16.01.2013 Views

Bekijk het inkijkexemplaar - Cross Media Nederland

Bekijk het inkijkexemplaar - Cross Media Nederland

Bekijk het inkijkexemplaar - Cross Media Nederland

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

jaargang 28 nummer 2 2011<br />

Gastro-enterologie<br />

TIJDSCHRIFT VOOR ONCOLOGIEVERPLEEGKUNDIGEN EN VERPLEEGKUNDIG SPECIALISTEN ONCOLOGIE<br />

❚❚ Kanker van <strong>het</strong> maag-darmkanaal ❚❚ Neuro-endocriene<br />

tumoren ❚❚ Zorgpad Obstructie Icterus ❚❚ Ivan Wolffers<br />

over PSA-meting ❚❚ Special Interest Group Gastroenterologie<br />

van start


Inhoud<br />

04<br />

05<br />

06<br />

07<br />

08<br />

11<br />

13<br />

14<br />

18<br />

22<br />

Van de redactie<br />

Bestuurlijk in beeld<br />

Nieuws Special Interest Groups<br />

Aantekening farmacotherapie<br />

Kanker van <strong>het</strong> maag-darmkanaal<br />

Verpleegkundigen schrijven boek<br />

over darmkanker<br />

IKNL Nieuws<br />

Neuro-endocriene tumoren<br />

Zorgpad Obstructie Icterus<br />

Studiereis New York<br />

Onder redactie van:<br />

Wietske Vrijland<br />

Lidy van Driel-Rooks<br />

Annemarie van der Spek<br />

Peter-Paul Coene<br />

Darmkanker<br />

Het boek voor patiënt, familie<br />

en professional<br />

25<br />

26<br />

31<br />

33<br />

37<br />

38<br />

41<br />

42<br />

47<br />

Column Jan Bart Wevers: Maag<br />

Innovatieve zorgprogramma’s en<br />

e-health<br />

Column Ivan Wolff ers: Wat gij niet<br />

wilt dat u geschiedt, doe dat ook een<br />

ander niet<br />

Kaalheid bij gebruik pemetrexed<br />

met of zonder cisplatin of<br />

carboplatin<br />

Oncomedia<br />

Eff ect mondige<br />

borstkankerpatiënten op<br />

communicatie arts-patiënt<br />

Column Ilona van der Loos:<br />

Alles blijft anders<br />

Medicatie-interactie voorkomen<br />

Colofon<br />

Gewoon pech<br />

Als je moeder borstkanker heeft<br />

Esther Smid<br />

Met tekeningen van Luna Bongers<br />

Coverbeeld: darmkanker / www.ShutterStock.com<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 3


4<br />

Van de redactie<br />

Van mond tot anus<br />

en alles daartussen<br />

Als je dit nummer van Oncologica leest, loopt de lente alweer op zijn<br />

eind en zijn we met z’n allen druk bezig met de plannen voor de<br />

zomervakantie. Velen van jullie zullen bij de voorbereidingen denken<br />

aan <strong>het</strong> meenemen van een diarreeremmer om de vervelende<br />

symptomen van een eventuele gastro-enterologische infectie te<br />

bestrijden.<br />

Dit themanummer heeft gastro-enterologie (GE) als onderwerp.<br />

Zoeken we op deze term in Wikipedia dan krijgen we:<br />

Gastro-enterologie is de wetenschap die zich bezighoudt met<br />

ziekten van <strong>het</strong> maag-darmstelsel. De term is afgeleid van <strong>het</strong><br />

Griekse ‘gastèr’ (γαστηρ) dat ‘maag’ betekent en ‘enteron’ (εντερον)<br />

dat ‘darm’ betekent.<br />

Een gastro-enteroloog wordt ook wel een maag-darm-leverarts<br />

genoemd. Een gastro-enteroloog behandelt uiteenlopende ziekten,<br />

zoals ontstekingen (onder andere ziekte van Crohn, hepatitis), tumoren<br />

en galstenen.<br />

Volgens bovenstaande beschrijving lijkt <strong>het</strong> een zeer overzichtelijk<br />

vakgebied. GE behelst echter wel een groot deel van <strong>het</strong> menselijk<br />

lichaam, zo’n beetje van mond tot anus met daartussen een aantal<br />

belangrijke organen. Diagnostiek en behandeling van oncologische<br />

aandoeningen in dit gebied zijn onderhevig aan veel nieuwe<br />

ontwikkelingen en vragen een multidisciplinaire aanpak. In deze<br />

Oncologica gaan we daarop in.<br />

Otto Visser geeft een overzicht van de epidemiologie van<br />

oncologische aandoeningen binnen de GE. Chulja Pek en Agnes<br />

Reijm beschrijven <strong>het</strong> zorgpad Obstructie Icterus zoals dat in <strong>het</strong><br />

Erasmus MC in Rotterdam wordt gehanteerd.<br />

Ivonne Schoenaker en Desi van de Bogaart vragen aandacht voor de<br />

Special Interest Group GE in oprichting. Ook is er een interview met<br />

de verpleegkundige auteurs van <strong>het</strong> onlangs verschenen boek<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

VAKANTIETIJD: FOCUS OP DARMEN<br />

‘Darmkanker, <strong>het</strong> boek voor patiënt, familie en professional’.<br />

Dit en nog veel meer in deze Oncologica.<br />

Redactionele wijzigingen<br />

Binnen de redactie moeten we afscheid nemen van Dinka den Hollander;<br />

gedurende 5 jaren heeft zij als adjunct-hoofdredacteur en als<br />

redactielid haar enthousiaste bijdrage aan de totstandkoming van<br />

talloze Oncologica’s gegeven. Dinka bedankt!<br />

Ik wens jullie veel plezier bij <strong>het</strong> lezen van deze Oncologica en dat de<br />

diarreeremmers maar in de vakantietas mogen blijven.<br />

Peter Janssen<br />

Redactielid Oncologica<br />

Oncologica in 2011<br />

NUMMER THEMA VERSCHIJNT DEADLINE<br />

3-2011 PALLIATIEVE ZORG EIND SEPTEMBER 1 JULI<br />

4-2011 ONCOLOGIEDAGEN EIND DECEMBER 1 OKTOBER


Bestuur(lijk) in beeld<br />

Emmy Harms nieuw<br />

bestuurslid<br />

Sinds kort ben ik bestuurslid van V&VN Oncologie en daarom wil ik<br />

me hier graag kort aan jullie voorstellen.<br />

Mijn naam is Emmy Harms. In 2006 ben ik afgestudeerd als Verpleegkundig<br />

Specialist. Sinds 2008 werk ik in <strong>het</strong> NKI-AVL in Amsterdam<br />

op de afdeling farmacologie, waar we met name fase 1 medicatieonderzoek<br />

doen.<br />

Aangenaam verrast<br />

De mensen die dit lezen zijn over <strong>het</strong> algemeen verpleegkundigen,<br />

verzorgenden en verpleegkundig specialisten die werkzaam zijn in<br />

de kankerzorg. Een beroepsgroep die zeer bewust heeft gekozen<br />

Emmy Harms werkt als Verpleegkundig Specialist bij <strong>het</strong> NKI-AVL in Amsterdam.<br />

om in dit werkveld actief te zijn. In mijn ogen dus mensen die goed<br />

weten wat ze willen. Zo zijn jullie dus ook lid van de beroepsvereniging<br />

V&VN Oncologie en verwachten jullie dat onze vereniging er<br />

staat voor onze gemeenschappelijke belangen. Alhoewel ik pas<br />

enkele maanden actief ben in <strong>het</strong> bestuur ben ik aangenaam verrast<br />

door de gedrevenheid en <strong>het</strong> enthousiasme van mijn medebestuursleden.<br />

Kennis en voorwaarden<br />

Actief worden in <strong>het</strong> bestuur van deze beroepsvereniging is voor mij<br />

een grote uitdaging. Onze vereniging wil voor alle werkers in de<br />

oncologie een platform zijn waar kennis gehaald kan worden en<br />

waar voorwaarden voor <strong>het</strong> netwerken gecreëerd worden. Daarnaast<br />

willen wij (en zijn we dat ook!) een gesprekspartner zijn voor<br />

de overheid en andere partijen die mede verantwoordelijk zijn voor<br />

‘IN HET BELANG VAN ONZE PATIËNTEN<br />

MOETEN WIJ EEN STERKE EN<br />

BETROKKEN BEROEPSGROEP ZIJN’<br />

de (maatschappelijke) ontwikkelingen binnen de kankerzorg. Het is<br />

erg inspirerend om te merken dat er een groep mensen actief en<br />

intensief bezig is om onze beroepsgroep te professionaliseren en te<br />

positioneren.<br />

Verhelderend<br />

Een belangrijke drijfveer voor mij om me voor de vereniging in te<br />

zetten is mijn overtuiging dat <strong>het</strong> voor onze patiënten heel belangrijk<br />

is dat we een sterke en betrokken beroepsgroep zijn. Daarnaast<br />

vind ik <strong>het</strong> heel verhelderend om naast je dagelijkse werkzaamheden<br />

de zaken ook eens van een andere kant ‘voorgeschoteld’ te<br />

krijgen. Dit helpt om de dagelijkse dingen in een groter verband te<br />

plaatsen en meer voldoening uit mijn werk te halen.<br />

Emmy Harms<br />

Bestuurslid bestuurslid V&VN Oncologie<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 5


6<br />

Verenigingsnieuws<br />

Neem deel aan Special Interest<br />

Group Gastro-enterologie<br />

Begin 2011 zijn we met een aantal verpleegkundigen<br />

uit diverse ziekenhuizen bij elkaar geweest om<br />

de oprichting van een SIG GE binnen V&VN<br />

Oncologie te bespreken. Tot nu toe hebben we<br />

elkaar bereikt via bestaande netwerken en de<br />

integrale kankercentra. Wij zijn enthousiast en willen<br />

graag komen tot een oprichting van deze SIG. Via<br />

deze oproep willen we dan ook alle belangstellende<br />

en enthousiaste verpleegkundigen die binnen de<br />

GE oncologie werken, de mogelijkheid bieden om<br />

deel te nemen aan de SIG GE. Gastro-enterologie is<br />

een breed gebied met vele subspecialismen. Hoe dit<br />

exact vorm gaat krijgen binnen de organisatie van<br />

de SIG GE zal de komende maanden duidelijk<br />

moeten worden. Wij hopen dat alle specialismen<br />

binnen de GE vertegenwoordigd zullen gaan<br />

worden. Wij zijn dus op zoek naar verpleegkundi-<br />

Activiteiten van de SIG Pulmonale Oncologie<br />

Sinds 1 januari 2007 bestaat de Special Interest<br />

Group (SIG) Pulmonale Oncologie. De SIG is<br />

onderdeel van de formele organisatiestructuur<br />

van de V&VN (Verpleegkundigen en Verzorgenden<br />

<strong>Nederland</strong>) Oncologie. Zij stimuleert en<br />

ondersteunt <strong>het</strong> netwerk van verpleegkundigen<br />

binnen de specialisatie Pulmonale Oncologie.<br />

De aanleiding om de SIG Pulmonale Oncologie<br />

op te starten was en is <strong>het</strong> toenemende aantal<br />

longkankerpatiënten in <strong>Nederland</strong>. In 2009<br />

waren er 6867 mannen en 4118 vrouwen<br />

gediagnosticeerd met longkanker (bron NKR).<br />

De sterfte ten gevolge van longkanker is<br />

ongeveer even hoog als <strong>het</strong> aantal nieuwe<br />

gevallen per jaar. In 2010 overleden er 6500<br />

mannen en 3600 vrouwen aan longkanker (CBS).<br />

De behandelingsmogelijkheden zijn helaas nog<br />

maar beperkt in vergelijking met andere<br />

tumortypen. Oncologieverpleegkundigen<br />

krijgen steeds meer met deze patiëntengroep te<br />

maken. Zij bundelen hun krachten in de SIG om<br />

de kwaliteit van de zorgverlening aan deze<br />

patiëntengroep te bevorderen.<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

gen die zorg dragen voor patiënten met colorectale<br />

carcinomen, oesophagus- en maagcarcinomen,<br />

pancreas-, galblaas- en levertumoren.<br />

Wat willen we?<br />

Een SIG GE waardoor we sterk staan om<br />

kwaliteit van zorg te verbeteren voor de patiënt.<br />

Door <strong>het</strong> bundelen van onze kennis en ervaring<br />

willen wij o.a.: uitwisselen van kennis en ervaring,<br />

dienen als communicatieplatform, gebruik<br />

maken van elkaars netwerk en ontwikkelen van<br />

producten, zoals <strong>het</strong> geven van presentaties, <strong>het</strong><br />

ontwikkelen van informatiemateriaal, etc.<br />

Wat vragen we?<br />

Leden van V&VN Oncologie die werkzaam zijn<br />

binnen de gastro-enterologische oncologie en<br />

De doelen van de SIG:<br />

• Ondersteunt de missie en de doelen van de<br />

V&VN Oncologie;<br />

• Ondersteunt en promoot <strong>het</strong> netwerk voor<br />

verpleegkundigen met de subspecialisatie<br />

Pulmonale Oncologie;<br />

• Dient als platform voor de communicatie<br />

tussen de verpleegkundigen met de<br />

subspecialisatie Pulmonale Oncologie;<br />

• Identifi ceert en onderzoekt specifi eke<br />

zorgvragen binnen de subspecialisatie<br />

Pulmonale Oncologie zoals <strong>het</strong> ontwikkelen<br />

en implementeren van richtlijnen;<br />

• Bundelt kennis en ervaring en draagt zorg<br />

voor uitwisseling hiervan;<br />

• Neemt een standpunt in m.b.t. nieuwe<br />

ontwikkelingen binnen <strong>het</strong> vakgebied.<br />

De SIG heeft een kerngroep bestaande uit<br />

negen vertegenwoordigers.<br />

Alle leden van de V&VN Oncologie werkzaam<br />

binnen de subspecialisatie Pulmonale Oncologie<br />

kunnen zich aansluiten bij de SIG en zodanig<br />

Meer informatie<br />

Voor aanmelding of informatie kun je<br />

contact opnemen met onderstaande<br />

personen.<br />

Marisa Geukes<br />

Verpleegkundig specialist<br />

GE Oncologie<br />

Jeroen Bosch ziekenhuis<br />

Den Bosch<br />

m.geukes@jbz.nl<br />

Ivonne Schoenaker<br />

Verpleegkundig specialist /<br />

regieverpleegkundige<br />

GE oncologie<br />

i.j.h.schoenaker@isala.nl<br />

Je kunt voor meer informatie ook mailen<br />

met SIGgastro-enterologie@venvn.nl.<br />

die een actieve bijdrage willen leveren aan de<br />

totstandkoming en ontwikkeling van de SIG GE.<br />

als achterban en klankbord functioneren.<br />

Dit jaar heeft de SIG mede inhoudt gegeven aan<br />

<strong>het</strong> verpleegkundig deel van <strong>het</strong> 14e WCLC<br />

congres, dat in juli 2011 wordt gehouden in de<br />

RAI in Amsterdam. Verder hebben we meegedacht<br />

met de inhoud voor de nieuwe richtlijn<br />

NSCLC en geven we inhoud aan <strong>het</strong> V&VN<br />

congres met twee sessies in oktober 2011.<br />

Afgelopen februari hebben we de scholing<br />

mama- en longcarcinoom mede georganiseerd.<br />

De leden van V&VN Oncologie zijn voor de SIG<br />

de belangrijkste doelgroep. De SIG wil graag<br />

tijdens de Oncologie Dagen in oktober 2011<br />

communiceren met de leden van de V&VN over<br />

de ontwikkelingen binnen <strong>het</strong> vakgebied, de<br />

doelen en de activiteiten van de SIG. De locatie<br />

wordt nog bekend gemaakt.<br />

Tot ziens op de oncologie dagen!<br />

Albert Olijve<br />

Voorzitter van de SIG Pulmonale Oncologie en<br />

Verpleegkundig Specialist Long Oncologie<br />

Medisch Centrum Alkmaar


Geneesmiddelen voorschrijven:<br />

Bevoegd worden, bekwaam<br />

blijven<br />

• Jessica Kompier, communicatieadviseur V&VN<br />

Naar verwachting komt er nog dit jaar een ministeriële regeling die<br />

ervoor zorgt dat diabetes-, long- en oncologieverpleegkundigen<br />

receptgeneesmiddelen binnen hun vakgebied mogen gaan<br />

voorschrijven. Uiteraard moeten deze groepen verpleegkundigen<br />

worden opgeleid om medicijnen voor te schrijven. Ook moeten zij<br />

hun kennis en kunde aantoonbaar bijhouden op dit gebied. Dat<br />

laatste kan straks in <strong>het</strong> Kwaliteitsregister V&V, waaraan een speciale<br />

module voor de zoge<strong>het</strong>en ‘aantekening farmacotherapie’ wordt<br />

toegevoegd.<br />

Bevoegd en bekwaam<br />

Het voorschrijven van geneesmiddelen brengt een grote verantwoordelijkheid<br />

met zich mee. Iedere handeling, maar zeker een<br />

voorbehouden handeling mag je immers alleen doen als je er<br />

‘bevoegd’ en ‘bekwaam’ voor bent. Bevoegd, dat is straks wettelijk<br />

geregeld. Bekwaam, daar helpt <strong>het</strong> Kwaliteitsregister V&V bij. Door<br />

de aantekening farmacotherapie in te bouwen stelt <strong>het</strong> Kwaliteitsregister<br />

V&V verpleegkundigen met een voorschrijfbevoegdheid in<br />

de gelegenheid te laten zien dat ze hun kennis op <strong>het</strong> gebied van<br />

farmacotherapie actueel houden, naast dat ze voldoen aan de<br />

scholingseis en de werkervaringseis in de ministeriële regeling.<br />

Aantekening farmacotherapie<br />

De aantekening farmacotherapie wordt gekoppeld aan <strong>het</strong><br />

betreff ende specialisme van <strong>het</strong> deskundigheidsgebied in <strong>het</strong><br />

Kwaliteitsregister V&V. Dat houdt in dat alleen longverpleegkundigen<br />

toegang kunnen krijgen tot de aantekening farmacotherapie<br />

voor longverpleegkundigen, idem dito voor de diabetes- en<br />

oncologieverpleegkundigen. Bij inschrijving in <strong>het</strong> betreff ende<br />

deskundigheidsgebied wordt gecontroleerd of je aan de basiseisen<br />

voldoet.<br />

De aantekening farmacotherapie is nog in ontwikkeling. Hoe een en<br />

ander er uit komt te zien en wat een verpleegkundige moet doen<br />

Voorschrijfbevoegd<br />

Deze groepen mogen straks voorschrijven:<br />

- diabetesverpleegkundigen<br />

- longverpleegkundigen<br />

- oncologieverpleegkundigen<br />

www.shutterstock.com<br />

om er gebruik van te maken, is op dit moment nog niet precies<br />

bekend. Bij de ontwikkeling van de aantekening zijn de betreff ende<br />

afdelingen, V&VN Oncologie, V&VN Longverpleegkundigen en V&VN<br />

Praktijkverpleegkundigen & Praktijkondersteuners, nauw betrokken.<br />

In de maanden maart en april zijn met hen samen punten en<br />

scholing vastgesteld.<br />

Beroepsnorm<br />

Beroepsvereniging V&VN heeft met de KNMP (brancheorganisatie<br />

voor apothekers) afgesproken, dat V&VN als beroepsnorm uitdraagt,<br />

dat verpleegkundigen die voorschrijven zich als zodanig kenbaar<br />

KWALITEITSREGISTER V&V KRIJGT<br />

MODULE VOOR AANTEKENING<br />

FARMACOTHERAPIE<br />

maken in <strong>het</strong> BIG-register en zich tevens inschrijven voor de<br />

aantekening farmacotherapie in <strong>het</strong> Kwaliteitsregister V&V.<br />

Het ontwikkelen van de module farmacotherapie in <strong>het</strong> Kwaliteitsregister<br />

V&V past binnen <strong>het</strong> implementatietraject rond <strong>het</strong> voorschrijven<br />

van geneesmiddelen, waar V&VN op dit moment mee bezig<br />

is. Dit omvat een scholing binnen de V&VN Academie, informatie op<br />

www.venvn.nl en een format voor samenwerking op lokaal niveau.<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 7


8<br />

Grote diversiteit aan tumoren<br />

Kanker van <strong>het</strong> maag-darmkanaal<br />

Kanker van <strong>het</strong> maag-darmkanaal komt in <strong>Nederland</strong> veel voor.<br />

Er worden in totaal ongeveer 20.000 nieuwe gastro-enterologische<br />

tumoren per jaar geregistreerd. Op een totaal van 92.000 gevallen<br />

van kanker per jaar is dat ongeveer 22% van <strong>het</strong> totaal (cijfers van de<br />

<strong>Nederland</strong>se kankerregistratie van 2009). Daarmee is <strong>het</strong> de grootste<br />

groep, voor urologische tumoren en borstkanker.<br />

Tot de gastro-enterologische tumoren worden gerekend: kanker van<br />

de slokdarm, maag, dunne darm, dikke darm, endeldarm, anus, lever,<br />

galblaas, galwegen en alvleesklier. Kanker op de overgang van<br />

slokdarm en maag, de cardia, wordt soms bij de maag gerekend en<br />

soms bij de slokdarm. Op grond van etiologische informatie en ook<br />

qua behandelingsmogelijkheden is <strong>het</strong> ‘t meest logisch om de cardia<br />

bij de slokdarm te rekenen en dat is in dit artikel dan ook gedaan.<br />

Incidentie<br />

Tabel 1 toont <strong>het</strong> aantal nieuwe gevallen in <strong>Nederland</strong> per orgaan<br />

per jaar. Kanker van de dikke darm en de endeldarm komen<br />

verreweg <strong>het</strong> meeste voor (samen ruim 12.000 gevallen per jaar),<br />

gevolgd door kanker van de slokdarm (2.500 gevallen, waarvan<br />

ongeveer 500 in de cardia), alvleesklier (2.000 gevallen) en maag<br />

(1.400). In de overige organen zijn er 500 of minder gevallen per jaar.<br />

Kanker van de slokdarm, maag, endeldarm en de lever komen<br />

duidelijk vaker voor bij mannen dan bij vrouwen, terwijl anuskanker<br />

en galblaaskanker vaker voorkomen bij vrouwen. Kanker in de<br />

andere organen treft ongeveer evenveel mannen als vrouwen. Er is<br />

geen relatie tussen grootte of lengte van <strong>het</strong> orgaan en <strong>het</strong> aantal<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

• Otto Visser, hoofd kankerregistratie Integraal Kankercentrum <strong>Nederland</strong> (IKNL), locatie Amsterdam<br />

Tabel 1. Aantal nieuwe gevallen van kanker per orgaan in 2009.<br />

gevallen van kanker. De dunne darm is bijvoorbeeld veel langer dan<br />

de dikke darm, terwijl er 8.250 gevallen van kanker zijn in de dikke<br />

darm en maar 300 in de dunne darm. En de lever is veel groter dan<br />

de alvleesklier, terwijl <strong>het</strong> aantal gevallen van alvleesklierkanker<br />

meer dan vier maal groter is dan <strong>het</strong> aantal gevallen van leverkanker.<br />

Vroeger kwam er veel maagkanker voor: tot 1963 was <strong>het</strong> zelfs de<br />

vorm van kanker die in <strong>Nederland</strong> <strong>het</strong> meeste voorkwam en ook de<br />

meeste sterfte veroorzaakte. Vanaf 1963 was dat longkanker en<br />

vanaf 1972 veroorzaakte ook darmkanker meer sterfte dan<br />

maagkanker. Dit komt doordat de trends van maag- en darmkanker<br />

tegengesteld zijn: maagkanker daalt al vele decennia, terwijl<br />

darmkanker steeds meer voorkomt.<br />

Figuur 1 laat de trends in incidentie (aantal nieuwe gevallen per jaar)<br />

zien in de laatste twee decennia van de frequentst voorkomende<br />

gastro-entrologische tumoren: kanker van de dikke darm, endeldarm,<br />

slokdarm, alvleesklier en maag. Terwijl dikke darm, endeldarm,<br />

slokdarm en alvleesklierkanker gestaag stijgen, daalde de incidentie<br />

van maagkanker sterk. Als wordt gecorrigeerd voor de bevolkingsgroei<br />

is de incidentie van alvleesklierkanker overigens ongeveer stabiel.<br />

Ook bij de zeldzamer vormen van kanker (fi guur 2) is te zien dat de<br />

meeste vormen van kanker steeds vaker voorkomen (dunne darm,<br />

lever , galwegen en anus), terwijl kanker van de galblaas afneemt.<br />

Net als voor alvleesklier geldt dat als wordt gecorrigeerd voor de<br />

bevolkingsgroei de incidentie van kanker van de galwegen<br />

ongeveer stabiel is.<br />

Soort kanker Aantal nieuwe gevallen per jaar (2009) Waarvan<br />

Mannen Vrouwen<br />

Slokdarm (incl. cardia) 2.500 1.800 700<br />

Maag (excl. cardia) 1.400 800 600<br />

Dunne darm 300 150 150<br />

Dikke darm & endeldarm<br />

12.250<br />

· Dikke darm<br />

8.250<br />

4.250<br />

4.000<br />

· Endeldarm<br />

4.000<br />

2.400<br />

1.600<br />

Anus 150 70 80<br />

Lever 450 325 125<br />

Galblaas 150 50 100<br />

Extrahepatische galwegen 500 275 225<br />

Alvleesklier 2.000 1.000 1.000


Samenvatting<br />

Van alle door de <strong>Nederland</strong>se kankerregistratie geregistreerde vormen van kanker vormen de gastro-enterologische<br />

tumoren met 20.000 gevallen per jaar ongeveer 22% van <strong>het</strong> totaal. Darmkanker komt in <strong>Nederland</strong> van alle<br />

gastro-enterologische tumoren <strong>het</strong> meeste voor met ruim 12.000 nieuwe gevallen in 2009, gevolgd door de<br />

kanker van de slokdarm (2.500 nieuwe gevallen) en alvleesklierkanker (2.000 nieuwe gevallen).<br />

Er zijn de afgelopen 20 jaar grote veranderingen opgetreden in <strong>het</strong> voorkomen van de verschillende vormen van<br />

kanker. Zo nam de incidentie van kanker van slokdarm, darm, anus en lever (sterk) toe, terwijl de incidentie van<br />

maagkanker en galblaaskanker juist sterk daalde.<br />

De overlevingskansen variëren sterk met de aan- of afwezigheid van uitzaaiingen. Bij alvleesklierkanker zijn er<br />

vaak uitzaaiingen aanwezig en is de 5-jaarsoverleving 5%, bij darmkanker zijn er minder vaak uitzaaiingen en is<br />

<strong>het</strong> cijfer 61%.<br />

Diagnostiek en stadium<br />

Kanker wordt doorgaans ontdekt als een patiënt klachten krijgt. De<br />

klachten zijn natuurlijk sterk afhankelijk van de plaats van de kanker. Bij<br />

gastro-enterologische tumoren kan er naast algemene symptomen<br />

(moeheid, gewichtsverlies, etc.) sprake zijn van obstructie en/of bloeding.<br />

Over <strong>het</strong> algemeen treden deze symptomen pas laat in de ziekte op of<br />

blijven onopgemerkt (bloed is in de ontlasting niet altijd zichtbaar), zodat<br />

er bij veel patiënten bij diagnose al sprake is van uitgezaaide ziekte. Dit<br />

varieert overigens sterk per orgaan, namelijk ongeveer 5% heeft uitzaaiingen<br />

bij kanker van de anus, 20% bij kanker van de endeldarm, 23% bij dikke<br />

darm, 25% bij lever, 40% bij slokdam, maag en galblaas en 60% bij kanker<br />

van de alvleesklier.<br />

Bij kanker van de maag of de darm is <strong>het</strong> in vrijwel alle gevallen wel<br />

mogelijk om de diagnose kanker door middel van pathologisch<br />

onderzoek te bevestigen. De meeste patiënten worden immers<br />

geopereerd of er kan weefsel worden verkregen bij een scopie. Bij<br />

kanker van de alvleesklier, de galwegen en de lever is dat veel moeilijker:<br />

aantal per jaar<br />

8.000<br />

7.000<br />

6.000<br />

5.000<br />

4.000<br />

3.000<br />

2.000<br />

1.000<br />

0<br />

1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009<br />

jaar van diagnose<br />

dikke darm endeldarm slokdarm (incl. cardia) maag (excl. cardia) alvleesklier<br />

Figuur 1: Incidentie van veel voorkomende gastro-enterologische tumoren in <strong>Nederland</strong> van 1989 t/m 2009.<br />

