HERMENEUS jrg 64-1992 nummer 1 - Tresoar
HERMENEUS jrg 64-1992 nummer 1 - Tresoar
HERMENEUS jrg 64-1992 nummer 1 - Tresoar
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Verwant hiermee is de gedachte, die wij bij andere auteurs uit de Oudheid aantreffen,<br />
dat de natuur de mens langs de weg van experimenten, allereerst op het gebied van de<br />
landbouw die als de basis van de beschaving beschouwd werd, op een hoger plan gebracht<br />
had. Zo is voor Varro de landbouw een ars, die de natuur ons langs de twee wegen<br />
van ervaring en navolging heeft bijgebracht (Rerum rusticarum 1,18,7): Bivium<br />
nobis ad culturam dedit natura, experientiam et imitationem. Antiquissimi agricoiae<br />
temptando pleraque constituerunt, liberi eorum magnam partem imitando (“De natuur<br />
gaf ons een dubbele baan die naar beschaving voerde, nl. ervaring en navolging.<br />
De allereerste landbouwers hebben door middel van experimenten tal van gegevens<br />
weten te achterhalen, hun kinderen hebben dit voornamelijk weten te bereiken door<br />
in hun voetsporen te treden”).<br />
De opvattingen van de Stoïcijnen<br />
Bij de Stoïcijnen is natura (γριεκσ) een centrale term. Ze huldigen de opvatting dat de<br />
natuur, gedefinieerd als een ignis artificiosus (γριεκσγριεκσ: “kunstvaardig vuur”) 1<br />
voor de mens een leermeesteres is, wanneer hij zich bepaalde vaardigheden eigen wil<br />
maken.<br />
In Cicero’s De natura deorum 2, 57, 22 komen wij dicht bij de formulering Natura<br />
artis magistra. In de verwoording van de Stoïcijnse zienswijze lezen wij de volgende<br />
passage: Zeno igitur naturam ita definit ut eam dicat ignem esse artificiosum ad gignendum<br />
progredientem via. Censet enim artis maxime proprium esse creare et gignere,<br />
quodque in operibus nostrarum artium manus efficiat, id multo artificiosius naturam<br />
efficere, id est, ut dixi, ignem artificiosum, magistrum artium reliquarum. Atque<br />
hac quidem ratione omnis natura artificiosa 2 est, quod habet quasi viam quandam et<br />
sectam quam sequatur.<br />
(“Zeno definieert de natuur derhalve aldus, dat hij zegt dat ze een kunstvaardig vuur<br />
is dat methodisch te werk gaat bij het scheppingsproces. Want hij is de mening toegedaan<br />
dat het aan de kunstvaardigheid bij uitstek eigen is te scheppen en voort te brengen<br />
en dat, wat de hand tot stand brengt bij onze menselijke kunstwerken, de natuur<br />
nog veel kunstvoller doet, het kunstvaardig vuur dus, zoals ik zojuist zei, de leermeester<br />
vun de overige kunsten. En in dit opzicht is de hele natuur kunstvaardig dat ze als het<br />
ware een methode en richtsnoer heeft om ons te volgen”).<br />
In De beneficiis IV 6,6 - 7,1 spreekt de Stoïcijn Seneca over de werking van de natuur<br />
in de afzonderlijke mens. Ze brengt de in ons aanwezige kiem van de talenten tot<br />
ontwikkeling. In deze passage komen de termen natura, ars en magister in elkaars<br />
onmiddellijke omgeving voor. Insita sunt nobis omnium aetatum omniumque artium<br />
semina magisterque ex occulto deus producit ingenia. “Natura, inquis, haec mihi<br />
praestat”. Non intellegis te, cum hoc dicis, mutare nomen deo? Quidenim aliud est natura<br />
quam deus et divina ratio toti mundo partibusque eius inserta? Quotiens voles,<br />
tibi licet aliterhunc auctorem rerum nostrarum compellare.<br />
(“De zaden van alle leeftijden en van alle kunstvaardigheden zijn bij ons ingeplant en<br />
als een leermeester brengt god in het verborgene de talenten tot ontplooiing. ‘Het is de<br />
natuur, zeg je, ‘die mij dit schenkt’. Begrijp je niet dat je door deze formulering god<br />
een andere naam geeft? Want wat is de natuur anders dan god en de goddelijke logos<br />
die de hele kosmos en zijn delen doordringt? Zo dikwijls als je wilt, mag je deze schepper<br />
van het menselijk bestel met een andere naam aanspreken”). Zo zegt Seneca el-<br />
20