders<br />

het begrafenisrecht voor de kloosterlingen, hun familie, hun weldoeners<br />

en voor de knechten en geregelde commensalen die de<br />

kloosterkerk als hun laatste rustplaats uitkozen. Andere pastorale<br />

taken, die de kruisbroeders werden toebedeeld, waren het toedienen<br />

van de sacramenten, de predicatie (behalve op zon- en feestdagen,<br />

wanneer er in de parochiekerk werd gepreekt), het vieren<br />

van alle feesten van de orde en het houden van een of twee processies<br />

per jaar om de patroonheilige van de broederschap van St.-<br />

Jakob eer te bewijzen. De kruisbroeders zouden de getijden zingen<br />

voor de zielenrust van de voorouders en ouders van de Sint-<br />

Jakobsbroeders, verder zouden zij pelgrims tijdelijk onderdak verschaffen<br />

en ook zouden zij hulp verlenen in de zielzorg in de stad<br />

Maaseik.<br />

Voor een echte kloosterstichting kwam het aanbod van de broe<br />

derschap nog te vroeg. Een echt klooster bezaten de kruisbroeders<br />

niet en voor 1500 werd er ook geen gebouwd. Bij de kapel bevonden<br />

zich enkele huizen, die onderdak boden aan het convent. Het<br />

convent van Maastricht aanvaardde de stichting, maar het stuurde<br />

onvoldoende conventualen naar Maaseik. Om het klooster toch te<br />

bevolken verplaatste het generaal kapittel telkens een of twee kruis<br />

broeders uit Aken, Maastricht, Luik, Sint-Agatha, Hoorn,<br />

Buzan^ais, Lannoy, Bentlage, Schwarzenbroich en Osterberg naar<br />

Maaseik. Zij spraken de plaatselijke taal niet en vonden hun plaats<br />

niet in de Maaseikse samenleving.


38 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

In het begin van de zestiende eeuw werden bij de kruisherenkerk<br />

een sacristie, een kapittelhuis en andere delen van het klooster<br />

gebouwd. Het complex was echter veel te groot voor de paar kruis<br />

heren, die er gewoonlijk resideerden. Niettegenstaande de bouw<br />

van een betrekkelijk ruim klooster, was de financiele situatie door-<br />

gaans bedroevend. De kruisheren van Maaseik moesten voortdu-<br />

rend geld lenen bij particulieren of bij de andere kloosters van de<br />

orde. Vanaf de zestiende eeuw verleenden zij tevens assistentie in<br />

de naburige parochies en bij de Agneten. Heppeneert werd als<br />

parochie in 1567 bij het klooster ingelijfd.<br />

Gemiddeld telde het klooster vier conventualen voor 1500. Een<br />

hoogtepunt werd bereikt in 1483, toen er zes kruisbroeders woonden.<br />

Er waren echter ook jaren dat er maar twee of drie kruis<br />

broeders verbleven in Maaseik.102<br />

- 1478: Welters van Horst Wilhelmus was de eerste rector in Maaseik.<br />

Hij trad in bij de kruisbroeders van Venlo en verbleef er van omstreeks<br />

1453 tot 1458. Daarna verplaatste het generaal kapittel hem voor vier<br />

jaar naar Ivoy-Carignan. Vervolgens werd hij conventualis van<br />

Maastricht tot 1476 om vanaf 1476 tot aan zijn dood als overste in<br />

Maaseik te fungeren. Welters genoot aanzien binnen de orde: alvorens<br />

rector te worden van de nieuwe stichting in Maaseik was hij prior<br />

geweest in Venlo, Carignan en Maastricht en definitor van de orde in<br />

1462, 1464, 1466, 1468, 1470, 1472 en 1474.103<br />

- 1480: Vogels Jacobus, afkomstig van Maaseik, trad in als donaat in<br />

Maaseik. Hij overleed op 13 december 1480.104<br />

- 1480: Rodolphus was kruisbroeder van Osterberg. In 1480 werd hij<br />

voor een jaar naar Maaseik gezonden. Op het generaal kapittel van<br />

1480 werd hij bij de overledenen vermeld. Er wordt ook een<br />

Rodolphus gesignaleerd in Osterberg tussen 1481 en 1493.l05<br />

102 R. Janssen, De eerste kruisbroeders in Maaseik, 1476-1500. in: De Maaseikenaar, jg. 36,<br />

2005, afl. 3, pp. 134-136; Idem, Namenlijst van Kruisheren van Maaseik, 1478 - 1796. in: De<br />

Maaseikenaar, jg. 34, 2003, afl.l, pp. 55-60, ill.; Idem, De kruisbroeders van Maastricht en van<br />

Maaseik in de vijfliende eeuw: geen hechte maar wel een losse band, in: Maasband, 2001, nr. 1,<br />

pp. 69-81; Idem, VijfhonderdJaar Kruisheren te Maaseik... een profieltekening. Maaseik, 1982,<br />

115 p.<br />

103 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 93<br />

104 R. Janssen, Maasband, p. 79<br />

105 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 41


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 39<br />

1483: Christophorus van Buzan^ais was kruisbroeder van ? Hij werd<br />

in 1483 voor een jaar naar Maaseik gezonden.106<br />

1483: Isebeel Joannes was afkomstig van Maaseik en werd aldaar ook<br />

geprofest. Hij overleed op 9 September 1483.107<br />

1484: Molenberch Leonardus was laicus in Maaseik. Hij was in<br />

Maaseik ingetreden en werd er kok. Hij overleed op 28 September<br />

1484.108<br />

1484: Alhardi Johannes was kruisbroeder van Maaseik. Op het generaal<br />

kapittel van 1484 werd hij bij de overledenen vermeld.109<br />

1485: Alardus was kruisbroeder van Venlo. In 1484 werd hij een jaar<br />

naar Diilken gezonden en in 1485 een jaar naar Maaseik. Het is niet<br />

zeker dat hij dezelfde is als Johannes Alhardi, die in 1483, 1484 en<br />

1485 telkens voor een jaar naar Maaseik werd gezonden en in 1527 in<br />

Venlo overleed.110<br />

1485: van Roermond Winandus volgde Welters op als overste in<br />

Maaseik. Hij was ingetreden in Schwarzenbroich. In 1478 werd hij<br />

aangesteld tot prior van Maaseik. Dit ambt bekleedde hij tot aan zijn<br />

dood op 6 oktober 1485. Blijkbaar was hij het generaal kapittel in gunstige<br />

zin opgevallen, vermits hij in 1484 tot definitor werd gekozen en<br />

in 1485 tot visitator. Hij werd begraven in het kapittelhuis van de<br />

kruisbroeders van Roermond.111<br />

1492: Wennemeekers Rutger was kruisbroeder van Maaseik. Op het<br />

generaal kapittel van 1493 werd hij bij de overledenen vermeld.112<br />

1494: Valignus was kruisbroeder van Hoorn. In 1482 werd hij voor<br />

een jaar naar Maaseik gezonden. Op het generaal kapittel van 1494<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.113<br />

1495: Icorus Andreas was kruisbroeder van Luik. Hij was diaken. In<br />

1491 werd hij voor een jaar naar Beyenburg gezonden. Een jaar later<br />

verbleef hij in Maaseik, eveneens voor een jaar. In 1495 verbleef hij in<br />

Helenenberg. Datzelfde jaar keerde hij terug naar Luik.114<br />

R. Janssen, Maasband, p. 79<br />

R. Janssen, Maasband, p. 79<br />

R. Janssen, Maasband, p. 79<br />

R. Janssen, Maasband, p. 79<br />

R. Janssen, Maasband, p. 79<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 141<br />

R. Janssen, Maasband, p. 79<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 134<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 71


40 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1500: van Bruyninghen (Gruyninghen) Balthasar volgde Rengers in<br />

1496 op als prior. Vermoedelijk bleef hij prior tot ca.1500. Alleen zijn<br />

naam bleef bewaard.115<br />

- 1500: Lebargi Christoferus was kruisbroeder van Buzan^ais. In 1482<br />

werd hij voor e'en jaar naar Diisseldorf gezonden. In 1483 verhuisde hij<br />

voor een jaar naar Maaseik. In 1500 werd hij geexcommuniceerd.116<br />

- 1500: Koelhouwer Franciscus was kruisbroeder van Maaseik. Hij werd<br />

in Gruitrode geboren. In het jaar van zijn overlijden was hij subprior.<br />

Op het generaal kapittel van 1500 werd hij bij de overledenen vermeld.117<br />

- 1503: Rengers Zeno volgde Willem van Mosmalen in 1493 op als<br />

prior in Maaseik. Rengers was een kruisbroeder van Bentlage.<br />

Gedurende drie jaar was hij prior in Maaseik. Waar hij de volgende zes<br />

jaar verbleef, we ten we niet. In 1502 keerde hij terug naar Bentlage,<br />

waar hij op 12 april 1503 overleed.118<br />

- 1504: Monichs Reinier was kruisbroeder van Maaseik. Hij werd gebo<br />

ren in Aldeneik. Hij overleed in 1504 en was in dat jaar subprior.119<br />

- 1507: Michels (Endovie) Petrus was kruisbroeder van Maaseik. Hij<br />

zou enkele jaren in Schwarzenbroich verbleven hebben. Op het gene<br />

raal kapittel van 1507 werd hij bij de overledenen vermeld.120<br />

- 1508: Kessel Petrus was donaat van Maaseik. Op het generaal kapittel<br />

van 1508 werd hij bij de overledenen vermeld.121<br />

- 1509: van Mosmalen (Momalen) Wilhelmus was de derde overste in<br />

Maaseik. In 1493 verliet hij Maaseik voor een bestemming, die we<br />

(voorlopig) niet kennen. Van 1502 tot 1509 was hij prior in Dinant.<br />

Ook hij genoot aanzien binnen de orde, vermits hij definitor werd in<br />

1500, 1506 en 1508.122<br />

-1511: Goetworts (van Bree) Hermannus was kruisbroeder van Hoei. In<br />

1499 werd hij subprior in Lannoy. Van 1507 tot 1511 was hij prior in<br />

Maaseik. Op het generaal kapittel van 1511 werd hij bij de overlede<br />

nen vermeld. Zijn moeder overleed eveneens in 1511 en vermaakte het<br />

klooster van Maaseik zes goudguldens. In 1513 overleed bij de<br />

115 R. Janssen, Maasband, p. 79; Th. Van den Elzen, Maaseik en Kolen. in: Clairlieu,<br />

1979, jg- 37, p. 121<br />

116 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 9<br />

117 R. Janssen, Maasband, p. 79<br />

118 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 61<br />

119 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik 1476-1797, 1855-1955, Maaseik, 1955, p. 67<br />

120 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 144<br />

121 A, Van de Pasch, Definities..., p. 245; L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 67<br />

122 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 236 en 242; L. Heere, De Kruisheren te Maaseik,<br />

p. 65; R. Janssen, Maasband, p. 78


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 41<br />

Franciscanessen in Bree zuster Yrme Goutwerts uit Zonhoven, geprofest<br />

in Bree in 1480. Was zij familie van de prior van Maaseik?<br />

Vermoedelijk was hij de samensteller van het lectionarium van Maaseik,<br />

dat bewaard wordt op het rijksarchief in Hasselt.123<br />

1511: de Insulis (Lille de) Johannes was kruisbroeder van Lannoy. In<br />

1500 werd hij voor 66n jaar naar Maaseik gezonden en in 1501 geincorporeerd<br />

in Parijs. In 1511 verbleef hij in Varennes-sur-Allier.124<br />

1512: van Kempen Johannes was donaat van Hohenbusch. Van 1508<br />

tot 1510 verbleef hij in Maaseik en van 1510 tot 1512 in Sneek. In<br />

1512 keerde hij terug naar Hohenbusch. In alle kloosters waar hij ver<br />

bleef, was hij kok.125<br />

1513: van Keysersweert Rutger was donaat van Maaseik. Hij was er<br />

kok. Op het generaal kapittel van 1513 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.126<br />

1515: van Uden Henricus was kruisbroeder van Den Bosch. In 1483<br />

werd hij naar Toulouse gezonden. Een jaar later verhuisde hij voor<br />

penitentie naar Maaseik. In 1515 was hij subprior van Den Bosch. Op<br />

het generaal kapittel van 1515 werd hij bij de overledenen vermeld.127<br />

■ 1515: van Keulen Gerardus was diaken in Maaseik in 1515.128<br />

■ 1517: van Leyden (van Aken) Simon was kruisbroeder van Aken. Hij<br />

werd in 1480 naar Maaseik gezonden en in 1483 naar Toulouse. Van<br />

1483 tot 1501 was hij prior van Aken. Vervolgens werd hij verplaatst<br />

naar Scharzenbroich. Van 1503 tot 1517 was hij prior van Toulouse.<br />

In 1489 werd hij aangesteld tot visitator van de Franse kloosters en<br />

van Lannoy. Op het generaal kapittel van 1517 werd hij bij de overle<br />

denen vermeld.129<br />

- 1517: van Asten Henricus was kruisbroeder van Maaseik. Hij was er<br />

prior. Op het generaal kapittel van 1518 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.130<br />

- 1517: Beckers (Pistoris) Walter werd geboren in Herentals. Hij was een<br />

broer van Jan Beckers, kapelaan van Sint-Nicolaas in Maastricht, die al<br />

zijn goederen aan de kruisbroeders vermaakte. Walter trad in bij de<br />

kruisbroeders in Maastricht en werd in juli 1473 priester gewijd. In<br />

123 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 41<br />

124 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 198<br />

125 R- Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 116<br />

126 A. Van de Pasch, Definities..., p. 258; L. Heere, De Kruisheren te Maaseiky p. 67<br />

127 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 165<br />

128 L. Heere, De Kruisheren te Maaseiky p. 67<br />

129 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 156<br />

130 A. Van de Pasch, Definities..., p. 267; L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 67


42 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

1474 werd hij aangesteld als predikant. In 1483 vinden we hem terug<br />

als custos infirmorum. Het generaal kapittel van 1483 stuurde hem voor<br />

e'en jaar naar Maaseik. In 1484 werd aangesteld tot prior van<br />

Maastricht. Hij bekleedde dit ambt gedurende 33 jaar. Op 13 oktober<br />

1517 overleed hij en werd begraven in de kruisherenkerk bij de ingang<br />

van het koor. Walter Beckers was definitor in 1498, 1500, 1502, 1504<br />

1506, 1508, 1510, 1512, 1514 en 1516.131<br />

- 1518: van Eindhoven (Endhoven, Endovie) Theodorus (Theodericus)<br />

was een kruisbroeder van Schwarzenbroich. Hij was prior tot 1507 en<br />

keerde daarna terug naar Schwarzenbroich waar hij in 1518 overleed.132<br />

- 1521: van Goes (Goetzen) Arnoud was kruisbroeder van Maaseik. In<br />

1512 was hij er subprior. In datzelfde jaar werd hij subprior van Venlo<br />

en van 1513 tot 1521 prior van Venlo. Op het generaal kapittel van<br />

1521 werd hij bij de overledenen vermeld.133<br />

- 1522: Fier (van Eik) Martinus was kruisbroeder van Maaseik in<br />

1522.134<br />

- 1522: Tollener Joannes was kruisbroeder van Maaseik. Zeker van 1519<br />

tot 1522 was hij er conventualis. Hij behartigde in die jaren de belangen<br />

van het klooster Agnetendal in Peer.135<br />

- 1523: Wenmeckers Johannes was kruisbroeder van Maaseik. Ca. 1518<br />

was hij er procurator. Hij overleed omstreeks 1523.136<br />

- 1523: van Kosstfeld (Coesvelt) Christianus was kruisbroeder van<br />

Maaseik. In 1523 was hij er procurator. Wanneer hij overleed, weten<br />

we niet.137<br />

- 1524: Hagh Henricus was kruisbroeder van Maaseik. In 1524 keerde<br />

hij vanuit ? terug naar Maaseik.138<br />

- 1527: Henricus was kruisbroeder van Hoei. In 1527 werd hij naar<br />

Maaseik verplaatst.139<br />

- 1528: Gosensis Johannes was kruisbroeder van Maaseik. In 1528 werd<br />

hij naar Diisseldorf gezonden.140<br />

131 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. %<br />

132 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 145<br />

133 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 188<br />

134 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 66<br />

135 J. Stinlssen, Geschiedenis van Agnetendal. Het Tertiarissenklooster van Peer 1437-1798.<br />

Leuven, 2001, p. 66<br />

136 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 66<br />

137 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 66<br />

138 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 66<br />

139 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 44<br />

140 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 112


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 43<br />

- 1531: van Tiel (de Tela, de Tyela) Johannes was kruisbroeder van<br />

Hohenbusch. In 1494 werd hij naar Sneek gezonden. In 1512 vertrok<br />

hij uit Sint-Agatha en ging wonen in Maaseik. Hij werd predikant in<br />

Maaseik. Van 1526 tot aan zijn dood was hij pastoor in Woudrichem.<br />

Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1532: Crabbendyck (Kreppendak, Krabbendik) Cornelius was kruis<br />

broeder van Nieuwland. In 1526 werd hij naar Maaseik gezonden. Van<br />

1527 tot 1532 verbleef hij in Hoorn. Op het generaal kapittel van<br />

1532 werd hij bij de overledenen vermeld.141<br />

- 1533: de Ruremonda Joannes was conversus van Maaseik. In 1533<br />

werd hij door het generaal kapittel naar Pedernach gezonden. Hij werd<br />

erkok.142<br />

- 1534: Henricus was donaat van Maaseik. In 1524 werd hij naar<br />

Namen gezonden, in 1526 naar Nieuwland, in 1527 naar Goes, in<br />

1529 naar Hoorn en in 1531 naar Virton. Op het generaal kapittel van<br />

1534 werd hij bij de overledenen vermeld.143<br />

- 1534: Johannes was donaat van Maaseik. In 1534 werd hij door het<br />

generaal kapittel naar Virton gezonden. Hij werd er kok en bierbrou-<br />

wer. Hij was senior.144<br />

- 1534: Raill Hendrik was kruisbroeder van Ehrenstein. In 1534 was hij<br />

cellarius in Maaseik.145<br />

- 1534: Randelraedt Hermann was kruisbroeder van Hohnscheid. Hij<br />

vroeg in 1527 onderdak bij de kruisheren van Maaseik, toen hij uit zijn<br />

klooster in Hohnscheid was gevlucht voor de Lutheranen. Hij bracht<br />

de werken van Joannes Chrysostomus mee. Die boeken werden in<br />

Maaseik bewaard tot aan de opheffing van het klooster in 1797. Hij<br />

overleed omstreeks 1534.146<br />

- 1534: Vors Dionisius was kruisbroeder van Kolen-Kerniel. Hij werd in<br />

Tongeren geboren. In 1533 werd hij voor een jaar naar Maaseik gezon<br />

den.147<br />

- 1536: Mille (Millyngen) Henricus was kruisbroeder van Diisseldorf.<br />

Van 1523 tot aan zijn dood was hij subprior en novicenmeester in<br />

Maaseik. Op het generaal kapittel van 1537 werd hij bij de overlede<br />

nen vermeld.148<br />

141 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 138<br />

142 A. Van de Pasch, Definities..., p. 305<br />

143 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 33<br />

144 A. Van de Pasch, Definities..., p. 307; L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 66;<br />

Th. Van den Elzen, Maaseik en Kolen, p. 144<br />

145 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik^ p. 66<br />

146 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 173<br />

147 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 107<br />

•4S R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 113


44 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1537: van den Bosch (Busee) Petrus was kruisbroeder van Maaseik. Hij<br />

werd er jubilaris.149<br />

- 1538: Elbracht (van Bracht) Jacobus was kruisbroeder van Maaseik.<br />

Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bii de overledenen vermeld.150<br />

- 1539: Rutgerus was kruisbroeder van Maaseik. Het generale kapittel<br />

zond hem in 1527 en 1528 naar Dinant en in 1533 naar Virton. In<br />

1539 keerde hij terug naar Maaseik.151<br />

Kruisbroeders in Maaseik, 1476 -ca. 1540<br />

601<br />

40<br />

20<br />

0<br />

(<br />

1<br />

A<br />

25 25<br />

■ ■<br />

B C<br />

Vijftig conventualen telde het convent van Maaseik tussen 1474<br />

en ca. 1540 (A). Zes van hen waren donaten, een was laicus en een<br />

ander conversus. Vijfentwintig conventualen traden in Maaseik in<br />

(B), vijfentwintig kwamen van elders (C). Acht ingetredenen in<br />

Maaseik werden naar andere conventen gezonden (D).<br />

3.4 Diilken (gesticht in 1480)<br />

In Dulken, niet ver van Briiggen gelegen, werd in 1479 een<br />

klooster van kruisbroeders gesticht. Inwoners van Dulken en ook<br />

graaf Vincenz von Morz, drongen bij de aartsbisschop van Keulen<br />

op de vestiging aan. De abt van de benedictijnerabdij van<br />

Gladbach was de komst van de kruisbroeders niet genegen en<br />

149 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 66<br />

150 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 66; A. Van de Pasch, Definities..., p. 323<br />

151 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik, p. 66; A. Van de Pasch, Definities..., pp. 287, 291,<br />

296, 305 en 323<br />

D


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE V1JFTIENDE EEUW - DEEL 3 45<br />

beperkte sterk de pastorale mogelijkheden: met uitzondering van<br />

de hoogfeesten van hun kerk mochten de kruisbroeders enkel<br />

fs namiddags preken. Van de offergelden bij begrafenissen en van<br />

de legaten bij de kruisbroeders eiste de parochie, waarover de benedictijnen<br />

het patronaatsrecht hadden, een vierde op. De stad<br />

Dulken zou wel grond schenken om een klooster te bouwen en de<br />

kruisbroeders zouden vrijgesteld worden van de gewone diensten<br />

(o.a. waken en poortwacht) en van het betalen van cijns aan de<br />

stad voor het brouwen van bier en het bakken van brood voor<br />

eigen gebruik.<br />

Op het generale kapittel van 1480 werd het klooster toch in de<br />

orde geincorporeerd. De prior van het klooster van Venlo werd<br />

belast met het opstarten van het nieuwe convent. Dit klooster bleef<br />

altijd arm. De kloosterkerk werd in 1491 geconsacreerd. Vijf jaar<br />

later kwam het klooster gereed. Het werd even later door een zware<br />

storm vernield. Over het reilen en zeilen van de kruisheren in de<br />

zestiende eeuw weten we niet veel. Een visitatierelict van 1533<br />

spreekt van een zestal kruisheren: vrome mannen die haast geen<br />

bronnen van inkomsten hadden.<br />

- 1485: Alardus was kruisbroeder van Venlo. In 1484 werd hij een jaar<br />

naar Dulken gezonden en in 1485 een jaar naar Maaseik. Het is niet<br />

zeker dat hij dezelfde is als Johannes Alhardi, die in 1483, 1484 en<br />

1485 telkens voor een jaar naar Maaseik werd gezonden en in 1527 in<br />

Venlo overleed.<br />

- 1495: Tinctoris Henricus was kruisbroeder van Dulken. Op het generaal<br />

kapittel van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld.152<br />

- 1495: Arnoldus was kruisbroeder van Dulken. Op het generaal kapit<br />

tel van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld.153<br />

- 1497: Leyendecker (Leydecker) Andreas was kruisbroeder van Venlo.<br />

Van 1479 tot 1488 werd hij de eerste prior van Dulken. Daarna werd<br />

hij tot 1497 prior van Venlo. Hij was definitor van de orde in 1484,<br />

1486, 1488, 1490, 1492 en 1495. Op het generaal kapittel van 1497<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.154<br />

!


46 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1500: Toerlinck Gisbertus was kruisbroeder van Den Bosch. In 1484<br />

werd hij voor een jaar naar Dulken gezonden. Van 1485 tot 1500 was<br />

hij prior van Woudrichem.<br />

- 1504: Tinctoris Johannes was kruisbroeder van Dulken. Van 1500 tot<br />

1504 was hij er prior.155<br />

- 1506: Venlo Leonardus was kruisbroeder van Dulken. Op het generaal<br />

kapittel van 1506 werd hij bij de overledenen vermeld.156<br />

- 1509: Jacobus was kruisbroeder van Dulken. In 1509 werd hij naar<br />

London verplaatst.157<br />

- 1509: Venlo Christianus was kruisbroeder van Beyenburg. In 1481 en<br />

1482 werd hij naar Dulken gezonden, telkens voor een jaar. In 1487<br />

zond het generaal kapittel hem naar Briiggen. Op het generaal kapittel<br />

van 1509 werd hij bij de overledenen vermeld.158<br />

- 1513: Ruremunda Mathias was kruisbroeder van Dulken. Hij was<br />

prior van Dulken van 1504 tot 1510 en prior van Venlo van 1511 tot<br />

1513. Op het generaal kapittel van 1513 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.159<br />

- 1515: Cornelius was kruisbroeder van Schiedam. In 1489 werd hij<br />

naar Dulken gezonden. In 1490 kreeg hij voor straf een keer per week<br />

water en brood. Op het generaal kapittel van 1515 werd hij bij de over<br />

ledenen vermeld. Hij was senior.160<br />

- 1517: Batenberch Theodericus was kruisbroeder van Wickrath. In<br />

1512 zond het generaal kapittel hem naar Dulken. Op het generaal<br />

kapittel van 1517 werd hij bij de overledenen vermeld.161<br />

- 1518: Pollen (Poll) Theodorus was kruisbroeder van Venlo. Hij was<br />

prior van Dulken van 1488 tot 1500 en prior van Venlo van 1500 tot<br />

1511. In 1491 brak hij het 'eerste' klooster van Dulken af en bouwde<br />

een nieuw. Dat zou echter niet lang staan. In 1496 werd het namelijk<br />

door een storm verwoest. In 1511 was hij definitor van de orde. Op<br />

het generaal kapittel van 1518 werd hij bij de overledenen vermeld. Hij<br />

was de schrijver van de eerste honderd bladzijden van een Vitae<br />

Sanctorum - bewaard op de Koninklijke Bibliotheek in Brussel - met<br />

daarin beschrijvingen van het leven van Maria van Oignies, Hedwigis,<br />

155 F. Benthem, Die Kreuzherren in Dulken. in: Die Kreuzherren in Dulken. Kloster Schule<br />

1491-1991. Dulken, 1991, p. 27<br />

156 A. Van de Pasch, Definities..., p. 238<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 247<br />

158 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 106<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 188<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 119<br />

A. Van de Pasch, Definities..., pp. 255 en 265


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 47<br />

Autbertus, Dorthea, Gertrudis, Malachius Dunensis, Eleutherius,<br />

Walterus, Bredanus, Simeon en Abraham.162<br />

1531: Dulcensis was laicus van Dulken. In 1529 werd hij naar<br />

Hohenbusch gezonden en in 1531 naar Kolen-Kerniel.163<br />

1532: Sibertus was kruisbroeder van Dulken. Op het generaal kapittel<br />

van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.164<br />

1533: ab Herweden (Herbie, Herbeden, Hereveden) Henricus was<br />

kruisbroeder van Beyenburg. In 1532 werd hij naar Dulken gezonden.<br />

Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen ver<br />

meld.165<br />

1534: Gijsbertus was conversus van Dulken. Hij was er kok. Op het<br />

generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.166<br />

1538: Dulcensis Vitus was kruisbroeder van Dulken. In 1537 kreeg hij<br />

de opdracht in Hohenbusch te blijven. In 1538 werd hij naar Sneek<br />

gezonden en in 1539 naar Goes. In 1538 was hij predikant in Sneek.167<br />

1540: Dalen Johannes was kruisbroeder van Wickrath. In 1487 leefde<br />

hij als wereldheer in Wickrath. Hij was conventualis van Wickrath tot<br />

1511 en van 1514 tot 1521. In 1512 werd hij naar Dulken gezonden<br />

en in datzelfde jaar naar Sint-Annaland. Van 1522 tot 1524 verbleef hij<br />

in Hoorn, in 1524 in Goes, in 1526 in Franeker en in 1527 en 1528<br />

in Helenenberg. Van 1541 tot 1542 was hij prior en pastoor in<br />

Wickrath. Vermeld als extra ordinis obedientiam defunctus in 1542.168<br />

162 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfliende eeuw. Deel 1, p. 188<br />

163 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2> p. 106<br />

164 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302<br />

165 A. Van de Pasch, Definities..., p. 304; R Olischlager, Die Mbnche zu Beyenburg. in:<br />

Zeitschrift des Bergischen Geschichtsverein. Bonn, dl.10 (1874), p. 38<br />

166 A. Van de Pasch, Definities..., p. 308<br />

167 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 34<br />

168 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 34


48 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

Negentien conventualen telde het convent van Diilken tussen<br />

1480 en ca. 1540 (A). Onder hen waren geen donaten, wel e^n laicus<br />

en 66n conversus. Tien conventualen traden in Diilken in (B),<br />

negen kwamen van elders (C). Vier ingetredenen van Diilken werden<br />

naar andere conventen gezonden (D).<br />

3.5 Nijenwerve/Nieuwland (gesticht in 1481)<br />

In Nijenwerve op Walcheren werd in 1481 een huis door de<br />

kruisheren als klooster geincorporeerd. In 1487 werd dit huis tot<br />

priorij verheven. Anna van Bourgondie schonk in 1489 land in<br />

Westsouburg. Door brand leed dit klooster in 1523 grote schade.<br />

Omstreeks 1539 was de kloostertucht er zeer verslapt. Schuldeisers<br />

beweerden dat alle kruisbroeders vertrokken waren en dat het<br />

klooster leeg stond. Er waren geen kerkelijke diensten meer. Ook<br />

wisten zij te melden dat 6en van de religieuzen kerkornamenten en<br />

meubels verkocht had en een kwistig leven leidde. De prior van het<br />

kruisherenklooster van Goes kreeg de opdracht om na te gaan<br />

welke onregelmatigheden hadden plaats gevonden. Of hij oplossingen<br />

kon aanreiken is niet bekend. Na 1539 horen we niets meer<br />

van dit kloostertje. Uit de definities van de generale kapittels krijgt<br />

men, met nogal wat verplaatsingen naar en vanuit dit klooster, de<br />

indruk, aldus A. Ramaekers, met een moeilijk leefbare commu-<br />

niteit te doen te hebben.169<br />

- 1485: Prim (Prym) Arnoldus was kruisbroeder van Marienfrede. In<br />

1484 werd hij voor een jaar verplaatst naar Namen en in 1485 voor een<br />

jaar naar Nieuwland.170<br />

- i486: Hilbrandus was kruisbroeder van Hoorn. In 1483 werd hij voor<br />

een jaar naar Nieuwland gezonden. Op het generaal kapittel van i486<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.171<br />

- 1487: Jacobus was donaat van Nieuwland. Het generaal kapittel stuur-<br />

de hem in 1487 voor 66n jaar naar Namen.172<br />

169 A. Ramaekers, De Kruisheren en de Leuvense Universiteit. in: Clairlieu, 1982, jg. 40,<br />

p. 77<br />

170 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 56<br />

171 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 134<br />

172 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 57


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 49<br />

1487: Tongerlo (Tungerlo) Jacobus was kruisbroeder van Osterberg. In<br />

1485 werd hij naar Brandenburg gezonden. In 1487 verhuisde hij voor<br />

66n jaar naar Nieuwland.173<br />

1490: van Cluningen Cornelius was kruisbroeder van Nieuwland. Op<br />

het generaal kapittel van 1490 werd hij bij de overledenen vermeld.174<br />

1493: Duborch (Denborn) Theodericus was kruisbroeder van<br />

Nieuwland. In 1484 werd hij verplaatst naar Namen. Drie jaar later<br />

werd hij voor een jaar verplaatst naar Sneek en in 1489 voor een jaar<br />

naar Asperen. Op het generaal kapittel van 1493 werd hij bij de over<br />

ledenen van Nieuwland vermeld.175<br />

1493: Wylhelmus was kruisbroeder van Nieuwland. Op het generaal<br />

kapittel van 1493 werd hij bij de overledenen vermeld.176<br />

1499: Gossensis Adrianus werd in 1499 door het generale kapittel naar<br />

Nieuwland gezonden. We weten niet in welk klooster hij ingetreden<br />

is.177<br />

1499: Gossensis Wilhelmus was in 1499 subprior in Nieuwland. We<br />

weten niet in welk klooster hij ingetreden is.178<br />

1502: Novifiindi Petrus was kruisbroeder van Nieuwland. In 1502<br />

werd hij naar London gezonden.179<br />

1503: Groningen Wilhelmus was kruisbroeder van Goes. In 1494<br />

werd hij naar Schiedam gezonden en in 1499 naar Nieuwland om er<br />

subprior te worden. Op het generaal kapittel van 1503 werd hij bij de<br />

overledenen vermeld.180<br />

• 1505: Turnoa (Turnhout, Turnouth) Johannes was kruisbroeder van<br />

Asperen. In 1500 keerde hij terug naar Asperen na een verblijf in<br />

London. In 1505 werd hij verplaatst naar Nieuwland en werd er sub-<br />

prior.181<br />

■ 1509: Adrianus was kruisbroeder van Goes. In 1499 werd hij naar<br />

Nieuwland gezonden. In 1501 keerde hij terug naar Goes. Op het<br />

generaal kapittel van 1509 werd hij bij de overledenen vermeld.182<br />

3 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 42<br />

4 A. Van de Pasch, Definities..., p. 186<br />

175 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 57<br />

A. Van de Pasch, Definities..., p. 194<br />

A. Van de Pasch, Definities..., p. 215<br />

A. Van de Pasch, Definities..., p. 215<br />

179 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 245<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 28<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 165<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 29


50 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1510: Goes Theodorus was kruisbroeder van Nieuwland. Op het generaal<br />

kapittel van 1510 werd hij bij de overledenen vermeld.183<br />

- 1511: Matheus was kruisbroeder van Nieuwland. Op het generaal<br />

kapittel van 1511 werd hij bij de overledenen vermeld.184<br />

- 1512: Novimagii Gerhardus was kruisbroeder van Asperen. Van 1510<br />

tot 1512 verbleef hij in Goes. In 1512 werd hij verplaatst naar<br />

Nieuwland.185<br />

- 1516: Wilhelmus was kruisbroeder van Sneek. In 1503 en 1508 ver<br />

bleef hij in Asperen. In 1510 was hij subprior van Nieuwland. Op het<br />

generaal kapittel van 1516 werd hij bij de overledenen vermeld.186<br />

- 1520: Trajecti Wilhelmus was kruisbroeder van Sneek. In 1503 werd<br />

hij verplaatst naar Asperen. Een jaar later keerde hij terug naar Sneek.<br />

In 1510 verhuisde hij naar Nieuwland en in 1520 naar Schiedam. In<br />

Nieuwland was hij subprior. Op het generaal kapittel van 1520 werd<br />

hij bij de overledenen vermeld.187<br />

- 1521: Gross Petrus was kruisbroeder van Nieuwland. In 1502 en 1504<br />

werd hij naar London gezonden, in 1503 naar Colchester. Op het<br />

generaal kapittel van 1521 werd hij bij de overledenen vermeld.188<br />

- 1522: Otto was kruisbroeder van Venlo. In 1511 werd hij als subprior<br />

naar Nieuwland gezonden. Op het generaal kapittel van 1522 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld.189<br />

- 1522: Adrianus was kruisbroeder van Nieuwland. Van 1510 tot 1522<br />

verbleef hij in Asperen.190<br />

- 1523: de Sittert Hubertus was donaat van Hohenbusch. In 1487<br />

besloot het generaal kapittel dat hij naar een ander klooster zou gezon<br />

den worden. We weten niet welk klooster dat was. In 1492 werd hij<br />

verplaatst naar Nieuwland. Op het generaal kapittel van 1523 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld.191<br />

- 1523: Hieronymus was kruisbroeder van Sneek. In 1522 werd hij naar<br />

Nieuwland gezonden. Op het generaal kapittel van 1523 werd hij bij<br />

de overledenen vermeld.192<br />

83 A. Van de Pasch, Definities..., p. 250<br />

A. Van de Pasch, Definities..., p. 253<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 165<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 145<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 119<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 237<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 189<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 166<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 116<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 146


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE V1JFTIENDE EEUW - DEEL 3 51<br />

1523: Kalkar Balthasar was donaat van Falkenhagen. In 1523 werd hij<br />

naar Nieuwland gezonden.193<br />

1524: Scharmel Matthias was kruisbroeder van Scharmer. In 1524<br />

werd hij door het generaal kapittel naar Nieuwland gezonden.194<br />

1527: Leodiensis Henricus was kruisbroeder van Luik. In 1527 werd<br />

hij door het generaal kapittel naar Nieuwland gezonden.195<br />

1530: van Keulen Adam was kruisbroeder van Keulen. Van 1511 tot<br />

1527 verbleef hij in Wickrath. In 1527 werd hij naar Nieuwland<br />

gezonden, waar hij subprior werd. Op het generaal kapittel van 1530<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.196<br />

1531: Novimagii (Heel) Rutgerus was kruisbroeder van Sint-Agatha.<br />

In 1527 en 1528 verbleef hij in Sneek. In 1529 werd hij naar<br />

Nieuwland gezonden, waar hij subprior werd. Op het generaal kapit<br />

tel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.197<br />

1531: Heib Egidius was kruisbroeder van Aken. In 1524 werd hij door<br />

het generaal kapittel naar Nieuwland gezonden. Een jaar later verhuisde<br />

hij naar Schwarzenbroich. In 1530 en 1531 was hij subprior in<br />

London. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overlede<br />

nen vermeld.198<br />

1531: Zutphaniae Johannes was kruisbroeder van Hoorn. In 1523<br />

werd hij naar Nieuwland gezonden en in 1531 naar Sneek.199<br />

1532: Bursalie Adrianus was kruisbroeder van Nieuwland. Op het<br />

generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld. 200<br />

1532: Crabbendyck (Kreppendak, Krabbendik) Cornelius was kruis<br />

broeder van Nieuwland. In 1526 werd hij naar Maaseik gezonden. Van<br />

1527 tot 1532 verbleef hij in Hoorn. Op het generaal kapittel van<br />

1532 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

1532: Lomsfelt Chrostopherus was kruisbroeder van Roermond. In<br />

1529 verhuisde hij naar Nieuwland. In 1531 was hij sacrista in<br />

Roermond. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overle<br />

denen vermeld.201<br />

93 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijjiiende eeuw. Deel 2, p. 82<br />

94 A. Van de Pasch, Definities..., p. 280<br />

95 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijjiiende eeuw. Deel 1, p. 73<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijjiiende eeuw. Deel 1, p. 134<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijjiiende eeuw. Deel 2, p. 147<br />

A. Van de Pasch, Definities..., pp. 280, 283, 295 en 299<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijjiiende eeuw. Deel 2, p. 138<br />

A. Van de Pasch, Definities..., p. 302<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 22


52 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1533: de Alste Henricus was kruisbroeder van Nieuwland. Op het<br />

generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.202<br />

- 1533: Gobelinus was donaat van Nieuwland. Hij was er kok. Op het<br />

generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.203<br />

- 1533: Christianus was kruisbroeder van Bentlage. In 1524 keerde hij<br />

uit een niet nader genoemd klooster terug naar Bentlage. In 1528 verbleef<br />

hij in Goes, in 1529 in Sneek, van 1530 tot 1533 in Bentlage en<br />

daarna tot aan zijn dood in Nieuwland. Het jaar van overlijden bleef<br />

niet bewaard.204<br />

-1534: Henricus was donaat van Maaseik. In 1524 werd hij naar<br />

Namen gezonden, in 1526 naar Nieuwland, in 1527 naar Goes, in<br />

1529 naar Hoorn en in 1531 naar Virton. Op het generaal kapittel van<br />

1534 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1535: Werden Christoferus was novice in Nieuwland. Op het generaal<br />

kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.205<br />

- 1535: Pijl Petrus was kruisbroeder van Roermond. In 1530 verbleef hij<br />

in Goes en in 1535 in Nieuwland.206<br />

- 1537: Arnoldus was kruisbroeder van Nieuwland. Op het generaal<br />

kapittel van 1537 werd hij bij de overledenen vermeld.207<br />

- 1537: Egidius was kruisbroeder van Nieuwland. Op het generaal<br />

kapittel van 1537 werd hij bij de overledenen vermeld.208<br />

- 1538: Symonis Johannes was kruisbroeder van Woudrichem. In 1535<br />

en 1536 verbleef hij in Nieuwland. In 1537 keerde hij terug naar<br />

Woudrichem. In 1538 werd hij naar Hoorn gezonden.<br />

- 1539: Laurencii Adrianus was kruisbroeder van Nieuwland. In het jaar<br />

van zijn overlijden was hij er prior. Op het generaal kapittel van 1539<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.209<br />

- 1539: Paulus was kruisbroeder van Nieuwland. Hij overleed omstreeks<br />

1539 en was prior.210<br />

- 1539: Novimagii Florencius was kruisbroeder van Ter Apel. In 1537<br />

werd hij naar Goes gezonden en in 1539 naar Nieuwland. In 1539<br />

werd hij prior in Nieuwland.211<br />

202 A. Van de Pasch, Definities..., p. 305<br />

203 A. Van de Pasch, Definities..., p. 305<br />

204 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 33<br />

205 A. Van de Pasch, Definities..., p. 311<br />

206 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 22<br />

207 A. Van de Pasch, Definities..., p. 316<br />

208 A. Van de Pasch, Definities..., p. 316<br />

209 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323<br />

210 A. Van de Pasch, Definities..., p. 322<br />

211 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 34


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 53<br />

1540: van Venlo (Venlensis) Leonardus was kruisbroeder van Venlo. In<br />

1507 werd hij door het generaal kapittel naar Colchester gezonden.<br />

Van 1511 tot 1526 verbleef hij in London. In 1526 werd hij door het<br />

generaal kapittel naar Nieuwland gezonden. Op het generaal kapittel<br />

van 1540 werd hij bij de overledenen vermeld.212<br />

1540: Heubtreiff von Sudensberg Johannes was laicus van<br />

Hohnscheid. In 1526 werd hij verplaatst naar Nieuwland, in 1535<br />

naar Helenenberg en in 1540 naar Glindfeld.213<br />

Kruisbroeders<br />

601<br />

40<br />

20<br />

nu<br />

A<br />

47<br />

in Nieuwland, 1481<br />

30<br />

-m-§-<br />

B C<br />

- ca. 1540<br />

Zevenenveertig conventualen telde het convent van Nieuwland<br />

tussen 1481 en ca. 1540 (A). Onder hen waren twee donaten.<br />

Zeventien traden in Nieuwland in (B), dertig kwamen van elders<br />

(C). Vijf ingetredenen van Nieuwland werden naar andere conventen<br />

gezonden (D).<br />

3.6 Emmerik/Emmerich (gesticht in 1483)<br />

In het Hanzestadje Emmerik/Emmerich werd in 1482 een<br />

kruisbroedersklooster gesticht. Reeds geruime tijd voor 1482<br />

waren de kruisbroeders er bekend. Want elk jaar kwamen zij vanuit<br />

hun klooster in Asperen hierheen om in de stad termijn te hou-<br />

212 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 240, 252, 285 en 326; J.M. Hayden, The Crutched<br />

