toelichting - PFP - PBOD
toelichting - PFP - PBOD
toelichting - PFP - PBOD
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
JAARVERSLAG 2011
Profiel<br />
Stichting Pensioenfonds Productschappen<br />
Stichting Pensioenfonds Productschappen (<strong>PFP</strong>), statutair gevestigd te Rijswijk, is opgericht op 6 januari<br />
1948 voor werknemers van de (Hoofd)Productschappen en enige aan die schappen gelieerde werkgevers<br />
in de PBO-sector. Op basis van een geïndexeerde middelloonregeling, een vroegpensioenregeling en een<br />
vrijwillige aanvullende regeling bouwen werknemers een financiële aanspraak op ten behoeve van de<br />
gevolgen van (pre)pensionering, arbeidsongeschiktheid en overlijden.<br />
De rechten en plichten van de bij <strong>PFP</strong> aangesloten instellingen staan beschreven in de statuten en de<br />
pensioenreglementen (reglementen) van <strong>PFP</strong>. <strong>PFP</strong> stelt zich tot doel het, binnen de grenzen van haar<br />
middelen, statuten en reglementen ter beoordeling van het Bestuur, verlenen of doen verlenen van<br />
pensioenen, uitkeringen en/of andere tegemoetkomingen aan (gewezen) deelnemers, alsmede aan hun<br />
nagelaten betrekkingen, die daarvoor in aanmerking komen krachtens de bepalingen van de statuten en<br />
reglementen.<br />
De statuten zijn laatstelijk gewijzigd in 2009. Notarieel zijn de statuten per 26 april 2010 verleden.<br />
<strong>PFP</strong> is een ondernemingspensioenfonds, aangesloten bij het OPF en ingeschreven bij de Kamer van<br />
Koophandel onder nummer 41149119.<br />
<strong>PFP</strong> draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de pensioenregelingen voor (gewezen)<br />
deelnemers en pensioengerechtigden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. De<br />
inhoud van de pensioenregelingen is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen.<br />
Premiebeleid<br />
Het Bestuur streeft er naar om de pensioentoezegging na te komen tegen zo laag en stabiel mogelijke<br />
premies en uitvoeringskosten.<br />
Toeslagbeleid<br />
De toeslagen op de pensioenaanspraken van de (ex)deelnemers en de pensioengerechtigden worden met<br />
ingang van 1 januari 2012 afgeleid van de loonstijgingen in de eigen sector. Deze toeslagen zijn<br />
voorwaardelijk, omdat pas toeslag verleend wordt als, naar het oordeel van het Bestuur, de financiële<br />
middelen voldoende zijn. Het Bestuur neemt ieder jaar een besluit over de vraag of en in hoeverre de<br />
financiële positie van <strong>PFP</strong> een (gedeeltelijke) toekenning van een toeslag mogelijk maakt. Daartoe is een<br />
beleidskader opgesteld.<br />
Beleggingsbeleid<br />
<strong>PFP</strong> heeft als hoofddoelstelling om, met inachtneming van criteria die aan maatschappelijk verantwoord<br />
beleggen worden gesteld, de beleggingen maximaal te laten renderen binnen het door het Bestuur<br />
vastgestelde risicokader en met inachtneming van de opbouw van het deelnemersbestand, de vereiste<br />
solvabiliteit en de wenselijkheid van stabiele premies. Centraal binnen het beleggingsbeleid staat het<br />
voorzichtigheidsbeginsel (prudent person) inhoudende dat rekening gehouden wordt met de<br />
verplichtingenstructuur van het pensioenfonds.<br />
Het rendement moet hoog genoeg zijn om de pensioenen met een hoge mate van waarschijnlijkheid te<br />
kunnen indexeren en betaalbaar te houden.<br />
Samenwerkverbanden<br />
<strong>PFP</strong> heeft samen met het Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen de Stichting PBO-Dienstverlening (<strong>PBOD</strong>)<br />
opgericht. PSB is in liquidatie. Het Bestuur bestaat hierdoor, met ingang van 1 januari 2012, uit twee<br />
leden van het Bestuur van <strong>PFP</strong>. De Secretaris van het Bestuur van <strong>PFP</strong> is adviseur van het Bestuur van<br />
<strong>PBOD</strong>. <strong>PFP</strong> financiert de bedrijfsmiddelen van <strong>PBOD</strong>. Elk jaar worden aflossing en rente ontvangen.<br />
Aan <strong>PBOD</strong> zijn de pensioenadministratie, de pensioenuitkeringen, de financiële administratie en de<br />
ondersteuning aan de Secretaris en het Bestuur op basis van een Service Level Agreement (SLA)<br />
opgedragen. <strong>PBOD</strong> verzorgt voorts de volledige administratie van de VP/IAP-regeling, evenals het<br />
vermogensbeheer daarvan. De betreffende overeenkomsten zijn in overeenstemming met de Beleidsregel<br />
Uitbesteding (DNB). Het managementteam van <strong>PBOD</strong> is, binnen de grenzen van een door het Bestuur<br />
goedgekeurd managementstatuut, bevoegd <strong>PFP</strong> te vertegenwoordigen.<br />
1
INHOUDSOPGAVE<br />
Bladzijde:<br />
KENGETALLEN EN KERNCIJFERS <strong>PFP</strong> 3<br />
ORGANISATIE 4<br />
JAARVERSLAG<br />
1. Financiële informatie 8<br />
2. Risico's 11<br />
3. Informatie over de verwachte gang van zaken 14<br />
4. Bestuursaangelegenheden 15<br />
5. Beleggingen 18<br />
6. Pensioenen 26<br />
7. Actuariële cijfers 30<br />
8. Pensioenactualiteiten 2011 33<br />
9. Pension Fund Governance 38<br />
JAARREKENING<br />
Balans per 31 december 46<br />
Staat van baten en lasten 48<br />
Kasstroom 49<br />
Grondslagen 50<br />
Toelichting op de balans 56<br />
Toelichting op de baten en lasten 71<br />
TOELICHTING VROEGPENSIOEN-/INDIVIDUEEL AANVULLEND PENSIOENREGELING<br />
Balans per 31 december 81<br />
Staat van baten en lasten 82<br />
Grondslagen 83<br />
Toelichting op de balans 84<br />
Toelichting op de baten en lasten 87<br />
OVERIGE GEGEVENS<br />
Actuariële verklaring 88<br />
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 89<br />
PERSONALIA BESTUURSLEDEN 90<br />
VERKLARENDE WOORDENLIJST 92<br />
OVERZICHT VAN AFKORTINGEN 95<br />
PBO-DIENSTVERLENING 96<br />
2
KENGETALLEN EN KERNCIJFERS <strong>PFP</strong><br />
(bedragen x € 1.000)<br />
2011 2010 2009 2008 2007<br />
Aantallen<br />
Deelnemers 831 909 936 931 975<br />
Gewezen deelnemers 992 1.038 998 983 937<br />
Pensioengerechtigden 1.019 1.039 1.086 1.130 1.208<br />
2.842 2.986 3.020 3.044 3.120<br />
Pensioenen<br />
Kostendekkende RTS premie 9.489 9.478 9.636 12.091 14.496<br />
Kostendekkende toetspremie 8.439 8.804 8.632 nvt nvt<br />
Doorsneepremie 9.235 9.690 9.631 9.507 9.681<br />
Feitelijk betaalde premie 6.131 4.630 3.712 1.024 1.044<br />
Premie 21% 15% 12% 3% 3%<br />
Uitvoeringskosten 1.011 944 1.151 976 976<br />
Pensioenuitkeringen 17.626 16.732 16.618 16.270 16.258<br />
Grondslag waarover de<br />
premie wordt geheven 28.859 30.281 30.097 29.709 29.398<br />
Franchise (in Euro's) 12.651 12.442 12.251 12.020 11.696<br />
Toeslagverlening *<br />
Deelnemers 1,40% 1,21% 1,67% 2,39% 4,76%<br />
Pensioengerechtigden 1,57% 0,71% 2,78% 1,81% 1,33%<br />
Vermogen en solvabiliteit<br />
Aanwezig vermogen 461.613 434.784 414.217 366.009 472.536<br />
Minimaal vereist vermogen 413.566 362.882 331.559 325.262 265.835<br />
Vereist vermogen 440.872 389.730 358.468 370.073 322.286<br />
Pensioenverplichtingen 397.292 348.607 316.694 309.796 253.178<br />
Algemene reserve 63.505 86.176 97.522 56.213 219.375<br />
Dekkingsgraad 116,0% 124,7% 130,8% 117,8% 187,0%<br />
Vereiste dekkingsgraad 111,0% 111,8% 113,2% 119,5% 127,0%<br />
Interne rekenrente ** 2,7% 3,4% 3,8% 3,6% 4,9%<br />
Beleggingen<br />
Belegd vermogen 471.730 442.692 424.498 374.754 483.670<br />
Matchings portefeuille 62% 59% 61%<br />
Return portefeuille 38% 41% 39%<br />
Beleggingsopbrengsten 34.828 30.350 60.060 - 91.228 9.607<br />
Beleggingen VP/IAP-regeling 28.607 32.320 34.045 32.743 36.830<br />
Beleggingsportefeuille<br />
Vastgoedbeleggingen 21.542 20.742 19.813 28.944 38.368<br />
Aandelen 45.658 62.894 58.185 113.520 241.156<br />
Vastrentend 362.993 328.732 328.537 197.440 170.159<br />
Derivaten 9.580 5.887 1.025 6.593 2.870<br />
Overige beleggingen 31.957 24.437 16.938 28.257 31.117<br />
471.730 442.692 424.498 374.754 483.670<br />
Beleggingsrendement<br />
Totale portefeuille 8,1% 7,6% 16,6% -17,0% 2,1%<br />
Gemiddeld afgelopen 5 jaar 2,8% 4,0% 5,3% 4,0% 9,5%<br />
*<br />
**<br />
De toeslagverlening is de toeslag die toegekend is per 1 januari van het verslagjaar.<br />
De interne rekenrente is de rentetermijnstructuur herleid naar één percentage.<br />
3
ORGANISATIE<br />
Samenstelling per 31 december 2011<br />
Organisatie<br />
Het Bestuur wordt bijgestaan door de Raad van Toezicht, de Secretaris, enkele bestuurscommissies,<br />
externe actuarissen, een externe accountant, een externe beleggingsdeskundige, een externe juridisch<br />
adviseur en een Visitatiecommissie.<br />
Raad van Toezicht<br />
De Raad van Toezicht vervult zowel de rol van deelnemersraad als die van verantwoordingsorgaan. De<br />
raad is samengesteld uit drie werkgeversvertegenwoordigers, drie vertegenwoordigers namens de<br />
werknemers alsmede drie vertegenwoordigers namens de pensioengerechtigden.<br />
De werkgeversvertegenwoordigers worden voor onbepaalde tijd benoemd door de onderscheiden<br />
besturen van de (groepen van) instellingen, echter steeds voor een zittingstermijn van drie jaren. De<br />
werknemersvertegenwoordigers worden gekozen door de werknemers van de onderscheiden (groepen)<br />
instellingen, eveneens voor drie jaar, evenals de vertegenwoordigers namens de pensioengerechtigden<br />
die benoemd worden door het Bestuur van de Vereniging van Gepensioneerden. Met ingang van 2010 is<br />
er geen sprake meer van plaatsvervangende leden. De Raad vergadert minimaal twee keer per jaar.<br />
De Raad van Toezicht vergaderde in het boekjaar drie keer. De Raad van Toezicht bestaat uit de<br />
volgende leden:<br />
Lid namens:<br />
Mr. S.W.A. Lak Voorzitter Werkgevers<br />
Ir. D.A.M. Risseeuw Werkgevers<br />
Th.C.M. Vrancken Plv secretaris Werkgevers<br />
P.H.M.M. van Dijk Secretaris Werknemers<br />
Mr. R.B.R. Henke Werknemers<br />
Drs. J.P. van der Zwaluw Werknemers<br />
Mr. F.G.P. Diermanse Plv voorzitter met ingang van 14-6-2011 Pensioengerechtigden<br />
Mr. W. Goedhart Pensioengerechtigden<br />
Ir. O.C. Knottnerus Pensioengerechtigden<br />
Bestuur<br />
Het Bestuur is samengesteld uit zeven leden zijnde drie werkgeversvertegenwoordigers, twee<br />
werknemersvertegenwoordigers en twee vertegenwoordigers namens de pensioengerechtigden. De<br />
stemverhouding tussen werkgevers enerzijds en werknemers plus gepensioneerden anderzijds is paritair.<br />
De bestuursleden worden benoemd voor een periode van drie jaren en zijn daarna herkiesbaar. De<br />
Secretaris van het Bestuur bereidt de bestuursvergaderingen voor en ziet toe op de juiste en tijdige<br />
uitvoering van de bestuursbesluiten. De Secretaris maakt geen deel uit van het Bestuur. Hij kan het<br />
Bestuur gevraagd en ongevraagd adviseren.<br />
Het Bestuur vertegenwoordigt de stichting. Het Bestuur vergadert minimaal vier keer per jaar. Het<br />
Bestuur is, zonder enige uitzondering, eindverantwoordelijk voor alle activiteiten inclusief het<br />
beleggingsproces. Het Bestuur stelt het beleid en de strategie vast.<br />
Het Bestuur vergaderde in het boekjaar zeven keer. Het Bestuur bestaat uit de volgende leden:<br />
Lid namens:<br />
Mr. Dr. F. Beekman Plv secretaris Werkgevers<br />
Drs. M. Elema Werkgevers<br />
C. Kuijvenhoven RA Voorzitter Werkgevers<br />
P. van der Graaf RE RA Plv voorzitter Werknemers<br />
L. Hospers Werknemers<br />
J.P. Buwalda Pensioengerechtigden<br />
W.F. de Graaf Pensioengerechtigden<br />
Adviseurs<br />
N.W. Dijkhuizen Secretaris<br />
R.H. Sprenkels AAG verbonden aan Sprenkels & Verschuren B.V.<br />
4
Interne beheersing<br />
Het Bestuur heeft onder andere de volgende maatregelen getroffen:<br />
- de adviserende actuaris is aanwezig in iedere bestuursvergadering;<br />
- de certificerende actuaris is zo vaak aanwezig als nodig wordt geacht, doch in ieder geval bij de<br />
bespreking van het jaarverslag met de Financiële Commissie;<br />
- de accountant is zo vaak aanwezig als nodig wordt geacht, doch in ieder geval bij de bespreking<br />
van het jaarverslag met de Financiële Commissie;<br />
- er is beleid met betrekking tot de integriteit;<br />
- bestuursleden, Secretaris, leden van de Beleggingscommissie en werknemers dienen (jaarlijks) een<br />
gedragscode te ondertekenen, ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en<br />
oneigenlijk gebruik van de bij <strong>PFP</strong> aanwezige informatie;<br />
er is een klokkenluidersregeling van toepassing;<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
Bestuurscommissies<br />
Voor de behandeling van onderwerpen waarvoor specifieke kennis en/of ervaring is vereist, heeft het<br />
Bestuur een Financiële Commissie en een Beleggingscommissie ingesteld waar bestuursleden zitting in<br />
hebben. Voor elke commissie is een reglement opgesteld.<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
er is een incidentenregeling van toepassing;<br />
er is beleid met betrekking tot maatschappelijk verantwoord beleggen;<br />
er is een deskundigheidsplan en een deskundigheidsmatrix;<br />
de compliance-functie is opgedragen aan het Nederlands Compliance Instituut (NCI);<br />
het Bestuur evalueert regelmatig zijn eigen functioneren;<br />
de administrateur is aanwezig in iedere bestuursvergadering; hij rapporteert per kwartaal over de<br />
uitvoering. Langs deze weg ziet het Bestuur toe op een professionele uitvoering.<br />
Financiële Commissie<br />
De Financiële Commissie bestaat uit drie bestuursleden: één werkgeverslid, één werknemerslid en één lid<br />
namens de pensioengerechtigden. De commissie wordt bijgestaan door de Secretaris.<br />
De commissie adviseert het Bestuur over de financiële aspecten van beleidsplannen, de<br />
kwartaalrapporten en het jaarverslag.<br />
Tot de aandachtsgebieden van de commissie behoren voorts:<br />
de werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen;<br />
de financiële informatieverschaffing;<br />
naleving van aanbevelingen van de externe accountant en actuaris;<br />
toetsing van de externe accountant en actuaris, in het bijzonder hun onafhankelijkheid;<br />
de Service Level Agreement afgesloten met PBO-Dienstverlening (<strong>PBOD</strong>);<br />
de Service Level Agreement afgesloten met Mn-Services.<br />
De Financiële Commissie vergaderde in het boekjaar drie keer. De Financiële Commissie bestaat uit de<br />
volgende leden:<br />
Lid namens:<br />
Mr. Dr. F. Beekman Voorzitter Werkgevers<br />
L. Hospers Werknemers<br />
J.P. Buwalda Pensioengerechtigden<br />
Adviseur<br />
N.W. Dijkhuizen Secretaris<br />
Beleggingscommissie<br />
De Beleggingscommissie bestaat uit drie bestuursleden: één werkgeverslid, één werknemerslid en één lid<br />
namens de pensioengerechtigden. De commissie wordt bijgestaan door de Secretaris en een externe<br />
beleggingsdeskundige. De Beleggingscommissie adviseert het Bestuur over het te voeren<br />
beleggingsbeleid en ziet toe op de uitvoering daarvan door de fiduciaire vermogensbeheerder. De<br />
commissie vergadert vier tot zes keer per jaar.<br />
5
De Beleggingscommissie vergaderde in het boekjaar zes keer. De Beleggingscommissie bestaat uit de<br />
volgende leden:<br />
Lid namens:<br />
Drs. M. Elema Werkgevers<br />
P. van der Graaf RE RA Voorzitter Werknemers<br />
W.F. de Graaf Pensioengerechtigden<br />
Adviseurs<br />
N.W. Dijkhuizen Secretaris<br />
Ir. R. van Asselt verbonden aan Sprenkels & Verschuren B.V.<br />
Fiduciair Vermogensbeheerder Mn-Services<br />
Mn-Services is sinds 1 november 2008 aangesteld als Fiduciaire Vermogensbeheerder. De kwaliteit van de<br />
dienstverlening wordt jaarlijks door het Bestuur getoetst ten opzichte van de overeenkomsten en de SLA.<br />
Accountant, actuaris, juridische ondersteuning<br />
Accountant PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.<br />
Actuariële berekeningen Ir. M.W. Heemskerk AAG,<br />
verbonden aan Mercer (Nederland) B.V.<br />
Adviserend actuaris R.H. Sprenkels AAG,<br />
verbonden aan Sprenkels & Verschuren B.V.<br />
Certificerend actuaris Drs. W. Brugman AAG,<br />
verbonden aan Mercer Certificering B.V.<br />
Juridisch adviseur Mercer (Nederland) B.V.<br />
Intern toezicht<br />
Het Bestuur heeft een drietal onafhankelijke externe deskundigen benoemd als leden van de<br />
Visitatiecommissie van het fonds. De Visitatiecommissie is belast met het interne toezicht op het Bestuur<br />
van het fonds. Dit interne toezicht omvat het beoordelen van beleids-, bestuursprocedures,<br />
bestuursprocessen en de "checks and balances" binnen het fonds, van de wijze waarop het fonds wordt<br />
aangestuurd en van de wijze waarop door het Bestuur wordt omgegaan met de risico's op de langere<br />
termijn.<br />
Eenmaal per drie jaar rapporteert de Visitatiecommissie aan het Bestuur over het interne toezicht. In het<br />
jaarverslag worden de bevindingen van de Visitatiecommissie vermeld. De Visitatiecommissie heeft in<br />
2009 haar eerste rapportage uitgebracht.<br />
De Visitatiecommissie bestaat uit de volgende leden:<br />
Drs. P.B.A. Dirks Voorzitter<br />
Prof. Dr. J. Koelewijn<br />
Mw. H.C.M. Vedder-Wubben AAG<br />
Gedragscode<br />
Voor het Bestuur, de Beleggingscommissie, de externe beleggingsadviseurs en het personeel in dienst<br />
van <strong>PFP</strong> is een gedragscode opgesteld ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en<br />
oneigenlijk gebruik van de bij <strong>PFP</strong> aanwezige informatie.<br />
Als externe compliance officer is het Nederlands Compliance Instituut B.V. aangesteld.<br />
Deskundigheid(sbevordering)<br />
<strong>PFP</strong> beschikt met betrekking tot het Bestuur over een deskundigheidsplan zoals bedoeld in het bepaalde<br />
bij en krachtens artikel 105 Pensioenwet.<br />
6
Communicatiebeleid<br />
<strong>PFP</strong> stelt zich ten doel op een duidelijke en begrijpelijke wijze voorlichting te geven aan (gewezen)<br />
deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers over pensioenresultaten, de pensioenregeling(en), het<br />
fonds zelf en relevante veranderingen. De communicatie van <strong>PFP</strong> voldoet tenminste aan de eisen die door<br />
of krachtens de Pensioenwet daaraan worden gesteld.<br />
Ter uitvoering van deze doelstelling hanteert <strong>PFP</strong> een aantal communicatiemiddelen:<br />
- website (www.pfp.pbod.nl) met het laatste nieuws over onder andere de pensioenregeling en<br />
dekkingsgraad;<br />
- brochures;<br />
- Uniform PensioenOverzicht (UPO);<br />
- presentaties bij de werkgever voor de deelnemers;<br />
- individuele pensioengesprekken;<br />
- pensioenbulletin.<br />
Toezichthouder(s)<br />
In 2011 zijn door de Toezichthouder(s) geen dwangsommen of boetes opgelegd, geen aanwijzingen<br />
gegeven of restrictie(s) opgelegd.<br />
Evenmin was sprake van een benoeming van een bewindvoerder.<br />
Herverzekeringen<br />
Het risico herverzekeringscontract is afgesloten bij Zwitserleven.<br />
Klachten en Geschillen<br />
Het Bestuur heeft een Klachten- en Geschillenreglement vastgesteld. Indien een geschil ontstaat tussen<br />
het pensioenfonds en een belanghebbende bij het pensioenfonds, dient de belanghebbende zich te<br />
wenden tot de administrateur (<strong>PBOD</strong>) van het pensioenfonds. Indien de administrateur en de<br />
belanghebbende niet tot een oplossing van de klacht/het geschil komen, kan de belanghebbende zich<br />
wenden tot het Bestuur. Vervolgens bestaat de mogelijkheid dat de belanghebbende zich wendt tot de<br />
Ombudsman Pensioenen.<br />
7
1. Financiële informatie<br />
(Bedragen x € 1.000)<br />
Resultaat<br />
Het resultaat van het pensioenfonds toonde in 2011 een negatief saldo van € 23.046 (2010: negatief<br />
saldo van € 11.346).<br />
De marktwaardeverschillen van de beleggingen (het beleggingsresultaat) en de marktwaardeverschillen<br />
van de pensioenverplichtingen als gevolg van de mutatie van de rentetermijnstructuur zijn de twee<br />
belangrijkste posten.<br />
daalde<br />
Uitsplitsing resultaat 2011 2010<br />
Beleggingsresultaat 34.828 30.350<br />
Wijziging marktrente - 47.522 - 27.544<br />
Premieresultaat 517 1.194<br />
Premiekorting (obv RTS) - 3.171 - 5.147<br />
Toevoeging interest en toeslag - 7.083 - 7.471<br />
Aanpassing overlevingstafels 0 - 2.919<br />
Overig - 615 191<br />
Stand einde boekjaar - 23.046 - 11.346<br />
De beleggingen behaalden in 2011 een performance van 8,1% (2010: 7,6%).<br />
De wijziging van de rentetermijnstructuur (RTS) veroorzaakte een toename van de waarde van de<br />
verplichtingen in 2011 met € 47.522 (2010: stijging van € 27.544). De interne rekenrente daalde van 3,4%<br />
naar 2,7%.<br />
