Aan: dr. Ate C. Nievaard - Maatschappijwetenschappen ...
Aan: dr. Ate C. Nievaard - Maatschappijwetenschappen ... Aan: dr. Ate C. Nievaard - Maatschappijwetenschappen ...
14 Tony Hak, Paul ten Have en Ad Goethals benaderingen. In de tweede plaats is er de meer offensieve benadering waarbij kwalitatieve onderzoekers een eigen, van de mainstream afwijkende, versie van objectiviteit zeggen na te streven en ook te bereiken (zie Smaling 1987). Dergelijke claims zijn vaak intelligent geformuleerd en hebben hun eigen lokale redelijkheid, maar zij dienen naar onze smaak in individuele gevallen te vaak als een misplaatste rechtvaardiging voor een gebrek aan rigoreusheid in het betreffende onderzoek. In de derde plaats hebben kwalitatieve onderzoekers ook op dit probleem gereageerd door remedies te ontwikkelen. Daartoe behoren methodes als het systematisch gebruik van ’constante vergelijking’ en het ’zoeken van het afwijkende geval’; het in de verslaglegging uitvoerig documenteren van de wijze waarop de bevindingen zijn bereikt en het nauwkeurig beargumenteren van de relatie tussen de bevindingen en de gegevens (met ’bewijsplaatsen’); en de ontwikkeling van een systeem van ’auditing’, waarbij onderzoekers die niet zelf bij het onderzoek betrokken zijn (’auditors’) als een soort accountants nagaan hoe de onderzoeker in de verschillende fases van de analyse te werk is gegaan en hoe de bevindingen zich verhouden tot de gegevens (zie hiervoor Abma 1994). Naast de genoemde zijn er nog enkele methoden om kwalitatieve gegevens te valideren die berusten op het idee dat de betrokken ’leden’ van de onderzochte groepen het beste weten wat hun uitspraken en andere gedragingen betekenen. Zo hebben Garfinkel & Sacks (1970, zie ook Heritage & Watson 1979, 1980) gewezen op wat zij formulations noemen. Dat zijn uitspraken waarin mensen dat wat ze doen, of net gedaan hebben, ’formuleren’, dat wil zeggen onder woorden brengen, samenvatten, karakteriseren. Als onderzoeker kun je je materiaal, zoals een interview en opname van een interactie, maar ook een schriftelijk document, afzoeken op ’formuleringen’ om die te confronteren met je eigen interpretaties. Een tweede methode is eveneens gericht op een ’interne’ validering van de interpretatie van materiaal. Binnen de conversatie-analyse wordt altijd aanbevolen om de interpretatie van een uiting te vergelijken met wat er verderop in het gesprek gedaan wordt, om te kijken of daaruit interpretaties van die uiting door andere deelnemers af te lezen zijn, wat natuurlijk vooral bij de eerstvolgende uiting erg waarschijnlijk is. Zo wordt in een medische situatie het vertellen over symptomen blijkens het vervolg door beide partijen opgevat als een verzoek om zowel een diagnose als een behandeling (Ten Have 1987). Een derde methode zou je als ’externe validering’ kunnen kenschetsen. Die is bijvoorbeeld aan de orde als je
Kwalitatieve medische sociologie: nut en noodzaak mensen waarvan je de interactie hebt opgenomen, stel een arts en een patiënt, om commentaar op die opname vraagt, terwijl de die afspeelt. Methodologisch is dit een zwakkere werkwijze dan de vorige, omdat het gaat om ’uitlokking’ en omdat de situatie waarin commentaar gevraagd wordt een andere is dan die waarin de oorspronkelijke gedragingen plaatsvonden. Maar hoewel zulk commentaar daarom geen doorslaggevend bewijs voor de een of andere interpretatie kan opleveren, is het in bepaalde gevallen zeker ’interessant’ om achteraf van deelnemers te horen hoe zij tegen de gebeurtenissen, waaronder hun eigen optreden, aankijken. Samenvattend kan worden gesteld dat kwalitatief onderzoek zijn eigen kwaliteitscriteria kent, die in abstracto wel overeenkomen met criteria uit andere onderzoekstradities (gerepresenteerd door begrippen als generaliseerbaarheid, betrouwbaarheid en geldigheid) maar die in concreto (in de toepassing van geëigende procedures) daarvan verschillen. Het is daarom van belang dat de wetenschappelijke merites van kwalitatief onderzoek (zowel voorstellen als rapportages) worden beoordeeld door experts op het terrein van kwalitatief onderzoek, en niet door experts op andere - niet minder maar wel anders wetenschappelijke - terreinen. Aan de professionalisering van deze beoordeling door peers zouden kwalitatieve onderzoekers zelf (als groep) een bijdrage kunnen leveren door een meer openbare - en onderling meer kritische - discussie over methodes en criteria. 7 De positie van het kwalitatieve medisch-sociologische onderzoek Hierboven is geschetst waarom kwalitatief medisch-sociologisch onderzoek noodzakelijk is (relevantie) en dat dit onderzoek op zijn eigen wijze aan eisen van wetenschappelijkheid (zoals theoretische generaliseerbaarheid, betrouwbaarheid, en geldigheid) kan voldoen. Echter, lang niet iedereen is overtuigd van de juistheid van deze stellingen, en daarom is de situatie waarin het kwalitatieve medisch-sociologische onderzoek zich bevindt niet zonder meer rooskleurig te noemen. De grootste handicap is hier dat kwalitatief onderzoek niet past binnen het dominante wetenschapsmodel en daarom niet met de criteria daarvan kan worden beoordeeld. In het gunstigste geval leidt zo’n beoordeling volgens de verkeerde maatstaven tot onbegrip, in het slechtste geval tot stigmatisering (zie de bijdrage van Hak in deze bundel voor voorbeelden van beide). Hoe kan deze situatie worden verbeterd? 15