Friars revisited, in: Clairlieu, 1995, jg. 53, pp. 77-78<br />

215 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 174<br />

D<br />

5


54 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

den. In 1478 richtten Johan Adolf, hertog van Kleef, en de<br />

magistraat van de stad zich tot het kapittel van de Sint-<br />

Martinuskerk met het verzoek om de stichting van een kruisbroedersklooster<br />

binnen de poorten van Emmerik goed te keuren. Vijf<br />

jaar later gaf David van Bourgondie, bisschop van Utrecht, zijn<br />

fiat. Het generaal kapittel van de orde keurde de stichting in 1483<br />

officieel goed. In het voorjaar van 1483 werd begonnen met de<br />

bouw van een klooster. Hiertoe moest eerst een boomgaard<br />

gerooid worden, die in de volksmond "den jofferen bongert" heet-<br />

te. De Emmerikse kruisbroeders veranderden de naam in<br />

Marienbongerd, boomgaard van Onze-Lieve-Vrouw, hoewel de H.<br />

Bonifatius de officiele patroon van het nieuw gestichte klooster<br />

was. De kruisbroeders werden vrijgesteld van belastingen en van<br />

hand- en spandiensten. Hertog Jan II van Kleef stond hun toe in<br />

het hele Kleefse land op termijn te gaan. Eenzelfde gunst verleende<br />

de bisschop van Utrecht. Bovendien verwierf het convent vele<br />

gronden, akkerland en weiden, vooral in Gelderland. Het bezat<br />

stukken grond in Loo (bij Huissen), Groessen, Duiven, Wehl en<br />

Zevenaar.<br />

In de eerste decennia na de stichting kende de kloostergemeenschap<br />

geen grote aanwas. Veel geestelijke activiteit naar buiten was<br />

er niet: de zielzorg in de buurt werd voornamelijk verzorgd door<br />

de kapittelheren van de Sint-Maartenskerk en later door de fran-<br />

ciscanen-minorieten van Kleef.<br />

- 1485: San ten Gherhardus was kruisbroeder van Emmerik. In 1485<br />

werd hij voor een jaar naar Namen verplaatst.214<br />

- i486: van Cleef Johannes was kruisbroeder van Keulen. In i486 over-<br />

leed hij in Emmerik. Hij was er de eerste prior.215<br />

- 1489: de Nova Porta Johannes was kruisbroeder van Schiedam. In<br />

1489 werd hij voor een jaar naar Emmerik gezonden.216<br />

- 1490: Robbert Theodorus was kruisbroeder van Bentlage in i486. In<br />

dat jaar werd hij naar Emmerik gezonden om er als tweede prior te<br />

fungeren. Hij overleed na 1490.217<br />

214 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuiv. Deel 1, p. 56<br />

2ls R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 127<br />

216 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 117<br />

317 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 58


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 55<br />

1500: Pannerden Henricus was kruisbroeder van Sint-Agatha. In 1500<br />

werd hij verplaatst naar Emmerik, waar hij subprior werd. Op het<br />

generaal kapittel van 1501 werd hij bij de overledenen vermeld.218<br />

1500: Brachman Hinricus was kruisbroeder van Keulen. Van 1490 tot<br />

1492 was hij prior in Emmerik. In 1500 was hij procurator in Keulen.<br />

Op het generaal kapittel van 1500 werd hij bij de overledenen ver<br />

meld.219<br />

1502: Embrice Engelbertus was kruisbroeder van Ter Apel. Van 1485<br />

tot 1502 verbleef hij in Emmerik en was er cellarius.220<br />

1503: Renis Johannes was kruisbroeder van Osterberg vanaf 1478. In<br />

1502 werd hij in Emmerik geincorporeerd. Hij werd er subprior. Op<br />

het generaal kapittel van 1503 werd hij bij de overledenen vermeld.221<br />

1508: Otmarsen (Friso)Bernardus was kruisbroeder van ? In 1497 ver<br />

bleef hij in Sneek. In dat jaar werd hij verplaatst naar Emmerik. In<br />

1501 verbleef hij in Ter Apel, in 1505 in Asperen en in 1508 in<br />

Caen.222<br />

1512: de Capell (von Capella) Henricus was kruisbroeder van<br />

Marienfrede. Hij was een zoon van Johannes von Capella en Jutta von<br />

Brienen. Van 1494 tot 1512 was hij prior van Emmerik. Hij werd definitor<br />

van de orde in 1509 en 1511. Op het generaal kapittel van<br />

1512 werd hij bij de overledenen vermeld.223<br />

1512: Gotfridus was kruisbroeder van Emmerik. Hij was er procura<br />

tor. Op het generaal kapittel van 1512 werd hij bij de overledenen ver<br />

meld.224<br />

1514: Rabbart Dietrich (Theodericus) was kruisbroeder van Bentlage<br />

in 1483. Hij was toen procurator. Van i486 tot 1490 was hij prior van<br />

Emmerik. Daarna keerde hij terug naar Bentlage. Bij zijn dood in<br />

1514 was hij subprior van Bentlage. Op het generaal kapittel van 1514<br />

werd hij bij de overledenen vermeld. Hij was senior en jubilarius.225<br />

1516: Theodericus was kruisbroeder van Emmerik. Op het generaal<br />

kapittel van 1516 werd hij bij de overledenen vermeld.226<br />

2]i R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 175<br />

219 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 128<br />

220 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiendc eeuw. Deel 2, p. 152<br />

■-' R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 44<br />

2:2 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel J, p. 165<br />

223 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 129<br />

224 A. Van de Pasch, Definities..., p. 256<br />

225 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 64<br />

226 A. Van de Pasch, Definities..., p. 263


56 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1517: de Doenen Wallardus (Waltardus) was kruisbroeder van Keulen.<br />

In 1477 werd hij vermeld als scriptor. Van 1490 tot 1512 verbleef hij<br />

in Emmerik. Daarna keerde hij terug naar Keulen. In het jaar van overlijden<br />

was hij pastoor van Meckel. Op het generaal kapittel van 1517<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.227<br />

- 1518: Twycht Johannes was kruisbroeder van Emmerik. Op het gene<br />

raal kapittel van 1518 werd hij bij de overledenen vermeld.228<br />

- 1523: Widenhave (Wijenhaven, Wynhaven) was kruisbroeder van<br />

Sint-Agatha. Van 1492 tot 1494 was hij prior van Emmerik. Daarna<br />

keerde hij terug naar Sint - Agatha. In 1523 was hij er subprior. Op het<br />

generaal kapittel van 1524 werd hij bij de overledenen vermeld.229<br />

- 1525: Henricus was kruisbroeder van Emmerik. Op het generaal<br />

kapittel van 1525 werd hij bij de overledenen vermeld.230<br />

- 1529: Arnoldus was kruisbroeder van Emmerik. In 1528 verbleef hij<br />

in Pedernach. Daarna keerde hij voor ee'n jaar terug naar Emmerik. In<br />

1529 bepaalde het generaal kapittel dat hij in Emmerik moest blij-<br />

ven.231<br />

- 1530: Johannes was kruisbroeder van Emmerik. Op het generaal kapit<br />

tel van 1530 werd hij bij de overledenen vermeld.232<br />

- 1530: Wilhelmus was donaat van Emmerik. Hij was kleermaker. Op<br />

het generaal kapittel van 1530 werd hij bij de overledenen vermeld.233<br />

- 1530: Horst Henricus was kruisbroeder van Emmerik. Op het gene<br />

raal kapittel van 1530 werd hij bij de overledenen vermeld.234<br />

- 1531: Anglius was kruisbroeder van Emmerik. Hij was subprior en<br />

jubilaris. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overlede<br />

nen vermeld.235<br />

- 1531: Kracht Henricus was kruisbroeder van Emmerik. Op het gene<br />

raal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.236<br />

- 1533: Kuyck Hermannus was kruisbroeder van Emmerik. In 1532 en<br />

1533 werd hij naar Diisseldorf gezonden.237<br />

227 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 131<br />

228 A. Van de Pasch, Definities..., p. 267<br />

229 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 178<br />

230 A. Van de Pasch, Definities..., p. 283<br />

A. Van de Pasch, Definities.<br />

232 A. Van de Pasch, Definities.<br />

233 A. Van de Pasch, Definities.<br />

234 A. Van de Pasch, Definities.<br />

235 A. Van de Pasch, Definities.<br />

A. Van de Pasch, Definities.<br />

p. 291<br />

p. 296<br />

p. 297<br />

p. 297<br />

p. 299<br />

p. 299<br />

237 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 113


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 57<br />

1533: Udem Theodorus was kruisbroeder van Hohnscheid. Van 1503<br />

tot 1507 verbleef hij in Emmerik. Daarna werd hij tot 1509 naar<br />

Varennes-sur-Allier gezonden en in 1509 naar Toulouse. In 1510 werd<br />

hij omwille van gravior culpa naar Emmerik gezonden, waar hij bleef<br />

wonen tot aan zijn dood. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld.238<br />

1533: Theodericus was kruisbroeder van Diisseldorf. In 1532 en 1533<br />

werd hij naar Emmerik gezonden.239<br />

1533: Emundus was kruisbroeder van Diisseldorf. In 1533 werd hij<br />

naar Emmerik gezonden.240<br />

1534: Tynagel Johannes was kruisbroeder van Emmerik. Op het gene<br />

raal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.241<br />

• 1535: Wurst Henricus was kruisbroeder van Emmerik. Op het gene<br />

raal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.242<br />

■ 1539: Tilmanni Johannes was kruisbroeder van Emmerik. Hij was subdiaken.<br />

Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.243<br />

Kruisbroeders<br />

30<br />

20<br />

10<br />

/<br />

30<br />

m<br />

1A<br />

in Emmerik, 1483<br />

14<br />

B C<br />

16<br />

-ca. 1540<br />

Dertig conventualen telde het convent van Emmerik tussen<br />

1483 en ca. 1540 (A). Onder hen was een donaat. Veertien traden<br />

in Emmerik in (B), zestien kwamen van elders (C). Drie ingetredenen<br />

van Emmerik werden naar andere conventen gezonden (D).<br />

238 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfliende eeuw. Deel 2, p. 173<br />

239 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 113<br />

240 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 113<br />

241 A. Van de Pasch, Definities..., p. 308<br />

242 A. Van de Pasch, Definities..., p. 311<br />

243 A. Van de Pasch, Definities..., p. 324<br />

D


58 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

3.7 Briiggen (gesticht in 1484)<br />

Het klooster van Bruggen werd gesticht in 1479 door graaf<br />

Vincenz von Mors und Saarwerden. Bruggen behoorde tot de<br />

parochie Born en tot het bisdom Luik. De graaf garandeerde het<br />

toekomstige convent zekere bronnen van inkomsten en beloofde<br />

tevens dat hij op eigen kosten een kerk en een gedeelte van het<br />

klooster zou bouwen. Door een oorkonde van 27 november 1484<br />

incorporeerde de Luikse bisschop, Johannes van Home, de parochiekerk<br />

van Born en de vicarie Sint-Catharina in het klooster.<br />

Ook de Sint-Nikolaaskapel van Bruggen viel onder de pastorale<br />

bevoegdheid van de kruisbroeders. Het generale kapittel van de<br />

kruisbroeders aanvaardde de schenking en noemde het nieuwe<br />

klooster Ports Coeli (Hemelsbrugge). De eerste bewoners kwamen<br />

uit het kruisbroederslooster van Venlo.<br />

Het klooster ontving verschillende stichtingen ten voordele van<br />

de armen. Vermoedelijk openden de kruisbroeders een gasthuis en<br />

bleven voor de armen zorgen tot een heel eind in de achttiende<br />

eeuw. In 1751 gaven zij immers nog steeds een aantal armen dagelijks<br />

te eten en te drinken.<br />

- 1485: Ercklens Matthias was kruisbroeder van Bruggen. Een zekere<br />

tijd verbleef hij in Hohenbusch. Wanneer weten we niet. In 1485 was<br />

hij prior in Bruggen. Op het generaal kapittel van 1485 werd hij bij de<br />

overledenen vermeld.244<br />

- 1493: Calcar (Kalker) Godefridus was kruisbroeder van Keulen vanaf<br />

omstreeks 1450. In 1455 werd hij voor penitentie naar Asperen gezonden.<br />

In 1458 werd hij voor een jaar naar Parijs gestuurd. In 1493 ver<br />

bleef hij in Briiggen.245<br />

- 1499: Clivis Lubertus (Luborius) was kruisbroeder van Marienfrede.<br />

Van 1485 tot 1495 werd hij prior van Bruggen. In 1495 werd hij voor<br />

een jaar naar Brandenburg gezonden. Op het generaal kapittel van<br />

1499 werd hij bij de overledenen vermeld.246<br />

•44 R. Janssen, A Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 113<br />

M5 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 7, p. 128<br />

146 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 127


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 59<br />

1504: Smalsman Christianus was kruisbroeder van Keulen. Van 1482<br />

tot 1487 werd hij verplaatst naar Woudrichem en was er subprior. In<br />

1487 verbleef hij in Bruggen. In 1493 was hij prior van London en in<br />

1504 subprior in Helenenberg. Op het generaal kapittel van 1504<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.247<br />

1505: de Gravia Wolterus was kruisbroeder van Bruggen. Zeker van<br />

1490 tot 1505 was hij pastoor van Born.248<br />

1507: de Novimagio Gerardus was kruisbroeder van Bruggen. Van<br />

1504 tot 1507 verbleef hij in Beyenburg.249<br />

1509: Venlo Christianus was kruisbroeder van Beyenburg. In 1481 en<br />

1482 werd hij naar Diilken gezonden, telkens voor een jaar. In 1487<br />

zond het generaal kapittel hem naar Bruggen. Op het generaal kapittel<br />

van 1509 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1514: Laurentius was kruisbroeder van Bruggen. Op het generaal<br />

kapittel van 1514 werd hij bij de overledenen vermeld.250<br />

- 1521: Durnwal was kruisbroeder van Bruggen. Van 1504 tot 1521 was<br />

hij prior van Colchester. Hij werd visitator in Engeland in 1509 en<br />

1517 en visitator van Emmerik en Marienfrede in 1512. Op het gene<br />

raal kapittel van 1521 werd hij bij de overledenen vermeld.251<br />

- 1524: Ridder Henricus was kruisbroeder van Sint-Agatha. Van 1487<br />

tot 1524 verbleef hij in Bruggen, waar hij prior werd. Hij was defini<br />

te* van de orde in 1515, 1517 en 1519. Van 1487 tot 1490 was hij<br />

pastoor in Born. Op het generaal kapittel van 1524 werd hij bij de<br />

overledenen vermeld.252<br />

- 1526: de Laeckwegh Theodericus was kruisbroeder van Bruggen. Op<br />

het generaal kapittel van 1526 werd hij bij de overledenen vermeld.253<br />

- 1527: Bretten Adolf was kruisbroeder van Bruggen. Van 1505 tot<br />

1527 was hij er subprior en pastoor van Born. Op het generaal kapit<br />

tel van 1528 werd hij bij de overledenen vermeld.254<br />

247 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p.p. 129-130<br />

248 G. Reijners, Bruggen. in: Kroniek Clairlieu, 1990-1991, jg. 48-49, p. 144; B. Rdttgen,<br />

Bmiggen und Born im Schwalmtal Beitrage Heimatgeschichte. Kempen, 1934, p. 195<br />

249 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 105<br />

250 A. Van de Pasch, Defmities.... p. 260<br />

2M B. Rottgen, Bruggen und Born im Schwalmtal, p. 272; A. Van de Pasch, Deflnities...,<br />

pp. 248, 256, 26S en 273<br />

252 R. Janssen, De Orde van bet H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel I, p. 178<br />

253 A. Van de Pasch, Defmities..., p. 286; B. Rottgen, Bruggen und Born im Schwalmtal,<br />

p. 212<br />

254 A. Van de Pasch, Defmities..., p. 291; B. Rottgen, Bruggen und Born im Schwalmtal,<br />

pp. 195-196; G. Reijners, Bruggen, p. 144


60 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1532: Bree Paulus was kruisbroeder van Briiggen. Op het generaal<br />

kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.255<br />

- 1532: Godefridus was donaat van Woudrichem. In 1525 was hij kok<br />

in het klooster van Briiggen. In het jaar van zijn overlijden was hij kok<br />

in Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de<br />

overledenen vermeld.<br />

- 1534: Boner Jacobus was kruisbroeder van Briiggen. In 1512 keerde<br />

hij uit een niet nader genoemd klooster terug naar Briiggen. Op het<br />

generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.256<br />

Kruisbroeders in Briiggen, 1484 -ca. 1540<br />

10<br />

5<br />

0<br />

tA<br />

15<br />

1<br />

B<br />

9 G O<br />

c<br />

3<br />

m<br />

Vijftien conventualen telde het convent van Briiggen tussen<br />

1484 en ca. 1540 (A). Een van hen was donaat. Negen traden in<br />

Briiggen in (B), zes kwamen van elders (C). Vier ingetredenen van<br />

Briiggen werden naar andere conventen gezonden (D).<br />

3.8 Brandenburg (gesticht in 1484)<br />

In de geschiedenis van de Orde van het H. Kruis heeft dit eenzaam<br />

gelegen klooster (in de omgeving van Eupen) slechts een zeer<br />

bescheiden rol gespeeld. De geschiedenis ervan werd nauwelijks<br />

ontsloten, onder meer wegens het verdwijnen van belangrijke<br />

archiefstukken. Ridder Gilles van Brandenburg en zijn echtgenote<br />

Margaretha van Sombreff waren de stichters van het klooster. Als<br />

255 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302<br />

256 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 255 en 308<br />

D


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 61<br />

laatste afstammeling van zijn huis besloot Gilles het familiebezit in<br />

Raeren te schenken aan de kruisbroeders om er een klooster te<br />

stichten voor twaalf religieuzen. In 1477 beloofde hij niet alleen<br />

een kapel te bouwen maar ook een gasthuis naast de kapel. Voor<br />

het waarborgen van de parochierechten van Waldhorn werd met<br />

de pastoor een overeenkomst gesloten. In 1484 werd het klooster<br />

op het generaal kapittel in de orde geincorporeerd. Het volgend<br />

jaar gaf de bisschop van Luik, Jan van Home, zijn toestemming<br />

voor de bouw van een kerk met vijf altaren, een kerkhof, klokken<br />

en een sacristie. De adellijke stichter overlaadde het klooster met<br />

vele giften en werd later samen met zijn echtgenote voor het hoogaltaar<br />

begraven. In de volgende eeuwen overnachtten zeer veel pelgrims<br />

in het gasthuis van Brandenburg en vereerden in de kerk de<br />

relikwieen van de heilige Antonius abt en van de heilige Odilia.<br />

In 1483, bij de kerkwijding van het nieuwe klooster, gaf de<br />

hulpbisschop de volgende aflaten: tachtig dagen en 66n carena aan<br />

de gelovigen, die op de herdenkingsdag van kerk- en altaarwijding<br />

en op de feestdagen van de patroonheiligen van de kerk, eveneens<br />

op de vigiliedagen en gedurende het octaaf, aalmoezen schonken of<br />

voor elk van de drie altaren geknield drie Onze Vaders en drie<br />

Weesgegroeten baden. Tachtig dagen en een carena verleende hij<br />

aan alien die zich lieten inschrijven in de aldaar opgerichte broe-<br />

derschappen of ze met aalmoezen steunde. Tenslotte gaf hij tachtig<br />

dagen aan ieder, die een dag voor de kruisbroeders wilde werken<br />

aan de bouw van het klooster, aan de oogst, enz.<br />

Aanvankelijk werd het klooster Brandenburg bevolkt met kruis<br />

broeders uit andere conventen. Vanaf de zestiende eeuw waren er<br />

echter zoveel kloosterlingen, dat enkelen zelfs voor een of meer<br />

jaren werden overgeplaatst naar een ander klooster van de orde.<br />

Aan het generaal kapittel werd wel gevraagd om voor iedere ver-<br />

plaatste een vervanger te sturen, hetgeen er op kan wijzen, dat er<br />

in Brandenburg een behoorlijk werkterrein was. Het klooster<br />

Raeren telde in de loop van zijn bestaan vele donaten. Men kan<br />

daarom aannemen dat op de omgeving een zekere aantrekkings-<br />

kracht werd uitgeoefend.


62 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- i486: Cusveldiae Hermannus was laicus van Brandenburg. Op het<br />

generaal kapittel van 1486 werd hij bij de overledenen vermeld.257<br />

- 1487: Tongerlo (Tungerlo) Jacobus was kruisbroeder van Osterberg. In<br />

1485 werd hij naar Brandenburg gezonden. In 1487 verhuisde hij voor<br />

een jaar naar Nieuwland.<br />

- 1488: Stockem Johannes was kruisbroeder van Luik. In 1487 werd hij<br />

voor een jaar naar Brandenburg verplaatst en in 1488 voor een jaar<br />

naar Ehrenstein.258<br />

- 1489: von Wesel Hermann was kruisbroeder van Brandenburg. Hij<br />

was er prior. Op het generaal kapittel van 1489 werd hij bij de overle<br />

denen vermeld.259<br />

- 1491: Jacobus was kruisbroeder van ? In 1491 werd hij door generaal<br />

kapittel bestraft en naar Brandenburg gezonden.260<br />

- Bertrandus was kruisbroeder van Sneek. In 1492 was hij subprior van<br />

Brandenburg.261<br />

- 1493: Johannes was conversus van Namen. In 1482 werd hij voor een<br />

jaar naar Buzansais gezonden. In 1490 verplaatste het generaal kapit<br />

tel hem voor een jaar naar Brandenburg. In 1493 verhuisde hij tot<br />

nader order naar Hohnscheid, terwijl Engelbertus van Hohnscheid tijdelijk<br />

naar Namen kwam.262<br />

- 1495: Anden Jacobus was kruisbroeder van Brandenburg. Op het<br />

generaal kapittel van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld.263<br />

- 1495: Mechelini Gerardus was kruisbroeder van Hohnscheid. In 1492<br />

en 1494 werd hij naar Brandenburg gezonden, telkens voor een jaar.<br />

Op het generaal kapittel van 1495 werd hij bij de overledenen ver<br />

meld.264<br />

- 1499: Clivis Lubertus (Luborius) was kruisbroeder van Marienfrede.<br />

Van 1485 tot 1495 werd hij prior van Briiggen. In 1495 werd hij voor<br />

een jaar naar Brandenburg gezonden. Op het generaal kapittel van<br />

1499 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

257 A. Van de Pasch, Definities..., p. 173<br />

258 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfliende eeuw. Deel 1, p. 71<br />

259 A. Van de Pasch, Definities..., p. 183<br />

260 A. Van de Pasch, Definities..., p. 188<br />

261 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 142<br />

262 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 57<br />

263 |> Yj^j £en Boscnj Studien over de observance der kruisbroeders in de vijfiiende eeuw,<br />

192<br />

264 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 169


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 63<br />

1503: Huxarie (Huzarix) Winandus was kruisbroeder van<br />

Falkenhagen. In i486 werd hij voor 66n jaar naar Brandenburg gezonden.<br />

Daarna werd hij subprior in Falkenhagen. Hij stierf op 26 mei<br />

1503. Op het generaal kapittel van 1504 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.265<br />

1504: de Agris Petrus was kruisbroeder van Brandenburg. In 1503<br />

werd hij voor 66n jaar naar Maastricht gezonden. In 1504 keerde hij<br />

terug naar Brandenburg.266<br />

1504: Beltem (Beltrin, Belten, Bolsten) Jacobus was kruisbroeder van<br />

Maastricht. In 1503 werd hij naar Brandenburg gezonden en een jaar<br />

later naar Dinant.267<br />

1507: Johannes was kruisbroeder van Brandenburg. Op het generaal<br />

kapittel van 1507 werd hij bij de overledenen vermeld.268<br />

1509: Dulman Bernardus was kruisbroeder van Sneek. Van 1488 tot<br />

1492 was hij subprior van Brandenburg en van 1492 tot aan zijn dood<br />

subprior van Sneek. Op het generaal kapittel van 1509 werd hij bij de<br />

overledenen vermeld.269<br />

1510: Johannes was kruisbroeder van Brandenburg. In 1510 werd hij<br />

naar Donnington gezonden.270<br />

1510: Bertoldus was donaat van Brandenburg. Op het generaal kapit<br />

tel van 1510 werd hij bij de overledenen vermeld.271<br />

1511: Theodericus was kruisbroeder van Brandenburg. In 1511 werd<br />

hij door het generaal kapittel naar Duisburg gezonden.272<br />

1512: Yperen Wilhelmus was kruisbroeder van Brandenburg. Op het<br />

generaal kapittel van 1512 werd hij bij de overledenen vermeld.273<br />

1515: Millendunck (Millendonck) Johannes was kruisbroeder van<br />

Brandenburg. In 1503 en 1504 werd hij naar London gezonden. In<br />

1509 werd hij verplaatst naar Welnetham en van 1510 tot 1515 verbleef<br />

hij in Donnington. Op het generaal kapittel van 1515 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld.274<br />

265 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel2, p. 79<br />

266 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 95<br />

267 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 95<br />

268 A. Van de Pasch, Definities..., p. 241<br />

269 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 144<br />

270 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 238<br />

271 A. Van de Pasch, Definities..., p. 250<br />

272 A. Van de Pasch, Definities..., p. 252<br />

273 A. Van de Pasch, Definities..., p. 256<br />

274 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 238


64 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1517: Oldenzel Theodericus was kruisbroeder van Osterberg. In 1490<br />

werd hij voor 66n jaar naar Brandenburg gezonden. Op het generaal<br />

kapittel van 1517 werd hij bij de overledenen vermeld.275<br />

- 1518: Coloniensis Henricus was kruisbroeder van Bentlage. In 1485<br />

werd hij voor 66n jaar naar Brandenburg gezonden. Op het generaal<br />

kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.276<br />

- 1518: Gerhardus was laicus van Brandenburg. Op het generaal kapit<br />

tel van 1518 werd hij bij de overledenen vermeld.277<br />

- 1520: Henricus was kruisbroeder van Brandenburg. Op het generaal<br />

kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.278<br />

- 1522: Leonardus was donaat van Brandenburg. Op het generaal kapit<br />

tel van 1522 werd hij bij de overledenen vermeld.279<br />

- 1523: Bernardus was kruisbroeder van Brandenburg. Op het generaal<br />

kapittel van 1523 werd hij bij de overledenen vermeld.280<br />

- 1523: Wilhelmus was donaat van Brandenburg. Op het generaal kapit<br />

tel van 1523 werd hij bij de overledenen vermeld.281<br />

- 1525: Kalkar Henricus was donaat van Falkenhagen. In 1523 en 1524<br />

verbleef hij in Brandenburg. In 1524 werd hij kok in Goes.282<br />

- 1525: Peer Johannes was kruisbroeder van Namen. In 1490 werd hij<br />

voor 66n jaar naar Brandenburg gestuurd. Hij werd kloosterjubilaris in<br />

Namen. Op het generaal kapittel van 1525 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.283<br />

- 1525: Runden Johannes was kruisbroeder van Franeker. In i486 werd<br />

hij voor den jaar naar Brandenburg gezonden. Op het generaal kapit<br />

tel van 1525 werd hij bij de overledenen vermeld.284<br />

- 1527: Driel Johannes was kruisbroeder van Asperen. Een tijdlang ver<br />

bleef hij in Wickrath. In 1527 woonde hij in Brandenburg. In 1500<br />

was hij subprior in Asperen. Later werd hij ook prior in Asperen,<br />

Wickrath en Brandenburg. Hij werd kloosterjubilaris. Op het generaal<br />

kapittel van 1527 werd hij bij de overledenen vermeld.285<br />

275 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel2, p. 46<br />

276 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel2, p. 65<br />

277 A. Van de Pasch, Definities..., p. 267<br />

278 A. Van de Pasch, Definities..., p. 271<br />

279 A. Van de Pasch, Definities..., p. 276<br />

280 A. Van de Pasch, Definities..., p. 278<br />

281 A. Van de Pasch, Definities..., p. 278<br />

282 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel2, p. 32<br />

283 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 61<br />

284 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 160<br />

285 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 167


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 65<br />

1530: Bracht Christianus was kruisbroeder van Brandenburg tot 1522.<br />

Daarna verhuisde hij naar Goes, waar hij tussen 1522 en 1530 subprior<br />

werd. Op het generaal kapittel van 1530 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.286<br />

1530: Jasperus was kruisbroeder van Brandenburg. Op het generaal<br />

kapittel van 1530 werd hij bij de overledenen vermeld.287<br />

1533: Leonardus was donaat van Schwarzenbroich. In 1522 werd hij<br />

voor een jaar naar Brandenburg gezonden. Op het generaal kapittel<br />

van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.288<br />

1533: Daventrie Hermannus was kruisbroeder van Sneek. In 1487<br />

werd hij voor een jaar naar Brandenburg gezonden. Op het generaal<br />

kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.289<br />

1533: Hubertus was kruisbroeder van Brandenburg. Hij werd er seni<br />

or. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen ver<br />

meld.290<br />

1535: Leonardus was donaat van Brandenburg. Op het generaal kapit<br />

tel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.291<br />

1536: Martinus was donaat van Brandenburg. In 1536 werd hij naar<br />

Asperen gezonden. Zowel in Brandenburg als in Asperen was hij<br />

kok.292<br />

1537: Jodocus was donaat van Brandenburg. Hij was er kok. Op het<br />

generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.293<br />

1537: Lapinder Johannes was donaat van Brandenburg. Op het gene<br />

raal kapittel van 1537 werd hij bij de overledenen vermeld.294<br />

• 1537: Hersy Ludovicus was donaat van Brandenburg. Op het generaal<br />

kapittel van 1537 werd hij bij de overledenen vermeld.295<br />

- 1538: de Eynatten (Ermithen) Richardus was kruisbroeder van<br />

Brandenburg. In 1533 werd hij door het generaal kapittel naar Keulen<br />

gezonden en in 1536 en 1537 naar Doornik. In 1538 keerde hij naar<br />

Brandenburg terug.296<br />

28f) R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 33<br />

287 A. Van de Pasch, Definities..., p. 297<br />

188 A. Van de Pasch, Definities... pp. 275, 278 en 305<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 147<br />

190 A. Van de Pasch, Definities..<br />

11 A. Van de Pasch, Definities...<br />

12 A. Van de Pasch, Definities...<br />

>3 A. Van de Pasch, Definities...<br />

94 A. Van de Pasch, Definities...<br />

295 A. Van de Pasch, Definities...<br />

296 A. Van de Pasch, Definities...<br />

p. 305<br />

p. 311<br />

p. 313<br />

p. 314<br />

p. 316<br />

p. 316<br />

pp. 304, 310, 313 en 319


66 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1539: Matheus was donaat van Brandenburg. Hij was er portier. Op<br />

het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.297<br />

- 1540: Henricus was donaat van Brandenburg. Op het generaal kapit<br />

tel van 1540 werd hij bij de overledenen vermeld.298<br />

Kruisbroeders in Brandenburg, 1484 - ca. 1540<br />

60<br />

40<br />

20<br />

n<br />

(<br />

44<br />

^H 26 18<br />

III m\<br />

A B C D<br />

Vierenveertig conventualen telde het convent van Brandenburg<br />

tussen 1484 en ca. 1540 (A). Twee van hen waren laicus. Tien<br />

anderen waren donaat. Zesentwintig traden in Brandenburg in<br />

(B), achttien kwamen van elders (C). Zeven ingetredenen van<br />

Brandenburg werden naar andere conventen gezonden (D).<br />

3.9 Chauny (gesticht in 1484)<br />

In 1484/1486 verhuisden de kruisbroeders van Condren299 naar<br />

Chauny en namen hun intrek in een klooster dat gesticht was door<br />

Maria van Kleef, hertogin van Orleans. Zij overleed in 1488 en<br />

werd als participans door het generale kapittel van de kruisbroeders<br />

herdacht.<br />

Frankrijk moest in de Nieuwe Tijden voortdurend aanvallen<br />

pareren van de buurlanden: in de 15de eeuw van de Engelsen en de<br />

Bourgondiers, in de 16de en 17dc eeuw van de Spanjaarden. Chauny<br />

297 A. Van de Pasch, Definities..., p. 324<br />

298 A. Van de Pasch, Definities..., p. 326<br />

299 Zie CLairlieu, 2005, jg. 63, pp. 200-203


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 67<br />

was een belangrijke sleutel, die voor de aanvallers de weg naar<br />

Parijs opende. Vandaar dat de Franse koningen al sinds de 12dc<br />

eeuw de stad met allerlei privileges begiftigden. De inwoners van<br />

de stad bleven altijd trouw aan de koning en stonden hem fanatiek<br />

terzijde. De Bourgondiers en de Engelsen verwoestten de stad in<br />

1472, de Spanjaarden in 1557. Pas onder Lodewijk XIV moest<br />

Chauny haar privileges inleveren. In die tijd was het klooster van<br />

de kruisheren veel minder actief dan op het einde van de 15de eeuw.<br />

- 1490: Brugis Johannes was kruisbroeder van Chauny. Hij was er prior.<br />

Op het generaal kapittel van 1490 werd hij bij de overledenen ver-<br />

meld.300<br />

- 1491: Bommel (Bummel) Godefridus was kruisbroeder van Asperen.<br />

In 1490 en 1491 verbleef hij in Chauny. Daarna keerde hij terug naar<br />

Asperen.301<br />

- 1491: Cadomensis Martinus was kruisbroeder van Caen. In 1491 werd<br />

hij verplaatst naar Chauny.302<br />

- 1493: Goes Cornelius was kruisbroeder van Falkenhagen. In 1490<br />

werd hij naar Chauny gezonden als conventualis. In 1493 verhuisde hij<br />

naar Wickrath. Hij stierf op 2 april 1493. Op het generaal kapittel van<br />

1494 werd hij bij de overledenen vermeld.303<br />

- 1493: Noel (Natalis) was kruisbroeder van Chauny. In 1493 keerde hij<br />

uit een niet nader genoemd klooster terug naar Chauny. In 1519 was<br />

hij er prior. Op het generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overle<br />

denen vermeld.304<br />

- 1493: Glinus was kruisbroeder van Chauny. In 1493 werd hij naar<br />

Namen verplaatst.305<br />

- 1495: Petrus was kruisbroeder van Chauny. Op het generaal kapittel<br />

van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld.306<br />

- 1495: Johannes was kruisbroeder van Parijs. Op het generaal kapittel<br />

van 1488 werd hij vanuit Parijs naar Varennes gezonden. In 1495 werd<br />

hij voor een jaar naar Chauny gezonden.307<br />

300 A. Van de Pasch, Definities..., p. 196; A- Bochin, Les Croisiers en Picardie: Les Prieure's<br />

de Condren et de Chauny. in : Clairlieu, 1998, jg. 56, p. 84<br />

301 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 163<br />

302 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel I, p. 209<br />

303 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 77<br />

304 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 193 en 269; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie,<br />

p. 85<br />

305 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 57<br />

306 A. Van de Pasch, Definities..., p. 202<br />

307 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 197


68 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1495: Loset Gerardus was kruisbroeder van Doornik. In 1467 werd hij<br />

voor 66n jaar naar Parijs gestuurd. In 1472 verhuisde hij naar Kolen-<br />

Kerniel en in 1487 voor 66n jaar naar Chauny. Op het generaal kapittel<br />

van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld.308<br />

- 1496: de Warensis Joannes was kruisbroeder van Varennes-sur-Allier.<br />

In 1495 werd hij door het generaal kapittel naar Chauny gezonden.309<br />

- 1497: Wesenpelcer Petrus was kruisbroeder van Chauny. Hij was er<br />

procurator. Op het generaal kapittel van 1497 werd hij bij de overle<br />

denen vermeld.310<br />

- 1497: Buscoducensis Arnoldus was kruisbroeder van Den Bosch. In<br />

1491 werd hij verplaatst naar Chauny, in 1496 naar Varennes-sur-<br />

Allier en in 1497 naar Asperen.311<br />

- 1499: Bace Johannes was kruisbroeder van Chauny en subprior in<br />

1499. In 1499 werd hij naar Doornik gezonden om er subprior te worden.312<br />

- 1499: de Hermes Jacobus was kruisbroeder en subprior van Doornik<br />

in 1499. In 1499 werd hij naar Chauny gezonden om er subprior te<br />

worden.313<br />

- 1500: Campis Lambertus was donaat van Marienfrede. In 1495 werd<br />

hij voor 66n jaar naar Chauny gezonden. Op het generaal kapittel van<br />

1500 werd hij bij de overledenen vermeld.314<br />

- 1501: Calniacensis Petrus was kruisbroeder van Chauny. Op het gene<br />

raal kapittel van 1501 werd hij bij de overledenen vermeld.315<br />

- 1501: Mattheus was kruisbroeder van Parijs. In 1501 werd hij ver<br />

plaatst naar Chauny.316<br />

- 1502: Russel (Roesselt) Michael was kruisbroeder van Caen. In 1492<br />

werd hij voor een jaar naar Chauny gezonden. Op het generaal kapit<br />

tel van 1502 werd hij bij de overledenen vermeld.317<br />

- 1502: Calniacensis Hubertus was kruisbroeder van Chauny. Op het<br />

generaal kapittel van 1502 werd hij bij de overledenen vermeld.318<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 82<br />

A. Van de Pasch, Definities..., p. 204; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 85<br />

A. Van de Pasch, Definities.... p. 208; A- Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 85<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 164<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 83<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 83<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 127<br />

A. Van de Pasch, Definities..., p. 223; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 86<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 197<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 211<br />

A. Van de Pasch, Definities..., p. 227; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 86


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 69<br />

1502: Manchon (Monchon) Martinus was kruisbroeder van Caen. In<br />

1489 was hij student aan de universiteit van Caen. In 1490 werd hij<br />

voor een jaar naar Lannoy gezonden. Een jaar later verhuisde hij voor<br />

een jaar naar Chauny en in 1494 voor een jaar naar Le Verger. In 1501<br />

en 1502 was hij prior van Buzancais. Op het generaal kapittel van<br />

1502 werd hij bij de overledenen vermeid.<br />

1507: Senescalli (Senechal) Jacques was kruisbroeder van Chauny. Op<br />

het generaal kapittel van 1507 werd hij bij de overledenen vermeid.319<br />

1509: Senescalli (Senechal) Johannes was kruisbroeder van Chauny.<br />

Van 1499 tot 1501 verbleef hij in Sant-Georges de Tremeur. In 1501<br />

was hij er subprior. Op het generaal kapittel van 1509 werd hij bij de<br />

overledenen vermeid.320<br />

1515: Calniacensis Paulus was kruisbroeder van Chauny. Op het gene<br />

raal kapittel van 1515 werd hij bij de overledenen vermeid.321<br />

1518: Nicolaus was donaat van Aken. In 1489 werd hij naar Osterberg<br />

verplaatst. In 1490 en 1491 verbleef hij in Chauny. In 1492 keerde hij<br />

naar Aken terug. Op het generaal kapittel van 1518 werd hij bij de<br />

overledenen vermeid.322<br />

1519: de Rosa (de Rost) Johannes was kruisbroeder van Buzancais. In<br />

1499 werd hij naar Chauny verplaatst en er in 1501 gei'ncorporeerd. In<br />

1504 keerde hij terug naar Buzancais en was er van 1504 tot 1511<br />

prior. Van 1511 tot 1518 verbleef hij in Doornik. Bij zijn dood in<br />

1519 was hij terug in zijn domus nativa Buzancais. Op het generaal<br />

kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeid.323<br />

1522: Almerus was kruisbroeder van Chauny. Op het generaal kapit<br />

tel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeid.324<br />

1522: Martinus was kruisbroeder van Caen. In 1484 werd hij ver<br />

plaatst naar Le Verger. In 1490 werd hij voor een jaar naar Lannoy<br />

gezonden. In 1491 zond het generaal kapittel hem naar Chauny. Van<br />

1501 tot 1522 was hij conventualis van Buzancais. In 1501 werd hij er<br />

prior. Op het generaal kapittel van 1522 werd hij bij de overledenen<br />

vermeid.<br />

1523: Calniacensis Amandus was kruisbroeder van Chauny. Op het<br />

generaal kapittel van 1523 werd hij bij de overledenen vermeid.325<br />

319<br />

A. Van de Pasch, Definities..., p. 241; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 86<br />

320 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfliende eeuw. Deel 1, p. 220<br />

321 A. Van de Pasch, Definities..., p. 262; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 86<br />

322 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 1 56<br />

323 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 46<br />

324 A. Van de Pasch, Definities..., p. 276; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 87<br />

325 A. Van de Pasch, Definities..., p. 278; A- Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 87


70 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1523: Grand (Groit) Johannes was kruisbroeder van Parijs. In 1504 en<br />

1523 verbleef hij in Chauny.326<br />

- 1524: Bonaventura was kruisbroeder van Chauny. Op het generaal<br />

kapittel van 1524 werd hij bij de overledenen vermeld.327<br />

- 1529: Hardemont Jacobus was kruisbroeder van Chauny. In 1529<br />

werd hij verplaatst naar Doornik.328<br />

- 1531: Chadoniensis Petrus was kruisbroeder van Chauny. Omstreeks<br />

1531 was hij er subprior. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld.329<br />

- 1532: Helenus was kruisbroeder van Chauny. Op het generaal kapittel<br />

van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.330<br />

- 1532: Cosfeldie Henricus was kruisbroeder van Hoei. In 1499 werd hij<br />

subprior van Dinant. Enkele jaren later werd hij subprior van Aken. In<br />

1508 werd hij subprior van Chauny en van 1530 tot aan zijn dood<br />

werd hij rector van Leuven. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld. Zijn benoeming voor Chauny viel niet<br />

mee. De kloostertucht liet er te wensen over. Het generaal kapittel<br />

beval aan de prior en het convent dat ze op straffe van gravior culpa<br />

Henricus als confrater moesten ontvangen.331<br />

- 1535: Dionensis (van Dinant) Lambertus was kruisbroeder van<br />

Dinant. In 1527 werd hij door het generaal kapittel naar Hoei gezonden.<br />

In 1535 benoemde het generaal kapittel hem tot subprior van<br />

Chauny, in welk klooster de prior en de confraters observanter<br />

moesten gaan leven.332<br />

- 1541: Calniacensis Petrus was kruisbroeder van Chauny. Op het gene<br />

raal kapittel van 1541 werd hij bij de overledenen vermeld.333<br />

326 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 199<br />

327 A. Van de Pasch, Definities..., p. 281; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 87<br />

328 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 85<br />

329 A. Van de Pasch, Definities..., p. 299; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 87<br />

330 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 87<br />

331 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 214, 244 en 302; A. Bochin, Les Croisiers en<br />