De voorgaande ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat de dekkingsgraad ultimo 2011 116% (2010:<br />
124,7%) bedraagt.<br />
Het vereist eigen vermogen volgens de normen van DNB bedraagt 111% (2010: 111,8%).<br />
Dekkingsgraad<br />
De technische voorzieningen zijn de contante waarde van alle pensioenrechten en aanspraken van de<br />
(gewezen) deelnemers en gepensioneerden, inclusief de toegezegde toeslag per 1 januari van het nieuwe<br />
boekjaar, op basis van het vigerende pensioenreglement. Bij de berekening van de contante waarde is de<br />
rentetermijnstructuur ultimo boekjaar gehanteerd, zoals vastgesteld door DNB, evenals de overige<br />
actuariële grondslagen en veronderstellingen, waaronder de sterftetrend. Hierbij is rekening gehouden<br />
met de recente AG Prognosetafels 2010-2060, startjaar 2011.<br />
Het Minimaal Vereist Vermogen is gelijk aan de technische voorziening inclusief de sterftetrend, verhoogd<br />
met een opslag voor algemene risico's. Dit Minimaal Vereist Vermogen bedraagt 104,1%.<br />
Het Vereist Vermogen is gelijk aan de technische voorziening op marktwaarde inclusief sterftetrend en<br />
verhoogd met een opslag. Deze opslag dient zodanig te worden vastgesteld dat de kans dat het<br />
pensioenfonds in een periode van 1 jaar wordt geconfronteerd met een zodanige daling van de<br />
dekkingsgraad dat het vermogen daalt tot onder de technische voorziening kleiner of gelijk is aan 2,5%.<br />
Voor de vaststelling van deze opslag is door DNB een standaardtoets ontwikkeld: de zogenaamde Stoets.<br />
De onderliggende risicofactoren worden aangeduid met S1 tot en met S6. Vooral het renterisico en<br />
het zakelijke waardenrisico bepalen de uitkomst van deze toets. Daarnaast kent het standaardmodel nog<br />
het liquiditeitsrisico (S7), het concentratierisico (S8) en het operationeel risico (S9). Deze risico's zijn<br />
binnen het FTK op 0 vastgesteld.<br />
Met ingang van 2011 wordt rekening gehouden met het actieve beheer risico (S10).<br />
Buffer<br />
Buffer in % van de VPV<br />
Risico 2011 2010 2011 2010<br />
S1: Rente 14.119 21.286 3,6% 6,1%<br />
S2: Zakelijke waarden 26.472 22.732 6,6% 6,5%<br />
S3: Valuta 16.308 5.280 4,1% 1,5%<br />
S4: Commodity 3.042 6.864 0,8% 2,0%<br />
S5: Krediet 9.914 8.058 2,5% 2,3%<br />
S6: Verzekeringtechnisch 11.290 9.946 2,8% 2,9%<br />
S10: Actief beheer risico 4.196 nvt 1,1% 0,0%<br />
Subtotaal voor diversificatie-effect 85.341 74.166 21,5% 21,3%<br />
Diversificatie-effect - 41.747 - 33.026 -10,5% -9,5%<br />
Stand einde boekjaar 43.594 41.140 11,0% 11,8%<br />
Het Vereiste Eigen Vermogen bedraagt ultimo verslagjaar € 43.594 (2010: € 41.140); dat is 11% van de<br />
technische voorziening ad € 397.278 (2010: 11,8% van € 348.590).<br />
8
Toereikendheid<br />
De dekkingsgraad nam in het verslagjaar af tot 116% (2010: 124,7%).<br />
Het op basis van het FTK gedefinieerd Minimaal Vereist Vermogen voor nominale pensioenaanspraken<br />
(104,1%) was ultimo boekjaar aanwezig. Het Vereist Vermogen (111%) was hiermee ultimo boekjaar<br />
eveneens aanwezig.<br />
De ontwikkeling van de dekkingsgraad blijkt uit deze grafiek.<br />
Beleidskader 2011<br />
Het Bestuur streeft op grond van de ALM-studie 2010 een extra rendement na tussen de 1 en 1,5%; en<br />
heeft daarbij een Risicobudget vastgesteld tussen de 6 en 10%. Het beleidskader met betrekking tot het<br />
Premie- en Toeslagbeleid is onderstaand aangegeven.<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
190<br />
180<br />
170<br />
160<br />
150<br />
140<br />
130<br />
120<br />
110<br />
100<br />
90<br />
2007 2008 2009 2010 2011<br />
Marktwaarde<br />
Premie<br />
als % PG<br />
dekkingsgraad pensioenin<br />
% grondslag<br />
185% of meer 0%<br />
155 - 185% 12%<br />
135 - 155% 21%<br />
130 - 135% 28%<br />
120 - 130% 28%<br />
105 - 120% 32%<br />
32%<br />
Toeslagen<br />
op ingegane Toeslagen op<br />
pensioenen en aanspraken<br />
slapersrechten deelnemers<br />
(prijsindex) (loonindex)<br />
100% + inhaal 100% + inhaal<br />
100% + inhaal 100% + inhaal<br />
100% + inhaal 100% + inhaal<br />
100% 100% + inhaal<br />
Lineair 60 - 100% 100% + inhaal<br />
Lineair 0 - 60% 100%<br />
Minder dan 105% 0% 0%<br />
Gemiddeld<br />
pensioenfonds<br />
<strong>PFP</strong>-Minimaal vereist<br />
<strong>PFP</strong>-Stand<br />
<strong>PFP</strong>-Vereist<br />
Stapsgewijze jaarlijkse premie-aanpassing van 3% naar kaderniveau.<br />
Wanneer het niveau van 32% niet kostendekkend mocht zijn, wordt de kostendekkende premie geheven,<br />
rekening houdend met de maximale jaarlijkse stapsgewijze aanpassing.<br />
Als de dekkingsgraad lager is dan 105%, wordt er naast de normale premie een herstelpremie geheven van 5%<br />
van de salarissom.<br />
Voor de ingegane pensioenen en slapersrechten geldt dat vanaf een dekkingsgraad van 105% de indexering<br />
tenminste gelijk is aan de prijsontwikkeling bij een prijsindextoename van minder dan 1%. Bij een<br />
prijsindextoename van 1% of meer is deze tenminste gelijk aan 1%.<br />
Telkenjare tegen het einde van het jaar beslist het Bestuur over de hoogte van de premie voor het<br />
nieuwe jaar, de hoogte van de indexatie voor het nieuwe jaar en het risicobudget voor het<br />
beleggingsbeleid. Bij deze beslissingen wordt de beleidskeuzematrix door het Bestuur als leidraad<br />
gehanteerd bij de ter zake te nemen besluiten. Het Bestuur kan afwijken van deze beleidskeuzematrix.<br />
9
Als gevolg van de wijzigingen in de pensioenregeling is het beleidskader per 1 januari 2012 gewijzigd. De<br />
indexatiekoopsom voor actieve deelnemers is niet langer onderdeel van de kostendekkende premie,<br />
waardoor de premie lager uitkomt.<br />
Vanaf 1 januari 2012 geldt het volgende beleidskader:<br />
Dekkingsgraad Premie Toeslag<br />
185%+ 0% Volledig (eventueel inhaal)<br />
155-185% 12% Volledig (eventueel inhaal)<br />
135-155% 21% Volledig (eventueel inhaal)<br />
130-135% 25% Volledig<br />
105-130% 25% Lineair tussen 0% en volledig<br />
Lager dan 105% Kostendekkende premie Geen<br />
Dit beleidskader is een leidraad voor het Bestuur, maar het Bestuur kan er van afwijken. De gehanteerde<br />
uitgangspunten en berekeningen zijn zodanig dat rekening gehouden wordt met de verwachte risico’s en<br />
rendementen van de beleggingsportefeuille. Als de dekkingsgraad onder het vereist vermogen van 111%<br />
komt, moet het beleidskader er toe bijdragen dat binnen 15 jaar voldoende herstel optreedt. Het Bestuur<br />
kan bij een dekkingsgraad lager dan 105% beslissen dat de werkgevers een extra premie moeten<br />
betalen van 5% van de salarissom. Als de premie aangepast wordt, is dat, in principe, met niet meer dan<br />
3% per jaar. Als de loonindex met 1% of meer stijgt is de indexatie, in principe, tenminste 1%.<br />
10
2. Risico's<br />
Risico- en beheersingsbeleid<br />
De verantwoordelijkheden van het fonds zijn vormgegeven in het premie-, toeslag- en beleggingsbeleid.<br />
Het Bestuur heeft dit beleid verwoord in de ABTN. De keuzes die ten aanzien van dit beleid gemaakt zijn<br />
nemen onvermijdelijk risico’s met zich mee. Daarnaast zijn er risico’s die samenhangen met de uitvoering<br />
van dit beleid. De wijziging van de pensioenregeling eind 2011 gaf aanleiding het beleidskader aan te<br />
passen.<br />
In 2011 heeft het Bestuur een uitgebreide en gedetailleerde inventarisatie van de verschillende risico’s<br />
uitgevoerd. Daarbij is de FIRM-beschrijving van DNB als uitgangspunt gehanteerd. Bij deze inventarisatie<br />
worden de partijen aan wie door het Bestuur taken zijn uitbesteed nauw betrokken. Het Bestuur heeft in<br />
2011 dit project afgerond. Inmiddels is er sprake van een continue proces van risico-beheersing.<br />
Solvabiliteitsrisico<br />
<strong>PFP</strong> wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met<br />
risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor<br />
het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de<br />
marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het<br />
solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende middelen ter<br />
dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen<br />
geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. De<br />
solvabiliteit wordt weergegeven door middel van de dekkingsgraad: de marktwaarde van het aanwezige<br />
vermogen uitgedrukt in de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het solvabiliteitsrisico is in feite<br />
de combinatie van beleggings- en verzekeringstechnische risico’s.<br />
Algemene leidraad voor het uitvoeren van beheerstaken is risicomijdend operationeel management.<br />
Onderstaand worden enige risico's genoemd waar het Bestuur aandacht aan besteedt:<br />
- beleggingsrisico's;<br />
- verzekeringstechnische risico's;<br />
- niet-financiële risico's.<br />
Beleggingsrisico's<br />
Ter beheersing van het beleggingsrisico is door het Bestuur een Verklaring beleggingsbeginselen<br />
opgesteld. Deze Verklaring geeft richtlijnen aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet<br />
plaatsvinden. Daarnaast wordt jaarlijks een Uitvoeringsplan Beleggingen vastgesteld.<br />
Belangrijke beleggingsrisico’s zijn het prijs- en kredietrisico.<br />
- a. Prijsrisico<br />
Prijsrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en marktrisico. De beleggingsdoelstellingen bepalen<br />
de strategie die <strong>PFP</strong> volgt ten aanzien van het beleggingsrisico. In de dagelijkse praktijk ziet de<br />
Beleggingscommissie toe op het prijsrisico conform de binnen <strong>PFP</strong> aanwezige beleidskaders en de<br />
beleggingsrichtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het Bestuur.<br />
- a.1 Renterisico<br />
Renterisico is het risico dat optreedt bij wijzigingen in de beleggingen als gevolg van de wijziging van de<br />
marktrente. <strong>PFP</strong> is gevoelig voor wijzigingen van de marktrente omdat de duration van de beleggingen en<br />
die van de (pensioen)verplichtingen niet gelijk zijn. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het<br />
Bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en de nadelen (kans op minder rendement) van meer<br />
of minder duration matching af ten opzichte van de alternatieve strategieën.<br />
- a.2 Valutarisico<br />
De beleggingen in aandelen, onroerend goed en alternatieve beleggingen in vreemde valuta’s worden<br />
(nagenoeg) volledig afgedekt.<br />
Overigens werd de 100%-afdekkingsnorm voor de Amerikaanse dollar met ingang van 1 januari 2012<br />
gewijzigd naar 50%. Deze wijziging werd eind 2011 geïmplementeerd.<br />
- a.3 Marktrisico<br />
Marktrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die<br />
samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren)<br />
waardewijzigingen plaatsvinden.<br />
11
Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle<br />
beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden<br />
verwerkt in het saldo van baten en lasten. Spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) kan het<br />
marktrisico dempen.<br />
De beleggingsportefeuille van het pensioenfonds kent bij ieder van de drie belangrijkste<br />
beleggingscategorieën (aandelen, vastgoed en obligaties) een zeer brede spreiding over de verschillende<br />
belangrijkste regio's, doordat belegd wordt in regionale funds. Deze funds weerspiegelen, met een<br />
gelimiteerde risicomarge, het verloop van de onderliggende regionale beurzen (Europa, Verenigde Staten,<br />
Azië en de Opkomende Markten). Ook de beleggingen in hedgefunds en private equity vinden plaats via<br />
regionaal gespreide fund of funds.<br />
- b. Kredietrisico<br />
Kredietrisico dat wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin <strong>PFP</strong> actief is, wordt op<br />
dagbasis beheerd door de deskundigen van de Fiduciaire Vermogensbeheerder. Daarbij gelden strenge<br />
restricties en wordt veelvuldig onderpand geëist. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van verschillende<br />
tegenpartijen met een goede reputatie waardoor dit risico beperkt wordt. Ook hier geldt de kanttekening<br />
dat, ondanks de genomen maatregelen, het tegenpartijrisico tijdens een periode waarin sprake is van een<br />
systeemcrash, ook bij voorheen als solvabel geachte tegenpartijen, zich toch kan voordoen.<br />
Verzekeringstechnische risico's<br />
De pensioenverplichtingen kunnen in de tijd worden weergegeven door middel van een schatting van de<br />
toekomstig uitgaande kasstromen. De verzekeringstechnische risico’s uiten zich in:<br />
- Toeslagresultaten; wanneer het gevoerde toeslagbeleid afwijkt van de aannamen en/of loon- en<br />
prijsstijgingen c.q. de franchiseontwikkeling afwijken van de aannamen.<br />
- Verzekeringstechnische resultaten; indien de relevante aannamen en veronderstellingen niet<br />
overeenstemmen met de werkelijkheid. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan het periodiek<br />
aanpassen van de levensverwachtingen van de deelnemers (het langlevenrisico). Met name de<br />
toename van de levensverwachtingen is een belangrijk aspect van dit risico.<br />
Overige relevante verzekeringstechnische risico's zijn het overlijdens- en het<br />
arbeidsongeschiktheidsrisico.<br />
-<br />
Premieresultaten; indien de premie niet gelijk is aan de marktwaarde van de kasstromen die<br />
voortvloeien uit de nieuwe pensioentoezeggingen.<br />
Niet-financiële risico's<br />
Twee belangrijke niet-financiële risico's zijn het operationele risico en het systeemrisico.<br />
Operationele risico's<br />
Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van de pensioen- en beleggingsactiviteiten,<br />
als gevolg van niet afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg<br />
van externe gebeurtenissen.<br />
Het pensioenfonds heeft de uitvoering van de pensioen- en financiële administratie opgedragen aan<br />
<strong>PBOD</strong>, met wie voortdurend afstemming plaatsvindt over deze risico’s.<br />
Vermogensbeheer<br />
<strong>PFP</strong> heeft het vermogensbeheer opgedragen aan Mn-Services, een grote professionele Nederlandse<br />
vermogensbeheerder.<br />
In 2009 is de organisatie voor wat betreft het Risicobeheer aangepast. Met betrekking tot de<br />
risicobeheersing maakt Mn-Services gebruik van de afdelingen: Operational Risk Management, Risk<br />
Control, Operational Risk Management en Investment Risk Management.<br />
Samenvattend zijn de volgende zes uitgangspunten geformuleerd:<br />
1. invulling geven aan het mandaat tegen aanvaardbare risico’s door hoge professionele standaarden;<br />
2. het beheersen van operationele risico’s op basis van helder verdeelde taken en<br />
verantwoordelijkheden (accountability & functiescheiding);<br />
3. voldoen aan wet- en regelgeving en interne regelgeving (rule & principle);<br />
4. risicobewuste cultuur die vertrouwen en betrouwbaarheid stimuleert;<br />
5. onafhankelijkheid en goede kwaliteit van de risicomanagementfunctie; en<br />
6. coördinatie en samenwerking tussen risicomanagementdisciplines.<br />
12
Mn-Services legt met ingang van de jaarrekening 2011 verantwoording af door middel van ISAE3402<br />
type II. Deze verklaring is tijdig ontvangen.<br />
Administratie<br />
Het pensioenfonds heeft feitelijk alle administratieve uitvoeringswerkzaamheden opgedragen aan <strong>PBOD</strong>.<br />
Het risico dat <strong>PBOD</strong> tekortschiet wordt gemitigeerd doordat het Bestuur van het pensioenfonds<br />
vertegenwoordigd is in het Bestuur van de uitvoerder <strong>PBOD</strong>. Dit stelt het Bestuur in staat de kwaliteit van<br />
de uitvoering aan te laten sturen en zonodig corrigerende maatregelen te laten nemen.<br />
<strong>PBOD</strong> heeft besloten zich zoveel mogelijk te richten op haar kerntaken te weten de uitvoering van de<br />
arbeidsvoorwaarden in de PBO-sector. Dit houdt in dat veel processen uitbesteed zijn. In 2006 werd<br />
besloten gebruik te maken van een externe juridische adviseur, naast de externe accountant en actuaris.<br />
In 2007 werd de automatiseringsomgeving van <strong>PBOD</strong> drastisch gewijzigd. Alle voor het pensioenfonds<br />
belangrijke software draait, onder supervisie van de softwareleverancier, bij daartoe gespecialiseerde<br />
application-service-providers. Hierdoor wordt de beschikbaarheid, beveiliging en back-up verzorgd door<br />
professionele partijen. Ook de servers voor het interne netwerk worden inmiddels door een professionele<br />
partij verzorgd. <strong>PBOD</strong> ziet toe op de kwaliteit van de uitvoering van de overeengekomen taken door<br />
bedoelde externe partijen. <strong>PBOD</strong> levert hiertoe kwartaalrapportages.<br />
Systeemrisico<br />
Systeemrisico is het risico dat het mondiale financiële systeem en de internationale markten niet langer<br />
naar behoren functioneren, waardoor beleggingen van <strong>PFP</strong> niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan<br />
niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor alle andere marktpartijen is dit risico voor <strong>PFP</strong><br />
niet beheersbaar. Dat dit risico bestaat is sinds 2008 pijnlijk duidelijk geworden.<br />
Voor een nadere <strong>toelichting</strong> op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar Risicobeheer en<br />
derivaten in de jaarrekening.<br />
13
3. Informatie over de verwachte gang van zaken<br />
Beleidsmatige aspecten<br />
Op de belangrijke dossiers is in 2011 weinig voortgang geweest. Het kabinet heeft nadere studies ingelast<br />
ter voorbereiding van de invulling van het pensioenakkoord, de parameters van het Financiële<br />
Toetsingkader(s) en de bestuursmodellen. Voor de PBO-sector is het nog steeds onduidelijk of de<br />
toekomst inhoudt dat er drastisch afgeslankt gaat worden of zelfs opheffing het geval zal zijn. Die<br />
toekomst zal mede bepalend zijn voor de toekomst van het pensioenfonds zelf. Al deze dossiers zullen,<br />
samen met de reguliere onderwerpen, in 2012 veel energie vergen.<br />
Communicatie<br />
In 2011 is zowel de aansluiting aan het Pensioenregister als een nieuwe deelnemersportal, inclusief een<br />
vernieuwde pensioenplanner, gerealiseerd. Voor de werkgevers is in begin 2012 een werkgeversportal<br />
beschikbaar gekomen waarmee alle mutaties integraal aan de pensioenadministratie zullen worden<br />
doorgegeven. Elk jaar worden de deelnemers uitgenodigd voor een individueel op de deelnemer<br />
toegesneden pensioengesprek. Menig deelnemer heeft hiervan gebruik gemaakt. In 2012 zullen één of<br />
twee pensioenbulletins verzonden worden. Ook zullen bij de werkgevers op locatie presentaties over de<br />
nieuwe pensioenregeling 2012 en pensioenactualiteiten gegeven worden.<br />
Fiduciaire Vermogensbeheer<br />
De Fiduciaire Vermogensbeheerder wordt jaarlijks geëvalueerd. Ook zal systematisch aandacht worden<br />
besteed aan de positionering van de beleggingsportefeuille in een omgeving die veel volatieler is<br />
geworden en waar, meer nog dan in het verleden, grote onzekerheden bestaan over de macroeconomische<br />
ontwikkelingen. In 2012 zal aandacht besteed worden aan enige risico-scenario’s. Bepalend<br />
voor de ontwikkeling van de dekkingsgraad zal vooral zijn of de economie te maken krijgt met inflatie of<br />
deflatie.<br />
14
4. Bestuursaangelegenheden<br />
Bestuursbeleid<br />
Het Bestuur van het fonds heeft het afgelopen jaar zeven keer vergaderd. Naast de jaarlijks<br />
terugkerende onderwerpen premie-, indexatie- en beleggingsbeleid kwamen onder andere de toename<br />
van de levensverwachtingen, de toekomst van de PBO-sector én de toekomst van het pensioenfonds zelf<br />
aan de orde.<br />
Aanpassingen in de pensioenregeling met ingang van 1 januari 2012<br />
De ontwikkeling van de dekkingsgraad was voor werkgevers en werknemers aanleiding om in de<br />
pensioencommissie PBO te bezien hoe een grote stijging van de te betalen premie voorkomen kon<br />
worden. Daartoe was het onvermijdelijk dat de regeling aangepast zou worden.<br />
Deze aanpassingen zijn uiteengezet in het communiqué van de werkgevers en de samenwerkende<br />
vakbonden van 3 januari 2012.<br />
1. Indexatie<br />
Volgens de Pensioenregeling 2007 worden de pensioenaanspraken van actieve deelnemers jaarlijks<br />
geïndexeerd met de stijging van de PBO-loonindex, mits de dekkingsgraad 105% of hoger is. De kosten<br />
van deze indexatie worden elk jaar opgenomen in de premie. Een dergelijke regeling komt in de meeste<br />
andere pensioenregelingen in Nederland niet voor. Afhankelijk van de rentestand en de stijging van de<br />
loonindex liggen de kosten tussen de 4 en 10% van de pensioengrondslag. Afgesproken is om de kosten<br />