(Bron: <strong>Nederland</strong>se Kankerregistratie).<br />

bij 20 to 30% van deze tumoren wordt de diagnose kanker gesteld door<br />

middel van beeldvormende diagnostiek, zonder pathologische<br />

bevestiging.<br />

Overleving<br />

De overlevingskansen van patiënten met kanker hangen nauw samen met<br />

<strong>het</strong> stadium waarin de ziekte wordt vastgesteld. Bij veel gastro-enterologische<br />

tumoren is <strong>het</strong> stadium relatief ongunstig en dat vertaalt zich in<br />

lage overlevingskansen. Bij kanker van darm en anus is de 5-jaarsoverleving<br />

met 61% <strong>het</strong> hoogst, terwijl de 5-jaarsoverleving bij alvleesklierkanker<br />

slechts 5% bedraagt (fi guur 3). Bij de andere vormen van kanker<br />

varieert <strong>het</strong> van 10 tot 30%. De afgelopen 20 jaar is de overleving gestaag<br />

gestegen, in totaal met gemiddeld 5%.<br />

Oorzaken van gastro-enterologische tumoren<br />

De belangrijkste risicofactor voor kanker is een hoge leeftijd. Dat geldt<br />

ook voor de gastro-enterologische tumoren, waarbij in alle gevallen de<br />

aantal per jaar<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

1989 1991 1993 1995 1997 1999 2001 2003 2005 2007 2009<br />

jaar van diagnose<br />

dunne darm anus lever galblaas galwegen<br />

Figuur 2: Incidentie van zeldzame gastro-enterologische tumoren in <strong>Nederland</strong> van 1989 t/m 2009.<br />

(Bron: <strong>Nederland</strong>se Kankerregistratie).<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 9


10<br />

slokdarm<br />

maag<br />

darm<br />

anus<br />

lever<br />

galblaas<br />

galwegen<br />

papil v Vater<br />

alvleesklier<br />

0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%<br />

5%<br />

hoogste incidentie bestaat bij 80-plussers. Verder spelen infecties,<br />

(‘ongezonde’) voeding, overgewicht en gebrek aan lichaamsbeweging<br />

een rol. Infecties zijn vooral van belang bij maagkanker (Helicobacter<br />

pilori) en leverkanker (hepatitis), mogelijk ook bij galblaaskanker.<br />

Opvallend is dat deze vormen van kanker in verhouding veel voorkomen<br />

bij allochtonen in <strong>Nederland</strong> (net als in hun land van herkomst), waarschijnlijk<br />

omdat de besmettingsgraad met infecties bij allochtonen<br />

hoger is.<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

11%<br />

13%<br />

10%<br />

15%<br />

22%<br />

30%<br />

Figuur 3: Relatieve 5-jaarsoverleving van patiënten met gastro-enterologische tumoren in <strong>Nederland</strong>, 2004-2008.<br />

(Bron: <strong>Nederland</strong>se Kankerregistratie)<br />

61%<br />

61%<br />

(advertentie)<br />

Een zo volledig mogelijke beschrijving<br />

van alle aspecten van <strong>het</strong> longcarcinoom<br />

en <strong>het</strong> pleurale mesothelioom.<br />

Auteurs: Jan Alex van Spil, Annelies Epping<br />

en Erik van Muilekom<br />

ISBN: 9789035232730<br />

Uitgave: 1 e druk 2011<br />

Pagina’s: 288<br />

Prijs: ! 49,50<br />

Het verband tussen voeding en kanker is veel minder duidelijk. Een<br />

gezonde voeding met veel groente en fruit geeft weliswaar een lager risico<br />

op een aantal gastro-enterologische tumoren, maar kan deze zeker niet<br />

voorkomen. Het is ook niet duidelijk wat nu precies de toename van<br />

darmkanker veroorzaakt. Is deze terug te voeren op veranderingen in de<br />

voeding? Of heeft <strong>het</strong> te maken met toenemend overgewicht en afnemende<br />

lichaamsbeweging? Bij allochtonen er is relatief veel sprake van<br />

overgewicht, maar er komt juist weinig darmkanker voor, <strong>het</strong> tegengestelde<br />

van wat je zou verwachten. Hiernaar is dus nog veel onderzoek nodig.<br />

Roken en overmatig alcoholgebruik dragen ook bij aan <strong>het</strong> ontstaan van<br />

gastro-enterologische tumoren, vooral slokdarmkanker. Maar toenemend<br />

overgewicht heeft waarschijnlijk ook sterk bijgedragen aan de toename<br />

van slokdarmkanker in de afgelopen decennia.<br />

Verdere stijging verwacht<br />

De trend van de meeste gastro-enterologische tumoren is stijgend. Een<br />

stijging kan afvlakken en daarna dalen, zoals met longkanker bij mannen<br />

is gebeurd. Op basis van de bekende informatie over oorzaken van kanker<br />

ligt een verdere stijging van de meeste gastro-enterologische tumoren<br />

echter <strong>het</strong> meest voor de hand. De daling bij maag- en galblaaskanker zal<br />

waarschijnlijk ook doorgaan.<br />

INFORMATIE<br />

DE NEDERLANDSE KANKERREGISTRATIE (WWW.KANKERREGISTRATIE.NL) IS EEN PRODUCT VAN HET<br />

IKNL (WWW.IKNL.NL)<br />

Longcarcinoom is een van de vier meest voorkomende tumorsoorten in <strong>Nederland</strong>.<br />

Door <strong>het</strong> grillige verloop van de ziekte en de intensieve behandelingen hebben<br />

verschillende professionals een taak in de preventie, diagnostiek, behandeling en<br />

(na)zorg van deze patiëntengroep.<br />

Het Handboek longcarcinoom is samengesteld op basis van de huidige<br />

wetenschappelijke kennis en inzichten. Daarbij is gebruikgemaakt van de deskundigheid<br />

en ervaring van experts uit verschillende disciplines.<br />

Bestellen? Ga naar www.elseviergezondheidszorg.nl<br />

€ 49,50<br />

Flyer Longcarcinoom_A5.indd 1 6/14/2011 2:19:56 PM


Verpleegkundigen schrijven<br />

boek over darmkanker<br />

• Ineke Lokker en Martine Folsche, redactieleden Oncologica<br />

In februari 2011 werd <strong>het</strong> boek: ‘Darmkanker: Het boek voor patiënt, familie en<br />

professional’ gepresenteerd. Dit boek is geschreven onder redactie van twee<br />

verpleegkundigen en twee chirurgen uit <strong>het</strong> Maastad Ziekenhuis en <strong>het</strong> Sint Franciscus<br />

Gasthuis te Rotterdam. Reden voor Oncologica om de twee verpleegkundigen die<br />

medeverantwoordelijk waren voor de totstandkoming van <strong>het</strong> boek te benaderen.<br />

Lidy van Driel-Rooks is verpleegkundig specialist in <strong>het</strong> Maasstad<br />

Ziekenhuis en is als casemanager betrokken bij de behandeling en<br />

begeleiding van patiënten met darmkanker en zij voert de analyse<br />

en conservatieve behandeling uit bij defecatieproblemen.<br />

Annemarie van der Spek werkt als verpleegkundig specialist<br />

coloncare in <strong>het</strong> Sint Franciscus Gasthuis en is onder andere<br />

verantwoordelijk voor de coördinatie van de zorg rondom de<br />

patiënt met darmkanker in de pre- en postoperatieve fase.<br />

Samen met de 2 andere redacteuren, chirurgen Wietske Vrijland en<br />

Peter-Paul Coene, ontstond bij hun <strong>het</strong> idee een boek over<br />

darmkanker te maken. Er was nog geen boek op de markt. Internet<br />

biedt wel informatie, maar daarbij heb je als zorgverlener geen<br />

controle over de informatie die patiënten opzoeken.<br />

De samenstellers wilden in <strong>het</strong> boek alle mogelijke facetten van<br />

darmkanker aan bod laten komen. ‘Het moest eerlijk zijn, en <strong>het</strong> niet<br />

mooier maken dan <strong>het</strong> is, maar ook niet erger. De patiënt moest<br />

centraal staan. En de tekst moest worden ondersteund met<br />

illustraties en verhalen van patiënten. Het belangrijkste doel van ons<br />

als redacteuren was dat er een boek op de markt kwam, waarin alle<br />

Onder redactie van:<br />

Wietske Vrijland<br />

Lidy van Driel-Rooks<br />

Annemarie van der Spek<br />

Peter-Paul Coene<br />

Darmkanker<br />

Het boek voor patiënt, familie<br />

en professional<br />

informatie staat die een patiënt nodig heeft ter voorbereiding op de<br />

operatie en op <strong>het</strong> vervolgtraject’, aldus de samenstellers.<br />

Doelgroep<br />

Het boek is geschreven door professionals van verschillende<br />

disciplines uit de regio Rotterdam en is bedoeld voor patiënten met<br />

darmkanker en hun naasten, en voor professionals. Behalve<br />

medische informatie komen ook andere zaken die betrekking<br />

hebben op (de behandeling van) darmkanker aan bod.<br />

Het boek begint bij de anatomie van <strong>het</strong> spijsverteringskanaal en<br />

<strong>het</strong> ontstaan van darmkanker. Verder wordt beschreven wat erfelijke<br />

darmkanker is en met welke professional de patiënt (mogelijk) te<br />

maken krijgt. Mogelijke onderzoeken en verschillende operaties met<br />

mogelijke complicaties, radiotherapie en chemotherapie worden<br />

beschreven. In <strong>het</strong> hoofdstuk ondersteunende zorg komen <strong>het</strong><br />

medisch maatschappelijk werk, psychologen, geestelijk verzorgers<br />

en de seksuoloog aan bod. Onderwerpen van andere hoofdstukken<br />

zijn: follow up, stomazorg, alternatieve behandelingen, organisaties<br />

die een rol kunnen spelen in <strong>het</strong> behandeltraject, palliatieve zorg en<br />

uitzaaiingen.<br />

Elk hoofdstuk heeft een algemene tekst. In een blauw kader wordt<br />

verdiepende informatie gegeven, dat vooral bedoeld is voor<br />

professionals. In een groen kader worden verhalen van patiënten<br />

weergegeven. De tekst wordt verduidelijkt door gebruik te maken<br />

van foto’s en illustraties.<br />

Patiënten die <strong>het</strong> boek hebben gelezen zijn erg blij met <strong>het</strong> boek,<br />

merken de initiatiefnemers. ’Sommige patiënten die al jaren onder<br />

controle zijn vanwege darmkanker krijgen antwoord op vragen waar<br />

ze zelf nooit aan hebben gedacht. Veel vragen gaan over erfelijke<br />

darmkanker, moet ik mijn kinderen laten testen op darmkanker en<br />

over <strong>het</strong> stadium darmkanker dat de patiënt heeft. We zien dat<br />

patiënten met <strong>het</strong> boek op de polikliniek komen en hele gerichte<br />

vragen stellen.’<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 11


Een praktische<br />

handleiding voor de<br />

beginnende en<br />

ervaren twitteraar<br />

AUTEURS : Mark van Dorresteijn & Eva Galesloot<br />

ISBN : 9789035232839<br />

UITGAVE : 1 e druk 2011<br />

PAGINA’S : 31<br />

ook leverbaar als ebook,<br />

ISBN 9789035233263<br />

PRIJS : € 29,95 (per 10 exemplaren)<br />

Twitter, een praktische<br />

handleiding<br />

Twitter dringt steeds meer door in de zorg. Tientallen ziekenhuizen<br />

en zorginstellingen maken al gebruik van Twitter. Dat<br />

geldt ook voor artsen, verpleegkundigen en patiënten. Toch is<br />

<strong>het</strong> nog een hele kunst om de berichtendienst te doorgronden.<br />

Deze praktische handleiding brengt daar verandering in.<br />

Het Zorgvisie-boekje is niet alleen een handleiding voor mensen<br />

die graag willen starten met twitteren, maar ook voor mensen<br />

die Twitter effectiever willen gebruiken. Zo vindt u uitleg over de<br />

terminologie en leert u een profi el opstellen. Ook staan er tips in<br />

<strong>het</strong> boekje voor <strong>het</strong> uitbreiden van uw netwerk en <strong>het</strong> inzetten<br />

van Twitter voor professionele doeleinden. Wist u bijvoorbeeld dat<br />

timen van berichten veel slimmer is dan alles in één keer plaatsen?<br />

In <strong>het</strong> boekje wordt uitgelegd hoe dat precies werkt.<br />

De actieve twitteraars @Mark_Zorgvisie (redacteur van Zorgvisie)<br />

en @Skwirrol (illustrator) zetten alles op een rijtje: van algemene<br />

twitter-functies tot <strong>het</strong> vergaren van volgers, van add-ons tot<br />

linken met andere sociale netwerksites.<br />

Bestellen? Ga naar:<br />

www.elseviergezondheidszorg.nl


IKNL Nieuws<br />

NKR-cijfers:<br />

kankerpatiënten<br />

leven langer<br />

Volwassenen met kanker overleven momenteel<br />

langer dan vijftien jaar geleden. Tussen<br />

1989-1993 en 2004-2008 nam de vijfjaarsoverleving<br />

van volwassenen met kanker met twaalf<br />

procent toe, zo blijkt uit de cijfers van de<br />

Nieuw op Oncoline<br />

• concept richtlijn Oncologische revalidatie<br />

• concept richtlijn Hersenmetastasen<br />

• evidence based richtlijn Herstel na kanker<br />

Nieuw op Pallialine<br />

• richtlijn Zorg in de stervensfase<br />

• richtlijn Euthanasie bij een verlaagd bewustzijn<br />

<strong>Nederland</strong>se Kanker Registratie. Dat komt deels<br />

door vroege opsporing en deels door verbeterde<br />

behandeling. De toegenomen overleving<br />

is <strong>het</strong> duidelijkst bij borstkanker, prostaatkanker<br />

en darmkanker.<br />

Nieuw: richtlijn Blaasinstillatie<br />

geeft duidelijkheid<br />

De richtlijn Blaasinstillatie is ter autorisatie<br />

gestuurd. Deze richtlijn geeft evidence based<br />

handvatten en aanbevelingen voor een<br />

eenduidige werkwijze rondom blaasspoeling en<br />

begeleiding van patiënten. Dat is nodig, want<br />

landelijk wordt momenteel erg verschillend<br />

gewerkt. De richtlijn is ontwikkeld om de<br />

uitvoering van blaasspoeling (blaasinstillatie) te<br />

uniformeren en te verbeteren. De richtlijn<br />

Benodigheden blaasspoeling.<br />

beschrijft de voorschriften en werkwijze inzake de<br />

duur van instillaties, de houding van de patiënt,<br />

hygiëne en veilig werken met gevaarlijke stoff en.<br />

Het IKNL en de beroepsverenigingen Verpleegkundigen<br />

& Verzorgenden <strong>Nederland</strong> Urologie<br />

en Oncologie en de <strong>Nederland</strong>se Vereniging<br />

voor Urologie ontwikkelden de richtlijn met<br />

vertegenwoordiging van de patiëntenvereniging<br />

Waterloop.<br />

De verbeterde overleving van kankerpatiënten<br />

in <strong>Nederland</strong> door vroege opsporing en<br />

verbeterde behandelingen kan wijzen op een<br />

toenemend aandeel genezen patiënten of op<br />

patiënten die langer met kanker leven.<br />

Scholingen<br />

palliatieve<br />

sedatie en LESA<br />

succes<br />

Het project ‘Multidisciplinaire<br />

samenwerkingsafspraken palliatieve sedatie’<br />

verbetert de kwaliteit van zorg in de laatste<br />

stervensfase, waarin multidisciplinair werken<br />

centraal staat. Het liep zo storm dat <strong>het</strong> IKNL<br />

geld vrijmaakte voor nog eens twaalf extra<br />

groepen huisartsen en wijkverpleegkundigen<br />

om dit jaar de scholing te volgen.<br />

Meer informatie m.middelburg@vikc.nl<br />

Nuttige<br />

websites over<br />

kankerzorg<br />

www.kankerwiehelpt.nl<br />

www.netwerkzorgopmaat.nl<br />

www.pallialine.nl<br />

www.oncoline.nl<br />

www.sibopmaat.nl<br />

www.toekomstnakanker.nl<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 13


14<br />

Complex en zeldzaam:<br />

Neuro-endocriene tumoren<br />

Neuro-endocriene tumoren (NET) zijn zeldzaam en veel (oncologie)<br />

verpleegkundigen zullen nog nooit zorg hebben gedragen voor een<br />

patiënt met deze ziekte. De tumoren vinden hun oorsprong in<br />

neuro-endocriene cellen en kunnen hormonaal actief zijn waarbij<br />

verschillende neurotransmitters of polypeptide hormonen aangemaakt<br />

worden. In de afgelopen dertig jaar is <strong>het</strong> aantal gestelde<br />

diagnoses sterk toegenomen. Patiënten met een NET worden vaak pas<br />

laat gediagnosticeerd, soms door ontbrekende symptomen, maar<br />

soms ook door een verkeerd gestelde diagnose. Tijd voor een overzicht<br />

van deze tumoren met betrekking tot defi nitie, symptomen, diagnose,<br />

behandeling en relevante aspecten voor de verpleegkundige zorg.<br />

Wat zijn <strong>het</strong>?<br />

Neuro-endocriene cellen zijn cellen die neuronale input (neurotransmitters<br />

vrijgegeven door zenuwcellen) ontvangen en als gevolg van<br />

deze input release moleculen (hormonen) aan <strong>het</strong> bloed afgeven.<br />

Op deze manier brengen ze een integratie tussen <strong>het</strong> zenuwstelsel<br />

en <strong>het</strong> endocriene systeem tot stand. NET vinden hun oorsprong in<br />

deze cellen, die voorkomen in <strong>het</strong> gastro-intestinale traject, de<br />

pancreas, longen, schildklier, maar ook afkomstig zijn van paraganglia<br />

(autonome zenuwstelsel).<br />

De laatste jaren wordt er een stijging gezien in de incidentie van<br />

NET. In 1973 was de incidentie 1,09 per 100.000 per persoon/jaar en<br />

in 2004 was deze gestegen naar 5,25 per 100.000 per persoon/jaar<br />

(Yao e.a., 2008). Deze gegevens zijn gebaseerd op <strong>het</strong> Surveillance<br />

Epidemiology and end Results (SEER) onderzoek uit de Verenigde<br />

Staten. In dit artikel wordt ingegaan op tumoren van <strong>het</strong> gastroenteropancreatisch<br />

traject, de zogenaamde GEP-NET.<br />

Dit is een <strong>het</strong>erogene groep tumoren, die hun oorsprong vinden in<br />

neuro-endocriene cellen van de embryonale darm en hebben vaak<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

• Wanda Geilvoet, Verpleegkundig Specialist Endocrinologie, Erasmus MC Rotterdam<br />

Tabel 1. Peptide gerelateerde symptomen GEP-NET.<br />

Neuro-endocriene tumor Peptide Klachten/symptomen<br />

(Bron percentages carcinoïdsyndroom: Massironi e.a., 2008)<br />

een primaire tumor, die gelegen is in <strong>het</strong> mucosa van de maag, <strong>het</strong><br />

ileum, colon, rectum of de pancreas (Öberg e.a., 2010). De incidentie<br />

van GEP-NET zou volgens de SEER neerkomen op 2,89 per 100.000<br />

per persoon/jaar (Turaga e.a., 2011). NET van <strong>het</strong> gastro-intestinale<br />

traject komen <strong>het</strong> vaakst voor in <strong>het</strong> ileum (31%), gevolgd door<br />

tumoren van <strong>het</strong> rectum (21%), appendix (17%), colon (12%), maag<br />

(6%), duodenum (4%) en <strong>het</strong> jejunum (3%) (Modlin e.a.,2006). De<br />

meeste GEP-NET zijn inactief, produceren dus geen hormonale<br />

stoff en. De tumoren die wel hormonaal actief zijn, kunnen verschillende<br />

neurotransmitters of polypeptide hormonen aanmaken. De<br />

actieve NET van de pancreas (PNET) kunnen bijvoorbeeld insuline,<br />

gastrine of zeer zeldzaam VIP of glucagon aanmaken. De tumor<br />

wordt dan genoemd naar de peptide, die door de tumor wordt<br />

aangemaakt, zoals <strong>het</strong> insulinoom. De mortaliteit en morbiditeit bij<br />

niet functionele GEP-NET is gerelateerd aan de uitgebreidheid van<br />

de tumor. Door de aspecifi eke presentatie van deze tumoren worden<br />

ze vaak pas in een laat stadium ontdekt. Bij de functionele NET is de<br />

mortaliteit en morbiditeit naast de uitgebreidheid van de tumor<br />

gerelateerd aan de hormonale of hormoon gerelateerde symptomen<br />

en of syndromen. Ruim 50% van de GEP-NET is al gemetastaseerd bij<br />

diagnose. Bij presentatie is in 20-50% van de gevallen de primaire<br />

tumor onbekend (Öberg e.a., 2011).<br />

Erfelijke syndromen<br />

Pancreas-NET kunnen ook voorkomen in <strong>het</strong> kader van zeldzame<br />

erfelijke syndromen: tussen de 40-90% bij patiënten met <strong>het</strong> MEN I<br />

syndroom (Trump e.a., 1996) en tussen de 12,3-20% bij patiënten<br />

met de ziekte van Von Hippel-Lindau (Hammel e.a., 2000). Bij <strong>het</strong><br />

erfelijke multipele endocriene neoplasie syndroom type I (MEN I)<br />

kunnen zich onder andere bijschildklieradenomen, hypofyse-adeno-<br />

Carcinoïd Serotonine, tachy- en bradykininen Carcinoïd-syndroom: fl ushing (90%), diarree (70%), buikkrampen (40%),<br />

carcinoïdhartziekte (30%), pellagra (5%) en carcinoïdcrisis (ernstige diarree,<br />

dehydratie, hypotensie, bronchospasmen)<br />

Insulinoom Insuline Hypoglykemieen, hypoglykemische unawareness (beschadiging brein), toename<br />

gewicht<br />

Gastrinoom Gastrine Maagzweren, pijn in de regio van de maag, diarree (Zollinger-Ellison Syndroom)<br />

VIPoom Vaso-intestinal polypeptide (VIP) Ernstige diarree, dehydratie, disbalans elektrolyten<br />

Glucagonoom Glucagon Diabetes Mellitus, erytheem


Samenvatting<br />

Neuro-endocriene tumoren zijn zeldzaam, maar in de afgelopen jaren is <strong>het</strong> aantal gestelde diagnoses sterk toegenomen. Ruim 50% van de tumoren is<br />

al gemetastaseerd bij diagnose. Behandeling van de tumor kan bestaan uit chirurgie, radiologische interventies, somatostatine-analogen, interferon-α,<br />

chemotherapie, peptide receptor radionuclide therapie, mTOR- remmers en multi tyrosine kinase remmers. De verpleegkundige zorg voor deze<br />

patiënten is complex en bevat veel symptoommanagement. In dit artikel wordt ingegaan op tumoren van <strong>het</strong> gastro-enteropancreatisch traject, de<br />

zogenaamde GEP-NET.<br />

men en neuro-endocriene tumoren van de pancreas of thymus ontwikkelen.<br />

De ziekte van Von Hippel Lindau is ook een erfelijke ziekte, waarbij in<br />

verschillende organen tumoren ontstaan, zoals niercelcarcinomen,<br />

hemangioblastomen in de hersenen, bijniertumoren en endocriene<br />

eilandceltumoren van de pancreas.<br />

Een belangrijke eigenschap van NET is dat ze in de meeste gevallen<br />

receptoren bezitten, die gevoelig zijn voor somatostatine. Dit is een<br />

peptide, gemaakt in de cellen van de eilandjes van Langerhans, maar ook<br />

in de darmcellen tussen <strong>het</strong> darmepitheel en in de hypothalamus, dat<br />

invloed heeft op allerlei hormonale processen. Hiervan kan gebruik<br />

gemaakt worden bij de diagnostiek en behandeling.<br />

Symptomen<br />

De symptomen passende bij GEP-NET hangen af van de grootte van de<br />

tumor, de aanwezigheid en de plaats van de eventuele metastasen en de<br />

FLUSHES EN DIARREE KUNNEN GROTE IMPACT<br />

HEBBEN OP LEVEN PATIËNT<br />

eventuele functionaliteit van de tumor. PNET kunnen bijvoorbeeld<br />

klachten geven zoals een vol gevoel of zeurende pijn uitstralend naar de<br />

linker fl ank. Deze klachten komen echter minder voor als de tumor klein is<br />

en niet infi ltreert in omliggende weefsels. Tumoren van <strong>het</strong> gastro-intestinale<br />

traject kunnen in een enkel geval obstructie geven door tumorgrootte<br />

of fi brose van <strong>het</strong> mesenterium.<br />

Het carcinoïd is de meest voorkomende NET. Het carcinoïd is verantwoordelijk<br />

voor de productie van serotonine en andere tachy- en bradykininen.<br />

Voorbeelden van fl ushing.<br />

Deze peptiden kunnen zorgen voor <strong>het</strong> zogenaamde carcinoïdsyndroom.<br />

De klinische verschijnselen omvatten in 90% van de gevallen fl ushing (zie<br />

foto’s), <strong>het</strong> rood/paars kleuren van gezicht en borst (Massironi e.a., 2008).<br />

Daarnaast staan secretoire diarree, buikpijn en zweten op de voorgrond.<br />

Beschadiging van de rechter hartkleppen (<strong>het</strong> carcinoïd hartsyndroom)<br />

komt in een derde van de patiënten voor en zeldzamer is pellagra, een<br />

tekort aan vitamine B3. Een carcinoïdcrisis ontstaat als een zeer hoge<br />

release van serotonine plaats vindt. Deze kan ontstaan tijdens of direct na<br />

een bepaalde behandeling of tijdens een operatie. Hierbij passen de<br />

volgende symptomen: ernstige diarree, fl ushing, dehydratie, hypotensie<br />

en piepende ademhaling (bronchospasmen).<br />

De meest voorkomende functionele pancreas-NET is <strong>het</strong> insulinoom, deze<br />

functioneert autonoom in de aanmaak van insuline en verstoort zo de<br />

normale insuline-glucose huishouding. Hierdoor kan de patiënt ernstige<br />

hypoglycemieën ontwikkelen. Meestal kan de patiënt deze in <strong>het</strong> begin<br />

opvangen door frequentere maaltijden te gebruiken. Hierdoor kan <strong>het</strong><br />

gewicht toenemen. De overige functionele pancreas-NET zijn terug te<br />

vinden in tabel 1.<br />

Diagnostiek<br />

Er bestaat geen test om GEP-NET vroegtijdig op te sporen. De onderzoeken<br />

bij GEP-NET bestaan uit bloed- en urineonderzoek, beeldvormend<br />

onderzoek, nucleaire scan(s), interventie radiologie en scopieën afhankelijk<br />

van de locatie van de tumor. Het bloedonderzoek bestaat naast een<br />

algemeen bloedonderzoek uit tumormarkers, zoals Chromogranine A<br />

(CgA) en neuron-specifi c enolase (NSE) en eventuele hormoonbepalingen.<br />

Afhankelijk van de bevindingen bij de anamnese en <strong>het</strong> algemene<br />

bloedonderzoek kan gekozen worden om insuline, gastrine, glucagon of<br />

VIP te bepalen in <strong>het</strong> bloed. Op verdenking van een insulinoom moet een<br />

72-urige vastentest worden uitgevoerd. Serotonine<br />

kan in een enkel ziekenhuis in <strong>het</strong> bloed worden<br />

bepaald, maar meestal wordt gekozen voor de<br />

meting van <strong>het</strong> afbraakproduct van serotonine,<br />

5-hydroxy-3-indoleactic acid (5-HIAA) in 24-uurs<br />

urine. Uit te voeren beeldvorming kan bestaan uit<br />

een CT-scan en/of MRI-scan. Een somatostatine<br />

receptor scintigrafi e (SRS) wordt uitgevoerd op de<br />

afdeling nucleaire geneeskunde en is een<br />

belangrijk hulpmiddel bij <strong>het</strong> diagnosticeren, <strong>het</strong><br />

lokaliseren van de primaire tumor en of metastasen,<br />

maar ook om te gebruiken bij evaluatie van de<br />

behandeling als de tumor positief is op de scan.<br />

Hierbij wordt gebruik gemaakt van een radioactief<br />

gelabeld somatostatine, een synt<strong>het</strong>isch analoog<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 15


16<br />

van <strong>het</strong> lichaamseigen somatostatine dat een langere halfwaardetijd<br />

heeft en gebruikt kan worden voor beeldvorming en behandeling. Een<br />

scan met metaiodobenzylguanidine gecombineerd met radioactief<br />

jodium (MIBG-scan) is een bruikbare scan als de SRS negatief blijkt te zijn.<br />