Picardie, p. 86; A. Ramaekers, De Kruisheren en de Leuvense Universiteit. in: Ciairlieuy 1983,<br />

jg. 41, pp. 24-25<br />

332 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 287 en 310; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie,<br />

p. 87<br />

333 A. Van de Pasch, Definities..., p. 329; A. Bochin, Les Croisiers en Picardie, p. 87


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 71<br />

Kruisbroeders<br />

40<br />

20<br />

A<br />

U<br />

36<br />

m<br />

A<br />

in Chauny, 1484<br />

18 18<br />

■ ■<br />

B C<br />

-ca.<br />

5<br />

m<br />

D<br />

1540<br />

Zesendertig conventualen telde het convent van Chauny tussen<br />

1484 en ca. 1540 (A). Twee van hen waren donaat. Achttien traden<br />

in Chauny in (B), achttien kwamen van elders (C). Vijf ingetredenen<br />

van Chauny werden naar andere conventen gezonden<br />

(D).<br />

3.10 Helenenberg (gesticht in 1485/1488)<br />

Het klooster Helenenberg heeft in de geschiedenis van de orde<br />

geen rol van betekenis gespeeld. Gedeeltelijk is dit toe te schrijven<br />

aan de verre afstand van de overige conventen. Ludolf von<br />

Enschringen, de kanselier van de aartsbisschop van Trier, riep in<br />

1485 de kruisbroeders naar Helenenberg om er de zorg over een<br />

gasthuis voor pelgrims, zieken en armen op zich te nemen. De<br />

kruisbroeders van Keulen aanvaardden het gasthuis namens de<br />

orde en stichtten in de buurt ervan het klooster Helenenberg. De<br />

heilige Valentijn genoot er een bijzondere verering. De hulp van<br />

deze heilige werd vooral ingeroepen tegen epilepsie en veeziekten.<br />

Ieder jaar weer trokken inwoners van het hertogdom Luxemburg<br />

in processie naar Helenenberg. Verder ontvingen zij van de aarts<br />

bisschop het recht op predicatie, biechthoren en bedelen.<br />

De eigendommen van het klooster bleven vanaf het begin<br />

beperkt: de kruisheren mochten 12 runderen, 24 varkens en 125<br />

schapen houden; het landbouwbedrijf in eigendom bevatte 34


72 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

akkers en 5 weiden, samen ruim 61 ha. Ook bezaten de kruisheren<br />

enkele molens. Na een voorspoedig begin werd het klooster<br />

in 1552 grondig geplunderd door Albrecht van Brandenburg<br />

Kalmbach. Bij die overval werd de prior opgehangen.<br />

- 1494: Gisbertus was kruisbroeder van Helenenberg. Van 1489 tot<br />

1494 was hij er prior. Op 30 juni 1492 werd hij door de aartsbisschop<br />

van Trier aangesteld tot administrator, visitator en hervormer van het<br />

zusterklooster van St. Nikolaus in Trier. Op het generaal kapittei van<br />

1494 werd hij bij de overledenen vermeld.334<br />

- 1494: Borken (Borcken, Burken, de Burchen) Tilman was kruis<br />

broeder van Keulen. Van 1488 tot 1494 verbleef hij in Helenenberg.<br />

Op het generaal kapittei van 1494 werd hij bij de overledenen ver<br />

meld.335<br />

- 1495: de Bocaldia (de Bocoldis) Lambertus was donaat van<br />

Marienfrede. Van 1488 tot aan zijn dood verbleef hij in Helenenberg.<br />

Op het generaal kapittei van 1495 werd hij bij de overledenen ver<br />

meld.336<br />

- 1495: Icorus Andreas was kruisbroeder van Luik. Hij was diaken. In<br />

1491 werd hij voor een jaar naar Beyenburg gezonden. Een jaar later<br />

verbleef hij in Maaseik, eveneens voor een jaar. In 1495 verbleef hij in<br />

Helenenberg. Datzelfde jaar keerde hij terug naar Luik.337<br />

- 1495: Martinus was kruisbroeder van Luik. Van 1491 tot 1495 werd<br />

hij verplaatst naar Helenerberg. In 1495 keerde hij terug naar Luik.338<br />

- 1500: Gerhardus was kruisbroeder van Helenenberg. Op het generaal<br />

kapittei van 1500 werd hij bij de overledenen vermeld.339<br />

- 1503: Schuys Johannes was donaat in Namen. Op het generaal kapit<br />

tei van 1503 werd hij naar Helenenberg gezonden.340<br />

- 1504: Smalsman Christianus was kruisbroeder van Keulen. Van 1482<br />

tot 1487 werd hij verplaatst naar Woudrichem en was er subprior. In<br />

1487 verbleef hij in Briiggen. In 1493 was hij prior van London en in<br />

1504 subprior in Helenenberg. Op het generaal kapittei van 1504<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.341<br />

334 A. Van de Pasch, Definities..., p. 197; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-<br />

Kreuzherrenkloster- Eduardstifi. Helenenberg, 1988, p. 35<br />

335 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 128<br />

336 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 126<br />

337 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 71<br />

338 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 71<br />

339 A. Van de Pasch, Definities..., p. 219<br />

340 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 59<br />

341 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, pp. 129-130


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 73<br />

- 1504: Gladbach Paulus was kruisbroeder van Keulen. In 1488 werd hij<br />

verplaatst naar Helenenberg voor de oprichting van het klooster aldaar.<br />

Hij bleef er wonen tot aan zijn dood en was er, zeker in 1488 en 1489,<br />

rector. Op het generaal kapittel van 1504 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.342<br />

- 1508: Scholl (Schult) Henricus (Hermannus) was laicus in Duisburg.<br />

In 1501 verbleef hij in Duisburg. Dan werd hij naar Helenenberg<br />

gezonden. Het generaal kapittel van 1502 beval hem in Helenenberg<br />

te blijven. In 1503 werd hij naar Bentlage gezonden. In het jaar van<br />

zijn overlijden verbleef hij terug in Duisburg. Op het generaal kapittel<br />

van 1508 werd hij bij de overledenen vermeld.343<br />

- 1508: Johannes (Johannis) was donaat van Helenenberg in 1508.344<br />

- 1509: Martinus was kruisbroeder van Keulen. In 1483 werd hij naar<br />

Schwarzenbroich gezonden. Van 1490 tot 1509 verbleef hij in<br />

Helenenberg als conventualis en helper van de prior. Op het generaal<br />

kapittel van 1509 werd hij bij de overledenen vermeld.345<br />

- 1511: de Hulst (de Huls) was kruisbroeder van Keulen. In 1488 werd<br />

hij verplaatst naar Helenenberg. Hij werd de eerste prior van<br />

Pedernach, met name van 1498 tot 1511. Hij overleed als prior van<br />

Pedernachin 1511.346<br />

- 1514: Theodericus was kruisbroeder van Helenenberg. Op het gene<br />

raal kapittel van 1514 werd hij bij de overledenen vermeld.347<br />

- 1517: Henricus was donaat van Helenenberg. Op het generaal kapit<br />

tel van 1514 werd hij bij de overledenen vermeld.348<br />

- 1517: Ruphs (Ruphf) Johann was donaat van Marienfrede. In 1488<br />

werd hij naar Helenenberg gezonden. Op het generaal kapittel van<br />

1517 werd hij bij de overledenen vermeld.349<br />

- 1519: Johannes was donaat van Helenenberg in 1519.350<br />

- 1519: Schottorf Bernardus was kruisbroeder van Bentlage. Van 1506<br />

tot 1519 was hij prior van Helenenberg. Op het generaal kapittel van<br />

1519 werd hij bij de overledenen vermeld.351<br />

342 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 130<br />

343 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 63<br />

344 A. Van de Pasch, Definities..., p. 245; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-<br />

Kreuzherrenkloster- Eduardstift, p. 38<br />

345 R. Janssen, De Orde van het H Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 131<br />

346 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 131<br />

347 A. Van de Pasch, Definities..., p. 260; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-<br />

Kreuzherrenkloster- Eduardstift, p. 44<br />

348 A. Van de Pasch, Definities..., p. 265<br />

349 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 129<br />

350 A. Van de Pasch, Definities..., p. 270<br />

351 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 65


74 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1519: Petrus was kruisbroeder van Bentlage. Op het generaal kapittel<br />

van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.352<br />

- 1519: Noviomagii Nicolaus was donaat van Helenenberg. Op het<br />

generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.353<br />

- 1520: Colonie Johannes was donaat van Helenenberg. Op het generaal<br />

kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.354<br />

- 1520: Simon was diaken van Helenenberg in 1520.355<br />

- 1520: Scopingen (Schoppingen de, Schuppingen, Scoepingen)<br />

Johannes was kruisbroeder van Keulen. Hij werd geboren in 1460 in<br />

Schoppingen. In 1480 studeerde hij Kerkelijk Recht aan de universiteit<br />

van Keulen. Van 1480 tot 1494 was hij procurator van Helenenberg<br />

en prior van 1494 tot 1506. Van 1506 tot 1520 was hij prior van<br />

Keulen. Hij was definitor van de orde in 1507, 1509, 1511, 1513,<br />

1515 en 1517. Tevens was hij visitator in 1502, 1507 en 1512. Op het<br />

generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.356<br />

- 1520: von Breslau (Vratislavia) Thomas was kruisbroeder van Keulen.<br />

In 1510 werd hij vanuit Helenenberg, waar hij subprior was, verplaatst<br />

naar Hohnscheid. In 1511 keerde hij terug naar Keulen. Van 1511 tot<br />

1520 verbleef hij in Pedernach. Op het generaal kapittel van 1520<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.357<br />

- 1520: Alna (Alnar) Petrus was kruisbroeder van Keulen. In 1520 werd<br />

hij naar Helenenberg gezonden. In 1520 verbleef hij in Pedernach. Op<br />

het generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.358<br />

- 1521: de Treviri Petrus was kruisbroeder van Helenenberg. Op het<br />

generaal kapittel van 1521 werd hij bij de overledenen vermeld.359<br />

- 1521: de Monte Domini Gerardus was vermoedelijk kruisbroeder van<br />

Keulen. Van 1519 tot 1521 was hij prior van Helenenberg. Op het<br />

generaal kapittel van 1521 werd hij bij de overledenen vermeld.360<br />

352 A. Van de Pasch, Definities..., p. 269; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-<br />

Kreuzherrenkloster- Eduardstift, p. 42<br />

353 A. Van de Pasch, Definities..., p. 270; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-<br />

Kreuzherrenkloster- Eduardstifiy p. 41<br />

354 A. Van de Pasch, Definities..., p. 271; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-<br />

Kreuzherrenkloster- Eduardstifiy p. 38<br />

355 E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital- Kreuzherrenkloster- Eduardstifiy p. 44<br />

356 R. Janssen, De Orde van het H Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 132<br />

357 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 133<br />

358 R. Janssen, De Orde van het H Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 132<br />

359 A. Van de Pasch, Definities..., p. 273; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-<br />

Kreuzherrenkloster- Eduardstifiy p. 46<br />

360 A. Van de Pasch, Definities..., p. 273; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-<br />

Kreuzherrenkloster- Eduardstifiy p. 41


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 75<br />

1523: Martinus was kruisbroeder van Venlo. In 1522 en 1523 verbleef<br />

hij in Helenenberg.361<br />

1525: Henricus was donaat van Helenenberg. Op het generaal kapittel<br />

van 1525 werd hij bij de overledenen vermeld.362<br />

1527: Gladbach (Gladbacht) Gotfridus was kruisbroeder van<br />

Helenenberg. Hij was er subprior. Op het generaal kapittel van 1527<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.363<br />

15327: Lodewicus was kruisbroeder van Helenenberg. In 1527 werd<br />

hij door het generaal kapittel benoemd tot subprior van<br />

Helenenberg.364<br />

1531: Hammonis Everardus was kruisbroeder van Keulen. Voor 1531<br />

werd hij pastoor van Meckelen. In 1531 werd hij procurator van<br />

Helenenberg. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de over<br />

ledenen vermeld.365<br />

■ 1533: Grevenbrock (Grevenbroick) Gerhardus was kruisbroeder van<br />

Helenenberg tot 1531. In 1531 verhuisde hij in opdracht van het<br />

generaal kapittel naar Ehrenstein. Op het generaal kapittel van 1533<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.366<br />

- 1534: Paffraet (Pasraet, Pasroth, Paffroidt) Theodericus was kruisbroe<br />

der van Keulen. Van 1522 tot 1534 was hij subprior van Helenenberg.<br />

Op het generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen ver<br />

meld.367<br />

- 1535: Gerardus was kruisbroeder van Dusseldorf. In 1522 keerde hij<br />

uit Helenenberg terug naar Dusseldorf. In 1532 en 1533 verbleef hij<br />

in Wickrath. In 1535 was hij terug in Dusseldorf.368<br />

- 1535: de Trevins Ludovicus was kruisbroeder van Helenenberg. In<br />

1535 was hij er subprior. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld.369<br />

361 R. Janssen, De Orde van het H Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 189<br />

362 A. Van de Pasch, Definities..., p. 283<br />

363 A. Van de Pasch, Definities..., p. 288; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-<br />

Kreuzberrenkloster- Eduardstifi, p. 36<br />

364 A. Van de Pasch, Definities..., p. 287<br />

365 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-<br />

Kreuzherrenkloster- Eduardstift, p. 37<br />

366 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 298, 302 en 305; E. Lichter, 500Jahre Helenenberg-<br />

Hospital- Kreuzherrenkloster- Eduardstifi, p. 36<br />

367 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 275 en 308; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg-<br />

Hospital- Kreuzherrenkloster- Eduardstift, p. 42<br />

368 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 113<br />

369 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 287 en 311; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg'<br />

Hospital- Kreuzherrenkloster- Eduardstift, p. 46


76 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1535: Job was kruisbroeder van Pedernach. In 1535 werd hij door het<br />

generaal kapittel naar Helenenberg gezonden.370<br />

- 1536: Diricus (Theodericus) was kruisbroeder van Helenenberg.<br />

Omstreeks 1536 was hij er procurator. Op het generaal kapittel van<br />

1536 werd hij bij de overledenen vermeld.371<br />

- 1536: Hermannus was donaat van Aken. In 1509 werd hij voor een<br />

jaar naar Helenenberg gezonden. In 1510 keerde hij terug naar Aken<br />

en bleef er conventualis tot omstreeks 1536.372<br />

- 1537: Landauwe (Landouwer, Landouwe, Landover) Johann was<br />

kruisbroeder van Hohnscheid. In 1534 werd hij geincorporeerd in<br />

Helenenberg. In 1537 was hij pastoor in Meckel. Op het generaal<br />

kapittel van 1537 werd hij bij de overledenen vermeld.373<br />

- 1540: Heubtreiff von Sudensberg Johannes was laicus van<br />

Hohnscheid. In 1526 werd hij verplaatst naar Nieuwland, in 1535<br />

naar Helenenberg en in 1540 naar Glindfeld.<br />

- 1540: Dalen Johannes was kruisbroeder van Wickrath. In 1487 leefde<br />

hij als wereldheer in Wickrath. Hij was conventualis van Wickrath tot<br />

1511 en van 1514 tot 1521. In 1512 werd hij naar Dulken gezonden<br />

en in datzelfde jaar naar Sint-Annaland. Van 1522 tot 1524 verbleef hij<br />

in Hoorn, in 1524 in Goes, in 1526 in Franeker en in 1527 en 1528<br />

in Helenenberg. Van 1541 tot 1542 was hij prior en pastoor in<br />

Wickrath. Vermeld als extra ordinis obedientiam dejunctus in 1542.<br />

Kruisbroeders in Helenenberg, 1485 - ca. 1540<br />

370 A. Van de Pasch, Definities..., p. 310<br />

371 A. Van de Pasch, Definities..., p. 314; E. Iichter, 500 Jahre Helenenberg- Hospital-<br />

Kreuzherrenkloster- Eduardstifi, p. 33<br />

372. *f Van de Pasch, Definities..., pp. 247 en 250; E. Lichter, 500 Jahre Helenenberg-<br />

Hospital- Kreuzherrenkloster- Eduardstifi, p. 37<br />

373 R- Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 173


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 77<br />

Tweeenveertig conventualen telde het convent van Helenenberg<br />

tussen 1485 en ca. 1540 (A). Tien van hen waren donaat. Twee<br />

anderen waren laicus. Zestien traden in Helenenberg in (B), zes-<br />

entwintig kwamen van elders (C). Een ingetredene van<br />

Helenenberg werd naar een ander convent gezonden (D).<br />

3.10 Ehrenstein (gesticht in 1487)<br />

De stichting van het klooster Ehrenstein vond plaats in 1487.<br />

Het was het twaalfde klooster dat in het Rijnland werd gesticht.<br />

Het dankte zijn ontstaan aan Wilhelm von Nesselrode die in de<br />

omgeving van zijn burcht een kapel bouwde. Zijn zoon Bertram<br />

zorgde ervoor dat Ehrenstein werd gescheiden van de parochie<br />

Asbach. Bertram verwierf het patronaatsrecht over Ehrenstein. Hij<br />

schonk verschillende boerderijen en andere onroerende goederen<br />

aan de parochie. In 1487 droeg hij de zorg van de parochiekerk<br />

over aan de kruisbroeders. Het daar op te richten klooster moest<br />

de zielzorg opnemen van de zeer kleine parochie. De kruisbroeders<br />

kregen het bezit van acht boerderijen, het recht op de helft van de<br />

opbrengst van vier andere boerderijen en een wijnberg bij Honnef.<br />

In 1489 werd het bezit van het convent aanzienlijk uitgebreid door<br />

de toezegging van jaarlijkse renten. Bovendien werd aan de kruis<br />

broeders de zorg over een hospitaal toevertrouwd, waar aan vijf<br />

armen onderdak geboden kon worden. De kruisbroeders moesten<br />

wel de aanwezigheid van tien confraters waarborgen.<br />

- 1488: Stockem Johannes was kruisbroeder van Luik. In 1487 werd hij<br />

voor een jaar naar Brandenburg verplaatst en in 1488 voor een jaar<br />

naar Ehrenstein.<br />

- 1494: Heerinxs (Herynck, Heerinx, Hering) Jacobus werd geboren in<br />

Kassel en was kruisbroeder van Schwarzenbroich. Hij was de eerste<br />

prior van Kolen-Kerniel, nl. van 1475 tot 1488. In een door oorlogen<br />

en politieke moorden geteisterd tijdperk bestuurde hij zijn convent<br />

wijs maar moest het, door ondank gedwongen, in 1488 verlaten. In<br />

1488 werd hij aangesteld als eerste prior van Ehrenstein. Hij bekleedde<br />

dit ambt tot aan zijn dood. Op het generaal kapittel van 1495 werd<br />

hij bij de overledenen vermeld.374<br />

Vh R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 142


78 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1509: Erensten Jacobus was kruisbroeder van Ehrenstein. In 1509<br />

werd hij naar Diissoldorf gezonden.375<br />

- 1510: Novimagii Johannes was kruisbroeder van Ehrenstein. Op het<br />

generaal kapittel van 1510 werd hij bij de overledenen vermeld.376<br />

- 1513: Gobelinus was donaat van Ehrenstein. Op het generaal kapittel<br />

van 1513 werd hij bij de overledenen vermeld.377<br />

- 1514: Johannes was donaat van Ehrenstein. Hij was er kok. Op het<br />

generaal kapittel van 1514 werd hij bij de overledenen vermeld.378<br />

- 1518: Henricus was kruisbroeder van Ehrenstein. Op het generaal<br />

kapittel van 1518 werd hij bij de overledenen vermeld.379<br />

- 1518: Adendael (Odendael) Goswynus was kruisbroeder van Keulen.<br />

In 1494 werd hij naar Ehrenstein gezonden. In 1500 werd hij naar<br />

Pedernach gezonden. In 1518 was hij er prior. Op het generaal kapit<br />

tel van 1518 werd hij bij de overledenen vermeld.380<br />

- 1519: Glabach Laurentius was kruisbroeder van Ehrenstein. Op het<br />

generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.381<br />

- 1519: Dusseldorp Hinricus was kruisbroeder van Ehrenstein. Op het<br />

generaal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.382<br />

- 1522: Swederus was kruisbroeder van Ehrenstein. Van 1495 tot 1522<br />

was hij er prior.383<br />

- 1529: Renerus was kruisbroeder van Ehrenstein. Hij werd er senior.384<br />

- 1531: Georgius was kruisbroeder van Ehrenstein. In 1531 was hij er<br />

procurator. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de over<br />

ledenen vermeld.385<br />

- 1531: Hermannus was donaat van Aken. In 1494 was hij er kok. In dat<br />

jaar werd hij naar Wickrath gezonden en in 1496 naar Ehrenstein. In<br />

1497 keerde hij naar Aken terug. Op het generaal kapittel van 1531<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.386<br />

375 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 111<br />

376 A. Van de Pasch, Definities..., p. 250<br />

A. Van de Pasch, Definities..<br />

A. Van de Pasch, Definities..<br />

A. Van de Pasch, Definities..<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 132<br />

381 A. Van de Pasch, Definities..<br />

382 A. Van de Pasch, Definities..<br />

383 A. Ramaekers, Ehrenstein. in:<br />

384 A. Van de Pasch, Definities..<br />

385 A. Van de Pasch, Definities..<br />

386 A. Van de Pasch, Definities..<br />

, p. 258<br />

p. 260<br />

p. 267<br />

p. 269<br />

p. 269<br />

Kroniek Clairlieu, 1980, jg. 38, p. 114<br />

, p. 294<br />

, p. 299<br />

, pp. 197, 204, 207 en 299


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 79<br />

1533: Grevenbrock (Grevenbroick) Gerhardus was kruisbroeder van<br />

Helenenberg tot 1531. In 1531 verhuisde hij in opdracht van het<br />

generaal kapittel naar Ehrenstein. Op het generaal kapittel van 1533<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

1534: Raill Henricus was kruisbroeder van Ehrenstein. Hij werd naar<br />

Maaseik gezonden. We weten niet wanneer. In 1534 was hij cellarius in<br />

Maaseik.387<br />

1535: Keyserswerth Johannes was kruisbroeder van Ehrenstein. Van<br />

1522 tot 1535 was hij er prior. Op het generaal kapittel van 1535 werd<br />

hij bij de overledenen vermeld.388<br />

1539: Marcus was donaat van Ehrenstein. Hij was er portier. Op het<br />

generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.389<br />

Kruisbroeders in Ehrenstein, 1487 - ca. 1540<br />

20<br />

18<br />

Achttien conventualen telde het convent van Ehrenstein tussen<br />

1487 en ca. 1540 (A). Vier van hen waren donaat. Dertien traden<br />

in Ehrenstein in (B), vijf kwamen van elders (C). Twee ingetredenen<br />

van Ehrenstein werden naar ander conventen gezonden (D).<br />

3.11 Scharmer (gesticht in 1488)<br />

Behalve het grote klooster Ter Apel bezat de Orde van het H.<br />

Kruis in de provincie Groningen nog een ander huis, met name in<br />

Scharmer, twee uren gaans ten oosten van de stad Groningen. In<br />

1231 werd een houten kerk aldaar geschonken aan de norber-<br />

387 L. Heere, De Kruisheren te Maaseik..., p. 66<br />

388 A. Van de Pasch, Definities..., p. 311<br />

389 A. Van de Pasch, Definities..., p. 324


80 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

tijnenabdij Wittewierum. In 1296 kwam een bakstenen kerk in de<br />

plaats. In 1487 legde Johannes Strieker zijn pastoraat ten gunste<br />

van de kruisbroeders neer. Johan en Agnes Rengers van der Post,<br />

heer en vrouwe van Scharmer stonden nu de parochiekerk van<br />

Scharmer en de kapel van Lutteke Harckstede met pastorie, kosterij,<br />

kapelanijen en goederen ter ere van de oude beschermheiligen,<br />

waaronder Sint-Anna, en ook ter ere van het Heilig Kruis en Sint-<br />

Helena, af aan de Orde van het H. Kruis. De prior zou tevens<br />

kerkheer en pastoor van Scharmer zijn.<br />

Reeds in 1494/1495 stierf heel dit klooster uit. Iedereen<br />

bezweek aan de pest. De prior - generaal stuurde nu een rector en<br />

twee kloosterlingen naar Scharmer om het klooster in stand te<br />

houden.<br />

Groot schijnt het aantal kloosterlingen in Scharmer niet geweest<br />

te zijn. De priorij bezat 94 ha. die ze zelf bewerkte en 281 ha. die<br />

ze verpachtte. Na de overgang van de stad Groningen in 1593 aan<br />

de Staatsen werd het kloosterleven in Scharmer beeindigd.<br />

- 1495: Texalie Theodericus was kruisbroeder van Ter Apel. Van 12<br />

augustus 1490 tot aan zijn dood in 1494 was hij procurator van<br />

Scharmer. Hij overleed aan de pest. Op het generaal kapittel van 1495<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.390<br />

- 1495: Wilhelmus was donaat van Scharmer. Op het generaal kapittel<br />

van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld. Hij overleed aan de<br />

pest.391<br />

- 1495: Ullitus was donaat van Scharmer. Op het generaal kapittel van<br />

1495 werd hij bij de overledenen vermeld. Hij overleed aan de pest.392<br />

- 1495: Gudynck (Gudinck) Hermannus was donaat van Ter Apel. In<br />

1475 werd hij naar Woudrichem gezonden. In 1476 verhuisde hij voor<br />

een jaar naar Kolen-Kerniel. In 1494 werd hij naar Scharmer gezon<br />

den. Hij overleed aan de pest. Op het generaal kapittel van 1495 werd<br />

hij bij de overledenen vermeld.<br />

390 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 151<br />

V)l A. Van de Pasch, Definities..., p. 202; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te<br />

Scharmer 1489-1596. in: Ciairiieu, jg. 33, 1975, p. 28<br />

3


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 81<br />

1495: Rhenis Egbertus was kruisbroeder van Scharmer. Hij werd er<br />

procurator. Op het generaal kapittel van 1495 werd hij bij de over<br />

ledenen vermeld. Hij overleed aan de pest.393<br />

1495: Poortvliet Johannes (Petri Johannes) was kruisbroeder van<br />

Scharmer. Hij was rector van 1489 tot 1495. Op het generaal kapittel<br />

van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld. Hij overleed aan de<br />

pest.394<br />

1495: Arden Jacobus was kruisbroeder van Scharmer. Op het generaal<br />

kapittel van 1495 werd hij bij de overledenen vermeld. Hij overleed<br />

aan de pest.395<br />

1502: de Stenvordie (de Steenfordia, Steynfordie) Johannes was donaat<br />

van Scharmer. Op het generaal kapittel van 1502 werd hij bij de over<br />

ledenen vermeld.396<br />

1508: Gerhardus was kruisbroeder van Scharmer. Op het generaal<br />

kapittel van 1508 werd hij bij de overledenen vermeld.397<br />

1509: Gotfridus was donaat van Maastricht tot 1509. In 1509 werd hij<br />

geincorporeerd in Scharmer.398<br />

1512: Nicolaus Petrus was kruisbroeder van Scharmer. In 1512 werd<br />

hij naar Falkenhagen verplaatst.399<br />

1513: van Uffel Gotfried was donaat van Maastricht. In 1509 werd hij<br />

geincorporeerd in Scharmer. Op het generaal kapittel van 1513 werd<br />

hij bij de overledenen vermeld.400<br />

1514: Johannes was kruisbroeder van Scharmer. Omstreeks 1500 was<br />

hij er prior. Op het generaal kapittel van 1514 werd hij bij de over<br />

ledenen vermeld.401<br />

1516: Henricus was kruisbroeder van Scharmer. In 1516 was hij er<br />

subprior. Op het generaal kapittel van 1516 werd hij bij de overlede<br />

nen vermeld.402<br />

393 A. Van de Pasch, Definities..., p. 201; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te<br />

Scharmer 1489-1596, p. 28<br />

394 A. Van de Pasch, Definities..., p. 202; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te<br />

Scharmer 1489-1596, p. 27<br />

395 A. Van de Pasch, Definities..., p. 202<br />

396 A. Van de Pasch, Definities..., p. 227; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te<br />

Scharmer 1489-1596, p. 28<br />

397 A. Van de Pasch, Definities..., p. 245; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te<br />

Scharmer 1489-1596, p. 28<br />

398 R. Janssen, De Orde van het H. Kmis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 95<br />

399 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 81<br />

400 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 96<br />

401 A. Van de Pasch, Definities..., p. 260<br />

402 A. Van de Pasch, Definities..., p. 263; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te<br />

Scharmer 1489-1596, p. 28


82 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1523: Anlo Martinus was kruisbroeder van Scharmer. Op het generaal<br />

kapittel van 1523 werd hij bij de overledenen vermeld.403<br />

- 1524: Scharmel Mathias was kruisbroeder van Scharmer. In 1524 werd<br />

hij door het generaal kapittel naar Nieuwland gezonden.<br />

- 1524: Scydammensis Maricius was kruisbroeder van Schiedam. In<br />

1524 werd hij naar Scharmer gezonden.404<br />

- 1529: Bernardus was kruisbroeder van Scharmer. Op het generaal<br />

kapittel van 1529 werd hij bij de overledenen vermeld.405<br />

- 1530: Renis (van Rheine) Wigboldus (Wybbel) was kruisbroeder van<br />

Ter Apel. In 1489 was hij er subprior. Van 1494 tot 1500 was hij prior<br />

van Scharmer. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de over<br />

ledenen vermeld.406<br />

- 1531: Helpericus was conversus van Scharmer. Op het generaal kapit<br />

tel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.407<br />

- 1532: Biscop Gijsbertus was kruisbroeder van Hoei. Omstreeks 1520<br />

werd hij naar Scharmer gezonden en omstreeks 1532 naar Franeker.<br />

Zowel in Scharmer als in Franeker werd hij prior. Op het generaal<br />

kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.408<br />

- 1532: Harderwijck Cornelis was kruisbroeder van Scharmer. Op het<br />

generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.409<br />

- 1535: Henricus was donaat van Scharmer. Op het generaal kapittel van<br />

1535 werd hij bij de overledenen vermeld.410<br />

- 1538: Mauritius was kruisbroeder van Schiedam. In 1523 werd hij<br />

naar Asperen gezonden en een jaar later naar Scharmer. Daarna keerde<br />

hij terug naar Schiedam. Op het generaal kapittel van 1538 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld. Hij was senior.411<br />

403 A. Van de Pasch, Definities..., p. 278; P. Van den Bosch, De Priori? Sint Helena te<br />

Scharmer 1489-1596, p. 28<br />

404 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 120<br />

405 A. Van de Pasch, Definities..., p. 294; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te<br />

Scharmer 1489-1596, p. 28<br />

406 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 155<br />

407 A. Van de Pasch, Definities..., p. 299; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te<br />

Scharmer 1489-1596, p. 29<br />

408 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 160<br />

409 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te<br />

Scharmer 1489-1596, p. 29<br />

410 A. Van de Pasch, Definities..., p. 311; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te<br />

Scharmer 1489-1596, p. 29<br />

411 R. Janssen, De Orde van het H Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 121


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 83<br />

1539: Wilhelmus was kruisbroeder van Scharmer. Op het generaal<br />

kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.412<br />

1539: van Deventer (Daventria) Henricus was kruisbroeder van<br />

Scharmer. Van ca. 1528 tot 1530 was hij er prior. Van 1532 tot 1538<br />

werd hij prior van Osterberg en van maart 1538 tot 23 mei 1539 priorgeneraal.<br />

Hij werd definitor van de orde in 1532, 1534 en 1536. Hij<br />

was visitator van het klooster van de Franciscanessen in Wiedenbriick<br />

indejarenl532tot 1538.413<br />

1539: de Nova Ecclesia Gerardus was kruisbroeder van Scharmer. Van<br />

1528 tot aan zijn dood in 1539 was hij er subprior. Op het generaal<br />

kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.414<br />

Kruisbroeders in Scharmer, 1488 - ca. 1540<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

27<br />

Hi! 8 1—<br />

Wk Wm tOi<br />

y'WEW WIST ffiW 4HP><br />

A B C D<br />

Zevenentwintig conventualen telde het convent van Scharmer<br />

tussen 1488 en ca. 1540 (A). Zeven van hen waren donaat, een was<br />

conversus. Negentien traden in Scharmer in (B), acht kwamen van<br />

elders (C). Een ingetredene van Scharmer werd naar een ander<br />

convent gezonden (D).<br />

412 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te<br />

Scharmer 1489-1596, p. 29<br />

413 P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te Scbarmer 1489-1596, p. 27; A. Van de<br />

Pasch, Het klooster Clairlieu te Hoei en zijn Prioren-Generaal 1210-1796. in: Clairlieu, jg. 19,<br />

1960, p. 31<br />

414 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323; P. Van den Bosch, De Priorij Sint Helena te<br />

Scharmer 1489-1596, p. 29


84 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

3.12 Le Verger (gesticht in 1490)<br />

In de streek van Angers stichtte Pierre de Rohan-Gumene<br />

(1451-1513), maarschalk de Gye, in de buurt van zijn kasteel een<br />

priorij. Nadat hij ze eerst had aangeboden aan andere kloosterorden,<br />

droeg hij ze op 5 juli 1493 over aan de kruisbroeders. In de<br />

overeenkomst stond dat de kruisbroeders er een klooster zouden<br />

stichten waarin zo'n dertien religieuzen konden wonen. Ze kregen<br />

een inkomen van 400 livres en moesten zorgen voor een lazaret.<br />

Hun kapel werd geconsacreerd door bisschop Jean de Rely in<br />

1494. Het duurde echter tot 1510 eer de kloostergebouwen officieel<br />

in gebruik genomen konden worden.<br />

Het generate kapittel van 1490 aanvaardde de priorij. De nieuwe<br />

stichting kreeg de naam Viridarium Sanctae Crueis, die later de<br />

naam van de plaats geworden is. Tijdens dat kapittel van 1490 werden<br />

naast Le Verger ook Dinant, Scharmer en Wickrath aanvaard:<br />

alle vier aanbiedingen van weldoeners die meteen voor de aanvangsmogelijkheden<br />

zorgden. In Le Verger werd Adam van<br />

Doornik tot eerste overste benoemd. Enkele jaren later, op het<br />

generaal kapittel van 1495, kreeg de prior van Asperen de opdracht<br />

om enkele confraters naar Le Verger te zenden. Hun namen hebben<br />

wij niet kunnen achterhalen. Minstens van 1515 tot 1518 was<br />

Thomas van Gouda er prior en tegelijk prior- provinciaal van de<br />

Franse kloosters. Hij hield streng vast aan de observantie en werd<br />

later prior van resp. Kolen-Kerniel en Caen en nog later priorgeneraal.<br />

- 1497: Gynasincti Nicolaus was diaken in Le Verger. Op het generaal<br />

kapittel van 1497 werd hij bij de overledenen vermeld.415<br />

- 1497: de Montibus Gerhardus was conversus van Doornik. Op het<br />

generaal kapittel van 1497 werd hij naar Le Verger gezonden.416<br />

415 A. Van de Pasch, Definite..., p. 208; J.W.M. Schellekens, Het kruisherenklooster Le<br />

Verger (1490-1790). Op zoek naar zijn fundamenten en restanten. in: Ciairlieu, jg. 63, 2005),<br />

p. 274<br />

416 A. Van de Pasch, Definities..., p. 207; J.W.M. Schellekens, Het kruisherenklooster Le<br />

Verger (1490-1790), p. 274


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 85<br />

1500: Le Doc Nicolas was kruisbroeder van Le Verger. In 1500 was<br />

hij er prior. In dat jaar werd hij tevens definitor van de orde.417<br />

1502: Manchon (Monchon) Martinus was kruisbroeder van Caen. In<br />

1489 was hij student aan de universiteit van Caen. In 1490 werd hij<br />

voor een jaar naar Lannoy gezonden. Een jaar later verhuisde hij voor<br />

een jaar naar Chauny en in 1494 voor een jaar naar Le Verger. In 1501<br />

en 1502 was hij prior van Buzancais. Op het generaal kapittel van<br />

1502 werd hij bij de overledenen vermeld.418<br />

1502: Roessel Thomas was kruisbroeder van Le Verger. Op het gene<br />

raal kapittel van 1502 werd hij bij de overledenen vermeld.419<br />

1508: de Condren Augustinus was kruisbroeder van Condren. In 1508<br />

werd hij verplaatst naar Le Verger.420<br />

1511: Philibertus was kruisbroeder van Le Verger. In 1511 werd hij<br />

naar Toulouse gezonden.421<br />

1516: de Sittart (Zelart) Michael was kruisbroeder van Namen. In<br />

1494 werd hij verplaatst naar Le Verger, waar hij subprior werd. Hij<br />

was een van de eerste bewoners van het klooster Le Verger. Een jaar<br />

later werd hij aangesteld tot prior van Varennes-sur-Allier. In 1508<br />

keerde hij terug naar Namen en was er tot 1516 prior. Hij was defini<br />

tor van de orde in 1511. Op het generaal kapittel van 1516 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld.422<br />

1517: Abraham was kruisbroeder van Le Verger. In 1517 was hij er<br />

procurator. Op het generaal kapittel van 1517 werd hij bij de overle<br />

denen vermeld.423<br />

1517: de Dinato Johannes was kruisbroeder van Le Verger. Op het<br />

generaal kapittel van 1517 werd hij bij de overledenen vermeld.424<br />

1517: Tornacensis Jacobus was diaken van Le Verger. Op het generaal<br />

kapittel van 1517 werd hij bij de overledenen vermeld.425<br />

1518: Robertus was kruisbroeder van Le Verger. Op het generaal kapit<br />

tel van 1518 werd hij bij de overledenen vermeld.426<br />

417 A. Van de Pasch, Definities..., p. 216<br />

418 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 7, p. 211<br />

419 A. Van de Pasch, Definities..., p. 227<br />

420 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 202<br />

421 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 230<br />

422 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 60<br />

423 A. Van de Pasch, Definities..., p. 265<br />

424 A. Van de Pasch, Definities..., p. 265<br />

425 A. Van de Pasch, Definities..., p. 265<br />

426 A. Van de Pasch, Definities..., p. 267


86 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE V1JFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1522: Martinus was kruisbroeder van Caen. In 1490 werd hij voor een<br />

jaar naar Lannoy gezonden. In 1491 zond het generaal kapittel hem<br />

naar Chauny. In 1494 werd hij verplaatst naar Le Verger. Van 1501 tot<br />

1522 was hij conventualis van Buzan


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 87<br />

1537: de Gouda Thomas was kruisbroeder van Caen. Van 1515 tot<br />

1518 werd hij naar Le Verger gezonden en van 1518 tot 1529 naar<br />

Kolen-Kerniel. In 1518 werd hij de prior-generaal Wilhelmus van den<br />

Oever verplaatst naar Kolen-Kerniel omdat er tussen hem de Charles<br />

Rohan, de zoon van de oprichter Pierre Rohan, een meningsverschil<br />

was opgetreden. In Kolen werd hij in 1519 subprior en in 1520 prior.<br />

In 1529 keerde hij terug naar Caen, maar werd nog datzelfde jaar<br />

bestemd voor Hoei. Hij was achtereenvolgens prior van Le Verger<br />

(1515-1518), subprior van Kolen-Kerniel (1519), prior van Kolen-<br />

Kerniel (1520-1529), prior van Caen (1529) en prior-generaal (13<br />

november 1529 tot 15 december 1537). Tevens werd hij prior-provin-<br />

ciaal van de Franse kloosters (1515-1518 en 1529), definitor van de<br />

orde (1520, 1522, 1524, 1526 en 1528) en visitator (1522, 1524,<br />

1526 en 1527). Als prior hield hij streng vast aan de observantie.432<br />

1539: Herpin Ludovicus was kruisbroeder van Le Verger. Op het gene<br />

raal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.433<br />

1539: Hunet Johannes was kruisbroeder van Le Verger tot 1502.<br />

Daarna verhuisde hij naar Buzan^ais waar hij subprior werd tot<br />

omstreeks 1530. Hij bleef er wonen tot aan zijn dood. Op het generaal<br />

kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.434<br />

1539: Porinck Johannes was kruisbroeder van Caen. In 1499 werd hij<br />

door het generaal kapittel voor een jaar naar Le Verger gezonden.<br />

Daarna keerde hij terug naar Caen. Op het generaal kapittel van 1539<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.435<br />

1540: Martini Adam was kruisbroeder van Le Verger. Op het generaal<br />

kapittel van 1540 werd hij bij de overledenen vermeld.436<br />

432 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 107; J.W.M.<br />

Schellekens, Het kruisherenklooster Le Verger(1490-1790), pp. 280-282<br />

433 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323<br />

1134 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 13<br />

435 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 215, 218 en 323<br />

436 A. Van de Pasch, Definities..., p. 326


88 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

Kruisbroeders in Le Verger, 1490 - ca. 1540<br />

30<br />

20<br />

10<br />

A<br />

U /<br />

22<br />

am " 10<br />

A B C D<br />

Tweeentwintig conventualen telde het convent van Le Verger<br />

tussen 1490 en ca. 1540 (A). Een van hen was conversus. Twaalf<br />

traden in Le Verger in (B), tien kwamen van elders (C). Drie ingetredenen<br />

van Le Verger werden naar andere conventen gezonden<br />

(D).<br />

3.13 Wickrath (gesticht in 1490)<br />

Ridder Heinrich von Hompesch stichtte in 1490 het klooster<br />

van Wickrath. De eerste kruisbroeders kwamen van Hohenbusch.<br />

In de stichtingsoorkonde incorporeerde Heinrich von Hompesch<br />

de parochiekerk met vijf altaren en de kapel van Wetschewell bij<br />

het klooster. De kruisbroeders richtten zich vooral op de parochi-<br />

ale zielzorg. Ook in de kapel van Wetschewell verzorgden zij de<br />

eredienst op zon- en feestdagen. Tevens richtten zij broederschap-<br />

pen op: een Mariabroederschap, een broederschap ter ere van de<br />

heiligen Antonius, Fabianus en Sebastianus en een Rozenkrans-<br />

broederschap. Vanaf het midden van de zestiende eeuw bezaten ze<br />

tevens een kloosterschool, die grote faam genoot en heel wat adel-<br />

borsten onder de leerlingen telde.<br />

Het klooster van Wickrath vergaarde op korte termijn een<br />

behoorlijk vermogen: landerijen, boerderijen, renten en rechten.<br />

In 1555 liep de landsheer van de rijksheerlijkheid Wickrath,<br />

Johann von Quadt, over naar het protestantisme. Enkele kruis-<br />

heren, waaronder de subprior, verlieten hun klooster.