van de indexatie van actieven voortaan niet meer op te nemen in de premie maar, net zoals de indexatie<br />
voor de inactieven, volledig uit de dekkingsgraad te halen, waardoor de premie aanmerkelijk lager wordt.<br />
Deze aanpassing is een versobering van de regeling. Tevens wordt de indexering van de inactieven met<br />
ingang van 1 januari 2012 gebaseerd op de loonindex van de PBO-sector in plaats van op de CBSprijsindex.<br />
Dit houdt in dat in de toekomst alle pensioenen (actieven en inactieven) volgens dezelfde<br />
maatstaf aangepast worden.<br />
Het Bestuur beslist elk jaar of en met hoeveel de pensioenopbouw geïndexeerd wordt. Die eventuele<br />
indexatie wordt betaald uit de beleggingsresultaten van het pensioenfonds. Hierbij geldt dat de financiële<br />
positie van het pensioenfonds voldoende moet zijn om de indexatie te kunnen verlenen. De indexering<br />
blijft derhalve voorwaardelijk.<br />
2. Lagere franchise<br />
Door de franchise te verlagen komt de pensioengrondslag hoger uit. Iedere werknemer bouwt daardoor<br />
jaarlijks meer pensioen op. Dit is een verbetering van de regeling, vooral voor de lagere salarisniveaus.<br />
De hogere grondslag betekent in euro’s wel meer premie.<br />
De franchises zijn met ingang van 1 januari 2012 vastgesteld als volgt:<br />
Franchise<br />
In dienst op of na 1 januari 2006<br />
In dienst vóór 1 januari 2006 en geboortejaar:<br />
- 1957 en eerder<br />
- 1958 t/m 1967<br />
- 1968 en later<br />
EUR 10.850<br />
EUR 13.144<br />
EUR 11.998<br />
EUR 10.850<br />
3. Hoger opbouwpercentage<br />
Het jaarlijkse opbouwpercentage wordt verhoogd van 1,9% naar 2,0%. Een hoger opbouwpercentage<br />
betekent voor iedere werknemer een hogere jaarlijkse pensioenopbouw. Dit is ook een verbetering van<br />
de regeling.<br />
4. Andere premieverdeling werkgever/werknemer<br />
De verdeling van de premiekosten wijzigt van 33% werknemer en 67% werkgever naar 30% werknemer<br />
en 70% werkgever. Door de aanpassing van de indexatiebepaling kan de totale pensioenpremie voor<br />
2012 beperkt blijven tot 25% van de pensioengrondslag, in plaats van 32%. Hierdoor blijft de<br />
premiestijging voor de werknemers met ingang van 1 januari 2012 beperkt van 7,0% tot 7,5%. Zonder<br />
aanpassing was de werknemerspremie gestegen naar 10,7%. Voor de werkgevers stijgt de<br />
pensioenpremie van 14% tot 17,5%. Zonder aanpassing was de werkgeverspremie gestegen naar<br />
21,3%.<br />
15
5. Premiekorting<br />
Een belangrijk gevolg van de nieuwe regeling is dat er een eind gekomen is aan de premiekorting.<br />
6. Gevolgen voor de pensioengerechtigden<br />
De toekomstige indexatie is met ingang van 1 januari 2012 welvaartsvast geworden.<br />
Voor de pensioengerechtigden en de slapers is van belang dat enerzijds het pensioenfonds geen korting<br />
meer verleent op de premies die de werkgevers en werknemers moeten betalen maar anderzijds dat nu<br />
ook de mogelijke indexaties van de opgebouwde pensioenaanspraken van de actieve deelnemers<br />
gefinancierd worden uit de beleggingsopbrengsten. Besloten is daarom om de indexatie met ingang van 1<br />
januari 2012 te baseren op de loonindex van de PBO-sector, in plaats van op de CBS-prijsindex. Daarmee<br />
is het pensioen in principe welvaartsvast geworden.<br />
Het Bestuur beslist elk jaar of en met hoeveel de opgebouwde pensioenaanspraken geïndexeerd worden.<br />
Die eventuele indexatie wordt betaald uit de beleggingsresultaten van het pensioenfonds. Hierbij geldt<br />
dat de financiële positie van het pensioenfonds voldoende moet zijn om de indexering te kunnen<br />
verlenen. De indexering blijft derhalve voorwaardelijk.<br />
Het pensioenreglement dat van kracht werd per 1 januari 2007 voorziet volgens artikel 18 lid 3 in<br />
toekomstige wijzigingen in de toeslagmethodiek. Gewezen deelnemers met een pensioenaanspraak en<br />
pensioengerechtigden die een pensioenuitkering ontvangen die voortvloeit uit een eerder<br />
pensioenreglement dan 2007 hebben het recht bezwaar te maken tegen deze wijziging. Dit bezwaar dient<br />
binnen zes weken na de datum waarop de betreffende mededeling is verstuurd per brief kenbaar<br />
gemaakt te zijn aan het pensioenfonds. Is binnen deze termijn geen bezwaar kenbaar gemaakt dan<br />
wordt de wijziging doorgevoerd.<br />
Bij deze wijziging is rekening gehouden met de opvattingen van zowel de bestuursleden als de leden in<br />
de Raad van Toezicht namens de pensioengerechtigden. Het Bestuur van de Vereniging van<br />
Gepensioneerden kan er zich na ampele overwegingen mee verenigen dat met ingang van 1 januari 2012<br />
de indexatie wordt gebaseerd op de loonindex zoals afgesproken in het CAO-overleg in de PBO-sector.<br />
Het Bestuur van de Vereniging is van mening dat, op een langere termijn, de loonindex een hogere<br />
indexatie van de pensioenen zal realiseren dan op basis van de prijsindex.<br />
Inmiddels is gebleken dat er slechts drie negatieve reacties zijn ontvangen over de wijziging van het<br />
toeslagbeleid voor de pensioengerechtigden. Het Bestuur heeft vervolgens de boven omschreven<br />
veranderingen geformaliseerd. De pensioenregeling en de ABTN zijn aangepast.<br />
Het Bestuur besloot onder meer tot het volgende:<br />
- de doorsneepremie 2012 bedraagt 25% (2011: 32%)<br />
- de premieheffing in 2012 wordt verhoogd van 21% naar 25%. Er is geen sprake meer van<br />
premiekorting;<br />
- de toeslag per 1 januari 2012 voor (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden bedraagt<br />
1,0%. Omdat de PBO-loonstijging 1,7% is betekent dit een korting van 0,7%;<br />
- er wordt geen jaarverslag meer gedrukt. Het jaarverslag 2011 wordt uitsluitend digitaal<br />
beschikbaar gesteld.<br />
Raad van Toezicht<br />
De Raad heeft kennis genomen van alle besluiten en heeft inzage in alle vergaderstukken van het<br />
Bestuur. Op basis van de bepalingen in de Pensioenwet geeft de Raad adviezen en instemmingen over<br />
alle zaken die een Deelnemersraad en/of een Verantwoordingsorgaan aangaan. Het Bestuur houdt<br />
rekening met deze adviezen en instemmingen.<br />
De Raad van Toezicht kwam in het boekjaar drie keer bijeen, waarbij het Bestuur steeds (al dan niet<br />
gedeeltelijk) aanwezig was.<br />
Belangrijkste onderwerpen van overleg en advisering waren uiteraard de veranderingen volgende uit het<br />
CAO-overleg en de daaruit voortvloeiende bestuursbesluiten. Het Bestuur hield bij de definitieve<br />
besluitvorming rekening met het overleg en de advisering van de Raad.<br />
16
Klachten en Geschillen<br />
Het Bestuur heeft een Klachten- en Geschillenreglement vastgesteld. Indien een geschil ontstaat tussen<br />
het pensioenfonds en een belanghebbende bij het pensioenfonds, dient de belanghebbende zich te<br />
wenden tot de administrateur (<strong>PBOD</strong>) van het pensioenfonds. Indien de administrateur en de<br />
belanghebbende niet tot een oplossing van de klacht/het geschil komen, kan de belanghebbende zich<br />
wenden tot het Bestuur. Vervolgens bestaat de mogelijkheid dat de belanghebbende zich wendt tot de<br />
Ombudsman Pensioenen.<br />
In het verslagjaar zijn geen klachten of geschillen aan de administrateur voorgelegd.<br />
17
5. Beleggingen<br />
Fiduciair vermogensbeheer<br />
Het vermogensbeheer is opgedragen aan Mn-Services te Rijswijk, die is aangesteld als Fiduciaire<br />
Vermogensbeheerder door middel van een overeenkomst met een SLA. Mn-Services is verantwoordelijk<br />
voor het adviseren over het op elkaar afstemmen van activa en passiva, de beleggingsstrategie, het<br />
samenstellen van de beleggingsportefeuille, de selectie van operationele vermogensbeheerders, het<br />
monitoren van die operationele vermogensbeheerders en het rapporteren over al die taken en<br />
werkzaamheden aan het Bestuur van <strong>PFP</strong>. Mn-Services legt in het algemeen verantwoording af aan het<br />
Bestuur, primair via de Beleggingscommissie.<br />
Uitgangspunten<br />
Het Bestuur heeft als belangrijke verantwoordelijkheid te zorgen voor een goed en betaalbaar pensioen<br />
en te streven naar toeslagverlening, uitgaande van de door de CAO-partijen afgesproken<br />
pensioenregeling. Om dit te realiseren is onder andere een gedegen beleggingsbeleid belangrijk.<br />
Ieder jaar wordt het beleggingsbeleid opnieuw vastgesteld binnen het strategisch kader. Het strategisch<br />
kader volgt uit de ALM-studie. Het beleggingsbeleid wordt beïnvloed door (de opvattingen over) de<br />
internationale economische ontwikkelingen, door de samenstelling en de ontwikkeling van het<br />
verzekerdenbestand en ook door wetten en regelgeving. Vooral het FTK heeft een belangrijke invloed op<br />
het beleggingsbeleid. Op basis van de ALM-studies is de laatste paar jaar bijvoorbeeld besloten om het<br />
risico van de mismatch in de duration van de vastrentende waarden-portefeuille en de technische<br />
voorziening gefaseerd te verminderen.<br />
Beleggingsbeleid<br />
Het beleggingsbeleid kent een strategisch niveau en een jaarplan op grond van het strategische beleid.<br />
Bij het vaststellen van het strategische beleid worden op grond van de beschikbare analyses keuzes<br />
gemaakt over de verdeling over de beleggingscategorieën op de lange termijn. Hierbij streeft het Bestuur<br />
naar een zo hoog mogelijk rendement onder verantwoorde risico´s en gegeven de structuur van de<br />
verplichtingen. Eventuele aanpassingen in het strategische beleid worden zorgvuldig verwerkt in de<br />
jaarplannen, waarbij de marktontwikkelingen in ogenschouw worden genomen.<br />
Spreiding beleggingen<br />
Positieve en negatieve waardeschommelingen zijn onlosmakelijk verbonden met de beleggingsactiviteiten<br />
van een pensioenfonds. Bij het beheer van het vermogen is het volledig voorkomen of afwenden van<br />
risico’s niet mogelijk en zelfs niet gewenst. Zonder reëel risico is er immers geen reëel rendement. Wel<br />
streeft <strong>PFP</strong> naar continu inzicht in de beleggingsrisico’s en worden maatregelen genomen om deze risico’s<br />
te beheersen. Het belangrijkste instrument voor het Bestuur is de weloverwogen spreiding van de<br />
beschikbare middelen over een groot aantal uiteenlopende beleggingscategorieën, die onderling zo min<br />
mogelijk samenhang hebben in de uitkomst van de rendementen. Op deze wijze kunnen mindere<br />
resultaten van de ene beleggingscategorie worden gecompenseerd door betere resultaten van andere<br />
categorieën. Zodoende wordt het risico van de totale beleggingsportefeuille gereduceerd en wordt de<br />
kans op een consistent en goed rendement vergroot.<br />
Derivaten: defensief<br />
Een belangrijk instrument bij de uitvoering van het vermogensbeheer is het gebruik van afgeleide<br />
producten, derivaten genoemd. Derivaten zijn risicovol indien deze worden gebruikt voor speculatieve<br />
doeleinden. <strong>PFP</strong> zet derivaten vooral defensief in, waarbij de beleggingsrisico’s op totaalniveau afnemen.<br />
Met derivaten kunnen ongewenste en/of tijdelijke risico’s worden afgedekt, zoals het vreemdevalutarisico.<br />
Voorts kunnen sommige beleggingsvormen door de inzet van derivaten met lagere kosten<br />
worden gerealiseerd. Ook kunnen derivaten worden ingezet om snel en flexibel aanpassingen in de<br />
portefeuille aan te brengen teneinde het risico/rendementprofiel van de beleggingsportefeuille op het<br />
gewenste niveau te brengen.<br />
2011: Financiële markten gedreven door eurocrisis<br />
Het jaar 2011 begon in een positieve sfeer en de economische groeivoorspellingen waren relatief gunstig.<br />
Als gevolg van de Arabische lente alsmede de tsunami en de daaruit voortvloeiende nucleaire ramp in het<br />
Japanse Fukushima liep echter in het voorjaar de olieprijs op. In een situatie waarin de werkloosheid<br />
hoog is en de lonen amper stijgen, staan hogere energie- en brandstofkosten gelijk aan een<br />
belastingverhoging.<br />
18
Bovendien liet de ECB zich door de - door de hogere olieprijs - oplopende inflatie verleiden tot het<br />
verhogen van de rente, daar waar de economie juist aanhoudende stimulering behoefde. Hierdoor vielen<br />
de economische groei(verwachtingen) terug. Minder florissante groeivooruitzichten verhoogden al snel de<br />
zorg over de schuldsituatie van veel EMU-landen.<br />
Aanhoudende zorgen over solvabiliteit Griekenland<br />
Niemand kon in 2011 om de problemen van Griekenland heen. De lethargie van de politiek om tot<br />
oplossingen te komen zorgde voor steeds heftigere reacties van de financiële markten.<br />
Achtereenvolgende Europese toppen creëerden een reputatie van ‘te weinig, te laat’ ingrijpen. In de<br />
zomer bereikte men een compromis waarbij naast extra hulp van de overheden, de particuliere sector<br />
moest meebetalen aan de oplossing voor Griekenland. Beleggers op de financiële markten bestempelden<br />
dat al snel als een halfbakken compromis en dreven de rentes ook in de andere mediterrane landen in<br />
het najaar steeds verder omhoog. Italië, Spanje en zelfs Frankrijk alsmede de Franse banken kwamen<br />
onder vuur te liggen. Het verschil tussen Franse en Duitse staatsrentes liep op tot 2%, niveaus die sinds<br />
begin jaren negentig niet meer gezien waren. De financiële markten verdreven niet alleen de Italiaanse<br />
president van het regeringspluche, ze dwongen ook politici verder te gaan met stevige maatregelen dan<br />
ooit tevoren. Deze maatregelen werden echter in de financiële markten niet met groot enthousiasme<br />
ontvangen. Veelal ontbraken de cruciale details. Kortom, de zorgen over de solvabiliteit van Griekenland<br />
en de terugvallende economische groei leidden ertoe dat de fiscale situatie van alle eurolanden onder de<br />
loep werd genomen.<br />
Zoektocht naar veiligheid<br />
De performance van (bijna) alle beleggingscategorieën werd in 2011 gedomineerd door de macroeconomische<br />
risico’s die voortkomen uit de eurocrisis. Ten eerste presteerden veilige<br />
beleggingscategorieën beter dan risicovolle: zo rendeerde Duits staatspapier sterk, terwijl Europese<br />
aandelen fors daalden. Ten tweede behaalden Amerikaanse beleggingsmarkten een beter rendement dan<br />
Europese. Een opvallende ontwikkeling was ook het verschil tussen de rendementen van staatsobligaties<br />
van opkomende landen enerzijds en aandelen van dezelfde landen anderzijds. Blijkbaar geldt de<br />
veelbesproken ‘ontkoppeling’ van opkomende landen wel voor staatspapier, maar niet voor aandelen.<br />
Tevens was het relatief sterke rendement van grondstoffen opmerkelijk, omdat grondstoffen over het<br />
algemeen tot de risicovolle beleggingen worden gerekend. Een andere ontwikkeling hield verband met de<br />
zoektocht naar ‘veilige havens’. Deze leidde tot de unieke situatie dat er op meerdere continenten<br />
negatieve nominale rentes werden betaald: van Singapore tot Zwitserland en zelfs in Nederland. Begin<br />
december kon de Nederlandse staat tegen -6 basispunten geld lenen. Dat betekende dat beleggers zo<br />
bang waren hun hoofdsom te verliezen, dat ze geld toe gaven om er maar zeker van te zijn dat ze het<br />
later terugkregen.<br />
Beleggingsresultaten<br />
Om het gerealiseerde rendement per beleggingscategorie op waarde te schatten, wordt dit afgezet tegen<br />
een maatstaf. Dit betreft de maatstaf van het resultaat op de normportefeuille voor 2011. Aan de hand<br />
van de ontwikkeling ten opzichte van deze normportefeuille kan worden getoetst of door actief beheer<br />
waarde is toegevoegd.<br />
Het Bestuur heeft er voor gekozen risico op rentedalingen voor een belangrijk deel af te dekken. Hierdoor<br />
stabiliseert de ontwikkeling van de dekkingsgraad en is de vereiste reservebuffer lager. Het deel van het<br />
risico dat hiermee verminderd wordt, kan ergens anders worden ingezet: daar waar <strong>PFP</strong> verwacht extra<br />
rendement te kunnen halen. Vermogenssamenstelling en rendement ultimo boekjaar:<br />
Verdeling Behaald Rendement Verdeling<br />
Portefeuille 2011 rendement maatstaf 2010<br />
Matching portefeuille 62,0% 14,3% 13,9% 59,1%<br />
Langlopende obligaties Europa 38,3% 17,8% 17,8% 31,8%<br />
Inflatie-obligaties 3,8% 4,8% 4,8% 10,0%<br />
Bedrijfsobligaties 13,8% 2,7% 1,7% 14,1%<br />
Matching overlay 1,9% 15,5% 15,5% 1,3%<br />
Liquiditeiten 4,2% 1,5% 0,8% 1,9%<br />
Return portefeuille 38,0% -1,1% -2,1% 40,9%<br />
Hoogrentende obligaties 14,1% -2,5% -4,7% 13,0%<br />
Aandelen 13,2% -3,8% -4,6% 17,2%<br />
Vastgoed 5,1% 11,5% 10,5% 4,9%<br />
Alternatieve beleggingen 5,6% -0,6% -0,3% 5,8%<br />
Totaal portefeuille 100,0% 8,1% 7,7% 100,0%<br />
19
Toelichting op de performance<br />
In bovenstaande tabel is naast het feitelijke rendement, het resultaat opgenomen van de benchmark die<br />
het pensioenfonds hanteert om de beleggingsresultaten mee te vergelijken. Het feitelijke resultaat van<br />
het pensioenfonds bedroeg 8,1% (inclusief beheerkosten) in 2011. Dit rendement lag enigszins hoger dan<br />
de benchmark van 7,7%.<br />
Matching portefeuille – Investment Grade Vastrentende waarden<br />
Marktontwikkelingen<br />
Staatsobligaties<br />
Nog nooit was de renteontwikkeling binnen Europese staatsleningen zo divers als in 2011. De Duitse 10jaars<br />
rente daalde met 1% naar 1,90%, de Franse rente daalde marginaal, terwijl de Griekse rente steeg<br />
van 11% naar 32%! Gedurende het jaar breidde de crisis zich verder uit. Er werd niet alleen aan de<br />
Griekse kredietwaardigheid getwijfeld, maar langzaam sloop de crisis via Italië en Spanje naar het<br />
noorden waar zelfs de AAA-rating van Frankrijk niet meer zeker was. De verwevenheid van het<br />
bankwezen met overheden alsmede de politieke impasse binnen de EU zorgt ervoor dat er geen snel<br />
einde aan de crisis lijkt te komen. Eerder genomen maatregelen zoals het ophogen van het EFSF worden<br />
door de markten niet serieus genomen. De hoop is nu gevestigd op een strakkere begrotingsdiscipline,<br />
maar er is nog een lange weg te gaan naar een fiscale unie waarin landen elkaar kunnen aanspreken op<br />
overschrijdingen. Om de druk op Europese banken te verlichten heeft de ECB een record<br />
liquiditeitsinjectie aan de banken verstrekt van bijna EUR 500 miljard. Hiermee wordt getracht het<br />
herfinancieringsrisico bij banken volgend jaar in de kiem te smoren.<br />
De vooruitzichten voor volgend jaar zijn zeer onzeker. Alles valt of staat met de politieke wil om de euro<br />
te redden. Vooralsnog is dit proces met onduidelijkheid omgeven. Gezien het ‘deleveraging’ karakter van<br />
de huidige bankencrisis zullen renteniveaus laag blijven. Ook zal de ECB haar rentetarieven waarschijnlijk<br />
eerder verder verlagen, wat neerwaartse druk op de kapitaalmarkttarieven geeft.<br />
Investment Grade Credits<br />
De belangrijkste ingrediënten voor 2011 waren de ontwikkelingen in de Europese periferie en de daaruit<br />
resulterende problemen voor het Europese bankwezen. Spreads op leningen van ondernemingen uit de<br />
periferie stegen tot niveaus die eigenlijk bij High Yield horen, en de prijsvorming van achtergesteld papier<br />
van banken deed meer denken aan de aandelen- dan aan de vastrentende markt. Een defensieve<br />
positionering was in 2011 van essentieel belang. De portefeuille liet relatief goede beleggingsresultaten<br />
zien dankzij een zeer defensieve positionering, die al dateert van begin 2010.<br />
De totale matchingsportefeuille liet een positief resultaat zien van 14,3%. Met name langlopende<br />
obligaties lieten, als gevolg van de verder gedaalde rente, hoge rendementen zien (17,8%).<br />
Activiteiten<br />
Een groot deel van het vermogen van het fonds was in 2011 belegd in vastrentende waarden. Ook binnen<br />
deze portefeuille vastrentende waarden streeft het fonds naar vermindering van het risico door middel<br />
van spreiding van de beleggingen. Deze spreiding vindt plaats door te beleggen in Europese staats- en<br />
bedrijfsobligaties, renteswaps en liquide middelen.<br />
Behalve over verschillende segmenten en regio’s spreidt het fonds de beleggingen in vastrentende<br />
waarden ook over verschillende debiteurenkwaliteiten. Hoe hoger de debiteurenkwaliteit van de lener is,<br />
hoe lager het risico en hoe lager het te verwachten rendement. Andersom geldt dat voor lagere<br />
debiteurenkwaliteiten steeds hogere rentevergoedingen worden ontvangen. Vanwege de risico’s bij<br />
twijfelachtige debiteurenkwaliteiten, houdt het fonds scherp toezicht op de kredietwaardigheid van<br />
partijen waaraan leningen worden verstrekt.<br />