De PET-scan kan verricht worden bij somatostatine-scan negatieve<br />

tumoren en slecht gediff erentieerde GEP-NET.<br />

Bij PNET wordt vaak gekozen voor een endoscopische echografi e vanuit<br />

de slokdarm. Verschillende scopieën kunnen worden uitgevoerd bij NET<br />

van <strong>het</strong> gastro-intestinale traject. Voor <strong>het</strong> bevestigen van de diagnose is<br />

weefselonderzoek door een ervaren patholoog noodzakelijk. Dit kan<br />

worden verkregen door middel van een biopt ten tijde van een scopie of<br />

een echogeleid leverbiopt bij aanwezigheid van levermetastasen. Een<br />

patiënt met een carcinoïd en verhoogde 5-HIAA’s in de urine moet<br />

gecontroleerd worden door een cardioloog voor <strong>het</strong> maken van een<br />

echografi e van <strong>het</strong> hart. Hiermee kan eventuele aantasting van de<br />

hartkleppen worden beoordeeld. Bij een carcinoïd hartziekte kan<br />

tricuspidalusklep- en of pulmonalisklep insuffi ciëntie voorkomen.<br />

Behandeling<br />

De behandeling van een gemetastaseerde GEP-NET zal meestal niet<br />

curatief zijn. Het grootste gedeelte van de zorg zal dus neerkomen op <strong>het</strong><br />

toepassen van levensverlengende behandelingen.<br />

Chirurgie is, indien mogelijk, de eerste keuze van behandeling en wordt<br />

VERPLEEGKUNDIGE ZORG BEVAT VEEL<br />

SYMPTOOMMANAGEMENT<br />

toegepast om de tumor in zijn geheel te verwijderen (curatief) of<br />

debulking van de tumor te verkrijgen (cytoreductief), maar ook palliatieve<br />

chirurgie hoort daar bij (Modlin e.a., 2005 & Hodul e.a., 2008).<br />

Cytoreductieve chirurgie zou een positieve invloed hebben op de<br />

overleving (Hodul e.a., 2008 & Osborne e.a., 2006). Palliatieve chirurgie<br />

wordt bijvoorbeeld toegepast om een obstructie van <strong>het</strong> darmtraject op<br />

te heff en. De rol van levertransplantatie wordt tot nu toe zeer controversieel<br />

geacht (Turaga, 2011).<br />

Bij interventieradiologie kan gedacht worden aan <strong>het</strong> toepassen van<br />

radiofrequente ablatie (RFA) of (radio- of chemo)embolisatie bij metastasen<br />

in de lever.<br />

Somatostatine-analogen zijn de standaard bij <strong>het</strong> behandelen van de<br />

symptomen (Turaga e.a., 2011). Meestal wordt gestart met een kortwerkende<br />

variant, die drie keer per dag subcutaan geïnjecteerd moet worden<br />

om vervolgens op een lang werkend preparaat over te stappen, dat<br />

meestal één keer per vier weken intramusculair of diep subcutaan,<br />

afhankelijk van de fabrikant, moet worden geïnjecteerd. Somatostatineanalogen<br />

kunnen ook directe eff ecten hebben, zoals <strong>het</strong> verminderen van<br />

de tumorgroei en indirecte eff ecten, zoals de antiangiogenese in de tumor.<br />

De mate van <strong>het</strong> eff ect is afhankelijk van <strong>het</strong> subtype van de somatostatine-receptor<br />

en <strong>het</strong> aantal (Kvols e.a., 2006). Somatostatine-analogen<br />

worden over <strong>het</strong> algemeen goed verdragen en zijn veilig met milde<br />

bijwerkingen. Een alternatief voor patiënten met weinig respons op<br />

somatostatine-analogen is interferon-α dat ook in combinatie met somato-<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

statine-analogen gegeven worden. Echter interferon heeft wel meer<br />

bijwerkingen waaronder griepverschijnselen, gewichtsverlies, vermoeidheid,<br />

bijwerkingen op hematologisch en hepatologisch gebied en<br />

psychische veranderingen waaronder angst en depressiviteit.<br />

Cytotoxische behandeling heeft een gelimiteerde waarde voor goed<br />

gediff erentieerde GEP-NET vanwege de lage proliferatie index van de<br />

tumor (Castellano e.a., 2011). Op dit moment worden streptozotocine met<br />

5-fl uorouracil/doxorubicine, temozolamide alleen of in combinatie met<br />

capecitabine gegeven. Slecht gediff erentieerde NET worden meestal<br />

behandeld met cisplatinum/oxaliplatine met etoposide (Öberg e.a., 2011).<br />

Patiënten met voldoende somatostatine receptoren op de tumor,<br />

onderzocht door middel van SRS, kunnen ook veilig en eff ectief behandeld<br />

worden met peptide receptor radionuclide therapie. Behandeling met<br />

radioactief gelabelde somatostatine-analogen is een veelbelovende<br />

nieuwe behandeling bij patiënten met een inoperabele of gemetastaseerde<br />

NET. De geringe bijwerkingen zijn mild en de therapie respons is meer<br />

dan dertig maanden (Kwekkeboom e.a., 2011). Dit middel wordt intraveneus<br />

aan de patiënt toegediend en bestraalt de tumor op deze manier van<br />

binnenuit. Patiënten krijgen deze behandeling in een aparte ruimte. De<br />

verpleegkundige zorg is hier minimaal vanwege de aanwezige straling.<br />

Patiënten die rond deze therapie extra zorg nodig hebben, verblijven na<br />

de behandeling in een eenpersoonskamer op de ‘gewone’ verpleegafdeling.<br />

Patiënten die geen aanvullende zorg/behandeling nodig hebben,<br />

kunnen de dag na de therapie naar huis met speciale leefregels. De<br />

therapie wordt over <strong>het</strong> algemeen verspreid over vier sessies gegeven.<br />

Nieuwe therapieën<br />

Recent zijn ook andere nieuwe tumorgerichte therapieën getest bij<br />

patiënten met GEP-NET. Deze tumoren zijn sterk gevasculariseerd en<br />

daarom wordt gekeken naar middelen die kunnen ingrijpen op de<br />

angiogenese. Everolimus is een mTOR (mammalian target of Rapamycin)<br />

remmer en remt de groei en proliferatie van tumorcellen. Dagelijkse<br />

inname van everolimus heeft bij PNET tot goede resultaten geleid (Yao<br />

e.a., 2010). Everolimus geeft wel een aantal serieuze bijwerkingen, die over<br />

<strong>het</strong> algemeen redelijk goed worden verdragen, waaronder anemie,<br />

hyperglykemie, stomatitis, misselijkheid, smaakafwijkingen, rash en<br />

pneumonitis. Een aantal van dezelfde bijwerkingen, maar ook <strong>het</strong><br />

handpalm-voetzoolsyndroom, met roodheid en pijn in de handen en<br />

voeten, zijn beschreven bij sunitinib. Dit middel is een zoge<strong>het</strong>en multi<br />

tyrosine kinase remmer en remt <strong>het</strong> proces in de tumorcel, dat betrokken<br />

is bij de tumorgroei en metastatische progressie onder andere via<br />

eff ecten op vaatnieuwvorming. Deze middelen kunnen worden<br />

Patiëntenvereniging<br />

Stichting NET-groep is de patiëntenvereniging die actief is binnen<br />

<strong>Nederland</strong>. Deze vereniging is te vinden op de volgende website:<br />

www.net-kanker.nl Binnenkort komt er een nieuwe<br />

patiëntenfolder uit met daarin uitgebreide informatie over<br />

diagnose, diagnostiek, behandeling en leven met een NET, dat in<br />

samenwerking met medisch specialisten en verpleegkundigen uit<br />

verschillende ziekenhuizen is opgesteld.


Tabel 2. Vijfjaarsoverleving.<br />

Neuro-endocriene tumor<br />

(naam / lokalisatie)<br />

Insulinoom 97%<br />

Gastrinoom 60-70%<br />

Glucagonoom 50-60%<br />

VIPoom 50%<br />

Niet-functionele PNET 30-50%<br />

Oesophagus Geen data<br />

Maag 63%<br />

Duodenum, jejunum en ileum 60,5%<br />

Appendix 71%<br />

Colon 61,8%<br />

Rectum 88,3%<br />

(Bron: Modlin e.a., 2006)<br />

Algemene gemiddelde<br />

vijfjaarsoverleving<br />

gecombineerd met somatostatine-analogen. Bevacizumab is ook een<br />

middel dat de vorming van bloedvaten in tumoren remt en zodoende de<br />

tumorgroei (tabel 2).<br />

Verpleegkundige zorg<br />

Verpleegkundige zorg en diagnoses zullen bij de verschillende tumoren<br />

deels overlappend zijn en deels afhankelijk zijn van de gestelde diagnose.<br />

Verpleegkundigen die zorg dragen voor patiënten met GEP-NET, zullen<br />

worden uitgedaagd ten aanzien van symptoommanagement. Flushes en<br />

ernstige diarree kunnen een grote impact op <strong>het</strong> leven van een patiënt<br />

hebben en <strong>het</strong> is daarom verstandig dat patiënten weten wanneer hun<br />

behandelend team te waarschuwen om dehydratie te voorkomen (Jacobs,<br />

2009). Instructies met betrekking tot voorgeschreven medicatie en<br />

voldoende intake van vocht zijn dan belangrijk, maar ook bepaalde<br />

voedingsmiddelen kunnen fl ushes en diarree uitlokken bij patiënten met<br />

een carcinoïd. Patiënten ervaren een relatie tussen hun eetgewoonten en<br />

symptomen. Er is meer onderzoek nodig om mogelijke eff ecten van een<br />

dieet op de symptomen te achterhalen en patiënten evidence-based<br />

advies te kunnen geven (Davies e.a., 2009). Patiënten met ernstig<br />

uitgezaaide ziekte kunnen ook fl ink in gewicht afnemen. Bij patiënten met<br />

een insulinoom is een adequate glucosecontrole van belang en moeten<br />

patiënten goed geïnstrueerd worden wanneer te eten, maar vooral ook<br />

wat te eten. Het in consult vragen van een diëtiste is dus vaak van groot<br />

belang. Voor de verpleegkundige is met betrekking tot uitleg over<br />

(invasieve) diagnostische onderzoeken, operatieve ingrepen, medicamenteuze<br />

behandeling en <strong>het</strong> rapporteren van en <strong>het</strong> adviseren over<br />

bijwerkingen en klachten een belangrijke rol weggelegd. Het opnemen<br />

van een NET-nurse practitioner of gespecialiseerde NET verpleegkundige<br />

zou centraal moeten staan binnen ieder multidisciplinair team dat voor<br />

deze patiëntencategorie zorgt (Davies e.a., 2009).<br />

Patiënten met een GEP-NET dienen vanwege de complexe zorg multidisciplinair<br />

behandeld te worden met goede psychosociale support. De<br />

meeste tumoren kunnen namelijk niet curatief behandeld worden. Het<br />

hebben van deze soort kanker roept ook regelmatig vragen op in de<br />

omgeving van de patiënt: waarom krijg je geen chemotherapie en hoe<br />

kan <strong>het</strong> dat je nog steeds leeft 5 jaar na diagnose met een uitgezaaide<br />

ziekte? Het is belangrijk de patiënt en zijn naasten hierin te begeleiden. In<br />

sommige ziekenhuizen zullen patiënten ook de mogelijkheid hebben deel<br />

te nemen aan klinische trials. Als (research) verpleegkundige is <strong>het</strong><br />

belangrijk om goed op de hoogte te zijn van de diagnose van de patiënt<br />

en de werking van nieuwe middelen<br />

Europese samenwerking<br />

Op Europees gebied is de European Neuro-endocrine Tumor Society<br />

(ENETS) actief. ENETS bestaat uit medisch specialisten, die actief zijn in <strong>het</strong><br />

behandelen van patiënten met NET. ENETS heeft een aantal richtlijnen<br />

ontwikkeld voor de medische zorg voor patiënten met NET en is in 2009<br />

begonnen met <strong>het</strong> visiteren van ziekenhuizen binnen Europa gericht op<br />

de benoeming tot Center of Excellence voor de zorg aan patiënten met<br />

NET. Het Erasmus MC in Rotterdam heeft deze status in januari 2010<br />

behaald. In <strong>Nederland</strong> is een handjevol verpleegkundigen betrokken bij<br />

de zorg voor patiënten met NET. Zij werken verspreid over verschillende<br />

ziekenhuizen. Door de mogelijkheid deel te nemen aan binnenlandse en<br />

buitenlandse symposia en congressen komen zij vaker met elkaar in<br />

contact en bestaat <strong>het</strong> idee om met elkaar te gaan samenwerken. Op <strong>het</strong><br />

jaarlijkse ENETS congres heeft een kleine verpleegkundige groep,<br />

werkzaam binnen Europa, contact met elkaar gezocht om nieuwe<br />

ontwikkelingen en ervaringen op <strong>het</strong> gebied van de zorg aan deze<br />

patiënten met elkaar te delen. Bovenstaande verpleegkundige activiteiten<br />

staan nog in de kinderschoenen, maar hiermee zijn hopelijk de eerste<br />

stappen naar evidence-based care door verpleegkundigen voor patiënten<br />

met NET gezet.<br />

Conclusie<br />

Gezien de complexiteit van deze zeldzame tumoren is <strong>het</strong> aan te raden<br />

om patiënten met een GEP-NET te behandelen in een centrum met<br />

expertise ten aanzien van deze tumoren. Daarnaast is <strong>het</strong> belangrijk dat<br />

deze patiënten besproken en behandeld worden binnen een team van<br />

verschillende medisch specialisten, gespecialiseerde verpleegkundigen,<br />

diëtiste, medisch-maatschappelijk werker en eventueel betrokken<br />

medisch psycholoog.<br />

MEER INFORMATIE<br />

MEER INFORMATIE EN EEN LITERATUURLIJST ZIJN OP TE VRAGEN BIJ DE AUTEUR VIA<br />

E-MAIL: W.GEILVOET@ERASMUSMC.NL<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

17


18<br />

Van diagnose tot palliatie bij pancreascarcinoom<br />

Zorgpad Obstructie Icterus<br />

• Chulja Pek, Verpleegkundig Specialist Obstructie Icterus • Agnes Reijm, Verpleegkundig Specialist (io) Palliatieve gastro-intestinale tumoren • Dr. Manon Spaander, MDL-arts gastro-intestinale<br />

tumoren • Dr. Geert Kazemier, Chirurg gastro-intestinale tumoren • Prof. dr. Casper van Eijck, Chirurg gastro-intestinale tumoren. De auteurs zijn verbonden aan <strong>het</strong> Erasmus MC, Rotterdam.<br />

Het pancreascarcinoom is een relatief zeldzaam voorkomende tumor<br />

waarvan de incidentie <strong>het</strong> afgelopen decennium nagenoeg stabiel is<br />

gebleven. Gemiddeld worden er per jaar in <strong>Nederland</strong> 1750 nieuwe<br />

patiënten met een pancreascarcinoom gediagnosticeerd. Daarmee<br />

neemt deze tumor 2,5 % van alle nieuw gediagnosticeerde carcinomen<br />

en 5% van de totale sterfte aan kanker voor zijn rekening.<br />

Het pancreascarcinoom komt vaker voor bij mannen dan bij<br />

vrouwen (1,5:1) en de leeftijd varieert van 0,5 - 3,6 per 100.000 voor<br />

DE STADIËRING VAN HET<br />

PANCREASCARCINOOM IS STERK VERBETERD<br />

personen jonger dan 50 jaar tot 55,9 – 89,2 per 100.000 voor<br />

personen ouder dan 75 jaar. De meest voorkomende locatie van <strong>het</strong><br />

pancreascarcinoom is de pancreaskop (75%) een minderheid wordt<br />

gevonden in corpus (15%) en staart (10%).<br />

Wanneer klachten ontstaan is de tumor meestal zo ver voortgeschreden<br />

dat curatieve behandeling niet meer mogelijk is. Zonder<br />

therapie is de mediane overleving na diagnose vier tot zes maanden.<br />

Indien er een in opzet curatieve resectie verricht kan worden, is de<br />

5-jaars overleving 10 à 20%. Het percentage patiënten dat bij<br />

presentatie in aanmerking komt voor een resectie met curatieve<br />

intentie is echter slechts 20% (fi guur 1).<br />

Oorzaak<br />

De oorzaak van pancreascarcinomen is onduidelijk. Wel wordt <strong>het</strong><br />

vaker aangetroff en bij mensen die roken en/of lijden aan chronische<br />

ontsteking aan <strong>het</strong> pancreas. De meeste patiënten hebben echter<br />

Percentage Overleving<br />

120%<br />

100%<br />

80%<br />

60%<br />

40%<br />

20%<br />

0%<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

Overleving na diagnose<br />

0 1 2 3 4 5<br />

jaar na diagnose<br />

2003-2007<br />

Figuur 1: Overleving na diagnose pancreaskopcarcinoom.<br />

een blanco voorgeschiedenis. Voor de verwerking van <strong>het</strong> hebben<br />

van een pancreascarcinoom is dit daarom moeilijk te begrijpen,<br />

omdat velen een gezond leven hebben geleid en nog nooit eerder<br />

in aanraking geweest zijn met de gezondheidszorg.<br />

Symptomatologie<br />

Bij een carcinoom gelokaliseerd in de pancreaskop zijn de eerste<br />

klachten meestal een obstructie icterus. Een obstructie icterus is<br />

geelzucht ten gevolge van een afsluiting van de galwegen. Obstructie<br />

icterus bij een pancreaskoptumor ontstaat doordat de tumor de distale<br />

ductus choledochus dichtdrukt. De klachten van een obstructie icterus<br />

worden invaliderend voor de patiënt indien <strong>het</strong> geel zien gepaard gaat<br />

met jeuk en er ten gevolge van <strong>het</strong> verhoogde bilirubine een reactieve<br />

biliaire gastritis ontstaat met klachten van braken, maagpijn en<br />

zuurbranden. Naast deze klachten zijn de symptomen stopverfkleurige<br />

ontlasting, colakleurige urine en ongewenst gewichtsverlies. In <strong>het</strong><br />

begin zijn al deze klachten echter heel mild en is er eigenlijk slechts<br />

sprake van geelzucht zonder andere verschijnselen; er wordt dan ook<br />

gesproken van ‘stille icterus’. Bij obstructie icterus door een carcinoom<br />

treedt meestal geen cholangitis op. Afsluiting van de galwegen kan<br />

leiden tot stollingsstoornissen, spijsverteringsstoornissen, elektrolyten<br />

verschuiving en vermindering van de algehele weerstand.<br />

Bij een pancreaskopcarcinoom kan er tevens obstructie van <strong>het</strong><br />

duodenum ontstaan, gepaard gaande met passageklachten en<br />

braken, algehele malaise en soms bloedingen. Overige klachten die<br />

kunnen voorkomen zijn een gespannen gevoel in de bovenbuik, pijn<br />

in epigastrio uitstralend naar de rug, steatorroe, diarree, nycturie en<br />

een continu dorstgevoel (de laatste twee symptomen kunnen wijzen<br />

op een hyperglykemie die vaak ontstaat door afsluiting van de<br />

ductus pancreaticus en ontstane diabetes mellitus).<br />

Voorlichting en communicatie<br />

Patiënten met kanker verkeren tijdens <strong>het</strong> diagnostische en<br />

therapeutische traject in een onzekere situatie (van ’t Spijker, 1997).<br />

Er is in deze fase een grote behoefte aan duidelijke informatie.<br />

Goede mondelinge uitleg maar ook schriftelijke documentatie is<br />

hiervoor onontbeerlijk. Door lotgenotencontact kan een verbetering<br />

optreden van de cognitieve vaardigheden, gemoedstoestand<br />

en kwaliteit van leven (Borne, 2005). Naast onvervangbare mondelinge<br />

voorlichting door artsen en verpleegkundigen worden ook<br />

schriftelijke voorlichtingsmiddelen meegegeven en wordt de<br />

patiënt gewezen op overige informatiebronnen, zoals patiëntenverenigingen,<br />

websites en de mogelijkheid van lotgenotencontact.


Samenvatting<br />

Dit artikel geeft een beeld van <strong>het</strong> ketenzorgtraject waar een patiënt mee te maken krijgt die een obstructie icterus heeft ten gevolge van een<br />

pancreascarcinoom. Obstructie icterus is geelzucht ten gevolge van een afsluiting van de galwegen. Het is een multidisciplinair traject waarbij de<br />

patiënt niet alleen te maken krijgt met verschillende disciplines maar vaak ook met verschillende zorginstellingen (IGZ, 2009). Dit heeft te maken met<br />

<strong>het</strong> feit dat bij <strong>het</strong> stellen van de diagnose de behandeling curatief of palliatief kan zijn. Een curatieve behandeling wordt uitsluitend in een tertiair<br />

centrum uitgevoerd. Palliatieve behandelingen kunnen in elk ziekenhuis plaatsvinden of door de huisarts.<br />

Diagnostiek<br />

De diagnostiek is niet alleen gericht op <strong>het</strong> stellen van de diagnose maar ook<br />

om in een vroeg stadium te bepalen of een in opzet curatieve behandeling<br />

mogelijk is. In de afgelopen tien jaar is de stadiëring van <strong>het</strong> pancreascarcinoom<br />

sterk verbeterd. Ook de overgang van verwijzer naar een tertiair centrum om<br />

resectabiliteit te beoordelen kent een grote verbetering in doorlooptijd.<br />

De diagnostiek vindt in de meeste gevallen plaats door een specifi eke<br />

CT-scan (Phoa, 2005) volgens pancreasprotocol eventueel aangevuld met<br />

een MRI-scan verricht door de radioloog of een Endo-Echografi e verricht<br />

door de Maag Darm Leverarts. Een Endoscopische Retrograde Cholangio<br />

Pancreatografi e (ERCP) wordt tegenwoordig zelden ingezet voor de<br />

diagnostiek maar als deze wordt uitgevoerd, dan is dit voor therapeutische<br />

doeleinden (plaatsen van een endoprothese in de galwegen). Bij<br />

voorkeur echter wordt er geen ERCP verricht (van der Gaag, 2010).<br />

Wanneer een afsluiting van de galwegen niet gedraineerd kan worden<br />

middels ERCP, dan ontstaat de noodzaak voor een Percutane Transhepatische<br />

Cholangio drainage (PTC drain).<br />

Indien bij beeldvorming een verdenking bestaat op een pancreascarcinoom<br />

die in aanmerking komt voor een resectie, is aanvullend cytologisch/<br />

histologisch onderzoek niet ten koste van alles noodzakelijk. Dit is wel van<br />

belang bij patiënten waarvan radiologisch irresectabiliteit wordt vastgesteld<br />

en bij patiënten die voor palliatieve chemotherapie in aanmerking komen.<br />

Het is van belang dat <strong>het</strong> traject van diagnostiek en behandeling voor de<br />

patiënt zo inzichtelijk mogelijk is en de patiënt <strong>het</strong> traject met zo min<br />

mogelijk bezoeken aan <strong>het</strong> ziekenhuis kan doorlopen. Er moet voldoende<br />

tijd worden uitgetrokken om de verschillende onderzoeken met de patiënt<br />

te bespreken. Tevens moet <strong>het</strong> voor de patiënt duidelijk zijn waar hij of de<br />

familie zich kan vervoegen als er vragen zijn. Een verpleegkundig specialist<br />

als vast aanspreekpunt en coördinator van zowel diagnostiek, behandeling<br />

en nazorg geeft de patiënt een aanspreekpunt met continuïteit en tevens<br />

iemand die overzicht heeft over <strong>het</strong> gehele zorgpad.<br />

Chirurgische Behandeling<br />

Preoperatieve voorbereiding<br />

De voedingstoestand voor operatie wordt beïnvloed door de passageklachten<br />

die veroorzaakt worden door de tumor of de reactieve biliaire<br />

gastritis. Meer eten is dan geen optie omdat dit niet gaat. Algemeen is<br />

bekend dat de incidentie van postoperatieve complicaties minder zijn<br />

indien de voedingstoestand optimaal is. Omdat een operatie plannen bij<br />

resectabiliteit prioriteit heeft, wordt er in de praktijk meestal bijvoeding of<br />

sondevoeding gestart indien passage van voedsel helemaal niet meer<br />

gaat. Meestal is dit een indicatie om de operatie versneld uit te voeren.<br />

Het is aangetoond dat perioperatieve toediening van somatostatine (of<br />

analoog) <strong>het</strong> risico op complicaties bij pancreaschirurgie in <strong>het</strong> algemeen<br />

verlaagt, maar geen invloed heeft op de mortaliteit (Gurusamy, 2010).<br />

Daarom wordt <strong>het</strong> profylactisch gebruik van somatostatine bij pancreaschirurgie<br />

niet standaard maar selectief toegepast bij patiënten met een<br />

hoog risico op een pancreasfi stel.<br />

Preoperatieve of neoadjuvante chemoradiotherapie (Varadhachy 2008)<br />

(Tinkl, 2009) kan overwogen worden bij patiënten met een ‘borderline’<br />

resectabele pancreaskopcarcinoom, maar wordt momenteel alleen in<br />

studieverband toegediend.<br />

Operatie<br />

Het is van belang de indicatie tot behandeling te bespreken in een multidisciplinair<br />

team. Algemeen is in <strong>Nederland</strong> geaccepteerd dat patiënten met<br />

afstandsmetastasen en lymfkliermetastasen buiten <strong>het</strong> resectiegebied niet in<br />

aanmerking komen voor een operatie. Dit geldt ook voor patiënten met een<br />

tumor met vasculaire betrokkenheid, dat wil zeggen ingroei of omsingeling<br />

van <strong>het</strong> bloedvat door de tumor. Pancreasresecties uitvoeren bij patiënten<br />

met een hoge leeftijd (>80 jaar) kent een signifi cant hogere postoperatieve<br />

Figuur 2: De Whipple-operatie wordt uitgevoerd om een pancreaskopcarcinoom te cureren.<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 19


20<br />

Figuur 3: Het zorgpad pancreascarcinoom.<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