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 89<br />

1493: Goes Cornelius was kruisbroeder van Falkenhagen. In 1490<br />

werd hij naar Chauny gezonden als conventualis. In 1493 verhuisde hij<br />

naar Wickrath. Hij stierf op 2 april 1493. Op het generaal kapittel van<br />

1494 werd hij bij de overledenen vermeld.437<br />

1493: Gotfridus was kruisbroeder van Aken. In 1491 werd hij voor 66n<br />

jaar naar Schwarzenbroich gezonden. Een jaar later werd hij verplaatst<br />

naar Wickrath. Op het generaal kapittel van 1493 werd hij bij de over<br />

ledenen vermeld.438<br />

1495: Scheldeman Johannes was kruisbroeder van Bentlage. In 1493<br />

was hij subprior in Wickrath. Op het generaal kapittel van 1496 werd<br />

hij bij de overledenen vermeld.439<br />

1496: Walignus was kruisbroeder van Wickrath. Hij werd pastoor van<br />

Wickrath. Op het generaal kapittel van 1496 werd hij bij de overlede<br />

nen vermeld.440<br />

1499: Gerardus was kruisbroeder van Aken. In 1456 werd hij voor een<br />

jaar naar Doornik gezonden. In 1457 werd hij verplaatst naar<br />

Wickrath, waar hij in 1499 nog steeds verbleef.441<br />

• 1500: Adulphus was kruisbroeder van Wickrath. Omstreeks 1500 was<br />

hij er subprior. Op het generaal kapittel van 1500 werd hij bij de over<br />

ledenen vermeld.442<br />

- 1501: Weyer (Ayrr, Ayre) Antonius was kruisbroeder van Sint-Agatha.<br />

In 1501 werd hij naar Wickrath gezonden. Op het generaal kapittel<br />

van 1502 werd hij bij de overledenen vermeld.443<br />

- 1502: von Herle Hubertus was kruisbroeder van Wickrath. Omstreeks<br />

1502 was hij er subprior.444<br />

- 1507: Horst Johannes was kruisbroeder van Roermond. In 1503 was<br />

hij predikant in Wickrath en van 1504 tot aan zijn dood in Roermond.<br />

Op het generaal kapittel van 1507 werd hij bij de overledenen ver<br />

meld.445<br />

4J7 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 77<br />

438 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 142<br />

439 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 59<br />

440 A. Van de Pasch, Definities..., p. 205<br />

441 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 83<br />

442 A. Van de Pasch, Definities..., p. 219<br />

443 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 175<br />

444 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae<br />

Crucis 1248-1840. Maaseik, 2002, p. 834<br />

445 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 229, 232 en 241; L. Heere, Het Obituarium der<br />

Kruisheren van Roermond. in: Publications... dans le Limbourg, dl.90, 1954, p. 68


90 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1509: Keuten Nicolaus was kruisbroeder van Wickrath. Vermoedelijk<br />

werd hij geboren in Valkenburg. Hij was er prior van 1492 tot 1508.<br />

Op het generaal kapittel van 1509 werd hij bij de overledenen vermeld.446<br />

- 1509: Bynck Sanderus was kruisbroeder van Maastricht. Vermoedelijk<br />

werd hij in Venlo geboren. Van 1502 tot 1509 verbleef hij in<br />

Wickrath.447 ]<br />

- 1510: Tongrensis Gregorius was kruisbroeder van Beyenburg. Van<br />

1502 tot 1504 verbleef hij in Wickrath. Daarna keerde hij terug naar<br />

Beyenburg.448<br />

- 1510: Arsen Arnoldus was kruisbroeder van Wickrath. In 1501 werd<br />

hij naar Falkenhagen gezonden. In 1507 keerde hij terug naar<br />

Wickrath. Op het generaal kapittel van 1510 werd hij bij de overlede<br />

nen vermeld.449<br />

- 1510: von Bracht Arnoldus was prior van Wickrath van 1508 tot<br />

1510.450<br />

- 1511: Laurentius was donaat van Marienfrede. Hij was er kok. In 1497<br />

werd hij naar Wickrath gezonden. Op het generaal kapittel van 1511<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.451<br />

- 1517: Batenberch Theodericus was kruisbroeder van Wickrath. In<br />

1512 zond het generaal kapittel hem naar Diilken. Op het generaal<br />

kapittel van 1517 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1519: Caswick Johannes was kruisbroeder van Wickrath. Op het gene<br />

raal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.452<br />

- 1519: Dalen Nicolaus was kruisbroeder van Wickrath. Op het gene<br />

raal kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.453<br />

- 1520: Geistert (Geystert) Henricus was kruisbroeder van Kolen-<br />

Kerniel. Van 1496 tot 1503 verbleef hij in Wickrath. Daarna keerde hij<br />

terug naar Kolen-Kerniel. Hij was subprior van Kolen-Kerniel van<br />

1493 tot 1496 en prior van Kolen-Kerniel van 1488 tot 1492 en van<br />

446 A. Van de Pasch, Definities..., p. 247<br />

447 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum Reqularium Ordinis Sanctae<br />

Cruets 1248-1840, p. 426<br />

448 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 106<br />

4"9 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 79; A. Van de<br />

Pasch, Definities..., pp. 240 en 250<br />

450 R. Janssen & P. Winkelmolen, Repertorium Canonicorum Reqularium Ordinis Sanctae<br />

Cruets 1248-1840, p. 383<br />

451 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 128<br />

45a A. Van de Pasch, Definities..., p. 269<br />

453 A. Van de Pasch, Definities..., p. 269


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 91<br />

1503 tot 1520. Van 1493 tot 1496 was hij tevens procurator van<br />

Kolen-Kerniel. Hij werd pastoor in Kerniel van 1494 tot 1496 en in<br />

Wickrath van 1496 tot 1503.454<br />

1522: Hinricus was donaat van Wickrath. Hij was er kok. Op het<br />

generaal kapittel van 1522 werd hij bij de overledenen vermeld.455<br />

1530: van Keulen Adam was kruisbroeder van Keulen. Van 1511 tot<br />

1527 verbleef hij in Wickrath. In 1527 werd hij naar Nieuwland<br />

gezonden, waar hij subprior werd. Op het generaal kapittel van 1530<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

1531: Hermannus was donaat van Aken. In 1494 was hij er kok. In dat<br />

jaar werd hij naar Wickrath gezonden en in 1496 naar Ehrenstein. In<br />

1497 keerde hij naar Aken terug. Op het generaal kapittel van 1531<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

■ 1532: im Broich Johann was kruisbroeder van Wickrath. Hij was er<br />

subprior van 1528 tot 1532. Op het generaal kapittel van 1532 werd<br />

hij bij de overledenen vermeld.456<br />

- 1532: Deckvoort (Deckvaart) Jacobus was kruisbroeder van Duisburg.<br />

In 1532 werd hij subprior van Wickrath en tevens pastoor van<br />

Wickrath.457<br />

- 1533: Severinus was kruisbroeder van Wickrath. Op het generaal<br />

kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.458<br />

- 1535: Berck Wilhelmus was kruisbroeder van Wickrath. Op het gene<br />

raal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.459<br />

- 1535: Gerardus was kruisbroeder van Dusseldorf. In 1522 keerde hij<br />

uit Helenenberg terug naar Dusseldorf. In 1532 en 1533 verbleef hij<br />

in Wickrath. In 1535 was hij terug in Dusseldorf.<br />

- 1538: Dalen Wilhelmus was kruisbroeder van Wickrath. In 1538 was<br />

hij er sacrista. Op het generaal kapittel van 1538 werd hij bij de over<br />

ledenen vermeld.460<br />

- 1540: von Asten Symon was kruisbroeder van Wickrath. In 1521 werd<br />

hij tot procurator aangesteld. Van 1521 tot aan zijn dood was hij er<br />

tevens prior. In 1523 werd hij pastoor van Wickrath. Op het generaal<br />

kapittel van 1540 werd hij bij de overledenen vermeld.461<br />

454 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eenw. Deel 2, p. 105<br />

4W A. Van de Pasch, Definities..., p. 276<br />

A. Van de Pasch, Definities... p. 302<br />

457 A. Van de Pasch, Definities... p. 301<br />

458 A. Van de Pasch, Definities... p. 305<br />

m A. Van de Pasch, Definities... p. 311<br />

160 A. Van de Pasch, Definities... p. 320<br />

461 A. Van de Pasch, Definities... p. 326


92 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1540: Dalen Johannes was kruisbroeder van Wickrath. In 1487 leefde<br />

hij als wereldheer in Wickrath. Hij was conventualis van Wickrath tot<br />

1511 en van 1514 tot 1521. In 1512 werd hij naar Dulken gezonden<br />

en in datzelfde jaar naar Sint-Annaland. Van 1522 tot 1524 verbleef hij<br />

in Hoorn, in 1524 in Goes, in 1526 in Franeker en in 1527 en 1528<br />

in Helenenberg. Van 1541 tot 1542 was hij prior en pastoor in<br />

Wickrath. Vermeld als extra ordinis obedientiam defunctus in 1542.<br />

Dertig conventualen telde het convent van Wickrath tussen<br />

1490 en ca. 1540 (A). Drie van hen waren donaat. Zestien traden<br />

in Wickrath in (B), veertien kwamen van elders (C). Drie ingetredenen<br />

van Wickrath werden naar andere conventen gezonden (D).<br />

Kruisbroeders in Wickrath, 1490 - ca. 1540<br />

3.14 Dinant (gesticht in 1490)<br />

In 1490 verzochten inwoners van Dinant de kruisbroeders om<br />

een klooster te stichten in de omgeving van de St.-Martinuspoort.<br />

De reden van dit verzoek is niet bekend. Volgens U. Berliere was<br />

de stichting van het klooster grotendeels te danken aan Augustin<br />

Littart, de prior van Namen. De bisschop, Jan van Home, gaf de<br />

toelating op 17 juni 1490. De kruisbroeders bouwden hun<br />

klooster langs de vestingwerken en de met water gevulde grachten.<br />

Bovendien herbouwden zij in 1492 voor hun gebruik de Sint-<br />

Laurentiuskerk, een kleine kerk die in 1466 bij de plundering van<br />

de stad door Karel de Stoute was vernield. Later bouwden zij een<br />

kapel ter ere van Onze-Lieve-Vrouw van Loreto. De kerk van de


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 93<br />

kruisheren werd begunstigd door een aantal rijke inwoners van<br />

Dinant die in deze kerk wensten begraven te worden.<br />

Een bloeiend bestaan heeft dit klooster niet gekend. De<br />

kloosterlingen leefden van de visvangst op de stadsgrachten en van<br />

de verkoop van porseleinaarde. Ook bezaten ze enkele boerderijen<br />

in Lisogne.<br />

- 1497: Johannes was kruisbroeder van Dinant. In 1497 werd hij voor<br />

een jaar naar Schwarzenbroich gezonden.462<br />

- 1503: Slinkx Antoine was kruisbroeder van Dinant. In 1503 werd hij<br />

naar Schwarzenbroich gezonden.463<br />

- 1504: Beltem (Beltrin, Belten, Bolsten) Jacobus was kruisbroeder van<br />

Maastricht. In 1503 werd hij naar Brandenburg gezonden en een jaar<br />

later naar Dinant.<br />

- 1505: Natalis was kruisbroeder van Dinant. In 1497 werd hij voor een<br />

jaar verplaatst naar Luik. In 1502 en 1504 verbleef hij in Doornik en<br />

in 1505 in Schwarzenbroich.464<br />

- 1509: van Mosmalen (Momalen) Wilhelmus was de derde overste in<br />

Maaseik. In 1493 verliet hij Maaseik voor een bestemming, die we<br />

(voorlopig) niet kennen. Van 1502 tot 1509 was hij prior in Dinant.<br />

Hij genoot aanzien binnen de orde en werd definitor in 1500, 1506 en<br />

1508.<br />

- 1510: Krefft (Kress) Johannes was kruisbroeder van Dinant. In 1510<br />

werd hij naar Welnetham verplaatst.465<br />

- 1511: Flamingi (Florinck) Johannes was kruisbroeder van Parijs. Hij<br />

verbleef in Varennes-sur-Allier in 1488, 1500, 1504 en 1511. In 1511<br />

werd hij naar Dinant gezonden. In 1488 was hij prior en in 1504 sub-<br />

prior van Varennes.466<br />

- 1511: de Bree (de Brie) Antoine was kruisbroeder van (?). In 1511 was<br />

hij prior van Dinant.467<br />

462 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 143<br />

463 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 143<br />

464 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 72<br />

465 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 253<br />

466 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 198<br />

467 E. Gerard, Histoire de la ville de Dinant. Namur, 1936, p. 131


94 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1528: van den Oever (Rivo de) Wilhelmus werd vermoedelijk in<br />

Maastricht geboren en was kruisbroeder van Hoei. In 1497 was hij<br />

subprior en van 31 oktober 1497 tot 1502 prior in Kolen-Kerniel. Van<br />

6 december 1502 tot 1507 was hij prior in Luik. In 1497, 1503, 1505<br />

en 1507 was hij definitor van de orde. Toen hij het klooster van Luik<br />

wilde restaureren, kreeg hij moeilijkheden met de procurator, bij wie<br />

anderen zich aansloten. Hierop bood hij tijdens een visitatie zijn ontslag<br />

aan. Cornelius van Clotingen benoemde hem daarop tot subprior<br />

van Dinant. Hij bleef er van 1507 tot 1512. Door zijn welsprekendheid<br />

en door heel zijn optreden bracht hij dit klooster in aanzien. Op<br />

14 november 1512 werd hij prior-generaal gekozen. Geduldig in moei<br />

lijkheden en een goed zakenman, was hij toegeeflijk in de kloostertucht.<br />

Op 6 augustus 1516 gaf Leo X aan de Engelse kruisherenkloosters<br />

van London en Colchester met de bul A superno veel privile<br />

ges, waaronder de pontificalia voor de prioren en de rozenkransaflaat,<br />

die op 20 augustus 1516 ook aan de prior-generaal werd gegeven. In<br />

1520 scheidde Michael Mulot, met de steun van de bisschop van<br />

Parijs, het klooster van Parijs af van de orde. Het kwam tot een proces<br />

voor de burgerlijke rechtbank. De prior-generaal verloor dit proces.<br />

Op het volgend generaal kapittel adviseerden de definitoren hem het<br />

generalaat neer te leggen. Buiten weten van het convent vertrok hij op<br />

19 juli 1521 en stuurde vanuit Antwerpen zijn procurator terug met<br />

de opdracht, dat men een andere prior zou kiezen. Hij ging naar<br />

Donnington en later naar London, waar hij op 17 januari 1528<br />

stierf.468<br />

- 1528: Roland Antoine was kruisbroeder van Dinant. In 1528 was hij<br />

er prior.469<br />

- 1528: de Leodio Johannes was kruisbroeder van Dinant. Op het gene<br />

raal kapittel van 1528 werd hij bij de overledenen vermeld.470<br />

- 1530: Jacobus was donaat van Luik. In 1477 werd hij voor een jaar verplaatst<br />

naar Sint-Agatha. In 1502 werd hij naar Dinant gezonden. Op<br />

het generaal kapittel van 1530 werd hij bij de overledenen vermeld.471<br />

468 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 45<br />

m E. Gerard, Histoire de la ville de Dinant. Namur, 1936, p. 131<br />

470 A. Van de Pasch, Definities..., p. 291<br />

471 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 74


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 95<br />

1531: Delli (Dell, Delle) Antonius was kruisbroeder van Toulouse. In<br />

1499 werd hij prior van Buzanc,ais benoemd door het generaal kapit<br />

tel. In 1500 kreeg hij het bevel deze benoeming aan te nemen. In 1501<br />

verbleef hij in Varennes-sur-Allier. Van 1501 tot 1503 resideerde hij<br />

opnieuw in Toulouse. In 1529 en 1530 verbleef hij in Dinant. Op het<br />

generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.472<br />

1532: Cosfeldie Henricus was kruisbroeder van Hoei. In 1499 werd hij<br />

subprior van Dinant. Enkele jaren later werd hij subprior van Aken. In<br />

1508 werd hij subprior van Chauny en van 1530 tot aan zijn dood<br />

werd hij rector van Leuven. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld. Zijn benoeming voor Chauny viel niet<br />

mee. De kloostertucht liet er te wensen over. Het generaal kapittel<br />

beval aan de prior en het convent dat ze op straffe van gravior culpa<br />

Henricus als confrater moesten ontvangen.<br />

1533: Petrus was kruisbroeder van Dinant. In 1522 werd hij naar Sint-<br />

Agatha gezonden. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de<br />

overledenen vermeld.473<br />

1534: Anthonius was donaat van Dinant. Op het generaal kapittel van<br />

1534 werd hij bij de overledenen vermeld.474<br />

1535: Dionensis (van Dinant) Lambertus was kruisbroeder van<br />

Dinant. In 1527 werd hij door het generaal kapittel naar Hoei gezon<br />

den. In 1535 benoemde het generaal kapittel hem tot subprior van<br />

Chauny, in welk klooster de prior en de confraters observanter<br />

moesten gaan leven.<br />

1536: Arnoldus was kruisbroeder van Doornik. In 1535 werd hij door<br />

het generaal kapittel naar Dinant gezonden. Een jaar later verhuisde hij<br />

naar Goes.475<br />

1536: Natthout Hupertus was kruisbroeder van Dinant. Op het gene<br />

raal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.476<br />

1539: de Gremio (de Gremis) Petrus was kruisbroeder van Caen. In<br />

1512 werd hij door het generaal kapittel naar Dinant gezonden. Hij<br />

werd er predikant. In 1539 werd hij naar Doornik gezonden.477<br />

72 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 13<br />

73 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 275 en 305<br />

74 A. Van de Pasch, Definities..., p. 308<br />

75 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 310 en 313<br />

76 A. Van de Pasch, Definities..., p. 314<br />

" A. Van de Pasch, Definities..., pp. 255 en 322


96 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1539: Rutgerus was kruisbroeder van Maaseik. Het generate kapittel<br />

zond hem in 1527 en 1528 naar Dinant en in 1533 naar Virton. In<br />

1539 keerde hij terug naar Maaseik.<br />

- 1539: de Bree (Breen) Andreas was kruisbroeder van Hoei. In 1511<br />

werd hij prior van Dinant. Wanneer hij naar Hoei terugkeerde weten<br />

we niet. Bij zijn ovcrlijden was hij senior van Hoei en jubilaris. Op het<br />

generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.478<br />

Kruisbroeders in Dinant, 1490 -ca. 1540<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

22<br />

1-<br />

A<br />

10 1Z<br />

■ ■<br />

B C<br />

Tweeentwintig conventualen telde het convent van Dinant tus-<br />

sen 1490 en ca. 1540 (A). Twee van hen waren donaat. Tien tra-<br />

den in Dinant in (B), twaalf kwamen van elders (C). Zes ingetredenen<br />

van Dinant werden naar andere conventen gezonden (D).<br />

3.15 Waten (Watenae, Vatenae, Watenis) (gesticht in 1490)<br />

Waten, gelegen in de omgeving van Douai, was misschien een<br />

stichting van de kruisbroeders van Doornik. We weten er nauwe-<br />

lijks iets over. In 1534 hield het klooster op te bestaan.<br />

- 1493: van Nijmegen Goswinus was kruisbroeder van Luik. Van 1478<br />

tot 1483 was hij er prior. Van 1484 tot 1489 verbleef hij in Goes.<br />

478 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 323; E. Gerard, Histoire de la ville de Dinant,<br />

p. 131 ; V. Berliere, Monastere des Croisiers a Dinant. in: Monasticon Beige* t.l, Maredsous,<br />

1890, 1897, p. 149<br />

D<br />

6


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 97<br />

Vervolgens werd hij tot 1493 prior van Watenis. Hij was definitor van<br />

de orde in 1478, 1480 en 1482. Op het generaal kapittel van 1493<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.479<br />

1495: Werdenbroch alias de Brockhausen (Werdenbruc, Werdenberch,<br />

Werdenborch, Wardenburch) Henricus was kruisbroeder van<br />

Dtisseldorf. In 1461 werd hij verplaatst naar Toulouse. Een jaar later<br />

keerde hij terug naar Diisseldorf omwille van 66n jaar zware straf. In<br />

1463 ging hij een jaar naar London en in 1464 en 1465 telkens 66n<br />

jaar naar Caen, pro reformatione. In 1495 werd hij verplaatst naar<br />

Watenis, waar hij subprior werd.480<br />

1495: Bocholdie Walter was kruisbroeder van Osterberg. In 1494 verbleef<br />

hij in Waten. Op het generaal kapittel van 1495 werd hij bij de<br />

overledenen vermeld.481<br />

1506: Novionensis (Noviomo) Johannes was kruisbroeder van<br />

Varennes-sur-Allier. In 1495 werd hij verplaatst naar Caen. Een jaar<br />

later bepaalde het generaal kapittel dat hij in Caen moest blijven tot hij<br />

door de prior-generaal zou worden teruggeroepen. In 1499 keerde hij<br />

terug naar Varennes-sur-Allier. In 1506 werd hij naar Watenis gezonden.<br />

Op het generaal kapittel van 1506 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.482<br />

1532: Maturnius (Maturinus) was kruisbroeder van Watenis. Op het<br />

generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.483<br />

Kruisbroeders in Waten, 1490<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

/ dBBk<br />

1 A<br />

1<br />

dB BJHp<br />

i<br />

B<br />

m I<br />

c<br />

4<br />

m—<br />

w<br />

-ca. 1540<br />

47


98 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

Vijf conventualen telde het convent van Waten tussen 1490 en<br />

ca. 1540 (A). Een trad in Waten in (B), vier kwamen van elders<br />

(Q.<br />

3.16 Leuven (gesticht in 1493/1498)<br />

In 1491 maakte Philippus Dehont zijn testament en schonk<br />

omvangrijke bezittingen in Leuven aan de kruisheren van Goes en<br />

Namen. Hij koppelde wel enkele voorwaarden aan de schenking.<br />

Alleen de belangrijkste voorwaarde vermelden we: de prioren en<br />

leden van de kloosters van Goes en Namen moesten uit hun<br />

kloosters drie priesters en een lekenbroeder naar Leuven zenden,<br />

waar ze in het woonhuis van Philippus zouden verblijven. De<br />

priesters zouden studeren op de Leuvense theologische faculteit en<br />

de lekenbroeder zou de huishoudelijke taken verrichten. Wanneer<br />

deze priesters naar hun eigen klooster zouden terugkeren, moesten<br />

ze onmiddellijk door andere priesters vervangen worden. De<br />

nieuwkomers hoefden niet noodzakelijk gerekruteerd te worden<br />

uit Goes en Namen, ook de andere kloosters kwamen in aanmerking.<br />

Het generale kapittel van 1493 aanvaardde de schenking van<br />

deze welgestelde inwoner van Leuven. In 1498 boden de priors van<br />

Goes en Namen de schenking aan de prior-generaal en de definitoren<br />

aan. Het bestuur van de orde aanvaardde de schenking en<br />

beloofde alle clausules te zullen onderhouden.<br />

Wie in Leuven theologie wilde studeren moest normaal eerst de<br />

facultas artium doorlopen. Behalve voor religieuzen die een getuigschrift<br />

van gelijkaardige studies konden voorleggen of voor hen die<br />

om andere redenen werden vrijgesteld, waren de artes de inleiding<br />

voor de vier andere faculteiten. Ze vormden een cursus van twee<br />

jaar. De lessen begonnen op 1 oktober en eindigden in de tweede<br />

helft van het tweede daarop volgende studiejaar. Negen maanden<br />

studeerde men logica, daarna volgden acht maanden physica, verder<br />

vier maanden metaphysica en tenslotte enkele maanden herhaling


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 99<br />

van de behandelde leerstof. Tussendoor hield men de disputationes.<br />

In het begin van het tweede jaar moest het eenvoudige baccalaureaatsexamen<br />

worden afgelegd. Zij, die het licentiaat wilden behalen,<br />

moesten eerst door de publieke verdediging van een thesis baccalaureus<br />

formatus worden. Daarna konden zij beginnen met de stu<br />

dies in de theologie.<br />

Kruisheren die naar Leuven gingen om theologie te studeren,<br />

moesten op een lange studietijd voorbereid zijn, wilden ze de<br />

hoogste graden behalen. Tot ongeveer 1530 duurde de studie normaal<br />

twaalf jaar. Acht jaar had men nodig voor het baccalaureaat,<br />

waarin men drie graden kon onderscheiden. Na zes jaar studie<br />

werd men baccalaureus biblicus. De biblici moesten dan een jaar<br />

lang twee boeken van de H. Schrift uitleggen voor de jongere leerlingen,<br />

terwijl ze tegelijkertijd verder de lessen volgden. Na dat jaar<br />

volgde een disputatie en een Latijnse rede voor heel de faculteit,<br />

waarna ze sententiarii werden, de tweede graad van het baccalaure<br />

aat. Weer volgde een jaar lang de taak van legentes. Daarna werden<br />

ze baccalaureus formatus. Meestal stelden priesters en religieuzen<br />

zich met deze graad tevreden en waren na die acht jaar universiteit<br />

ook wel bekwaam om in eigen klooster les te geven. Rond 1530<br />

werd de acht jaar herleid tot zes en een half, in 1600 tot vijf jaar.<br />

Het licentiaat vergde opnieuw vier jaar studie. Men moest dan<br />

een van de hogere wijdingen ontvangen hebben en dertig jaar oud<br />

zijn. Was men tot licentiaat gepromoveerd, dan kon men twee<br />

maanden later de proeven voor het doctoraat afleggen. Dit bleef<br />

een uitzondering vanwege de hoge kosten. De seculieren zagen het<br />

alleen als een voorbereiding voor een professoraat aan de univer<br />

siteit. Voor de regulieren, uitgenomen de bedelorden die een bij de<br />

universiteit gei'ncorporeerd college hadden, was het behalen van<br />

een doctoraat in de theologie een zeldzaamheid.<br />

Een sluitende geschiedenis werd over het Leuvense kruisheren-<br />

college niet geschreven. Door de erg uiteenlopende en onvolledige<br />

gegevens blijkt dit niet mogelijk te zijn. Niet alle studenten-kruis-<br />

heren hebben we kunnen achterhalen. Het studiehuis van Leuven<br />

groeide overigens niet uit tot een volwaardig klooster.


100 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1494: van Goes Nicolaus Antonius was kruisbroeder van Maastricht.<br />

Op 15 januari 1494 werd hij ingeschreven als student in Leuven.484<br />

- 1498: Heesch Johannes was kruisbroeder van Sint-Agatha of Den<br />

Bosch. Hij was student in Leuven van 12 juni 1498 tot in 1503/1504)<br />

en werd baccalaureus in de theologie.485<br />

- 1503: van Broeckhove Jacobus was kruisbroeder van Sint-Agatha. Hij<br />

was student aan de theologische faculteit in Leuven op 30 augustus<br />

1503.486<br />

- 1503: Linghen Henricus was kruisbroeder van Sneek. Hij was student<br />

in de theologie aan de Leuvense universiteit van mei 1503 tot einde<br />

1503. Op het generaal kapittel van 1504 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.487<br />

- 1509: Balthasar was kruisbroeder van Hoei tot 1495. In dat jaar werd<br />

hij naar London gezonden. In 1509 studeerde hij in Leuven.488<br />

- 1519: Donye (Huyensis, Van Vilvoorde) Baltasar was kruisbroeder van<br />

Hoei. In 1492 werd hij door het generaal kapittel naar Donnington<br />

gezonden. In 1493 keerde hij terug naar Hoei. In 1495 werd hij als<br />

conventualis naar London gestuurd en bleef er tot aan zijn dood. In<br />

1509 studeerde hij aan de Universiteit van Leuven. Op het generaal<br />

kapittel van 1519 werd hij bij de overledenen vermeld.489<br />

- 1521: de Bruyne (van Mechelen) Jacobus was kruisbroeder van Goes.<br />

In 1516 vertoefde hij in Leuven en was er regens colegii fratrum sancte<br />

crucis. In 1521 was hij prior van Goes. Op het generaal kapittel van<br />

1521 werd hij bij de overledenen vermeld.490<br />

- 1522: Chaterley (Chaterlan, Chaterlai) William was kruisbroeder van<br />

London. Hij was student in de theologie aan de universiteit van<br />

Leuven van 19 mei 1517 tot 1522. Op het generaal kapittel van 1522<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.491<br />

- 1528: van Bree Bartholomeus was kruisbroeder van Hoei. Hij was stu<br />

dent in de theologie in Leuven van 1499 tot 1503. Van 1503 tot 1508<br />

was hij scriptor in Hoei. Van hem bleven diverse handschriften<br />

bewaard op de universiteitsbibliotheek van Luik. In 1508 werd hij naar<br />

484 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 94<br />

485 A. Ramaekers, De Kruisheren en de Leuvense universiteit. Deel 1: van 1425 tot aan de<br />

Hervorming van 1517, p. 63<br />

486 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 176<br />

487 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 143<br />

488 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 41<br />

489 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 44<br />

490 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 31<br />

491 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuiv. Deel 7, p. 250


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 101<br />

Varennes-sur-AIlier verplaatst, waar hij tot subprior werd aangesteld.<br />

Hij bleef er tot in 1527. Op het generaal kapittel van 1528 werd hij bij<br />

de overledenen vermeld, "... qui miserrime periit misericordiam". A.<br />

Ramakers vroeg zich af of hij aan de pest gestorven was of dat hij meegesleept<br />

werd in de stroom van prior-provinciaal Mulot van Parijs, die<br />

zich verzette tegen het generaal kapittel, naar Franse onafhankelijkheid<br />

streefde en later naar het protestantisme overging.492<br />

1532: de Maeseyck Nicolaus Leonis was kruisbroeder van Hoei. Van<br />

12 mei 1524 tot 1527 was hij student in Leuven. Daarna verbleef hij<br />

tot 1530 in Hoei. In 1527 werd hij zwaar gestraft vanwege zijn<br />

schaamteloosheid en zijn brutale woordenwisseling met een definitor.<br />

Elke week moest hij drie dagen de poenitentia gravioris culpae ondergaan<br />

en wel zo lang tot de definitoren dit besluit zouden terugtrekken.<br />

Als hij hieraan geen gevolg zou geven, dan zou hij in de kerker van het<br />

klooster worden geworpen. In 1530 werd hij naar Den Bosch gezonden,<br />

waar hij als predikant werkzaam was. Op het generaal kapittel van<br />

1532 werd hij bij de overledenen vermeld.493<br />

1532: Cosfeldie Henricus was kruisbroeder van Hoei. In 1499 werd hij<br />

subprior van Dinant. Enkele jaren later werd hij subprior van Aken. In<br />

1508 werd hij subprior van Chauny en van 1530 tot aan zijn dood<br />

werd hij rector van Leuven. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld. Zijn benoeming voor Chauny viel niet<br />

mee. De kloostertucht liet er te wensen over. Het generaal kapittel<br />

beval aan de prior en het convent dat ze op straffe van gravior culpa<br />

Henricus als confrater moesten ontvangen.<br />

1532: Crochun (Crocynus) William was kruisbroeder van London.<br />

Van 1513 tot 1517 en van 1525 tot 1532 verbleef hij in London. Hij<br />

werd subdiaken gewijd op 24 September 1513 en diaken gewijd op 17<br />

december 1513. Hij werd Baccalaureus formatus in Leuven en studeerde<br />

er van 19 mei 1517 tot in 1525. Op 1 augustus 1532 berichtten<br />

twee leden van de communiteit van London, William Crochun en<br />

Robert Balle, aan de koninklijke raadsheren Thomas Cromwell en<br />

John Alleyn, dat hun prior John Dryver zich laatdunkend had uitgelaten<br />

over de koning. Hij had nl. vernomen dat Hendrik VIII van plan<br />

was verschillende kloosters te sluiten. Dryver stelde dat de koning in<br />

plaats van de titel Defensor Fidei beter de titel van Destructor Fidei<br />

koos. Hierover ondervraagd door de bovengenoemde raadsheren herhaalde<br />

Dryver zijn commentaar op de koning. Wat daarna met hem<br />

492 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, pp. 44-45<br />

493 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 166


102 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

gebeurde, weten we niet. Als prior werd hij vervangen door Edmund<br />

Straetham. A. Ramaekers beweerde dat hij prior van London werd<br />

voor 1527 en vicaris van de prior - generaal in Engeland. Steeds vol-<br />

gens Ramaekers overleed hij tussen april 1529 en mei 1530.<br />

Ramaekers verwarde deze William vermoedelijk met William Bowry.494<br />

- 1532: Eyckensis Nicolaus was kruisbroeder van Hoei. In 1524 was hij<br />

student in Leuven. In 1527 belastte het generaal kapittel hem met gra-<br />

vis culpa. In 1532 was hij conventualis van Hoei.495<br />

- 1535: de Tornaco (van Doornik) Adam was kruisbroeder van Doornik.<br />

Hij studeerde theologie aan de Leuvense universiteit en behaalde er het<br />

baccalaureaat in de theologie. Hij werd door het generaal kapittel aangesteld<br />

als eerste prior van Le Verger (1490-1491). Samen met hem<br />

zouden enkele kruisbroeders van Parijs naar Le Verger vertrekken. Het<br />

generaal kapittel besliste immers dat de subprior van Doornik naar<br />

Parijs zou verhuizen om diegenen te vervangen die naar Le Verger wer-<br />

den gestuurd. In 1491 werd hij benoemd tot professor aan de univer<br />

siteit van Caen. De reden waarom hij van Le Verger naar Caen werd<br />

geroepen had te maken met het feit dat het klooster van Caen nogal<br />

wat universiteitsstudenten telde. In 1489-1490 waren er dat negen. In<br />

1490 nam Adam de Tornaco overigens deel aan de rectorkeuze van de<br />

universiteit van Caen. Hij bleef in Caen tot 1504. Van 1504 tot 1535<br />

werd hij prior van Saint-Georges de Tremeur. Op het generaal kapittel<br />

van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1540: Hoefsleger (van Kempen) Henricus was kruisbroeder van Sint-<br />

Agatha. Misschien was hij student in Leuven tussen 1498 en 1503. Hij<br />

werd prior van Sint-Agatha van 1504 tot 1540. In de jaren 1519,<br />

1521, 1523, 1525, 1527, 1529, 1531, 1533, 1535, 1537 en 1539<br />

werd hij definitor van de orde. In 1540 was hij prior-provinciaal van<br />

Holland en Zeeland en visitator. Voor 1506 was hij lector in de theo<br />

logie in Sint-Agatha. In 1506 gaf hij de inleidende preek op het gene<br />

raal kapittel. Hij overleed op een van zijn visitatiereizen in het klooster<br />

van Den Bosch.496<br />

494 A. Ramaekers, De Kruisheren en de Leuvense universiteit. Deel 1: van 1425 tot aan de<br />

Hervorming van 1517, pp. 122-123; J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, in: Clairlieu,<br />

1995, jg. 53, pp. 78 en 81; J.M. Hayden, Religious reform and religious orders in England, 1490<br />

- 1540: the case of the Crutched Friars, in: The Catholic Historical Review, Michigan, The<br />

Catholic University of America Press, vol. LXXXVI, juli 2000, nr. 3, p. 432 ; R. Janssen, De<br />

Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1, p. 252<br />

495 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 280, 288, 289 en 302<br />

496 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 268, 272, 277, 282, 287, 292, 298, 303, 309, 315,<br />

321 en 329; A. Ramaekers, De Kruisheren en de Leuvense universiteit. Deel 1: van 1425 tot aan<br />

de Hervorming van 1517, p. 112


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 103<br />

3.17 Pedernach (gesticht in 1498)<br />

Op 1 oktober 1497 schonk de aartsbisschop van Trier, Johann<br />

von Baden de kerk van Sint-Jan en het daarbij liggende klooster<br />

van Pedernach aan de Orde van het H. Kruis. Dit klooster was<br />

gesticht door keizer Frederik I in 1157. Aanvankelijk werd het<br />

bestemd als dubbelklooster, voor monniken en monialen. Maar al<br />

spoedig bleken er alleen zusters te wonen. In het midden van de<br />

vijftiende eeuw was niet alleen het gemeenschapsleven, maar ook<br />

het economisch beheer van het klooster zo erbarmelijk, dat de<br />

zusters besloten Pedernach te verlaten.<br />

Evenals in Helenenberg moesten de kruisbroeders de zorg van<br />

een hospitaal op zich nemen. Ze wisten echter met Pedernach niet<br />

veel aan te vangen. Een grote bloei zou dit klooster nooit beleven.<br />

Toen het protestantisme oprukte en een deel van de inkomsten van<br />

het klooster verloren ging, besloot het bestuur van de orde om<br />

Pedernach op te heffen.<br />

- 1499: Henricus was donaat van Pedernach. Op het generaal kapittel<br />

van 1499 werd hij bij de overledenen vermeld.497<br />

- 1511: de Hulst (de Huls) was kruisbroeder van Keulen. In 1488 werd<br />

hij verplaatst naar Helenenberg. Hij werd de eerste prior van<br />

Pedernach, met name van 1498 tot 1511. Hij overleed als prior van<br />

Pedernach in 1511.498<br />

- 1518: Adendael (Odendael) Goswynus was kruisbroeder van Keulen.<br />

In 1494 werd hij naar Ehrenstein gezonden. In 1500 werd hij naar<br />

Pedernach gezonden. In 1518 was hij er prior. Op het generaal kapit<br />

tel van 1518 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1520: von Breslau (Vratislavia) Thomas was kruisbroeder van Keulen.<br />

In 1510 werd hij vanuit Helenenberg, waar hij subprior was, verplaatst<br />

naar Hohnscheid. In 1511 keerde hij terug naar Keulen. Van 1511 tot<br />

1520 verbleef hij in Pedernach. Op het generaal kapittel van 1520<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

497 A. Van de Pasch, Definities..., p. 215<br />

498 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 131


104 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1520: Conradus was kruisbroeder van Pedernach. In 1520 was hij er<br />

prior. Op het generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.499<br />

- 1520: Borschet Johannes was kruisbroeder van Pedernach. Op het<br />

generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.500<br />

- 1520: Gerhardus was kruisbroeder van Pedernach. Op het generaal<br />

kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.501<br />

- 1520: Johannes was donaat van Diisseldorf. In 1511 werd hij naar<br />

Pedernach gezonden. In 1520 was hij portier in Diisseldorf. Op het<br />

generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.502<br />

- 1520: Henricus was kruisbroeder van Pedernach. Op het generaal<br />

kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.503<br />

- 1520: Ubach Andreas kruisbroeder van Pedernach. Op het generaal<br />

kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.504<br />

- 1520: Alna (Alnar) Petrus was kruisbroeder van Keulen. In 1520 werd<br />

hij naar Helenenberg gezonden. In 1520 verbleef hij in Pedernach. Op<br />

het generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1527: Bree Johannes was kruisbroeder van Pedernach. Omstreeks<br />

1527 werd hij door het generaal kapittel afgezet als prior van<br />

Pedernach.505<br />

- 1529: Arnoldus was kruisbroeder van Emmerik. In 1528 verbleef hij<br />

in Pedernach. Daarna keerde hij voor een jaar terug naar Emmerik. In<br />

1529 bepaalde het generaal kapittel dat hij in Emmerik moest blijven.<br />

- 1532: Adam was kruisbroeder van Pedernach. Van 1528 tot 1532 was<br />

hij er prior. In 1532 trad hij terug als prior van Pedernach. In zijn<br />

plaats kwam Nicolaus de Lymborch uit het klooster Brandenburg.506<br />

- 1532: Gankelt Arnoldus was kruisbroeder van Pedernach. Op het<br />

generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.507<br />

- 1533: Dynslache (Dynslaken) Henricus was kruisbroeder van Keulen.<br />

In 1530 werd hij door het generaal kapittel naar Pedernach gezonden.<br />

Hij werd er procurator. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij<br />

de overledenen vermeld.508<br />

499 A. Van de Pasch, Definities..., p. 271<br />

500 A. Van de Pasch, Definities..., p. 271<br />

501 A. Van de Pasch, Definities..., p. 271<br />

502 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 112<br />

503 A. Van de Pasch, Definities..., p. 271<br />

504 A. Van de Pasch, Definities..., p. 271<br />

505 R. Haass, Die Kreuzherren in den Rheinlanden. Bonn, 1932, p. 216<br />

506 A. Van de Pasch, Definities..., p. 301<br />

507 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302<br />

508 A. Van de Pasch, Definities.... pp. 295 en 305


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 105<br />

1533: de Ruremonda Joannes was conversus van Maaseik. In 1533<br />

werd hij door het generaal kapittel naar Pedernach gezonden. Hij werd<br />

er kok.<br />

1535: Franciscus was kruisbroeder van Schwarzenbroich. In 1535<br />

werd hij door het generaal kapittel naar Pedernach gezonden.509<br />

1535: Job was kruisbroeder van Pedernach. In 1535 werd hij door het<br />

generaal kapittel naar Helenenberg gezonden.<br />

Kruisbroeders in Pedernach, 1498 - ca. 1540<br />

20<br />

19<br />

Negentien conventualen telde het convent van Pedernach tussen<br />

1498 en ca. 1540 (A). Twee van hen waren donaat, een was con<br />

versus. Tien traden in Pedernach in (B), negen kwamen van elders<br />

(C). Een ingetredene van Pedernach werd naar een ander convent<br />

gezonden (D).<br />

3.18 Duisburg (gesticht in 1498)<br />

In 1497 of 1498 verwierven de kruisbroeders het klooster<br />

Sankt-Peterstal in Oderich op de rand van de stad Duisburg. Dit<br />

klooster behoorde eerst toe aan tertiarissen, lekenbroeders van de<br />

derde orde van Sint-Franciscus. Vier van hen traden bij de kruis<br />

broeders in. Op het generaal kapittel van 1499 werd dit klooster<br />

geincorporeerd in de orde. De kruisbroeders legden zich in<br />

Duisburg toe op de verzorging van de zieken. Na een twist met de<br />

509 A. Van de Pasch, Definities..., p. 310


106 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

minorieten werd in 1508 overeengekomen dat de kruisheren geen<br />

gebruik mochten maken van hun bedelprivilege in Duisburg en<br />

omgeving, dat zij niet werden vrijgesteld van lasten en dat het<br />

klooster maximaal dertien priesters mocht tellen. Rijk werden de<br />

kruisbroeders niet. Van de tertiarissen erfden ze enkele kleine<br />

bezittingen. Met het klooster Beyenburg verdeelden ze het territorium<br />

waar ieder klooster mocht bedelen. Maar de inkomsten kwamen<br />

vooral voort van geldrenten. Het klooster kwam via aankoop<br />

of schenking in het bezit ervan.<br />

- 1499: von Elverfeldt (Emerveldt) Johannes was kruisbroeder van<br />

Duisburg. In 1457 werd hij prior van Beyenburg. Van 1457 tot 1499<br />

verbleef hij in Beyenburg. In 1499 keerde hij terug naar Duisburg.510<br />

- 1502: Duren Johannes was kruisbroeder van Keulen van ca. 1456 tot<br />

1500. In 1500 en 1501 was hij prior van Duisburg. In 1501 werd hij<br />

wegens ziekte ontheven uit het ambt van prior. Op het generaal kapittel<br />

van 1502 werd hij bij de overledenen vermeld.511<br />

- 1502: Bruno was kruisbroeder van Duisburg. Op het generaal kapittel<br />

van 1504 werd hij bij de overledenen vermeld.512<br />

- 1508: Scholl (Schult) Henricus (Hermannus) was laicus in Duisburg.<br />

In 1501 verbleef hij in Duisburg. Dan werd hij naar Helenenberg<br />

gezonden. Het generaal kapittel van 1502 beval hem in Helenenberg<br />

te blijven. In 1503 werd hij naar Bentlage gezonden. In het jaar van<br />

zijn overlijden verbleef hij terug in Duisburg. Op het generaal kapittel<br />

van 1508 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1509: Cartal (Aquensis) Godefridus was kruisbroeder van Aken. Van<br />

1501 tot 1504 verbleef hij als predikant in Sneek. Dan werd hij naar<br />

Duisburg gezonden. In 1508 was hij in Schiedam en een jaar later was<br />

hij subprior in London. Op het generaal kapittel van 1509 werd hij bij<br />

de overledenen vermeld.513<br />

- 1510: Wilhelmus was kruisbroeder van Duisburg. Op het generaal<br />

kapittel van 1510 werd hij bij de overledenen vermeld.514<br />

- 1511: Theodericus was kruisbroeder van Brandenburg. In 1511 werd<br />

hij door het generaal kapittel naar Duisburg gezonden.<br />

510 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 7, p. 104<br />

511 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 7, p. 129<br />

512 A. Van de Pasch, Definities..., p. 233<br />

513 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 7, p. 155<br />

514 A. Van de Pasch, Definities..., p. 250


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 107<br />

1515: Theodericus was laicus van Duisburg. Van 1502 tot 1508 verbleef<br />

hij in Glindfeld. Op het generaal kapittel van 1515 werd hij bij<br />

de overledenen vermeld.515<br />

1520: Gerhardus was kruisbroeder van Duisburg. In 1520 was hij er<br />

subprior. Op het generaal kapittel van 1520 werd hij bij de overlede<br />

nen vermeld.516<br />

1520: Adolphus was kruisbroeder van Duisburg. Op het generaal<br />

kapittel van 1520 werd hij bij de overledenen vermeld.517<br />

1524: Nicolaus was donaat van Duisburg. In 1524 werd hij door het<br />

generaal kapittel naar Marienfrede gezonden.518<br />

1532: Deckvoort (Deckvaart) Jacobus was kruisbroeder van Duisburg.<br />

In 1532 werd hij subprior van Wickrath en tevens pastoor van<br />

Wickrath.<br />

1532: Brynck Tilmannus was kruisbroeder van Duisburg. Op het<br />

generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.519<br />

1536: Mesmaker (Metzmecher) Johannes was kruisbroeder van<br />

Keulen. In 1501 zond het generaal kapittel hem als conventualis naar<br />

Duisburg. In 1508 keerde hij terug naar Keulen. Een tijdje later werd<br />

hij naar Colchester gezonden. In 1512 keerde hij definitief terug naar<br />

Keulen. Hij werd er senior. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld.520<br />

- 1536: Buer (Buck) Theodericus was kruisbroeder van Duisburg. Het<br />

generaal kapittel van 1536 benoemde hem tot subprior.521<br />

- 1537: de Morsa Bernardus was kruisbroeder van Duisburg. Op het<br />

generaal kapittel van 1537 werd hij bij de overledenen vermeld.522<br />

- 1537: Gerrisheim von (Gerezen, Geristhen, Grisen) Henricus was<br />

kruisbroeder van Diisseldorf. Van 1512 tot 1527 werd hij naar<br />

Duisburg gezonden. Op het generaal kapittel van 1537 werd hij bij de<br />

overledenen vermeld. In 1516 schreef hij een boek:"Ein seer und<br />

vrochtbarlieck devoit boick lange zyt verborgen gewes is, inhabende die<br />

Historia des hilghen Bishofs Sent Swibertz der Friesen in gantz<br />

515 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 226, 244 en 262<br />

516 A. Van de Pasch, Definities..., p. 271<br />

517 A. Van de Pasch, Definities..., p. 271<br />

518 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 130<br />

519 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302<br />

520 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 221, 244, 255 en 313; J.M. Hayden, The Crutched<br />