Gedurende 2011 is een grote focus geweest binnen de matchingportefeuille op de kwaliteit van de<br />
debiteuren. Hierdoor is onder andere besloten om Franse en Oostenrijkse staatsobligaties te verkopen.<br />
Dit besluit is ingegeven door de negatieve vooruitzichten voor Frankrijk en Oostenrijk.<br />
20
4<br />
3,5<br />
3<br />
2,5<br />
2<br />
1,5<br />
1<br />
0,5<br />
0<br />
Returnportefeuille<br />
Aandelen<br />
Marktontwikkelingen<br />
De aandelenmarkten hebben het jaar 2011 negatief afgesloten nadat het sentiment in de tweede helft<br />
van het jaar verslechterde. Aan de ene kant was er de grote onzekerheid over de impact en het mogelijk<br />
overslaan van onder andere de Europese schuldencrisis en mogelijke afkoeling van de Chinese economie,<br />
aan de andere kant werden er recordwinsten behaald door vele ondernemingen en bleef de rente op een<br />
zeer laag niveau. Dit tezamen leidde ertoe dat de meer defensieve sectoren de hoogste rendementen<br />
lieten noteren.<br />
Amerikaanse aandelen lieten een licht positief rendement zien, echter aandelen Europa, Verre Oosten en<br />
opkomende landen lieten negatieve rendementen zien.<br />
Activiteiten<br />
Aandelen vormen eveneens een grote categorie in de beleggingmix van het fonds. Aandelen geven op<br />
termijn een hoger verwacht rendement dan vastrentende waarden. De afgelopen jaren hebben de<br />
aandelenbeleggingen van het fonds dan ook een belangrijke rol gespeeld in het op niveau en betaalbaar<br />
houden van de pensioenen bij het fonds. Het hoger verwachte rendement van aandelen gaat gepaard<br />
met een hoger risicoprofiel van deze beleggingscategorie. Dat hogere risico uit zich in een sterk<br />
schommelend resultaat van jaar tot jaar. In het jaar 2011 lieten de aandelenbeleggingen een negatief<br />
resultaat zien. Binnen de aandelenportefeuille spreidt het fonds de beleggingen over verschillende regio’s<br />
en segmenten. Het fonds belegt in aandelen van beursgenoteerde ondernemingen in Europa, de<br />
Verenigde Staten, het Verre Oosten en in opkomende markten.<br />
130<br />
125<br />
120<br />
115<br />
110<br />
105<br />
100<br />
95<br />
THE WORLD INDEX NET DIVIDEND REINVESTED in Euro<br />
21<br />
Japan 10 jaars<br />
VS 10 jaars<br />
Duitse 10 jaars
Hoogrentende vastrentende waarden<br />
Obligaties opkomende landen<br />
Net zoals alle andere beleggingscategorieën hebben obligaties van opkomende landen in 2011 veel<br />
volatiliteit gekend, waarbij de eurocrisis natuurlijk een centrale rol speelde. De angst voor een<br />
tegenvallende ontwikkeling van de wereldeconomie heeft spreads ten opzichte van Amerikaans<br />
staatspapier dit jaar omhoog geduwd voor zowel harde (USD) als voor lokale valuta. Ondanks dit alles<br />
hebben obligaties van opkomende landen in 2011 goede beleggingsresultaten laten zien, weliswaar<br />
enigszins geholpen door de dalende rente op Amerikaans staatspapier. Het zijn ditmaal de ontwikkelde<br />
landen die te maken hadden met verlagingen van hun kredietstatus, terwijl de opkomende landen juist<br />
werden opgewaardeerd. Beleggers zijn deze beleggingscategorie dan ook blijven kopen gedurende het<br />
jaar. Het totaalrendement op obligaties opkomende landen kwam in 2011 uit op 5,7%.<br />
US High Yield, Europa High Yield en Bank Loans<br />
De volatiliteit van de aandelenmarkt was exemplarisch voor de ontwikkeling op de markt voor<br />
hoogrentende obligaties en kende per kwartaal grote uitslagen zowel naar boven als naar beneden toe,<br />
zoals in het vierde kwartaal dat na een sterke neergang in het derde kwartaal een flinke opleving kende.<br />
Dit was o.a. ingegeven door de gepercipieerde progressie met betrekking tot de Griekse schuldencrisis.<br />
Beter dan verwachte Amerikaanse macro-economische data, een positieve up/downgrade ratio en beter<br />
dan verwachte derdekwartaalcijfers van het bedrijfsleven zorgden voor risicobereidheid en een flinke<br />
instroom van nieuw geld. Dit in combinatie met een beperkt aanbod van nieuwe uitgiftes had een<br />
koersopdrijvend effect.<br />
Uit de rendementsverschillen tussen de verschillende ratingcategorieën blijkt dat beleggers in 2011 een<br />
voorkeur hadden voor defensieve obligaties. Het BB en B segment stegen respectievelijk +6,1% en<br />
+4,7%. Het CCC segment tekende een verlies op van -1,4%.<br />
Activiteiten<br />
Een groot deel van het vermogen van het fonds was in 2011 belegd in hoogrentende vastrentende<br />
waarden. Deze beleggingen geven op termijn een hoger verwacht rendement dan op vastrentende<br />
waarden zoals opgenomen in de Matching portefeuille (o.a Duitse en Nederlandse Staatsobligaties) en<br />
spelen dan ook een belangrijke rol om de pensioenen op niveau en betaalbaar te houden. Het hoger<br />
verwachte rendement gaat gepaard met een hoger risicoprofiel. Het fonds streeft naar vermindering van<br />
het risico door middel van spreiding van de beleggingen. Deze spreiding vindt plaats door te beleggen in<br />
US en Europees High Yield en Bank Loans.<br />
Behalve over verschillende segmenten en regio’s spreidt het fonds de beleggingen in vastrentende<br />
waarden ook over verschillende debiteurenkwaliteiten. Hoe hoger de debiteurenkwaliteit van de lener is,<br />
hoe lager het risico en hoe lager het te verwachten rendement. Andersom geldt dat voor lagere<br />
debiteurenkwaliteiten steeds hogere rentevergoedingen worden ontvangen. Vanwege de risico’s bij<br />
twijfelachtige debiteurenkwaliteiten, houdt het fonds scherp toezicht op de kredietwaardigheid van<br />
partijen waaraan leningen worden verstrekt.<br />
Vastgoed<br />
Marktontwikkelingen<br />
Op de vastgoedmarkten werd gereageerd op de huidige economische onzekerheid. Men is vooral<br />
geïnteresseerd in eersteklas vastgoed op toplocaties, dat als veilige haven beschouwd wordt in onzekere<br />
tijden.<br />
Activiteiten<br />
In deze beleggingsvorm streeft het pensioenfonds naar spreiding over directe beleggingen in Nederland,<br />
Noord-Amerika en Azië. Het totaalrendement op de vastgoed beleggingen kwam in 2011 uit op 11,5%.<br />
22
Alternatieve beleggingen<br />
Binnen de portefeuille wordt belegd in private equity, hedgefunds en grondstoffen (commodities). Deze<br />
portefeuille alternatieve beleggingen maakt een belangrijk onderdeel uit van het spreidingsbeleid, omdat<br />
de rendementen van de alternatieve beleggingen zich vaak min of meer onafhankelijk bewegen van het<br />
resultaat op traditionele investeringen als aandelen en obligaties. De resultaten waren in 2011 positief.<br />
De voortzettende ontspanning in financiële markten en stijging van de aandelenmarkten zorgden voor<br />
positieve rendementen bij de meeste hedge funds strategieën. De investeringen in grondstoffen bestaan<br />
voor een belangrijk deel uit energiedragers, naast een kleiner deel metalen, edelmetalen, hout en<br />
landbouwproducten. Voor wat betreft de beleggingen in Private Equity heeft het Private Equity fonds,<br />
waarin het pensioenfonds participeert, al zijn aangegane verplichtingen vastgelegd met onderliggende<br />
Private Equity fondsen in 2009. Daarom zijn in 2011 geen nieuwe verplichtingen meer aangegaan. Het<br />
Private Equity fonds zal de komende jaren de aangegane verplichtingen met de acht onderliggende<br />
beheerders verder uitbreiden.<br />
Uit de volgende grafiek blijkt de ontwikkeling van de olieprijs.<br />
130<br />
120<br />
110<br />
100<br />
90<br />
80<br />
70<br />
60<br />
50<br />
Prijs per vat ruwe Brent olie in USD<br />
Valuta-afdekking<br />
Het beleid is erop gericht om met de beleggingen alleen risico te lopen als daar ook een verwacht<br />
rendement tegenover staat. Risico’s op schommelingen in valutakoersen horen daar niet bij. Het fonds<br />
dekt dan ook het risico af op schommelingen van de Amerikaanse dollar, de Japanse yen en het Britse<br />
pond. Ook de gevoeligheid voor renteschommelingen, die van grote invloed zijn op de waarde van de<br />
pensioenverplichtingen en daarmee de dekkingsgraad, is voor een belangrijk deel afgedekt. Het afdekken<br />
van de Amerikaanse dollar heeft in 2011 een beperkt verlies opgeleverd door de verzwakking van de euro<br />
ten opzichte van de Amerikaanse dollar.<br />
Overigens werd de 100%-afdekkingsnorm voor de Amerikaanse dollar met ingang van 1 januari 2012<br />
gewijzigd naar 50%. Deze wijziging werd eind 2011 geïmplementeerd.<br />
Risicobeheersing<br />
In de risicoparagraaf, welke is opgenomen in het jaarverslag, wordt uitgebreid ingegaan op de risico's die<br />
door het pensioenfonds worden gelopen.<br />
23
Ontwikkeling van het belegde vermogen<br />
De ontwikkeling van het belegde vermogen in de afgelopen vijf jaren is in de volgende grafiek weergegeven.<br />
Ontwikkeling van de beleggingen<br />
Asset mix<br />
Totaal belegd vermogen (* € 1.000)<br />
600.000<br />
500.000<br />
400.000<br />
300.000<br />
200.000<br />
100.000<br />
0<br />
Bedragen (x € 1.000) Balans per Waarde- Balans per<br />
Rubriek 01-jan Aankopen Verkopen mutaties 31-dec<br />
Vastgoed 20.742 694 - 1.137 1.243 21.542<br />
Aandelen 62.894 2.820 - 16.595 - 3.461 45.658<br />
Vastrentende waarden 328.732 104.548 - 93.195 22.908 362.993<br />
Derivaten 5.887 3.103 0 590 9.580<br />
Overige beleggingen 24.437 4.902 0 2.618 31.957<br />
Subtotaal 442.692 116.067 - 110.927 23.898 471.730<br />
Derivaten - 2.227 1.607 0 0 - 620<br />
Liquiditeiten 2.421 103 0 0 2.524<br />
Totaal 442.886 117.777 - 110.927 23.898 473.634<br />
Bedragen (x € 1.000)<br />
Jaar 2011<br />
Jaar 2010<br />
Rubriek Waarde In % Waarde In %<br />
Vastgoed 21.542 4,5 20.742 4,7<br />
Aandelen 45.658 9,6 62.894 14,2<br />
Vastrentende waarden 362.993 76,8 328.732 74,3<br />
Derivaten 9.580 2,0 5.887 1,3<br />
Overige beleggingen 31.957 6,7 24.437 5,5<br />
Subtotaal 471.730 99,6 442.692 100,0<br />
Derivaten - 620 -0,1 - 2.227 -0,5<br />
Liquiditeiten 2.524 0,5 2.421 0,5<br />
Totaal 473.634 100,0 442.886 100,0<br />
Performance overzicht afgelopen vijf jaren<br />
2011 2010 2009 2008 2007<br />
Performance incl.<br />
valuta-afdekking 2011 2010 2009 2008 2007<br />
Onroerend goed 11,5% 3,9% -5,0% -14,1% -10,3%<br />
Aandelen -3,8% 21,8% 35,0% -40,1% 1,6%<br />
Vastrentende waarden 14,3% 4,8% 8,9% 5,1% 1,9%<br />
Overig 1,5% 11,1% 8,3% 21,2% 3,5%<br />
Performance 8,1% 7,6% 16,6% -17,0% 2,1%<br />
24<br />
Overig<br />
Vastgoed<br />
Aandelen incl. derivaten<br />
Vastrentend<br />
Totaal<br />
Ove<br />
Vast
Beleggingskosten (bedragen x € 1.000)<br />
De Kosten <strong>PBOD</strong> zijn 0,15% van het gemiddelde belegde vermogen. In het boekjaar werd € 669 ten laste<br />
van <strong>PFP</strong> geboekt (2010: € 659).<br />
De vermogensbeheerkosten via Mn-Services 2011 zijn hieronder inzichtelijk gemaakt conform de<br />
aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Er is rekening gehouden met de zogenoemde "verborgen"<br />
kosten zoals transactiekosten en beheerkosten illiquide indirecte producten. Er is verder bij de berekening<br />
van een aantal kostenposten gebruik gemaakt van aannames en veronderstellingen inzake percentages<br />
en berekeningsmethodieken van Mn-Services.<br />
Kosten vermogensbeheer 2011 In % 2010 In %<br />
Beheerkosten van de beleggingen 1.923 0,43 1.897 0,46<br />
Kosten bewaarloon 50 0,01 51 0,01<br />
Overige kosten 140 0,03 103 0,02<br />
Kosten van vermogensbeheer 2.113 0,47 2.051 0,49<br />
Transactiekosten 786 0,18 726 0,17<br />
Totaal kosten 2.899 0,65 2.777 0,66<br />
De kosten van vermogensbeheer Mn-Services en de transactiekosten worden weergegeven in % van het<br />
gemiddeld belegd vermogen.<br />
Aansluiting kosten vermogensbeheer 2011 met balans en staat van baten en lasten<br />
Beheerkosten ingehouden via Mn-Services Huisfondsen 1.536<br />
Gefactureerd en afgerekend in 2011 - 331<br />
Beheerkosten ingehouden in Mn-Huisfondsen (Q4-2010) - 236<br />
Totaal kosten verantwoord onder de beleggingsresultaten 969<br />
Beheerkosten in NAV (extern beheerd) 954<br />
Beheerkosten van de beleggingen 1.923<br />
Kosten bewaarloon 50<br />
Overige kosten 140<br />
Transactiekosten 786<br />
Totaal kosten 2.899<br />
Voor een nadere <strong>toelichting</strong> wordt verwezen naar de Toelichting op de staat van baten en lasten.<br />
25
6. Pensioenen<br />
Wijzigingen in de regelingen<br />
De regelingen zijn vastgesteld per 1 januari 2007. In 2011 is besloten tot de volgende aanpassingen in<br />
het Reglement voor het basispensioen:<br />
- de premievrije pensioenaanspraken uit een vorig (PBO) dienstverband worden samengevoegd met<br />
de pensioenaanspraken uit het huidige dienstverband.<br />
- door de gewijzigde fiscale wetgeving wordt er niet meer getoetst of de economische activiteit van<br />
de werknemer, bij vervroeging van pensioen, in dezelfde mate wordt verminderd. De verplichte<br />
beëindiging van het dienstverband bij het gebruik maken van vervroeging is hierdoor komen te<br />
vervallen.<br />
Technische voorziening Pensioenverplichtingen<br />
Vanaf 2007 is overgegaan op het FTK waardoor de waardering plaatsvindt rekening houdend met de<br />
sterftetrend en op basis van de rentetermijnstructuur die door DNB wordt gepubliceerd.<br />
De rentetermijnstructuur kan worden herleid naar één percentage, de zogenaamde interne rekenrente.<br />
De interne rekenrente kwam per 31 december 2011 uit op 2,7% (2010: 3,4%). Het verschil in deze<br />
rentepercentages verklaart de grootste mutatie in de VPV. De VPV nam met Euro 47,5 miljoen toe door<br />
de toepassing van de rentetermijnstructuur.<br />
VPV (x € 1.000) 2011 2010 2009 2008 2007<br />
Actieven 171.801 153.753 129.426 135.853 108.879<br />
Slapers 56.235 42.033 34.867 34.878 27.250<br />
Ouderdomspensioen 119.975 105.170 91.710 90.080 74.531<br />
Partnerpensioen 43.253 41.482 39.527 41.080 35.293<br />
Wezenpensioen 123 104 132 125 112<br />
AO pensioen 3.853 3.869 4.191 5.124 4.955<br />
Voorz.Pensioenverplichtingen 395.240 346.411 299.853 307.140 251.020<br />
Voorz.Overlijdensuitkeringen 2.052 2.196 2.625 2.656 2.158<br />
Voorz.Overlevingsgrondslagen 0 0 14.216 0 0<br />
Totaal 397.292 348.607 316.694 309.796 253.178<br />
Interne rekenrente 2,7% 3,4% 3,8% 3,6% 4,9%<br />
Ontwikkeling aantallen<br />
Een afname van de werkgelegenheid bij de productschappen veroorzaakt niet direct een afname van het<br />
aantal actieven (deelnemers met pensioenopbouw). Voor zover er gebruik wordt gemaakt van de<br />
vroegpensioenregeling, de wachtgeldregeling of een afvloeiingsregeling, wordt nog jaren na de<br />
beëindiging van de werkzaamheden (gedeeltelijk) pensioen opgebouwd. Pas na beëindiging van de<br />
pensioenopbouw wordt de afname bij de werkgevers ook zichtbaar in een afname bij <strong>PFP</strong>.<br />
Aantallen 2011 2010 2009 2008 2007<br />
Actieven 831 909 936 931 975<br />
Slapers 992 1.038 998 983 937<br />
Ouderdomspensioen 512 500 507 506 532<br />
Partnerpensioen 442 468 501 544 588<br />
Wezenpensioen 10 10 10 8 8<br />
AO pensioen 55 61 68 72 80<br />
Subtotaal 2.842 2.986 3.020 3.044 3.120<br />
Bijzonder partnerpensioen 269 264 259 255 282<br />
Totaal 3.111 3.250 3.279 3.299 3.402<br />
Bij echtscheidingen of ontbinding van een geregistreerd partnerschap/samenwoning wordt het meeverzekerde<br />
partnerpensioen als een zelfstandige (bijzondere) partnerpensioenaanspraak toegekend aan de ex-partner. De<br />
actuaris en DNB blijven de bijzondere partnerpensioenen echter als een meeverzekerd pensioen beschouwen.<br />
In alle andere overzichten blijft het aantal van deze bijzondere partnerpensioenen buiten beschouwing.<br />
26
In onderstaande grafiek wordt de ontwikkeling van de aantallen weergegeven.<br />
1.200<br />
1.000<br />
800<br />
600<br />
400<br />
200<br />
0<br />
2011 2010 2009 2008 2007<br />
Mutatie overzichten<br />
De volgende tabellen tonen de mutatieredenen.<br />
Actieven<br />
Slapers<br />
Ingegaan OP<br />
Ingegaan PP<br />
Pensioen- Totaal<br />
Totale populatie Actieven Slapers gerechtigden 2011<br />
Stand per 1 januari 909 1.038 1.039 2.986<br />
- nieuwe toetreding 42 0 0<br />
- ingang pensioen - 32 - 18 61<br />
- ontslag met premie-aanspraak - 87 87 0<br />
- waardeoverdracht 0 - 19 0<br />
- overlijden - 1 - 5 - 76<br />
- afkoop 0 - 66 0<br />
- andere oorzaken 0 - 25 - 5<br />
Totaal 831 992 1.019 2.842<br />
Het aantal ontslaggevallen met een premievrije aanspraak overtreft het aantal nieuwe toetredingen waardoor<br />
het aantal actieven per saldo afneemt. Dit ligt ook in de lijn van de verwachtingen door de afbouw van het<br />
personeelsbestand bij de productschappen. Van deze ex-werknemers maakt maar een gering aantal gebruik<br />
van de mogelijkheid tot waardeoverdracht. Dit wordt veroorzaakt doordat bij veel pensioenfondsen de<br />
dekkingsgraad onder de 100% is gekomen, waardoor waardeoverdracht niet toegestaan is. Daarnaast zullen<br />
deze ex-werknemers ook rekening houden met de indexatieverwachtingen bij <strong>PFP</strong> ten opzichte van andere<br />
pensioenfondsen waardoor uitgaande waardeoverdrachten, ook als de dekkingsgraden weer boven de 100%<br />
zijn gekomen, waarschijnlijk beperkt zullen blijven.<br />
In 2011 hebben alle gewezen deelnemers (slapers) met een gering pensioen een aanbod ontvangen om deze<br />
geringe pensioenaanspraken af te kopen. In totaal zijn er 193 personen aangeschreven. Hiervan hebben er 66<br />
gebruik gemaakt vam de optie om de pensioenaanspraken af te kopen.<br />
Voor de bepaling van de aantallen wordt uitgegaan van het aantal deelnemerschappen en niet van het aantal<br />
personen. Op basis van de reglementswijziging waardoor de premievrije pensioenaanspraken uit een vorig<br />
(PBO) dienstverband worden samengevoegd met de pensioenaanspraken uit het huidige dienstverband hebben<br />
er 25 samenvoegingen plaatsgevonden waardoor het aantal deelnemerschappen eveneens is afgenomen met<br />
25. Door deze wijziging vinden er nu geen dubbeltellingen meer plaats.<br />
Naar soort Ouderdoms- Partner Wezen AO Totaal<br />
pensioengerechtigden pensioen pensioen pensioen pensioen 2011<br />
Stand per 1 januari 500 468 10 61 1.039<br />
- nieuwe toetreding 0 0 0 0 0<br />
- ingang pensioen 50 16 0 - 5 61<br />
- waardeoverdracht 0 0 0 0 0<br />
- overlijden - 33 - 43 0 0 - 76<br />
- andere oorzaken - 5 1 0 - 1 - 5<br />
Totaal 512 442 10 55 1.019<br />
27<br />
AOP<br />
Ingegaan Wzp
In 2011 zijn 32 deelnemers vanuit het actieve dienstverband en 18 deelnemers vanuit de slapers met<br />
ouderdomspensioen gegaan. In 2010 waren het er 15 minder. Zoals in de grafiek van de leeftijdsverdeling op<br />
de volgende pagina te zien is, beschikt <strong>PFP</strong> over een groot aantal deelnemers in de leeftijdscategorie 55-65<br />
jaar. Deze deelnemers gaan allemaal de komende jaren met pensioen. Het is de verwachting dat het aantal<br />
pensioneringen de komende jaren verder zal toenemen.<br />
Historische ontwikkeling van de aantallen pensioengerechtigden.<br />
Pensioengerechtigden 2011 2010 2009 2008 2007<br />
Ouderdomspensioen 512 500 507 506 532<br />
Partnerpensioen 442 468 501 544 588<br />
Wezenpensioen 10 10 10 8 8<br />
Subtotaal 964 978 1.018 1.058 1.128<br />
AO pensioen 55 61 68 72 80<br />
Totaal 1.019 1.039 1.086 1.130 1.208<br />
Het aantal pensioengerechtigden met een ouderdomspensioen neemt na een jarenlange afname naar<br />
verwachting weer toe, omdat er minder gepensioneerden overlijden dan er deelnemers en slapers<br />
pensioengerechtigd worden.<br />
Het aantal pensioengerechtigden met een nabestaandenpensioen neemt naar verwachting af, omdat er binnen<br />
deze groep door de leeftijdsopbouw relatief veel overlijdensgevallen zullen gaan plaatsvinden ten opzichte van<br />
de overlijdensgevallen uit de groepen deelnemers, gepensioneerden en slapers.<br />
De gemiddelde leeftijden laten het volgende verloop zien.<br />
Gemiddelde leeftijd 2011 2010 2009 2008 2007<br />
Actieven 49,8 49,1 48,2 48,2 47,6<br />
Slapers 48,3 47,9 46,7 46,2 45,6<br />
Ouderdomspensioen 76,9 77,6 77,8 78,0 78,2<br />
Partnerpensioen 84,9 84,4 84,0 83,8 83,9<br />
Wezenpensioen 21,0 20,0 18,9 17,6 14,7<br />
AO pensioen 54,8 55,4 54,5 54,5 54,0<br />
Gemiddelde leeftijd 59,8 59,2 58,6 58,9 59,1<br />
Na jaren van daling van de gemiddelde leeftijden neemt sinds 2010 de totale gemiddelde leeftijd toe. Bij de<br />
actieven is, met een steeds stijgende gemiddelde leeftijd, het geringe personeelsverloop in de sector duidelijk<br />
zichtbaar. Bij de slapers wordt er maar gering gebruik gemaakt van waardeoverdracht. De afname van de<br />
gemiddelde leeftijd bij de gepensioneerden met een ouderdomspensioen is al langer waarneembaar bij <strong>PFP</strong><br />