- Page 2 and 3: Aan: dr. Ate C. Nievaard
- Page 4 and 5: CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEE
- Page 6 and 7: "De rol die leeftijd speelt bij de
- Page 9 and 10: Kwalitatieve medische sociologie: n
- Page 11 and 12: Kwalitatieve medische sociologie: n
- Page 13 and 14: Kwalitatieve medische sociologie: n
- Page 15 and 16: Kwalitatieve medische sociologie: n
- Page 17: Kwalitatieve medische sociologie: n
- Page 21 and 22: Kwalitatieve medische sociologie: n
- Page 23: Kwalitatieve medische sociologie: n
- Page 26 and 27: 22 Eva Abraham tact met medicijnen,
- Page 28 and 29: 24 Eva Abraham onderwijs in Den Haa
- Page 30 and 31: 26 Eva Abraham aanvankelijk beperkt
- Page 32 and 33: 28 Eva Abraham alcohol.’ Ook word
- Page 34 and 35: 30 Eva Abraham zegt dat zij haar ki
- Page 36 and 37: 32 Eva Abraham tegen diarree en wag
- Page 38 and 39: 34 Eva Abraham opgeleide, werkende
- Page 40 and 41: 36 Eva Abraham Opvattingen over gez
- Page 42 and 43: 38 Eva Abraham kind vitamine A moes
- Page 44 and 45: 40 Eva Abraham Geraadpleegde litera
- Page 46 and 47: 42 Eva Abraham Spier, F. (1995) Nor
- Page 48 and 49: 44 Anne Eland, Tony Hak en Liesbeth
- Page 50 and 51: 46 Anne Eland, Tony Hak en Liesbeth
- Page 52 and 53: 48 Anne Eland, Tony Hak en Liesbeth
- Page 54 and 55: 50 Anne Eland, Tony Hak en Liesbeth
- Page 56 and 57: 52 Anne Eland, Tony Hak en Liesbeth
- Page 58 and 59: 54 Anne Eland, Tony Hak en Liesbeth
- Page 60 and 61: 56 Anne Eland, Tony Hak en Liesbeth
- Page 62 and 63: 58 Anne Eland, Tony Hak en Liesbeth
- Page 64 and 65: 60 Anne Eland, Tony Hak en Liesbeth
- Page 66 and 67: 62 Anne Eland, Tony Hak en Liesbeth
Kwalitatieve medische sociologie: nut en noodzaak<br />
mensen waarvan je de interactie hebt opgenomen, stel een arts en een<br />
patiënt, om commentaar op die opname vraagt, terwijl de die afspeelt.<br />
Methodologisch is dit een zwakkere werkwijze dan de vorige, omdat het<br />
gaat om ’uitlokking’ en omdat de situatie waarin commentaar gevraagd<br />
wordt een andere is dan die waarin de oorspronkelijke ge<strong>dr</strong>agingen<br />
plaatsvonden. Maar hoewel zulk commentaar daarom geen doorslaggevend<br />
bewijs voor de een of andere interpretatie kan opleveren, is het in bepaalde<br />
gevallen zeker ’interessant’ om achteraf van deelnemers te horen hoe<br />
zij tegen de gebeurtenissen, waaronder hun eigen optreden, aankijken.<br />
Samenvattend kan worden gesteld dat kwalitatief onderzoek zijn eigen<br />
kwaliteitscriteria kent, die in abstracto wel overeenkomen met criteria uit<br />
andere onderzoekstradities (gerepresenteerd door begrippen als generaliseerbaarheid,<br />
betrouwbaarheid en geldigheid) maar die in concreto (in de<br />
toepassing van geëigende procedures) daarvan verschillen. Het is daarom<br />
van belang dat de wetenschappelijke merites van kwalitatief onderzoek<br />
(zowel voorstellen als rapportages) worden beoordeeld door experts op het<br />
terrein van kwalitatief onderzoek, en niet door experts op andere - niet<br />
minder maar wel anders wetenschappelijke - terreinen. <strong>Aan</strong> de professionalisering<br />
van deze beoordeling door peers zouden kwalitatieve onderzoekers<br />
zelf (als groep) een bij<strong>dr</strong>age kunnen leveren door een meer openbare<br />
- en onderling meer kritische - discussie over methodes en criteria.<br />
7 De positie van het kwalitatieve medisch-sociologische onderzoek<br />
Hierboven is geschetst waarom kwalitatief medisch-sociologisch onderzoek<br />
noodzakelijk is (relevantie) en dat dit onderzoek op zijn eigen wijze aan<br />
eisen van wetenschappelijkheid (zoals theoretische generaliseerbaarheid,<br />
betrouwbaarheid, en geldigheid) kan voldoen. Echter, lang niet iedereen is<br />
overtuigd van de juistheid van deze stellingen, en daarom is de situatie<br />
waarin het kwalitatieve medisch-sociologische onderzoek zich bevindt niet<br />
zonder meer rooskleurig te noemen. De grootste handicap is hier dat<br />
kwalitatief onderzoek niet past binnen het dominante wetenschapsmodel en<br />
daarom niet met de criteria daarvan kan worden beoordeeld. In het<br />
gunstigste geval leidt zo’n beoordeling volgens de verkeerde maatstaven<br />
tot onbegrip, in het slechtste geval tot stigmatisering (zie de bij<strong>dr</strong>age van<br />
Hak in deze bundel voor voorbeelden van beide). Hoe kan deze situatie<br />
worden verbeterd?<br />
15