Huisarts<br />

MDL arts<br />

Radioloog<br />

(interventie) radioloog<br />

MDL arts<br />

Verpleegkundig specialist<br />

Oncoloog<br />

GE chirurg<br />

Verpleegkundig specialist<br />

Operatieteam<br />

Verpleegkundig team<br />

GE chirurg<br />

Diëtist<br />

Fysiotherapeut<br />

Maatschappelijk werk<br />

Psycholoog<br />

GE chirurg<br />

Verpleegkundig specialist<br />

lcterus<br />

Huisarts<br />

Obstructie Icterus<br />

Echo<br />

Stenen?<br />

Nee<br />

Aanvullende<br />

diagnostiek<br />

(CT - scan)<br />

Tumorwerkgroep<br />

Resectabel?<br />

Ja; 20%<br />

Polikliniek bezoek<br />

Opname en<br />

operatie<br />

Follow up<br />

Recidief<br />

Ja<br />

Nee<br />

80%<br />

Adjuvante<br />

chemotherapie<br />

Als<br />

serumbilirubine<br />

> 250 mmol dan<br />

drainage galwegen<br />

middels ERCP of<br />

PTC<br />

Palliatief traject<br />

Eerste lijnszorg<br />

Tweede lijnszorg<br />

Behandeling<br />

a<br />

Derde lijnszorg<br />

MDL arts/chirurg<br />

Huisarts<br />

MDL arts<br />

Tertiaire zorg (joint<br />

clinic)<br />

-Pijnteam<br />

-Verpleegkundig<br />

specialist<br />

-Psycholoog<br />

-Maatschappelijk werk<br />

-Diëtist<br />

-MDL<br />

-Care 4 Cancer


mortaliteit. Deze mortaliteit is echter gecorreleerd met <strong>het</strong> hebben van<br />

cardio-pulmonale co-morbiditeit (Finlayson, 2007). Indien de cardio-pulmonale<br />

conditie goed is, is hoge leeftijd geen contra-indicatie voor operatie.<br />

Ook is bekend dat de mortaliteit samenhangt met <strong>het</strong> aanatal operaties<br />

dat wordt verricht in een ziekenhuis (Wittenberg, 2005). In <strong>Nederland</strong><br />

bestaat er nog een mortaliteit van meer dan 10% in ziekenhuizen die deze<br />

operatie zelden uitvoeren. In de grote centra is de mortaliteit inmiddels<br />

gedaald tot rond de 1%- 2%.<br />

De Whipple operatie (Whipple, 1935) wordt uitgevoerd om een pancreaskopcarcinoom<br />

te cureren (fi guur 2). Hierbij worden de pancreaskop, de<br />

distale choledochus, de galblaas, <strong>het</strong> duodenum en de distale maag<br />

verwijderd. Vervolgens wordt er middels een roux-Y reconstructie een<br />

gastro-enterostomie, een pancreatico-jejunostomie en een biliodigestive<br />

anastomose aangelegd.<br />

Indien de tumor zich beperkt tot de pancreaskop kan de pylorus gespaard<br />

blijven en wordt er een ‘pylorus preserving pancreatoduodenectomy’<br />

(PPPD) uitgevoerd. De mortaliteit en morbiditeit na beide operaties kent<br />

geen signifi cant verschil (Tran, 2004) (Seiler, 2005).<br />

Wanneer tijdens de operatie blijkt dat er vaatbetrokkenheid is bij de<br />

tumor of metastasen worden aangetroff en dan wordt ter plekke besloten<br />

of aanleggen van een dubbele bypass (gastro-enterostomie en hepaticojejunostomie)<br />

zinvol is (Yilmaz, 2001) (van Heek 2003).<br />

Follow-up<br />

Adjuvante chemotherapie kan bestaan uit 5-FU gecombineerd met<br />

leucovorin of gemcitabine (van Laethem 2010), maar dit wordt in<br />

<strong>Nederland</strong> niet standaard gegeven. Tijdens de follow-up controlebezoeken<br />

wordt gecontroleerd hoe de exo- en endocriene functie van de<br />

alvleesklier is en hoe de intake van voeding is. Voedinginname vergt nog<br />

weleens aanpassingen. Dat wil zeggen dat veel patiënten vaker over de<br />

dag kleine beetjes moeten eten in plaats van drie maaltijden per dag. Het<br />

ontwikkelen van diabetes is afhankelijk van de kwaliteit van <strong>het</strong> resterende<br />

pancreasweefsel. Een endocriene pancreasinsuffi ciëntie ontstaat<br />

echter vaak binnen een jaar na operatie. Exocriene pancreasinsuffi ciëntie<br />

kenmerkt zich door steatorroe, veel ontlasting en afvallen. Vaak komt de<br />

insuffi ciëntie van deze functies samen, dus wanneer <strong>het</strong> ene gediagnosticeerd<br />

is, is <strong>het</strong> raadzaam <strong>het</strong> andere ook te controleren. Naast de controle<br />

van deze fysiologische functies is er aandacht voor de psychosociale<br />

aspecten tijdens deze controlebezoeken. Tijdens follow-up wordt niet<br />

gekeken of er terugkeer van tumor is, omdat dit toch nooit curabel is en<br />

<strong>het</strong> diagnosticeren van een recidief als er nog geen klachten bestaan<br />

alleen maar zou leiden tot verzwaren van de psychische last van<br />

patiënten.<br />

Palliatie<br />

Bij irresectabiliteit van de tumor of bij een recidief van <strong>het</strong> pancreascarcinoom<br />

is <strong>het</strong> doel van de behandeling om de klachten te verminderen<br />

gericht op verbetering van de kwaliteit van leven. Voor patiënten met een<br />

pancreascarcinoom is de palliatieve zorg de laatste jaren verbeterd, mede<br />

door de landelijke richtlijnen die ontwikkeld zijn voor <strong>het</strong> behandelen van<br />

patiënten met kanker. Via Oncoline zijn deze richtlijnen in te zien. Zomer<br />

2011 zal de landelijke richtlijn van <strong>het</strong> pancreascarcinoom op deze site<br />

worden toegevoegd.<br />

Patiënten met een pancreascarcinoom hebben een verhoogd risico op <strong>het</strong><br />

hebben van psychosociale problemen (Zabora, 2001) en depressie in<br />

vergelijking met andere patiënten met kanker (Massie, 2004). Depressie is<br />

te behandelen met medicamenteuze therapie. Verder is er (nog) onvoldoende<br />

bewijs voor een positief eff ect van psychologische interventies<br />

(van den Brink, 2005). Hulpverleners dienen alert te zijn op <strong>het</strong> ontstaan<br />

van deze problemen om deze tijdig te kunnen behandelen. Conform de<br />

landelijke richtlijn psychosociale zorg (Detecteren behoefte psychosociale<br />

zorg) wordt standaard gescreend op de behoefte aan psychosociale zorg.<br />

Patiënten met een pancreascarcinoom hebben in de palliatieve fase te<br />

kampen met veel lichamelijke klachten zoals obstructie icterus, passageproblemen,<br />

pijn en ascites.<br />

Adequate galwegdrainage, <strong>het</strong> verhelpen van passagestoornissen,<br />

pijnbestrijding en ascitesdrainages maken <strong>het</strong> mogelijk dat deze patiënten de<br />

laatste maanden van hun leven nog een redelijke levenskwaliteit hebben. De<br />

palliatieve behandelmogelijkheden kunnen variëren van een bypass-operatie<br />

of endoscopische drainage tot chemo- of (chemo)radiotherapie (Yip, 2006)<br />

(Yang, 2008), pijnblokkade, medicamenteuze pijnbehandeling en voedingsadviezen.<br />

De keuze van interventie is afhankelijk van de wens van de patiënt,<br />

de prognose en de conditie op dat moment.<br />

Joint Clinic<br />

Omdat de keus van de behandeling gedurende deze periode zo persoonlijk<br />

kan zijn is <strong>het</strong> belangrijk dat <strong>het</strong> behandelend team de patiënt goed kent<br />

(Walker, 2003). De chirurg heeft in geval dat patiënt een operatie heeft<br />

ondergaan goed contact met de patiënt, maar kan in <strong>het</strong> palliatieve traject<br />

slechts in enkele gevallen iets concreets betekenen. De oplossingen van deze<br />

RICHTLIJN PANCREASCARCINOOM<br />

DEZE ZOMER OP ONCOLINE<br />

problemen liggen meer op terrein van de Maag-Darm-Lever arts of de<br />

oncoloog. Om naadloze aansluiting van de zorg te bewerkstelligen kunnen<br />

patiënten gezien worden op een spreekuur waarbij Maag- Darm- Lever en<br />

Chirurgie gecombineerd is, een Joint Clinic. In dit team is veel aandacht voor<br />

interventies bij galwegobstructie en passagestoornissen omdat met<br />

adequate drainage van de galwegen en opheff en van passagestoornissen de<br />

kwaliteit van leven voor deze patiënten spectaculair verbeterd kan worden.<br />

Conclusie<br />

Het zorgpad pancreaskopcarcinoom (fi guur 3) is voor de patiënt zowel<br />

medisch inhoudelijk als psychosociaal een belastend traject. Goede<br />

communicatie en overleg tussen de professionals onderling (intern maar<br />

ook extramuraal) is onontbeerlijk en een vaste contactpersoon voor de<br />

patiënt een must om wegwijs te raken gedurende de ziekteperiode.<br />

INFORMATIE<br />

C.PEK@ERASMUSMC.NL<br />

A.REIJM@ERASMUSMC.NL<br />

LITERATUUR<br />

EEN LITERATUURLIJST KAN BIJ DE AUTEURS WORDEN OPGEVRAAGD.<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 21


22<br />

Verpleegkundig specialisten i.o. wisselen kennis uit:<br />

Nurse Practitioners in New York<br />

• Hella Bosch, Maxima Medisch Centrum Eindhoven • Jeanette van Houwelingen, Slotervaart Amsterdam • Jeanet van Noord, Diaconessenhuis Leiden • Karen Tol, Isala Klinieken Zwolle<br />

• Carola Weerman, St. Antonius Nieuwegein/Utrecht • Mariëtte Weterman, AMC Amsterdam<br />

Het reisgezelschap bestond uit drieënveertig Verpleegkundig<br />

Specialisten in opleiding van de Algemene en Geestelijke Gezondheidszorg<br />

en zes docenten. Tijdens deze week woonden de<br />

studenten presentaties bij over <strong>het</strong> Amerikaans gezondheidszorgen<br />

opleidingssysteem en de functie van een Nurse Practitioner<br />

aldaar. De presentaties werden gegeven op de Pace University,<br />

vlakbij de Brooklyn Bridge. Een deel van de presentaties werd<br />

gegeven door Nurse Practitioners in opleiding voor hun doctoraat<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

V.l.n.r.: Jeanette van Houwelingen, Karen Tol, Mariëtte Weterman, Jeanet van Noord, Hella Bosch en Carola Weerman.<br />

diploma. Zij presenteerden de resultaten van hun praktijkonderzoek.<br />

De studenten bezochten verschillende ziekenhuizen en<br />

gezondheidszorginstellingen in New York. Tijdens enkele bezoeken<br />

zijn de studenten verdeeld in aandachtsgroepen. In die samenstelling<br />

gaven de <strong>Nederland</strong>se studenten een presentatie op de Pace<br />

University over een vergelijk tussen <strong>het</strong> Amerikaanse en <strong>Nederland</strong>se<br />

gezondheidszorgsysteem en de door hun opgedane ervaringen<br />

in New York.


Samenvatting<br />

De Master Advanced Nursing Practice (MANP) opleiding van de Hogeschool Utrecht heeft een uitwisselingsprogramma met de Pace University in New<br />

York. In maart 2010 waren vijftien Amerikaanse studenten op bezoek in Utrecht. In december 2010 vond <strong>het</strong> tegenbezoek van <strong>Nederland</strong>se MANP<br />

studenten plaats in New York. Het doel van deze uitwisseling is de versterking van <strong>het</strong> internationale profi el van de Utrechtse MANP opleiding, <strong>het</strong><br />

bevorderen van kennis en <strong>het</strong> delen van inzichten over <strong>het</strong> zorgstelsel en <strong>het</strong> beroep van Nurse Practitioner. In dit artikel doen zes studenten,<br />

werkzaam in de oncologische setting verslag van hun ervaringen.<br />

Doctoraat<br />

In Amerika moet iedere Nurse Practitioner in 2015 in <strong>het</strong> bezit zijn van een<br />

doctoraat. Opleiders en de Nurse Practitioners geven in de praktijk aan<br />

dat de termijn voor <strong>het</strong> behalen van de PhD en de voorwaarden voor <strong>het</strong><br />

fi nancieren van de opleidingen onvoldoende zijn geregeld. De reden voor<br />

deze beslissing is volgens dr. Joanne Singleton, van de Leinhart School of<br />

Nursing, dat er een gebrek bestaat aan <strong>het</strong> genereren en toepassen van<br />

evidence in de praktijk. In haar lezing op de Pace University vertelde ze<br />

dat veel onderzoek de werkvloer niet bereikt. Daarnaast is er volgens haar<br />

te weinig invloed van de Nurse Practitioners in <strong>het</strong> te voeren beleid, wat<br />

als essentieel wordt gezien voor <strong>het</strong> uitvoeren van de rol van Nurse<br />

Practitioners.<br />

Montefi ore Medical Center, Bronx<br />

De studenten in de aandachtsgroep oncologie bezochten <strong>het</strong> Montefi ore<br />

Medical Center in de Bronx, een wijk in New York waar veel latino’s wonen.<br />

Het Montefi ore Medical Center is een groot academisch ziekenhuis dat<br />

zich richt op naadloos gecoördineerde, excellente zorg voor de miljoenen<br />

inwoners van New York en omgeving. De zorg wordt, zoals is te lezen op<br />

hun website, gegeven door top artsen, buitengewone verpleegkundigen<br />

en betrokken medewerkers. Ter illustratie van <strong>het</strong> bijzondere karakter van<br />

ER ZIJN KLINIEKEN DIE HELEMAAL<br />

DOOR NURSE PRACTITIONERS<br />

WORDEN GELEID<br />

dit ziekenhuis wordt verwezen naar <strong>het</strong> fi lmpje op hun website (www.<br />

montefi ore.org/whoweare ). Elk jaar bezoeken meer dan 2,5 miljoen<br />

mensen dit ziekenhuis. De instelling beschikt over ruim honderd locaties,<br />

waarin ambulante en klinische zorg wordt geleverd in de Bronx en<br />

Westchester. De oncologische zorg richt zich op innovatie in zorg en<br />

techniek. Er wordt veel wetenschappelijk onderzoek gedaan, per jaar<br />

lopen er ruim 250 studies.<br />

NP op de polikliniek<br />

In <strong>het</strong> Montefi ore Medical Center is de begeleiding van de <strong>Nederland</strong>se<br />

oncologiestudenten in handen van Una Hopkins. Zij is Nurse Practitioner<br />

in opleiding voor haar doctoraal diploma op de Pace University. Una is<br />

een enthousiaste en toegankelijke Nurse Practitioner. Er waren studenten<br />

aanwezig bij consulten van een aantal vrouwen met borstkanker die<br />

kwamen voor hun controle-afspraak bij adjuvante chemotherapie. De<br />

spreekuren worden voorbereid via <strong>het</strong> elektronisch patiëntendossier. Er is<br />

een assistente die vooraf de patiënten laat omkleden in een onderzoekshemd<br />

om <strong>het</strong> spreekuur zo effi ciënt mogelijk te laten verlopen. Naast <strong>het</strong><br />

inventariseren van de kuurtoxiciteit en <strong>het</strong> algeheel welbevinden vindt er<br />

een lichamelijk onderzoek van de mammae, omliggende klierstations en<br />

ER IS PLAATS VOOR PEPTALK, EEN<br />

FLINKE KNUFFEL EN EEN ADVIESJE<br />

RODE WIJN EN YOGA<br />

palpatie van de buik plaats. De Nurse Practitioner schrijft veel medicamenteuze<br />

middelen voor, wat de effi ciëntie tijdens <strong>het</strong> spreekuur ten<br />

goede komt. Het recept voor chemotherapie schrijft zij echter niet<br />

zelfstandig voor. Naast kuurinformatie wordt begeleiding gegeven en<br />

worden interventies voorgesteld, waarbij ruimte is voor een stevige<br />

peptalk, een fl inke knuff el, <strong>het</strong> advies voor een rode wijn (bij voorkeur<br />

Merlot) en yoga. Het programma Look Good Feel Better wordt ook<br />

aangeboden. Een vrouw die hieraan had deelgenomen kwam terug met<br />

Pace University in New York.<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 23


24<br />

enthousiaste ervaringen. Una gaf aan dat er veel mensen uit de Bronx<br />

beperkingen ervaren in hun sociale omgeving en huisvesting, maar ook<br />

taal- en cultuurproblemen spelen een grote rol in de benadering en<br />

begeleiding van deze patiënten. Het was opvallend hoe vaak Una<br />

‘gestoord’ werd in haar spreekuur. Die dag waren bijna alle internist<br />

oncologen weg voor een congres, dus werd er een groot beroep op haar<br />

als Nurse practitioner gedaan.<br />

Het behandelcentrum<br />

Aansluitend op haar spreekuur droeg Una haar patiënt persoonlijk over<br />

naar de verpleegkundige van <strong>het</strong> behandelcentrum, dat vlak naast de poli<br />

is gelegen. Aan deze ruimte is een unit gekoppeld waar de apotheek de<br />

cytostatica voorbereidt. Veel activiteiten zijn geautomatiseerd, zoals de<br />

HET PROGRAMMA LOOK GOOD FEEL BETTER<br />

WORDT AANGEBODEN ALS INTERVENTIE<br />

planning van bereiding en controle van de cytostatica. De infuuszakken<br />

met cytostatica zijn voorzien van streepjescodes en worden gecontroleerd<br />

door 2 verpleegkundigen aan <strong>het</strong> bed van de patiënt, waarbij de<br />

naambandjes van de patiënt werden gescand en in de computer<br />

gekoppeld met de streepjescode van de chemotherapie. Verpleegkundigen<br />

geven aan dat <strong>het</strong> systeem zorgvuldig en consequent werken<br />

bevordert maar dat zij hier veel tijd aan kwijt waren.<br />

Tijd die ze niet aan hun patiënten kunnen besteden. Een aantal problemen<br />

was voor de <strong>Nederland</strong>se studenten herkenbaar, zoals een bloedmonster<br />

dat naar een verkeerde locatie gestuurd wordt, waardoor de<br />

planning van <strong>het</strong> behandelcentrum uitloopt en er te weinig stoelen<br />

beschikbaar zijn. Patiënten waren soms ontevreden over <strong>het</strong> uitlopen van<br />

Decor van deze studietrip. Al zin in een opleiding?<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

wachttijden, een te kleine wachtkamer en <strong>het</strong> gebrek aan privacy voor <strong>het</strong><br />

aangaan van een persoonlijk gesprek. De patiënten die de <strong>Nederland</strong>se<br />

studenten daar hebben ontmoet, waren zeer verrast dat zij dit ziekenhuis<br />

“vanuit <strong>Nederland</strong>” kwamen bezoeken. De patiënten vroegen met veel<br />

belangstelling naar hun werk en hoe de vergoeding voor ziektekosten in<br />

<strong>Nederland</strong> geregeld is. Dit leverde regelmatig verbaasde gezichten op.<br />

Patiënt Navigator<br />

Een paar honderd meter verder was <strong>het</strong> chirugische deel van de kliniek<br />

gelegen. Daar namen Lisa Wiechmann, chirurg van de Division of Breast<br />

Surgery en Maureen Patrickakos, als patiënt navigator uitgebreid de tijd<br />

om de studenten te vertellen over hun patiëntengroep en de problemen<br />

die zij in hun praktijk tegenkomen. Ze gaven aan dat onderzoek naar<br />

borstkanker vooral wordt gedaan bij blanke vrouwen. De doelgroep<br />

waarmee <strong>het</strong> Montefi ore te maken heeft, zijn veelal gekleurde vrouwen.<br />

Gekleurde vrouwen reageren anders op bestaande behandelingen dan de<br />

blanke vrouwen. Doordat screening op borstkanker bij hen niet plaatsvindt<br />

worden tumoren vaak in een later stadium ontdekt. Daarnaast<br />

hebben zij vaak agressievere vormen van borstkanker. In dit ziekenhuis<br />

wordt veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar deze groep<br />

patiënten.<br />

De patiënt navigator loodst de patiënt door de behandeling heen. Niet de<br />

diagnose wordt behandeld, maar de patiënt in zijn omgeving. Dit<br />

betekent dat wanneer een patiënt na een behandeling niet zelf voor zijn<br />

eten kan zorgen, de patiënt navigator ervoor zorgt dat er eten voor de<br />

patiënt geregeld wordt. De patiënt navigator schat in welke zorg er nodig<br />

is om de patiënt zo goed mogelijk door de behandeling te helpen. Zij kan<br />

via navigationline de patiënt begeleiden en schakelt indien nodig de<br />

wijkverpleegkundige in, die bij de patiënt thuis zorg kan bieden. Bij de<br />

gesprekken met de patiënten wordt veel gebruik gemaakt van een<br />

tolkentelefoon. Zo’n 15% van de patiënten is niet verzekerd en 30% is<br />

onderverzekerd.<br />

Cure, Care en Toekomst<br />

Met Una werd gesproken over de uitvoering van haar vak als Nurse<br />

practitioner. Ze gaf aan dat zij in haar hart verpleegkundige is en blijft. In<br />

alles wat zij doet draagt ze deze achtergrond en kennis met zich mee. Ze<br />

erkent dat veel taken binnen <strong>het</strong> medische domein liggen, maar meent<br />

voor zichzelf hier een goede balans in te hebben gevonden. Ze vertelde<br />

over haar deelname aan een rondetafel discussie over <strong>het</strong> recent<br />

verschenen rapport over de toekomst van <strong>het</strong> verpleegkundig beroep in<br />

Amerika. Dit rapport is geschreven door de National Institute of Medicine<br />

BIJ DE MINUTE CLINIC NAAST<br />

DE SUPERMARKT KUN JE ZONDER<br />

AFSPRAAK TERECHT<br />

en richt zich op de uitdaging die Amerika te wachten staat, door de<br />

toestroom van 32 miljoen Amerikanen die toegang krijgen tot verzekerde<br />

zorg. Hierin wordt aan verpleegkundigen een grote rol toebedeeld in <strong>het</strong><br />

ontwikkelen van initiatieven voor een nieuwe manier van zorgverlening


en <strong>het</strong> claimen van de taken waar zij voor opgeleid zijn. Una zet zich in<br />

voor een verpleegkundige stem in de politiek en <strong>het</strong> sterk maken van <strong>het</strong><br />

verpleegkundige vakgebied binnen de maatschappij. De dag werd<br />

besloten met een presentatie van de farmaceutische industrie in een<br />

nabijgelegen restaurant.<br />

Opvallend voor de studenten was <strong>het</strong> feit dat er een aantal medewerkers<br />

in hun uniform was aangeschoven en dat er met groot gemak een derde<br />

bord van <strong>het</strong> buff et werd opgeschept, welke vervolgens in een “doggy<br />

bag” mee naar huis werd genomen.<br />

Taking Charge<br />

Er zijn een aantal klinieken in Amerika ‘nurse lead’. Hierbij is de arts op de<br />

achtergrond aanwezig, maar ligt de coördinatie en organisatie van de<br />

kliniek grotendeels in handen van verpleegkundigen. Daarnaast zijn er<br />

nurse runned klinieken, waarbij de kliniek geheel is opgezet door<br />

verpleegkundigen en door hen wordt geleid. Hierbij komt de arts<br />

uitsluitend via een consultaanvraag door de verpleegkundigen bij de<br />

patiënt. Zo zijn er obesitas- of preventieklinieken die door Nurse<br />

Practitioners geleid worden. We bezochten een Minute Clinic’ op Staten<br />

Island, als voorbeeld van een kliniek die door een Nurse Practitioner<br />

ER ZIJN EEN AANTAL KLINIEKEN IN<br />

AMERIKA ‘NURSE LEAD’. ARTSEN ZIJN<br />

ALLEEN OP ACHTERGROND AANWEZIG<br />

wordt geleid. Dit is een kliniek, die bestaat uit niets meer dan een kamer<br />

met een opklapbare onderzoeksbank en allerlei diagnostische apparatuur.<br />

Deze kliniek bevindt zich in een supermarkt. Mensen kunnen daar<br />

zonder afspraak naar toe. Bijvoorbeeld bij klachten van keelontsteking,<br />

controle van de bloeddruk of bloedsuiker, of een medische keuring voor<br />

een rijbewijs. De Nurse Practitioner van deze kliniek verricht handelingen<br />

zoals lichamelijke onderzoek en schrijft zo nodig medicijnen voor,<br />

“alles volgens protocol”. Deze medicijnen kunnen meteen afgehaald<br />

worden bij de apotheek die in dezelfde supermarkt gevestigd is.<br />

Vanzelfsprekend worden mensen doorgestuurd naar de eerste hulp als<br />

er aanvullend onderzoek nodig is. Deze Minute Clinics bestaan over heel<br />

Amerika, de aanleiding voor deze klinieken is de slecht toegankelijke<br />

huisartsenzorg. Deze nurselead en nurserunned clinics zorgen ervoor<br />

dat de toegankelijkheid van zorg groter is en de patiënttevredenheid<br />

wordt verhoogd.<br />

Deze studiereis was in de ogen van de <strong>Nederland</strong>se studenten een<br />

succesvol verlopen pilot, die een vervolg mag gaan krijgen. In <strong>Nederland</strong><br />

zijn diverse Hogescholen die internationalisering hoog in <strong>het</strong> vaandel<br />

hebben staan en worden geregeld vergelijkbare initiatieven ondernomen,<br />

al zin in een opleiding?<br />

INFORMATIE<br />

K.TOL@ISALA.NL<br />

column | Jan Bert Wever<br />

Maag<br />

‘Hoe moét dit verder?’, kreunde de maag. Ondanks<br />

dat hij tjokvol zat, gaf de mond aan dat er nog meer<br />

kwam. De enige oplossing was om in protest te<br />

komen. Hij gaf een extra peristaltische beweging,<br />

waarmee <strong>het</strong> transport enigszins op gang kwam.<br />

Maar dat zette ook <strong>het</strong> kneden en mengen in gang,<br />

waardoor hij nog onrustiger werd. Een dot maagsap<br />

wilde soms ook helpen de vertering te versnellen.<br />

Het gevolg was dat hij zijn pylorus moest openen en de twaalfvingerige<br />

darm daarmee belastte. Hij had een goede verhouding met zijn<br />

benedenbuurman en deed dat dus liever niet zo snel. Toch had hij op<br />

dit moment geen andere keuze. Vandaag was <strong>het</strong> zelfs zo erg dat hij<br />

aan zijn bovenbuurman extra eisen moest stellen. Hij besloot wat zuur,<br />

omhoog, terug te geven. Jammer voor de slokdarm, maar dat zou de<br />

eigenaar leren!<br />

Van Henk J. A. Hofl and, journalist en columnist, had hij gehoord dat<br />

dikke mensen hele etmalen een koff er onder hun vel dragen. En hij was<br />

<strong>het</strong> meer dan zat om als uitpuilend valies dienst te doen. Alhoewel zijn<br />

beneden- en bovenbuurman altijd vriendelijk waren, besloot hij niet<br />

langer alleen naar hen uit te wijken. Hij ging <strong>het</strong> anders aanpakken. Het<br />

ging weliswaar ten koste van hemzelf, maar hij stelde vast dat <strong>het</strong><br />

verstandig was minder slijm aan te maken. Zijn zachte huid zou erdoor<br />

vernietigd worden, maar alla, een maagzweer in gang zetten was een<br />

fl uitje van een cent. Maar deze bleek niet afdoende de mond een halt<br />

toe te roepen. ‘Ik zal je leren’, riep de maag daarna al snel in volle toorn<br />

uit: ‘niet alleen een maagzweer, maar ook de kanker kun je krijgen. ’En<br />

hij ging te rade bij zijn DNA-vriendjes. ‘Geen punt’, zo zeiden zij, ‘we<br />

maken er wel wat van.’<br />

Maar de eigenaar van de maag was ook niet gek. Hij voelde dat hij <strong>het</strong><br />

slechte pad bewandelde. Hij sprak zichzelf toe en ging over tot een<br />

vastenkuur. ‘Waarom’, zo sprak hij, ‘doe ik mijn uiterste best me<br />

dagelijks in mooie kleren te steken, mijn gezicht te scheren en te<br />

crèmen en neusharen uit te trekken, terwijl ik geen aandacht heb voor<br />

mijn binnenkant?’<br />

Een week van thee en sapjes zonder vast voedsel volgde, waarbij de<br />

eigenaar tot de slotsom kwam dat hij met minder beter functioneerde.<br />

De maag haalde ruimer adem, trok zijn boze besluiten in en ging tot<br />

restauratie over.<br />

JAN BERT WEVER WERKT ALS ONCOLOGIEVERPLEEGKUNDIGE OP DE AFDELING HEMATOLOGIE IN<br />

HET VU MEDISCH CENTRUM, AMSTERDAM.<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 25


26<br />

Innovatieve zorgprogramma’s en e-health<br />

Meer inzicht in leven met kanker<br />

• Prof. dr. Irma Verdonck-de Leeuw, Hoogleraar Leeropdracht Leven met kanker; Vrije Universiteit, afdeling Klinische Psychologie VU medisch centrum, afdeling Keel-, Neus- en Oorheelkunde /<br />

hoofd-halschirurgie<br />

Terwijl vroeger de diagnose kanker min of meer een doodvonnis<br />

was, is er de laatste 30 jaar veel bereikt en is of wordt kanker voor<br />

veel mensen een chronische ziekte. Mede daardoor is er ook veel<br />

aandacht voor de kwaliteit van leven. Uit onderzoek van de<br />

afgelopen 30 jaar weten we dat fysieke, psychosociale en spirituele<br />

problemen veelvuldig voorkomen na de behandeling van kanker die<br />

de kwaliteit van leven negatief beïnvloeden. Het verschilt zeer per<br />

vorm van kanker en behandeling maar tot de top 10 van klachten<br />

behoren angst en zorgen, depressie, pijn, verslechterde fysieke<br />

conditie, vermoeidheid, slaapstoornissen, cognitieve problemen<br />

zoals geheugen- en concentratieproblemen, maagdarmproblemen<br />

inclusief misselijkheid, constipatie, diarree en voedingsproblemen,<br />

evenals problemen op <strong>het</strong> gebied van seksualiteit, intimiteit en<br />

vruchtbaarheid, en met werkhervatting.<br />

Begeleidende zorg<br />

Op beleidsniveau wordt in <strong>Nederland</strong> <strong>het</strong> belang van begeleidende<br />

zorg benadrukt in de verschillende tumorspecifi eke richtlijnen, de<br />

richtlijnen Palliatieve zorg, Spirituele zorg, Herstel na kanker, Oncologische<br />

revalidatie en Detecteren behoefte psychosociale zorg<br />

(www.oncoline.nl).<br />

Eén van de doelstellingen van <strong>het</strong> Nationaal Programma Kankerbestrijding<br />

is om in 2010 signaleringsinstrumenten te hebben<br />

ingevoerd in alle oncologische centra in <strong>Nederland</strong> waarmee de<br />

behoefte aan zorg in kaart wordt gebracht. Momenteel wordt <strong>het</strong><br />

aanbevolen instrument, de Lastmeter, geïmplementeerd in<br />

verschillende centra in <strong>Nederland</strong>, zo nodig met ondersteuning door<br />

de Integrale Kanker Centra. Op de Lastmeter kunnen mensen<br />

aangeven hoeveel last ze ervaren op een thermometer en daarnaast<br />

aankruisen of ze van bepaalde aspecten wel of geen last hebben<br />

(Tuinman e.a. 2009).<br />

Op basis van eerder wetenschappelijk onderzoek hebben we op de<br />

afdeling Keel-, Neus- en Oorheelkunde / Hoofd-halschirurgie van <strong>het</strong><br />