maar komt niet overeen met de landelijke trend. Waarschijnlijk speelt het geringe aantal deelnemers hierbij<br />
een rol. De gestage toename bij de nabestaanden komt weer wel overeen met de landelijke gestegen<br />
levensverwachting. De wezen (10) zijn een te geringe groep om een uitspraak over te doen. Een gewijzigd<br />
overheidsbeleid en een wijziging van de CAO heeft al in 2006, geleid tot een aanpassing van het<br />
pensioenreglement met als gevolg dat de kans op een arbeidsongeschiktheidspensioen zeer gering tot nihil is<br />
geworden. De groep arbeidsongeschikten is hierdoor vrijwel gestabiliseerd met een toename van de<br />
gemiddelde leeftijd tot gevolg. Door pensionering neemt het aantal arbeidsongeschikten geleidelijk af.<br />
28
Leeftijdsverdeling<br />
Alle deelnemers<br />
De volgende grafiek laat de verdeling zien van het aantal deelnemers naar leeftijdscategorie en de<br />
verhouding van de aantallen mannen en vrouwen in die leeftijdscategorie.<br />
800<br />
700<br />
600<br />
500<br />
400<br />
300<br />
200<br />
100<br />
0<br />
Uit de bovenstaande grafiek blijken grote verschillen in het aantal deelnemers in de leeftijdscategorieën 45-55<br />
jaar, 55-65 jaar en de gepensioneerden tussen 65-75 jaar. Door pensionering zal het aantal gepensioneerden<br />
fors gaan toenemen.<br />
De leeftijdscategorie 85 en ouder zijn vrijwel allemaal vrouwen, waarvan een groot aantal nabestaanden. Door<br />
hun overlijden zal het aantal nabestaanden van 85 jaar en ouder in de nabije toekomst (snel) afnemen.<br />
800<br />
700<br />
600<br />
500<br />
400<br />
300<br />
200<br />
100<br />
0<br />
29<br />
Man<br />
Vrouw<br />
AOP<br />
Wzp<br />
PP<br />
OP<br />
Slaper<br />
Aktief
7. Actuariële cijfers<br />
(bedragen x € 1.000)<br />
De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten is als volgt:<br />
Actuariële analyse<br />
Premieresultaat<br />
2011<br />
2010<br />
Premiebijdragen werkgevers 6.147 6.450<br />
Premiebijdragen werknemers 3.155 3.327<br />
Nodig voor pensioenopbouw in het jaar - 8.518 - 8.408<br />
Premiekorting - 3.171 - 5.147<br />
Subtotaal basispensioenregeling - 2.387 - 3.778<br />
Resultaat vroegpensioenregeling - 267 - 175<br />
Saldo premieresultaat - 2.654 - 3.953<br />
Uitvoeringskosten<br />
Beschikbaar uit premie 289 303<br />
Beschikbaar uit uitkering 705 661<br />
Benodigd voor administratiekosten - 1.011 - 944<br />
Saldo uitvoeringskosten - 17 20<br />
Interestresultaat<br />
Beleggingsresultaten 34.828 30.350<br />
Rente diversen - 225 - 199<br />
Rentetoevoeging VPV - 4.462 - 4.131<br />
Indexering en andere toeslagen - 2.621 - 3.340<br />
Wijziging marktrente - 47.522 - 27.544<br />
Saldo interestresultaat - 20.002 - 4.864<br />
Actuariële resultaten<br />
Sterfteresultaat 377 337<br />
Arbeidsongeschiktheidsresultaat - 146 122<br />
Stop-loss/herverzekeringspremie 150 240<br />
Saldo actuariële resultaten 381 699<br />
Overig resultaat<br />
Resultaat op waardeoverdrachten - 111 - 329<br />
Overige baten / lasten - 643 0<br />
Aanpassing overlevingstafels 0 - 2.919<br />
Saldo overig resultaat - 754 - 3.248<br />
Totaal - 23.046 - 11.346<br />
Marktwaardering pensioenonderdelen<br />
Vanaf 2007 worden de actuariële berekeningen uitgevoerd op basis van het Financieel Toetsingskader<br />
(FTK) wat marktwaardering en gebruikmaking van de voorgeschreven DNB-rentecurve inhoudt.<br />
Financiële positie<br />
De dekkingsgraad ultimo 2011 komt uit op 116,0% (2010: 124,7%). Het op basis van het FTK<br />
gedefinieerde minimaal vereist (eigen) vermogen voor nominale pensioenaanspraken van 104,1% was<br />
hiermee per 31 december 2011 aanwezig.<br />
Ontwikkeling dekkingsgraad<br />
De ontwikkeling van de dekkingsgraad wordt in onderstaande tabel zichtbaar gemaakt.<br />
Dekkingsgraad<br />
2011<br />
2010<br />
Stand per 1 januari 124,7% 130,8%<br />
Nieuwe aanspraken -1,6% -2,3%<br />
Uitkeringen 1,3% 1,7%<br />
Toeslag -0,9% -1,4%<br />
Wijziging rentetermijnstructuur -15,0% -10,5%<br />
Beleggingsresultaat 8,4% 8,1%<br />
Overige oorzaken -0,9% -1,7%<br />
-8,7% -6,1%<br />
Dekkingsgraad 31 december 116,0% 124,7%<br />
Uit dit overzicht blijkt dat de daling van de dekkingsgraad met name is veroorzaakt door het effect van de<br />
gedaalde rente op de technische voorzieningen.<br />
30
Premies<br />
Kostendekkende RTS premie<br />
De kostendekkende RTS premie is in 2011 bepaald op basis van de rentetermijnstructuur per 31<br />
december van het vorige boekjaar en bedraagt € 9.489. Deze bestaat uit de volgende onderdelen:<br />
2011 2010<br />
Kostendekkende RTS premie Als % pg Bedrag Als % pg Bedrag<br />
a. Nominale pensioeninkoop 29,0% 8.229 26,0% 8.105<br />
b. Kostenopslag 1,0% 289 1,0% 303<br />
c. Solvabiliteitsopslag 3,0% 971 4,0% 1.070<br />
d. Bijdrage aan voorwaardelijke onderdelen 0,0% 0 0,0% 0<br />
Totaal 33,0% 9.489 31,0% 9.478<br />
Bij deze berekeningen is rekening gehouden met de sterftetrend. In het percentage voor de nominale<br />
pensioeninkoop van 29,0% is circa 5,0% toe te rekenen aan de koopsom voor de indexatieverlening aan<br />
de actieve deelnemers per 1 januari 2012 met 1%.<br />
Voor nieuwe aanspraken dient <strong>PFP</strong> ook over een weerstandsvermogen te beschikken. Om die reden dient<br />
een solvabiliteitsopslag berekend te worden. De hoogte daarvan hangt af van het zogenaamde Vereist<br />
Vermogen. Per 31 december 2010 bedroeg dit Vereist Vermogen 111,8%, waardoor de opslag uitkomt op<br />
11,8% over de nominale pensioeninkoop (a) met als resultaat 3,0% (c).<br />
Kostendekkende toetspremie (= gedempte premie)<br />
De kostendekkende toetspremie gaat uit van een gestabiliseerde rentevoet van 4%. De kostendekkende<br />
toetspremie komt voor 2011 uit op € 8.439.<br />
2011 2010<br />
Kostendekkende toetspremie Als % pg Bedrag Als % pg Bedrag<br />
a. Nominale pensioeninkoop 25,0% 7.290 25,0% 7.510<br />
b. Kostenopslag 1,0% 289 1,0% 303<br />
c. Solvabiliteitsopslag 3,0% 860 3,0% 991<br />
d. Bijdrage aan voorwaardelijke onderdelen 0,0% 0 0,0% 0<br />
Totaal 29,0% 8.439 29,0% 8.804<br />
Doorsneepremie (= verschuldigde premie)<br />
De doorsneepremie wordt vastgesteld op basis van de kostendekkende RTS premie, rekening houdend<br />
met de dekkingsgraad van <strong>PFP</strong>. Beide grootheden hoeven echter niet gelijk te zijn aan elkaar.<br />
2011<br />
2010<br />
Doorsneepremie Als % pg Bedrag Als % pg Bedrag<br />
Bijdrage werknemer 10,7% 3.088 10,7% 3.240<br />
Bijdrage werkgever 21,3% 6.147 21,3% 6.450<br />
Doorsneepremie 32,0% 9.235 32,0% 9.690<br />
Overige premies 0,2% 67 0,3% 87<br />
Totaal 32,2% 9.302 32,3% 9.777<br />
Feitelijk betaalde premie<br />
Gezien de financiële positie werd de doorsneepremie in 2011 niet volledig door werkgevers en<br />
werknemers betaald. Op de doorsneepremie van 32,2% werd een premiekorting verleend van 11%punt,<br />
waardoor de feitelijke premie 21,2% bedraagt.<br />
2011<br />
2010<br />
Feitelijke premie Als % pg Bedrag Als % pg Bedrag<br />
Bijdrage werknemer 7,0% 2.021 5,0% 1.514<br />
Bijdrage werkgever 14,0% 4.043 10,0% 3.029<br />
Doorsneepremie 21,0% 6.064 15,0% 4.543<br />
Overige premies 0,2% 67 0,3% 87<br />
Totaal 21,2% 6.131 15,3% 4.630<br />
31
Premieresultaat<br />
Voor de toets op toereikendheid van de premie wordt de kostendekkende toetspremie, waarbij is<br />
uitgegaan van een gedempte rekenrentevoet van 4%, vergeleken met de doorsneepremie. De<br />
toegerekende doorsneepremie van 32% is toereikend.<br />
Vergelijking van de kostendekkende RTS premie ad € 9.489 en de doorsneepremie ad € 9.302 levert een<br />
tekort op van € 187. De ontvangen premie heeft hiermee een negatieve bijdrage geleverd aan de<br />
vereiste solvabiliteitspositie.<br />
2011 2010<br />
Toetspremie RTS Toetspremie RTS<br />
Premieresultaat Bedrag Bedrag Bedrag Bedrag<br />
Kostendekkende premie 8.439 9.489 8.804 9.478<br />
Doorsneepremie 9.302 9.302 9.777 9.777<br />
Overschot 863 - 187 973 299<br />
Premiekorting - 3.171 - 3.171 - 5.147 - 5.147<br />
Tekort - 2.308 - 3.358 - 4.174 - 4.848<br />
Gezien de financiële positie werd de doorsneepremie in 2011 niet volledig door werkgevers en<br />
werknemers betaald. De kostendekkende premie is hiermee in 2011 niet voldaan. Op basis van de<br />
kostendekkende toetspremie resulteert na premiekorting ad € 3.171 een tekort van € 2.308.<br />
Toeslagverlening<br />
Actieve deelnemers<br />
De toeslagverlening aan actieve deelnemers per 1 januari 2012 bedraagt 1% en is gebaseerd op het<br />
beleidskader geldend vanaf 1 januari 2012. De koopsom voor deze toeslagverlening werd gefinancierd uit<br />
de betaalde premie en is in boekjaar 2011 verwerkt.<br />
Pensioengerechtigden en slapers<br />
De toeslagverlening aan pensioengerechtigden en slapers valt onder categorie D1 van de<br />
toeslagenmatrix. Dit houdt in dat de toeslagverlening voorwaardelijk is en wordt gefinancierd uit de<br />
beleggingsopbrengsten en reserves.<br />
Per 1 januari 2012 bedraagt de verleende toeslag aan slapers en pensioengerechtigden eveneens 1%.<br />
Deze toeslagverlening is gebaseerd op het beleidskader geldend vanaf 1 januari 2012. De koopsom voor<br />
deze toeslagverlening is ten laste gekomen van het pensioenfonds. Een en ander is in boekjaar 2011<br />
verwerkt, hetgeen tot een resultaat van -/- € 2.621 leidde.<br />
Per 1 januari 2012 is het toeslagbeleid gewijzigd. De toeslagverlening van het pensioenfonds aan alle<br />
deelnemers (actieven, slapers en pensioengerechtigden) is gecategoriseerd in categorie D1 van de door<br />
het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gepubliceerde toeslagenmatrix. Dit houdt in dat de<br />
toeslagverlening voorwaardelijk is en wordt gefinancierd uit de beleggingsopbrengsten en reserves.<br />
32
8. Pensioenactualiteiten 2011<br />
Pensioenakkoord<br />
Op vrijdag 10 juni 2011 is het uitwerkingsmemorandum van het Pensioenakkoord gepresenteerd. Het<br />
gaat om een overeenkomst tussen het kabinet en de Stichting van de Arbeid (STAR). De STAR is het<br />
(privaatrechtelijke) landelijke overlegorgaan van de centrale organisaties van de werkgevers en<br />
werknemers in Nederland. Het Pensioenakkoord geeft veel keuzevrijheid voor de invulling van het<br />
pensioencontract.<br />
Daarnaast heeft het kabinet toegezegd dat de AOW extra wordt verhoogd om voor lagerbetaalden<br />
stoppen met werken op 65 beter mogelijk te blijven maken. Minister Kamp heeft op 27 januari 2012 de<br />
Tweede Kamer geïnformeerd dat de fiscale richtpensioenleeftijd niet in 2013 wordt verhoogd van 65 jaar<br />
naar 66 jaar en in 2015 van 66 jaar naar 67 jaar, maar dat deze in 2014 in één keer naar 67 jaar wordt<br />
verhoogd. Tenslotte zal het Financieel Toetsingskader (FTK) voor pensioenfondsen worden aangepast om<br />
hetzij meer zekerheid te bieden voor bestaande pensioenregelingen waarin men geen onzekerheid wil<br />
(FTK1), hetzij in te spelen op nieuwe pensioenregelingen die juist minder zekerheid bieden met het oog<br />
op een betere indexatiekans (FTK2). Momenteel wordt onderzocht hoe omgegaan kan worden met de al<br />
opgebouwde aanspraken. Medio 2012 worden de resultaten van dit onderzoek verwacht.<br />
De werkgevers zeggen toe zich met de werknemers te zullen inzetten voor flankerend ouderenbeleid<br />
gericht op het daadwerkelijk vergroten van de arbeidsparticipatie en de arbeidsmobiliteit van ouderen. De<br />
werknemers gaan akkoord met het loslaten van de afgesproken automatische premiestijging bij gestegen<br />
kosten zodat de bestaande premieniveaus worden gestabiliseerd en bij kostenstijging<br />
(levensverwachting) voortaan de regeling moet worden versoberd. Decentraal kan vervolgens ten laste<br />
van de arbeidsvoorwaardenruimte weer over een premiestijging worden gesproken.<br />
Uitgangspunt voor de gemaakte afspraken is een opbouwregeling, met een opbouwpercentage en een<br />
franchise, maar andere soorten regelingen blijven gewoon mogelijk.<br />
Onder de nieuwe financiële spelregels wordt het pensioenfondsen toegestaan te rekenen met een hogere<br />
rente, het zogenaamde verwachte rendement van de beleggingen. Dit zal per pensioenfonds verschillen,<br />
hoe meer risico wordt genomen, hoe hoger in het algemeen de rente waarmee gerekend mag worden.<br />
Pensioenfondsen worden dus niet langer “gestraft” voor het nemen van beleggingsrisico. Onder het oude<br />
toezichtskader was dit in zekere zin wel het geval. Hoe meer beleggingsrisico, hoe hoger de buffers die<br />
aangehouden moesten worden.<br />
Keerzijde van een hoger ingerekend rendement is natuurlijk dat de kans dat dit rendement volledig wordt<br />
gehaald lager is dan het “risicovrije” rendement waar voorheen mee gerekend werd. Maar ook als het<br />
rendement niet volledig wordt gehaald, zal er nog een (aanzienlijk) pensioen resteren. Er wordt immers<br />
nu gerekend met een pensioen, dat jaarlijks wordt verhoogd (geïndexeerd). Het niet behalen van het<br />
ingerekende rendement zal in eerste instantie betekenen dat de indexatie wordt gekort, pas bij extreme<br />
omstandigheden gaat het nominale bedrag omlaag (net als nu). Met name op het aspect van de<br />
rekenrente is veel kritiek gekomen. De generatiesolidariteit zou hiermee onder druk komen. In de<br />
verdere uitwerking van het akkoord zal hier aandacht aan worden besteed.<br />
Crisis-akkoord van april 2012<br />
De Catshuis-onderhandelingen en het Stabiliteitsprogramma hebben stevige consequenties voor de<br />
pensioenwereld. De AOW-leeftijd gaat versneld en in kleinere stappen omhoog. Ook de plannen voor de<br />
tweede pijler worden gewijzigd. Hieronder de plannen en de stand van zaken:<br />
Voorstellen in het Stabiliteitsprogramma die het pensioen raken<br />
AOW-leeftijd vanaf 2013 omhoog<br />
Het voorstel is om de AOW-leeftijd versneld te verhogen. In 2013 met een maand, daarna met iets<br />
grotere stappen tot uiterlijk in 2019 de AOW-leeftijd 66 jaar is en uiterlijk in 2024 67 jaar. Daarna volgt<br />
een koppeling van de AOW-leeftijd aan de levensverwachting.<br />
Verhoging pensioenrichtleeftijd en verlaging maximaal opbouwpercentage in Witteveenkader<br />
Het Stabiliteitsprogramma (terugdringen overheidstekort) handhaaft het huidige voorstel voor aanpassing<br />
van de pensioenrichtleeftijd naar 67 jaar in 2014. Echter de maximale opbouwpercentages worden<br />
beperkt. Het Stabiliteitsprogramma beschrijft niet hoe dit precies gaat gebeuren, maar op basis van de<br />
Catshuis-voorstellen is dit vermoedelijk van 2,25% naar 2% voor middelloonregelingen en van 2% naar<br />
1,75% voor eindloonregelingen. Dit zal ook doorwerken naar beschikbare premieregelingen.<br />
33
Wetsvoorstel in verband met de verhoging van de pensioenleeftijd, extra verhoging AOW en<br />
flexibilisering ingangsdatum AOW<br />
In dit wetsvoorstel is onder meer geregeld dat in aanvullende pensioenregelingen vanaf 1 januari 2014<br />
gewerkt moet worden met pensioenrichtleeftijd 67 jaar. Maar ook staat hierin dat de AOW-leeftijd in<br />
2020 naar 66 jaar gaat, en daarna afhankelijk wordt van de levensverwachting. Dit wetsvoorstel is door<br />
de Tweede Kamer goedgekeurd en het ligt nu in de Eerste Kamer. De plannen volgens het<br />
Stabiliteitsprogramma gaan verder dan dit wetsvoorstel. Het ligt dan ook voor de hand dat de regering al<br />
snel met een nieuw wetsvoorstel komt.<br />
Gevolgen voor pensioenregelingen<br />
De wijziging van het Witteveenkader per 1 januari 2014 zal consequenties hebben voor vrijwel alle<br />
pensioenregelingen. Er zal rekening gehouden moeten worden met de nieuwe richtleeftijd van 67 en de<br />
lagere opbouwpercentages.<br />
Het ligt voor de hand dat nieuwe pensioenopbouw verzekerd wordt met pensioenleeftijd 67. Verplicht is<br />
dit overigens niet. Een pensioenregeling mag ook straks nog steeds uitgaan van pensioenleeftijd 65,<br />
maar dan moet er met extra verlaagde opbouwpercentages gerekend worden.<br />
Kleine wijzigingen Pensioenwet<br />
Op 20 juni 2011 heeft Minister Kamp de Kamer geïnformeerd over zijn voornemen om een tweetal<br />
beperkte wijzigingen door te voeren in de Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling. Deze<br />
wijzigingen zijn op 1 december 2011 in werking getreden.<br />
Partnerpensioen op risicobasis<br />
Op dit moment kan er sprake zijn van een ontoereikende dekking van het partnerpensioen op risicobasis<br />
bij een baanwisseling. De partner ontvangt geen uitkering op basis van de oude pensioenregeling<br />
wanneer de deelnemer komt te overlijden voorafgaand aan waardeoverdracht of omzetting van een deel<br />
van het ouderdomspensioen in partnerpensioen. De STAR is in haar “Advies inzake baanmobiliteit en<br />
risicodekking partnerpensioen” op deze problematiek ingegaan. In haar advies geeft de STAR een<br />
aanbeveling om in de pensioenregeling op te nemen dat in geval van beëindiging van de deelneming de<br />
vertrekkende deelnemer met partner standaard een deel van zijn ouderdomspensioen omruilt in<br />
partnerpensioen. Op dit moment kan deze aanbeveling niet worden gevolgd, omdat dit strijdig is met<br />
artikel 61 Pensioenwet. Door een aanpassing van artikel 61 Pensioenwet en artikel 73 van de Wet<br />
verplichte beroepspensioenregeling kan dit wel mogelijk worden gemaakt.<br />
Wettelijk verbod op kapitaalcontract<br />
De Nederlandsche Bank (DNB) heeft er op gewezen dat er aan het gebruik van kapitaalcontracten<br />
nadelen kleven. Een kapitaalcontract is een contractsvorm die door een beperkt aantal fondsen gebruikt<br />
wordt bij een herverzekering. Bij een kapitaalcontract wordt slechts een beperkt aantal risico’s aan de<br />
verzekeraar overgedragen, maar een veel groter deel van de beleggingen. Gezien de verzekeraar maar<br />
een klein deel van de beleggingen nodig heeft ter dekking van het beperkte aantal verzekerde risico’s,<br />
loopt het fonds een kredietrisico bij een faillissement van de verzekeraar. Een ander nadeel is dat de<br />
verzekeraar gedurende de looptijd van het contract het beleggingsbeleid bepaalt, terwijl het resultaat van<br />
dit beleid voor rekening en risico komt van het fonds. Het fonds moet daarom een buffer aanhouden voor<br />
het beleggingsrisico.<br />
Gezien deze nadelen is minister Kamp van mening dat er een wettelijk verbod moet komen op het<br />
gebruik van kapitaalcontracten. Wanneer een pensioenfonds voor herverzekering kiest, kan het ook<br />
gebruik maken van een garantiecontact of een risicoherverzekeringscontract. Omdat bestaande<br />
kapitaalcontracten moeten worden afgebouwd staat zorgvuldigheid voorop. Door middel van een<br />
overgangstermijn tot 1 januari 2017 wordt rekening gehouden met de gemiddelde looptijd van bestaande<br />
contracten. Op 29 november 2011 heeft de Eerste Kamer dit wetsvoorstel aangenomen.<br />
UITVOERING<br />
Beleidsregel deskundigheid<br />
Op 29 december 2010 is de Beleidsregel Deskundigheid in de Staatscourant gepubliceerd en vervolgens<br />
op 1 januari 2011 in werking getreden. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) en DNB verduidelijken in<br />
deze beleidsregel welke eisen zij stellen aan deskundigheid van beleidsbepalers van de onder hun toezicht<br />
staande instellingen en welke aspecten zij bij de toetsing in aanmerking nemen. Deskundigheid omvat<br />
kennis, vaardigheden en professioneel gedrag en kan worden aangetoond door opleiding, ervaring en<br />
competenties.<br />
34
AFM en DNB hebben tot de beleidsregel besloten naar aanleiding van de ontwikkelingen op de financiële<br />
markten wereldwijd. Door de onrust op deze markten is het vertrouwen in de financiële sector aangetast<br />
waarbij uit onderzoek gebleken is dat de bestuurders niet altijd over voldoende deskundige kennis<br />
beschikken. Doelstelling van de beleidsregel is te verduidelijken wat de toezichthouder verstaat onder<br />
deskundigheid en welke aspecten bij de toetsing van een beleidsbepaler in aanmerking worden genomen.<br />
De beleidsregel is onder meer van toepassing voor beleidsbepalers bij pensioenfondsen, financiële<br />
ondernemingen, trustkantoren, (gemengde) financiële holdings of verzekeringsholdings met zetel in<br />
Nederland.<br />
DNB eisen collectieve waardeoverdracht<br />
Naar aanleiding van enkele collectieve waardeoverdrachten is duidelijk geworden dat DNB scherp toezicht<br />
houdt met betrekking tot de overdracht van verplichtingen tussen pensioenuitvoerders. De akte van<br />
overdracht of de vrijwaringsverklaring mag volgens DNB niet te beperkt zijn. Zeker niet in het geval dat<br />
één van de uitvoerders definitief verdwijnt zoals de laatste tijd veel het geval is met de liquidatie van<br />
