11.01.2013 Views

antwoorden leerboek

antwoorden leerboek

antwoorden leerboek

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

182<br />

Taalblokken Engels<br />

• voor een periode in het verleden die nu voorbij of afgesloten is:<br />

She lived in England for two years. Zij heeft twee jaar in Engeland gewoond.<br />

Ze woont nu niet meer in Engeland. Ze woont nu in een ander land.<br />

Er is nog een andere Engelse tijd waarmee je naar het verleden kunt verwijzen: de past continuous .<br />

Je maakt de past continuous met was / were + stam van het werkwoord + –ing :<br />

I was waiting for you. Ik stond op jou te wachten.<br />

She was waiting for him. Zij stond op hem te wachten.<br />

It was raining . Het regende.<br />

They were waiting for us. Ze stonden op ons te wachten.<br />

Je gebruikt de past continuous :<br />

• om te benadrukken dat een gebeurtenis in het verleden een tijdje aan de gang was:<br />

Reshma was waiting for you. Reshma stond op je te wachten.<br />

Het wachten is nu voorbij, maar ze heeft wel een tijdje staan wachten.<br />

• voor een gebeurtenis in het verleden die aan de gang was toen er iets anders gebeurde:<br />

It was still raining when the game started. Het regende nog toen de wedstrijd begon.<br />

De twee gebeurtenissen in de zin – de regen en het begin van de wedstrijd – vonden allebei in het<br />

verleden plaats. Je gebruikt de past continuous voor de gebeurtenis die al bezig was (de regen), toen de<br />

andere (de wedstrijd) begon. De tweede gebeurtenis staat in de past simple.<br />

OEFENING 3<br />

Past simple of past continuous ? Streep de foute woorden door.<br />

1 What did you do / were you doing when Matthew phoned / was phoning ?<br />

2 Bart fixed / was fixing his computer when the doorbell rang / was ringing .<br />

3 When I came / was coming in, they kissed / were kissing ! Can you believe that?<br />

4 Beyonce read / was reading a book when her sister came / was coming home.<br />

5 When Frida’s mum arrived / was arriving , Frida cleaned / was cleaning the house.<br />

OEFENING 4<br />

Schrijf de werkwoorden tussen haakjes in de goede vorm. Kies uit: past simple of past continuous .<br />

1 (have, ring) I was having a bath when my phone rang .<br />

2 (snow, leave) It was snowing when I left for school.<br />

3 (drive, run out) We were driving on the motorway when we ran out of petrol.<br />

4 (go, shine) We went for a walk and the sun was shining .<br />

5 (watch, start) Patty was watching a film when the baby started to cry.<br />

▶ Nog verder terug in het verleden? – Past simple en past perfect<br />

I helped, I had helped<br />

Als je wilt zeggen dat iets in het verleden is gebeurd, gebruik je de past simple :<br />

She called him yesterday. Ze heeft hem gisteren gebeld.<br />

She lived in England for two years. Ze heeft twee jaar in Engeland gewoond.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!