VU medisch centrum in 2006 een innovatieve methode ontwikkeld<br />

en ingevoerd om <strong>het</strong> welzijn van patiënten in de dagelijkse praktijk<br />

te kunnen monitoren: OncoQuest (de Bree e.a. 2008, Verdonck-de<br />

Leeuw e.a. 2009). In OncoQuest zijn vragenlijsten op <strong>het</strong> gebied van<br />

kwaliteit van leven (de EORTC QLQ-C30 en tumorspecifi eke<br />

modules) en angst en depressie (de Hospital Anxiety and Depression<br />

Scale (HADS)) door toepassing van ICT bruikbaar gemaakt voor de<br />

dagelijkse praktijk. De vragen worden via een touch screen door de<br />

patiënt zelf ingevuld. Vervolgens worden de gegevens geautomatiseerd<br />

real-time verwerkt en direct aangeleverd in overzichtelijke<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

grafi eken (<strong>het</strong> welzijnsprofi el) bij de behandelend arts of verpleegkundige,<br />

zodat deze de informatie ter beschikking heeft tijdens <strong>het</strong><br />

consult. Het blijkt dat <strong>het</strong> systeem goed bruikbaar is voor dagelijkse<br />

klinische praktijk: patiënten reageren positief op de invoering van<br />

OncoQuest en logistiek is de invoering goed haalbaar. Patiënten<br />

doen gemiddeld 10 minuten over <strong>het</strong> invullen van de vragenlijsten.<br />

Met behulp van OncoQuest kunnen fysieke en psychische klachten<br />

effi ciënt gemonitord worden, kan <strong>het</strong> welzijnsprofi el worden<br />

gemaakt en in overleg met de patiënt een gericht individueel<br />

zorgplan worden opgesteld. Momenteel wordt OncoQuest<br />

gefaseerd ingevoerd op andere oncologische afdelingen in <strong>het</strong><br />

VUmc en is OncoQuest aangepast voor kinderen met oogkanker en<br />

hun ouders (RetinoQuest). Daarnaast zijn ReumaQuest en MSQuest<br />

in ontwikkeling.<br />

Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat hulpmiddelen als de<br />

Lastmeter en OncoQuest de communicatie tussen zorgprofessional<br />

en patiënt kan verbeteren (Detmar e.a. 2002; Velikova e.a.2004;<br />

Hilarius e.a. 2008; Valderas e.a. 2008). Maar alleen <strong>het</strong> in kaart<br />

brengen van de kwaliteit van leven of <strong>het</strong> maken van een welzijnsprofi<br />

el leidt niet tot verbetering van kwaliteit van leven. Daar is<br />

meer voor nodig, met name begeleidende zorg die eff ectief is en<br />

aansluit bij de behoefte van de patiënt (Jacobsen e.a. 2007; Luckett<br />

e.a. 2009; Snyder & Aaronson 2009; Snyder e.a. 2009; Carlson e.a.<br />

2010).<br />

Geïntegreerde zorg<br />

Wat betreft de organisatie valt begeleidende zorg voor patiënten<br />

met kanker onder de verantwoordelijkheid van verschillende<br />

zorgverleners: oncologisch chirurgen, radiotherapeuten, hematologen<br />

en medisch oncologen, huisartsen en verschillende paramedici<br />

en psychosociale hulpverleners. Projecten zoals “Supporting<br />

Transmural Oncological Care” (Van den Brink, 2006) en “Integrated<br />

Care” (Ouwens e.a., 2009) wijzen uit dat geïntegreerde zorgcoördinatie<br />

de zorg voor patiënten met kanker kan verbeteren. Patiënten<br />

en hun naasten stellen <strong>het</strong> zeer op prijs om één aanspreekpunt te<br />

hebben. De inzet van zorgcoördinatoren kan een belangrijke stap<br />

zijn in <strong>het</strong> optimaliseren van de begeleidende zorg (Fillion e.a. 2009;<br />

Carlson e.a. 2010). Zij kunnen met hun expertise patiënten helpen<br />

een individueel zorgplan op te stellen.<br />

Voor sommige vormen van begeleidende zorg is er wetenschappelijk<br />

bewijs dat deze zorg eff ectief kan zijn bij patiënten met kanker.<br />

Uit een studie bij patiënten met stemklachten na behandeling van<br />

stembandkanker bijvoorbeeld is gebleken dat stemtherapie door


Samenvatting<br />

Steeds meer informatie komt beschikbaar over de behoefte aan zorg bij kankerpatiënten. Innovatieve zorgprogramma’s en vormen van e-health<br />

bieden patiënten gelegenheid hun zorgvraag helder te formuleren. Zorgverleners kunnen daardoor meer maatwerk bieden. In dit artikel staat de<br />

auteur stil bij onder meer de Lastmeter, OncoQuest, Stepped Care en <strong>het</strong> OncoKompas. Tevens geeft de auteur aan welke belangrijke onderzoeksvragen<br />

nog op een antwoord wachten.<br />

een logopedist eff ectief is (Van Gogh e.a. 2006). Voor vermoeidheid<br />

kunnen bewegingsprogramma’s en cognitieve gedragstherapie eff ectieve<br />

interventies zijn (Gielissen e.a., 2006; Cramp & Daniel, 2008; Goedendorp<br />

e.a. 2009; Duijts e.a. 2010; Velthuis e.a. 2010). Uit een recente meta-analyse<br />

bleek dat psychologische behandeling van depressie bij patiënten met<br />

een somatische ziekte waaronder kanker, net zo eff ectief is als bij verder<br />

gezonde mensen met een depressie (Van Straten e.a. 2010). Dit zijn maar<br />

enkele voorbeelden. Uit de literatuur blijkt dat als er bewijs voor<br />

eff ectiviteit is, de eff ect sizes soms beperkt zijn en niet duidelijk is voor<br />

wie precies de interventie eff ectief is en op welk moment, <strong>het</strong>geen<br />

aangeeft dat er ruimte is voor verbetering.<br />

Stepped care<br />

Voor veel klachten zijn verschillende behandelingen beschikbaar. Vaak is<br />

<strong>het</strong> niet goed mogelijk om op voorhand te voorspellen wie <strong>het</strong> meest<br />

gebaat is bij welke behandeling. Daarnaast maken sommige patiënten<br />

graag gebruik van professionele zorg, terwijl anderen juist liever hun<br />

leven met kanker op hun eigen manier inrichten. Zij willen zelfstandig hun<br />

eigen herstel managen. Uit een serie meta-analyses is gebleken dat<br />

zelfzorg bij angst en depressie net zo eff ectief kan zijn als zorg door een<br />

Voorbeeld van<br />

aantal patiënten<br />

in: 100<br />

(hersteld) uit: 30<br />

Figuur 1. Stepped care-model.<br />

Week 0<br />

70<br />

professional, mits <strong>het</strong> om begeleide zelfzorg gaat. Om deze redenen<br />

wordt de zorg tegenwoordig steeds vaker toegepast volgens stepped<br />

care principes. Stepped care, oftewel een model met getrapte zorg, heeft<br />

BEHOEFTE AAN ZORG IN<br />

KAART BRENGEN<br />

als fundamenteel kenmerk dat alle patiënten beginnen met een<br />

behandeling van lage intensiteit. Pas als blijkt dat de behandeling niet<br />

voldoende is omdat de patiënt niet herstelt, wordt overgegaan op een<br />

meer intensieve vorm van behandeling. Essentieel in dit model is dat de<br />

klachten van de patiënten systematisch worden gemonitord, zodat tijdig<br />

bepaald kan worden of een volgende stap nodig is.<br />

De kosteneff ectiviteit van stepped care voor de behandeling van angsten<br />

stemmingsstoornissen is reeds aangetoond. Of dit model ook bij<br />

patiënten met kanker werkt is de vraag. Momenteel worden studies<br />

uitgevoerd naar de kosteneff ectiviteit van stepped care bij patiënten<br />

met angst of depressie na de behandeling van hoofd-halskanker of<br />

Stap 1: Stap 2: Stap 3: Stap 4:<br />

Watchful waiting Zelf-hulp<br />

Gesprekstherapie Psycholoog en/of<br />

Internet / boekje verpleegkundige antidepressiva<br />

35<br />

35<br />

20<br />

2 7 12<br />

15<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 27


28<br />

longkanker. Het programma (zie fi guur 1) bestaat uit de volgende<br />

evidence based interventies:<br />

1. watchful waiting (een deel van de patiënten heeft weliswaar klachten<br />

maar deze herstellen spontaan in een korte periode);<br />

2. zelfhulp via boek of internet, inclusief ondersteuning;<br />

3. vijf gesprekken met een getrainde verpleegkundige (problem solving<br />

therapy);<br />

4. antidepressiva en / of meer intensieve gespreksbehandeling.<br />

De verwachting is dat stepped care beter aansluit bij de behoeften van<br />

patiënten en kosteneff ectiever zal zijn dan de huidige organisatie van de<br />

zorg.<br />

E-health<br />

Voor begeleidende zorg voor patiënten met kanker en hun dierbaren kan<br />

e-health een belangrijke rol spelen. Voorbeelden zijn de internetcursussen<br />

www.levenmetlongkanker-vumc en www.hoofdzaken-vumc die beide<br />

zijn ingebed in <strong>het</strong> hierboven genoemde onderzoek naar de eff ectiviteit<br />

van stepped care bij angst en depressie.<br />

Een ander voorbeeld is <strong>het</strong> oefenprogramma “Halszaken” met logopedische<br />

en fysiotherapeutische oefeningen om spraak-, slik- en schouderproblemen<br />

na de behandeling van hoofd-halskanker te voorkomen of<br />

verminderen. Met fi nanciële steun van Fonds NutsOhra is hiervoor een<br />

ONCOQUEST ZIJN VRAGENLIJSTEN OP HET<br />

GEBIED VAN KWALITEIT VAN LEVEN<br />

website ontwikkeld www.halszaken-vumc.nl, met een begeleid zelfhulpprogramma<br />

waarmee patiënten zelfstandig thuis de dagelijkse oefeningen<br />

kunnen doen. Patiënten vinden informatie op de website, fi lmpjes als<br />

voorbeeld van de oefeningen, een logboek dat ze kunnen bijhouden en<br />

een contactmogelijkheid met hun coach. Ook dit zelfhulpprogramma<br />

wordt momenteel wetenschappelijk onderzocht op eff ectiviteit.<br />

Het OncoKompas: een persoonlijk gezondheidsportaal<br />

Het is duidelijk dat e-health een faciliterende rol kan hebben in de zorg<br />

voor patiënten met kanker. Maar de ontwikkelingen gaan razendsnel, er<br />

zijn talloze mogelijkheden en een patiënt of diens naaste ziet al gauw<br />

door de bomen <strong>het</strong> bos niet meer. Ook voor de professionals in de zorg is<br />

<strong>het</strong> moeilijk om up-to-date te blijven. Onderzoek heeft aangetoond, dat<br />

patiënten zelf een grote bijdrage aan hun kwaliteit van leven kunnen<br />

leveren als zij de juiste adviezen krijgen of wanneer zij tijdig worden<br />

verwezen naar op hun lijf geschreven hulpverlening. Iedere patiënt is<br />

anders en heeft andere behoeftes. Nazorg vereist maatwerk en draait om<br />

precieze verwijzing naar de op dat moment gewenste of noodzakelijke<br />

hulpverlening, indien voor de aanwezige klachten (verdere) behandeling<br />

mogelijk is. Om deze redenen is eerder dit jaar <strong>het</strong> project OncoKompas,<br />

‘Gezond verder na de behandeling’ van start gegaan. Het betreft de<br />

ontwikkeling van een persoonlijk gezondheidsportaal dat patiënten gaat<br />

ondersteunen zelf of met hulp de weg te vinden naar optimale nazorg<br />

afgestemd op hun persoonlijke gezondheid en situatie. Het OncoKompas<br />

is gebaseerd op de Lastmeter en OncoQuest. Het OncoKompas bundelt<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

state-of-the-art inzichten in dit zich ontwikkelende vakgebied. Sinds april<br />

jl. wordt dit systeem getest door patiënten die voor kanker worden<br />

behandeld op de afdeling Keel-, Neus- en Oorheelkunde / Hoofd-halschirurgie<br />

van <strong>het</strong> VUmc. Als de evaluatie van deze ontwikkelfase positief is,<br />

zal <strong>het</strong> portaal verder ontwikkeld en aangepast worden om <strong>het</strong> ook aan<br />

patiënten met andere vormen van kanker ter beschikking te kunnen<br />

stellen in heel <strong>Nederland</strong>.<br />

Meer inzicht in leven met kanker<br />

Alhoewel er voldoende kennis is om de begeleidende zorg voor patiënten<br />

te optimaliseren door <strong>het</strong> inzetten van zorgcoördinatoren, en <strong>het</strong><br />

implementeren van hulpmiddelen als de Lastmeter, OncoQuest of <strong>het</strong><br />

toekomstige OncoKompas, is er ook meer onderzoek nodig. De kennis<br />

over <strong>het</strong> leven met kanker is gefragmenteerd (bijvoorbeeld gericht op<br />

alleen vermoeidheid, of alleen depressie, of alleen persoonlijke groei),<br />

vaak gebaseerd op cross-sectionele studies of prospectieve studies met<br />

een korte follow-up en er is nog te weinig bekend over de determinanten<br />

en mediatoren die daarbij een rol spelen. Studies over de impact van<br />

kanker op <strong>het</strong> leven van partners en kinderen en andere dierbaren, al dan<br />

niet in een rol als mantelzorger, zijn beperkter en meestal cross-sectioneel<br />

van opzet.<br />

Systematische literatuur reviews en meta-analyses hebben aangetoond<br />

dat er een duidelijke associatie is tussen kwaliteit van leven, depressie,<br />

ziekteprogressie en overleven, zoals wij ook recent vaststelden (Oskam<br />

e.a. 2010). Onze bevindingen onderschrijven de resultaten van eerdere<br />

studies. Quinten e.a. (2009) stelden in een meta-analyse van individuele<br />

patiëntgegevens uit 30 studies vast dat kwaliteit van leven op de<br />

baseline, voor behandeling, een prognostische indicator is van overleven.<br />

Met name slechter fysiek functioneren, pijn en verlies van eetlust<br />

waren gerelateerd aan een kortere overlevingsduur. Montazeri (2009)<br />

onderzocht wat er in de literatuur tussen 1982 en 2008 bekend is over<br />

kwaliteit van leven voor en na behandeling als voorspeller voor<br />

overleven en vond 104 studies; ook hieruit bleek dat slechtere globale<br />

kwaliteit van leven, vermoeidheid, pijn, en verlies van eetlust voor of na<br />

behandeling gerelateerd waren aan overlevingsduur. Pinquart en<br />

Duberstein (2008) voerden een meta-analyse uit naar de relatie tussen<br />

depressie en overleven bij patiënten met kanker over 76 studies. Zij<br />

concludeerden dat depressie voor en na behandeling gerelateerd is aan<br />

mortaliteit. Zij onderzochten ook of leeftijd, geslacht en de vorm van<br />

kanker en <strong>het</strong> stadium van de ziekte daarbij van invloed zijn en vonden<br />

geen verschillen.<br />

NET-QUBIC<br />

Hoewel er dus wetenschappelijk bewijs is dat er een relatie is tussen<br />

depressie, kwaliteit van leven, ziekteprogressie en overleven is onduidelijk<br />

wat die relaties nu precies betekenen. In de wetenschappelijke wereld is<br />

hier veel discussie over. Duidelijk is dat hier een onderzoeksterrein ligt dat<br />

alleen kan worden ontgonnen door grote langlopende cohortstudies uit<br />

te voeren. Als invulling van de leerstoel ben ik samen met Laurien Buff art,<br />

Pim Cuijpers, René Leemans en Jan Smit en een breed samen te stellen<br />

landelijke consortium met expertise vanuit verschillende disciplines <strong>het</strong><br />

project “Netherlands Quality of Life and Biomedical Studies in Cancer”<br />

(NET-QUBIC) aan <strong>het</strong> voorbereiden. De belangrijkste doelstelling van


NET-QUBIC is om de kwaliteit van leven van patiënten met kanker in kaart<br />

te brengen in relatie tot<br />

1. kankergerelateerde factoren zoals tumormarkers en -kenmerken,<br />

behandeling, ziekteprogressie en overleven;<br />

2. gezondheidsgerelateerde factoren zoals andere chronische ziekten,<br />

bloeddruk, gewicht, lengte, leefstijl, en fysiek, psychisch, cognitief en<br />

sociaal functioneren;<br />

3. psychopathologie zoals angst en depressie;<br />

4. kostenaspecten als zorggebruik en arbeidsparticipatie en<br />

5. biomarkers en genetische factoren uit bloed en speeksel. Er zal<br />

daarvoor een biobank worden opgebouwd.<br />

Ook wordt inzicht verkregen in de impact die kanker heeft op de kwaliteit<br />

van leven van de mensen in de directe omgeving van de patiënt, zoals de<br />

partner of kinderen.<br />

Een belangrijke eerste onderzoeksvraag betreft een verklaring te vinden<br />

voor de gevonden associaties tussen depressie, kwaliteit van leven,<br />

ziekteprogressie en overleven. Een recente hypothese is dat onderliggende<br />

gemeenschappelijke factoren tot zowel ziekteprogressie als<br />

DE KENNIS OVER HET LEVEN MET<br />

KANKER IS GEFRAGMENTEERD.<br />

MEER ONDERZOEK IS NODIG<br />

depressie en verslechtering van kwaliteit van leven leiden. Mogelijk leidt<br />

een door de tumor ontregeld immuunsysteem tot de productie van<br />

cytokines die zowel tumorgroei als symptomen als depressie en<br />

vermoeidheid als gevolg hebben. Genetische kenmerken, kankerbehandeling<br />

en psychische stress zouden dit eff ect kunnen versterken (Seruga<br />

e.a. 2008). Hierbij wordt verondersteld dat ook disfunctioneren van de<br />

hypothalamus-hypofyse-bijnier (HPA)-as, een belangrijk stress-systeem<br />

van <strong>het</strong> lichaam, een rol zou kunnen spelen. Daarnaast zijn er aanwijzingen<br />

dat bij depressie en gevoelens van geluk en welbevinden genetische<br />

factoren een rol spelen (Bartels en Boomsma, 2009). Mogelijk dat er ook<br />

genetische factoren zijn die gerelateerd zijn aan de kwaliteit van leven<br />

met kanker en hoe mensen zich aanpassen aan de gevolgen van een<br />

levensbedreigende ziekte.<br />

Naast de onderzoeksvraag betreff ende de associatie tussen depressie,<br />

kwaliteit van leven, ziekteprogressie en overleven, zijn er vele andere nog<br />

te beantwoorden vragen, zoals:<br />

- Hoe passen mensen zich aan aan <strong>het</strong> leven met kanker, zowel patiënten<br />

als hun dierbaren?<br />

- In hoeverre heeft comorbiditeit, <strong>het</strong> hebben van een andere ziekte<br />

naast kanker, invloed op de kwaliteit van leven?<br />

- Waarom wordt de één depressief en maakt de ander persoonlijke groei<br />

door?<br />

- Spelen biologische en genetische factoren hierbij een rol?<br />

- Welke gevolgen heeft kanker en de behandeling daarvan voor <strong>het</strong><br />

inkomen en werk?<br />

- Welke vormen van begeleidende zorg zouden aan kunnen sluiten bij de<br />

behoeften van mensen om die vervolgens in interventie studies te<br />

toetsen?<br />

- Wat zijn de gevolgen van (langer) leven met kanker voor de gezondheidszorg?<br />

- Hoe vaak worden mensen opgenomen in <strong>het</strong> ziekenhuis of een<br />

hospice?<br />

- Hoe ervaren partners en kinderen hun rol als mantelzorger?<br />

- Zijn er specifi eke voorspellers die doorontwikkeld kunnen worden ter<br />

verbetering van vroeg diagnostiek van ziekteprogressie?<br />

- Wat kost vermoeidheid na kanker de maatschappij?<br />

Toekomst<br />

Het is de verwachting dat er de komende jaren door <strong>het</strong> werk van<br />

verschillende onderzoeksgroepen in <strong>Nederland</strong> meer wetenschappelijk<br />

inzicht komt in <strong>het</strong> leven met kanker en dat er een substantiële uitbreiding<br />

komt van bewezen (kosten)eff ectieve interventies om de begeleidende<br />

zorg voor patiënten met kanker en hun dierbaren te optimaliseren.<br />

INFORMATIE<br />

MEER INFORMATIE EN EEN LITERATUURLIJST IS TE VERKRIJGEN VIA S.BIEMANS@VUMC.NL<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 29


Waarom we ziek<br />

worden en wat we<br />

kunnen doen om dat<br />

te vermijden<br />

AUTEUR : Prof. Dr. Johan Mackenbach<br />

ISBN : 9789035231689<br />

UITGAVE : 1e druk 2010<br />

PRIJS : € 27,50<br />

PAGINA’S : 335<br />

Ziekte in<br />

<strong>Nederland</strong><br />

Meer dan de helft van de ziektes wordt veroorzaakt door bekende<br />

oorzaken buiten ons lichaam. En dat betekent dat we door die<br />

oorzaken aan te pakken langer gezond kunnen blijven. Door als<br />

individu gezonder te leven, maar vooral ook door als samenleving<br />

gezondere keuzes te maken. Gezonder werk, een gezonder milieu,<br />

een gezonder voedingsaanbod: de mogelijkheden liggen voor <strong>het</strong><br />

oprapen.<br />

Prof. Dr. Johan Mackenbach is hoogleraar Maatschappelijke<br />

Gezondheidszorg aan <strong>het</strong> Erasmus Medisch Centrum te Rotterdam<br />

en gaat in op de vraag waaróm we ziek worden, wat we kunnen<br />

doen om dat te vermijden, en waarom dat juist in <strong>Nederland</strong> vaak<br />

niet lukt. Een onmisbaar boek voor mensen die zelf gezond willen<br />

blijven.<br />

Bestellen? Ga naar:<br />

www.elseviergezondheidszorg.nl


Gastcolumn |<br />

Wat gij niet wilt dat u geschiedt,<br />

doe dat ook een ander niet<br />

Overal kom ik <strong>het</strong> tegen. De medische<br />

websites gonzen ervan en in de<br />

Engelstalige kranten wordt <strong>het</strong> ook<br />

fl ink uitgemeten. ‘Prostate Cancer<br />

Screening Doesn’t Cut Death Rates.’<br />

Prachtig: alle woorden met een<br />

hoofdletter. Ze kunnen er wat van die<br />

anglofi elen. Belangrijke mededelingen<br />

hebben recht op kapitalen. Het<br />

onderzoek is al online te vinden.<br />

Het gaat om een Zweeds onderzoek<br />

dat zo’n twintig jaar geleden begon en de uitkomst is erg duidelijk:<br />

PSA-screening doet de sterftecijfers van prostaatkanker niet<br />

voldoende dalen. Daar tegenover staan de vele valspositieve<br />

meldingen die tot overbehandeling leiden. De term valspositief in<br />

<strong>het</strong> dokterslingo betekent dat de uitslag vals is, onjuist. Maar <strong>het</strong> is<br />

natuurlijk ook vals in de zin van gemeen, want <strong>het</strong> leidt tot een<br />

behandeling waarbij mannen in een gevoelig deel van hun lichaam<br />

getroff en worden. De prostaat ligt tussen darmen en blaas<br />

ingeklemd en geknutsel daaraan kan zeer onaangename gevolgen<br />

hebben. Darmklachten, plasproblemen en laten we maar zwijgen<br />

over potentieproblemen, want daarover praten wij mannen niet<br />

graag. Onze vitaliteit en gevoel voor welzijn zijn nauw verweven met<br />

potentie. Een man is niet erger te krenken dan via een grap over wat<br />

hij nog kan en een leven lang pochen over seksuele capaciteiten<br />

maakt ons mannen maar al te vaak tot karikaturen.<br />

Als een dergelijk onderzoek verschijnt pakt een journalist zijn<br />

telefoonboekje en belt elke deskundige die hij kent voor een<br />

mening. Wat weet je als eenvoudige broodschrijver immers precies<br />

van de waarde van onderzoeken? Misschien hebben de onderzoekers<br />

wel vergissingen gemaakt waar ze zelf blind voor zijn. Het kan<br />

ook wel zijn dat er een belang van de onderzoekers ergens in de<br />

uitkomsten verborgen zit. Dat weet je tegenwoordig helaas niet<br />

goed. Dus een journalist gaat de vingers niet branden en wil zich<br />

niet laten gebruiken als doorgeefl uik van een reclameboodschap.<br />

De reacties op een onderzoek zijn daarom altijd belangrijk en die kom<br />

ik ook in alle kranten en op websites tegen. Ik geef maar wat voorbeelden:<br />

Ho, ho, ho. Wat is dit allemaal? De behandeling van prostaatkanker<br />

was twintig jaar geleden wel even anders. We zijn nu een stuk beter<br />

geworden en de bezwaren van de behandeling vallen tegenwoordig<br />

enorm mee. Je kunt de PSA-screening dus niet zo maar afschrijven. Ik<br />

denk dan: Ha, ha, ha. Hoeveel beter is <strong>het</strong> dan geworden? Bepaal jij dat<br />

als deskundige of ik als patiënt die <strong>het</strong> mag ondergaan?<br />

Een ander zegt dat de richtlijnen nu al aangeven dat mannen boven<br />

de 75 helemaal niet op PSA gescreend zouden moeten worden en<br />

dat je bij jongere mannen niet op één of twee PSA-metingen af<br />

moet gaan. De tijd van één keer screenen en bij een wat hogere<br />

waarde paniek veroorzaken door <strong>het</strong> woord kanker te noemen zou<br />

wel voorbij mogen zijn. Dus waarom zoveel opwinding?<br />

Er zijn ook deskundigen die vinden dat dit onderzoek ons voor een<br />

lastig probleem stelt, want nu is er veel meer onzekerheid over wat<br />

een arts moet doen. Vervelend voor de arme man. In <strong>het</strong> leven zijn er<br />

nu eenmaal weinig zekerheden en zeker in dat van een arts. Dacht je<br />

er een gevonden te hebben via die PSA-test en hop slaan ze je hem<br />

uit handen. Artsen hunkeren naar zekerheden. Ze oefenen <strong>het</strong> meest<br />

onzekere beroep uit dat er bestaat. Je weet nooit of je wel alles goed<br />

overziet, of je gedurende je studietijd niet toevallig een hoofdstuk<br />

van een belangrijk boek hebt overgeslagen dat je juist nu nodig hebt,<br />

IN HET LEVEN ZIJN WEINIG ZEKERHEDEN,<br />

ZEKER IN DAT VAN EEN ARTS<br />

of je wel goed geslapen hebt en niet te veel sores thuis, zodat je in de<br />

spreekkamer niet op je best bent, of je je niet toevallig vergist omdat<br />

de persoon die zich bij je meldt met lichamelijke ongemakken zo<br />

geweldig gezond lijkt, of, of, of… Voor de zekerheid doe je daarom<br />

nog maar een test, maar wat als die test niet zoveel zekerheid biedt?<br />

‘Training for uncertainty’ van Renée Fox is de titel van een essay over<br />

de medische opleiding uit de jaren vijftig. Het is nog altijd actueel.<br />

Artsen moeten leren omgaan met onzekerheden en wat hebben ze<br />

niet aan trucjes om zichzelf voor de mal te houden en daarmee hun<br />

patiënten.<br />

Wat te doen? De meest voor de hand liggende oplossing is om de<br />

mensen waar <strong>het</strong> om gaat bij de keuzes te betrekken. Dat klinkt als<br />

afschuiven, maar in <strong>het</strong> licht van de onzekerheid rond belang en<br />

waarde van wat er in die zorg gebeurt is <strong>het</strong> niet meer dan logisch.<br />