pensioenfondsen. Uit de akte of verklaring moet dan blijken dat de nieuwe uitvoerder de verplichtingen<br />
met betrekking tot alle rechten en aanspraken overneemt. Ook de zogenaamde “vergeten” aanspraken.<br />
Hieronder worden aanspraken verstaan die op het moment van waardeoverdracht niet bekend zijn bij de<br />
overdragende uitvoerder, bijvoorbeeld als gevolg van een administratieve fout en hierdoor niet onder de<br />
overdracht zouden vallen.<br />
DNB informeert herverzekerde fondsen<br />
Op 1 februari 2011 is de herziening van het “Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen” in<br />
werking getreden. De herziening houdt in dat fondsen die hun risico’s bij een verzekeraar hebben<br />
verzekerd het kredietrisico op die verzekeraar buiten beschouwing mogen laten bij de berekening van het<br />
Vereist Eigen Vermogen en de waardering van de vordering op de verzekeraar. DNB heeft door middel<br />
van een brief volledig herverzekerde fondsen, gedeeltelijk herverzekerde fondsen en fondsen die in<br />
liquidatie zijn én te maken hebben gehad met herverzekering, geïnformeerd.<br />
Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV)<br />
In een brief wordt aangegeven dat DNB geen instemming meer zal verlenen aan volledig herverzekerde<br />
fondsen om geen MVEV aan te houden. Fondsen die wel instemming hebben gekregen van DNB vallen in<br />
een overgangsbepaling. Deze overgangsbepaling houdt in dat indien het contract tussen 1 januari 2010<br />
en 1 januari 2012 wordt verlengd, de fondsen pas vanaf het verlengingsmoment een MVEV hoeven aan<br />
te houden. Voor volledig herverzekerde fondsen betekent dit een MVEV van 1% van de technische<br />
voorzieningen.<br />
Uitsluitingsclausule<br />
DNB heeft aangegeven dat een clausule die aangeeft dat een pensioenfonds slechts datgene hoeft uit te<br />
betalen wat het van de verzekeraar ontvangt, verboden blijft. Deze clausule is in strijd met artikel 134<br />
Pensioenwet.<br />
Teksten toeslagen<br />
Per 1 april 2011 zijn artikel 4c lid 6 en artikel 6 lid 2 van de Regeling Pensioenwet en Wet verplichte<br />
beroepspensioenregeling gewijzigd. In deze artikelen is geregeld dat afgeweken kan worden van de<br />
voorgeschreven toeslagenlabel- en matrixtekst. Er is voortaan geen voorafgaande toestemming meer<br />
nodig van AFM, wanneer de uitvoerder wil afwijken van de teksten zoals die staan vermeld in de laatste<br />
kolom van de toeslagenmatrix. Het gaat dan om de persoonlijke uitingen zoals de startbrief en het UPO.<br />
Indien de uitvoerder wil afwijken van de voorgeschreven teksten omtrent toeslagen in het<br />
pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst, dient wel weer afstemming met DNB plaats te<br />
vinden.<br />
Afwijken van de voorgeschreven teksten kan overigens alleen indien het gebruik van de voorgeschreven<br />
teksten zou leiden tot verstrekking van onjuiste, onbegrijpelijke of onduidelijke informatie aan de<br />
deelnemers. Bij formulering van afwijkende teksten wordt zoveel mogelijk aangesloten bij de<br />
voorgeschreven teksten.<br />
Met de wijziging van deze artikelen geeft minister Kamp gehoor aan het verzoek dat AFM eind 2010 in<br />
haar wetgevingsbrief heeft vermeld. Vanwege de capaciteitsproblemen had AFM verzocht of het<br />
voorleggen van afwijkende teksten bij de toeslagenmatrix ter goedkeuring kan worden afgeschaft. De<br />
afschaffing van de goedkeuring is ook van toepassing voor de teksten bij het toeslagenlabel.<br />
35
Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur<br />
De Pensioenfederatie heeft de “Aanbevelingen deskundig en competent pensioenfondsbestuur”<br />
uitgebracht. De nieuwe aanbevelingen gaan verder dan het ”Plan van aanpak<br />
Deskundigheidsbevordering” van de pensioenkoepels VB, OPF en UvB uit 2007. Dit omdat de<br />
omgevingsfactoren waarbinnen de besturen van pensioenfondsen opereren een toenemende mate van<br />
complexiteit vertonen. Naar de huidige stand van zaken wordt dan ook van de fondsen verlangd dat de<br />
kwaliteit van het Bestuur verder wordt versterkt en professioneler wordt. De toezichthouders DNB en AFM<br />
gaan de deskundigheid, vaardigheden en gedrag (competenties) van bestuursleden intensiever toetsen.<br />
De eisen aan de competenties van bestuurders worden echter opgeschroefd. Er wordt aanbevolen al bij<br />
voorbaat een duidelijk profiel beschikbaar te hebben voor een bestuurskandidaat. Voldoet een<br />
voorgedragen kandidaat hier niet aan, dan wordt aangeraden de voordragende partij om een andere<br />
kandidaat te verzoeken. De aanbevelingen bevatten een voorbeeld competentieprofiel. Overigens wordt<br />
ook aangeraden voor intern toezicht- en medezeggenschaporganen een bepaald competentie- dan wel<br />
(collectief) deskundigheidsniveau te stellen.<br />
De Pensioenfederatie roept met het uitbrengen van de aanbevelingen de pensioenfondsen op aan de slag<br />
te gaan met deze nieuwe normen, die een kader vormen waarbinnen elk pensioenfonds zelf werkt aan<br />
kwaliteitsverbetering. In 2013 zal de Pensioenfederatie de toepassing van de aanbevelingen door de<br />
pensioenfondsen evalueren.<br />
Standpunt DNB inzake nieuw dekkingstekort<br />
Gezien de volatiele financiële markten zijn de dekkingsgraden van pensioenfondsen eveneens aan<br />
fluctuaties onderhevig. In dit verband heeft DNB aangegeven dat verwacht wordt dat pensioenfondsen<br />
die na een tijdelijk herstel weer in tekort raken, het ingediende herstelplan blijven uitvoeren. Er hoeft dus<br />
geen nieuw herstelplan ingediend te worden. Dit betreft ook pensioenfondsen die langer dan drie<br />
kwartaaleinden uit een tekort zijn geweest. Dit is anders wanneer de in het herstelplan opgenomen<br />
maatregelen niet meer uitvoerbaar zijn. Verder blijft gelden dat pensioenfondsen die al wel een<br />
langetermijnherstelplan bij DNB hebben ingediend, maar inmiddels onder de grens van het minimaal<br />
vereist eigen vermogen terecht zijn gekomen, dit direct na het ontstaan van het dekkingstekort bij DNB<br />
moeten melden. In dat geval heeft het pensioenfonds maximaal twee maanden de tijd om een<br />
kortetermijnherstelplan op te stellen en ter instemming in te dienen bij DNB.<br />
Wetsvoorstel versterking Bestuur pensioenfondsen<br />
Op 24 februari 2012 heeft Minister Kamp van Sociale Zaken en Werkgelegenheid het wetsvoorstel<br />
“Versterking bestuur pensioenfondsen” naar de Tweede Kamer gestuurd.<br />
Het wetsvoorstel bevat de volgende elementen:<br />
-<br />
-<br />
-<br />
Versterking van de deskundigheid van het bestuur en versteviging van het intern toezicht;<br />
Adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers door versterking van de positie van alle<br />
deelnemers en pensioengerechtigden;<br />
Stroomlijning van taken en organen onder meer door het laten vervallen van het<br />
verantwoordingsorgaan.<br />
Daarnaast kunnen pensioenfondsen kiezen voor een bestuur dat uitsluitend bestaat uit deskundige<br />
externe beroepsbestuurders. Voor een aantal belangrijke besluiten heeft dat bestuur dan nog de<br />
goedkeuring nodig van werkgevers, werknemers en pensioengerechtigden die vertegenwoordigd zijn in<br />
het belanghebbendenorgaan.<br />
Tevens kunnen pensioenfondsen kiezen voor een bestuursmodel dat uit werkgevers, werknemers en<br />
bovendien ook uit pensioengerechtigden bestaat waarbij alle geledingen kunnen worden<br />
vertegenwoordigd door een externe deskundige. Hierbij wordt geregeld dat, bij deze bestuursvorm,<br />
pensioengerechtigden steeds recht op een plek in het bestuur hebben (maximaal een kwart van het<br />
aantal zetels). Aanvullend is in het wetsvoorstel bepaald dat werkgevers in dit bestuursmodel minder<br />
zetels krijgen als de pensioenpremie gemaximeerd is.<br />
Het verantwoordingsorgaan houdt op te bestaan. De taken die dit orgaan onder de huidige wetgeving nog<br />
heeft worden ondergebracht bij de deelnemers- en pensioengerechtigdenraad. In verband met de<br />
stroomlijning van de bij pensioenfondsen betrokken organen vervallen de meeste adviesrechten van deze<br />
raad.<br />
36
Wat betreft het intern toezicht geldt dat bedrijfstakpensioenfondsen straks een raad van toezicht moeten<br />
instellen, ondernemingspensioenfondsen kunnen kiezen tussen een raad van toezicht of een<br />
visitatiecommissie.<br />
Op 22 maart 2012 heeft in de Tweede Kamer een rondetafelgesprek plaatsgevonden over dit<br />
wetsvoorstel met vertegenwoordigers uit de pensioenwereld en de wetenschap. Uit deze uitwisseling is in<br />
ieder geval gebleken dat er vanuit beide sectoren forse kritiek op het wetsvoorstel is. Gemeenschappelijk<br />
punt van kritiek is de marginalisering van de positie van de werkgever. Zoals bekend zal de positie van<br />
de werkgever volgens het wetsvoorstel afhankelijk worden van de bijdrage aan de financiering (al dan<br />
niet gemaximeerd). Er wordt gevraagd om een volledig ander voorstel.<br />
FISCALITEIT<br />
Wijziging standpunt fiscus vervroegen pensioen<br />
Het eerder laten ingaan van pensioen in combinatie met doorwerken werd vanwege het karakter van<br />
pensioenregelingen en de daaraan gekoppelde fiscale faciliteiten in beginsel niet verenigbaar geacht. Dit<br />
standpunt van de belastingdienst gold ook voor het vervroegen van vroegpensioen, tijdelijk<br />
overbruggingspensioen en prepensioen. Als een werknemer zijn pensioen vervroegde zonder dat hij in<br />
dezelfde mate stopte met werken, voldeed hij niet meer aan de fiscale faciliteit. Op grond van de “Wet op<br />
de loonbelasting 1964” kon dan de gehele aanspraak op de vervroegde ingangsdatum belast worden.<br />
Vervroegde pensionering hield een einde van het arbeidzame leven in. Vanwege maatschappelijke<br />
ontwikkelingen heeft de Staatssecretaris besloten om dit bestaande standpunt deels te herzien.<br />
Dit betekent dat bij een vervroeging tot de 60-jarige of hogere leeftijd vanaf heden niet meer getoetst zal<br />
worden of de economische activiteiten van de werknemer in dezelfde mate worden verminderd. Bij<br />
vervroeging van de pensioeningangsdatum tot vóór het bereiken van de 60-jarige leeftijd zal de toetsing<br />
wel blijven bestaan.<br />
SOCIALE ZEKERHEID<br />
Aanpassingen AOW<br />
De AOW wordt de komende jaren op diverse punten aangepast.<br />
Wijzigingen in de AOW zijn belangrijk, omdat bepaalde voorzieningen aansluiten dan wel aan de AOW<br />
gekoppeld zijn. Hierbij kan gedacht worden aan de looptijd van VUT- en (pre)pensioenregelingen die vaak<br />
afgestemd zijn op de ingangsdatum van de AOW. De AOW is ook van belang voor de hoogte van de<br />
franchise die in veel pensioenregelingen wordt gebruikt. De hoogte van de franchise wordt immers vaak<br />
afgeleid van de hoogte van de AOW. Ook kan de AOW van belang zijn bij het vaststellen van<br />
afvloeiingsregelingen of mogelijkheden tot eerdere uittreding van uit het arbeidsproces.<br />
Hieronder volgt een kort overzicht van de komende wijzigingen in de AOW:<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
Vooruitlopend op de afschaffing van de jongere-partnertoeslag per 1 januari 2015 wordt de<br />
partnertoeslag per 1 augustus 2011 met 10% verlaagd. Huishoudens met een gezamenlijk<br />
inkomen tot Euro 30.000,- worden uitgezonderd;<br />
Nu gaat de AOW in op de eerste dag van de maand waarin de pensioenleeftijd wordt bereikt.<br />
Vanaf 1 april 2012 wordt dit de dag waarop iemand zijn pensioenleeftijd daadwerkelijk bereikt,<br />
met andere woorden, de dag waarop iemand daadwerkelijk 65 jaar wordt.<br />
Onderdeel van het pensioenakkoord is een verhoging van de AOW-leeftijd in 2020 naar de 66ste<br />
verjaardag;<br />
Voorgesteld per 1 januari 2013 is een flexibele ingangsdatum van de AOW tussen 65 en 70. De<br />
AOW een jaar eerder laten ingaan levert een korting op van 6,5%, een jaar uitstel een verhoging<br />
met hetzelfde percentage;<br />
In het kader van het pensioenakkoord wordt de AOW tussen 2013 en 2028 jaarlijks met 0,6%<br />
verhoogd.<br />
37
Vitaliteitspakket<br />
Het kabinet wil de arbeidsparticipatie van oudere werknemers verder verbeteren. Minister Kamp heeft in<br />
een brief aan de Tweede Kamer de maatregelen die hiervoor getroffen zullen worden in het zogenoemde<br />
Vitaliteitspakket omschreven. Dit pakket is gebaseerd op drie beleidslijnen: doorwerken, mobiliteit en<br />
loopbaanfaciliteiten. Daarnaast heeft Minister Kamp een aantal concessies moeten doen in dit pakket om<br />
instemming van de Tweede Kamer te krijgen voor het Pensioenakkoord. Ter vervanging van de<br />
arbeidskorting en doorwerkbonus wordt een werkbonus voor werkenden vanaf 61 jaar ingevoerd. Deze<br />
werkbonus bedraagt maximaal Euro 2.350,- per jaar. Deze werkbonus kan ook gebruikt worden om<br />
eerder met pensioen te gaan. Daarnaast blijft het voor de laagbetaalden ook in 2025, wanneer de<br />
pensioenrichtleeftijd naar 67 gaat, mogelijk om zonder groot inkomenseffect met pensioen te gaan op 65<br />
jaar. Naast de werkbonus komt er een extra werkbonus voor mensen met een laag inkomen. Deze extra<br />
bonus bedraagt Euro 1.200,-. Ter stimulering van de arbeidsmobiliteit van ouderen wordt de zogenaamde<br />
mobiliteitsbonus geïntroduceerd voor het aannemen van werknemers van 55 jaar en ouder. Deze bonus<br />
is hoger bij het aannemen van oudere uitkeringsgerechtigden. Duurzame inzetbaarheid wordt vergroot<br />
door middel van de introductie van verschillende loopbaanfaciliteiten zoals de maatregel ter bevordering<br />
van scholing door verlaging van de drempel voor de fiscale aftrek van scholingsaftrek. Binnen het<br />
Vitaliteitspakket zal tevens een vitaliteitsspaarregeling worden geïntroduceerd. Deze<br />
vitaliteitsspaarregeling moet de huidige spaarloonregeling en de levensloopregeling gaan vervangen. In<br />
tegenstelling tot het Regeerakkoord wordt de vitaliteitsspaarregeling bestedingsvrij. In deze spaarregeling<br />
kunnen deelnemers maximaal Euro 20.000,- sparen. Deelnemers kunnen maximaal Euro 5.000,- per jaar<br />
sparen en maximaal Euro 10.000,- per jaar opnemen ter aanvulling op het inkomen bij eerder stoppen<br />
met werken of voor deeltijdpensioen. Een voorwaarde is dat het tegoed uiterlijk voor het bereiken van de<br />
AOW-gerechtigde leeftijd moet zijn opgenomen. De spaarloonregeling is per 1 januari 2012 stopgezet.<br />
Verder wordt de levensloopregeling beëindigd omdat deze niet aan de verwachtingen voldoet. In de<br />
praktijk wordt deze regeling immers niet voornamelijk gebruikt voor de vermindering van de drukte in<br />
het spitsuur van het leven, maar voor vervroegde uittreding. Dit wordt in het licht van de krimpende<br />
beroepsbevolking niet wenselijk geacht. Op basis van de overgangsregeling voor de levensloopregeling,<br />
blijft de levensloopregeling vanaf 2012 voor iedereen die op 31 december 2011 ten minste Euro 3.000,op<br />
zijn levenslooprekening heeft staan open. De deelnemers met minder dan Euro 3.000,- aan<br />
levensloopsaldo kunnen dit saldo in 2012 opnemen of in 2013 doorstorten naar een<br />
vitaliteitsspaarregeling.<br />
38
9. Pension Fund Governance<br />
Algemeen<br />
Door de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 zijn de Star-principes voor goed<br />
pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance, "PFG") verankerd in het wettelijke kader. De 32<br />
principes hebben betrekking op de volgende componenten: zorgvuldig Bestuur, transparantie, openheid<br />
en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht.<br />
Het beleid van het pensioenfonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. De verantwoordelijkheid<br />
hiervoor is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt in ieder geval het volgende in:<br />
- het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico’s;<br />
- de integriteitrisico’s;<br />
- voorkomen van belangenverstrengeling;<br />
- de soliditeit van het pensioenfonds, waaronder wordt verstaan: het beheersen van financiële<br />
risico’s en het beheersen van andere risico’s die de soliditeit van het pensioenfonds kunnen<br />
aantasten;<br />
-<br />
Invulling Medezeggenschap, Verantwoordingsorgaan en Intern toezicht<br />
Intern Toezicht<br />
Gedragscode<br />
Deskundigheidsbevordering<br />
-<br />
-<br />
het beheersen van de financiële positie op de lange termijn door periodiek een continuïteitsanalyse<br />
te maken.<br />
Het Bestuur van <strong>PFP</strong> besteedt veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de<br />
interne beheersing. Reglementair is vastgelegd hoe het Bestuur invulling geeft aan begrippen als goed<br />
Bestuur, verantwoording en intern toezicht.<br />
In afwijking van de meeste andere pensioenfondsen kent <strong>PFP</strong> al sinds 1948 een Raad van Toezicht. De<br />
Raad van Toezicht is samengesteld uit drie werkgevers, drie werknemers en drie pensioengerechtigden.<br />
Gelet op de opgedane goede ervaringen treedt de Raad van Toezicht op als zowel Deelnemersraad als<br />
Verantwoordingsorgaan. De verantwoording die het Bestuur aflegt aan de Raad van Toezicht is onderdeel<br />
van de jaarverslagcyclus.<br />
Voor het intern toezicht is gekozen voor een Visitatiecommissie, die eens in de 3 jaar de beleids- en<br />
bestuursprocedures en -processen, de checks and balances, de wijze waarop de uitvoering van de<br />
regeling wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico's op de langere termijn<br />
voor (de dekkingsgraad van) <strong>PFP</strong> beoordeelt. De Visitatiecommissie is samengesteld uit 3 externe<br />
deskundigen. Benoeming heeft in 2008 plaatsgevonden en de eerste visitatie heeft in 2009<br />
plaatsgevonden. In 2012 is een nieuwe toetsing van de Visitatiecommissie gepland.<br />
Compliance officer<br />
De compliancefunctie is uitbesteed aan het Nederlands Compliance Instituut. Het Bestuur overlegt ten<br />
minste eenmaal per jaar met het NCI over de bevindingen en (nieuwe) ontwikkelingen.<br />
Jaarlijks wordt door de bestuursleden en de Secretaris de gedragscode getekend. Dit is ook dit jaar<br />
gebeurd.<br />
Bij de deskundigheidsbevordering van het Bestuur en de Raad van Toezicht wordt uitgegaan van het Plan<br />
van Aanpak van de Koepels.<br />
Vanwege het grote belang van een solide beleid heeft het Bestuur besloten dat de onderstaande<br />
kennisgebieden als volgt zijn toegekend:<br />
Bestuur<br />
Besturen van een pensioenfonds<br />
Wet- en regelgeving, pensioenregelingen<br />
39
Financiële Commissie (drie bestuursleden)<br />
- Financieel-technische en actuariële aspecten<br />
- Administratieve organisatie en interne controle<br />
- Uitbesteding van werkzaamheden.<br />
Beleggingscommissie (drie bestuursleden)<br />
- Vermogensbeheer<br />
Werkgroep Communicatie (drie bestuursleden)<br />
- Communicatie<br />
Van de betreffende bestuursleden wordt verwacht dat zij met betrekking tot de onderwerpen binnen het<br />
kennisgebied over deskundigheidsniveau 2 beschikken.<br />
Naleving wet- en regelgeving<br />
Het Bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving.<br />
Toezichthouders<br />
In 2011 is geen formeel overleg gevoerd met de toezichthouders.<br />
Juridische procedures<br />
Er zijn in het verslagjaar geen juridische procedures tegen <strong>PFP</strong> aanhangig gemaakt.<br />
Klachten<br />
Er zijn in het verslagjaar geen klachten ingediend.<br />
Verslag van de Deelnemersraad (Raad van Toezicht)<br />
Algemeen<br />
De Raad van Toezicht (de Raad) fungeert sinds 1 januari 2007 als Deelnemersraad en tevens als<br />
Verantwoordingsorgaan. Hiertoe zijn in 2007 de statuten en het Huishoudelijk Reglement aangepast,<br />
waarbij rekening is gehouden met de uitgangspunten van Pension Fund Governance. Hierbij zijn de<br />
frequentie van het overleg met het Bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid<br />
en de verantwoording van het orgaan vastgesteld. In de Raad van Toezicht zijn - evenals in het Bestuur -<br />
werkgevers, werknemers en gepensioneerden vertegenwoordigd.<br />
Overleg<br />
In het verslagjaar is de Raad twee keer bijeen geweest om van gedachten te wisselen over, in te<br />
stemmen met en advies te geven over (voorgenomen) besluiten van het Bestuur. Er was hierbij sprake<br />
van reguliere vergaderingen, waaraan ook werd deelgenomen door een afvaardiging van het Bestuur van<br />
het pensioenfonds.<br />
Onderwerpen<br />
In het verslagjaar werd door het Bestuur een aantal besluiten genomen waarvoor instemming van de<br />
Raad nodig was, dan wel waarop de Raad moest adviseren. Belangrijke onderwerpen waarover het<br />
