Aan: dr. Ate C. Nievaard - Maatschappijwetenschappen ...
Aan: dr. Ate C. Nievaard - Maatschappijwetenschappen ...
Aan: dr. Ate C. Nievaard - Maatschappijwetenschappen ...
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
24 Eva Abraham<br />
onderwijs in Den Haag, Kroesbergen (1989) in Breda, en Bloem (1990) in<br />
Drente. Deze studies zijn, met uitzondering van het werk van Van Elteren-<br />
Jansen en Ten Have, epidemiologisch van aard. Dat wil zeggen gericht op<br />
een grote populatie en uitgaande van de vragen als welke medicijnen zijn<br />
er in een bepaalde periode voorafgaande aan het interview gebruikt en (in<br />
sommige onderzoeken) hoeveel daarvan? Deze onderzoekers schenken<br />
geen aandacht aan de sociale context van het medicijngebruik: zij kunnen<br />
het medicijngebruik wel registreren maar niet verklaren. Gebrek aan<br />
interpretatie geldt ook voor het overigens baanbrekende en methodologisch<br />
sophisticated uitgevoerde kwantitatieve onderzoek naar medicijngebruik<br />
van kinderen van Bush en Ianotti (o.a. 1985, 1989, 1990).<br />
Methode. Het hier gepresenteerde onderzoek is kwalitatief. De gebruikte<br />
’ethnografische’ methode is erop gericht opvattingen van respondenten<br />
over het omgaan met medicijnen vast te leggen. Daarbij staat een nauwkeurige<br />
weergave van het perspectief van de geïnterviewden voorop. Hun<br />
visie staat centraal. Deze methode is niet geschikt om te bestuderen<br />
hoeveel medicijnen mensen nu precies gebruiken. Meer dan het werkelijke<br />
ge<strong>dr</strong>ag komt immers het wenselijk geachte ge<strong>dr</strong>ag naar voren.<br />
Er zijn veertig interviews afgenomen, twintig met kinderen van 10 tot 12<br />
jaar en twintig met een van hun verzorgers. De interviews zijn op de band<br />
opgenomen en uitgewerkt. De onderzochte kinderen waren leerlingen van<br />
verschillende scholen in Amsterdam, een die is geassocieerd met een<br />
hogere sociaal economische status (Zuid), de andere met een lagere<br />
(West).<br />
De selectie van respondenten ging als volgt. De klasselijsten van de<br />
hoogste groepen (leeftijd 10-12 jaar) werden gesplitst in meisjes en<br />
jongens. Van de lijsten met namen streepten we steeds het derde kind aan.<br />
<strong>Aan</strong> zijn/haar ouders werd een brief gestuurd waarin we toestemming<br />
vroegen voor het interviewen van het kind en een van hen. Alleen als op<br />
de medewerking van kind en een van de ouders (dat bleek steeds de<br />
moeder te zijn) kon worden gerekend werd tot interviewen overgegaan.<br />
Werd er geweigerd dan werden de ouders van het volgende kind op de<br />
klasselijst aangeschreven. Toen er zowel in de categorie Zuid als West tien<br />
volledige sets van twee interviews waren verzameld is, om financiële<br />
redenen, met interviewen gestopt. Er zijn evenveel jongens als meisjes<br />
geïnterviewd.<br />
In Zuid waren nauwelijks weigeringen, in West daarentegen was het