Friars revisited, p. 78<br />

521 A. Van de Pasch, Definities..., p. 313<br />

522 A. Van de Pasch, Definities..., p. 316


108 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

HassenlandApostel, in dem Munster zu Keysers-Werde corperlich ruhende,<br />

darin man lesen kan, welche zyt, in wat manieren die landen van dem<br />

Berghe, Westphalen, Stoft von Utrecht, Friesland, in gantz Hassenland,<br />

von Collen an bis in die See zu, dem hilgen Cristen geloufen erstmahl<br />

gekommen sye."523<br />

- 1539: Loeman Wilhelmus was kruisbroeder van Duisburg. Hij was er<br />

procurator. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.524<br />

- 1539: Gockel Theodericus was kruisbroeder van Duisburg. In 1539<br />

werd hij er procurator.525<br />

- 1539: Curoth Johannes was kruisbroeder van Duisburg. In 1539 was<br />

hij subprior in Woudrichem.<br />

Kruisbroeders in Duisburg,<br />

201<br />

10<br />

0<br />

1A<br />

20<br />

15<br />

m s<br />

1.<br />

B C<br />

1498 - ca.<br />

D<br />

4<br />

1540<br />

Twintig conventualen telde het convent van Duisburg tussen<br />

1498 en ca. 1540 (A). Een van hen was donaat, een ander laicus.<br />

Vijftien traden in Duisburg in (B), vijf kwamen van elders (C).<br />

Vier ingetredenen van Duisburg werden naar andere conventen<br />

gezonden (D).<br />

523 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfliende eeuw. Deel2, p. 113<br />

524 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323<br />

525 A. Van de Pasch, Definities..., p. 322


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 109<br />

3.19 Sint-Annaland (gesticht in 1499)<br />

Anna van Bourgondie, die ook al het klooster Nijenwerve<br />

begunstigde, stichtte Sint-Annaland op Tholen in 1499. In 1506<br />

lijfde zij de parochie en kosterij in. Voor zover wij konden achterhalen<br />

hebben zes clerici en twee donaten er verbleven. Niemand<br />

bleef langer dan enkele jaren. Over dit klooster, dat in Zeeland was<br />

gelegen en maar heel kort heeft bestaan, weten we haast niets. Het<br />

werd door de orde verkocht en spoedig daarna door de zee ver-<br />

zwolgen.<br />

- 1499: van de Ee Johannes was kruisbroeder van Goes. In 1492 was hij<br />

er procurator. In 1499 werd hij naar Sint-Annaland gezonden.526<br />

- 1501: Goswinus was donaat van Osterberg. In 1501 werd hij naar<br />

Sint-Annaland gezonden.527<br />

- 1501: Henricus Cornelius was donaat van Goes. In 1499 werd hij naar<br />

Sint-Annaland gezonden om er als kok te fungeren. Op het generaal<br />

kapittel van 1501 werd hij bij de overledenen vermeld.528<br />

- 1502: Hubertus was kruisbroeder van Namen. Hij was subprior<br />

geweest in Sint-Annaland — in welke jaren weten we niet - en in<br />

Namen (tot 1502). Op het generaal kapittel van 1502 werd hij bij de<br />

overledenen vermeld.529<br />

- 1510: Goes Cornelius was kruisbroeder van Sint-Annaland. Hij werd<br />

er prior. Op het generaal kapittel van 1510 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.530<br />

- 1512: Wilhelmus was donaat van Goes. In 1502 werd hij voor een jaar<br />

naar Sint-Annaland gezonden om er al kok te werken. Daarna keerde<br />

hij terug naar Goes. Op het generaal kapittel van 1512 werd hij bij de<br />

overledenen vermeld.531<br />

- 1516: Delft (Delpholt) Johannes was kruisbroeder van Aken. In 1498<br />

was hij er conventualis en in de jaren voor 1516 was hij er prior. In<br />

1501 werd hij als conventualis naar Sint-Annaland gezonden. Op het<br />

generaal kapittel van 1516 werd hij bij de overledenen vermeld.532<br />

526 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfliende eeuw. Deel 2, p. 28<br />

527 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 44<br />

528 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 28<br />

529 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 59<br />

530 A. Van de Pasch, Definities..., p. 250<br />

531 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 31<br />

532 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 155


110 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1526: Gisbertus was kruisbroeder van Schiedam. In 1508 werd hij tijdelijk<br />

naar Sint-Annaland gezonden. Hij was tot dan toe procurator<br />

van Schiedam. Op het generaal kapittel van 1526 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.533<br />

- 1531: Jacobus was kruisbroeder van Namen. Hij werd subprior van<br />

Sint-Annaland bij de oprichting van het klooster en bleef dit ambt<br />

bekleden tot 1512. Daarna keerde hij terug naar Namen en werd er<br />

subprior. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.534<br />

- 1540: Dalen Johannes was kruisbroeder van Wickrath. In 1487 leefde<br />

hij als wereldheer in Wickrath. Hij was conventualis van Wickrath tot<br />

1511 en van 1514 tot 1521. In 1512 werd hij naar Dulken gezonden<br />

en in datzelfde jaar naar Sint-Annaland. Van 1522 tot 1524 verbleef hij<br />

in Hoorn, in 1524 in Goes, in 1526 in Franeker en in 1527 en 1528<br />

in Helenenberg. Van 1541 tot 1542 was hij prior en pastoor in<br />

Wickrath. Vermeld als extra ordinis obedientiam defunctus in 1542.<br />

Tien conventualen telde het convent van Sint-Annaland tussen<br />

1499 en ca. 1540 (A). Drie van hen waren donaat. Een conventu<br />

alis trad in Sint-Annaland in (B), negen kwamen van elders (C).<br />

533 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 120<br />

534 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 254 en 299


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 111<br />

3.20 Glindfeld (gesticht in 1499 of 1501)<br />

Het klooster Marienthal in Glindfeld werd in 1501 officieel in<br />

de orde geincorporeerd. In 1177 werd het in Kiistelberg gesticht<br />

als een klooster van Augustinessen. Om aan inkomsten te geraken<br />

schonk de aartsbisschop van Keulen in 1220 aan de kloosterge-<br />

meenschap het patronaatsrecht over de parochie Medebach. In<br />

1293 werd het klooster verlegd naar Glindfeld. Geleidelijk aan<br />

raakte het in verval en in 1499 waren er nog slechts twee zusters<br />

over. Zij presenteerden het klooster aan de Orde van het H.Kruis.<br />

In het begin hadden de kruisbroeders het moeilijk om de<br />

bestaansmogelijkheid van het klooster te herstellen. Financieel zou<br />

het overigens nooit sterk staan. Wei behielden de kruisbroeders<br />

met de overname het patronaatsrecht in Medebach.<br />

De combinatie van pastoraat en kloosterobservantie schijnt in<br />

Glindfeld niet verkeerd te hebben gewerkt, al lag het gevaar voor<br />

de hand dat sommigen intraden met het verlangen om na enkele<br />

jaren weer buiten het klooster te leven.<br />

- 1502: de Kimpis Gottfried was laicus van Glindfeld. Op 2 juli 1502<br />

werd hij geprofest.535<br />

- 1502: Arnold was laicus van Glindfeld. Op 2 juli 1502 werd hij gepro<br />

fest.536<br />

- 1502: Anton was laicus van Glindfeld. Hij was geboren in<br />

Freienhagen. Op 2 juli 1502 werd hij geprofest.537<br />

- 1502: Opitio Hermann was donaat van Glindfeld. Op 2 juli 1502<br />

werd hij geprofest.538<br />

- 1502: Trippe Jakob was laicus van Glindfeld. Hij werd in Medebach<br />

geboren. Op 2 juli 1502 werd hij geprofest.539<br />

H.U.Weiss, DieKreuzherren in Westfalen. in: Clairlieu, jg.20-21, 1962-1963, p. 294<br />

H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 295<br />

H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 295<br />

H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 294<br />

H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 295


112 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1502: de Kalberg Joseph was laicus van Glindfeld. Op 2 juli 1502 werd<br />

hij geprofest.540<br />

- 1504: Arnold was kruisbroeder van Glindfeld. Hij werd geboren in<br />

Keulen. Op 10 augustus 1504 werd hij in Glindfeld geprofest.541<br />

- 1504: Johann was kruisbroeder van Glindfeld. Hij werd geboren in<br />

Luttringhausen (Medebach). Op 15 augustus 1504 werd hij in<br />

Glindfeld geprofest.542<br />

- 1504: Pepifer Heinrich was laicus van Glindfeld. Op 15 mei 1504<br />

werd hij geprofest.543<br />

- 1504: Sartor Arnold was laicus van Glindfeld. Op 15 augustus 1504<br />

werd hij in Glindfeld geprofest.544<br />

- 1507: Kiilenbach Wilhelms was kruisbroeder van Glindfeld. In 1507<br />

werd hij geprofest.545<br />

- 1508: Wynterbach Henricus was kruisbroeder van Glindfeld. Op het<br />

generaal kapittel van 1508 werd hij bij de overledenen vermeld.546<br />

- 1509: de Bomberg Gobelinus was kruisbroeder van Glindfeld. Op<br />

9 februari 1509 werd hij geprofest.547<br />

- 1511: Bocholdie Hermannus was donaat van Glindfeld. Een tijdlang<br />

werkte hij er als kleermaker. Hij overleed in Falkenhagen op 25 Sep<br />

tember 1511. Wanneer hij naar Falkenhagen verplaatst werd, weten we<br />

niet.548<br />

- 1512: Zwollis Otto was kruisbroeder van Ter Apel. In 1512 werd hij<br />

naar Glindfeld gezonden.549<br />

- 1515: Johannes was donaat van Glindfeld. Op het generaal kapittel<br />

van 1515 werd hij bij de overledenen vermeld.550<br />

- 1515: Theodericus was laicus van Duisburg. Van 1502 tot 1508 verbleef<br />

hij in Glindfeld. Op het generaal kapittel van 1515 werd hij bij<br />

de overledenen vermeld.<br />

- 1517: Angularis Heinrich was kruisbroeder van Glindfeld. Op 8 maart<br />

1517 werd hij geprofest.551<br />

540 H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 294<br />

541 H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 295<br />

542 H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 295<br />

543 H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 295<br />

544 H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 294<br />

545 H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 294<br />

546 A. Van de Pasch, Definities..., p. 245<br />

547 H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 293<br />

548 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 80<br />

549 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 153<br />

550 A. Van de Pasch, Definities..., p. 262<br />

551 H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 293


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 113<br />

1523: de Freienhagen (de Friggenhagen) Antonius was kruisbroeder<br />

van Glindfeld. Op het generaal kapittel van 1523 werd hij bij de over-<br />

ledenen vermeld.552<br />

1524: Gotfridus was donaat van Glindfeld. In 1524 werd hij naar<br />

Sneek gezonden.553<br />

1525: Custer Emericus was laicus van Glindfeld. Hij werd geprofest op<br />

1 januari 1525.554<br />

1527: Hermannus was kruisbroeder van Glindfeld. Op het generaal<br />

kapittel van 1527 werd hij bij de overledenen vermeld.555<br />

1528: Bocholdie Johannes was kruisbroeder van Falkenhagen. Hij<br />

werd de eerste procurator van het kruisherenklooster van Glindfeld,<br />

met name van 1500 tot 1528. Hij overfeed in Glindfeld op 30 juni<br />

1528. Op het generaal kapittel van 1529 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.556<br />

1529: Wyls Nicolaus was kruisbroeder van Falkenhagen. Hij was prior<br />

van Glindfeld en later subprior. Hoeveel jaren hij deze ambten bekleedde,<br />

weten we niet. In Glindfeld werd hij senior. Hij stierf op 11<br />

april 1529. Op het generaal kapittel van 1530 werd hij bij de overle<br />

denen vermeld.557<br />

1535: Tekenberch Henricus was kruisbroeder van Glindfeld. Op het<br />

generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.558<br />

1535: Dorvelt (Dorfeld, Dorkirch) Johannes was laicus van Glindfeld.<br />

Hij werd geprofest op 12 juni 1510. Op het generaal kapittel van 1535<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.559<br />

• 1536: Anthonius was kruisbroeder van Glindfeld. Op het generaal<br />

kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.560<br />

■ 1538: Kuper Jacobus was donaat van Glindfeld. Op het generaal kapit<br />

tel van 1538 werd hij bij de overledenen vermeld.561<br />

- 1539: Helmont (Helmund) Johannes was kruisbroeder van Glindfeld.<br />

Hij werd op 3 april 1503 geprofest. Op het generaal kapittel van 1539<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.562<br />

152 A. Van de Pasch, Definities..., p. 278<br />

153 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 146<br />

H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 293<br />

A. Van de Pasch, Definities..., p. 288<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 83<br />

557 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 83<br />

58 A. Van de Pasch, Definities..., p. 311<br />

159 A. Van de Pasch, Definities..., p. 311; H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 293<br />

560 A. Van de Pasch, Definities..., p. 314<br />

561 A. Van de Pasch, Definities..., p. 320<br />

562 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323; H.U. Weiss, Die Kreuzherren in Westfalen, p. 294


114 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1540: Heubtreiff von Sudensberg Johannes was laicus van<br />

Hohnscheid. In 1526 werd hij verplaatst naar Nieuwland, in 1535<br />

naar Helenenberg en in 1540 naar Glindfeld.<br />

Kruisbroeders in Glindfeld, 1499 - ca. 1540<br />

Dertig conventualen telde het convent van Glindfeld tussen<br />

1499 en ca. 1540 (A). Vier van hen waren donaat, elf waren laicus.<br />

Vijfentwintig traden in Glindfeld in (B), vijf kwamen van elders<br />

(C). Twee ingetredenen van Glindfeld werden naar andere conventen<br />

gezonden (D).<br />

Klooster<br />

Woudrichem<br />

Lannoy<br />

Maaseik<br />

Diilken<br />

Nieuwland<br />

Emmerik<br />

Briiggen<br />

Brandenburg<br />

Chauny<br />

Helenenberg<br />

totaal aantal ingetredenen<br />

39<br />

39<br />

50<br />

19<br />

47<br />

30<br />

15<br />

44<br />

36<br />

42<br />

24<br />

24<br />

25<br />

10<br />

17<br />

14<br />

09<br />

26<br />

18<br />

16<br />

van elders<br />

15<br />

15<br />

25<br />

09<br />

30<br />

16<br />

06<br />

18<br />

18<br />

26<br />

naar elders<br />

04<br />

05<br />

08<br />

04<br />

05<br />

03<br />

04<br />

07<br />

05<br />

01


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 115<br />

Klooster<br />

Ehrenstein<br />

Scharmer<br />

Le Verger<br />

Wickrath<br />

Dinant<br />

Waten<br />

Pedernach<br />

Duisburg<br />

Sint-Annaland<br />

Glindfeld<br />

Totalen<br />

4 Addenda<br />

totaal aantal ingetredenen<br />

18<br />

27<br />

22<br />

30<br />

22<br />

05<br />

19<br />

20<br />

10<br />

30<br />

564<br />

13<br />

19<br />

12<br />

16<br />

10<br />

01<br />

10<br />

15<br />

01<br />

25<br />

305<br />

van elders<br />

05<br />

08<br />

10<br />

14<br />

12<br />

04<br />

09<br />

05<br />

09<br />

05<br />

259<br />

naar elders<br />

02<br />

01<br />

03<br />

03<br />

06<br />

00<br />

01<br />

04<br />

00<br />

02<br />

068<br />

In Clairlieu, jaargang 2005 schonken we aandacht aan de kruisbroederskloosters<br />

die voor 1410 werden gesticht. In tegenstelling tot de<br />

jaargangen 2006 en 2007 werd voor de lijst van conventuales halt<br />

gehouden in 1530 i.p.v. 1540. Hieronder laten we nu voor elk<br />

klooster een aanvulling volgen voor dejaren 1530 tot 1540.<br />

4.1 Hoei<br />

- 1531: de Ville Everhardus was laicus van Hoei. Hij was kleermaker.<br />

Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen ver-<br />

meld.563<br />

- 1531: Hagen Petrus was diaken van Goes. Rond 1500 zou hij in Hoei<br />

verbleven hebben. Hij was senior. Op het generaal kapittel van 1531<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.564<br />

563 A. Van de Pasch, Definities..., p. 299<br />

564 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 33


116 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1532: Cosfeldie Henricus was kruisbroeder van Hoei. In 1499 werd hij<br />

subprior van Dinant. Enkele jaren later werd hij subprior van Aken. In<br />

1508 werd hij subprior van Chauny en van 1530 tot aan zijn dood<br />

werd hij rector van Leuven. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld. Zijn benoeming voor Chauny viel niet<br />

mee. De kloostertucht liet er te wensen over. Het generaal kapittel<br />

beval aan de prior en het convent dat ze op straffe van gravior culpa<br />

Henricus als confrater moesten ontvangen.<br />

- 1532: Biscop Gijsbertus was kruisbroeder van Hoei. Omstreeks 1520<br />

werd hij naar Scharmer gezonden en omstreeks 1532 naar Franeker.<br />

Zowel in Scharmer als in Franeker werd hij prior. Op het generaal<br />

kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1532: de Embrica Theodorus was conversus van Hoei. Op het gene<br />

raal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.565<br />

- 1532: de Maeseyck Nicolaus Leonis was kruisbroeder van Hoei. Van<br />

12 mei 1524 tot 1527 was hij student in Leuven. Daarna verbleef hij<br />

tot 1530 in Hoei. In 1527 werd hij zwaar gestraft vanwege zijn<br />

schaamteloosheid en zijn brutale woordenwisseling met een definitor.<br />

Elke week moest hij drie dagen de poenitentia gravioris culpae ondergaan<br />

en wel zo lang tot de definitoren dit besluit zouden terugtrekken.<br />

Als hij hieraan geen gevolg zou geven, dan zou hij in de kerker van het<br />

klooster worden geworpen. In 1530 werd hij naar Den Bosch gezon<br />

den, waar hij als predikant werkzaam was. Op het generaal kapittel van<br />

1532 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1532: Eyckensis Nicolaus was kruisbroeder van Hoei. In 1524 was hij<br />

student in Leuven. In 1527 belastte het generaal kapittel hem met gravis<br />

culpa. In 1532 was hij conventualis van Hoei.<br />

- 1533: Servacius was kruisbroeder van Hoei. In 1533 werd hij naar<br />

Schiedam gezonden. Hij werd er novicenmeester en subprior.566<br />

- 1533: Lodevicus was kruisbroeder van Hoei. Op het generaal kapittel<br />

van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.567<br />

- 1534: Bree Wilhelmus was donaat van Hoei. Hij was er portier. Op het<br />

generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.568<br />

- 1534: Martinus was donaat van Hoei. Hij was er brouwer. Op het<br />

generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.569<br />

A. Van de Pasch, Definities..., p. 302<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel2, p. 121<br />

A- Van de Pasch, Definities..., p. 305<br />

A. Van de Pasch, Definities..., p. 308<br />

A. Van de Pasch, Definities..., p. 308


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 117<br />

- 1535: Dionensis (van Dinant) Lambertus was kruisbroeder van<br />

Dinant. In 1527 werd hij door het generaal kapittel naar Hoei gezonden.<br />

In 1535 benoemde het generaal kapittel hem tot subprior van<br />

Chauny, in welk klooster de prior en de confraters observanter<br />

moesten gaan leven.<br />

- 1537: de Gouda Thomas was kruisbroeder van Caen. Van 1515 tot<br />

1518 werd hij naar Le Verger gezonden en van 1518 tot 1529 naar<br />

Kolen-Kerniel. In 1529 keerde hij terug naar Caen, maar werd nog<br />

datzelfde jaar bestemd voor Hoei. Hij was prior van Le Verger (1515-<br />

1518), subprior van Kolen-Kerniel (1519), prior van Kolen-Kerniel<br />

(1520-1529), prior van Caen (1529) en prior-generaal (13.11.1529 -<br />

15.12.1537). Tevens werd hij prior-provinciaal van de Franse kloosters<br />

(1515-1518 en 1529), definitor van deorde (1520, 1522, 1524, 1526<br />

en 1528) en visitator (1522, 1524, 1526 en 1527). Ms prior hield hij<br />

streng vast aan de observantie.<br />

- 1539: van Deventer (Daventria) Henricus was kruisbroeder van<br />

Scharmer. Van ca. 1538 tot 1530 was hij er prior. Van 1532 tot 1538<br />

werd hij prior van Osterberg en van maart 1538 tot 23 mei 1539 priorgeneraal.<br />

Hij werd definitor van de orde in 1532, 1534 en 1536. Hij<br />

was visitator van het klooster van de Franciscanessen in Wiedenbriick<br />

in de jaren 1532 tot 1538.<br />

- 1539: de Bree (Breen) Andreas was kruisbroeder van Hoei. In 1511<br />

werd hij prior van Dinant. Wanneer hij naar Hoei terugkeerde weten<br />

we niet. Bij zijn overlijden was hij senior van Hoei en jubilaris. Op het<br />

generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1540: Simon was donaat van Hoei. Op het generaal kapittel van 1540<br />

werd hij vermeld bij de overledenen.570<br />

4.2 Namen<br />

- 1531: Jacobus was kruisbroeder van Namen. Hij werd subprior van<br />

Sint-Annaland bij de oprichting van het klooster en bleef dit ambt<br />

bekleden tot 1512. Daarna keerde hij terug naar Namen en werd er<br />

subprior. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overlede<br />

nen vermeld.<br />

- 1534: Henricus was donaat van Maaseik. In 1524 werd hij naar<br />

Namen gezonden, in 1526 naar Nieuwland, in 1527 naar Goes, in<br />

1529 naar Hoorn en in 1531 naar Virton. Op het generaal kapittel van<br />

1534 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

570 A. Van de Pasch, Definities..., p. 326


118 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1534: de Mynne Johannes was kruisbroeder van Namen. Op het generaal<br />

kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.571<br />

- 1535: Godefridus was kruisbroeder van Namen. In 1535 werd hij door<br />

het generaal kapittel naar Doornik gezonden.572<br />

- 1535: Bex Simon was kruisbroeder van Roermond. In 1511 verbleef<br />

hij in Namen, in 1512 in Le Verger en in 1535 in London. Hij over-<br />

leed in London op 18 november 1535.<br />

- 1535: Synteleth Nicolas was kruisbroeder van Namen. Bij zijn overlijden<br />

was hij er senior. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de<br />

overledenen vermeld.573<br />

- 1536: Balen Ludowicus was kruisbroeder van Namen. Op het generaal<br />

kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.574<br />

- 1540: Georgius was kruisbroeder van Namen. Op het generaal kapit<br />

tel van 1540 werd beslist dat hij zou terugkeren naar Namen. In welk<br />

klooster hij toen verbleef, weten we niet.575<br />

4.3 Luik<br />

- 1531: Caudeberet (Caudebert) Rufinus was kruisbroeder van Luik.<br />

Zeker van 1521 tot 1531 was hij er prior. Hij was definitor van de orde<br />

in 1521, 1523, 1525, 1527, 1529 en 1531. In de jaren 1522 tot 1531<br />

was hij visitator van de franciscanessen in Bree. Op het generaal kapit<br />

tel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.576<br />

- 1532: Gestell Wilhelmus was kruisbroeder van Luik. In de jaren 1497<br />

tot 1503 was hij er prior en tevens definitor van de orde. Daarna verliet<br />

hij Luik voor een niet nader genoemd klooster. In 1506 keerde hij<br />

naar Luik terug. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de<br />

overledenen vermeld.577<br />

- 1533: Evodius was kruisbroeder van Luik. Op het generaal kapittel van<br />

1533 werd hij bij de overledenen vermeld.578<br />

- 1538: de Helchteren Johannes was kruisbroeder van Luik. Op het<br />

generaal kapittel van 1538 werd hij bij de overledenen vermeld.579<br />

571 A. Van de Pasch, Definities..., p. 308<br />

572 A. Van de Pasch, Definities..., p. 310<br />

73 A. Van de Pasch, Definities..., p. 311<br />

174 A. Van de Pasch, Definities..., p. 314<br />

A. Van de Pasch, Definities..., p. 326<br />

A. Van de Pasch, Definities..., pp. 272, 277, 282, 287, 292, 298 en 302<br />

A. Van de Pasch, Definities..., pp. 206, 228, 237 en 302<br />

A. Van de Pasch, Definities..., p. 305<br />

A. Van de Pasch, Definities..., p. 320


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 119<br />

- 1538: Otto was kruisbroeder van Luik. Op het generaal kapittel van<br />

1538 werd hij bij de overledenen vermeld.580<br />

4.4 Doornik<br />

- 1531: Natalis was kruisbroeder van Doornik. In 1511 werd hij door<br />

het generaal kapittel naar Lannoy gezonden. Op het generaal kapittel<br />

van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1535: de Tornaco (van Doornik) Adam was kruisbroeder van Doornik.<br />

Hij studeerde theologie aan de Leuvense universiteit en behaalde er het<br />

baccalaureaat in de theologie. Hij werd door het generaal kapittel aangesteld<br />

als eerste prior van Le Verger (1490-1491). Samen met hem<br />

zouden enkele kruisbroeders van Parijs naar Le Verger vertrekken. Het<br />

generaal kapittel besliste immers dat de subprior van Doornik naar<br />

Parijs zou verhuizen om diegenen te vervangen die naar Le Verger werden<br />

gestuurd. In 1491 werd hij benoemd tot professor aan de univer<br />

siteit van Caen. De reden waarom hij van Le Verger naar Caen werd<br />

geroepen had te maken met het feit dat het klooster van Caen nogal<br />

wat universiteitsstudenten telde. In 1489-1490 waren er dat negen. In<br />

1490 nam Adam de Tornaco overigens deel aan de rectorkeuze van de<br />

universiteit van Caen. Hij bleef in Caen tot 1504. Van 1504 tot 1535<br />

werd hij prior van Saint-Georges de Tremeur. Op het generaal kapittel<br />

van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1535: Godefridus was kruisbroeder van Namen. In 1535 werd hij door<br />

het generaal kapittel naar Doornik gezonden.<br />

- 1536: Arnoldus was kruisbroeder van Doornik. In 1535 werd hij door<br />

het generaal kapittel naar Dinant gezonden. Een jaar later verhuisde hij<br />

naar Goes.<br />

- 1538: de Eynatten (Ermithen) Richardus was kruisbroeder van<br />

Brandenburg. In 1533 werd hij door het generaal kapittel naar Keulen<br />

gezonden en in 1536 en 1537 naar Doornik. In 1538 keerde hij naar<br />

Brandenburg terug.<br />

- 1539: de Gremio (de Gremis) Petrus was kruisbroeder van Caen. In<br />

1512 werd hij door het generaal kapittel naar Dinant gezonden. Hij<br />

werd er predikant. In 1539 werd hij naar Doornik gezonden.<br />

- 1539: Paschasius was kruisbroeder van Doornik. Op het generaal<br />

kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.581<br />

580 A. Van de Pasch, Definities..., p. 320<br />

581 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323


120 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1539: Leo was kruisbroeder van Doornik. In 1539 was hij er procura<br />

tor.582<br />

4.5 Suxy<br />

4.6 Carignan<br />

4.7 Virton<br />

- 1534: Henricus was donaat van Maaseik. In 1524 werd hij naar<br />

Namen gezonden, in 1526 naar Nieuwland, in 1527 naar Goes, in<br />

1529 naar Hoorn en in 1531 naar Virton. Op het generaal kapittel van<br />

1534 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1534: Johannes was donaat van Maaseik. In 1534 werd hij door het<br />

generaal kapittel naar Virton gezonden. Hij werd er kok en bierbrou-<br />

wer. Hij was senior.<br />

- 1539: Rutgerus was kruisbroeder van Maaseik. Het generale kapittel<br />

zond hem in 1527 en 1528 naar Dinant en in 1533 naar Virton. In<br />

1539 keerde hij terug naar Maaseik.<br />

4.8 Beyenburg<br />

- 1531: Bonifacius was kruisbroeder van Goes tot 1525. In dat jaar werd<br />

hij naar Beyenburg gezonden. Twee jaar later verhuisde hij naar<br />

Diisseldorf. In 1528 werd hij naar Bentlage gezonden. Op het generaal<br />

kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.583<br />

- 1533: ab Herweden (Herbie, Herbeden, Hereveden) Henricus was<br />

kruisbroeder van Beyenburg. In 1532 werd hij naar Diilken gezonden.<br />

Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1533: Johannes was laicus van Beyenburg. Op het generaal kapittel<br />

van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.584<br />

- 1534: Hermannus was donaat van Beyenburg. Hij was er kok. Op het<br />

generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.585<br />

- 1535: Reynerus was donaat van Beyenburg. Op het generaal kapittel<br />

van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.586<br />

582 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323<br />

583 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 33<br />

584 A. Van de Pasch, Definities..., p. 305<br />

585 A. Van de Pasch, Definities..., p. 309<br />

586 A. Van de Pasch, Definities..., p. 311


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 121<br />

- 1535: von Unna Johannes was kruisbroeder van Beyenburg. In 1515<br />

was hij er procurator en zeker van 1530 tot 1535 prior. Van 1525 tot<br />

1535 was hij pastoor van Steinhaus. Op het generaal kapittel van 1535<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.587<br />

- 1536: Renis Bernardus was kruisbroeder van Beyenburg. Hij werd naar<br />

een ander klooster gezonden. Wanneer en waarheen weten we niet. In<br />

1502 keerde hij naar Beyenburg terug. In 1535 werd hij pastoor van<br />

Steinhaus. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overlede<br />

nen vermeld.588<br />

4.9 Hohenbusch<br />

- 1531: Wilhelmus was donaat van Hohenbusch. In 1531 keerde hij uit<br />

een niet nader genoemd klooster terug naar Hohenbusch.589<br />

- 1531: Dulcensis was laicus van Dulken. In 1529 werd hij naar<br />

Hohenbusch gezonden en in 1531 naar Kolen-Kerniel.<br />

- 1531: Johannes was donaat van Hohenbusch. Op het generaal kapittel<br />

van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.590<br />

- 1531: van Tiel (de Tela, de Tyela) Johannes was kruisbroeder van<br />

Hohenbusch. In 1494 werd hij naar Sneek gezonden. In 1512 vertrok<br />

hij uit Sint-Agatha en ging wonen in Maaseik. Hij werd predikant in<br />

Maaseik. Van 1526 tot aan zijn dood was hij pastoor in Woudrichem.<br />

Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1535: Sitner Christianus was donaat van Hohenbusch. Op het gene<br />

raal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.591<br />

- 1535: Beck Petrus was kruisbroeder van Hohenbusch. Op het generaal<br />

kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.592<br />

- 1536: de Swalenberch Jasperus was kruisbroeder van Hohenbusch.<br />

Van 1529 tot 1536 verbleef hij in Kolen-Kerniel. Op het generaal<br />

kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.593<br />

587 E Olischlager, Die Monche zu Beyenburg. in: Zeitschrift des Bergischen Geschichtsverein.<br />

Bonn, dl.10 (1874), p. 40<br />

588 A. Van de Pasch, Definities..., p. 313<br />

A. Van de Pasch, Definities. p. 299<br />

590 A. Van de Pasch, Definities.<br />

, p. 299<br />

591 A. Van de Pasch, Definities.<br />

, p. 311<br />

)2 A. Van de Pasch, Definities.<br />

, p. 311<br />

593 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 107


122 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1536: de Gladbach Paulus was donaat van Hohenbusch. In 1487 werd<br />

hij naar een niet nader genoemd klooster verplaatst. Op het generaal<br />

kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen van Hohenbusch vermeld.594<br />

- 1537: Erclens Gerardus was kruisbroeder van Hohenbusch. Op het<br />

generaal kapittel van 1537 werd hij bij de overledenen vermeld.595<br />

- 1538: Dulcensis Vitus was kruisbroeder van Diilken. In 1537 kreeg hij<br />

de opdracht in Hohenbusch te blijven. In 1538 werd hij naar Sneek<br />

gezonden en in 1539 naar Goes. In 1538 was hij predikant in Sneek.<br />

- 1539: Gangelt Wilhelmus was kruisbroeder van Hohnscheid. In 1522<br />

werd hij naar Aken gezonden. In 1532 werd hij in Hohenbusch geincorporeerd.<br />

Nadat hij in 1537 naar Sneek werd gezonden kreeg hij in<br />

1538 de opdracht om er te blijven en een jaar later ontving hij de<br />

incorporatie.596<br />

- 1540: Petrus was kruisbroeder van Hohenbusch. Op het generaal<br />

kapittel van 1540 werd hij bij de overledenen vermeld.597<br />

4.10 Keulen<br />

- 1531: Hammonis Everardus was kruisbroeder van Keulen. Voor 1531<br />

werd hij pastoor van Meckelen. In 1531 werd hij procurator van<br />

Helenenberg. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de over<br />

ledenen vermeld.<br />

- 1533: Dynslache (Dynslaken) Henricus was kruisbroeder van Keulen.<br />

In 1530 werd hij door het generaal kapittel naar Pedernach gezonden.<br />

Hij werd er procurator. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij<br />

de overledenen vermeld.<br />

- 1534: Paffraet (Pasraet, Pasroth, Paffroidt) Theodericus was kruisbroe<br />

der van Keulen. Van 1522 tot 1534 was hij subprior van Helenenberg.<br />

Op het generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1536: Mesmaker (Metzmecher) Johannes was kruisbroeder van<br />

Keulen. In 1501 zond het generaal kapittel hem als conventualis naar<br />

Duisburg. In 1508 keerde hij terug naar Keulen. Een tijdje later werd<br />

hij naar Colchester gezonden. In 1512 keerde hij definitief terug naar<br />

Keulen. Hij werd er senior. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld.<br />

w A. Van de Pasch, Definities..., pp. 175 en 314<br />

5)5 A. Van de Pasch, Definities..., p. 316<br />

5% R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel2, p. 148<br />

597 A. Van de Pasch, Definities..., p. 320


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 123<br />

1536: Borchgresse (Borchgreffe) Hinricus was kruisbroeder van<br />

Keulen. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.598<br />

1538: de Eynatten (Ermithen) Richardus was kruisbroeder van<br />

Brandenburg. In 1533 werd hij door het generaal kapittel naar Keulen<br />

gezonden en in 1536 en 1537 naar Doornik. In 1538 keerde hij naar<br />

Brandenburg terug.<br />

- 1539: Titz Gerardus was kruisbroeder van Keulen. Op het generaal<br />

kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.599<br />

- 1539: Koichem Simon was kruisbroeder van Keulen. Hij werd senior.<br />

Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen ver<br />

meld.600<br />

4.11 Schwarzenbroich<br />

- 1531: Heib Egidius was kruisbroeder van Aken. In 1524 werd hij door<br />

het generaal kapittel naar Nieuwland gezonden. Een jaar later verhuisde<br />

hij naar Schwarzenbroich. In 1530 en 1531 was hij subprior in<br />

London. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overlede<br />

nen vermeld.<br />

- 1533: de St. Trudone Matthias was kruisbroeder van Schwarzenbroich.<br />

Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen ver<br />

meld.601<br />

- 1533: Leonardus was donaat van Schwarzenbroich. In 1522 werd hij<br />

voor een jaar naar Brandenburg gezonden. Op het generaal kapittel<br />

van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

4.12 Aken<br />

- 1531: Hermannus was donaat van Aken. In 1494 was hij er kok. In dat<br />

jaar werd hij naar Wickrath gezonden en in 1496 naar Ehrenstein. In<br />

1497 keerde hij naar Aken terug. Op het generaal kapittel van 1531<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

598 A. Van de Pasch, Definities..., p. 314<br />

599 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323<br />

6(10 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323<br />

601 A. Van de Pasch, Definities..., p. 305


124 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1531: Heib Egidius was kruisbroeder van Aken. In 1524 werd hij door<br />

het generaal kapittel naar Nieuwland gezonden. Een jaar later verhuisde<br />

hij naar Schwarzenbroich. In 1530 en 1531 was hij subprior in<br />

London. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.<br />

- 1532: Cosfeldie Henricus was kruisbroeder van Hoei. In 1499 werd hij<br />

subprior van Dinant. Enkele jaren later werd hij subprior van Aken. In<br />

1508 werd hij subprior van Chauny en van 1530 tot aan zijn dood<br />

werd hij rector van Leuven. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld. Zijn benoeming voor Chauny viel niet<br />

mee. De kloostertucht liet er te wensen over. Het generaal kapittel<br />

beval aan de prior en het convent dat ze op straffe van gravior culpa<br />

Henricus als confrater moesten ontvangen.<br />

- 1533: Delft Cornelius was kruisbroeder van Aken. In 1496 werd hij<br />

naar Venlo gezonden en in 1504 naar Schiedam. Op het generaal<br />

kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.602<br />

- 1535: van Delft Simon Gysbertus was kruisbroeder van Aken. In 1527<br />

en 1528 werd hij naar Goes gezonden. In 1530 verbleef hij in Asperen,<br />

in 1531 en 1532 in Sneek, in 1533 in Schiedam, in 1534 in Hoorn en<br />

vanaf het generaal kapittel van 1534 weer in Sneek. Op het generaal<br />

kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.603<br />

- 1535: Gangelt Johannes was kruisbroeder van (?). Omstreeks 1535<br />

keerde hij uit Roermond terug naar Aken en werd er subprior en later<br />

prior.604<br />

- 1536: Hermannus was donaat van Aken. In 1509 werd hij voor een<br />

jaar naar Helenenberg gezonden. In 1510 keerde hij terug naar Aken<br />

en bleef er conventualis tot omstreeks 1536.<br />

- 1539: Gangelt Wilhelmus was kruisbroeder van Hohnscheid. In 1522<br />

werd hij naar Aken gezonden. In 1532 werd hij in Hohenbusch gei'ncorporeerd.<br />

Nadat hij in 1537 naar Sneek werd gezonden kreeg hij in<br />

1538 de opdracht om er te blijven en een jaar later ontving hij de<br />

incorporatie.605<br />

61)2 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 121<br />

603 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p 34<br />

604 A. Van de Pasch, Definities..., p. 313<br />

605 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 148


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 125<br />

4.13 Asperen<br />

- 1534: Simonis Henricus was kruisbroeder van Schiedam. Van 1527 tot<br />

1530 werd hij naar Goes gezonden. In 1530 en 1531 verbleef hij in<br />

Asperen. Vervolgens verhuisde hij tot 1533 naar Sneek. Dan nam hij<br />

voor een jaar zijn intrek in Hoorn, waarna hij terugkeerde naar Sneek.<br />

Hijoverleednal534.606<br />

- 1535: Arnoldus was donaat van Asperen. Hij was er kok. Op het generaal<br />

kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.607<br />

- 1535: van Delft Simon Gysbertus was kruisbroeder van Aken. In 1527<br />

en 1528 werd hij naar Goes gezonden. In 1530 verbleef hij in Asperen,<br />

in 1531 en 1532 in Sneek, in 1533 in Schiedam, in 1534 in Hoorn en<br />

vanaf het generaal kapittel van 1534 weer in Sneek. Op het generaal<br />

kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1536: Martinus was donaat van Brandenburg. In 1536 werd hij naar<br />

Asperen gezonden. Zowel in Brandenburg als in Asperen was hij kok.<br />

- 1536: Cock Richard was kruisbroeder van Asperen. In 1536 was hij er<br />

procurator. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overle<br />

denen vermeld.608<br />

- 1538: Mauritius was kruisbroeder van Schiedam. In 1523 werd hij<br />

naar Asperen gezonden en een jaar later naar Scharmer. Daarna keer-<br />

de hij terug naar Schiedam. Op het generaal kapittel van 1538 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld. Hij was senior.609<br />

4.14 Sint-Agatha<br />

- 1531: Novimagii (Heel) Rutgerus was kruisbroeder van Sint-Agatha.<br />

In 1527 en 1528 verbleef hij in Sneek. In 1529 werd hij naar<br />

Nieuwland gezonden, waar hij subprior werd. Op het generaal kapit<br />

tel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1531: van Tiel (de Tela, de Tyela) Johannes was kruisbroeder van<br />

Hohenbusch. In 1494 werd hij naar Sneek gezonden. In 1512 vertrok<br />

hij uit Sint-Agatha en ging wonen in Maaseik. Hij werd predikant in<br />

Maaseik. Van 1526 tot aan zijn dood was hij pastoor in Woudrichem.<br />

Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

606 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 33<br />

607 A. Van de Pasch, Definities..., p. 311<br />

608 A. Van de Pasch, Definities..., p. 314<br />

609 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 121


126 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1532: de Embrica Wilhelmus was donaat van Sint-Agatha. Hij was<br />

kleermaker. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.610<br />

- 1533: Tyla Henricus was kruisbroeder van Sint-Agatha; In 1533 keer-<br />

de hij uit een niet nader genoemd klooster terug naar Sint-Agatha.611<br />

- 1533: Petrus was kruisbroeder van Dinant. In 1522 werd hij naar Sint-<br />

Agatha gezonden. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij bij de<br />

overledenen vermeld.<br />

- 1534: Kamerman Jacobus was kruisbroeder van Sint-Agatha. Op het<br />

generaal kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.612<br />

- 1535: Naet (Nait) Theodorus was kruisbroeder van Sint-Agatha.<br />

Wanneer hij verplaatst werd naar Sneek is ons niet bekend. In 1522<br />

kreeg hij echter de opdracht in Sneek te blijven. Op het generaal kapit<br />

tel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.613<br />

- 1535: van Doesborch (Dusborch, Doesburg) Franciscus was kruis<br />

broeder van Sint-Agatha. Bij zijn overlijden was hij subprior in<br />

Woudrichem. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij bij de over<br />

ledenen vermeld. Hij overleed op 26 mei 1535.<br />

- 1535: Mullem Theodericus was kruisbroeder van Sint-Agatha. Op het<br />

generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.614<br />

- 1537: Haps Petrus was donaat van Sint-Agatha. Op het generaal kapit<br />

tel van 1537 werd hij bij de overledenen vermeld.615<br />

- 1537: van Deventer (Daventrie) Johannes was kruisbroeder van Sint-<br />

Agatha. Hij werd geboren in Nijmegen, vermoedelijk in 1465. Hij<br />

studeerde theologie, misschien wel in Keulen, en trad reeds in zijn<br />

studententijd op als scriptor van Sint-Agatha. Omwille van zijn zin<br />

voor kleuren sloot hij aan bij de kruisbroeders van Keulen, die in die<br />

jaren veel zorg besteedden aan het overschrijven en inbinden van boe-<br />

ken. In 1506 keerde hij uit een niet nader genoemd klooster (Keulen?)<br />

terug naar Sint-Agatha. Van 1498 tot 1529 was hij scriptor-illustrator<br />

in Sint-Agatha. Van hem worden twee gradualia bewaard. Op het<br />

generaal kapittel van 1538 werd hij bij de overledenen vermeld.616<br />

610 A. Van de Pasch, Definities..., p. 303<br />

611 A. Van de Pasch, Definities..., p. 304<br />

612 A. Van de Pasch, Definities..., p. 308<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 147<br />

A. Van de Pasch, Definities.<br />

A. Van de Pasch, Definities.<br />

., p. 311<br />

.,p. 316<br />

616 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 237 en 320; Idem, De drie gradualia van St. Agatha.<br />

in: Clairlieu, jg.7, 1949, pp. 65-100


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 127<br />

- 1538: Vechel Henricus was kruisbroeder van Sint-Agatha. Op het<br />

generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.617<br />

- 1540: Hoefsleger (van Kempen) Henricus was kruisbroeder van Sint-<br />

Agatha. Misschien was hij student in Leuven tussen 1498 en 1503. Hij<br />

werd prior van Sint-Agatha van 1504 tot 1540. In de jaren 1519,<br />

1521, 1523, 1525, 1527, 1529, 1531, 1533, 1535, 1537 en 1539<br />

werd hij definitor van de orde. In 1540 was hij prior-provinciaal van<br />

Holland en Zeeland en visitator. Voor 1506 was hij lector in de theologie<br />

in Sint-Agatha. In 1506 gaf hij de inleidende preek op het gene<br />

raal kapittel. Hij overleed op een van zijn visitatiereizen in het klooster<br />

van Den Bosch.<br />

4.15 Venlo<br />

- 1533: Delft Cornelius was kruisbroeder van Aken. In 1496 werd hij<br />

naar Venlo gezonden en in 1504 naar Schiedam. Op het generaal<br />

kapittel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1534: Reter Johannes was donaat van Venlo. In 1534 werd hij als kok<br />

naar Woudrichem gezonden.<br />

- 1535: Craechs (Erarsz) Goswinus werd geboren in Maastricht en was<br />

kruisbroeder van Kolen-Kerniel. Vanaf 1483 verbleef hij een tijdje in<br />

Venlo. Daarna keerde hij terug naar Kolen-Kerniel. Hij werd senior en<br />

jubilarius. Op het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overlede<br />

nen vermeld.618<br />

- 1536: van Beringen Franciscus was kruisbroeder van Venlo. Op het<br />

generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.619<br />

- 1536: Beckman Petrus was donaat van Venlo. Hij was er kok. Op het<br />

generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.620<br />

- 1539: van de Putte Mathias was kruisbroeder van Venlo. Van 1521 tot<br />

1539 was hij er prior. Hij was definitor van de orde in de jaren 1524,<br />

1526, 1528, 1530, 1532, 1534, 1536 en 1538. Op het generaal kapit<br />

tel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.621<br />

617 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323<br />

618 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 107<br />

619 A. Van de Pasch, Definities..., p. 314<br />

620 A. Van de Pasch, Definities..., p. 314<br />

621 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 279, 284, 289, 294, 300, 306, 312, 317 en 326