Bestuur en de Raad zich in 2011 hebben gebogen, waren onder meer de premie voor het jaar 2012, de<br />
jaarverslagen, het algemeen beleidskader, de bevordering van deskundigheid en de toekomst van het<br />
pensioenfonds, gezien in het licht van de discussie over de toekomst van de productschappen.<br />
Instemming<br />
Jaarverslagen 2010 (Jaarverslag, Jaarrekening, Actuarieel rapport, Rapport Waarmerkend Actuaris,<br />
Accountantsverslag)<br />
De Raad kon, na enige gedachtewisselingen en discussies met het Bestuur van <strong>PFP</strong>, instemmen met de<br />
concepten van de verslagen over 2010, zodat deze, na de verwerking van de opmerkingen en<br />
aanvullingen, konden worden gepubliceerd.<br />
40
Advies<br />
Tijdens de reguliere vergaderingen werd de Raad gevraagd te adviseren over de volgende onderwerpen.<br />
In alle gevallen adviseerde de Raad positief op de door het Bestuur genomen besluiten.<br />
Beleidskader en ABTN<br />
Als gevolg van de financiële problemen in de Eurozone en de daaruit voortvloeiende onzekerheid over de<br />
zekerheden die staatsobligaties nog boden, zag het Bestuur zich genoodzaakt het beleidskader aan te<br />
passen. De afweging tussen een beoogd extra rendement en een onzekere toekomst wat betreft<br />
indexatie en premieontwikkeling, viel uit in het voordeel van het eerste element (extra rendement). In<br />
verband met de aanpassing van het beleidskader moest ook de ABTN worden aangepast. De Raad<br />
adviseerde in beide gevallen (aanpassing beleidskader en aanpassing ABTN) positief op de door het<br />
Bestuur voorgestelde wijzigingen.<br />
Basispensioenpremie<br />
In afwachting van de resultaten van de onderhandelingen door de CAO-partijen nam het Bestuur in 2011<br />
nog geen besluit over de indexatie van de ingegane pensioenen en slapersrechten voor 2012. Een en<br />
ander werd gemotiveerd door de constatering dat de voortzetting van het tot en met 2011 gevoerde<br />
beleid om de indexatie volledig te financieren uit de premie, het Bestuur ertoe zou verplichten de<br />
volledige kostendekkende premie vast te stellen. Dit zou kunnen leiden tot een premie van 32%,<br />
waarmee de resterende premiekorting mogelijk in één keer afgebouwd zou worden. Reden om de CAOpartijen<br />
te verzoeken deze wijze van financiering los te laten, waardoor de premie uiteindelijk op een<br />
meer acceptabel niveau zou kunnen worden vastgesteld (in totaal 25%). Begin januari 2012 werd<br />
overeenstemming bereikt, waarop het Bestuur besloot de premie voor 2012 vast te stellen op 25% (7,5%<br />
werknemers en 17,5 % werkgevers.<br />
Uiteindelijk heeft de Raad begin 2012 via een schriftelijke procedure positief geadviseerd op het<br />
bestuursbesluit ten aanzien van de basispremie.<br />
Indexatie/ophoging opgebouwde pensioenaanspraken<br />
In afwachting van de resultaten van de onderhandelingen door de CAO-partijen nam het Bestuur in 2011<br />
ook nog geen definitief besluit over de indexatie van de ingegane pensioenen en slapersrechten voor<br />
2012. Nadat overeenstemming was bereikt, kon de verhoging van de opgebouwde pensioenaanspraken<br />
van alle deelnemers (actieven, slapers en gepensioneerden) met 1%, waartoe het Bestuur eerder had<br />
besloten, definitief worden gemaakt.<br />
Uiteindelijk heeft de Raad begin 2012 via een schriftelijke procedure positief geadviseerd op het<br />
bestuursbesluit ten aanzien van de indexering.<br />
Deskundigheidsbevordering<br />
Om te waarborgen dat de deskundigheid binnen de Raad bij het einde van de zittingsperiode van<br />
vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en gepensioneerden behouden blijft, heeft de Raad het<br />
Bestuur geadviseerd in te stemmen met het door <strong>PFP</strong> vastgestelde schema van getrapt aftreden.<br />
Hierdoor zal elk jaar slechts één vertegenwoordiger van elke vertegenwoordiging in de Raad aftreden.<br />
In het verslagjaar 2011 hebben verder vier leden van de Raad deelgenomen aan een tweedaagse door<br />
SPO georganiseerde cursus Pensioenen voor deelnemersraden en verantwoordingsorganen. Daarnaast<br />
heeft de complete Raad gedurende één dagdeel een interne verdiepingsslag meegemaakt waarbij<br />
aandacht werd besteed aan risicobeheersing en de uitgangspunten voor de herziening van wettelijke<br />
regels voor governance en medezeggenschap voor pensioenfondsen.<br />
Vaststelling franchise<br />
De Raad heeft positief geadviseerd op het voorstel om de franchise per 1 januari 2012 volgens de<br />
gebruikelijke methode, waarbij de AOW de basis vormt, te bepalen.<br />
Vervolgens heeft de Raad in februari 2012 positief geadviseerd op het voorstel om de franchise per 1<br />
januari 2012, in samenhang met andere wijzigingen in de pensioenregeling, te verlagen met Euro 1.964.<br />
Een en ander als gevolg van het op 21 december 2011 bereikte resultaat van de onderhandelingen<br />
tussen CAO-partijen.<br />
41
Tot slot<br />
Het verslagjaar 2011 was ook voor <strong>PFP</strong> een jaar waarin de financiële problemen, en de nog altijd enorme<br />
overheidstekorten in Griekenland, Ierland, Portugal en Spanje, van grote invloed waren op het beleid.<br />
Met name het feit dat de Europese Centrale Bank de rente laag hield om de economie weer op gang te<br />
krijgen, zorgde voor de nodige hoofdpijn in de gelederen van <strong>PFP</strong>. Hoewel <strong>PFP</strong> in vergelijking met andere<br />
fondsen nog een bovengemiddelde dekkingsgraad kende, was de gevarenzone nimmer ver weg. De<br />
conclusie is dat risicobeheersing en een prudent beleggingsbeleid zich de komende jaren op blijvende<br />
aandacht mogen verheugen.<br />
De ontwikkeling van de dekkingsgraad van <strong>PFP</strong> is desondanks tevredenstellend en <strong>PFP</strong> wist zich ook in<br />
2011 vanwege de hoger dan gemiddelde dekkingsgraad te onderscheiden van het overgrote deel van de<br />
overige pensioenfondsen.<br />
Voor de Raad waren de ontwikkelingen, mede door de wijze waarop <strong>PFP</strong> en Mn Services maandelijks en<br />
per kwartaal rapporteerden, zeer goed te volgen. De Raad oordeelt dan ook (zeer) positief over de<br />
informatievoorziening ten aanzien van de ontwikkeling van de vermogenspositie van het pensioenfonds.<br />
Hierdoor ziet de Raad –onverwachte rente effecten daargelaten- de toekomst met vertrouwen tegemoet<br />
en is van oordeel dat de pensioenvoorziening voor de deelnemers, ook op de middellange termijn, met<br />
prudent beleid gewaarborgd kan blijven.<br />
Rest nog een bijzonder woord van dank aan de heer Willemse die door zijn inzet en kritische bijdragen in<br />
belangrijke mate heeft bijgedragen aan het functioneren van zowel het Bestuur, als de Raad van Toezicht<br />
van het Pensioenfonds Productschappen. Zijn zittingstermijn eindigde formeel op 31 december 2010.<br />
Verslag van het Verantwoordingsorgaan (Raad van Toezicht)<br />
Algemeen<br />
Het Bestuur legt verantwoording af aan de Raad van Toezicht (de Raad) over het beleid en de wijze<br />
waarop het beleid is uitgevoerd. Tevens legt het Bestuur verantwoording af over de naleving van de<br />
principes voor goed pensioenfondsbestuur, zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid op 16<br />
december 2005.<br />
De Raad heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het Bestuur, over het door<br />
het Bestuur (uit)gevoerde beleid, alsmede over de beleidskeuzes voor de toekomst. De Raad legt zijn<br />
oordeel ten minste éénmaal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het<br />
Bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag waarop het oordeel betrekking heeft.<br />
De Raad heeft een adviesrecht ten aanzien van:<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
-<br />
het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden;<br />
het wijzigen van het beleid ten aanzien van de Raad;<br />
de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht;<br />
het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;<br />
het premie- en toeslagbeleid;<br />
het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid.<br />
De Raad heeft in het kader van zijn taakuitoefening in 2011 kennis genomen van het jaarverslag en de<br />
jaarrekening 2010, de notulen van de bestuursvergaderingen, de reglementen en de ABTN.<br />
De Raad heeft geen gebruik gemaakt van zijn recht op overleg met de externe actuaris en de externe<br />
accountant.<br />
Bevindingen<br />
De Raad heeft de volgende bevindingen:<br />
Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance)<br />
Het Bestuur is er volgens de Raad voldoende in geslaagd de principes voor goed pensioenfondsbestuur te<br />
vertalen naar het fonds.<br />
42
Wetgeving en reglementen<br />
Het Bestuur heeft zich in het verslagjaar op juiste wijze gehouden aan de geldende wet- en regelgeving,<br />
de reglementen en de statuten van het pensioenfonds. Overigens zijn statuten en reglementen in 2011<br />
op onderdelen aangepast.<br />
Toeslagbeleid<br />
In 2011 zijn toeslagen in principe toegekend conform het aangepaste beleid, waardoor er niet langer<br />
onvoorwaardelijk en volledig kon worden gecompenseerd. De Raad is van mening dat het Bestuur<br />
hiermee zorgvuldig is omgegaan door de belangen van alle deelnemers in zijn besluitvorming te<br />
betrekken.<br />
Premiebeleid<br />
Het premiebeleid is op zorgvuldige wijze, en met inachtneming van de belangen van alle (gewezen)<br />
deelnemers, tot stand gekomen. Vanwege de minder florissante financiële positie van het pensioenfonds<br />
in 2011 en de nadelige (financiële) consequenties van bepaalde onderdelen van het op dat moment van<br />
kracht zijnde beleidskader kon de Raad zich vinden in het besluit van het Bestuur om opnieuw af te<br />
wijken van het vastgestelde beleidskader. Rekening houdende met de belangen van zowel de nog actieve<br />
deelnemers, als de gepensioneerden en slapers, kon hierdoor ook voor 2011 een weliswaar hogere<br />
(+6%) maar nog altijd niet kostendekkende premie worden vastgesteld. Ook in het komende jaar zal de<br />
thans nog bestaande premiekorting een aandachtspunt zijn voor het Bestuur en de Raad van Toezicht.<br />
Beleggingsbeleid (inclusief Corporate Governance en Verantwoord Beleggen)<br />
Ook in 2011 is het beleggingsbeleid zorgvuldig en prudent geweest. Dit blijkt uit het feit dat de<br />
dekkingsgraad per ultimo 2011 zich nog boven de reservetekortgrens bevond, hoewel nog niet definitief<br />
buiten bereik van de gevarenzone. De Raad is van oordeel dat het Bestuur, gezien de moeilijke<br />
omstandigheden, ook in 2011 hierin de juiste keuzes heeft gemaakt, in samenspraak met de fiduciair<br />
vermogensbeheerder Mn Services en de overige adviseurs.<br />
Risicobeleid<br />
Gezien de turbulente economische en financiele marktomstandigheden bleef ook 2011 een jaar waarin<br />
vooral werd gekeken naar de wijze waarop de risico’s (nog beter) konden worden beheerst en de wijze<br />
waarop zo optimaal mogelijk zou moeten worden ingespeeld op de ontwikkelingen. Gezien de<br />
vermogenspositie van het pensioenfonds is de Raad van oordeel dat dit in 2011 op adequate wijze is<br />
gebeurd en dat op dit gebied de juiste keuzes zijn gemaakt om het hoofd te bieden aan de nog immer<br />
turbulente marktomstandigheden.<br />
Financiële positie van het pensioenfonds<br />
Hoewel de dekkingsgraad van het pensioenfonds zich in 2011 in negatieve zin ontwikkelde (van 125%<br />
naar 116%), bleef de financiële positie van het fonds toereikend. De lagere dekkingsgraad werd vooral<br />
veroorzaakt door de voortdurend lage rekenrente. Hoewel de situatie nog verre van rooskleurig is, is er<br />
wat de Raad betreft geen reden voor zorg, maar wel voor waakzaamheid. Desondanks is de Raad ook<br />
van mening dat de toekomst met enig vertrouwen tegemoet kan worden gezien.<br />
Oordeel<br />
De Raad constateert dat:<br />
- de externe accountant gerapporteerd heeft dat voldaan is aan de relevante wet- en regelgeving en<br />
dat er geen bevindingen zijn gemeld die reden geven tot zorg;<br />
- de toezichthouders geen op- en/of aanmerkingen hebben gemaakt ten aanzien van het<br />
functioneren van (het Bestuur van) het pensioenfonds.<br />
Op grond van al het voorgaande komt de Raad tot het volgende oordeel:<br />
- het Bestuur heeft, al dan niet via Mn Services, ruim voldoende informatie verstrekt op basis<br />
waarvan de Raad zich een oordeel heeft kunnen vormen;<br />
- het handelen van het Bestuur is in 2011 in overeenstemming geweest met de statuten,<br />
reglementen en andere fondsstukken;<br />
- het Bestuur heeft in 2011 een consistent beleid gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen<br />
voldoende zijn afgewogen en geborgd;<br />
- het Bestuur heeft, gegeven de omstandigheden en de algemeen aanvaarde<br />
toekomstverwachtingen, logische beleidskeuzes voor de toekomst gemaakt.<br />
43
Aanbevelingen<br />
De Raad beveelt aan om voort te gaan met de wijze waarop het beleid tot stand komt en vervolgens ook<br />
wordt uitgevoerd.<br />
Tot slot wil de Raad zijn waardering uitspreken over het gevoerde bestuursbeleid in het jaar 2011 en<br />
spreekt tevens de wens uit dat deze lijn in de toekomst wordt voortgezet.<br />
Reactie Bestuur<br />
Het Bestuur weet zich gesteund door de adviezen en opmerkingen van de Raad van Toezicht en spreekt<br />
zijn waardering uit voor de kritische en constructieve inzet. De aanbevelingen worden ter harte genomen.<br />
Het Bestuur zal de Raad van Toezicht hierover terugrapporteren.<br />
Tot slot<br />
Het Bestuur spreekt zijn dank uit aan alle betrokkenen voor hun inzet en toewijding in het afgelopen jaar.<br />
Rijswijk, 29 mei 2012<br />
Namens het Bestuur:<br />
C. Kuijvenhoven RA, N.W. Dijkhuizen,<br />
voorzitter secretaris<br />
44
STICHTING PENSIOENFONDS PRODUCTSCHAPPEN<br />
Rijswijk<br />
JAARREKENING<br />
45
BALANS PER 31 DECEMBER<br />
Na resultaatbestemming (x € 1.000)<br />
ACTIVA<br />
Beleggingen voor risico pensioenfonds (1)<br />
2011 2010<br />
Vastgoedbeleggingen 21.542 20.742<br />
Aandelen 45.658 62.894<br />
Vastrentende waarden 362.993 328.732<br />
Derivaten 9.580 5.887<br />
Overige beleggingen 31.957 24.437<br />
Beleggingen voor risico deelnemers (2)<br />
471.730 442.692<br />
Beleggingen VP/IAP-regeling 28.962 32.960<br />
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen (3)<br />
Vorderingen en overlopende activa (4)<br />
14 17<br />
Vorderingen uit herverzekering 3 0<br />
Vorderingen inzake beleggingen 2.097 3.374<br />
Overige vorderingen 1.131 1.339<br />
Overige activa (5)<br />
3.231 4.713<br />
Liquide middelen 2.524 2.421<br />
Totaal activa<br />
46<br />
506.461 482.803
BALANS PER 31 DECEMBER<br />
Na resultaatbestemming (x € 1.000)<br />
PASSIVA<br />
Stichtingskapitaal en reserves (6)<br />
2011 2010<br />
Stichtingskapitaal 1 1<br />
Algemene reserve 63.505 86.176<br />
Reserve bijzondere uitvoeringskosten 446 821<br />
63.952 86.998<br />
Technische voorzieningen (7)<br />
Voorziening Pensioenverplichtingen 397.292 348.607<br />
Overige voorzieningen (8)<br />
Voorziening administratiekosten 440 0<br />
Voorziening reorganisatiekosten 375 0<br />
815 0<br />
Overige technische voorzieningen (9)<br />
Voorziening pensioenverplichtingen risico<br />
deelnemers<br />
28.962 32.960<br />
Langlopende schulden (10)<br />
Instellingen 774 5.633<br />
Overige schulden en overlopende passiva (11)<br />
Instellingen 380 657<br />
Overige schulden 14.286 7.948<br />
14.666 8.605<br />
Totaal passiva<br />
47<br />
506.461 482.803
STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />
(x € 1.000)<br />
BATEN<br />
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers (12)<br />
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds (13)<br />
2011 2010<br />
10.243 7.684<br />
Directe beleggingsresultaten 8.612 6.727<br />
Indirecte beleggingsresultaten 27.854 25.218<br />
Kosten van vermogensbeheer - 1.638 - 1.595<br />
Overige baten (14)<br />
Totaal baten<br />
LASTEN<br />
34.828 30.350<br />
604 119<br />
45.675 38.153<br />
2011 2010<br />
Pensioenuitkeringen (15) - 17.626 - 16.732<br />
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten (16) - 1.011 - 944<br />
Mutatie Voorziening Pensioenverplichtingen (17)<br />
Actuariële premies en koopsommen - 8.519 - 8.407<br />
Koopsommen uit VP/IAP-regeling - 4.379 - 3.229<br />
Indexering en overige toeslagen - 2.621 - 3.340<br />
Vrijval voorziening stop-loss 522 283<br />
Rentetoevoeging - 4.462 - 4.131<br />
Pensioenuitkeringen 17.398 16.606<br />
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten 994 963<br />
Wijziging marktrente - 47.522 - 27.544<br />
Overdracht van rechten 95 - 412<br />
Aanpassing overlevingstafels 0 - 2.919<br />
Overige mutaties - 194 215<br />
- 48.688 - 31.915<br />
Saldo overdrachten van rechten (18) - 206 359<br />
Overige lasten (19) - 1.190 - 267<br />
Totaal lasten<br />
- 68.721 - 49.499<br />
Saldo van baten en lasten - 23.046<br />
- 11.346<br />
Resultaatbestemming (20)<br />
2011 2010<br />
Onttrokken aan:<br />
Algemene reserve - 22.671<br />
- 11.346<br />
Reserve bijzondere uitvoeringskosten - 375 0<br />
Totaal resultaat<br />
48<br />
- 23.046 - 11.346
KASSTROOM<br />
(x € 1.000)<br />
Pensioenactiviteiten<br />
2011 2010<br />
Bijdragen van werkgevers en werknemers 10.451 7.280<br />
Overgenomen pensioenverplichtingen 70 413<br />
Uitkering herverzekering 0 4<br />
Pensioenuitkeringen - 17.436 - 16.711<br />
Afkopen - 190 - 21<br />
Overgedragen pensioenverplichtingen - 276 - 54<br />
Premies herverzekering - 43 - 43<br />
Uitvoeringskosten - 1.011 - 944<br />
Overige mutaties - 775 - 199<br />
Mutaties vorderingen/schulden - 2.545 977<br />
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten<br />
Beleggingsactiviteiten<br />
- 11.755 - 9.298<br />
Verkopen en aflossingen 112.685 357.729<br />
Directe beleggingsopbrengsten 14.336 - 263<br />
Aankoop beleggingen - 117.825<br />
- 345.105<br />
Kosten vermogensbeheer - 1.638 - 1.595<br />
Ov. kasstroom uit beleggingsactiviteiten 4.300 - 10.324<br />
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten<br />
Mutatie in geldmiddelen<br />
Verloop Liquide middelen<br />
11.858 442<br />
103 - 8.856<br />
Stand 1 januari 2.421 11.277<br />
Stand 31 december 2.524 2.421<br />
Mutatie in boekjaar<br />
49<br />
103<br />
- 8.856
GRONDSLAGEN<br />
Algemene <strong>toelichting</strong><br />
1.01 Activiteiten<br />
Het doel van <strong>PFP</strong> is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan pensioengerechtigden en<br />
nabestaanden terzake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt <strong>PFP</strong> uitkeringen aan<br />
arbeidsongeschikte deelnemers.<br />
1.02 Pensioenregelingen<br />
Onderstaand wordt in hoofdlijnen een beschrijving gegeven van de pensioenregelingen zoals die gelden in<br />
2011.<br />
Eigenschappen van de pensioenregelingen<br />
2011 Middelloon Aanvullend Vroeg-<br />
regeling pensioen pensioen<br />
Pensioensysteem Uitkering Premie Premie<br />
Toetredingsleeftijd datum in dienst datum aanmelding gesloten<br />
Pensioenleeftijd 65 65 62<br />
Maximum pensioengevend salaris geen geen geen<br />
Toeslagen tijdens opbouw voorwaardelijk nvt nvt<br />
Toeslagen na ingang voorwaardelijk voorwaardelijk voorwaardelijk<br />
Franchise<br />
In dienst op of na 1 januari 2006 € 12.651 nvt nvt<br />
In dienst voor 1 januari 2006 en geboortejaar:<br />
- 1957 en eerder € 14.916 nvt nvt<br />
- 1958 t/m 1967 € 13.784 nvt nvt<br />
- 1968 en later € 12.651 nvt nvt<br />
Pensioengevend jaarsalaris 12 maanden 12 maanden 12 maanden<br />
salaris+<br />
salaris+<br />
salaris+<br />
- Vakantietoeslag ja ja ja<br />
- Eindejaarsuitkering ja ja ja<br />
- Overige vaste salariscomponenten ja ja ja<br />
Pensioenopbouwpercentage 1,90% fiscale ruimte 4,75% van het<br />
jaarsalaris<br />
Nabestaandenpensioen 60% van het<br />
ouderdoms-<br />
pensioen<br />
Werkgeversbijdrage 2/3e deel van<br />
21% over PG<br />
Werknemersbijdrage 1/3e deel van<br />
21% over PG<br />
Werknemersbijdrage verhoging<br />
nabestaandenpensioen naar 70%<br />
Administratie/ uitvoeringkosten<br />
60% van het<br />
ouderdoms-<br />
pensioen<br />
Bij voorover-<br />
lijden VP-kapitaal<br />
nvt 1,90% van het<br />
jaarsalaris<br />
fiscale staffel 2,85% van het<br />
jaarsalaris<br />
1,0% over PG nvt nvt<br />
1,0% van de PG +<br />
4,0% van de<br />
technische<br />
voorziening<br />
50<br />
3,25% van elke<br />
storting + 0,15%<br />
van de portefeuille<br />
3,25% van elke<br />
storting + 0,15%<br />
van de<br />
portefeuille.<br />
Bij ingang: € 45<br />
per jaar.