Juist dat schijnt nu echter moeilijk voor artsen te zijn. Ik kan me niet<br />

aan de indruk onttrekken dat een van de redenen voor de keuze om<br />

geneeskunde te studeren is dat de artsenrol mensen plaatst in een<br />

positie van macht, van autoriteit, van beslissen voor en over<br />

anderen, van alles weten. En eenmaal in <strong>het</strong> circus opgenomen<br />

wordt <strong>het</strong> dan wel heel moeilijk om dat af te leren. Als verontschuldiging<br />

wordt vaak beweerd dat patiënten dat ook van je verwachten.<br />

In feite is de PSA- test een Trabant uit 1955 waarmee we <strong>het</strong> GP- circuit<br />

van de moderne geneeskunde op willen gaan. Zie daarmee<br />

maar eens een wedstrijd te winnen.<br />

IVAN WOLFFERS IS ARTS, SCHRIJVER EN ERVARINGSDESKUNDIGE<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

31


Professionals<br />

kunnen effectief<br />

ingrijpen bij<br />

ouderenmishandeling<br />

GERDA KREDIET<br />

OUDEREN<br />

mishandeling<br />

ERVARINGEN EN INTERVENTIES<br />

AUTEUR : Gerda Krediet<br />

ISBN : 9789035231658<br />

UITGAVE : 1e druk 2010<br />

PRIJS : € 24,95<br />

PAGINA’S : 156<br />

Ouderenmishandeling<br />

Ervaringen en interventies<br />

Ouderenmishandeling is een onmisbaar boek voor iedereen die<br />

zich beroepsmatig bezighoudt met ouderen. In <strong>het</strong> boek is een<br />

interventie- en stappenplan opgenomen waarin de lezer concrete<br />

handvatten krijgt voor hulpverlening.<br />

Het boek is geschikt voor artsen, verpleegkundigen, thuiszorgmedewerkers,<br />

ouderenadviseurs, maatschappelijk werkers en<br />

hulpverleners die vertegenwoordigd zijn in Lokale Zorgnetwerken<br />

en Advies en Steunpunten Huiselijk Geweld.<br />

Gerda Krediet werkte tien jaar als sociaal psychiatrisch verpleegkundige<br />

bij <strong>het</strong> Meldpunt Ouderenmishandeling van de GGD<br />

Rotterdam-Rijnmond. Zij is nu directeur van Nood Zaak, een bureau<br />

voor advies, onderzoek en interventies bij ouderenmishandeling en<br />

professioneel mentorschap.<br />

Bestellen? Ga naar:<br />

www.elseviergezondheidszorg.nl


Eff ect pemetrexed met of zonder Cisplatin of Carboplatin<br />

Onderzoek naar kaalheid door<br />

chemotherapie bij longkanker<br />

• Anja van Wijk -van Buuren, oncologieverpleegkundige, Sint Franciscus Gasthuis te Rotterdam<br />

In de dagelijkse praktijk van <strong>het</strong> Sint Franciscus Gasthuis (SFG) te<br />

Rotterdam bestond er onduidelijkheid over de mate van alopecia bij<br />

patiënten met Non Small Cell Lung Cancer (NSCLC) staduim IIIB/IV<br />

en Mesothelioom, die behandeld worden met pemetrexed<br />

monotherapie of in combinatie met cisplatin of carboplatin.<br />

Alopecia is de medische term voor kaalheid, maar wordt ook<br />

gebruikt als men haaruitval bedoelt. Omdat niet van tevoren<br />

duidelijk is of alopecia optreedt, in welke mate en bij wie <strong>het</strong> zich<br />

voordoet, kan de patiënt hierover niet volledig worden geïnformeerd.<br />

Dit in tegenstelling tot andere chemotherapeutische<br />

middelen, zoals bijvoorbeeld adriamycine, waarvan <strong>het</strong> 100% zeker<br />

is dat er alopecia zal optreden. De patiënt weet dan van tevoren<br />

welke maatregelen hij/zij kan treff en. Als die zekerheid er niet is, kan<br />

de patiënt zich niet goed voorbereiden op alopecia. Er zijn ook<br />

cytostatica die geen alopecia geven, hier ziet men vaak dat <strong>het</strong> haar<br />

futloos, droog en dunner wordt (Klaren, 2004). Tijdens <strong>het</strong> gehele<br />

proces van kanker hebben en daarvoor behandeld worden, is<br />

informatie voor patiënten van <strong>het</strong> grootste belang (Haes, 2009).<br />

Informatie helpt de patiënt onzekerheid te reduceren, beslissingen<br />

te nemen, zich voor te bereiden op latere consequenties van de<br />

ziekte of de behandeling en een gevoel van autonomie te behouden.<br />

Patiënten kunnen moeite hebben met hun veranderde<br />

www.shutterstock.com<br />

uiterlijke verschijningsvorm en vinden alopecia een zeer belastende<br />

bijwerking van cytostatica, die vaak hevige emotionele problemen<br />

geeft. Daarom is <strong>het</strong> van belang hen zo volledig mogelijk hierover te<br />

informeren; zowel mondeling als schriftelijk.<br />

Vanuit dit gegeven is een literatuurstudie gedaan tijdens de<br />

opleiding Intensieve Zorg uitstroom Oncologie aan de zorgacademie<br />

Erasmus MC . De vraagstelling van dit onderzoek was: ‘Bij welke<br />

DE PATIËNTEN UIT HET ONDERZOEK<br />

MERKTEN ALLEEN ZELF DAT ER<br />

SPRAKE WAS VAN ALOPECIA<br />

patiënten met bewezen NSCLC stadium IIIB of IV of een mesothelioom<br />

die behandeld worden met pemetrexed in combinatie met<br />

cisplatin, pemetrexed in combinatie met carboplatin of alleen<br />

pemetrexed komt er alopecia voor en zo ja in welke mate, bij welke<br />

subgroepen en is <strong>het</strong> gerelateerd aan <strong>het</strong> aantal kuren die men<br />

krijgt?”. Het doel van <strong>het</strong> onderzoek was de uitkomst te gebruiken<br />

voor de eigen verpleegkundige praktijk en daarmee de patiëntenvoorlichting<br />

te verbeteren. Ook buiten <strong>het</strong> SFG kan deze informatie<br />

nuttig zijn voor oncologieverpleegkundigen.<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 33


34<br />

Tabel 1. Zoektermen.<br />

Methode<br />

Met zoektermen uit de vraagstelling is gezocht naar onderzoeksartikelen<br />

in de database van PubMed (tabel 1). De gevonden artikelen waren niet<br />

alleen gericht op alopecia maar zijn toch gebruikt omdat er geen artikelen<br />

gevonden werden die alleen op alopecia betrekking hebben. Er is op dit<br />

moment nog geen gericht onderzoek beschreven naar alopecia bij <strong>het</strong><br />

gebruik van pemetrexed als monotherapie of in combinatie met cisplatin<br />

of carboplatin.<br />

Resultaten<br />

In een kwantitatieve fase II studie (Zinner, e.a., 2005) onder 50 patiënten<br />

met NSCLC stadium IIIB/IV gehouden in de Verenigde Staten, is gemeten<br />

in hoeverre alopecia zich voor heeft gedaan bij de behandeling met<br />

pemetrexed in combinatie met carboplatin. Het meetinstrument dat<br />

gebruikt werd is <strong>het</strong> National Cancer Institute Common Toxicity Criteria,<br />

versie 2.0. Uit dit onderzoek komt naar voren dat 46% van de patiënten<br />

alopecia graad 1 heeft. Bij 54 % van de patiënten kwam geen alopecia<br />

voor. Bijwerkingen van geneesmiddelen worden gerangschikt naar<br />

graden. Graad 1 is zeer mild en voorbijgaand en graad 4 is zeer ernstig<br />

(I-base, 2008). De National Cancer Institute/ CTC 2.0 voorziet in beschreven<br />

terminologie voor <strong>het</strong> rapporteren van bijwerkingen. Het is voorzien<br />

van een schaal met graderingen voor iedere genoemde bijwerking. (CTEP,<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

Zoekterm Resultaten Relevant<br />

1 non-small-cell lung [MesH Terms] OR [mesothelioma [MesH Terms] AND<br />

pemetrexed AND alopecia<br />

2 non-small-cell lung [MesH Terms] OR [mesothelioma [MesH Terms] AND<br />

pemetrexed AND carboplatin AND alopecia<br />

3 non-small-cell lung [MesH Terms] OR [mesothelioma [MesH Terms] AND<br />

pemetrexed AND cisplatin/adverse eff ects [MesH Terms] AND alopecia<br />

MEER ONDERZOEK NODIG NAAR<br />

VOORKOMEN VAN HAARUITVAL<br />

Tabel 2. National Cancer Institute/Common Toxicity Criteria (CTC), versie 2.0.<br />

6 1, 4, 5 en 6<br />

1 1<br />

1 1<br />

1998). Hierin staan voor iedere bijwerking de graderingen omschreven. In<br />

tabel 2 is weergegeven hoe alopecia wordt vermeld. Hieruit blijkt dat<br />

graad 3 en 4 bij alopecia niet aan de orde is. In <strong>Nederland</strong> wordt op dit<br />

moment de CTC 3.0 gehanteerd (zie tabel 3). Van de 50 patiënten<br />

bestond 62% uit mannen. Het resultaat op alopecia is niet gediff erentieerd<br />

op geslacht en leeftijd. Wel wordt er genoemd dat bij degenen waar<br />

alopecia optreedt dit mild, voorbijgaand en niet cumulatief is. De<br />

patiënten meldden dat de alopecia alleen door henzelf werd opgemerkt<br />

en niet door hun omgeving.<br />

In twee andere kwantitatieve onderzoeken was <strong>het</strong> resultaat van<br />

alopecia veel lager, namelijk 6,4 % (Hanna, e.a., 2004, Rollins, e.a., 2005).<br />

In <strong>het</strong> onderzoek van Rollins, e.a., werden 64 patiënten behandeld met<br />

pemetrexed voor bewezen mesothelioom; hiervan was 82,8 % man. De<br />

studie werd gedaan in Duitsland, Italië, Engeland en de Verenigde Staten.<br />

Het is niet duidelijk hoe de alopecia werd gemeten; in <strong>het</strong> onderzoek<br />

wordt alleen <strong>het</strong> Lung Cancer Symptom Scale-Meso instrument<br />

genoemd: dit is een 100 mm visueel analoge schaal (VAS). Het LCSS-Meso<br />

instrument is ontworpen om kwaliteit van leven (QL) te meten en wordt<br />

voornamelijk gebruikt bij trials. Het beoordeelt zes belangrijke symptomen<br />

die gerelateerd zijn aan maligniteiten van de longen en hun eff ect<br />

op algemeen symptomatische stress, functionele activiteiten en globaal<br />

QL. (National Cancer Institute, 2010). In dit meetinstrument komt<br />

alopecia niet voor waaruit geconcludeerd kan worden dat in <strong>het</strong><br />

onderzoek van Rollins, e.a.,(2005) de alopecia op een andere manier is<br />

gemeten.<br />

In <strong>het</strong> onderzoek van Hanna, e.a., uitgevoerd in de Verenigde Staten<br />

onder 265 patiënten waarvan 68,8% man was, werd ook alleen pemetrexed<br />

toegediend maar dan bij NSCLC stadium IIIB/IV waarvan 54,4%<br />

Category Toxicity Grade 0 Grade 1 Grade 2 Grade 3 Grade 4<br />

ALOPECIA alopecia No loss Mild hair loss Near or total hair loss -- --<br />

Tabel 3. Common Toxicity Criteria version 3.0.<br />

Toxicity 1 2 3 4<br />

alopecia thinning or patchy complete


Samenvatting<br />

Om patiënten met NSCLC en Mesothelioom die behandeld worden met pemetrexed mono of in combinatie met carboplatin of cisplatin voor te lichten<br />

over <strong>het</strong> voorkomen van Alopecia bij deze middelen is een literatuurstudie uitgevoerd in <strong>het</strong> Sint Franciscus Gasthuis te Rotterdam. Uit dit literatuuronderzoek<br />

is gebleken dat wanneer de patiënt alleen pemetrexed krijgt; 6.4% last heeft van alopecia graad 0, graad 1 of graad 2. Pemetrexed gecombineerd<br />

met pisplatin geeft alopecia bij 11.9%; niet gediff erentieerd naar graad. Pemetrexed gecombineerd met carboplatin geeft alopecia graad 1 bij<br />

46% van de patiënten. Vanuit <strong>het</strong> literatuuronderzoek wordt de praktijk aanbevolen deze informatie op te nemen in SIB op maat en jaarlijks de<br />

zoektermen te herhalen in PubMed.<br />

eerder behandeld waren met chemotherapie. Alopecia kwam bij dit<br />

onderzoek voor in graad 0, graad 1 of graad 2. Dit is gemeten met de CTC,<br />

versie 2.<br />

In <strong>het</strong> onderzoek van Scagliotti, e.a., (2008) uitgevoerd in Italië, India,<br />

Duitsland, <strong>Nederland</strong>, België, Polen, Brazilië, Zuid-Korea, Denemarken,<br />

Turkije, Canada en de Verenigde Staten werd pemetrexed gecombineerd<br />

met cisplatin in een kwantitatieve fase III studie onder 839 patiënten<br />

waarvan 70% man was. Van deze patiënten had 11.9% alopecia; de<br />

diff erentiatie in gradaties is niet aangegeven. Bij dit onderzoek werd de<br />

toxiciteit in kaart gebracht met de CTC, versie 2.0. (zie tabel 4 voor<br />

resultatenoverzicht).<br />

Discussie<br />

In alle beschreven onderzoeken is niet duidelijk hoe de meetinstrumenten<br />

voor alopecia zijn gebruikt: is <strong>het</strong> instrument gehanteerd als een<br />

vragenlijst of is <strong>het</strong> een observatieschaal? Door wie zijn ze ingevuld: de<br />

patiënt, naasten of door de professional? In <strong>het</strong> onderzoek van Zinner, e.a.,<br />

(2005) staat dat patiënten melding maken van alopecia maar dat <strong>het</strong><br />

alleen door henzelf werd opgemerkt. Ook hier is niet duidelijk hoe de<br />

patiënten dit hebben aangeven; door middel van een enquête of door<br />

Tabel 4. Resultatentabel.<br />

ondervraging. Er kan niets gezegd worden over de betrouwbaarheid van<br />

<strong>het</strong> gebruik van <strong>het</strong> meetinstrument en daarmee over de betrouwbaarheid<br />

van <strong>het</strong> onderzoek.<br />

In drie van de vier artikelen hebben de patiënten NSCLC stadium IIIB/IV<br />

(Hanna, e.a. 2004, Scagliotti, e.a. 2008 en Zinner, e.a. 2005). In één artikel<br />

hadden de patiënten mesothelioom (Rollins, e.a. 2005). De gemiddelde<br />

leeftijd van de patiënten met NSCLC was tussen de 59 en 62 jaar. In <strong>het</strong><br />

onderzoek van <strong>het</strong> mesothelioom is dit niet vermeld. Aan de onderzoeken<br />

namen zowel mannen als vrouwen deel, maar <strong>het</strong> percentage mannen was<br />

in elk onderzoek hoger. Bij <strong>het</strong> NSCLC was tussen de 60-70% man. Bij <strong>het</strong><br />

mesothelioom was 82,8% man wat mogelijk te maken heeft met <strong>het</strong> feit<br />

dat mannen vaker met asbest in aanraking zijn gekomen door hun werk.<br />

Dat er meer mannen aan <strong>het</strong> onderzoek hebben meegedaan komt overeen<br />

met <strong>het</strong> feit dat longkanker meer voorkomt bij mannen. (VIKC, 2008).<br />

Hoewel de patiënten uit <strong>het</strong> onderzoek van Hanna, e.a., eerder behandeld<br />

waren met chemotherapie lijkt dit geen invloed te hebben gehad op de<br />

alopecia bij dit onderzoek. Het lagere percentage alopecia in de<br />

onderzoeken van Rollins, e.a., en Hanna, e.a., zou te verklaren kunnen zijn<br />

omdat alleen pemetrexed werd toegediend. Want in <strong>het</strong> onderzoek van<br />

Zinner, e.a., was <strong>het</strong> percentage hoger maar werd in combinatie met<br />

Auteur Behandeling Populatie Resultaten<br />

Scagliotti, G.V. et al (2008) cisplatin en pemetrexed 839 patiënten<br />

70% man<br />

gemiddelde leeftijd 61 jaar<br />

NSCLC IIIB /IV<br />

Zinner, Ralph. G. et al (2005) pemetrexed en carboplatin 50 patiënten<br />

61,3% man<br />

gemiddelde leeftijd 62 jaar<br />

NSCLC IIIB /IV<br />

Rollins, K.D. et al (2005) pemetrexed 64 patiënten<br />

82,8% man<br />

Mesothelioma III/IV<br />

Hanna, N. et al (2004) pemetrexed 265 patiënten<br />

68,6% man<br />

gemiddelde leeftijd: 59<br />

NSCLC IIIB/IV<br />

alopecia 11,9%, geen diff erentiatie<br />

in graden<br />

alopecia 46%, graad 1<br />

alopecia 6,4%, geen diff erentiatie in<br />

graden<br />

alopecia 6,4%, graad 0, graad 1 of<br />

graad 2<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 35


36<br />

pemetrexed ook carboplatin toegediend. Het aantal chemotherapie kuren<br />

die de patiënt kreeg in alle genoemde onderzoeken was 4-6 keer. De<br />

resultaten uit <strong>het</strong> literatuuronderzoek lijken overeen te komen met de<br />

ervaringen in <strong>het</strong> SFG waarbij patiënten die behandeld wordt met<br />

pemetrexed mono of in combinatie met cisplatin of carboplatin soms kaal<br />

worden en soms niet.<br />

Conclusie<br />

Alopecia, graad 0, graad 1 of graad 2 (CTC 2.0) komt voor bij 6,4% van de<br />

patiënten die behandeld worden met alleen pemetrexed. Wanneer de<br />

patiënt een combinatie krijgt van pemetrexed met cisplatin komt alopecia<br />

bij 11.9% voor maar dit is niet gediff erentieerd naar graad. Als de<br />

pemetrexed gecombineerd wordt met carboplatin komt alopecia graad 1<br />

bij 46% van de patiënten voor in een milde voorbijgaande vorm. De<br />

patiënten uit <strong>het</strong> onderzoek merkten alleen zelf dat er sprake was van<br />

alopecia. Uit de resultaten van <strong>het</strong> onderzoek kan geen uitspraak gedaan<br />

giro 300<br />

www.hartstichting.nl<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

(advertentie)<br />

worden over de diff erentiatie in subgroepen uitgesplitst naar geslacht of<br />

leeftijd en ook <strong>het</strong> aantal kuren die de patiënt krijgt, wordt niet genoemd<br />

in relatie tot alopecia.<br />

Aanbevelingen<br />

De uitkomsten van dit onderzoek kunnen gebruikt worden in de<br />

informatievoorziening aan deze specifi eke patiëntengroep. Aan de<br />

praktijk wordt aanbevolen de informatie uit de conclusie op te nemen in<br />

SIB op maat (Samenstellen Informatie over Bijwerkingen). Tot op heden is<br />

er nog niet voldoende onderzoek verricht naar <strong>het</strong> voorkomen van<br />

alopecia bij pemetrexed mono of in combinatie met cisplatin of carboplatin.<br />

Hiernaar zal nog meer onderzoek gedaan moeten worden.<br />

INFORMATIE<br />

MEER INFORMATIE OVER DIT ONDERZOEK EN LITERATUUROPGAVE IS VERKRIJGBAAR VIA<br />

A.VANWIJK@SFG.NL.


Boeken, toneelstukken, tentoonstellingen, fi lms en proefschriften<br />

ONCOMEDIA<br />

• Onder redactie van Jola Wijbrans, IKNL, locatie Leiden<br />

¬ Tijdschrift<br />

B<br />

Mammazone, jarenlang <strong>het</strong> tijdschrift van<br />

Borstkankervereniging <strong>Nederland</strong>, heeft een<br />

metamorfose ondergaan. Het blad heet nu B.<br />

B heeft een moderne uitstraling, een mooie<br />

rustige lay-out en wordt op mat papier<br />

gedrukt. De inhoud is als vanouds: veel<br />

informatie over de laatste ontwikkelingen op<br />

<strong>het</strong> gebied van borstkanker en nuttige tips en (web)adressen.<br />

Professionals en ervaringsdeskundigen komen in vlot geschreven<br />

interviews aan <strong>het</strong> woord en laten bijvoorbeeld zien hoe anderen met<br />

borstkanker <strong>het</strong> doen en wat hen heeft geholpen. B verschijnt<br />

driemaal per jaar. De artikelen verschijnen ook op www.borstkanker.nl<br />

¬ App<br />

Zonkrachtwaarschuwing<br />

Hoe vaker je verbrandt, hoe groter de kans op huidkanker. De<br />

zonkracht geeft aan hoe lang iemand gemiddeld zonder bescherming<br />

in de zon kan. Bij zonkracht 7 kun je in een kwartier al fl ink<br />

verbranden. Het KNMI meet zomers regelmatig zonkracht 7 of zelfs<br />

8. Nu kun je daarvoor een waarschuwing ontvangen via e-mail,<br />

Hyves, Widget, Twitter of mobiele App. De ontvanger krijgt bericht<br />

als zijn of haar huid door de hoogte van de zonkracht extra risico<br />

loopt om te verbranden. Insmeren, T-shirt en pet mee en de<br />

voorbereiding is compleet. Aanmelden via www.zonverstandig.nl<br />

¬ Boekje<br />

Informatie over neuro-endocriene tumoren (NET)<br />

Over de meest voorkomende tumoren is volop informatie te vinden<br />

in brochures, boeken en via websites. Dat geldt niet voor neuroendocriene<br />

tumoren, die zeer zeldzaam zijn en vaak pas laat ontdekt<br />

worden. Aan mensen bij wie onderzoek wordt gedaan naar een<br />

neuro-endocriene tumor (NET) in <strong>het</strong> maag-darmkanaal, de<br />

pancreas of de longen biedt dit informatieve boekje enige houvast.<br />

De Stichting Net-groep heeft de brochure uitgegeven in samenwerking<br />

met o.a. <strong>het</strong> Erasmus MC, NKI, UMCG en <strong>het</strong> Leuvens Kankerinstituut,<br />

alle vier NET-kenniscentra. www.net-kanker.nl<br />

¬ Workshops en retraites<br />

Hof van Kairos, ruimte voor rust, bezinning en inspiratie<br />

De Hof van Kairos is een plek voor mensen die kanker hebben of<br />

hadden. Een ruimte om tot rust te komen te midden van de natuur<br />

en inspiratie op te doen om verder te gaan. Ria Hengeveld richtte De<br />

Hof van Kairos op. Zij is van oorsprong verpleegkundige en werkt als<br />

begeleider met mensen rond levensvragen en levensthema’s. Als<br />

trainer is zij o.a. werkzaam binnen de palliatieve zorg. Het aanbod<br />

bestaat uit retraites en (meerdaagse) workshops waar ook partners<br />

welkom zijn. Er zijn ook workshops en trainingen voor werkers in de<br />

palliatieve en oncologische zorg. www.hofvankairos.nl<br />

¬ Website<br />

Doodgewoonbespreekbaar.nl<br />

In NRC Weekend, bijlage van NRC Handelsblad, praten in de rubriek<br />

‘Het laatste woord’ mensen over hun laatste levensfase. Een van hen<br />

was in mei jl. Zsuzsána Bagócsi, die onder de naam Suzanna van de<br />

Hunnen publiceert. Zij schreef <strong>het</strong> boek ‘Stervensdruk, geen tijd om<br />

dood te gaan’ en schrijft columns voor de website doodgewoonbespreekbaar.nl.<br />

Op de site staat een checklist als hulp voor mensen<br />

die over hun naderende dood willen nadenken en nog dingen te<br />

bespreken hebben. De checklist begint met de kwaliteit van leven in<br />

de laatste periode voor <strong>het</strong> sterven. Het tweede deel gaat over<br />

persoonlijke wensen.<br />

¬ Help- en doeboek voor<br />

kinderen<br />

Gewoon pech<br />

Esther Smid kreeg op 40-jarige leeftijd Gewoon pech<br />

Als je moeder borstkanker heeft<br />

de diagnose borstkanker te horen. Ze<br />

had toen zelf geen idee wat haar te<br />

wachten stond. Haar tweelingdochters<br />

Swaan en Luna waren op dat moment<br />

9 jaar en hadden volop vragen: ‘Is<br />

borstkanker besmettelijk? Krijg ik <strong>het</strong><br />

later ook? Zat er al kanker in jouw<br />

borst toen jij mij borstvoeding gaf?<br />

Esther Smid<br />

Met tekeningen van Luna Bongers<br />

Hoe lang duurt borstkanker eigenlijk?’<br />

Deze vragen inspireerden Esther<br />

samen met haar dochters een boek voor kinderen te maken. Ze<br />

hopen daarmee andere kinderen te helpen minder ongerust te zijn.<br />

www.gewoonpech.nl<br />

¬ Proefschrift<br />

Needs and preferences of patients with cancer<br />

Manlijke en vrouwelijke patiënten verschillen in wat ze belangrijk<br />

vinden in de zorg rond kanker. Dat blijkt uit <strong>het</strong> onderzoek dat<br />

Hester Wessels (UMC Utrecht) deed naar de behoeften en voorkeuren<br />

van mensen met kanker. Vrouwen met kanker bleken aspecten<br />

als bejegening door artsen en verpleegkundigen en psychosociale<br />

steun belangrijker te vinden dan manlijke patiënten. Ook hechten<br />

vrouwen meer belang aan privacy, de tijd tussen onderzoek en<br />

diagnose en de timing van <strong>het</strong> begin van de behandeling.<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 37


38<br />

Eff ect mondigheid borstkankerpatiënt op de arts-patiënt communicatie<br />

Er komt een mondige vrouw<br />

bij de dokter…<br />

Uit verschillende onderzoeken is gebleken dat patiënten steeds meer<br />

zelf actief op zoek gaan naar medische informatie via o.a. <strong>het</strong> internet<br />

(Van Rijen, 2005; Vedder, 2003). Een toenemend aantal patiënten<br />

confronteert de arts vervolgens met de gevonden informatie en wil<br />

actief bezig zijn met de behandeling van hun ziekte (Vedder, 2003).<br />

Dit laatste is in dit artikel samengevat onder de term mondigheid. Er<br />

wordt verslag gedaan van een onderzoek naar de vraag of volgens<br />

artsen vrouwelijke patiënten met borstkanker zich als mondige<br />

patiënten manifesteren, en zo ja hoe en welke consequenties die<br />

mondigheid heeft voor de communicatie tussen arts en patiënt.<br />

Om duidelijk te krijgen wat verstaan moet worden onder<br />

mondigheid in <strong>het</strong> algemeen, zijn uit de literatuur alle gevonden<br />

verschijningsvormen bijeengebracht (Street et al.,1995; Van der<br />

Jagt, 2003). Aan de hand van de uitkomsten is een model<br />

opgesteld voor de uitingen van mondigheid. Dit model is te zien<br />

in fi guur 1.<br />

Zes oncologische chirurgen uit verschillende ziekenhuizen in<br />

<strong>Nederland</strong> zijn geïnterviewd. De hoofdvragen die we beantwoord<br />

wilden zien waren: Is er sprake van een toenemende mate van<br />

mondigheid onder de borstkankerpatiënten? Zo ja, uit welke<br />

gedragsuitingen van de borstkankerpatiënt blijkt dit? Welke eff ecten<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

• Annouk Goselink, MA Bedrijfscommunicatie • Dirk de Natris, drs. Communicatie- en Informatiewetenschappen/Bedrijfscommunicatie, Radboud Universiteit Nijmegen<br />

heeft de toenemende mate van mondigheid van de borstkankerpatiënt<br />

op de arts-patiënt communicatie?<br />

Toename van mondigheid<br />

Volgens alle geïnterviewde artsen zijn de vrouwelijke borstkankerpatiënten<br />

de afgelopen tien jaar mondiger geworden. Wel is er<br />

volgens hen sprake van regioverschillen: patiënten die in <strong>het</strong> oosten<br />

van <strong>Nederland</strong> wonen of op <strong>het</strong> platteland waren volgens de artsen<br />

minder mondig dan patiënten uit de stad of <strong>het</strong> westen van<br />

<strong>Nederland</strong>. Tevens zijn jongere hoog opgeleide patiënten volgens<br />

de artsen over <strong>het</strong> algemeen mondiger dan oudere laag opgeleide<br />

patiënten.<br />

Uitingen van mondigheid<br />

Alle gedragsuitingen uit <strong>het</strong> mondigheidsmodel zijn in meer of<br />

mindere mate herkend door de geïnterviewde artsen.<br />

De gedragsuiting die door de meeste artsen herkend werd was <strong>het</strong><br />

stellen van medische vragen. Patiënten zijn de afgelopen tien jaar<br />

meer medische vragen gaan stellen. Hiervoor werden verschillende<br />

redenen genoemd, waaronder <strong>het</strong> internet als informatiebron, de<br />

toegenomen behandelmogelijkheden en <strong>het</strong> besef onder patiënten<br />

dat bepaalde medische zaken belangrijk zijn. Er wordt al ingespeeld


Samenvatting<br />

Uit interviews met zes oncologische chirurgen blijkt dat borstkankerpatiënten de laatste 10 jaar mondiger zijn geworden in de communicatie met de<br />

arts. Dit uit zich in <strong>het</strong> stellen van medische vragen, <strong>het</strong> uiten van bezorgdheid en <strong>het</strong> aangeven welke behandeling de voorkeur heeft.<br />

op deze uiting van mondigheid door meer informatie te geven en vragen<br />

te stellen aan de patiënt over wat zij al weet over de ziekte of behandeling.<br />