128 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIIFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1539: Verpinxten (Vorpmyteren) Henricus was kruisbroeder van<br />

Kolen-Kerniel. Hij begon er in 1477 aan het noviciaat. In 1490 werd<br />

hij naar Osterberg gezonden en het daarop volgende jaar werd hij voor<br />

66n jaar naar Venlo gezonden. Hij werd rondtrekkend predikant van<br />

1502 tot 1538 en procurator van Kolen-Kerniel van 1516 tot 1538.<br />

Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

Hij was een bekende rondtrekkende predikant en een bijbelspecialist.<br />

Hij was bovendien praktisch en voortvarend.622<br />

- 1540: van Venlo (Venlensis) Leonardus was kruisbroeder van Venlo. In<br />

1507 werd hij door het generaal kapittel naar Colchester gezonden.<br />

Van 1511 tot 1526 verbleef hij in London. In 1526 werd hij door het<br />

generaal kapittel naar Nieuwland gezonden. Op het generaal kapittel<br />

van 1540 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

4.16 Parijs<br />

- 1530: Hyperen Gisbertus was kruisbroeder van Hoei. In 1502 werd hij<br />

verplaatst naar Parijs. In 1504 keerde hij terug naar Hoei tot 1512, in<br />

welk jaar hij naar London werd gezonden. In 1529 was hij subprior in<br />

Den Bosch. Hij overleed in 1529 of in 1530.623<br />

- 1531: Tyreau Jacobus was kruisbroeder van Parijs. In 1524 was hij er<br />

subprior. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overlede<br />

nen vermeld.624<br />

- 1531: Marechal Jacobus was kruisbroeder van Parijs. Op het generaal<br />

kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.625<br />

- 1531: de Fugo Claudius was kruisbroeder van Parijs. Op het generaal<br />

kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.626<br />

- 1532: Salmon Wilhelmus was kruisbroeder van Parijs. In 1518 was hij<br />

er prior. Op het generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.627<br />

- 1532: Eperobins Stephanus was kruisbroeder van Parijs. Op het gene<br />

raal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.628<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 50<br />

R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 1, p. 46<br />

A. Van de Pasch, Definities..., p. 299<br />

A. Van de Pasch, Definities.<br />

A. Van de Pasch, Definities.<br />

A. Van de Pasch, Definities.<br />

A. Van de Pasch, Definities.<br />

p. 300<br />

p. 299<br />

p. 302<br />

, p. 302


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VTfFTIENDE EEUW - DEEL 3 129<br />

- 1532: Cosart (Cohart, Cochart) Felix was kruisbroeder van Parijs,<br />

zeker van 1518 tot 1521 en van 1529 tot 1532. Hij was subprior in<br />

Parijs van 1518 tot 1521. Van 1526 tot 1529 was hij prior van<br />

Buzancais. Van 1524 tot 1532 was hij prior-provinciaal en vicaris van<br />

de Franse kloosters. Van 1529 tot 1532 was hij prior van Parijs. Op het<br />

generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.629<br />

- 1532: Cordereau Johannes was kruisbroeder van Parijs. Op het gene<br />

raal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.630<br />

- 1532: Botel Johannes was kruisbroeder van Parijs. Op het generaal<br />

kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.631<br />

- 1534: Cortyn Nicolaus was kruisbroeder van Parijs. Op het generaal<br />

kapittel van 1534 werd hij bij de overledenen vermeld.632<br />

- 1536: Mimire (Minieu) Natalis was kruisbroeder van Parijs. Op de<br />

generale kapittels van 1536 en 1539 werd hij bij de overledenen ver<br />

meld.633<br />

- 1536: Banck (Brech) Wilhelmus was kruisbroeder van Parijs. Voor<br />

1536 was hij een tijdlang prior geweest in Laines-aux-Bois. Op het<br />

generaal kapittel van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.634<br />

- 1536: Maioris Nicolaus was kruisbroeder van Parijs. Op de generale<br />

kapittels van 1536 en 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.635<br />

4.17 Condren<br />

4.18 Caen<br />

- 1533: Wilhelmus was kruisbroeder van Caen. Op het generaal kapit<br />

tel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.636<br />

- 1533: Genon Johannes was kruisbroeder van Caen, zeker van 1501 tot<br />

1533. Bij zijn overlijden was hij er procurator. Op het generaal kapit<br />

tel van 1533 werd hij bij de overledenen vermeld.637<br />

629 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuiu, Deel 2, p. 13<br />

r'30 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302<br />

631 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302<br />

632 A. Van de Pasch, Definities..., p. 308<br />

633 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 314 en 323<br />

634 A. Van de Pasch, Definities..., p. 313<br />

635 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 314 en 323<br />

636 A. Van de Pasch, Definities..., p. 305<br />

637 A. Van de Pasch, Definities..., p. 305; A. Durand, Leprieure Sainte Croix de Caen, in:<br />

Clairlieu,)%.25, 1967, p. 56


130 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VTJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1535: de Tornaco (van Doornik) Adam was kruisbroeder van Doornik.<br />

Hij studeerde theologie aan de Leuvense universiteit en behaalde er het<br />

baccalaureaat in de theologie. Hij werd door het generaal kapittel aangesteld<br />

als eerste prior van Le Verger (1490-1491). Samen met hem<br />

zouden enkele kruisbroeders van Parijs naar Le Verger vertrekken. Het<br />

generaal kapittel besliste immers dat de subprior van Doornik naar<br />

Parijs zou verhuizen om diegenen te vervangen die naar Le Verger werden<br />

gestuurd. In 1491 werd hij benoemd tot professor aan de univer<br />

siteit van Caen. De reden waarom hij van Le Verger naar Caen werd<br />

geroepen had te maken met het feit dat het klooster van Caen nogal<br />

wat universiteitsstudenten telde. In 1489-1490 waren er dat negen. In<br />

1490 nam Adam de Tornaco overigens deel aan de rectorkeuze van de<br />

universiteit van Caen. Hij bleef in Caen tot 1504. Van 1504 tot 1535<br />

werd hij prior van Saint-Georges de Tremeur. Op het generaal kapittel<br />

van 1536 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1537: de Gouda Thomas was kruisbroeder van Caen. Van 1515 tot<br />

1518 werd hij naar Le Verger gezonden en van 1518 tot 1529 naar<br />

Kolen-Kerniel. In 1518 werd hij de prior-generaal Wilhelmus van den<br />

Oever verplaatst naar Kolen-Kerniel omdat er tussen hem de Charles<br />

Rohan, de zoon van de oprichter Pierre Rohan, een meningsverschil<br />

was opgetreden. In Kolen werd hij in 1519 subprior en in 1520 prior.<br />

In 1529 keerde hij terug naar Caen, maar werd nog datzelfde jaar<br />

bestemd voor Hoei. Hij was achtereenvolgens prior van Le Verger<br />

(1515-1518), subprior van Kolen-Kerniel (1519), prior van Kolen-<br />

Kerniel (1520-1529), prior van Caen (1529) en prior-generaal (13<br />

november 1529 tot 15 december 1537). Tevens werd hij prior-provinciaal<br />

van de Franse kloosters (1515-1518 en 1529), definitor van de<br />

orde (1520, 1522, 1524, 1526 en 1528) en visitator (1522, 1524,<br />

1526 en 1527). Als prior hield hij streng vast aan de observantie.<br />

- 1539: Huth Richard was kruisbroeder van Caen. Op het generaal<br />

kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld. Volgens<br />

Hayden was Richard Huth dezelfde persoon als Henricus Hueth, voormalig<br />

prior van Donnington.638<br />

- 1539: de Gremio (de Gremis) Petrus was kruisbroeder van Caen. In<br />

1512 werd hij door het generaal kapittel naar Dinant gezonden. Hij<br />

werd er predikant. In 1539 werd hij naar Doornik gezonden.<br />

638 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323; J.M. Hayden, Religious reform and religious<br />

orders in England, 1490 - 1540: the case ofthe Crutched Friars, p. 429


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 131<br />

- 1539: Gele Nicolaus was kruisbroeder van Caen. Op het generaal<br />

kapittel van 1539 werd hij bij de overledenen vermeld.639<br />

- 1539: Hueth (White, Wheete, Weete) Henricus was kruisbroeder van<br />

Donnington. Zeker van 1531 tot 1538 was hij er prior. Van 1531 tot<br />

1534 was hij vicarius van de prior-generaal in Engeland. In 1539 verbleef<br />

hij in Caen. In de opheffingsdocumenten van 1538 werd hij een<br />

man genoemd met een 'extreem hoge leeftijd'. In 1538 kreeg hij een<br />

pensioen van £6 13s. 4d. Volgens Hayden was hij misschien dezelfde<br />

persoon als Ricardus Huth, die in 1539 in Caen overleed.640<br />

- 1539: Porinck Johannes was kruisbroeder van Caen. In 1499 werd hij<br />

door het generaal kapittel voor een jaar naar Le Verger gezonden.<br />

Daarna keerde hij terug naar Caen. Op het generaal kapittel van 1539<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1540: Morijn Johannes was kruisbroeder van Caen. In 1540 was hij er<br />

subprior.641<br />

- 1540: Besselot Thomas was kruisbroeder van Caen. Hij werd doctor in<br />

de theologie. In 1540 was hij prior van Caen.642<br />

- 1540: van der Steegen Arnoldus was kruisbroeder van Den Bosch. In<br />

1489 verbleef hij Lannoy en in 1491 in Caen. Hij was senior en jubilarius.<br />

Op het generaal kapittel van 1541 werd hij bij de overledenen<br />

vermeld.643<br />

4.19: Saint-Ursin<br />

- 1534: Brenoust Jehan was kruisbroeder van Saint-Ursin. In 1534 was<br />

hij er procurator.644<br />

4.20 Saint-Georges de Tremeur<br />

- 1532: Johannes was novice in Saint-Georges de Tremeur. Op het gene<br />

raal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.645<br />

639 A. Van de Pasch, Definities..., p. 323<br />

640 J.M. Hayden, Religious reform and religious orders in England, 1490 - 1540: the case of<br />

the CrutchedFriars, pp. 428-430; A. Van de Pasch, Definities..., pp. 298 en 309<br />

641 A. Durand, Le prieure SainteCroix de Caen, p. 63<br />

M1 A. Durand, Le prieure SainteCroix de Caen, p. 63<br />

643 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 166<br />

644 A. Durand, Le prieure' de SaintUrsin. in: Clairlieu, jg.22, 1964, p. 45<br />

645 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302


132 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1533: Oyrdin (Oudyn) Johannes was kruisbroeder van Saint-Georges<br />

de Tremeur. In 1533 was hij er prior. Op het generaal kapittel van<br />

1533 werd hij bij de overledenen vermeld.646<br />

- 1535: de Tornaco (van Doornik) Adam was kruisbroeder van Doornik.<br />

Hij studeerde theologie aan de Leuvense universiteit en behaalde er het<br />

baccalaureaat in de theologie. Hij werd door het generaal kapittel aangesteld<br />

als eerste prior van Le Verger (1490-1491). Samen met hem<br />

zouden enkele kruisbroeders van Parijs naar Le Verger vertrekken. Het<br />

generaal kapittel besliste immers dat de subprior van Doornik naar<br />

Parijs zou verhuizen om diegenen te vervangen die naar Le Verger werden<br />

gestuurd. In 1491 werd hij benoemd tot professor aan de univer<br />

siteit van Caen. Hij bleef in Caen tot 1504. Van 1504 tot 1535 werd<br />

hij prior van Saint-Georges de Tremeur. Op het generaal kapittel van<br />

1536 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

4.21 Varennes-sur-Allier<br />

- 1531: Mauray (Mauxay) Se'bastien was kruisbroeder van Varennes-sur-<br />

Allier.647<br />

- 1531: Grocht (Groyhet, Grohet) Jacques was kruisbroeder van<br />

Varennes-sur-Allier. In 1531 was hij er prior.648<br />

- 1531: Delli (Dell, Delle) Antonius was kruisbroeder van Toulouse. In<br />

1499 werd hij prior van Buzan^ais benoemd door het generaal kapit<br />

tel. In 1500 kreeg hij het bevel deze benoeming aan te nemen. In 1501<br />

verbleef hij in Varennes-sur-Allier. Van 1501 tot 1503 resideerde hij<br />

opnieuw in Toulouse. In 1529 en 1530 verbleef hij in Dinant. Op het<br />

generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1532: Maturinus was kruisbroeder van Varennes-sur-Allier. Op het<br />

generaal kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.649<br />

- 1533: Udem Theodorus was kruisbroeder van Hohnscheid. Van 1503<br />

tot 1507 verbleef hij in Emmerik. Daarna werd hij tot 1509 naar<br />

Varennes-sur-Allier gezonden en in 1509 naar Toulouse. In 1510 werd<br />

hij omwille van gravior culpa naar Emmerik gezonden, waar hij bleef<br />

wonen tot aan zijn dood. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld.650<br />

646 A. Van de Pasch, Definities..., p. 305<br />

647 Arch. Dep. Allier H.650<br />

648 Arch. Dep. Allier H.650 (microfilm 2. Mi27.R.71<br />

649 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302<br />

650 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 173


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 133<br />

- 1535: Namuriensis Michael Jacobus was kruisbroeder van Namen. Op<br />

het generaal kapittel van 1494 werd hij subprior benoemd in Le<br />

Verger. In 1495 werd hij verplaatst naar Varennes-sur-Allier. In 1497<br />

werd hij door het generaal kapittel terug naar Le Verger gezonden. Op<br />

het generaal kapittel van 1535 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

4.22 Toulouse<br />

- 1531: Delli (Dell, Delle) Antonius was kruisbroeder van Toulouse. In<br />

1499 werd hij prior van Buzancais benoemd door het generaal kapit<br />

tel. In 1500 kreeg hij het bevel deze benoeming aan te nemen. In 1501<br />

verbleef hij in Varennes-sur-AIlier. Van 1501 tot 1503 resideerde hij<br />

opnieuw in Toulouse. In 1529 en 1530 verbleef hij in Dinant. Op het<br />

generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

- 1533: Udem Theodorus was kruisbroeder van Hohnscheid. Van 1503<br />

tot 1507 verbleef hij in Emmerik. Daarna werd hij to 1509 naar<br />

Varennes-sur-AIlier gezonden en in 1509 naar Toulouse. In 1510 werd<br />

hij omwille van gravior culpa naar Emmerik gezonden, waar hij bleef<br />

wonen tot aan zijn dood. Op het generaal kapittel van 1533 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld.<br />

- 1536: Petrus was donaat van Toulouse. Op het generaal kapittel van<br />

1536 werd hij bij de overledenen vermeld.651<br />

4.23 Salignac<br />

4.24 Laines-aux-Bois<br />

4.25 Barham<br />

- 1532: Reynolds Henry was kruisbroeder van Barham. Hij was de laatste<br />

prior van Barham. Hij overleed na 1532.652<br />

- 1532: Bybe John was kruisbroeder van Barham. Zeker van 1522 tot<br />

1532 was hij er conventualis en in 1531 en 1532 prior.653<br />

651 A. Van de Pasch, Definities..., pp. 314 en 324<br />

652 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, p. 80<br />

653 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, p. 80


134 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

4.26 Colchester<br />

- 1536: Mesmaker (Metzmecher) Johannes was kruisbroeder van<br />

Keulen. In 1501 zond het generaal kapittel hem als conventualis naar<br />

Duisburg. In 1508 keerde hij terug naar Keulen. Een tijdje later werd<br />

hij naar Colchester gezonden. In 1512 keerde hij definitief terug naar<br />

Keulen. Hij werd er senior. Op het generaal kapittel van 1536 werd hij<br />

bij de overledenen vermeld.<br />

4.27 Donnington<br />

- 1532: Stere Simon was kruisbroeder van Donnington. Op het generaal<br />

kapittel van 1532 werd hij bij de overledenen vermeld.654<br />

- 1538: Ungull (Ungyll, Uncle) Richard was kruisbroeder van<br />

Donnington. Hijzelf en Henry White waren de laatste bewoners van<br />

Donnington. De priorij werd opgeheven in 1538. Hij ontving een<br />

pensioen van £ 4.655<br />

- 1539: Hueth (White, Wheete, Weete) Henricus was kruisbroeder van<br />

Donnington. Zeker van 1531 tot 1538 was hij er prior. Van 1531 tot<br />

1534 was hij vicarius van de prior-generaal in Engeland. In 1539 verbleef<br />

hij in Caen. In de opheffingsdocumenten van 1538 werd hij een<br />

man genoemd met een 'extreem hoge leeftijd'. In 1538 kreeg hij een<br />

pensioen van £6 13s. 4d. Volgens Hayden was hij misschien dezelfde<br />

persoon als Ricardus Huth, die in 1539 in Caen overleed.<br />

4.28 London<br />

- 1531: Francfordie Johannes was kruisbroeder van London. Op het<br />

generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overledenen vermeld.656<br />

- 1531: Heib Egidius was kruisbroeder van Aken. In 1524 werd hij door<br />

het generaal kapittel naar Nieuwland gezonden. Een jaar later verhuisde<br />

hij naar Schwarzenbroich. In 1530 en 1531 was hij subprior in<br />

London. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overlede<br />

nen vermeld.<br />

654 A. Van de Pasch, Definities..., p. 302; J.M. Hayden, Religious reform and religious<br />

orders in England, 1490 - 1540: the case ofthe Crutched Friars, p. 429<br />

655 J.M. Hayden, Religious reform and religious orders in England, 1490 - 1540: the case of<br />

the Crutched Friars, p. 429<br />

656 A. Van de Pasch, Definities..., p. 299


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 135<br />

1531: Gelrie Hinricus was kruisbroeder van Roermond. In 1512 werd<br />

hij vanuit London naar Colchester gezonden. Hij overleed in<br />

Roermond. Op het generaal kapittel van 1531 werd hij bij de overle-<br />

denen vermeld.657<br />

1532: Crochun (Crocynus) William was kruisbroeder van London.<br />

Van 1513 tot 1517 en van 1525 tot 1532 verbleef hij in London. Hij<br />

werd subdiaken gewijd op 24 September 1513 en diaken gewijd op 17<br />

december 1513. Hij werd Baccalaureus formatus in Leuven en studeerde<br />

er van 19 mei 1517 tot in 1525. Op 1 augustus 1532 berichtten<br />

twee leden van de communiteit van London, William Crochun en<br />

Robert Balle, aan de koninklijke raadsheren Thomas Cromwell en<br />

John Alleyn, dat hun prior John Dryver zich laatdunkend had uitgela-<br />

ten over de koning. Hij had nl. vernomen dat Hendrik VIII van plan<br />

was verschillende kloosters te sluiten. Dryver stelde dat de koning in<br />

plaats van de titel Defensor Fidei beter de titel van Destructor Fidei<br />

koos. Hierover ondervraagd door de bovengenoemde raadsheren her-<br />

haalde Dryver zijn commentaar op de koning. Wat daarna met hem<br />

gebeurde, weten we niet. Als prior werd hij vervangen door Edmund<br />

Straetham. A. Ramaekers beweerde dat hij prior van London werd<br />

voor 1527 en vicaris van de prior-generaal in Engeland. Steeds volgens<br />

Ramaekers overleed hij tussen april 1529 en mei 1530. Ramaekers verwarde<br />

deze William echter met William Bowry.<br />

1532: Dryver (Duyner, Draywt) John was kruisbroeder van London.<br />

Hij werd akoliet op 18 September 1490. Subdiaken werd hij gewijd op<br />

22 februari 1494 en diaken gewijd op 18 maart 1494. Omstreeks 1532<br />

was hij prior van London. Op 1 augustus 1532 berichtten twee leden<br />

van de communiteit van London, William Crochun en Robert Balle,<br />

aan de koninkljke raadsheren Thomas Cromwell en John Alleyn, dat<br />

hun prior John Dryver zich laatdunkend had uitgelaten over de<br />

koning. Hij had nl. vernomen dat Hendrik VIII van plan was ver<br />

schillende kloosters te sluiten. Dryver stelde dat de koning in plaats<br />

van de titel Defensor Fidei beter de titel van Destructor Fidei koos.<br />

Hierover ondervraagd door de bovengenoemde raadsheren herhaalde<br />

Dryver zijn commentaar op de koning. Wat daarna met hem gebeur<br />

de, weten we niet. Als prior werd hij vervangen door Edmund<br />

Straetham.658<br />

657 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2, p. 21<br />

658 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, pp. 73, 74, 77 en 81; Idem, Religious<br />

reform and religious orders in England, 1490 - 1540: the case of the Crutched Friars, p. 432


136 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1533: Shynnet Richard was kruisbroeder van London. Op 17 december<br />

1502 werd hij diaken gewijd. Op het generaal kapittel van 1533<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.659<br />

- 1535: Stretcham (Streatham, Streatam, Stretham) Edmund was kruis<br />

broeder van London. Hij werd subdiaken gewijd op 21 September<br />

1521. In 1534 werd hij prior van London. Zijn termijn als prior van<br />

London was kort. Op 17 april 1534 ondertekende hij, samen met de<br />

priors van vier andere Londonse kloosters (Franciscanen,<br />

Dominicanen, Augustijnen en Karmelieten), een verklaring van<br />

gehoorzaamheid aan Hendrik VIII en van aanvaarding van het huwelijk<br />

van Hendrik VIII met Anna Boleyn. De vier oversten erkenden<br />

Hendrik VIII als hoofd van de Kerk in Engeland. Een van de agenten<br />

van Thomas Cromwell, een zekere John Barthelot, die als vicaris gene<br />

raal en vice-regent voor kerkelijke aangelegenheden belast was met de<br />

sluiting van kloosters, beschuldigde Stretcham ervan dat hij hem op<br />

een lentedag betrapt had terwijl hij naakt in bed lag in het bijzijn van<br />

een ontklede vrouw. Stretcham betaalde Bartelot eerst zwijggeid. Toen<br />

Barthelot opnieuw geld eiste, weigerde Stretcham te betalen en daagde<br />

Barthelot voor het gerecht. Stretcham werd onschuldig bevonden en<br />

Barthelot liep een boete op. De aantijging van Barthelot betekende<br />

niet het einde van het prioraat van Stretcham. Daaraan kwam in 1535<br />

een einde toen de Londonse kruisheren hun kerk ter beschikking stelden<br />

van de Spaanse gemeenschap in London, die de overwinning van<br />

Karel V in Afrika wilden vieren.660<br />

- 1535: Harbenett (Herbener, Herbenett) Ludovicus was kruisbroeder<br />

van London van 1521 tot 1535. In 1535 werd hij naar Goes gezonden.<br />

Op 21 September 1521 werd hij subdiaken gewijd.661<br />

- 1535: Lewen (Lewellos, Lewellis) Ricardus was kruisbroeder van<br />

London in de jaren 1528 tot 1535. Op het generaal kapittel van 1535<br />

werd hij bij de overledenen vermeld.662<br />

- 1535: Bex Simon (Eyckensis Symon) was kruisbroeder van Roermond.<br />

In 1511 verbleef hij voor een jaar in Namen, in 1512 in Le Verger en<br />

in 1535 in London. Hij overleed in London op 18 november 1535.<br />

659 A. Van de Pasch, Definities..., p. 305; J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited,<br />

p. 76<br />

660 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, pp. 79, 80 en 81; Idem, Religious reform<br />

and religious orders in England, 1490 - 1540: the case of the Crutched Friars, pp. 432-433<br />

661 R. Janssen, De Orde van het H. Kruis in de vijftiende eeuw. Deel 2, p. 34<br />

662 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, pp. 80-81; A. Van de Pasch, Definities...,<br />

p. 311


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 137<br />

1535: Ball (Balle) Robert was kruisbroeder van London. In 1535 was<br />

hij er prior.663<br />

1536: Rowland John was kruisbroeder van London. Op 23 februari<br />

1536 hoorde hij biecht in de kruisbroederskerk. John Stanton, een<br />

spion van de koning, kwam opbiechten dat hij moeite had met een sermoen<br />

van Hugh Latiner, de bisschop van Worcester. Rowland bezwoer<br />

Stanton gehoorzaam te blijven aan Rome. Als gevolg van deze<br />

biecht kregen vier of vijf biechtvaders verbod om nog biecht te horen<br />

in de kruisherenkerk van London. Rowland was een van hen.664<br />

1538: Turner (Turnar, Turnir, Tornar, Imrimur) Raphael was kruis<br />

broeder van London van 1515 tot 1538. Van 1527 tot 1538 was hij er<br />

sacrista.665<br />

1538: Damas Petrus was kruisbroeder van London. Hij was conventu-<br />

alis bij de opheffing van het klooster in 1538.666<br />

1538: Hayton (Hoptun) Roger was kruisbroeder van London. Op 21<br />

September 1521 werd hij diaken gewijd. Hij was conventualis bij de<br />

opheffing van het klooster in 1538.667<br />

■ 1538: Hyx (Hykkes, Hykkers) John was kruisbroeder van London. Hij<br />

was conventualis bij de opheffing van het klooster van London in<br />

1538. Hij werd subdiaken gewijd op 18 September 1518 en diaken<br />

gewijd op 19 maart 1519.668<br />

- 1538: Borkyn Gotfridus was kruisbroeder van London. Hij was con<br />

ventualis bij de opheffing van het klooster in 1538.669<br />

- 1538: Smyth John was kruisbroeder van London. Hij werd diaken<br />

gewijd op 29 mei 1507. Tot aan de opheffing in 1538 was hij conven<br />

tualis van London. Vermoedelijk vond hij een onderkomen in<br />

Marienfrede. Op het generaal kapittel van 1539 werd hij bij de over-<br />

ledenen vermeld.670<br />

663 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, p. 81; Idem, Religious reform and religious<br />

orders in England, 1490 - 1540: the case ofthe Crutched Friars, p. 432<br />

664 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, p. 81; Idem, Religious reform and religious<br />

orders in England, 1490 - 1540: the case ofthe Crutched Friars, p. 434<br />

665 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, p. 78; Idem, The Crutched Friars in<br />

England in: Clairlieu, jg.47, 1989, p. 171<br />

666 J.M. Hayden, The Crutched Friars in England, in: Clairlieu, jg.47, 1989, p. 171<br />

667 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, p. 71; Idem, The Crutched Friars in<br />

England, p. 171<br />

668 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, pp. 79-81; Idem, The Crutched Friars in<br />

England, p. 171; Idem, Religious reform and religious orders in England, 1490 - 1540: the case<br />

ofthe Crutched Friars, p. 437<br />

669 J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, p. 81<br />

670 A. Van de Pasch, Definities..., p. 324; J.M. Hayden, The Crutched Friars revisited, pp.<br />

77 en 82; Idem, The Crutched Friars in England, p. 171


138 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

- 1540: van Venlo (Venlensis) Leonardus was kruisbroeder van Venlo. In<br />

1507 werd hij door het generaal kapittel naar Colchester gezonden.<br />

Van 1511 tot 1526 verbleef hij in London. In 1526 werd hij door het<br />

generaal kapittel naar Nieuwland gezonden. Op het generaal kapittel<br />

van 1540 werd hij bij de overledenen vermeld.<br />

Klooster<br />

Hoei<br />

Namen<br />

Luik<br />

Doornik<br />

Suxy<br />

Carignan<br />

Virton<br />

Beyenburg<br />

Hohenbusch<br />

Keulen<br />

Schwarzenbroich<br />

Aken<br />

Asperen<br />

Sint-Agatha<br />

Venlo<br />

Parijs<br />

Condren<br />

Caen<br />

Saint-Ursin<br />

Saint-Georges<br />

Varennes<br />

Toulouse<br />

totaal aanta<br />

146<br />

128<br />

110<br />

109<br />

015<br />

038<br />

011<br />

093<br />

089<br />

145<br />

099<br />

087<br />

093<br />

109<br />

093<br />

107<br />

014<br />

114<br />

025<br />

022<br />

040<br />

065<br />

ingetredenen<br />

099<br />

085<br />

084<br />

071<br />

000<br />

017<br />

000<br />

072<br />

063<br />

130<br />

065<br />

053<br />

067<br />

096<br />

076<br />

070<br />

004<br />

088<br />

018<br />

014<br />

014<br />

029<br />

van elders<br />

A7<br />

43<br />

26<br />

38<br />

15<br />

21<br />

11<br />

21<br />

26<br />

15<br />

34<br />

34<br />

26<br />

13<br />

17<br />

37<br />

10<br />

26<br />

07<br />

08<br />

26<br />

36<br />

naar elders<br />

47<br />

39<br />

38<br />

28<br />

00<br />

07<br />

00<br />

11<br />

15<br />

52<br />

16<br />

28<br />

18<br />

31<br />

28<br />

22<br />

02<br />

34<br />

02<br />

05<br />

04<br />

03


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 139<br />

Klooster<br />

Salignac<br />

Laines-aux-Bois<br />

Barham<br />

Colchester<br />

Donnington<br />

London<br />

Welnethan<br />

Totalen<br />

Besluit<br />

totaal aantal ingetredenen<br />

010<br />

002<br />

007<br />

005<br />

015<br />

143<br />

002<br />

1936<br />

006<br />

001<br />

004<br />

001<br />

005<br />

108<br />

000<br />

1340<br />

van elders<br />

04<br />

01<br />

03<br />

04<br />

10<br />

35<br />

02<br />

596<br />

naar elders<br />

02<br />

00<br />

00<br />

00<br />

01<br />

11<br />

00<br />

444<br />

* Tussen 1410 en ca. 1540 traden 2661 clerici, donaten, conversen<br />

en laid toe tot de Orde van het H. Kruis. Van de ingetredenen<br />

werden er 725 ook naar andere conventen gezonden. Hun aantal<br />

komt neer op 27,25% van het aantal ingetredenen. Een aantal<br />

ingetredenen werd meer dan eens verplaatst. Vandaar het getal<br />

1164 in de rubriek Van elders'.<br />

Klooster<br />

Gesticht<br />

v66r 1410<br />

Gesticht<br />

tussen 1410<br />

en 1473<br />

Gesticht<br />

na 1473<br />

Totalen<br />

totaal aantal ingetredenen<br />

1936<br />

1325<br />

0564<br />

3825<br />

1340<br />

1016<br />

0305<br />

2661<br />

van elders<br />

596<br />

309<br />

259<br />

1164<br />

naar elders<br />

444<br />

213<br />

068<br />

725<br />

* De orde telde zeventien kloosters, waarin meer dan zestig conventuales<br />

intraden tussen 1410 en 1540 (periode 1 is kloosters die<br />

voor 1410 werden gesticht; periode 2 is kloosters die tussen 1410<br />

en 1473 werden gesticht; periode 3 is kloosters die na 1473 wer<br />

den gesticht):


140 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

Klooster<br />

Falkenhagen<br />

Osterberg<br />

Keulen<br />

Bentlage<br />

London<br />

Hoei<br />

Sint-Agatha<br />

Caen<br />

Namen<br />

Luik<br />

Venlo<br />

Beyenburg<br />

Doornik<br />

Parijs<br />

Asperen<br />

Schwarzenbroich<br />

Hohenbusch<br />

periode<br />

2<br />

2<br />

1<br />

2<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

conventuales<br />

159<br />

164<br />

145<br />

144<br />

143<br />

146<br />

109<br />

114<br />

128<br />

110<br />

093<br />

093<br />

109<br />

107<br />

093<br />

099<br />

086<br />

ingetredenen<br />

145<br />

139<br />

130<br />

125<br />

108<br />

099<br />

096<br />

088<br />

085<br />

084<br />

076<br />

072<br />

071<br />

070<br />

067<br />

065<br />

063<br />

van ...<br />

14<br />

25<br />

15<br />

19<br />

35<br />

47<br />

13<br />

26<br />

43<br />

26<br />

17<br />

21<br />

38<br />

37<br />

26<br />

34<br />

26<br />

naar ...<br />

* De orde telde negen kloosters, waarin tussen 40 en 60 conventuales<br />

intraden tussen 1410 en 1540:<br />

Klooster<br />

Hdhnscheid<br />

Maastricht<br />

Marienfrede<br />

Goes<br />

Ter Apel<br />

Roermond<br />

Aken<br />

Hoorn<br />

Den Bosch<br />

periode<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

2<br />

1<br />

2<br />

2<br />

conventuales<br />

069<br />

083<br />

070<br />

090<br />

065<br />

062<br />

083<br />

063<br />

043<br />

ingetredenen<br />

059<br />

058<br />

058<br />

057<br />

056<br />

054<br />

053<br />

048<br />

040<br />

van ...<br />

10<br />

25<br />

12<br />

33<br />

09<br />

08<br />

34<br />

15<br />

03<br />

17<br />

12<br />

52<br />

20<br />

11<br />

47<br />

31<br />

34<br />

39<br />

38<br />

28<br />

11<br />

28<br />

22<br />

18<br />

16<br />

15<br />

naar ...<br />

12<br />

10<br />

23<br />

18<br />

08<br />

08<br />

28<br />

11<br />

10


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 141<br />

* De orde telde elf kloosters, waarin tussen 20 en 39 conventu<br />

ales intraden tussen 1410 en 1540:<br />

Klooster<br />

Diisseldorf<br />

Sneek<br />

Schiedam<br />

Toulouse<br />

Buzancais<br />

Brandenburg<br />

Glindfeld<br />

Maaseik<br />

Kolen-Kerniel<br />

Woudrichem<br />

Lannoy<br />

periode<br />

2<br />

2<br />

2<br />

1<br />

2<br />

3<br />

3<br />

3<br />

2<br />

3<br />

3<br />

conventuales<br />

052<br />

065<br />

059<br />

065<br />

058<br />

044<br />

030<br />

050<br />

046<br />

039<br />

039<br />

ingetredenen<br />

39<br />

35<br />

34<br />

29<br />

27<br />

26<br />

25<br />

25<br />

24<br />

24<br />

24<br />

van ...<br />

13<br />

30<br />

25<br />

36<br />

31<br />

18<br />

05<br />

25<br />

22 ^<br />

15<br />

15<br />

naar ...<br />

# De orde telde negenentwintig kloosters, waarin minder dan 20<br />

conventuales intraden tussen 1410 en 1540:<br />

Klooster<br />

Scharmer<br />

Saint-Ursin<br />

Chauny<br />

Franeker<br />

Nieuwland<br />

Carignan<br />

Helenenberg<br />

Wickrath<br />

Duisburg<br />

Varennes<br />

Emmerik<br />

Saint-Georges<br />

periode<br />

3<br />

1<br />

3<br />

2<br />

3<br />

1<br />

3<br />

3<br />

3<br />

1<br />

3<br />

1<br />

conventuales<br />

027<br />

025<br />

036<br />

033<br />

047<br />

038<br />

042<br />

030<br />

020<br />

040<br />

030<br />

022<br />

ingetredenen<br />

19<br />

18<br />

18<br />

18<br />

17<br />

17<br />

16<br />

16<br />

15<br />

14<br />

14<br />

14<br />

van ...<br />

08<br />

07<br />

18<br />

15<br />

30<br />

21<br />

26<br />

14<br />

05<br />

25<br />

16<br />

08<br />

09<br />

18<br />

11<br />

03<br />

08<br />

07<br />

02<br />

08<br />

14<br />

04<br />

05<br />

naar ...<br />

01<br />

02<br />

05<br />

04<br />

05<br />

07<br />

01<br />

03<br />

04<br />

04<br />

03<br />

05


142 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

Klooster<br />

Ehrenstein<br />

Le Verger<br />

Dinant<br />

Dulken<br />

Pedernach<br />

Briiggen<br />

Salignac<br />

Donnington<br />

Condren<br />

Barham<br />

Sint-Annaland<br />

Colchester<br />

Waten<br />

Laines-aux-Bois<br />

Suxy<br />

Virton<br />

Welnethan<br />

periode<br />

3<br />

3<br />

3<br />

3<br />

3<br />

3<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

3<br />

1<br />

3<br />

1<br />

1<br />

1<br />

1<br />

conventuales<br />

018<br />

022<br />

022<br />

019<br />

019<br />

015<br />

010<br />

015<br />

014<br />

007<br />

010<br />

005<br />

005<br />

002<br />

015<br />

011<br />

002<br />

ingetredenen<br />

13<br />

12<br />

10<br />

10<br />

10<br />

09<br />

06<br />

05<br />

04<br />

04<br />

01<br />

01<br />

01<br />

01<br />

00<br />

00<br />

00<br />

van ...<br />

Aantal<br />

40<br />

kloosters volgens getal<br />

1410-1540<br />

intredingen,<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

17<br />

■<br />

.JL 9<br />

29<br />

_■<br />

11<br />

m<br />

I<br />

>60


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 143<br />

* De regionale rekrutering zag er al volgt uit:<br />

Duitstaligen<br />

Falkenhagen<br />

Osterberg<br />

Keulen<br />

Bentlage<br />

Beyenburg<br />

Schwarzenbroch<br />

Hohenbusch<br />

Hohnscheid<br />

Marienfrede<br />

Aken<br />

Diisseldorf<br />

Brandenburg<br />

Glindfeld<br />

Franeker<br />

Helenenberg<br />

Wickrath<br />

Duisburg<br />

Emmerik<br />

Ehrenstein<br />

Dulken<br />

Pedernach<br />

Bruggen<br />

145<br />

139<br />

130<br />

125<br />

72<br />

65<br />

63<br />

59<br />

58<br />

53<br />

39<br />

26<br />

25<br />

18<br />

16<br />

16<br />

15<br />

14<br />

13<br />

10<br />

10<br />

9<br />

1120<br />

42%<br />

Nederlandstaligen<br />

Sint-Agatha<br />

Venlo<br />

Asperen<br />

Maastricht<br />

Goes<br />

Ter Apel<br />

Roermond<br />

Hoorn<br />

Den Bosch<br />

Sneek<br />

Schiedam<br />

Maaseik<br />

Kolen-Kerniel<br />

Woudrichem<br />

Scharmer<br />

Nieuwland<br />

Sint-Annaland<br />

96<br />

76<br />

67<br />

58<br />

57<br />

56<br />

54<br />

48<br />

40<br />

35<br />

34<br />

25<br />

24<br />

24<br />

19<br />

17<br />

1<br />

731<br />

27,5%<br />

Franstaligen<br />

Hoei<br />

Caen<br />

Namen<br />

Luik<br />

Doornik<br />

Parijs<br />

Toulouse<br />

Buzancais<br />

Lannoy<br />

Saint-Ursin<br />

Chauny<br />

Carignan<br />

Varennes<br />

Saint-Georges<br />

Le Verger<br />

Dinant<br />

Salignac<br />

Condren<br />

Waten<br />

Laines-aux-<br />

Bois<br />

Suxy<br />

Virton<br />

99<br />

88<br />

85<br />

84<br />

71<br />

70<br />

29<br />

27<br />

24<br />

18<br />

18<br />

17<br />

14<br />

14<br />

12<br />

10<br />

6<br />

4<br />

1<br />

1<br />

0<br />

0<br />

692<br />

26%<br />

Engeland<br />

London<br />

Donnington<br />

Barham<br />

Colchester<br />

Welnethan<br />

* Een overzicht van de ingetredenen die door het generaal kapittel<br />

naar andere kloosters werden gezonden leert ons dat het aandeel<br />

van de Franstaligen het grootst was: 35,8%. De kloosters van<br />

Hoei, Caen, Namen, Doornik en Luik hadden een belangrijk aan<br />

deel in het herstel van de observantie in andere kloosters van de<br />

orde. Dan volgden de Duitstaligen met 34,5%, de<br />

Nederlandstaligen met 28% en de Engelse kloosters met 1,7%.<br />

De top tien bestond uit Keulen (52), Hoei (47), Namen (39), Luik<br />

108<br />

5<br />

4<br />

1<br />

0<br />

118<br />

4,5%


144 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

(38), Caen (34), Sint-Agatha (31), Aken (28), Doornik (28),<br />

Venlo (28) en Marienfrede (23).<br />

Duitstaligen<br />

Falkenhagen<br />

Osterberg<br />

Keulen<br />

Bentlage<br />

Beyenburg<br />

Schwarzenbroch<br />

Hohenbusch<br />

Hohnscheid<br />

Marienfrede<br />

Aken<br />

Diisseldorf<br />

Brandenburg<br />

Glindfeld<br />

Franeker<br />

Helenenberg<br />

Wickrath<br />

Duisburg<br />

Emmerik<br />

Ehrenstein<br />

Diilken<br />

Pedernach<br />

Briiggen<br />

17<br />

12<br />

52<br />

20<br />

11<br />

16<br />

15<br />

12<br />

23<br />

28<br />

9<br />

7<br />

2<br />

4<br />

1<br />

3<br />

4<br />

3<br />

2<br />

4<br />

1<br />

4<br />

250<br />

Nederlandstaligen<br />

Sint-Agatha<br />

Venlo<br />

Asperen<br />

Maastricht<br />

Goes<br />

Ter Apel<br />

Roermond<br />

Hoorn<br />

Den Bosch<br />

Sneek<br />

Schiedam<br />

Maaseik<br />

Kolen-Kerniel<br />

Woudrichem<br />

Scharmer<br />

Nieuwland<br />

Sint-Annaland<br />

31<br />

28<br />

18<br />

10<br />

18<br />

8<br />

8<br />

11<br />

10<br />

18<br />

11<br />

8<br />

14<br />

4<br />

1<br />

5<br />

0<br />

203<br />

Franstaligen<br />

Hoei<br />

Caen<br />

Namen<br />

Luik<br />

Doornik<br />

Parijs<br />

Toulouse<br />

Buzancais<br />

Lannoy<br />

Saint-Ursin<br />

Chauny<br />

Carignan<br />

Varennes<br />

Saint-Georges<br />

Le Verger<br />

Dinant<br />

Salignac<br />

Condren<br />

Waten<br />

Laines-aux<br />

Bois<br />

Suxy<br />

Virton<br />

47<br />

34<br />

39<br />

38<br />

28<br />

22<br />

3<br />

8<br />

5<br />

2<br />

5<br />

7<br />

4<br />

5<br />

3<br />

6<br />

2<br />

2<br />

0<br />

0<br />

260<br />

Engeland<br />

London<br />

Donnington<br />

Barham<br />

Colchester<br />

Welnethan<br />

# Tot slot laten we hierna enkele wezenskenmerken van een con<br />

vent van de kruisbroeders in de vijftiende eeuw volgen. Zowel voor<br />

de stads- als voor de plattelandskloosters gold als algemene regel<br />

dat het convent op de eerste plaats verbonden was aan een openbare<br />

kerk. Het klooster werd Domus genoemd en was tegelijk<br />

Domus conventualis, de woning van het convent, en domus<br />

parochialis, het 'parochiehuis5 voor alien die tot deze plaatselijke<br />

11<br />

1<br />

0<br />

0<br />

0<br />

12


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 145<br />

kerkgemeenschap behoorden (na afspraak met bisschop/pastoor<br />

van de plaatselijke parochie).<br />

Domus was dus de kerk en het huis samen als een twee-eenheid.<br />

'Domus' stond voor alien die ertoe behoorden, niet voor het gebouw<br />

en de plaats waar dit stond. Het convent was een leefgemeenschap<br />

van reguliere kanunniken van het H.Kruis, een canonia. De canonia<br />

had een pastorale taak, was geen gemeenschap van regulieren<br />

die zich terugtrokken uit de wereld, maar een open deur van de<br />

Kerk bestemd voor alien die er thuis hoorden. De canonia was geen<br />

monasterium, maar een domus (kerk en huis) voor de plaatselijke<br />

kerk.<br />

De Constituties bevatten geen regels die bepaalde grenzen stel-<br />

den aan het aantal conventuales. De grootte en de samenstelling<br />

van het convent moest afgestemd zijn op de eigen pastorale<br />

opdracht van een zelfstandig convent. Zo'n convent moest wel<br />

samengesteld zijn uit clerici (koorheren) en laid (leken). Tot de<br />

fratres laid behoorden de conversi. Zij vormden een klein deel van<br />

het groot aantal leken in het convent. Krachtens hun professie<br />

behoorden zij volledig tot het convent en deelden zij op hun eigen<br />

wijze volledig in de verplichtingen en de rechten van de gemeen-<br />

schappelijke eredienst en levenswijze. Anderzijds wilden zij geen<br />

priester worden, geen fratres clerid zijn of worden. Daarom hadden<br />

zij geen kapittel samen met de koorheren, geen psalterium en geen<br />

studieboeken. Talrijker dan de conversen waren de donaten. In<br />

beginsel waren zij geen religieuzen. Met behoud van de levensstaat<br />

van leek of seculier priester kozen zij voor de levenswijze en de<br />

spiritualiteit van de kruisbroeders. In de lekenstaat wilden zij zo<br />

trouw mogelijk het leven van de kruisbroeders navolgen. Vanaf<br />

1433 legden zij professie af, waarbij zij gehoorzaamheid beloofden<br />

aan de prior conventualis en diens opvolgers en trouw voor het<br />

leven aan het huis van hun opname. Het aantal geprofeste donaten<br />

mocht wel nooit groter zijn dan het aantal geprofeste clerici.<br />

Daarnaast waren er ook niet-geprofeste donaten, die evenzeer blij-<br />

vend tot de parochia van het convent wilden behoren.


