12.01.2013 Views

HERMENEUS jrg 64-1992 nummer 1 - Tresoar

HERMENEUS jrg 64-1992 nummer 1 - Tresoar

HERMENEUS jrg 64-1992 nummer 1 - Tresoar

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De derde zang is nog weer specifieker: de zangen gaan van algemeen naar bijzonder.<br />

De ik - krijgsman en verteller zijn nu werkelijk één - wordt daags voor de vrede met<br />

zes anderen op verkenning gestuurd. Alleen hijzelf overleeft de tocht. Na de oorlog<br />

ontmoet hij de vader van een van die gesneuvelde krijgsmakkers. Deze wil graag het<br />

lijk van zijn zoon in zijn eigen tuin begraven. De ik en de vader graven het lijk op:<br />

nu ja, wat doe je, ik deed het, ik groef<br />

hem op met zijn vader, becijferde hem<br />

aan zijn plaatje, hij hing<br />

uit elkaar, een weke lauwwarme massa, mijn hand<br />

schoot polsdiep in zijn lichaam, schrok<br />

van het materiaal dat onzinnig<br />

een gat waarmaakte<br />

Na de illegale begrafenis drinken vader en verteller een borreltje, onder een plataan:<br />

een verwijzing naar Plato’s Phaidros. waar deze boom nu juist een locus amoenus<br />

markeert. De ik vertelt over zijn vriend, maar verzwijgt hoe beestachtig ze zich hebben<br />

gedragen:<br />

ik deed<br />

zijn waarheid weinig geweld aan, verzweeg<br />

alleen al dat onzegbare de luizen de hoeren en hoe<br />

wij huishielden als slagers<br />

In de tuin zit ook de vleselijke zuster van de gesneuvelde kameraad. Het gedicht eindigt<br />

als volgt:<br />

mijn hand<br />

raakte haar borsten aan en het was<br />

dezelfde weke lauwwarme massa, dezelfde<br />

weke lauwwarme massa, hetzelfde materiaal maar<br />

hetzelfde, en het was<br />

deze zelfde hand, deze<br />

Men ziet hoe verbijsterd en vol walging de verteller als het ware tijdens het schrijven<br />

kijkt naar de hand die dit schrijft. Het ligt voor de hand om te denken aan het homerisch<br />

epitheton �νδρ���ν�ς (mannen dodend), dat bijvoorbeeld in het zesde boek van<br />

de Ilias (vs. 498) met Hektor wordt verbonden, vlak nadat hij zijn vrouw en kind heeft<br />

gestreeld, terwijl, in het laatste boek, Priamos de mannendodende handen van Achilleus<br />

kust.<br />

De allusies naar Homeros zijn evident en talrijk, zowel op verstechnisch als inhoudelijk<br />

niveau. De helden uit dit gedicht gedragen zich in feite precies zoals hun homerische<br />

voorgangers, met dit verschil dat Kouwenaar de onsmakelijke details zo levensecht<br />

beschrijft, datje er als lezer bijna onpasselijk van wordt, hetgeen zonder twijfel<br />

de bedoeling is. Waar de Ilias eindigt met de begrafenis van Hektor, besluiten de drie<br />

heldenzangen met wat na die begrafenis komt: de ik heeft zelfs zijn onschuld als minnaar<br />

verloren, hij is levenslang getekend door wat hij heeft meegemaakt. Zijn verleden<br />

wordt niet begraven.<br />

Ik denk niet, dat er in de moderne Nederlandse literatuur een treffender voorbeeld<br />

van homerische aemulatio te vinden is dan deze drie heldenzangen.<br />

31

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!