antwoorden leerboek
antwoorden leerboek antwoorden leerboek
212 Taalblokken Engels Let op! De past simple en het voltooid deelwoord van read spreek je uit als [red]. OEFENING 4 Schrijf de werkwoorden tussen haakjes in de goede vorm. 1 (cut) She has cut herself by accident. 2 (read) Joris read my letter immediately. 3 (broadcast) The BBC broadcast a special report about the accident last night. 4 (bet) I bet on the wrong person. He lost the game. 5 (put) They put their coats on before they left. 6 (set) Usain Bolt set a new world record in Beijing in 2008. 7 (cost) Those shoes cost me a lot of money! 8 (quit) Kevin quit his job last week. 9 (hurt) Have you hurt your knee? 10 (shut) Are you sure you have shut the door behind you? ▶ Past simple = voltooid deelwoord Bij sommige werkwoorden hebben de past simple en het voltooid deelwoord dezelfde vorm. Het hele werkwoord is dan wel anders. De werkwoorden hieronder staan in groepjes bij elkaar. Dan kun je ze gemakkelijker leren. Werkwoord Past simple Voltooid deelwoord Nederlandse betekenis bleed bled bled bloeden breed bred bred broeden feed fed fed voeden lead led led leiden hold held held vasthouden get got got krijgen bind bound bound binden find found found vinden dig dug dug graven hang hung hung hangen spin spun spun draaien stick stuck stuck plakken, blijven steden sting stung stung prikken strike struck struck staken swing swung swung slingeren, zwaaien shine shone shone schijnen win won won winnen light lit lit verlichten lose lost lost verliezen
Hoofdstuk 8 Spelling B1 Hoe schrijf je dat? Werkwoord Past simple Voltooid deelwoord Nederlandse betekenis meet met met ontmoeten shoot shot shot schieten sit sat sat zitten slide slid slid glijden bend bent bent buigen build built built bouwen deal dealt dealt handelen hear heard heard horen lend lent lent (uit)lenen mean meant meant bedoelen send sent sent sturen spend spent spent besteden feel felt felt voelen keep kept kept houden leave left left weggaan sleep slept slept slapen sweep swept swept vegen pay paid paid betalen say said said zeggen stand stood stood staan understand understood understood begrijpen sell sold sold verkopen tell told told vertellen bring brought brought brengen buy bought bought kopen fight fought fought vechten think thought thought denken catch caught caught vangen teach taught taught onderwijzen , leren Let op! Get – got – got is Brits-Engels. Amerikaans-Engels is get – got – gotten. OEFENING 5 Schrijf de werkwoorden tussen haakjes in de goede vorm. Kies uit: past simple of voltooid deelwoord. 1 (sit) Rose sat behind her desk when the doorbell rang. 2 (hold) Feiko held a talk about safety when he was in New York. 5 (say) I have never said that to anyone. 5 (lead) She led us down the corridor to a big conference room. 6 (win) Who has won the European cup? 213
- Page 162 and 163: 162 Taalblokken Engels OEFENING 9 S
- Page 164 and 165: 164 Taalblokken Engels 3 Luisteren
- Page 166 and 167: 166 Taalblokken Engels I would real
- Page 168 and 169: 168 Taalblokken Engels OEFENING 5 S
- Page 170 and 171: 170 Taalblokken Engels 3 Zaken rege
- Page 172 and 173: 172 Taalblokken Engels Customer: (J
- Page 174 and 175: 174 Taalblokken Engels 2 A: What da
- Page 176 and 177: 176 Taalblokken Engels ▶ ▶ ▶
- Page 178 and 179: 178 Taalblokken Engels 5 Spreken 1
- Page 180 and 181: 180 Taalblokken Engels 1 Woorden 1