146 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

Het huiskapittel was het hart van het convent. Het vertegenwoordigde<br />

het gehele convent en behoorde zo sterk te zijn, dat het<br />

convent en alien die ermee verbonden waren zich konden ontplooien<br />

tot een hechte geestelijke gemeenschap. Het moest zo sterk<br />

zijn dat het convent waar mogelijk en nodig kon bijdragen in de<br />

taken waarvoor de Orde gesteld werd (een geldelijke bijdrage, het<br />

beschikbaar zijn van een of meer confraters voor de stichting van<br />

een nieuw huis van de Orde of voor een opdracht van het Generaal<br />

Bestuur in verband met een centraal studiehuis, de hervorming<br />

van een convent, enz.). Behalve dtfratres clerici capitulares waren<br />

er defratres clerici die nog geen vol jaar priester en nog geen vier<br />

jaar geprofest waren. Alle clerici die minstens een jaar priester<br />

waren en vier jaar geprofest, behoorden tot het conventskapittel.<br />

Om te kunnen functioneren als bestuursorgaan van het convent,<br />

moest het eerst op canoniale wijze de prior van het convent kiezen<br />

en As prior conventualis en moest deze prior door de prior-generaal<br />

of diens visitator in zijn ambt bevestigd worden en namens de<br />

gehele orde erkend.<br />

Het conventskapittel, de Prior conventualis en de conventuales,<br />

vertegenwoordigden de canonia. Zij bepaalden samen het interne<br />

beleid van het convent en waren m.a.w. samen verantwoordelijk<br />

voor het 'canoniale' karakter van het convent en van de parochia.<br />

In de Orde was de Prior steeds Prior conventualis, want samen met<br />

zijn conventskapittel verantwoordelijk voor zijn convent.<br />

In Frankrijk kende men vanaf de zestiende eeuw de tendens om<br />

het begrip 'domus' te vervangen door priori]. Men wilde de prior<br />

meer autoriteit bezorgen over kloosters die t.o.v. het Generaal<br />

Kapittel over grotere autonomie beschikten. Een priorij werd al<br />

vlug ook een klooster genoemd, waar maar een of twee kruisheren<br />

resideerden en de diensten in de kerk/kapel waarborgden. De<br />

meeste van dergelijke kleine priorijen ressorteerden onder een<br />

'moederklooster' (Caen bijvoorbeeld of Parijs). In de Noordelijke<br />

Nederlanden, waar de band onder invloed van de Reformatie met<br />

een 'moederklooster' heel vluchtig werd, gaf men aan dergelijke<br />

priorijen' de naam van static Dan resideerde er vaak maar een of


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 147<br />

zelfs geen kruisheer, maar werden de diensten toch verzorgd door<br />

een ambulante kruisheer.<br />

Literatuur<br />

ARETS (H.), Die Kreuzherren von Hohenbusch. in: Schriften des<br />

Heimatsvereins der Erkelenzer Lande, 2, Erkelenz, 1982, 96p., ill.<br />

ASSELDONK (A. Van), Handschriften van de Kruisheren uit de XVe en<br />

XVIe eeuw over het ontstaan der Orde van het H.Kruis. in: Clairlieu, jg.3,<br />

1945, pp. 32-45<br />

IDEM, Een handgeschreven lectionarium van het voormalige kruisheren-<br />

klooster te Maaseik. in: Clairlieu, jg. 10, 1952, pp. 22-27<br />

IDEM, Handschriften van Kruisheren. in: Clairlieu, jg.14, 1956, afl. 2,<br />

pp. 65-87<br />

IDEM, Franciscus Vaes van Tongeren stichter der kloosterbibliotheek van<br />

Kolen. 1499-1550. in: Clairlieu,)%. 15, 1957 - 1958, pp. 1-207<br />

IDEM, De Odilia-preek van 1439 te Hoei. in: Clairlieu, jg. 17, 1959,<br />

pp. 26-52<br />

IDEM, Keulse Kruisherenhandschriften te Wenen. in: Clairlieu, jg. 27,<br />

1969, pp. 47-66<br />

BARRIER (V.), Obituaire de Vabbaye de Moulins. in: Annalectes pour<br />

servir h VHist. Eccl. de la Belgique, 34, 1908<br />

BECK (E.), The Order of the Holy Cross in England, in: Transactions of<br />

the Royal Historical Society. London, 3rd Series 7, 1913, pp. 191-208<br />

BENTHEM (E), Die Kreuzherren in Dulken. in: Die Kreuzherren in<br />

Dulken. Kloster - Schule 1491-1991. Dulken, 1991, pp. 9-27<br />

BERKHOUT (J.), Het klooster Sint Agatha in den Lande van Cuyk. 1969<br />

BERLIERE (V.), Les Croisiers de Namur. in: Monasticon Beige, t. 1,<br />

Maredsous, 1890, 1897, pp. 150-152, 189-190, 462, 490<br />

IDEM, Monastere des Croisiers a Dinant. in: Monasticon Beige, t. 1,<br />

Maredsous, 1890, 1897, pp. 148-150, 188-189<br />

IDEM, Monastere des Croisiers h Tournai. in: Monasticon Beige, t. 1,<br />

Maredsous, 1890, 1897, pp. 460-463, 488<br />

BOCHIN (A.), Les Croisiers h Buzangais. in: Clairlieu, jg. 47, 1989,<br />

pp. 101-146<br />

IDEM, La Renaissance du Prieure Sainte-Croix de Buzangais. in:<br />

Clairlieu, jg. 53, 1995, pp. 86-101<br />

IDEM, Les croisiers en Picardie. Les prieures de Condren et de Chauny. in:<br />

Clairlieu, 1998, jg. 56, pp. 45-98


148 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

BOERMANS (H.), Het Kruisherenklooster te Venlo. in: De Maasgouw,<br />

Maastricht, jg. 82, 1963, kol. 25-28<br />

BOHR (E), Aus dem alten Dulken. Viersen, 1976<br />

BOSCH (J. Van den), Le Convent des Croisiers de Lannoy (1474-1792).<br />

in: Clairlieu, jg. 13, 1955, afl. 1, pp. 5-43<br />

BOSCH (P. Van den), Das Kloster Lilienthal zu Falkenhagen.<br />

Falkenhagen, 1978<br />

IDEM, Studien over de observantie der Kruisbroeders in de 15e eeuw. in:<br />

Clairlieu, jg.26, 1968, afl. 1-2, 205 p.<br />

IDEM, De bibliotheken van de Kruisherenkloosters in de Nederlanden voor<br />

1550. in: Studies over het boekenbezit en boekengebruik in de Nederlanden<br />

voor 1600, 1974, pp. 563-636<br />

IDEM, De Priori] Sint-Helena te Scharmer. in: Clairlieu, jg. 33, 1975,<br />

pp. 3-29<br />

IDEM, Sie teilten mit Jedermann. Eine kurze Geschichte des Ordens der<br />

Kreuzherren. Bonn, 1978, 120 p. (vertaling en aanvulling in het engels<br />

door M.COTONE, The Crosiers. They Share with Everyone. The<br />

Liturgical Press, Collegeville, Minnesota, 1992, 159p.)<br />

IDEM, Die Entstehung des Klosterdorfes Beyenburg in: Clairlieu, jg. 36,<br />

1978, pp. 150-155<br />

IDEM, Die Kreuzherren und ihre Kloster in Westfalen. in: Montastiches<br />

Westfalen, Minister, 1982, pp. 179-187<br />

BRANDT (R.), Inventar des Archivs der Pfarrkirche St. Antonius in<br />

Wickrath, 1957<br />

BROUETTE (E.), Lesprieurs des Croisiers de Namur. in: Leodium, jg. 57,<br />

1967, pp. 5-8<br />

BRUGIERE (H.), LAncien et le Nouveau Pirigord. t. 24, p. 101<br />

(Verteillac); t. 29, p. 191 (Salignac)<br />

BUCHET (A.), Le Prieure des Croisiers de Brandenbourgh Raeren (1477-<br />

1784). in: Bulletin de la Sociite Vervietoise dArcheologie et d'Histoire,<br />

vol. 35, 1946-1947, pp. 1-50<br />

BULD (H.), Rheinea.d. Ems. Chroniken undAugenzeugenberichte 1430-<br />

1950. Rheine, 1977, 720 p. (Bentlage op pp. 15-57)<br />

BULLOCH (J.)> The Crutches Friars, in: Records of the Scottish Church<br />

History Society, jg.10, 1949, pp. 89-106<br />

CEYSSENS (A.), Croisiers. in: Dictionnaire de droit canonique, Paris,<br />

1948, t. 4, col. 799-814<br />

IDEM, De Bibliotheek van het Kruisherenklooster te Venlo. in: L. HEERE,<br />

Het Kruisherenklooster te Venlo.in: Publications... dans le Limbourg, 1958-<br />

1959, pp. 268-284


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 149<br />

CHETTLE (H.E), The Friars of the Holy Cross in England, in: History.<br />

The Journal of the Historical Association, 34, 1949, pp. 204-220<br />

COLSON (M.)> Het St.-Matthiasklooster te Maastricht, in: De Zegepraal<br />

des Kruises, jg. 22, 1942-1943, pp. 18-19, 40-41, 66-68, 92-93, 116-<br />

117, 141-142, 163-166<br />

IDEM, Het Sinte-Odilia-Schrijn van Diest. in: De TijdspiegeU jg. 6, 1951,<br />

pp. 236-239<br />

IDEM, Sinte Odilia-herinneringen te Kerniel. in: De TijdspiegeU jg. 6,<br />

1951, pp. 33-38<br />

IDEM, Aantekeningen omtrent kapittelbesluiten der Orde van hetH. Kruis<br />

1502-1631. Diest, 1956<br />

IDEM, Sint-Odiliaverering te Luik. in: Kruis en Wereld, jg. 36, 1957,<br />

pp. 102-108<br />

IDEM, Sint-Odiliaverering te Maaseik. in: Kruis en Wereld, jg. 38, 1959,<br />

pp. 141-143<br />

IDEM & GILMONT (J.E), La carriere mouvementee de Michel Mubt.<br />

in: Musee Nauchdtelois, 1972, pp. 245-255<br />

DAL (C. Van), De Regel van Sint Augustinus in de geschiedenis van de<br />

Reguliere Kanunniken van de Orde van hetH. Kruis. in: Clairlieu, jg. 39,<br />

1981, pp. 13-28<br />

IDEM, Rond Vestis Nuptialis. in: Clairlieu, jg.l 1, 1953, pp. 3-29<br />

DANHATVE (E), Notice historique sur le Couvent des Croisiers de Namur.<br />

Namur, 1931, Le Guetteur Wallon, 8, 1931, pp. 3-36<br />

DARIS (J.)> Notices historiques sur les Eglises du Diocese de Liege. Liege,<br />

1867<br />

IDEM, Le Couvent de Colen. in: Notices historiques sur les Eglises du<br />

Diocese de Liege, dl.l, Liege, 1867, pp. 399-414<br />

DEKruisheren te Maaseik 1476-1797, 1855-1955. Diest, Lichtland,<br />

1955, 335 p.<br />

DEPAIRE (J.P.), La bibliotheque des Croisiers de Huyy de Liege et de<br />

Namur. Thesis voor het verkrijgen van de graad van licentiaat in de<br />

geschiedenis, Universiteit Luik, 1969-1970, 2 din., gepolycopieerd, 138<br />

+ 301 p.<br />

DOHR (E), Aus dem alien Dulken.Viersen, 1976, 237 p., ill.<br />

DOPPLER (P.), Bijdrage tot de geschiedenis van het Kruisheerenklooster te<br />

Venlo. in: De Maasgouw, 1897, pp. 29-31<br />

DOMSTA (H.J.), Schwarzenbroich. Zur Ausstattung des ehemaligen<br />

Kreuzherrenklosters. in: Durener Geschichtsbldtter, 54, 1870, pp. 1417-<br />

1448


150 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

DOUMA (H.), Inventaris van het archiefvan het Kruisherenklooster Sint'<br />

Agatha, 1371-1887. Den Bosch, 1972, in: Clairlieux jg.28-29, 1970-<br />

1971, 123 + 485p.<br />

IDEM, Geschiedkundig overzicht van het Kruisheerenklooster te Hoorn. in:<br />

Geschiedkundige Bladen, jg. 2, 1906, pp. 177-189<br />

DURAND (A.), Le prieure de Saint-Ursin. in: Clairlieu, jg.22, 1964,<br />

pp. 3-90<br />

IDEM, LeprieuriSainte-Croix de Caen, in: Clairlieu, jg.25, 1967, pp. 5-<br />

147<br />

DUSAR (A.), Het Odiliaschrijn te Kerniel Hasselt, 1965<br />

ELSEN (Th. VAN DEN), Johannes Natali-Johannes Noe in: Clairlieu,<br />

1984, pp. 135-137<br />

IDEM, Kreuzherren Erw. Kreuzbriider in Helenenbergy 1488-1802. in:<br />

500 Jahre Helenenberg. Hospital, Kreuzherrenklooster, Eduardstift-<br />

Helenberg bei Trier, Jugendheim. Eduardstift, 1988, pp. 30-49<br />

Emmerich. 1200 Jahre Gymnasium Emmerich. Emmerich, 1952<br />

Necrologium Sint-Agatha (manuscript in archief Sint-Agatha)<br />

EMOND (L.)> Het klooster Sint Agatha in de Lande van Cuijk. in:<br />

Kruistriomf,)%. 1-3, 1921-1924, passim<br />

ESTOURBEILLON (MARQUIS DE L') Le prieure de Saint - Georges<br />

de Tredias. in: Bulletin Archiologique de {Association Bretonne, t. XV,<br />

1896, pp. 302-308<br />

FLAMENT (P.), Inventaire sommaire des Archives Hospitalieres anterieu-<br />

resh 1790. Moulins, Charmeil, 1908.<br />

FOHLES (Th.), Aus Idngst vergangenen Tagen in Beyenburg (Loca selecta).<br />

in: Cruciferana, nova series, nr. 12, St.Agatha, 1950, 34 p.<br />

FRANCINO (J.), In Cruce Vita. De Orde der Kruisheren in Nederland.<br />

Uden, 1936, 136 p.<br />

IDEM, Geschiedenis van de Orde der Kruisheren. in: Batavia Sacra. Hoofd-<br />

stukken uit de vaderlandse Kerkgeschiedenis. Utrecht-Brussel, 1948, 107 p.<br />

FRANKLIN (A.), Prieuri de Sainte-Croix-de-la-Bretonnerie. in: Les<br />

anciennes bibliotheques de Paris, Eglises, Monasteres, Colleges etc., 1867,<br />

vol. 1, pp. 329-335<br />

GABER (St.)> Histoire de Carignan et du Pays dYvois. Charleville-<br />

M&ieres, 1976, 358p.<br />

GfiRARD (Ed.), Histoire de la Ville de Dinant. Namur, 1936<br />

GIELEN (S.W.), Geschiedkundige Schets der Stichting, Lotgevallen en<br />

merkwaardige bijna vijf honderdjarige voortduring van het Klooster te<br />

St.Agatha, Lande van Cuijk, Provincie Noord-Braband. in: De Godsdienst-<br />

vriend, dl. 30, 1833, pp. 1-21


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 151<br />

GORISSEN (E), Histoire de la ville et du chdteau de Huy dapres Laurent<br />

Melart, continuee jusquct nos jours, Huy, 1839<br />

GROSCHE (A.), Geschichte des Klosters Glindfeld. in: 800 Jahre Stadt<br />

Medebach. Dortmund, 1951, pp. 34-41<br />

IDEM, Geschichte des Klosters Glindfeld. Bigge-Ruhr, 1957<br />

GUSTIN (J.)> A propos des scriptoria des Croisiers. in : Reliures des croi-<br />

siers h travers les siecles. Liege, 2005, pp. 9-11<br />

HAASS (R.), Die Kreuzherren in den Rheinlanden. Bonn, 1932, 243 p.<br />

IDEM, Kreuzbriider-Kreuzherren. in: Rheinische Vierteljahrsbldtter, dl. 3,<br />

1933, pp. 124-130<br />

IDEM, Spatmittelalterliche Reformbestrebungen im niederldndisch-nieder-<br />

rheinischen Raum und der Kreuzherrenorden. in: Annalen des Hist. Vereins<br />

fur den Niederrhein, 1946-1947, pp. 44-62<br />

IDEM, Literatur zur Geschichte des Kreuzherren in dem Rheinlanden. in:<br />

Annalen des Hist. Vereins fur den Niederrhein, Koln, 1950-1951<br />

HANNICK (P.), Prieure des Croisiers h Virton. in: Monasticon Beige, t. 5,<br />

Liege, 1975, pp. 345-350<br />

IDEM, Prieure des Croisiers ct Suxy. in: Monasticon Beige, t. 5, Liege,<br />

1975, pp. 339-344<br />

HASSELT (H.P.A. van), Geschiedenis van het klooster der Kruisheren te<br />

Maastricht, in: Publications... dans le Llmbourg, jg. 39, 1903, 139 p.<br />

IDEM, Geschiedenis van het klooster der Kruisheren te Wickrath. in:<br />

Geschledkundlge Bladen, jg. 2, 1906, afl. 1 + 3, pp. 17-37, 358-383<br />

HAYDEN (J.M.)* Religious reform and religious orders in England, 1490-<br />

1540: the case of the Crutched Friars, in: The Catholic Historical Review,<br />

Michigan, The Catholic University of America Press, vol. LXXXVI, juli<br />

2000, nr. 3, pp. 420-438<br />

IDEM, Le Prieure de VHopital de Saint-Georges de Tredias. in: Clairlieu,<br />

1990- 1991, pp. 90-106<br />

IDEM, The Crutched Friars revisited, in: Clairlieu, 1995, jg. 53, pp. 64-85<br />

IDEM, The Crosiers in England and France, in: Clairlieu, jg.22, 1964,<br />

pp. 91-110<br />

IDEM, From inspiration to mediocrity: The early modern Crosiers ofParis.<br />

in: Clairlieu, jg. 45, 1987, pp. 31-52<br />

HEERE (L.)j De roeping tot de Orde van het H. Kruis in de 16e eeuw. in:<br />

Clairlieu, 1951, pp. 82-85<br />

IDEM, Het Roermondse Kruisherenklooster of Clooster van S. Cornells<br />

binnen Roermonde van de canoniker order des H. Cruys. in: Publications...<br />

dans le Limbourg, jg. 77, 1941, pp. 221-258<br />

IDEM, De Kruisbroeders van Woudrichem. in: Clairlieu, 1950, pp. 34-39


152 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

IDEM, De Scriptoria der Kruisheren van Luik en Maastricht, in: Clairlieu,<br />

1953, pp. 90-91<br />

IDEM, De Kruisheren van Venlo. in: De Maasgouw, jg. 72, 1953, kol.<br />

149-156<br />

IDEM, Het Obituarium der Kruisheren van Roermond. in: Publications...<br />

dans leLimbourg, dl. 90, 1954, pp. 51-125<br />

IDEM, De Klaasbroeders van Venlo. in: Kruistriomfi jg. 13, 1933, pp. 97-<br />

100,132-135,164-167,194-197,228-232; jg. 17,1937, pp. 33-38, 97-<br />

101, 129-133, 193-196<br />

IDEM, Clooster van S. Cornelis binnen Ruremonde van de canoniker orde<br />

des h.Cruys. St.Agatha-Cuyk, reeks Cruciferana, 1940, 28 p.<br />

IDEM, De oude gebruiken bij de Kruisheren. in: Clairlieu, jg. 3, 1945,<br />

pp. 13-20<br />

IDEM, De Kruisheren te Doornik. in: Kruistriomfi jg. 30, 1951-1952,<br />

pp. 2, 25, 67, 105, 173<br />

IDEM, De Kruisheren van Sint-Agatha in de Landen van Cuyck in:<br />

Kruistriomfi jg. 36, 1956, pp. 98 e.v., 131 e.v., 163 e.v.<br />

IDEM, De Kruisheren vanAsperen. in: Kruistriomfi jg. 36, 1956, pp. 3-7,<br />

37-42, 69-73<br />

IDEM, De Kruisheren van Venlo. in: Kruistriomfi jg. 37, 1957-1958,<br />

pp. 3-8, 35-40, 72-79, 103-107, 134-139<br />

IDEM, De Kruisheren te Roermond. in: Kruistriomfi, jg. 37, 1957,<br />

pp. 169-172; jg. 38, 1958, pp. 3-6, 35-38, 79-83, 103-107, 131-135<br />

IDEM, De Kruisheren te Maastricht, in: Kruistriomfi jg. 38, 1958,<br />

pp. 186-189; jg. 39, 1959, pp. 21-25, 56-64, 84-93, 118-123, 144-149,<br />

176-182<br />

IDEM, Het Kruisherenklooster te Venlo, 1643-1836. in: Publications...<br />

dans le Limbourg, dl. 92-93, 1956-1957; dl. 94-95, 1958-1959, pp. 209-<br />

300<br />

IDEM, De Kruisheren van Den Bosch, in: Kruistriomfi jg. 40, I960,<br />

pp. 71-73, 93-95<br />

IDEM, Inventaris van het archiefdepot van het Kruisherenklooster te<br />

Maaseik. Maaseik, 1961, gestencilde uitgave<br />

IDEM, Het broershuis te Schiedam, in: Kruistriomfi jg. 42, 1962, pp. 24-<br />

27<br />

IDEM, Sint Pietersdal te Hoorn. in: Kruistriomfijg. 42, 1962, pp. 40-41<br />

IDEM, TerNyen Lichte. Klooster Ter Apel. in: Kruistriomfi jg. 43, 1963,<br />

pp. 36-38<br />

IDEM, De Crucebroeren van Suits (= Sneek). in: Kruistriomfi, jg. 43,<br />

1963, pp. 59-61


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 153<br />

IDEM, De Heren van Sanktjoline te Aken. in: Kruistriomf, jg.43, 1963,<br />

pp. 84-87<br />

IDEM, Naar de Brug van de hemel De Kruisheren in Brueggen. in:<br />

Kruistriomf, jg.44, 1964-1965, pp. 44-46<br />

IDEM, Nevels en opklaringen. O.S.C.-geschiedenis opnieuw verteld. in:<br />

Kruistriomf,)^ 46, 1966-1967, afl. 1, pp. 12-13; afl. 2, pp. 28-29; afl. 3,<br />

pp. 44-46; afl. 4, pp. 60-61; afl. 6, pp. 93-95; jg.47, 1967-1968, afl. 1,<br />

pp. 8-13<br />

IDEM, 600Jaar Sint-Agatha. Cuyk, 1971, 24 p.<br />

IDEM, Prieure des Croisiers k Maaseik. in: Monasticon Beige, t. VI, Liege,<br />

1976, pp. 243-251<br />

IDEM, Prieure de Kolen h KernieL in: Monasticon beige, t. VI, Liege,<br />

1976, pp. 253-259<br />

HELIN (M.)> Clairlieu au XVIe siecle dapres le Journal de Roger de<br />

Nimegue. in: Clairlieu, jg. 9, 1951, pp. 49-66<br />

HENDRIKS (O.), Gerardus Geldenhouwer Noviomagus (1482-1542).<br />

in: Studia Catholica, jg. 31, 1956, pp. 128-149 en 176 - 196<br />

HERESWITHA (M.), De Priori] van de Reguliere Kanunniken van het<br />

Heilig Grafite Sint-Odilienberg (1437-1639). in: Augustiniana, jg. 21,<br />

1971, pp. 267-320<br />

HENDRIKS (L.R.), Handschriften van Sint-Agatha. in: Brabantia,<br />

jg. 6, 1957, pp. 249-265<br />

IDEMy Johannes van Deventer, een bekend miniaturist uit Sint-Agatha. in:<br />

Numaga, jg. 5, 1958<br />

HERMANDUNG (A.), Das ehemalige Kloster der Kreuzbriider zu<br />

Beyenburg-Wupper. Beyenburg, 1908<br />

HERMANS (C.R.), Annales Canonicorum regukrium St.-Augustini<br />

Ordinis S. Crucis. Den Bosch, 1858, 3 din.; Index, Diest, 1953<br />

HOSTIE (R.)> Leven en doodvan de religieuze instituten. Leuven, 1972,<br />

385 p.<br />

HUENECKE (W.)> Das Kloster Lilienthal und die Gemeinde<br />

Falkenhagen. Detmold, 1897<br />

HUSMAN(J.) & TRIPPEL (Th.), Geschichte der ehemaligen<br />

Herrlichkeit bzw. Reichsgrafschafi und der PfarreWickrath. Giesenkirchen,<br />

1911 (Kruisheren op pp. 87-93)<br />

1200 JAHRE Gymnasium Emmerich. Emmerich, 1932, 320 p.<br />

JAMAR (J.TJ.)> Inventaris van het archiefvan het Klooster der Kruisheren<br />

te Roermond. Rijksarchief in Limburg, Maastricht, 1973, I65p.<br />

JANSSEN (R.), De kruisbroeders van Maastricht en van Maaseik in de<br />

vijftiende eeuw: geen hechte maar wel een losse band, in: De Maasband.<br />

Maasketen Jan van Eyck, 2001, pp. 69-81


154 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

IDEM, Vijfhonderd jaar Kruisheren te Maaseik... een profieltekening.<br />

Cultuurdragers van het Maasland, nr.4, Maaseik, 1982, 116p.<br />

IDEM, Het Kruisherenklooster van Maaseik 1476-1797. In: Liber<br />

Amicorum Tony van Wijck Stichting Charles Beltjens Sittard/Pater<br />

Sangerskring Maaseik/Maasketen Jan Van Eyck, Maaseik-Sittard, 1998<br />

pp. 87-92<br />

IDEM, Vijf breuklijnen van traditie en vernieuwing in de Orde van het<br />

H. Kruis, 1248-1998. In: Clairlieu, 1999, jg. 57, pp. 1-183; eveneens<br />

afionderlijk uitgegeven onder de titel 750 Jaar Kruisheren, Generalaat<br />

o.s.c-Rome, 1999, 183 p. (2de druk, april 2000)<br />

IDEM, De oorsprong van de Orde van het H. Kruis. in: Clairlieu, je. 62,<br />

2005, pp. 14-164<br />

IDEM, De Orde van het Heilig Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 1: Het<br />

herstel van de observantie in de kloosters die vdor 1410 werden gesticht. in:<br />

Clairlieu, jg. 63, 2005, pp. 3-254<br />

IDEM, De Orde van het Heilig Kruis in de vijfiiende eeuw. Deel 2: De<br />

kloosters die na 1410 en vdor 1473 werden gesticht. in: Clairlieuy ig 64<br />

2006, pp. 3-178<br />

IDEM, Het klooster Sint Agatha speelde een grote rol in de geschiedenis van<br />

de Orde van het Heilig Kruis. St. Agatha, Stichting Sint Aegten, 2006, 19 p.<br />

IDEM, Action et contemplation dans VOrdre des Croisiers. in : Reliures des<br />

croisiers h travers les sticks. Liege, 2005, pp. 5-8<br />

IDEM & WINKELMOLEN (P.), Repertorium Canonicorum<br />

<strong>Regular</strong>ium Ordinis Sanctae Crucis 1248-1840. Maaseik, 2002, 1690 p.<br />

JASZAI (G.), Monasticon Westfalen. Kloster und Stifte 800 - 1800.<br />

Munster, 1982<br />

JEGODTKA H.-W., Grabstdtten in der Kblner Kreuzherrenkirche. in:<br />

Clairlieu, jg. 54, 1996, pp. 97-106<br />

KETTNER (W.), 1477Ehrenstein 1977 Ehrenstein, 1977<br />

KEYSER- SCHUURMAN (W.E.S.L.), Inventaris van het archief van<br />

het Kruisherenklooster te Maastricht 1438-1796. Rijksarchief in Limburg,<br />

nr. 32, Maastricht, 1984, 249 p.<br />

IDEM, Het Kruisherenklooster te Maastricht. Maastrichts Silhouet nr.17,<br />

Maastricht, 1984, 48 p.<br />

KISKY (H.), Ehrenstein. Neuss, 1962<br />

IDEM, Kreuzherrenkirche und Kloster Liebfrauenthal in Ehrenstein an der<br />

Wied Kin, 1979<br />

KITTEL (E.), Das Kreuzherrenkloster Falkenhagen. in: Dona Wesifalica<br />

Georg Schreiber zum 80en Geburtstage dargebracht von der historischen<br />

Kommission Westfalen. Munster, 1963, pp. 137-166


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 155<br />

KNOWLES (D.), The Religious Orders in England. Cambridge, 1962<br />

LEVAUX (J.), La Chantoire et le Trou des Sottais. Monographie de I'er-<br />

mitage du val Sainte-Anne. Venders, 1888, 59p.<br />

LICHTER (E.), 500 Jahre Helenenberg' Hospital- Kreuzherrenkloster-<br />

Eduardstift. Helenenberg, 1988, 120 p.<br />

IDEM, Welschbillig und Umgebung Ein Beitrag zur Geschichter der<br />

Sudwesteifel. Geschichte des Ortes, der Pfarrei und des Amtes Welschbillig.<br />

Trier, 1977<br />

MARCUS (A.E), Klooster Marienlof Kolen-KernieL in: De TijdspiegeU<br />

jg. 27, 1972, afl 2, 36 p.<br />

MAUNY de (M.)> Le Ch&teau et les Seigneurs de Montauban-de-Bretagne.<br />

Le Mans, Imprimerie Jobion, 1969<br />

MOL (J.A.), Kruisheren op de Friese zieleheilsmarkt in de vijftiende eeuw.<br />

De vestiging van de kloosters te Sneek en Franeker. in: Tijdschrift voor<br />

sociale geschiedenis, 1990, afl. 4, pp. 328-348<br />

MOREAU (E.)> LVrigine des Croisiers Beiges, in: Clairlieu, jg. 3, 1945,<br />

pp. 7-12<br />

Necrologium Hoorn (manuscript in archief Sint-Agatha)<br />

OLISCHLAGER (E), Die Monche zu Beyenburg. in: Zeitschrift des<br />

Bergischen Geschichtsverein. Bonn, dl. 10 (1874), pp. 34-41<br />

OVERGAAUW (E.A.)> Het officium capituli en de Kapittelboeken van de<br />

Kruisheren. in: Clairlieu, jg. 45, 1987, pp. 53-88<br />

OVERMEIER (J.), 400 Jahre Pfarre Loikum. Bocholt, 1941<br />

PASCH (A. Van de), Godsvrucht in de handschriften der Kruisheren. in:<br />

Clairlieu, 1981, pp. 73-88<br />

IDEM, De drie gradualia van S. Agatha. Lichtland-Diest, 1949, 41 p.<br />

IDEM, Monastere des Croisiers h Namur. in: Monasticon Beige, tome 1,<br />

pp. 150-152 en 189-190<br />

IDEM, Uit een Devotieboekje van de vroegere Klaaskerk te Venlo. in:<br />

Clairlieu, 1976, pp. 3-10<br />

IDEM, Een Sermo Capitularis van Prior Henricus Hoefileger. in: Clairlieu,<br />

1976, pp. 65-92<br />

IDEM, Definities der Generale Kapittels van de Orde van het H.Kruis<br />

1410-1786. Brussel, 1969, Koninklijke Commissie voor Geschiedenis,<br />

XIV + 632 p.<br />

IDEM, Nog een Handschrift met Definities der generale Kapittels. in:<br />

Clairlieu, 1976, pp. 93-100<br />

IDEM, Het Kruisherenklooster te GlindfeU 1499-1804. in: Clairlieu,<br />

1952, pp. 41-53<br />

IDEM, Oude Constitutes, in: Cmciferana, nova series, afl.9


156 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

IDEM, Het Kruisherenklooster te Glindfeld 1499- 1804. in: Clairlieu<br />

jg. 10, 1952, afl. 2, pp. 41-53<br />

IDEM, Een Tractaatje over de Volmaaktheid (15de eeutu). in: Clairlieu<br />

jg. 11, 1953, pp. 49-84<br />

IDEM, Het klooster Clairlieu te Hoei en zijn Prioren-Generaal 1210-<br />

1796. in: Clairlieu, jg. 17, 1959, pp. 65-112 ; jg. 18, 1960, pp. 13-70.<br />

IDEM, Ehrenstein. Ehrenstein, I960<br />

PETERS (L.), Briiggen, Bracht, Born. Aufiatze zur Landschaft, Geschichte<br />

und Gegenwart. Schriftenreihe des Kreises Viersen 30. Band, Kempen<br />

1979 y<br />

PICCARDT (R.A.S.), Bijzonderheden uit de geschiedenis der stad Goes<br />

Goes, 1865<br />

POLLET (Ch.), Histoire du Diocse de Liege. Liege, 1881, 2 din.<br />

POST (R.R.), De oorsprong van de orde der Kruisbroeders. in: Archiefvoor<br />

de geschiedenis van de katholieke kerk in Nederland, 1963, pp. 243-253<br />

RAMAEKERS (A.), De Privileges der Kruisherenorde vanafhaar ontstaan<br />

totaan het Concilie van Trente. in: Clairlieu, jg. 1, 1943, pp. 9-82<br />

IDEM, De Kruisherenaflaat. in: Clairlieu, jg.6, 1948, afl. 1-2, pp. 3-52<br />

IDEM, De Kruisheren en de Leuvense universiteit. in: Clairlieu jg 40<br />

1982, pp. 25-136; jg. 41, 1983, pp. 13-138<br />

IDEM, De constitutes van de Kruisheren van 1248. in: Clairlieu jg 41<br />

1983, pp. 142-146 ' '<br />

REICHERT (H.), Het convent van Bentlage. in: Cruciferana, eerste reeks,<br />

reprint 1986, nr. 4<br />

REICKE (S.), Das Deutsche Spital und sein Recht im Mittelalter.<br />

Stuttgart, 1942, 2 din.<br />

REIJNERS (G.), A survey ofeuropean Crosier Historiography in the last<br />

fifty years, in: Clairlieu, jg. 46, 1988, pp. 99-115<br />

IDEM, Kruisspiritualiteit in de geschiedenis van de Orde van hetH. Kruis.<br />

Rome, 1988<br />

IDEM, Der Kblner Bibliothekar Conradus von Grunenbere. in: Clairlieu<br />

1994, pp. 231-240<br />

IDEM, De ordeskleding van de Kruisbroeders/Kruisheren. in: Clairlieu,<br />

jg. 59, 2001, pp. 267-286<br />

RENIER (J.-S.), Histoire d'Andrimont (lez-Verviers ) et de Vancienne<br />

commune des Croisiers. Venders, Remade, 1887, 549 p.<br />

RITTE (W.), Dingden, Land undMenschen bis zur Gegenwart. Bocholt,<br />

1978, 136 p. (Kruisheren op pp. 51 - 60)<br />

ROGER (P.), Notices historiques sur Virton. Virton, 1932 (Kruisheren op<br />

pp. 377-496) h


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 157<br />

ROOIJEN (H. VAN), Theodorus van Celles. Een tijds- en levensbeeld.<br />

1936, 247 p.<br />

IDEM, Sinte Odilia, Legende ofHistoric Diest, 1946, 155p.<br />

IDEM, Het onderwijs en de Kruisheren in de loop der eeuwen. in: Kruis en<br />

Wereld, jg. 27, 1947-1948, pp. 175-179, 201-203<br />

IDEM, Onze H. Patrones Sint Odilia. in: Kruis en Wereld, jg. 27, 1947-<br />

1948, pp. 226-228<br />

IDEM, De oorsprong van de orde der Kruisbroeders of Kruisheren, De<br />

Geschiedbronnen. in: Clairlieu, jg. 19, 1961, 240 p.<br />

IDEM, Les origines des Croisiers. in: Bulletin de la Societe d'art et d'histoi-<br />

re du diocese de Liege, jg. 42, 1961, pp. 87-113<br />

IDEM, Liebfrauenthal zu Ehrenstein. I.Das Werden, Ein Buch des<br />

Glaubens und der Liebe. Siegburg, 1979, 148 p.<br />

ROPPE (L.) & DUSAR (A.) & COLS.ON (M.), Het Sint-Odiliaschrijn,<br />

Klooster Kolen (Kerniel). Hasselt, 1965, 60 p.<br />

ROSEROT (A.), Dictionnaire historique de la Champagne meridionale.<br />

s.d., p. 755<br />

ROSSIGNON (cure), Notice sur Suxy, 1888<br />

ROTTGEN (B.), Bruggen und Born im Schwalmtal. Beitrage<br />

Heimatgeschichte. Kempen, 1934, 419 p.<br />

RUSSELIUS (H.)> Chronicon Cruciferorum sive synopsis memorabilium<br />

Sacri et Canonici Ordinis Sanctae Crucis. Keulen, 1635 ( fotografische<br />

herdruk Diest, 1964)<br />

SANGERS (W.), Predikbroeders-Kruisbroeders. in: Miscellanea<br />

Gessleriana, Antwerpen, 1948, pp. 1089-1095<br />

SCHEERDER (G.)> De Ordo canonicus regularis en het prioraat. in:<br />

Cruciferana, nova series, afl. 32, Roma, 1992, 49 p.<br />

IDEM, Het oude moederklooster vanAsperen. Cruciferana, nr. 3, 1935<br />

IDEM, De prior conventualis in de Orde van het Heilig Kruis. in:<br />

Cruciferana, nova series, afl. 33, Roma, 1992, 70 p.<br />

IDEM, De leken-donaten van de Orde van het H.Kruis. Het Statuut der<br />

leken- of donaatbroeders van 1433 tot 1868. in: Cruciferana, nr.35, Rome,<br />

1993, 60 p.<br />

IDEM, De Kruisbroeders van Schiedam 1443-1591. Rotterdam, 1997<br />

SCHELLEKENS (J.W.M.), Het kruisherenklooster Le Verger (1490-<br />

1790. Op zoek naar zijn fundamenten en restanten. in: Clairlieu, jg. 63,<br />

2005, pp. 255-298<br />

SCHMITZ (M.), Die Prioren des Kreuzherrenklosters Hohenbusch. in:<br />

Heimatkalender des Kreises Heinsberg 2001, pp. 64-73, ill.<br />

SCHUITEMA-MEIJER (A.), Het klooster TerApel. Groningen, 1966


158 DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3<br />

SEESING (P.), Ein Totenbuch der Miinsterkirche St. Martini in<br />

Emmerich. Emmerich, 1980<br />

SIPS (L.), De canonie Marienbongerd te Emmerik. in: Cruciferana, nova<br />

series, nr. 16, 1953, 68 p.<br />

IDEM, Het Kruisherenklooster te Emmerik. in: Kruistriomf, jg. 44, 1964-<br />

1965, afl. 9, pp. 76-79<br />

SLUIJTERS (H.)> Ravenstein, Verleden en heden. Eindhoven, 1976<br />

SNIJDERS (D.) & GEERKENS (H.J.), Ophoven en Geistingen door de<br />

eeuwen keen. S.L, 1966, 304 p.<br />

SNIJDERS (D.), Een doorsnee klooster vroeger. in: Kruis en Wereld, jg. 70,<br />

1990, nr. 5, pp. 14-15<br />

IDEM, Kruisherenkloosters: Kerniel. in: Kruis en Wereld, jg. 71, 1992,<br />

nr.l, pp. 15-16<br />

IDEM, Kruisherenkloosters: Maastricht, in: Kruis en Wereld, jg. 71, 1992,<br />

nr. 4, pp. 17-20<br />

SPENGLER (ER.), Geschiedenis van het klooster St.-Agatha. Utrecht,<br />

1863, 51 p.<br />

STEINMETZ (J.)> De verering van Odilia in de loop der eeuwen. in:<br />

Maaslandse Sprokkelingen, Nova Series, jg. 3, afl. 6, 1980, 42 p.; jg. 4,<br />

afl. 6, 1981, 40 p.; jg. 5, afl. 10, 1982<br />

TELTING (A.), Het Kruisbroedersklooster te Franeker. in: De Vrije Fries,<br />

jg. 9, 1862, pp. 103-128<br />

TERBOVEN (J.H.), Hohenbusch, ein eihemaliges Kreuzherrenkloster. in:<br />

Heimatkalender Geilenkirchen-Heinsberg, 1965, pp. 101-106<br />

TERTOOGEN (J.) Een kijkje te S. Matthias, in: De Zegepraal des<br />

Kruises, jg. 2, 1921-1922, pp. 254-259<br />

IDEM, Nieuws uit S.Matthias, in: De Zegepraal des Kruises, 1925-1926,<br />

jg.. 5, pp. 15-19<br />

TONSMEIER (J.), Das Landesftirstentum Rheine-Wolbeck. Rheine,<br />

1962, 208 p.<br />

IDEM, Vom Landesfilrstentum Rheine-Wolbeck zur GutsherrschaftRheine-<br />

Bentlage. Rheine-Westfalen, 1980, 358 p.<br />

TURPIN (J.), Chauny et ses environs. Chauny, 1930 (tweede editie in<br />

1955)<br />

VEERKAMP (L.)5 Prioren van het Kruisbroedersklooster Sint-Pietersdal te<br />

Hoorn, 1462-1572. Hoorn, 1992<br />

VEN (AJ. Van de), Het Kruisbroedersconvent te Schiedam, in Bijdragen<br />

voor de Geschiedenis van het Bisdom Haarlem, jg. 43, 1925, pp. 368-422;<br />

jg. 44, 1926, pp. 262-266<br />

VERMEULEN (N.J.J.), De Kruisheren van Ter Apel (1465-1595). in:<br />

Clairlieu, jg. 48-49, 1990-1991, pp. 3-92


DE ORDE VAN HET HEILIG KRUIS IN DE VIJFTIENDE EEUW - DEEL 3 159<br />

VINKEN (M.), De spiritualiteit der Kruisheren. in: Chronicon<br />

Cruciferorum, 1950, pp. 469-514<br />

IDEM, De spiritualiteit der Kruisheren. Antwerpen, 1953, 84 p.<br />

IDEM, Reguliere kanunniken van de Orde van het H.Kruis (Kruisheren).<br />

in: Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Sodalitates. Decimo sexto revoluto saeculo ab<br />

ortu Sancti Augustini eposcopi Hipponensis. Graz, 1954, pp. 171-176<br />

IDEM, Croisiers. in: Dictionnaire de Spiritualite ascetique et mystique,<br />

vol. II, Paris, 1953, kol. 2561-2576<br />

IDEM, Chanoines Reguliers de VOrdre de la Sainte-Croix. in:<br />

Canonicorum <strong>Regular</strong>ium Sodalitates..., 1954, pp. 171-176<br />

IDEM, Croisiers. in: Dictionnaire d'Histoire et de Geographie ecclesias-<br />

tique, t. XIII, Paris, 1956, kol. 1042-1061<br />

IDEM, Le culte Marial chez les Croisiers. in: Clairlieu, jg. 36, 1978,<br />

pp. 109-113<br />

VORST-GUDEMAN (G.)> KreuzbruderklosterSchwarzenbroich unddas<br />

Spitalzu Geich. in: Zeitschrift Aachener Geschichtsverein, jrg. 4, 1882<br />

VOS (G.P.), Het heerlick kloester van S.Aegten ende sijne schoole studiorum<br />

humaniorum. in: Cruciferana, nova series, nr. 19, 45 p.<br />

WASSERFUHR (D.), Kreuzherrenkloster Steinhaus zu Beyenburg 1298-<br />

1998. in: Clairlieu, jg. 55, 1997, pp. 77-112<br />

VKASSERFUHR (D.), Verzeichnis der Konventualen des Klosters<br />

'Steinhaus7 un der Kreuzbruder, die zeitweise dort lebten und wirkten.<br />

1298-1998. Bibliotheek Historisch Instituut Bonn, 45 p.<br />

WENNEKER (E.)> Das waldeckische Kreuzherrenkloster Hohnscheid<br />

(archief Hist. Inst. Bonn, 0101.1, 7 p.)<br />

WEISS (H.U.), Die Kreuzherren in Westfalen. in: Clairlieu, jg. 20-21,<br />

1962-1963, 339 p.<br />

IDEM, Die Kreuzherren von Bentlage. in: Zeitschrift Rheine, Gestern-<br />

Heute-Morgen, 2, 1989, pp. 59-80<br />

IDEM, Der Bucherbestand des ehemaligen Kreuzherrenklosters Bentlage bei<br />

der Versteigerung im Jahre 1823. in: Clairlieu, jg. 51, 1993, pp. 3-84<br />

WIEGGREBE (J.), Kloster Falkenhagen. Mtinchen, 1988, Kunstfuhrer<br />

nr. 1719, 19 p.<br />

WILMOTTE (L.), Notice historique sur le Couvent des Croisiers de Huy.<br />

Hoei, s.d., 54 p.<br />

WINKELMOLEN (P.), Marienfrede, in: Clairlieu, jg. 54, 1996, pp. 93-<br />

95


LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZAN^AIS<br />

A LA LUMIERE DES INVENTAIRES<br />

DE 1778 ET 1790<br />

par Andre BOCHIN<br />

En 1970, a l'occasion d'un succinct inventaire du patrimoine<br />

monumental historique de la Commune de Buzan^ais, intitule<br />

« Le Vieux Buzangais est-il condamne? »\ j'ai rappele aux habitants<br />

de la cite Texistence d'un ancien monastere d'hommes (les<br />

« Croisiers »), fonde en pleine ville au XVeme siecle, que la<br />

memoire collective avait totalement oublie tant il fut transforme<br />

lors de la Revolution et posterieurement pour ne plus etre connu<br />

que sous le nom d'atelier de lingerie. Les deux pages que lui consacra<br />

Eugene HUBERT en 19082 etaient restees discretes chez les<br />

possesseurs de son remarquable ouvrage.<br />

II fallut que l'entreprise proprietaire de Pancienne eglise prieurale<br />

fiit mise en reglement judiciaire en 1983, et que les murs soient<br />

mis en vente au Palais de Justice de Paris en 1985, pour que le destin<br />

de Tancien Prieure Sainte-Croix soit change. En eflFet, sur ma<br />

proposition, le Groupe d'Histoire et d'Archeologie de Buzangais<br />

prit l'initiative de constituer une association specifique la<br />

1 « Le Vieux Buzangais est-il condamne ? ou Plaidoyer pour un Buzangais historique et<br />

touristique », public dans le Bulletin du « GROUPE d'HISTOIRE et d'ARCHEOLOGIE de<br />

BUZANCAIS », Numero 2, Annee 1970, pages 56-79.<br />

2 Eugene HUBERT, archiviste du Ddpartement de I'lndre, auteur de l'ouvrage « Le Bas-<br />

Berry, Histoire et Archeologie du Ddpartement de I'lndre, Troisieme fascicule, Canton de<br />

Buzanc.ais », Paris, Picard, 1908, pages 378-379 et anecdote page 375.