De meningen over <strong>het</strong> al dan niet toenemen van <strong>het</strong> aantal second opinions<br />

verschilden. Volgens sommigen komen ze weinig voor, volgens anderen is<br />

<strong>het</strong> aantal gelijk gebleven, de overigen zien een toename. Één arts merkte<br />

op dat <strong>het</strong> aanvragen van een second opinion ‘kan leiden tot ongewenst<br />

uitstel van noodzakelijke behandelingen of tot <strong>het</strong> soort van shopgedrag dat<br />

mensen op zoek zijn naar <strong>het</strong> antwoord dat ze <strong>het</strong> liefst willen horen’.<br />

Uit de antwoorden op de vraag of <strong>het</strong> aantal aanvragen van borstreconstructies<br />

was toegenomen bleek dat veel ziekenhuizen al hebben ingespeeld op<br />

de behoeften van de patiënt om dit onderwerp tijdens de consulten te<br />

behandelen. De mogelijkheid tot een borstreconstructie wordt tijdens <strong>het</strong><br />

behandelproces aangeboden door de arts of de mammacare verpleegkundige<br />

en is dus al onderdeel geworden van de therapie.<br />

Vier artsen gaven aan dat vrouwelijke borstkankerpatiënten weinig<br />

aanbevelingen doen tijdens de consulten met de arts. De twee anderen<br />

vonden dat <strong>het</strong> toch wel wat was toegenomen in de afgelopen tien jaar.<br />

Eén van hen dacht dat de toename te wijten was aan <strong>het</strong> feit dat<br />

patiënten menen beter geïnformeerd te zijn. In één ziekenhuis worden<br />

patiënten zo actief betrokken bij <strong>het</strong> maken van een persoonlijk<br />

behandelplan dat zij percentages krijgen voorgelegd die betrekking<br />

hebben op hun situatie, bijvoorbeeld x procent overlevingskans bij een<br />

borstamputatie, en vervolgens zelf mogen kiezen wat zij belangrijk<br />

vinden. Deze manier van communiceren is volgens de arts een direct<br />

gevolg van de mondigheid van patiënten in <strong>het</strong> verleden; er is ingespeeld<br />

op de behoeften die mondige patiënten tegenover de arts hebben geuit.<br />

Bij de uiting ‘een voorkeur voor een behandeling aangeven’ ging <strong>het</strong> vooral<br />

om de voorkeur voor een borstbesparende operatie of een borstamputatie.<br />

Die voorkeur had echter niet altijd betrekking op de behandeling zelf,<br />

maar bijvoorbeeld ook op de plaats waar de behandeling plaats moest<br />

vinden.<br />

Het echt oneens zijn met de arts is een uiting die zelden voorkomt.<br />

Patiënten worden in grote mate bij de behandeling betrokken en er wordt<br />

over alles gecommuniceerd, waardoor <strong>het</strong> bijna niet voorkomt dat patiënt<br />

en arts <strong>het</strong> pertinent oneens zijn.<br />

Opvallend was dat vier artsen bij de uiting ‘een mening geven over <strong>het</strong><br />

managen van de ziekte’ aangaven dat zij zich niet met afspraken en<br />

dergelijke bezig hoefden te houden. Er zijn speciaal mensen in dienst die<br />

dit regelen. Twee artsen merkten op dat patiënten soms te snel behandeld<br />

worden: ‘Je kunt je haast niet voorstellen, ik weet niet of je <strong>het</strong> wel eens<br />

gezien hebt, wat je mensen aandoet door ze in drie dagen door een diagnostische<br />

tunnel te trekken. Ze komen op maandag en ze horen op donderdagmiddag<br />

dat ze hun borst kwijt moeten en dat ze een existentieel bedreigende<br />

ziekte hebben. Het moet wel snel, maar zo snel?’ In één van de ziekenhuizen<br />

is dit de reden om <strong>het</strong> helemaal om te draaien en <strong>het</strong> van de patiënt te<br />

laten afhangen. Er wordt dus met de patiënt overlegd hoe snel de patiënt<br />

behandeld wil worden en wanneer bijvoorbeeld de operaties ingepland<br />

moeten worden.<br />

Alle artsen gaven aan ‘<strong>het</strong> uiten van bezorgdheid’ te herkennen uit de<br />

praktijk. Opvallend hierbij is dat de rol van de mammacare verpleegkundige<br />

door drie artsen benadrukt werd. ‘We hebben <strong>het</strong> wel zo georganiseerd<br />

dat we, dat staat inmiddels ook in de richtlijnen, werken met een gespecialiseerd<br />

verpleegkundige. Dus <strong>het</strong> consult ziet er vaak zo uit dat wij heel veel<br />

informatie geven, omdat we ook een informatieplicht hebben. Dus dat is een<br />

enorm stuk wat op ons bordje ligt. Het geven van informatie en <strong>het</strong> checken of<br />

PATIËNTEN ZIJN STEEDS MEER<br />

MEDISCHE VRAGEN GAAN STELLEN<br />

<strong>het</strong> begrepen is. En dan komen ze die keer erop vaak met vragen bij de<br />

oncologie verpleegkundige. En dat zijn natuurlijk ook wat meer vragen van:<br />

“Hoe moet ik <strong>het</strong> thuis regelen, hoe lang zal ik eruit zijn, kan ik nog werken.”<br />

…. Feitelijk die tweede keer die we vroeger zelf deden, die doen we nou niet<br />

meer zelf. Dat betekent dat <strong>het</strong> hele stuk van uiten van nog eens een keer<br />

emoties of management of eventueel aanbevelingen doen, dat stukje ligt<br />

vaak bij de oncologie verpleegkundige, dus dat maak ik niet altijd mee.’<br />

Patiënten lijken <strong>het</strong> bovendien makkelijker te vinden hun bezorgdheid te<br />

uiten tegen een verpleegkundige dan tegen een arts.<br />

Claimend gedrag<br />

Over de eisende gedragsuitingen, consumentisme en claimend gedrag,<br />

verschilden de meningen. Sommigen merkten op dat eisend gedrag niet<br />

echt voorkomt onder vrouwelijke borstkankerpatiënten. Anderen gaven<br />

aan wel te maken te hebben met patiënten die consumentistisch gedrag<br />

vertonen, vooral wanneer zij slecht nieuws ontvangen. “Mensen vinden <strong>het</strong><br />

fantastisch als ze met drie scanaanvragen de deur uit gaan en mensen vinden<br />

<strong>het</strong> vreselijk als ik zeg dat er geen enkele scan is die kan tonen hoe <strong>het</strong> precies<br />

zit. “Maar moet ik dan toch niet in Amsterdam zijn dokter, want daar hebben<br />

ze toch vast wel andere scans’’ van: “daar weten ze vast wel iets meer”. En dat<br />

wordt gestimuleerd door zorgverzekeraars, media, sites.”<br />

Wat betreft ‘claimend gedrag’, onderdeel van <strong>het</strong> eisende gedrag gaf één<br />

van de artsen aan dat patiënten denken recht te hebben op bepaalde<br />

scans of onderzoeken, omdat zij verzekerd zijn: ‘Maar ze willen niet een<br />

MRI scan, ze willen een gratis MRI scan. Dat willen ze, omdat ze menen dat<br />

ze daar recht op hebben. Dan zeg ik: “Dat recht hebt u niet” natuurlijk niet<br />

met zoveel woorden, maar in feite wel van: “Er is geen indicatie voor en <strong>het</strong> is<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 39


40<br />

Mondigheid<br />

Figuur 1 : Model mondigheid.<br />

niet zo dat iedereen hier naar binnen kan lopen en kan zeggen: “Ik wil een<br />

MRI scan of een PET scan of een vul maar in scan.” Ja dat is wel eens<br />

onaangenaam.’<br />

Agressie<br />

Tot slot agressie. Slechts twee artsen hadden hier wel eens mee te maken<br />

gehad tijdens de consulten met borstkankerpatiënten. Het zou hier gaan<br />

om een subtiele uiting van instrumentele agressie en agressieve<br />

uitingen tegenover de arts in de rol van brenger van slecht nieuws.<br />

Instrumentele agressie wil zeggen dat patiënten agressie gebruiken om<br />

een bepaald doel te bereiken, bijvoorbeeld <strong>het</strong> krijgen van een bepaald<br />

onderzoek. Opvallend is dat patiënten <strong>het</strong> nog steeds makkelijker<br />

schijnen te vinden hun agressieve gevoelens te uiten tegenover de<br />

verpleegkundige en de huisarts. Het feit dat <strong>het</strong> hier gaat om vrouwelijke<br />

borstkankerpatiënten speelt waarschijnlijk een rol bij <strong>het</strong> weinig<br />

voorkomen van de gedragsuiting agressie. Tevens speelt <strong>het</strong> feit dat<br />

borstkanker een ziekte is die steeds meer voorkomt en steeds beter te<br />

behandelen is ook een rol bij <strong>het</strong> weinig voorkomen van agressieve<br />

vrouwelijke borstkankerpatiënten.<br />

Effecten<br />

Een belangrijk eff ect van de toegenomen mondigheid is dat <strong>het</strong> consult<br />

zoveel mogelijk ingericht is naar de behoeften van de patiënt. In de<br />

afgelopen tien jaar zijn de behandelingen ingewikkelder en persoonlijker<br />

geworden. Iedere patiënt krijgt hierdoor een behandeling op maat en<br />

wordt actief betrokken bij <strong>het</strong> maken van <strong>het</strong> behandelplan. De mate<br />

waarin dit gebeurt verschilt echter nog per ziekenhuis. Dus door in te<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

Actieve<br />

communicatie<br />

Eisend<br />

gedrag<br />

PATIËNTEN DENKEN RECHT TE HEBBEN<br />

OP BEPAALDE SCANS OF ONDERZOEKEN<br />

Vragen stellen<br />

Het geven van een<br />

mening<br />

Het uiten van<br />

bezorgdheid<br />

Consumentisme<br />

Claimend gedrag<br />

Agressie<br />

Second opinion aanvragen<br />

Aanvragen borstreconstructie<br />

Overige medische vragen<br />

Aanbevelingen doen<br />

Voorkeur voor een<br />

behandeling aangeven<br />

Het oneens zijn met de arts<br />

Mening geven over <strong>het</strong><br />

managen van de ziekte<br />

Het uiten van bezorgdheid of<br />

andere negatieve emoties<br />

Emotionele agressie<br />

Instrumentele agressie<br />

spelen op de behoeften die patiënten de afgelopen jaren hebben geuit<br />

naar hun artsen, is <strong>het</strong> consult in een aantal ziekenhuizen persoonlijker en<br />

meer patiëntgericht geworden.<br />

Patiënten zijn tegenwoordig beter op de hoogte van bepaalde aspecten<br />

van de ziekte of behandeling. Daardoor is <strong>het</strong> voor de artsen gemakkelijker<br />

geworden om over bepaalde zaken te praten.<br />

Naast <strong>het</strong> feit dat de inhoud van <strong>het</strong> consult is veranderd, heeft de<br />

toegenomen mondigheid van de vrouwelijke borstkankerpatiënt ook<br />

eff ect op de relatie tussen de arts en de patiënt.<br />

Er is sprake van een verandering in de rol die de arts aanneemt tijdens <strong>het</strong><br />

gesprek met de patiënt. Dit heeft allereerst te maken met de komst van de<br />

mammacare verpleegkundige die een deel van de communicatie voor<br />

haar rekening neemt. Een voordeel hiervan is dat de mammacare<br />

verpleegkundige nog een keer aan de patiënt vertelt wat de arts al eerder<br />

heeft verteld: ‘Maar je weet wel dat een deel nog eens extra wordt besproken<br />

en dat geeft in ieder geval een beter gevoel en dat is voor de patiënt ook heel<br />

plezierig. Want de patiënt die weet ook dat er bepaalde dingen zijn waarmee<br />

ze liever naar de mammacare verpleegkundige gaan om dat te bespreken.<br />

Dus daar is de communicatie ook wel wat anders, daar kunnen we ook echt<br />

focussen op <strong>het</strong> medisch inhoudelijke deel. De rest komt wel bij de nurse<br />

practitioners’.<br />

Ten tweede speelt de toegenomen mondigheid een belangrijke rol in <strong>het</strong><br />

veranderen van de communicatierol van de arts. Doordat patiënten beter<br />

geïnformeerd zijn, komen ze met gerichte vragen tijdens <strong>het</strong> consult. Dit<br />

heeft tot gevolg dat artsen patiënten over onderwerpen moeten<br />

voorlichten die tien jaar geleden niet aan bod kwamen.<br />

Tot slot draagt ook <strong>het</strong> feit dat de behandelingen persoonlijker en<br />

ingewikkelder zijn geworden, er aan bij dat de arts vaak de rol van<br />

voorlichter aan moet nemen tijdens een gesprek. De arts heeft een<br />

informatieplicht en dient de patiënt dus op de hoogte te brengen van alle<br />

aspecten van de behandeling: ‘Er valt ook veel meer voor te lichten, (…). Het<br />

is allemaal heel wat genuanceerder geworden dan vroeger. En dat moet je ook


doen, want dat voorkomt een hoop misverstanden of vragen achteraf of lelijke<br />

gezichten als je informatie van tevoren geeft’.<br />

Expertrol<br />

Niet alleen de arts heeft een andere rol aangenomen tijdens de consulten,<br />

ook de patiënt kan een andere rol innemen. Een voorbeeld hiervan is de<br />

expertrol, waarbij de patiënt zich gedraagt als een expert. Doordat ze<br />

bijvoorbeeld informatie lezen die bedoeld is voor experts, denken<br />

patiënten dat zij zelf expert zijn op <strong>het</strong> gebied van borstkanker.<br />

Belangrijk hierbij is dat de arts de patiënt duidelijk maakt wat van<br />

toepassing is op haar specifi eke situatie en wat zinvol is en wat niet. Dit<br />

laatste is bijvoorbeeld van belang wanneer een patiënt via second<br />

opinions probeert haar gelijk te krijgen.<br />

Tot slot heeft de toegenomen mondigheid onder borstkankerpatiënten<br />

als eff ect gehad dat consulten over <strong>het</strong> algemeen langer duren dan tien<br />

jaar geleden: ‘Want zeker met de mondigere patiënt is de duur natuurlijk wel<br />

toegenomen en ook de frequentie waarmee ze je willen zien. Mensen zijn wel<br />

soms heel erg op zichzelf gefocust en dan hebben ze werkelijk vragenlijsten en<br />

die kunnen gewoon zonder problemen drie kwartier blijven zitten.’<br />

Eén arts vond juist dat de consulten met de borstkankerpatiënten in tijd<br />

zijn afgenomen, doordat er een mammacare verpleegkundige bij<br />

aanwezig is. Hierdoor kan de arts zich beperken tot de noodzakelijke<br />

informatie en de rest overlaten aan de verpleegkundige.<br />

Conclusie<br />

De geïnterviewde artsen bevestigen dat in <strong>het</strong> voorbije decennium de<br />

mondigheid van patiënten is toegenomen. Deze uit zich met name in <strong>het</strong><br />

stellen van medische vragen, <strong>het</strong> uiten van bezorgdheid en <strong>het</strong> aangeven<br />

van een voorkeur voor een behandeling. Het echt oneens zijn met de arts,<br />

consumentisme, claimend gedrag en agressie komen amper voor.<br />

Oorzaken van de toename zijn de gemakkelijk toegankelijke informatievoorziening<br />

via internet, de uitbreiding van voorlichting door ziekenhuizen<br />

(brochures en folders) en de toegenomen media-aandacht.<br />

De mondigheid heeft gevolgen voor de gespreksrolverdeling tussen arts<br />

en patiënt. Het gesprek is meer gericht op instemming van de patiënt en<br />

op overeenstemming tussen beide. De afstand tussen arts en patiënt is<br />

minder groot geworden. De arts heeft daarnaast meer de rol van<br />

voorlichter gekregen met betrekking tot mogelijkheden en alternatieven<br />

voor diagnose en behandeling. Deze rolverandering heeft tot gevolg dat<br />

de arts zich op medisch-inhoudelijke aspecten in <strong>het</strong> gesprek concentreert<br />

en paramedische zaken ter bespreking overlaat aan de verpleegkundige.<br />

Deze taakverdeling is een van de voorbeelden waarmee<br />

zorgcentra structureel anticiperen op de mondigere patiënt.<br />

Deze veranderde manier van communiceren kan positieve gevolgen<br />

hebben voor de mate van betrokkenheid van de borstkankerpatiënt.<br />

Borstkankerpatiënten tonen meer betrokkenheid wanneer de arts de<br />

actieve deelname van de patiënt aanmoedigt en faciliteert. Een ander<br />

positief gevolg van <strong>het</strong> betrekken van patiënten bij <strong>het</strong> behandelingsproces<br />

is dat de patiënt <strong>het</strong> gevoel heeft meer controle te hebben over haar<br />

gezondheid.<br />

INFORMATIE<br />

MEER INFORMATIE OVER DIT ONDERWERP KUNT U KRIJGEN VIA AGOSELINK@LIVE.NL<br />

column | Ilona van der Loos<br />

Alles blijft anders<br />

Mijn buik groeit en de maanden verstrijken. We<br />

kijken uit naar eind juni en wachten geduldig tot we<br />

onze derde spruit in ons gezin kunnen verwelkomen.<br />

We maken plannen voor augustus, oktober als <strong>het</strong><br />

even kan ook al voor 2012 en verder.<br />

Zijn buik groeit ook als de maanden verstrijken.<br />

Ascitis ten gevolge van zijn hepacellulair carcinoom<br />

hoopt zich op. Hij kijkt ook uit naar eind juni en<br />

wacht geduldig tot hij zijn derde kleinkind in zijn armen kan sluiten. We<br />

hebben <strong>het</strong> afgelopen half jaar geleerd dat we geen garanties krijgen<br />

op wat er komen gaat. Daarom hebben mijn man en ik geopperd de<br />

naam en <strong>het</strong> geboortekaartje in een gesloten envelop aan mijn<br />

stiefvader te geven, zodat hij die op een zelfgekozen moment kan<br />

openmaken. Het werd ons niet in dank afgenomen. Het werd resoluut<br />

geweigerd: ik ben er nog in juni! Hij wil ook nog graag een keer gaan<br />

vliegen over <strong>het</strong> mooie Brabantse land. Geen probleem, dat regelen<br />

we. Maar niet nu, nee ná de zomer…is <strong>het</strong> antwoord.<br />

Ik manoeuvreer tussen reëel blijven en iemand niet alle hoop<br />

ontnemen. Het is een wankel evenwicht, zeker omdat mijn stiefvader<br />

me heeft gevraagd te allen tijden eerlijk te blijven.<br />

Vroeger kon hij toe met een uur of 5 slaap per nacht, nu is 12 uur amper<br />

voldoende. Hij heeft geen idee hoe dat komt. De nieuwe huisarts komt<br />

hem voortaan thuis bezoeken. Dat vindt mijn stiefvader erg attent,<br />

maar ‘wat zal de huisarts <strong>het</strong> er druk mee hebben als hij dat met<br />

iedereen doet’. Het kost me moeite om niet direct te reageren: Je bent<br />

ziek, je wordt niet behandeld, je gaat dood…wake-up en doe wat je<br />

nog wil doen.<br />

Mijn moeder verwoordt <strong>het</strong> mooi: je hoort van iedereen dat je moet<br />

genieten nu <strong>het</strong> nog kan, maar met je hoofd vol zorgen en onzekerheid<br />

is dit bijna onmogelijk. Het is allemaal anders. Als de eerste paniek van<br />

na de diagnose is weg geëbd en <strong>het</strong> ziekteproces langzamer gaat dan<br />

voorspeld, kom je in een soort niemandsland terecht. Kunnen we nog<br />

op vakantie gaan of zijn de risico’s te groot? En wanneer is <strong>het</strong> geschikte<br />

moment? In een laatste halfslachtige poging ze een beslissing te laten<br />

nemen gooi ik er maar een cliché tegenaan: van uitstel komt afstel.<br />

Beslis wat je wil, dan kun je <strong>het</strong> loslaten. Niet(s) beslissen geeft onrust.<br />

Ik heb gemakkelijk praten met de wereld aan mijn voeten. Ik ben jong,<br />

gezond en heb alles wat mijn hartje begeert. Mijn plannen reiken tot<br />

voorbij de horizon. Alles blijft anders als je horizon niet verder reikt dan<br />

<strong>het</strong> hier en nu.<br />

ILONA VAN DER LOOS WERKT ALS ONCOLOGIEVERPLEEGKUNDIGE IN HET VERPLEEGTECHNISCH<br />

TEAM VAN VIVENT.<br />

“ALLES BLIJFT ANDERS” BLØF EMI MUSIC NETHERLANDS BV 2011<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 41


42<br />

Communiceer, respecteer en reageer ter voorkoming van<br />

Medicatie-interactie<br />

• Margaret Schot, verpleegkundig specialist interne • Marianne Keessen verpleegkundig specialist farmacologie. Beiden werkzaam in <strong>het</strong> <strong>Nederland</strong>s Kanker Instituut-Antoni van Leeuwenhoek Ziekenhuis<br />

te Amsterdam.<br />

In de oncologie is inzicht in de medicatie-interactie tussen chemotherapie<br />

onderling of met andere tegelijkertijd toegediende medicamenten,<br />

CAM of voeding van groot belang.<br />

Chemotherapie betreft een behandeling met een smalle therapeutische<br />

index. Met andere woorden: de ruimte tussen (mogelijke)<br />

eff ectieve en toxische concentraties is erg klein. Medicatie-interactie<br />

beïnvloedt de concentratie, waardoor er kans op over- of onderdosering<br />

ontstaat.<br />

Een te lage concentratie kan tot onvoldoende eff ectiviteit leiden,<br />

daarentegen kan een te hoge concentratie tot levensbedreigende<br />

situaties leiden.<br />

De vergrijzing van de bevolking en de polyfarmacie die dit met zich<br />

meebrengt, alsmede <strong>het</strong> toenemende gebruik van CAM, doet de<br />

kans op medicatie-interactie toenemen.<br />

ADME-processen<br />

Wanneer een medicament de absorptie, distributie, metabolisatie<br />

en/of excretie (ADME) van een ander medicament verandert, spreekt<br />

men van een medicatie-interactie.<br />

Kennis van de ADME-processen is voor verpleegkundigen onontbeerlijk<br />

bij een goede voorlichting over de mogelijke eff ecten.<br />

Absorptie<br />

Van de huidige in ontwikkeling zijnde medicatie tegen kanker,<br />

bestaat 20-25% uit medicatie in orale toedieningsvorm.<br />

Enerzijds betreft dit de ‘traditionele’ chemotherapie (cytostatica):<br />

nieuw ontwikkelde medicamenten of ‘oude bekenden’ die voorheen<br />

intraveneus werden toegediend. Anderzijds bestaan er de sterk in<br />

ontwikkeling zijnde doelgerichte therapieën.<br />

De grote belangstellingvoor de ontwikkeling van orale chemotherapie<br />

is drieledig:<br />

• een langdurige, continue behandeling kan een therapeutisch<br />

voordeel hebben<br />

• <strong>het</strong> grootste deel van de patiënten geeft de voorkeur aan orale<br />

toediening<br />

• er vindt een kostenbesparing plaats van indirecte kosten, zoals<br />

ziekenhuisopname en benodigde materialen<br />

Anders dan bij intraveneuze therapieën, waarbij 100% van de<br />

toegediende medicatie in de bloedbaan terecht komt, is dit van een<br />

oraal medicament variabel.<br />

Van invloed hierop zijn de formulering van <strong>het</strong> medicament<br />

(o.a. de oplosbaarheid in water of vet en de stabiliteit in <strong>het</strong><br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

maag-darmkanaal), de interactie met voeding en andere medicamenten<br />

en tot slot <strong>het</strong> zogenaamde ‘fi rst-pass-eff ect’, welke<br />

hieronder wordt toegelicht.<br />

In de maag- en darmwand zijn enzymen (eiwitten) aanwezig die <strong>het</strong><br />

lichaam helpen en beschermen, door zich te binden aan zowel<br />

nuttige als potentieel schadelijke stoff en die <strong>het</strong> maag-darmkanaal<br />

binnenkomen. Door deze verbinding worden stoff en (bijv. voeding,<br />

medicijnen) wel of niet opgenomen en/of omgezet in andere<br />

stoff en.<br />

Deze enzymen bevinden zich eveneens in de lever, alwaar <strong>het</strong>zelfde<br />

proces zich (opnieuw) voordoet.<br />

Het gevolg hiervan kan zijn dat er maar een bepaald percentage in<br />

<strong>het</strong> bloed terecht komt. De hoogte van <strong>het</strong> percentage is variabel en<br />

van meerdere factoren afhankelijk.<br />

Daarnaast kan voeding, andere medicatie of CAM de absorptie<br />

vertragen, verminderen of vermeerderen.<br />

Figuur 1 laat zien dat door <strong>het</strong> ‘fi rst-pass-eff ect’ <strong>het</strong> percentage van<br />

felodipine (antihypertensivum) in <strong>het</strong> bloed slechts 15% is ten<br />

opzichte van de ingenomen dosis. Door een interactie met<br />

grapefruit wordt dit percentage echter verdrievoudigd. Dit toont<br />

Figuur 1. First-pass-eff ect.