- Page 182 and 183: 182 Taalblokken Engels • voor een
- Page 184 and 185: 184 Taalblokken Engels OEFENING 7 Z
- Page 186 and 187: 186 Taalblokken Engels ▶ Present
- Page 188 and 189: 188 Taalblokken Engels every day. 7
- Page 190 and 191: 190 Taalblokken Engels 3 (exercise)
- Page 192 and 193: 192 Taalblokken Engels OEFENING 19
- Page 194 and 195: 194 Taalblokken Engels A little bet
- Page 196 and 197: 196 Taalblokken Engels 2 There’s
- Page 198 and 199: 198 Taalblokken Engels • at gebru
- Page 200 and 201: 200 Taalblokken Engels Als je een v
- Page 202 and 203: 202 Taalblokken Engels I had run ou
- Page 204 and 205: 204 Taalblokken Engels 4 (would fre
- Page 206 and 207: 206 Taalblokken Engels Directe rede
- Page 209 and 210: Hoofdstuk 8 Spelling B1 Hoe schrijf
- Page 211: OEFENING 2 Schrijf het voltooid dee
- Page 215 and 216: Hoofdstuk 8 Spelling B1 Hoe schrijf
- Page 217 and 218: 7 (drive) Isa drove all the way to
- Page 219 and 220: 3 Met een streepje - forty-four, we
- Page 221 and 222: 9 Witch / Which colour is your favo
- Page 223 and 224: Hoofdstuk 9 Functionele theorie B1
- Page 225 and 226: OEFENING 2 Lees de volgende bronnen
- Page 227 and 228: I am writing to ask you to send the
- Page 229 and 230: 1 witregel Yours sincerely, Afsluit
- Page 231 and 232: OEFENING 1 Schrijf de juiste aanhef
- Page 233 and 234: Education Skills Referees ▶ WIL J
- Page 235 and 236: Hoofdstuk 9 Functionele theorie B1
- Page 237 and 238: OEFENING 1 Hoofdstuk 9 Functionele
- Page 239 and 240: 4 Gesprekken voeren 1 Informele ges
- Page 241 and 242: Let’s do that. Laten we dat doen.
- Page 243 and 244: 4 Informatie uitwisselen Je zoekt i
- Page 245 and 246: 5 Spreken 1 Spreken voor publiek Ho
- Page 249 and 250: Leerwerkboek Engels A A lot of 26 A
- Page 251: Trefwoorden 251
Hoofdstuk 8 Spelling B1 Hoe schrijf je dat?<br />
Werkwoord Past simple Voltooid deelwoord Nederlandse betekenis<br />
meet met met ontmoeten<br />
shoot shot shot schieten<br />
sit sat sat zitten<br />
slide slid slid glijden<br />
bend bent bent buigen<br />
build built built bouwen<br />
deal dealt dealt handelen<br />
hear heard heard horen<br />
lend lent lent (uit)lenen<br />
mean meant meant bedoelen<br />
send sent sent sturen<br />
spend spent spent besteden<br />
feel felt felt voelen<br />
keep kept kept houden<br />
leave left left weggaan<br />
sleep slept slept slapen<br />
sweep swept swept vegen<br />
pay paid paid betalen<br />
say said said zeggen<br />
stand stood stood staan<br />
understand understood understood begrijpen<br />
sell sold sold verkopen<br />
tell told told vertellen<br />
bring brought brought brengen<br />
buy bought bought kopen<br />
fight fought fought vechten<br />
think thought thought denken<br />
catch caught caught vangen<br />
teach taught taught onderwijzen , leren<br />
Let op! Get – got – got is Brits-Engels. Amerikaans-Engels is get – got – gotten.<br />
OEFENING 5<br />
Schrijf de werkwoorden tussen haakjes in de goede vorm. Kies uit: past simple of voltooid<br />
deelwoord.<br />
1 (sit) Rose sat behind her desk when the doorbell rang.<br />
2 (hold) Feiko held a talk about safety when he was in New York.<br />
5 (say) I have never said that to anyone.<br />
5 (lead) She led us down the corridor to a big conference room.<br />
6 (win) Who has won the European cup?<br />
213