162 LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS<br />

« Sauvegarde du Prieure Sainte-Croix de Buzan^ais » qui, malgre<br />

des difficultes jugees initialement insurmontables, a pu se rendre<br />

proprietaire de l'ancienne eglise monastique (et de quelques<br />

abords) le 31 mai 1985.<br />

Elu president de Tassociation en raison de 1'interet que j'avais<br />

pris depuis quinze annees a la recherche de l'histoire meconnue de<br />

ce prieure, puis a la publication de mes premieres trouvailles3, je<br />

n'ai plus eu de cesse de chercher, partout ou cela parait possible, et<br />

de rassembler une documentation desormais substantielle. Des le<br />

9 Janvier 1992, j'ai pu prendre connaissance de l'« Inventaire<br />

des mobiliers, titres etpapiers de la maison du convent de Ste Croix de<br />

Buzangais», en date du 21 aout 1790, aux Archives<br />

Departementales de l'lndre, puis le commenter et le transcrire<br />

integralement dans le Bulletin du Groupe d'Histoire et<br />

d'Archeologie.4<br />

3 Articles publies dans le Bulletin du « G.H.A.B. » par Andre BOCHIN:<br />

- N° 16, annee 1984, pages 45/62, « Le Prieure' Sainte-Croix de Buzancais »<br />

-N° 17, annee 1985, pages 123/130, « Sauvegarde du Prieure Sainte-Croix de<br />

Buzancais ».<br />

Ont ete publies ulterieurement:<br />

- N° 18, annee 1986, pages 129/145, « Chronique de Prieure Sainte-Croix de Buzancais<br />

pour 1986 »,<br />

- N° 19, annde 1987, pages 131/137, « Chronique du Prieure Sainte-Croix de Buzancais<br />

pour 1987 »,<br />

- N° 20, annde 1988, pages 79/80, « Chronique du Prieure' Sainte-Croix de Buzancais<br />

pour 1988 »,<br />

- N° 21, ann& 1989, pages 101/102, « Chronique du Prieure' Sainte-Croix de Buzancais<br />

pour 1989 »,<br />

-N° 24, annde 1992, pages 53/57, «A l'Abbaye de Saint-Genou, en 1719, le prieur<br />

du couvent de Sainte-Croix de Buzancais, muni de procuration, prend possession de<br />

l'office de sacristain »,<br />

-N° 24, annee 1992, pages 57/64, «L'inventaire des mobiliers, titres et papiers du<br />

Prieure Sainte-Croix de Buzangais »,<br />

-N° 25, ann^e 1993, pages 151/170, « La renaissance du Prieure Sainte-Croix de<br />

Buzancais »,<br />

-N° 29-30, anne'es 1997-1998, pages 25/48, «A la recherche des Croisiers copistes,<br />

enlumineurs et relieurs ».<br />

Sous la signature de Charles-Etienne de VILLAINES:<br />

- N° 29-30, annees 1997-1998, pages 19-24, « Un Ordre inconnu, 1'Ordre de la Sainte-<br />

Croix ou Ordre des Croisiers ».<br />

4 Cf note 3 ci-dessus, N° 24, pages 57/64.


LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS 163<br />

Cet inventaire ne nous apprenait rien de ce qui restait a l'interieur<br />

du prieure, sauf quelques depots de « de bois de charpente et<br />

planchers, carreaux et thuilles ranges et emmagazines... provenant de<br />

Vecroulement du bastiment du refectoire, chambres et greniers au dessus<br />

» et « ... plusieurs bois de charpente et solivage ». Les batiments<br />

ont ete « trouves denues de toutes reparations grosses et menues et en<br />

trh mauvais etat, si ce nest I'Eglise, le dessus de la cuisine et la<br />

chambre de Vancien prieur5 que nous avons trouves assez bien couvertes<br />

». Tout autre objet avait ete evacue apres l'extinction canonique<br />

du prieure6 et le site devait alors avoir une bien triste allure.<br />

En outre, nous n'apprenions rien du ameublement des locaux<br />

conventuels lors de la vie monastique.<br />

Aussi fiis-je surpris et ravi lorsque, par courrier du 8 mars 2005,<br />

mon jeune ami paleographe, Christophe BRUGERE (que je ne<br />

saurais trop remercier) me fit parvenir le texte d'un inventaire du<br />

mobilier de la « maison de Ste Croix », etabli le 21 Janvier 1778 en<br />

presence du «sieur Lefebvre, ancien prieur de Ste Croix de<br />

Buzan£ais », qu'il avait trouve par hasard dans le fond de l'abbaye<br />

de Saint-Genou (Indre) conserve aux Archives Departementales<br />

du Cher7. Cet inventaire ne concerne que Peglise et la sacristie du<br />

prieure, mais c'est ce qui me parait le plus utile.<br />

Je vais done en reprendre le texte avec darte et le commenter<br />

pour mieux imaginer ce qu'on pouvait voir - et probablement<br />

admirer - en penetrant dans l'eglise prieurale en 1778. On consi-<br />

derera successivement les vases sacres et les objets liturgiques, les<br />

ornements et la lingerie liturgiques, la statuaire, la decoration artistique<br />

et le mobilier.<br />

5 Le dernier prieur et alors unique religieux du couvent de Buzansais, Dom Noel-Robert<br />

LEFEBVRE, etait dece'de' a l'age de 79 ans et inhume" le 16 septembre 1783 a Buzan^ais.<br />

Cf Eugene HUBERT, Inventaire sommaire des Archives Departementales de l'lndre, Sine E<br />

supplement, page 128, et Archives Municipales de Buzancais, Registres paroissiaux.<br />

6 Sur la suppression du Prieure, se reporter aux e'le'ments publies pages 131/133, Bulletin<br />

du G.H.A.B. N° 18, dans la « Chronique.. pour 1986 » (cf note 3).<br />

7 Archives Departementales du Cher, H.375, document de quatre pages, transcrit integralement<br />

a la suite du present article


164 LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS<br />

VASES SACRES et OBJETS LITURGIQUES<br />

ARTICLE DESIGNATION (les mesures anciennes sont evaluees<br />

approximativement selon le systeme metrique)<br />

1 Un ciboire d'argent, hauteur 27 cm, couvert d'une<br />

coiffe de soie rouge et blanche galonnee d'argent.<br />

2 & 3 Deux calices d'argent grave (hauteur, l'un 27 cm,<br />

l'autre 31 cm) et deux pat&nes, dores a l'interieur.<br />

4 Un ostensoir (ou « soleil », appellation ancienne evoquant<br />

sa forme) d'argent massif (hauteur 46 cm)<br />

orne d'un croissant de vermeil.<br />

5 Une croix processionnelle de cuivre argente (hauteur<br />

75 cm) avec des reliques de la Vraie Croix<br />

17 Un encensoir avec la navette8, en cuivre.<br />

6 Une niche (hauteur 84 cm) de drap d'or fin, a fond<br />

rouge, avec ses rideaux de damas9 cramoisi galonnes<br />

d'or fin; une dentelle d'or fin decore le bas de la niche.<br />

ORNEMENTS et LINGERIE LITURGIQUES<br />

ARTICLE DESIGNATION<br />

7, 8 & 9 Trois chasubles10, chacune avec l'etole11, le manipule12<br />

et le voile13:<br />

8 Navette: vase, en forme de petit navire, contenant l'encens qui sera verse* dans 1'encensoir.<br />

9 Damas: e*toffe de soie a fleurs, fabrique'e a Damas.<br />

10 Chasuble: a l'e'poque, ornement compost de deux pans de forme identique (rectangulaire),<br />

que le pretre portait par dessus l'aube et l'e'tole pour celdbrer la messe. Le pan de devant<br />

a e'volue' vers la forme dite « boite a violon » pour faciliter le mouvement des bras. Parfois<br />

reversible, la chasuble avait alors sur les deux faces une couleur liturgique differente. A 1'origine,<br />

la chasuble enveloppait le corps en entier, avec une ouverture pour passer la tete. Au<br />

XlXeme siecle, Dom Prosper GUERANGER (1806-1875), b^nedictin, abbe de Solesmes, res<br />

taurateur de l'Ordre de Saint Benoit en France et propagateur de la liturgie romaine, remit en<br />

vigueur la grande chasuble initiale qui avait et^ de'forme'e particulierernent au XVIIeme siecle.<br />

11 Etole: ornement sacerdotal forme d'une large bande d'etoffe elargie en palette a chaque<br />

extre'mite. C'est l'insigne du pouvoir confe're' par le sacrement de l'Ordre. Elle est portee par<br />

le pretre et le diacre dans l'exercice de certaines fonctions liturgiques.<br />

12 Manipule: insigne honorifique qui e'tait porte a l'avant-bras gauche par le celebrant lors<br />

de la messe. Cf figure extraite de « Glossaire », Collection Zodiaque, 2imt Edition, Abbaye de<br />

La Pierre-qui-vire (Yonne), 1971, page 288.<br />

13 Voile: etoffe de forme carree, couvrant le calice, la patene et la pale avant et apres la<br />

messe, de la couleur liturgique du jour.


LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS 165<br />

la premiere de velours cramoisi14, garnie de dentelle<br />

d'or fin, l'etole et le manipule de velours cramoisi,<br />

garnis de dentelles, galons et franges d'or fin, le voile<br />

de satin rouge borde (brode ?) en argent avec un<br />

Saint Esprit (colombe ?) et une croix en argent;<br />

la deuxi£me de soie blanche, ornee d'une croix de<br />

tapisserie de soie, et bord^e d'un galon de tapisserie<br />

de soie comme l'etole, le manipule et le voile;<br />

la troisieme de moire de soie violette, bordee de galon<br />

de soie comme l'etole et le manipule, le voile etant<br />

borde de dentelle de soie.<br />

10 Cinq ornements comportant chasuble, etole (sauf<br />

pour le cinquieme), manipule et voile:<br />

le premier, de soie noire, en tres mauvais etat,<br />

le deuxieme, de soie blanche a fleurs, « tres passe »,<br />

le troisi&me, de flanelle rouge, avec voile de soie, tres<br />

mauvais,<br />

le quatri&me, de flanelle violette, avec voile de soie<br />

portant une croix bordee de soie blanche,<br />

le cinqui&me, avec chasuble reversible, violet d'un<br />

cote, noir de l'autre, tres mauvais.<br />

11 Un ornement tombant de vetust^ et<br />

d'avoir un peu d'or fin.<br />

11 Trois chapes15:<br />

la premiere, de moire16 de soie violette, garnie de<br />

galon et de franges d'or faux, de moire de laine les<br />

cotes et le chaperon17 de damas cramoisi, les deux en<br />

bon etat;<br />

14 Les couleurs liturgiques, fixe'es depuis Innocent III (pape de 1198 a 1216), sont le blanc,<br />

le rouge, le violet, le vert et le noir. Le rose nest admis que le troisieme dimanche de 1'Avent<br />

{dit« Gaudete ») et le quatrieme dimanche du Careme (dit« Laetare »). On a cependant utilise*<br />

le bleu, par exemple a la cathe'drale de Le'rida (Espagne), le 8 de'cembre 1943, lors de la cali<br />

bration de la fete de Plmmacule'e Conception de la Bienheureuse Vierge Marie selon un<br />

temoin oculaire (Pierre BOCHIN, 1921-1944). Le drap d'or peut remplacer toutes les cou<br />

leurs, sauf le noir.<br />

15 Chape: sorte de grand manteau d'eglise, sans manches, qui s'agrafe devant a l'aide du «<br />

mors de chape». La chape est porte'e par le ce'le'brant dans les fonctions officielles, sauf la<br />

messe.<br />

16 Moire: e'toffe a reflet changeant et ondule\<br />

17 Chaperon: petite cape qui couvre les e'paules, par-dessus la chape.


166 LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS<br />

les deux autres, de moire de laine, bordees de galon<br />

et de franges d'or faux, dont les cotes et les chaperons<br />

sont d'etoffe de soie a fleurs, toutes deux en bon etat.<br />

11 Deux rideaux noirs et blancs.<br />

11, 16 & 17 Six devants d'autel ou antependium18:<br />

Tun noir et blanc, tres mauvais,<br />

le deuxieme, reversible ; d'un cote, en soie de couleur<br />

verte, garni de dentelle d'or fin, portant une<br />

croix rayonnante, de dentelle d'or et d'argent fin ; de<br />

1'autre cote, en etoffe de soie tres « passee » coupee de<br />

bandelettes d'etoffe de soie et de fil d'or;<br />

le troisieme, de satin rouge, portant le visage du<br />

Christ en croix, de la Vierge et de Saint Jean19 ainsi<br />

que d'autres broderies, le tout en soie;<br />

le quatrieme, en moire violette, coupe de galons de<br />

soie blanche;<br />

deux autres de camelot20 rouge, garnis de figures en<br />

or faux.<br />

12 & 14 Cinq pales21:<br />

trois garnies de dentelle,<br />

deux anciennes couvertes de soie.<br />

12 Quatre corporaux22 garnis de dentelle ordinaire, en<br />

assez bon etat.<br />

13 Quarante petits linges servant a garnir des etoffes, ou<br />

a faire soit des purificatoires23, soit des manuterges24.<br />

14 Cinq amicts25 mauvais.<br />

18 Antependium ou devant d'autel: piece d'etofFe tombant de la table d'autel sur sa face<br />

anterieure ou, parfois, entourant l'autel sur ses quatre faces (dans le cas ou il n'est pas adosse* a<br />

un mur). La piece d'e'toffe peut etre remplacee par un panneau de bois ou de me'tal ouvrage.<br />

19 La Vierge Marie et Saint Jean au pied de la Croix sont fre'quemment repr&entes, en<br />

peinture ou en sculpture. Voir l'illustration en annexe.<br />

20 Camelot: Etoffe qui fut primitivement sans grande valeur.<br />

21 Pale: petit carton carre* enveloppe' de toile blanche servant a couvrir le calice pour le<br />

preserver des poussieres.<br />

22 Corporal: linge benit sur lequel le pretre pose le calice pendant la messe.<br />

23 Purificatoire: linge avec lequel le celebrant essuie le calice apres la communion.<br />

24 Manuterge: petit linge avec lequel le pretre s'essuie les doigts, a la messe, au moment du<br />

lavabo. Dans l'inventaire, le terme « lavabo » est pris pour celui de « manuterge ».<br />

25 Amict: linge benit qui couvre le cou et les epaules du pretre lors de la messe.


LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS 167<br />

14 Deux cordons26 fort uses.<br />

14 Deux bourses27 fort usees:<br />

Tune violette, de moire de soie, assez bonne,<br />

l'autre de soie blanche et dechiree.<br />

14 Deux aubes28 de toile tres commune, a moitie usee.<br />

14 Une etole de serge bleue, garnie de franges de soie.<br />

14 Un manipule de serge bleue, garni de franges de soie.<br />

17 Huit nappes d'autel, tres ordinaires et tres usees.<br />

STATUAIRE, DECORATION ARTISTIQUE et MOBILIER<br />

15 Une statue equestre de Saint Martin29, en bois.<br />

15 Une armoire, dans la sacristie, comportant deux<br />

portes a double vantail et trois « fenetres », servant a<br />

mettre les vases sacres et le linge; au-dessous, derriere<br />

une porte a deux battants, deux rayons permettent de<br />

ranger a plat les ornements liturgiques.<br />

16 Six chandeliers de cuivre jaune d'or:<br />

deux de 39 cm,<br />

deux de 36 cm,<br />

deux de 33 cm.<br />

16 Une croix de cuivre jaune (hauteur 81 cm) avec un<br />

Christ.<br />

17 Un tabernacle dore de toutes parts, hauteur 165 cm,<br />

largeur 150 cm, reposant sur trois gradins entierement<br />

dores. De chaque cote, un tres beau petit<br />

tableau, Tun representant Notre-Seigneur, l'autre la<br />

Sainte Vierge.<br />

17 Le tableau du maitre-autel representant la descente<br />

de la croix et plusieurs personnages.<br />

26 Cordon: mis en double, il serrait l'aube a hauteur de la taille.<br />

27 Bourse: sorte d'e'tui a soufflet destine a recevoir le corporal plie au carre\<br />

28 Aube: vetement blanc de toile l^gere, ported par le pretre officiant, sous la chasuble.<br />

29 Saint Martin (equestre) etait probablement repre"sente coupant son manteau pour en<br />

donner la moitie au pauvre d'Amiens.


168 LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS<br />

17 Deux reliquaires en bois dor6 avec des reliques de<br />

Saint Eutrope pour Tun, de Saint Blaise pour<br />

l'autre30.<br />

17 Deux tableaux dores, Tun representant la Vierge et<br />

l'Enfant Jesus, a droite du maitre-autel, l'autre (a<br />

gauche?) representant St Michel.<br />

17 Une table de marbre (consacree) au maitre-autel et<br />

une pierre d'autel (consacree) a chacun des autels<br />

lateraux.<br />

17 Une croix de bois noir avec un Christ de cuivre.<br />

17 Un tableau representant Notre-Dame de Pitie (c'estk-dire<br />

avec le cadavre du Christ sur ses genoux), hau<br />

teur 135 cm, largeur 120 cm.<br />

17 Deux chandeliers de bois do re, en tres mauvais etat.<br />

17 Une lampe de cuivre jaune, au milieu du choeur.<br />

17 Le retable du maitre-autel. II est soutenu par quatre<br />

colonnes en bois sculpt^ qui portent aussi deux anges<br />

en bois sculpte. En dessous (des colonnes ou du<br />

retable?), deux tableaux en bois representent Tun<br />

Sainte Helene31, l'autre Sainte Odile32. Des guirlandes<br />

sont sculptees de chaque cote du grand<br />

tableau (place au centre du retable). Au-dessus, couronnant<br />

le retable, trois figures (sculptures ou peintures?)<br />

representant le visage de la Vierge et, de part<br />

et d'autre, celui de Saint Augustin33 et celui de Saint<br />

Quiriace34.<br />

30 Saint Eutrope: martyr, apotre de la Saintonge, disciple de Saint Denis et, soit au Ier<br />

siecle, soit au Hleme siecle, premier eVeque de Saintes. Palladius e'leva en son honneur une<br />

basilique vers Tan 600... Philippe le Bel et la reine Jeanne honorerent (Saint Eutrope) d'un<br />

culte particulier (et) depuis... le diocese de Paris ce'lebre sa me'moire. Extrait du « Nouveau<br />

Larousse Illustr^ », vers 1907, tome 4, page 371.<br />

Saint Blaise: eVeque de Se'baste, en Armdnie, martyrise en 316. Extrait du « Nouveau petit<br />

Larousse illustre' », 320ime Edition, 1940, page 1232.<br />

31 Sainte He'lene: v6n6r£e par les Croisiers.<br />

32 Sainte Odile: patronne des Croisiers.<br />

33 Saint Augustin: l'Ordre des Croisiers appliquait la regie e'tablie par Saint Augustin.<br />

34 Saint Quiriace (ou Cyriaque), patriarche de Constantinople de 596 a 616. Egalement<br />

personnage l^gendaire qui aurait indiqu^ a Sainte Helene l'endroit ou elle devait retrouver la<br />

croix de la Crucifixion. Cornelius Rudolphus HERMANS, dans « ANNALES canonicorum<br />

regularium S. Augustini, ORDINIS S.CRUCIS » (Bois-le-Duc, 1858, tome I, chapitre I) a ore'<br />

toute credibility a la l^gende.


LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS 169<br />

17 Quatorze stalles.<br />

17 Le lutrin avec son siege (?) et un marchepied.<br />

17 Des banes disposes autour (ou devant?) les stalles et<br />

autour de la nef.<br />

17 La chaire (sans escalier).<br />

17 Le confessionnal, en tres mauvais etat.<br />

17 Une balustrade en bois, separant le choeur de la nef,<br />

« soutenue par des bras de fer », et un Christ en bois<br />

au-dessus35.<br />

17 Le benitier de pierre a l'entree de Teglise.<br />

17 Trois cloches pesant environ cinq a six cents livres.<br />

18 Un tambour a deux portes, a Tentree de Teglise36.<br />

QU'EST-IL ADVENU DU MOBILIER DU PRIEURE SAIN<br />

TE-CROIX APRES SA SUPPRESSION?<br />

Comme Ton peut en convenir en lisant Tinventaire de 1778, ce<br />

qui restait des acquisitions faites au cours de plus de trois siecles et<br />

demi de vie religieuse n etait pas n^gligeable, et le choeur de l'eglise,<br />

si nous le poss&Iions encore a l'heure actuelle tel qu il etait a<br />

l'avant-veille de la Revolution, constituerait a lui seul un atout<br />

majeur de Tattrait artistique de Buzansais. Tel n est malheureusement<br />

pas le cas. Qu'est-il done advenu de ce patrimoine?<br />

L' inventaire du Prieure en 1790 ne donne aucun renseignement<br />

sur l'eglise si ce n est qu elle a ete constatee assez bien couverte,<br />

grace a l'attention de Pierre Claude GAULIN, controleur des actes<br />

notaries et sous-seings prives a Buzan9ais, charg^ de veiller au temporel<br />

du Prieure apres son extinction. Accessoirement, on n en sait<br />

guere plus sur les autres batiments claustraux, si ce n est leur etat<br />

precaire que j'ai precise au debut de cette etude. Au demeurant,<br />

GAULIN declarait que les clefs de certains «appartemens»,<br />

35 Cette balustrade ne serait-elle pas une « poutre de gloire » plac^e assez haut en travers de<br />

la nef, et marquant sa separation du chceur?<br />

36 Tambour: enceinte de menuiserie, avec une ou plusieurs portes, placed a l'entre'e principale<br />

de l'eglise pour empecher le vent et le froid d'y pe'ne'trer.


170 LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS<br />

remises a Jean-Baptiste RATIER, officier municipal de Buzan^ais,<br />

ne lui avaient pas ete rendues, et qu'il ne pouvait « veiller a la surete<br />

» des locaux concernes. On ignore done, aussi, ce qu'ils pouvaient<br />

contenir. GAULIN ajoute que, pour permettre une certaine<br />

surveillance des lieux, il avait loue le jardin conventuel a Charles<br />

FOUCAULT, un voisin aubergiste, moyennant quinze livres de<br />

ferme annuelle.<br />

En ce qui concerne les titres et papiers du Prieure, outre les<br />

documents qu'il detenait deja, e'est-a-dire:<br />

- un livre de compte de 12 feuillets, avec deux chapitres comportant<br />

respectivement 19 et 79 articles,<br />

- un (livre de) compte (rendu le 2 juillet 1789), faisant etat d'une<br />

somme de 2327 livres 2 sols 11 deniers en numeraire, effectivement<br />

constatee le 21 aout 1790 lors de l'inventaire,<br />

- une liasse de 18 dossiers,<br />

- une liasse de 72 dossiers,<br />

- une liasse de 9 dossiers de pieces et titres anciens,<br />

- deux cahiers servant de registres de recettes, contenant respecti<br />

vement 16 et 24 feuillets,<br />

- un ancien livre « coeuilloir » de 139 feuillets servant a la recette<br />

des rentes du Prieure,<br />

GAULIN se vit charge de conserver deux sacs qui ont ete remplis<br />

de 19 liasses d'anciens titres, papiers et parchemins trouve dans un<br />

coffre du « cabinet de la Poste aux lettres », rue du Puits Chollet<br />

(actuellement rue Neuve), ou elles avaient ete placees par Paul<br />

BONNEAU, procureur de la commune de Buzan


LE PRIEURE SAINTE-CROIX DE BUZANCAIS 171<br />

En ce qui concerne le mobilier « meublant », on remarquera que<br />

l'inventaire de l'eglise Saint-Honore des 7 et 9 aout 1790, com<br />

mence deux semaines avant celui du Prieure Sainte-Croix, prouve<br />

que, douze annees apres l'inventaire de 1778, la trace de certains<br />

objets n'etait pas perdue. En effet, dans la crypte, etaient entrepo-<br />

stes trois cloches « petites » provenant de l'eglise Sainte-Croix.<br />

Etaient-elles si petites? L'inventaire de 1778 les dit pesant 5 a 600<br />

livres, et leur valeur devait contribuer & la refonte de deux cloches<br />

cassees des eglises Saint-Honore et Saint-Etienne, conformement<br />

aux instructions donnees par l'archeveque de Bourges. La petitesse<br />

est done relative.<br />

Provenant du Prieure, on inventorie aussi:<br />

- un ciboire,<br />

- deux calices et leur patene,<br />

- un ostensoir,<br />

- une croix (processionnelle?) de cuivre argente,<br />

- une niche,<br />

- huit chasubles,<br />

- trois chapes,<br />

qui correspondent exactement aux objets designes aux articles 1 a 10<br />

de l'inventaire de 1778, ce qui me parait digne d'etre souligne. Entre<br />

1778 et 1790, Us n'avaient pas ete perdus. Mais apres 1790, qu'en<br />

advint-il? Us ont du suivre les itineraires de reutilisation par trans<br />

formation dont j'ai fait etat dans mon etude susvisee (Bulletin du<br />

G.H.A.B. N° 24) et qu'il n'est pas indispensable de reproduire ici.<br />

Evoquons maintenant le mobilier en bois, specialement le<br />

maitre-autel et ce qui l'accompagne : tabernacle, retable a quatre<br />

colonnes, peintures et statues. Les dimensions du tabernacle (H<br />

165 cm, L 150 cm) sont spectaculaires et, par consequent, le<br />

retable doit etre en rapport avec lui. A Buzan^ais, le retable avait<br />

des guirlandes sculptees de chaque cote du tableau, deux petits<br />

tableaux de part et d'autre du tabernacle, deux tableaux dores (a<br />

droite et a gauche du maitre-autel), deux tableaux en bois en des-<br />

sous des colonnes ou du retable, deux reliquaires, et un couronne-<br />

ment avec trois figures (sculptures ou peintures?).


172 LE PRIEURE SAINTE-CRODC DE BUZANCAIS<br />

On peut en conclure que le maitre-autel et le retable formait un<br />

ensemble spectaculaire. II paraitrait etonnant qu'il ait disparu, ainsi<br />

que la statue equestre de Saint Martin, le tableau de Notre-Dame<br />

de Pitie, les quatorze stalles, le lutrin et la chaire sans laisser de<br />

trace. Y a-t-il eu vente, repartition entre differents attributaires,<br />

destruction inconsideree, et cela avant la Revolution puisque Pinventaire<br />

de 1790 n'en parle pas? Peut-on nourrir l'espoir d'en iden<br />

tifier quelques elements dans des reserves inexploitees de musees,<br />

ou dans des demeures privees? Cherchons done et vivons d'espoir...


LINTORF<br />

KRONIEK<br />

Michael Lumer schreef in Die Quecke Ratinger und Angerldnder<br />

Heimatbldtter een boeiend relaas van de werkzaamheden van de kruisheren in<br />

Duitsland, speciaal van Chr. Aarts, die als parochieherder van Lintorf op 30 Sep<br />

tember 2006 op rust ging. In Der letzte Kreuzherr aus dem Erzbistum Koln geht<br />

in den Ruhestand (nr. 76, december 2006, pp. 113-118) vertelt Lumer dat de<br />

kruisheren in 1953 naar Duitsland terugkeerden. Het land kende toen een groot<br />

priestertekort. De kruisheren gingen wonen in Ehrenstein, in het klooster dat in<br />

het begin van de negentiende eeuw ten gevolge van de secularisatie voor de orde<br />

verloren was gegaan. In de volgende vijftig jaren waren ruim tweeenzestig kruis<br />

heren actief in dertien verschillende vestigingen. Achtenveertig kruisheren bezaten<br />

de Nederlandse nationaliteit. In 2006 waren nog twaalf kruisheren actief<br />

in het pastoraat in Duitsland. Met het afscheid van Chris Aarts aan Lintorf<br />

kwam een einde aan een project dat in 1962 werd opgestart, toen kruisheer<br />

Koos Kok werd gezonden als bedienaar van de nog te bouwen filiaalkerk<br />

St. Joannis Maria Vianney. In 1966 werd Jacobus van Gestel als zielzorger aangesteld.<br />

Hij werd in 1971 de eerste pastoor van een nu zelfstandig geworden<br />

parochie. Zijn werk werd achtereenvolgens voortgezet door Nico van Rijn,<br />

Julius Diirlich en vanaf 1985 Chris Aarts. Lumer geeft vervolgens een korte<br />

levensbeschrijving van Chris Aarts en een laudatio van zijn zeer gewaardeerde<br />

apostolaat van parochieherder. Hij besluit met: "Die Kreuzherren haben mit<br />

ihrem Wirken in der Region Ratingen-Lintorfvielfur die Kirche und die Menschen<br />

vor Ort getan. Sie haben gezeigt, wie in einer Zeit des Umbruchs und der sich<br />

schnell verdndernden Welt Kirche verwirklicht und Glauben gelebt werden kann.<br />

Gemdss ihrem Leitspruch "In Cruce Salus — Im Kreuz ist Heil" konnten sie die<br />

Botschaft des barmherzigen und liebenden Gottes vielen Menschen in unserer Region<br />

nahe bringen."<br />

Roger Janssen o.s.c.


174 KRONIEK<br />

ST. AGATHA<br />

In 2006, bij gelegenheid van de opening van Klooster Sint Aegten,<br />

Erfgoedcentrum Nederlands Kloosterleven, verscheen een gelijknamig boek<br />

je van 80 biz. onder redactie van M. Arendsen, V. de Klijn, L. van Laarhoven,<br />

O.S. Lankhorst, C. Rademaker en W. Slangen. In het centrum worden archieven,<br />

boeken, voorwerpen en audiovisueel materiaal bijeengebracht van tientallen<br />

religieuze orden en congregaties. Het boekje laat zien hoe dit uniek initiatief<br />

tot stand is gekomen, wat het te bieden heeft en welke personen en instellingen<br />

eraan meewerken. De eerste twee bijdragen handelen over de ontstaansgeschiedenis<br />

en het doel van het erfgoedproject, waarin twee stichtingen samenwerken:<br />

de Stichting Sint Aegten, opgericht door de kruisheren, en de Stichting Erfgoed<br />

Nederlands Kloosterleven, waarin een tachtigtal andere orden en congregaties<br />

participeren. R. Janssen en W. Slangen bespreken in De kruisheren in<br />

St. Agatha en de Stichting Sint Aegten (pp. 9-17) de geschiedenis van het klooster<br />

St. Agatha en de ontstaansgeschiedenis van Sint Aegten. C. Rademaker neemt<br />

De Stichting Erfgoed Nederlands kloosterleven en de samenwerking met<br />

Sint Aegten voor zijn rekening (pp. 19-24). O.S. Lankhorst schetst de grote<br />

lijnen van het Kloosterleven in Nederland door de eeuwen been (pp. 25-32).<br />

M. Arendsen gaat na welke de wezenstrekken zijn van het religieuze leven in<br />

Kloosterleven in hoofdlijnen (pp. 33-40). M. Arendsen schetst ook een<br />

Bouwgeschiedenis van het klooster St. Agatha (pp. 41-45). W. Meulenkamp &<br />

N. Wijnhoven geven in Kloostertuinen een rondleiding in de kloostertuin van<br />

St. Agatha (pp. 47-51). A. van Huijgevoort & K. van Dooren maken ons wegwijs<br />

in Kloosterarchieven in St. Agatha (pp. 53-57). Het roerend erfgoed van de<br />

kruisheren werd besproken door M. van Zanten (pp. 59-64). O.S. Lankhorst<br />

tenslotte behandelt De collectie kloosterlijke voorwerpen van de Stichting Erfgoed<br />

Nederlands Kloosterleven (pp. 65-68) en De bibliotheek in Klooster Sint Aegten<br />

(pp. 69-73). Het is een prettig boekje met heel wat kleine maar heldere illustraties.<br />

De vele kleine bijdragen zorgen voor een knappe synthese van het project,<br />

dat in Nederland geen precedent heeft.<br />

ST AGATHA<br />

Roger Janssen o.s.c.<br />

Het Maandblad Bisdom s Hertogenboschy jg.85, januari 2007, schenkt aandacht<br />

aan het kerkelijk kunstbezit en archief. De volgende onderwerpen komen<br />

o.a. aan bod: inventariseren: boeiend en broodnodig, van schoenendoos tot<br />

archiefkast, het bisdomarchief, digitaliseren: modern monnikenwerk. Op pp. 18<br />

t/m 20 wordt de aandacht getrokken op een bijdrage van Ted Konings, Sint<br />

Aegten bundelt geschiedenis.<br />

Roger Janssen o.s.c.


ST. AGATHA<br />

KRONIEK 175<br />

In Kroniek Sint Aegten verschenen in 2006 weer enkele boeiende bijdragen.<br />

De aflevering van maart 2006 was gewijd aan de kloosterarchieven die naar Sint<br />

Aegten werden gebracht. Die van juni 2006 besprak de feestelijke opening van<br />

het erfgoedcentrum voor Nederlands kloosterleven. In de aflevering van Sep<br />

tember 2006 werd een uitvoerige rondleiding gegeven. Ze zijn de moeite waard,<br />

deze bijdragen in Kroniek Sint Aegten.<br />

ST. AGATHA<br />

Roger Janssen o.s.c.<br />

Stichting Sint Aegten publiceerde in 2006 van de hand van R. Janssen o.s.c.<br />

een beknopte geschiedenis van St. Agatha. In Het klooster Sint Agatha speeJde een<br />

grote rol in de geschiedenis van de Orde van het Heilig Kruis wijst Janssen onder<br />

meer op de eigenheid van de kruisbroeders/kruisheren als orde van reguliere<br />

kanunniken, op het aandeel van de Dietse kioosters in de hervorming van de<br />

orde in de vijftiende eeuw, op de centrale rol van het moederklooster in Hoei,<br />

op de geestelijke bloei van de orde in de vijftiende en zestiende eeuw en op de<br />

toenemende invloed van Sint Agatha in de orde in de zeventiende eeuw. Dat de<br />

kruisheren van Sint Agatha de bescherming genoten van het Huis van Oranje is<br />

wellicht overdreven. Vast staat evenwel dat het klooster met het oog op zijn<br />

voortbestaan geregeld te maken kreeg met tussenkomsten van het Huis van<br />

Oranje. Van 1853 tot 1957 werd Sint Agatha moederhuis van de orde. Na 1957<br />

fungeerde het klooster tot 1966 als opleidingshuis van de Nederlandse provincie<br />

van de kruisheren. Daarna probeerde men het tevergeefs te laten functioneren<br />

als een centrum van streekpastoraat. Janssen geeft een summier overzicht<br />

van de geschiedenis van een van de belangrijkste kioosters van de orde. Veel van<br />

wat hij vertelt is opgewarmde kost, maar hij brengt ook verhelderende en nieuwe<br />

feiten en inzichten, waardoor deze brochure aan betekenis wint.<br />

MAASEIK<br />

Cl. Brasseur o.s.c.<br />

Confrater Roger Janssen presenteerde in De Maaseikenaar een korte biografie<br />

van Kruisheer Gerardus Golt (1609-1671) (jg.37, 2006, afl. 1, pp. 20-25). Het<br />

portret van prior Golt werd volgens J. Op de Kamp o.s.c. niet correct weergegeven.<br />

Een aanvulling (lees correctie) volgde in aflevering 4 op pp. 143 en 144.<br />

Nieuwe gegevens draagt Janssen in deze bijdrage niet aan. Het doet echter<br />

deugd te merken dat de herinnering aan bekende cultuurdragers in Maaseik niet<br />

verloren gaat. In aflevering 3 van 2006 handelt Janssen over Johannes Hermanns


176 KRONIEK<br />

Campman, kruisheer (pp. 99-101). Campman verbleef slechts een half jaar in<br />

Maaseik en werd er ingeschakeld als hulp in de parochie. In 1938 keerde hij<br />

terug naar Nederland en raakte er actief betrokken bij het verzet in de Tweede<br />

Wereldoorlog. Op het einde van de oorlog werd hij gearresteerd. Hij stierf in<br />

Bergen-Belsen. De manier waarop hij medegevangenen hielp en troostte, maak-<br />

te grote indruk.<br />

MAASEIK<br />

Cl. Brasseur o.s.c.<br />

Confrater Roger Janssen schreef in de reeks Limburgse Monografieen in<br />

maart 2006 (jg. 17, nr.l) als aflevering 66 een korte biografie in dertig bladzijden<br />

van Willem Sangers. Janssen raakt de volgende thema's aan: jeugd en<br />

studententijd, leraar geschiedenis, vorser en schrijver, culturele activiteiten in<br />

Maaseik, het woonwagenwerk in Siemkensheuvel, humor en carnaval. Sangers<br />

was een Limburger in hart en nieren. Phil Bosnians schreef ooit aan hem: "Pater<br />

Sangers, je hebt metje humor enje lach meer gedaan voor de geestelijke gezondheid<br />

van de mensen dan een leger van psychiaters"<br />

Cl. Brasseur o.s.c.


"C'.I AIRLIEU"<br />

njdi ijcl nan lie (n'Si hit<br />

h' ituteuti UL . • ■ ■■ ■ ■• ■ //," poof i'ii;i ,<br />

\< itn'i't/i' : iji, A'. /.At. //?//<br />

. '•?/]<br />

r/ieik<br />

n 'JjciVukfot<br />

Pelsers, ma)<br />

'v-7-7" Ni'dri'Liud : A/.hniiiisn'iltit' ( "itiivUsi,<br />

/',.'■.//,,■■ ■<br />

{(i/iv : ,S'/f.. i : ! '<br />

■ 'UirMfu

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!