Samenvatting<br />

De oncologische patiënt gebruikt, naast de medicatie voor zijn behandeling, vaak andere medicijnen en complementaire en alternatieve middelen<br />

(CAM). Het gebruik van elk middel afzonderlijk kan leiden tot een bepaald eff ect. Zodra er meerdere middelen naast elkaar worden gebruikt bestaat<br />

<strong>het</strong> gevaar dat deze elkaar beïnvloeden. Dit kan tot gevolg hebben dat er onverwachte en vaak ongewenste eff ecten ontstaan. Communicatie met de<br />

patiënt is essentieel om een goede zorg met de beste uitkomsten te bereiken.<br />

aan dat <strong>het</strong> rekening houden met, en <strong>het</strong> informeren van de patiënt over<br />

een mogelijke interactie essentieel is voor een eff ectieve en veilige<br />

behandeling.<br />

Distributie<br />

De distributie ofwel verdeling van de medicatie via <strong>het</strong> bloed is voor een<br />

groot deel afhankelijk van de eiwitbindingscapaciteit van <strong>het</strong> medicament<br />

en de doorbloeding van <strong>het</strong> weefsel.<br />

Antikanker medicatie kan zich in de bloedbaan aan diverse eiwitten of<br />

bloedcellen binden. Slechts <strong>het</strong> ongebonden deel is in staat door te<br />

dringen in de weefsels.<br />

Opname van medicatie vanuit de bloedbaan naar de weefsels gaat door<br />

middel van:<br />

• passieve diff usie, waarbij <strong>het</strong> transport door de celmembraan in beide<br />

richtingen mogelijk is van de hogere naar de lagere concentratie.<br />

• actief transport welke in één richting verloopt, dit kan tegen de<br />

concentratiegradiënt in (en kost energie). Dit actieve transport<br />

verloopt via zogenaamde drugtransporters, waaronder <strong>het</strong> P-glycoproteïne<br />

(P-gp). Hierbij kan verzadiging van de transportmogelijkheid<br />

optreden.<br />

Het is inmiddels duidelijk dat <strong>het</strong> P-glycoproteïne een belangrijke rol<br />

speelt bij <strong>het</strong> zogenaamde ‘effl uxmechanisme’, een afweersysteem tegen<br />

toxische stoff en, welke opname in de cel tegenwerkt en toxische stoff en<br />

de cel uitwerkt.<br />

De belangrijkste locaties van <strong>het</strong> P-glycoproteïne zijn <strong>het</strong> maag-darmkanaal,<br />

de lever, de nieren, de placenta, de bloed-hersenbarriere, tumoren<br />

en lymfocyten.<br />

Wanneer er veel P-glycoproteïne in tumorcellen aanwezig is leidt dit tot<br />

resistentie voor medicamenten.<br />

Gebruik van medicatie welke de hoeveelheid van <strong>het</strong> P-glycoproteïne kan<br />

beïnvloeden kan leiden tot een signifi cante medicatie-interactie.<br />

Metabolisatie<br />

Metabolisatie of stofwisseling is de chemische omzetting van een stof,<br />

waarbij deze uiteenvalt in metabolieten (afbraakproducten). Dit vindt<br />

veelal plaats in de lever, met behulp van enzymen, maar kan ook<br />

plaatsvinden in darm, nieren, longen, bloed, placenta en huid.<br />

In de lever vindt de stofwisseling met name plaats door <strong>het</strong> cytochroom<br />

P-450 enzymsysteem. Een onderdeel hiervan is de CYP3A4 wat<br />

verantwoordelijk is voor de omzetting van ongeveer 50% van alle<br />

medicatie.<br />

Metabolisatie leidt in de meeste gevallen tot inactivatie van een<br />

medicament. In <strong>het</strong> geval van een zogenaamde ‘prodrug’ kan <strong>het</strong><br />

echter ook leiden tot activatie, waarbij <strong>het</strong> actieve bestanddeel vrijkomt<br />

(= actieve metaboliet). Het toegediende medicament is dan pas werkzaam<br />

na omzetting. Voorbeelden hiervan zijn capecitabine, irinotecan,<br />

ifosfamide en etoposide.<br />

Medicatie-interactie tijdens <strong>het</strong> metabolisatieproces is afhankelijk van<br />

remming of activering van <strong>het</strong> enzymsysteem en de stoff en die hierdoor<br />

worden omgezet.<br />

Remming (inhibitie) van CYP450 en drugtransporters, zoals <strong>het</strong> P-gp leidt<br />

tot een vertraagde metabolisatie van een medicament. Dit heeft tot<br />

gevolg dat de concentratie verhoogt, met als gevolg dat de bijwerkingen<br />

kunnen toenemen.<br />

Activering (inductie) van deze enzymen leidt tot een versnelde metabolisatie,<br />

waardoor de concentratie verlaagt en de eff ectiviteit, de werking<br />

van <strong>het</strong> medicament, kan afnemen. Bij een prodrug leidt dit tot <strong>het</strong><br />

omgekeerde.<br />

Als meerdere medicamenten omgezet worden door <strong>het</strong>zelfde enzym, kan<br />

<strong>het</strong> zijn dat <strong>het</strong> ene medicament de ander verdringt. Met als gevolg dat<br />

<strong>het</strong> verdrongen medicament minder of niet wordt omgezet en dat de concentratie<br />

te hoog blijft.<br />

Het bespreken van de gebruikte middelen op de polikliniek.<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 43


44<br />

Figuur 2 geeft aan welke interacties met chemotherapie potentieel op<br />

basis van CYP3A4 remming of activatie kunnen plaatsvinden. De<br />

medicatie in de linkerkolom remt <strong>het</strong> enzymsysteem, waardoor de<br />

middelen in de middenkolom minder of langzamer worden omgezet. Die<br />

middelen blijven dus (langer) in een hogere concentratie aanwezig. Dit<br />

kan leiden tot meer toxiciteit.<br />

De middelen in de rechterkolom zorgen voor een activering van <strong>het</strong><br />

enzymsysteem waardoor de middelen in middenkolom meer of sneller<br />

worden omgezet. Die middelen worden dus sneller afgebroken en zijn in<br />

een lagere concentratie aanwezig. Dit kan leiden tot minder eff ectiviteit.<br />

Wat betreft de CAM in de rechter kolom zijn aanwijzingen gevonden voor<br />

mogelijke interacties, klinische eff ecten zijn vooralsnog niet aangetoond.<br />

Excretie<br />

Enkele medicamenten worden onveranderd uitgescheiden, van de meeste<br />

echter worden de metabolieten als afbraakproducten uitgescheiden.<br />

Veruit de belangrijkste weg waarop een stof uit <strong>het</strong> lichaam verwijderd kan<br />

worden is via de nieren. Afbraakproducten worden ook hier via actief<br />

transport met behulp van drugtansporters zoals <strong>het</strong> P-gp uitgescheiden.<br />

Ook hier geldt als meerdere afbraakproducten afhankelijk zijn van dezelfde<br />

drugtransporter dat ze elkaar kunnen verdringen. Dit heeft tot gevolg dat<br />

bepaalde afbraakproducten niet of pas later worden uitgescheiden.<br />

Daarnaast kunnen ook functionele storingen van de nier de excretie<br />

beïnvloeden.<br />

Een klein deel van de excretie vindt plaats door de lever.<br />

Met name in vet oplosbare afbraakproducten metabolieten met een grote<br />

molecuulmassa kunnen via de gal en de faeces uitgescheiden worden.<br />

En ook hier betekent een vermindering van de leverfunctie (door<br />

bijvoorbeeld hepatitis of uitzaaiingen), als ook een obstructie van de<br />

galwegen, dat de uitscheiding belemmerd kan worden.<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

Figuur 2. Medicatie-interactie CYP3A4.<br />

Minimale excretie vindt plaats via uitademing, speeksel, transpiratie en<br />

haren. Deze zijn echter kwantitatief verwaarloosbaar.<br />

Pharmacodynamische interactie<br />

Naast de pharmacokinetische interacties, als beschreven bij de ADMEprocessen<br />

kunnen medicamenten elkaar ook op dynamisch niveau<br />

beïnvloeden.<br />

Men onderscheid vier soorten pharmacodynamische interacties:<br />

1. synergistische interactie, waarbij de medicamenten elkaars werking<br />

versterken (bijv. 5FU en leucovorin)<br />

2. antagonistische interactie, als de werking van beide medicamenten<br />

minder is dan bij individuele toediening<br />

3. additieve interactie, wanneer de werking niet meer is dan de cumulatieve<br />

individuele werking<br />

4. volgorde afhankelijke interactie, waarbij de volgorde van toediening<br />

bepalend is voor <strong>het</strong> gedrag (bijv. paclitaxel voorafgaand aan carboplatin<br />

vermindert thrombopenie)<br />

Klinische toepasbaarheid<br />

Op basis van begrip van de ADME mechanismen, alsmede pharmacokinetisch<br />

en -dynamisch onderzoek is <strong>het</strong> mogelijk behandelschema’s en<br />

-voorschriften op te stellen die <strong>het</strong> mogelijk maken om een veilige en<br />

eff ectieve behandeling te geven.<br />

Medicatie-interactie kan ook bewust gebruikt worden. Recent onderzoek<br />

waarbij oraal docetaxel tegelijk met ritonavir wordt ingenomen laat zien<br />

dat er een hoger percentage van docetaxel in <strong>het</strong> bloed terecht komt en<br />

ook minder snel afgebroken wordt. Bovendien is de toxiciteit ten opzichte<br />

van intraveneuze toediening afgenomen.<br />

In de toekomst zullen ongetwijfeld meer mogelijkheden gevonden<br />

worden.


Vooralsnog bestaat er nog veel onduidelijkheid over de rol van Complementary<br />

and Alternative Medicine (CAM) bij interacties.<br />

Ondanks een gebrek aan ondersteunend onderzoek, wordt gedacht dat<br />

<strong>het</strong> gebruik van CAM signifi cant bijdraagt aan onverwachte toxiciteiten en<br />

onderbehandeling door verschillen in concentratie van de anti-kanker<br />

medicatie bij kankerpatiënten.<br />

Het is evident dat meer onderzoek nodig is om inzicht te krijgen in<br />

medicatie-interacties veroorzaakt door CAM en om richtlijnen voor <strong>het</strong><br />

gebruik hiervan op te stellen.<br />

CAM-gebruik<br />

Het gebruik van CAM is omvangrijk. Dit geldt zowel voor de gezonde<br />

bevolking als bij oncologische patiënten. Het valt vaak buiten <strong>het</strong> zicht<br />

van de oncologieverpleegkundige en is geen onderdeel van de reguliere<br />

behandeling.<br />

In dit artikel wordt gekeken naar <strong>het</strong> gebruik van CAM-middelen waar<br />

potentieel farmacologisch werkzame stoff en inzitten.<br />

Afhankelijk van verschillende onderzoeken in de periode 1999-2006 in de<br />

VS maakt 64-81% van de patiënten gebruik van vitamines en mineralen en<br />

26-77% gebruik van multivitamines. De laatste decennia is er een<br />

duidelijke toename in <strong>het</strong> gebruik, waarbij de hoogste toename <strong>het</strong><br />

gebruik van kruiden betreft. In <strong>Nederland</strong> is minder onderzoek gedaan.<br />

Onderzoek uit 2003 en 2004 spreekt over gebruik van voedingssupplementen<br />

bij ruim 50% van de patiënten. Opvallend in de verschillende<br />

onderzoeken is een tot wel twee-en-een-half maal hoger gebruik bij<br />

patiënten die chemotherapie krijgen ten opzichte van <strong>het</strong> gebruik bij<br />

andere behandelingen. Eigen onderzoek, uitgevoerd bij 89 mammacare<br />

patiënten in <strong>het</strong> AVL, die behandeld werden met curatieve intentie, liet<br />

een gebruikpercentage van 60% zien.<br />

Het gebruik varieerde van één multi-vitaminepreparaat één maal per dag<br />

tot wel 23 verschillende middelen één tot vier maal daags.<br />

Redenen voor gebruik zijn divers en variëren van vermindering van angst,<br />

vermindering van klachten, <strong>het</strong> oppeppen van <strong>het</strong> immuunsysteem,<br />

gevoel van controle hebben, hoop op langere overleving, betere coping<br />

met de ziekte, aanpassing van “verkeerde” levensstijl tot ontevredenheid<br />

met de reguliere behandeling.<br />

Jonas (2001) beschrijft de algemene redenen voor CAM gebruik:<br />

1. een Holistische benadering met ook aandacht voor psychologische en<br />

sociale aspecten<br />

2. pragmatisch omdat de reguliere geneeskunde niet overal een goed<br />

antwoord voor heeft<br />

3. CAM wordt geacht veilig te zijn omdat <strong>het</strong> op een natuurlijke basis is<br />

4. een actievere rol voor de patiënt zelf.<br />

Aandachtspunten bij CAM-gebruik<br />

Veiligheid<br />

• bij geneesmiddelen geldt de regel <strong>het</strong> is onveilig tenzij <strong>het</strong> tegendeel<br />

door goed wetenschappelijk onderzoek is bewezen. Bij voedingssupplementen<br />

geldt <strong>het</strong> is veilig tenzij <strong>het</strong> tegendeel is bewezen. Dit houdt<br />

in dat pas als er problemen zijn er verder onderzoek naar gedaan wordt.<br />

• als er gesproken wordt over “natuurlijke middelen” houdt dit niet<br />

automatisch in dat <strong>het</strong> veilig is. Men realiseert zich niet dat in de natuur<br />

zeer giftige stoff en kunnen voorkomen.<br />

De middelen van 1 patiënt overzichtelijk in een koff ertje.<br />

• <strong>het</strong> gebruik wordt niet geregistreerd wat als gevolg heeft dat niet goed<br />

bekend is wat de mogelijke bijwerkingen en interacties zijn.<br />

Productie<br />

• CAM vallen niet onder de “Wet op de geneesmiddelen” en <strong>het</strong><br />

productieproces staat dus niet onder dezelfde strenge controle. Dit<br />

houdt in dat afhankelijk van de fabrikant er verschillende samenstellingen<br />

zijn. Zelfs bij <strong>het</strong>zelfde middel van dezelfde fabrikant kan de<br />

samenstelling kwalitatief en kwantitatief variëren.<br />

• contaminatie: regelmatig worden er in geteste preparaten niet op <strong>het</strong><br />

etiket vermelde ingrediënten aangetroff en. Dat kan variëren van zware<br />

metalen tot medicatie.<br />

Gebruik<br />

• er is niet goed uitgezocht wat de juiste dosering en frequentie van <strong>het</strong><br />

gebruik zou moeten zijn.<br />

• <strong>het</strong> idee dat “meer” beter is. Soms gebruiken mensen mega doseringen<br />

in de hoop dat <strong>het</strong> dan zeker eff ect zal hebben.<br />

Informatie<br />

• reclame voor <strong>het</strong> gebruik van verschillende preparaten is soms erg<br />

ondoorzichtig, onduidelijk is waar de gezondheidsclaims op gebaseerd<br />

zijn. Zeker op Internet is vaak niet duidelijk wie de informatie er heeft<br />

opgezet, wanneer <strong>het</strong> er is opgezet, waar de informatie op gebaseerd is<br />

en met wie je contact kan opnemen bij vragen.<br />

Rol van de oncologieverpleegkundige<br />

Ondanks dat de gebruikte middelen vrij verkrijgbaar zijn en vaak<br />

worden toegepast buiten “<strong>het</strong> zicht” van de oncologieverpleegkundige<br />

is <strong>het</strong> voor de verpleegkundige van belang hiervan op de hoogte te<br />

zijn.<br />

Patiënten geven aan hier graag open over te communiceren met hun<br />

hulpverleners. Zij hechten ook waarde aan hun professionele mening.<br />

Zij willen echter graag goed geïnformeerd een weloverwogen<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 45


46<br />

beslissing kunnen nemen. De verpleegkundige is bij uitstek geschikt<br />

om samen met een patiënt te kijken welke motivatie aan <strong>het</strong> gebruik<br />

ten grondslag ligt. Waar een patiënt de informatie vandaan heeft. En<br />

wat voor verwachtingen een patiënt van <strong>het</strong> gebruik heeft en of dit<br />

reëel is.<br />

Het leert ons wat belangrijk is voor de patiënt in de coping met zijn ziekte<br />

en waar de reguliere behandeling mogelijk tekort schiet.<br />

Natuurlijk zijn zij vrij in hun keuze tot <strong>het</strong> gebruik. Van belang is de<br />

patiënt te informeren dat wij op de hoogte moeten zijn van <strong>het</strong> gebruik,<br />

‘NATUURLIJKE MIDDELEN’ ZIJN NIET<br />

PER DEFINITIE VEILIG<br />

dit uit veiligheidsoverwegingen. Het gebruik dient ook genoteerd te<br />

worden in <strong>het</strong> dossier en gecommuniceerd te worden met de arts. Als er<br />

sprake is van mogelijke interactie kan dit met de patiënt besproken<br />

worden. Als er twijfel is, is <strong>het</strong> raadzaam om een patiënt te adviseren de<br />

middelen niet tegelijk met de reguliere medicatie toe te passen. Als er<br />

geen interactie bekend is maar er onverwachte of ernstigere bijwerkingen<br />

gezien worden kan gekeken worden of er sprake van een interactie<br />

is. Als een patiënt zich realiseert dat er een mogelijke interactie<br />

plaatsvindt besluit hij vaak zelf <strong>het</strong> gebruik tijdelijk of blijvend te<br />

stoppen.<br />

In gesprek met de patiënt<br />

Als een patiënt CAM overweegt te gebruiken, dan wel gebruikt, zijn een<br />

aantal zaken van belang:<br />

Informatie<br />

• zorg dat u goed geïnformeerd bent. Kunt u de informatie uit verschillende<br />

bronnen halen of is er maar één bron beschikbaar? kunt u<br />

informatie over de therapie ook terugvinden bij <strong>het</strong> KWF of andere<br />

bekende instanties?<br />

• wat is <strong>het</strong> wetenschappelijk bewijs dat <strong>het</strong> veilig is en dat <strong>het</strong> werkt? Als<br />

er namen van artsen of onderzoekers vermeld worden, wordt er dan<br />

verwezen naar hun werkplek of naar gepubliceerde artikelen?<br />

• wees reëel over wat er geclaimd wordt, als gesproken wordt over een<br />

geneesmiddel voor kanker en/of vele andere ziekten, een wetenschappelijke<br />

doorbraak of een eeuwenoude remedie dan is dat zeker ook bij<br />

uw behandelend specialist bekend.<br />

Voorschrift<br />

• kijk of degene die u de therapie voorschrijft opgeleid is, ervaring heeft<br />

en aangesloten is bij een beroepsvereniging.<br />

• wordt bij vitaminen en sporenelementen aangegeven welk percentage<br />

van de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid (ADH) <strong>het</strong> betreft? Grote<br />

overschrijdingen van de ADH kan bij meerdere middelen schade<br />

teweeg brengen. Meer is niet per defi nitie beter.<br />

• worden mogelijke bijwerkingen en interacties vermeld?<br />

• is de dosering en wijze van gebruik goed beschreven?<br />

oncologica . nummer 02 . 2011<br />

Productie en levering<br />

• de kwaliteit van de productie van de CAM is belangrijk. Wordt er onder<br />

bepaalde kwaliteitsgaranties geproduceerd. Bijvoorbeeld <strong>het</strong> HACCP<br />

keurmerk van de voedingsmiddelenbranche.<br />

• wordt <strong>het</strong> los geleverd of is <strong>het</strong> netjes verpakt en staat erop wat er in zit<br />

en wie <strong>het</strong> levert?<br />

Gebruik<br />

• “natuurlijke middelen” zijn niet per defi nitie veilig. Ook in de natuur zijn<br />

veel giftige middelen. Verschillende cytostatica zoals Vincristine,<br />

Vinblatine en Paclitaxel zijn van plantaardige oorsprong.<br />

• realiseer u dat iedereen anders reageert op middelen of dit nu reguliere<br />

medicijnen zijn of andere middelen.<br />

• realiseer u dat alle middelen die tegelijkertijd gebruikt worden mogelijk<br />

onderling een interactie kunnen hebben. Een bekend voorbeeld is<br />

grapefruit wat de concentratie in <strong>het</strong> bloed van verschillende medicijnen<br />

kan beïnvloedden.<br />

• vertel uw hulpverleners wat u gebruikt zodat zij een overzicht hebben.<br />

Dit bevordert uw veiligheid.<br />

• wat bij de ene vorm van kanker kan helpen of veilig is hoeft dat niet bij<br />

een andere vorm te zijn. Denk bijvoorbeeld aan <strong>het</strong> gebruik van<br />

middelen tegen overgangsklachten, die vaak fyto-oestrogenen<br />

bevatten. Vrouwen die een hormoongevoelig mammacarcinoom<br />

hebben wordt afgeraden deze te gebruiken.<br />

• hoeveel kost <strong>het</strong> aan geld, tijd, moeite en wat hoopt u ermee te<br />

bereiken? Bent u bereid dat te investeren? Evalueer na een bepaalde<br />

tijd of <strong>het</strong> u oplevert wat u ervan verwacht<br />

• “meer” is niet per defi nitie beter. Alles wat u gebruikt of dat nu medicijnen,<br />

voedsel of andere middelen zijn heeft vaak zijn eigen veilige doseringen.<br />

Er zijn meerdere onderzoeken met vitaminen en sporenelementen in<br />

hoge doseringen geweest die een ongewenste uitkomst hadden.<br />

Conclusie<br />

De patiënt met kanker gebruikt vaak veel verschillende middelen naast<br />

elkaar. Dit zijn medicijnen ter bestrijding van de kanker en mogelijk ook in<br />

verband met andere ziektes. Daarnaast worden vaak middelen gebruikt<br />

tegen symptomen en bijwerkingen zoals pijn, misselijkheid, huiduitslag<br />

en obstipatie. Ook worden vaak middelen toegepast met andere redenen<br />

zoals: zich beter te voelen, angst te verminderen en een goede conditie te<br />

behouden.<br />

Kennis over CAM en medicatie-interactie is binnen de reguliere geneeskundige<br />

onvoldoende aanwezig. Het is duidelijk dat zowel de patiënt als<br />

de hulpverlener hier wel behoefte aan heeft.<br />

Om veilige behandeling van de patiënt te kunnen waarborgen is <strong>het</strong><br />

belangrijk om hierover in gesprek te gaan met de patiënt.<br />

Naar de mening van de schrijvers van dit artikel is <strong>het</strong> evenzo zo belangrijk<br />

dat eenduidige, <strong>Nederland</strong>stalige en evidence based informatie over de<br />

werking en mogelijke interacties van CAM op een centraal punt verzameld<br />

gaat worden, toegankelijk voor patiënten en hulpverleners.<br />

INFORMATIE<br />

MEER INFORMATIE OVER DIT ONDERWERP KUNT U INWINNEN VIA M.KEESSEN@NKI.NL EN<br />

M.SCHOT@NKI.NL


Colofon<br />

Oncologica is een uitgave van de Vereniging van Oncologie<br />

Verpleegkundigen (V&VN Oncologie) en verschijnt vier keer<br />

per jaar.<br />

Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of<br />

openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie,<br />

microfi lm of op welke wijze dan ook, zonder<br />

voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever.<br />

Oplage<br />

2.500 exemplaren<br />

Abonnementen en adreswijzigingen<br />

V&VN Oncologie<br />

Postbus 3135<br />

3502 GC Utrecht<br />

(030) 291 90 00<br />

E-mail: secretariaatoncologie@venvn.nl<br />

Redactie Oncologica<br />

E-mail: oncologica@venvn.nl<br />

Eindredactie en redactiecoördinatie<br />

Lucienne Bongers,<br />

Publisher Support, Zeist<br />

Redactie Oncomedia<br />

Jola Wijbrans<br />

Illustraties<br />

Coretta van Gils<br />

Fotografi e<br />

Peter Janssen<br />

Uitgever<br />

Reed Business Gezondheidszorg<br />

Postbus 152<br />

1000 AD Amsterdam<br />

Tel.: (020) 515 92 22<br />

Editorial Manager: Ben Konings<br />

E-mail: Ben.Konings@reedbusiness.nl<br />

Website: www.reedbusiness.nl<br />

Redactie<br />

Jan Alex van Spil<br />

(hoofdredacteur)<br />

Verpleegkundig Specialist, Isala klinieken,<br />

Zwolle<br />

Dinka den Hollander<br />

(redactielid)<br />

Verpleegkundige werkzaam in de oncologie,<br />

Gelre Ziekenhuizen, Apeldoorn<br />

Dorien van Benthem<br />

(coördinatie nieuwspagina’s)<br />

Stafmedewerker, IKA, Amsterdam<br />

Mariet Crijns<br />

(redactielid)<br />

Opleidingsadviseur NKI-AVL,<br />

Amsterdam<br />

Basisontwerp<br />

True Colours <strong>Nederland</strong>, Utrecht<br />

Vormgeving<br />

Scientifi c Publishing Services, Chennai<br />

Advertentieverkoop<br />

<strong>Cross</strong> Advertising<br />

Arlan van der Velden en Nick Konings<br />

020 515 97 66<br />

gezondheidszorg@crossadvertising.nl<br />

www.crossadvertising.nl<br />

ISSN<br />

0929-8703<br />

Aanbieden teksten<br />

Een artikel mag tussen de 1500 en 2500 woorden<br />

omvatten. Als dit niet voldoende is voor <strong>het</strong> gekozen<br />

onderwerp, dient overlegd te worden met de redactie.<br />

Ook voor <strong>het</strong> uiten van een mening of opinie over<br />

zaken die de verpleging of de beroepsgroep betreff en is<br />

plaats in Oncologica. Een opiniërende bijdrage wordt<br />

kort en bondig geschreven (tot 1400 woorden). Naam,<br />

voornaam/voorletters, eventuele titulatuur, huidige<br />

functie en instelling van de auteur(s) dienen vermeld te<br />

worden evenals <strong>het</strong> telefoonnummer overdag en een<br />

e-mailadres. De tekst dient in een Word document<br />

aangeleverd te worden. Maak geen gebruik van opmaakmogelijkheden;<br />

de tekst dient zo ‘kaal’ mogelijk getypt<br />

te zijn.<br />

Indeling van artikelen<br />

De titel dient bij voorkeur beknopt te zijn. Schrijf vervolgens<br />

een korte inleiding waarin zakelijk gesteld wordt<br />

over welk onderwerp <strong>het</strong> artikel gaat, hoe dit is afgebakend<br />

en wat de relevantie ervan is voor de lezer van<br />

Oncologica. Maak gebruik van tussenkoppen die, net als<br />

de titel, kort en bondig zijn.<br />

Gelieve zo min mogelijk (bij voorkeur helemaal niet)<br />

gebruik te maken van noten. Het gebruik van afkortingen<br />

dient vermeden te worden. Daarnaast dient een korte<br />

samenvatting van maximaal 100 woorden aangeleverd te<br />

worden.<br />

Anja Kleefsman<br />

(redactielid)<br />

Oncologieverpleegkundige interne<br />

afdeling , NKI-AVL, Amsterdam<br />

Peter Janssen<br />

(redactielid)<br />

Verpleegkundig Consulent Oncologie,<br />

Bernhoven, Oss/Veghel<br />

Ineke Lokker<br />

(redactielid)<br />

Oncologieverpleegkundige en wetenschappelijk<br />

onderzoeker, Erasmus MC, Rotterdam<br />

Inge Jagt<br />

(redactielid)<br />

Kwaliteitsfunctionaris en<br />

verplegingswetenschapper,<br />

Tergooiziekenhuizen Hilversum/Blaricum<br />

Illustraties<br />

Het meesturen van foto’s, tekeningen (indien digitaal:<br />

minimaal 300 kb in .jpg of .tif format, géén .gif format) of<br />

andere illustraties als tabellen en grafi eken wordt bijzonder<br />

op prijs gesteld. Bij materialen van anderen of reeds<br />

eerder gepubliceerde illustraties, dient de bron vermeld<br />

te worden en toestemming verkregen te zijn. Wanneer<br />

collega’s, patiënten of anderen herkenbaar in beeld zijn<br />

gebracht, moeten zij toestemming voor publicatie geven.<br />

Foto’s voorzien van bijschriften. Tekeningen, tabellen en<br />

grafi eken voorzien van bijschriften en zowel digitaal<br />

(minimaal 300 kb in .jpg of .tif format) als apart op genummerd<br />

vel aanleveren. In de tekst aangeven waar ze<br />

opgenomen moeten worden.<br />

Inzendingen<br />

Bijdragen voor Oncologica zenden aan: Redactie Oncologica,<br />

e-mail: oncologica@venvn.nl.<br />

Copyright<br />

Bij inzending van een bijdrage wordt <strong>het</strong> recht van<br />

publicatie aan Oncologica overgedragen. De redactie<br />

behoudt zich <strong>het</strong> recht voor ingezonden teksten te<br />

redigeren. De inhoud wordt daarbij uiteraard niet<br />

aangetast.<br />

Reacties op een artikel<br />

Het wordt ten zeerste op prijs gesteld indien voor de<br />

redactie relevante reacties (vragen, opmerkingen)<br />

op een artikel worden doorgestuurd naar<br />

oncologica@venvn.nl<br />

Gerrie Dijkzeul<br />

(redactielid)<br />

Seniorverpleegkundige hematologie en<br />

beenmergtransplantatie, LUMC, Leiden<br />

Marjon Geerts<br />

(redactielid)<br />

Verpleegkundig Specialist<br />

Diakonessenhuis, Utrecht<br />

Martine Folsche<br />

(adjunct-hoofdredacteur)<br />

Verpleegkundig Specialist Erasmus<br />

MC-Daniel den Hoed, Rotterdam<br />

Joke van Tuijl<br />

(redactielid)<br />

Coördinerend oncologieverpleegkundige<br />

Poli Interne Geneeskunde, MC Zuiderzee,<br />

Lelystad<br />

oncologica . nummer 02 . 2011 47


Tijdig<br />

compassiemoeheid<br />

herkennen kan<br />

ziekteverzuim<br />

terugdringen<br />

AUTEURS : Gerlien Bloodshoofd, Karin Kerkhof<br />

ISBN : 9789035231696<br />

UITGAVE : 1 e druk 2010<br />

PRIJS : € 17,50<br />

Compassiemoeheid<br />

Professionals in de gezondheidszorg hebben vaak te maken<br />

met pijn, angst, verdriet en traumatische ervaringen van<br />

patiënten. Zo kun je overbelast raken. In dat geval spreek je van<br />

compassiemoeheid. Uitputting of burn-out liggen dan op de loer.<br />

Compassiemoeheid is bedoeld voor iedereen die in de<br />

gezondheidszorg werkt, vooral professionals die veel aan <strong>het</strong> bed<br />

staan. Voor leidinggevenden is deze box een prima hulpmiddel om<br />

<strong>het</strong> onderwerp bespreekbaar te maken binnen <strong>het</strong> team.<br />

Gerlien Bloodshoofd en Karin Kerkhof zijn beiden<br />

verpleegkundige niveau 5 en eerste graad docent Hoger<br />

Gezondheidszorgonderwijs.<br />

Bestellen? Ga naar:<br />

www.elseviergezondheidszorg.nl

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!