Middelloonpensioenregeling<br />
De pensioenregeling is een geïndexeerde middelloonregeling die voor elk deelnemersjaar voorziet in een<br />
ouderdomspensioen ter grootte van 1,90% van de meest recentelijk vastgestelde pensioengrondslag voor<br />
dat jaar. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet wordt deze regeling gekarakteriseerd als een<br />
uitkeringsovereenkomst.<br />
Het partnerpensioen ten behoeve van de echtgeno(o)t(e), de wettelijk geregistreerde partner dan wel de<br />
overeenkomstig de pensioenregeling aangemelde, met de deelnemer samenwonende partner is 60% van<br />
het ouderdomspensioen; het wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de werknemers is 14%<br />
van het ouderdomspensioen. Op vrijwillige basis kan het niveau van het partnerpensioen worden<br />
verhoogd tot 70%. Tevens voorziet de pensioenregeling in een Anw-compensatie ter aanvulling of<br />
vervanging van de nabestaandenuitkering uit hoofde van de Algemene nabestaandenwet (Anw).<br />
Werknemers die wegens volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid in aanmerking komen voor een<br />
IVA-uitkering, hebben recht op een aanvulling tot maximaal 80% van het jaarsalaris. In die situatie wordt<br />
de opbouw van het pensioen zonder premiebetaling voortgezet.<br />
De pensioengrondslag is 12 maal het maandsalaris verhoogd met de vakantietoeslag, eindejaarsuitkering<br />
en andere door de werkgever voor de berekening van het jaarsalaris aangemerkte bedragen minus een<br />
franchise. Deze franchise wordt jaarlijks door het Bestuur vastgesteld met als richtsnoer de ontwikkeling<br />
van de AOW voor alleenstaanden.<br />
Voor de pensioenregeling wordt een doorsneepremie vastgesteld, als percentage van de<br />
pensioengrondslag. Van deze premie komt 1/3 deel voor rekening van de werknemer en 2/3 deel voor<br />
rekening van de werkgever. Voor de deelnemers is de toeslagverlening voorwaardelijk. Indien de<br />
dekkingsgraad hoger is dan 105% wordt een toeslag gegeven op basis van de loonindex. De uit deze<br />
toeslagverlening voortvloeiende lasten maken onderdeel uit van de kostendekkende premie.<br />
Voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is de toeslagverlening (op basis van de prijsindex)<br />
eveneens voorwaardelijk. De uit deze toeslagverlening voortvloeiende lasten worden gefinancierd uit de<br />
middelen van het pensioenfonds. Het Bestuur streeft in haar beleid naar het verlenen van toeslagen op<br />
de ingegane en premievrije pensioenen. Of dit mogelijk is wordt jaarlijks beoordeeld door het Bestuur op<br />
basis van de financiële situatie van het pensioenfonds. Het Bestuur hanteert daartoe de<br />
beleidskeuzematrix als leidraad. Het Bestuur kan afwijken van de beleidskeuzematrix.<br />
2. Grondslagen voor waardering van activa en passiva<br />
2.01 Algemeen<br />
De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en<br />
de Richtlijn voor de Jaarverslaggeving voor Pensioenfondsen (RJ 610), uitgegeven door de Raad voor de<br />
Jaarverslaggeving. De jaarrekening is opgesteld in euro’s.<br />
Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op reële waarde. De overige activa en<br />
passiva worden gewaardeerd op de verkrijgings- of vervaardigingprijs. Indien geen specifieke<br />
waarderingsgrondslag is vermeld, vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. In de balans, de<br />
staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen, waarmee wordt<br />
verwezen naar de <strong>toelichting</strong>.<br />
2.02 Vergelijking met voorgaand jaar<br />
De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van<br />
het voorgaande jaar.<br />
2.03 Schattingen en veronderstellingen<br />
Bij toepassing van de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening vormt het Bestuur<br />
van het pensioenfonds zich verschillende oordelen en maakt schattingen die essentieel kunnen zijn voor<br />
de in de jaarrekening opgenomen bedragen. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW<br />
vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende<br />
veronderstellingen opgenomen bij de <strong>toelichting</strong> op de betreffende jaarrekeningposten.<br />
51
2.04 Opname van actief, verplichting, bate of last<br />
Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische<br />
voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden<br />
vastgesteld.<br />
Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan<br />
gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar<br />
kan worden vastgesteld.<br />
Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het<br />
economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van<br />
een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.<br />
Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met<br />
een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden,<br />
waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.<br />
2.05 Vreemde valuta<br />
Functionele valuta<br />
Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per<br />
balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten<br />
voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per<br />
transactiedatum.<br />
Transacties, vorderingen en schulden<br />
Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de<br />
koers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de<br />
koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten<br />
gunste of ten laste van de staat van baten en lasten.<br />
2.06 Beleggingen voor risico pensioenfonds<br />
De Pensioenwet schrijft waardering van beleggingen tegen marktwaarde voor. Het begrip marktwaarde is<br />
te beschouwen als synoniem van reële waarde. Om aan te sluiten op het toenemende gebruik (ook<br />
internationaal) van het begrip reële waarde (fair value ) wordt dit begrip gehanteerd.<br />
2.07 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen<br />
Herverzekeringscontracten op risicobasis<br />
Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden als actief verantwoord op het moment<br />
dat de onderhavige verzekerde gebeurtenis zich voordoet. De waardering vindt plaats op basis van de<br />
contante waarde van de verzekerde uitkeringen uit hoofde van het contract, volgens de grondslagen van<br />
het pensioenfonds.<br />
2.08 Vorderingen en overige activa<br />
Vorderingen worden opgenomen tegen de verkrijgingsprijs. Een voorziening wordt getroffen op de<br />
vorderingen op grond van verwachte oninbaarheid.<br />
Onder de overige activa zijn liquide middelen die als kas, banktegoeden en deposito’s die onmiddellijk<br />
opeisbaar zijn dan wel met een looptijd korter dan twaalf maanden opgenomen.<br />
Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder<br />
kortlopende schulden.<br />
2.09 Stichtingskapitaal en reserves<br />
Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en<br />
posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het<br />
pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde<br />
waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen.<br />
De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en<br />
artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans.<br />
52
2.10 Technische voorzieningen<br />
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds<br />
De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (VPV) wordt gewaardeerd<br />
op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde<br />
van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum<br />
onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde<br />
nominale aanspraken en de, inmiddels als gevolg van een bestuursbesluit, onvoorwaardelijke<br />
(toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente,<br />
waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt.<br />
Bij de berekening van de VPV is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en<br />
van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het Bestuur<br />
besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande<br />
toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante-condities)<br />
zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige<br />
salarisontwikkelingen.<br />
Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in<br />
verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend<br />
wegens arbeidsongeschiktheid.<br />
Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt rekening gehouden met de voorzienbare trend in<br />
overlevingskansen.<br />
De Technische voorziening is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:<br />
- De gehanteerde marktrente die gebaseerd is op de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door<br />
DNB, rekening houdend met een looptijd van de uitkeringen.<br />
- De overlevingskansen zijn afgeleid uit de AG Prognosetafel 2010-2060, per 31 december 2011<br />
wordt uitgegaan van startjaar 2012. Op deze kansen zijn leeftijd- en inkomensafhankelijke<br />
correctiefactoren van toepassing. <strong>PFP</strong> hanteert de correctietabel "Hoog".<br />
-<br />
Voor de reservering voor het partnerpensioen wordt tot de pensioendatum iedere verzekerde<br />
geacht een partner te hebben. Na de pensioendatum wordt uitgegaan van de werkelijke burgerlijke<br />
staat. Voor mannelijke verzekerden wordt van een drie jaar jongere vrouwelijke partner uitgegaan.<br />
Voor vrouwelijke verzekerden wordt van een drie jaar oudere mannelijke partner uitgegaan.<br />
- Voor arbeidsongeschikte deelnemers is de reservering gebaseerd op de in uitzicht gestelde<br />
pensioenaanspraken. Geen rekening is gehouden met revalideringskansen.<br />
- Voor wezen wordt een voorziening aangehouden van 5% van de technische voorziening van<br />
uitgesteld partnerpensioen bij uitgesteld ouderdomspensioen.<br />
- De kostenopslag bedraagt 4% van de technische voorziening. In de premie is 1% van de<br />
pensioengrondslagsom in verband met toekomstige administratie- en excassokosten opgenomen.<br />
- De voorziening stoploss wordt gemaximeerd op twee jaarpremies voor arbeidsongeschiktheid voor<br />
het nieuwe stoploss contract.<br />
2.11 Langlopende schulden<br />
Langlopende schulden worden gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs.<br />
3. Grondslagen voor bepaling van het resultaat<br />
3.01 Algemeen<br />
De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de<br />
balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de technische voorziening en worden<br />
toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde<br />
resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.<br />
3.02 Premiebijdragen van werkgevers en werknemers<br />
Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening<br />
gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van<br />
kortingen.<br />
53
3.03 Premiebijdragen risico deelnemers<br />
Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar)bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbarepremieregeling.<br />
3.04 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds<br />
Directe beleggingsopbrengsten<br />
Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden,<br />
huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten.<br />
Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.<br />
Indirecte beleggingsopbrengsten<br />
Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde<br />
waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen<br />
gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van<br />
beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en<br />
lasten opgenomen.<br />
Kosten vermogensbeheer<br />
Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne<br />
kosten verstaan.<br />
Verrekening van kosten<br />
Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde<br />
transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.<br />
3.05 Pensioenuitkeringen<br />
De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De<br />
pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen.<br />
3.06 Pensioenuitvoerings- en administratiekosten<br />
De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.<br />
3.07 Mutatie technische voorziening risico van het pensioenfonds<br />
Pensioenopbouw<br />
Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij<br />
op balansdatum hebben.<br />
Indexering en overige toeslagen<br />
Op grond van RJ 610.251 en 610.252 worden bij de berekening van de pensioenverplichtingen<br />
aanspraken en rechten gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Dit houdt in:<br />
- dat uit een besluit tot toeslag genomen na de balansdatum op balansdatum geen verplichting<br />
voortvloeit;<br />
- dat financiële verplichtingen voortvloeiende uit besluiten die voor balansdatum zijn genomen<br />
worden verantwoord (ook al wordt de toezegging pas in het volgend boekjaar verwerkt); en<br />
- dat per balansdatum onvoorwaardelijke verplichtingen voortvloeiend uit het voldoen aan ex antecondities,<br />
die niet aan een bestuursbesluit onderhevig zijn, worden opgenomen.<br />
De toeslagverlening van het pensioenfonds aan de actieve deelnemers valt onder categorie D2 van de<br />
door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gepubliceerde toeslagenmatrix. Dit houdt in<br />
dat de toeslagverlening in principe voorwaardelijk is en de toeslagverlening gefinancierd wordt uit een<br />
opslag op de premie. Indien de dekkingsgraad hoger is dan 105%, wordt er toeslag gegeven op de<br />
pensioenaanspraken van de actieve deelnemers.<br />
Per 1 januari 2012 is aan de actieve deelnemers een toeslag verleend van 1%. De koopsom voor deze<br />
toeslagverlening wordt gefinancieerd uit de betaalde premie en is in het boekjaar 2011 verwerkt.<br />
54
Rentetoevoeging<br />
De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door<br />
DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De interesttoevoeging wordt tegen de rekenrente primo<br />
boekjaar berekend over de beginstand en de mutaties gedurende het jaar.<br />
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten<br />
De onttrekking wordt ten gunste van de rekening van baten en lasten gebracht in de periode waarin de<br />
lasten bij de berekening van de voorziening waren voorzien.<br />
Wijziging marktrente<br />
De marktwaardeverandering op balansdatum als gevolg van de wijzigingen in de door DNB gepubliceerde<br />
rentetermijnstructuur wordt in de rekening van baten en lasten opgenomen.<br />
Aanpassing actuariele grondslagen<br />
Het effect van de aanpassing van de actuariele grondslagen op de technische voorziening wordt ultimo<br />
boekjaar in de rekening van baten en lasten opgenomen.<br />
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen<br />
De overige actuariele baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.<br />
3.08 Overige voorzieningen<br />
Onder de overige voorzieningen zijn voorzieningen opgenomen ten behoeve van de vergoeding voor de<br />
toekomstige administratiekosten en voor de reorganisatie.<br />
3.09 Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen<br />
De mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen betreft de wijzigingen in de waarde van het<br />
herverzekeringsdeel technische voorzieningen.<br />
3.10 Saldo overdrachten van rechten<br />
De post saldo overdracht van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel<br />
overgedragen pensioenverplichtingen.<br />
3.11 Overige baten en lasten<br />
Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.<br />
4. Toelichting op het kasstroomoverzicht<br />
Voor de opstelling van het kasstroomoverzicht is de directe methode gehanteerd, Hierbij worden alle<br />
ontvangsten en uitgaven als zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen<br />
uit pensioenactiviteiten en kasstromen uit beleggingsactiviteiten.<br />
55
TOELICHTING OP DE BALANS<br />
(x € 1.000)<br />
ACTIVA<br />
Beleggingen voor risico pensioenfonds (1)<br />
Vastgoedbeleggingen<br />
Onder vastgoedbeleggingen zijn participaties in beursgenoteerde vastgoedmaatschappijen of nietbeursgenoteerde<br />
vastgoedbeleggingsinstellingen opgenomen. Participaties in beursgenoteerde<br />
vastgoedmaatschappijen worden gewaardeerd tegen reële waarde, gebaseerd op de beurskoers per<br />
balansdatum.<br />
Belangen in niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingsinstellingen vinden plaats tegen de netto<br />
vermogenswaarde. Bij afwezigheid van een opgave ultimo jaar van de fondsmanager wordt door de<br />
Fiduciair Vermogensbeheerder Mn-Services een gefundeerde inschatting gemaakt op basis van een<br />
marktanalyse.<br />
Vastgoedbeleggingen 2011 2010<br />
Stand begin boekjaar 20.742 19.813<br />
Aankopen 694 1.716<br />
Verkopen - 1.137 - 616<br />
Waarderingsverschillen 1.243 - 171<br />
Stand einde boekjaar 21.542 20.742<br />
Vastgoedbeleggingen naar soort 2011 2010<br />
Indirect 19.600 18.909<br />
In ontwikkeling 1.942 1.833<br />
Stand einde boekjaar 21.542 20.742<br />
De post vastgoedbeleggingen omvat beleggingen in vastgoed- of vastgoedbeleggingsinstellingen. Hieronder<br />
vallen onder meer de investeringen in "(drie) limited partnerships" naar Amerikaans recht. Per "partnership"<br />
wordt deelgenomen in de ontwikkelingen en exploitatie van een appartementencomplex in Texas (Verenigde<br />
Staten).<br />
2011 2010<br />
Valuta's en afdekking Waarde Afdekking Waarde Afdekking<br />
EUR 14.670 0 14.753 0<br />
USD 6.872 2.868 5.989 5.769<br />
Stand einde boekjaar 21.542 2.868 20.742 5.769<br />
Aandelen<br />
Ter beurze genoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen de slotkoers op balansdatum.<br />
Niet aan een beurs genoteerde aandelenfondsen worden gewaardeerd tegen de reëele waarde op basis<br />
van de door de vermogensbeheerder van het aandelenfonds laatst afgegeven intrinsieke waarde, zijnde<br />
een benadering van de reële waarde.<br />
Aandelen 2011 2010<br />
Stand begin boekjaar 62.894 58.185<br />
Aankopen 2.820 2.000<br />
Verkopen - 16.595 - 8.803<br />
Waarderingsverschillen - 3.461 11.512<br />
Stand einde boekjaar 45.658 62.894<br />
Binnen een aantal Mn Services Beleggingsfondsen waarin <strong>PFP</strong> belegt, worden stukken uitgeleend. Voor het<br />
uitlenen van deze stukken ontvangen de betreffende beleggingsfondsen collateral als onderpand. De<br />
opbrengsten van het uitlenen van de stukken worden binnen het beleggingsfonds herbelegd. Deze opbrengsten<br />
hebben een positief effect op de participatiewaarde van het beleggingsfonds.<br />
Aandelen naar soort 2011 2010<br />
Beleggingsfondsen zonder beursnotering 45.658 62.894<br />
Stand einde boekjaar 45.658 62.894<br />
56
TOELICHTING OP DE BALANS<br />
(x € 1.000)<br />
2011 2010<br />
Valuta's en afdekking Waarde Afdekking Waarde Afdekking<br />
EUR 5.405 0 7.573 0<br />
USD 14.365 5.995 20.586 19.828<br />
GBP 4.256 4.193 5.323 4.749<br />
JPY 2.892 2.900 5.072 5.092<br />
Overige valuta 18.740 0 24.340 0<br />
Stand einde boekjaar 45.658 13.088 62.894 29.669<br />
Vastrentende waarden<br />
Beursgenoteerde obligaties zijn gewaardeerd tegen de biedkoers op balansdatum inclusief de opgelopen<br />
interest ultimo jaar. Niet aan een beurs genoteerde beleggingsfondsen worden gewaardeerd tegen de<br />
reële waarde op basis van de door de vermogensbeheerder van het beleggingsfonds laatst afgegeven<br />
intrinsieke waarde, zijnde een benadering van de reële waarde.<br />
Leningen zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde op basis van de contante waarde van toekomstige<br />
kasstromen. De deposito's zijn gewaardeerd tegen de reële waarde op de balansdatum.<br />
Vastrentende waarden 2011 2010<br />
Obligaties<br />
Stand begin boekjaar 302.931 305.582<br />
Aankopen 104.548 321.733<br />
Verkopen - 87.896 - 345.964<br />
Waarderingsverschillen 22.668 17.449<br />
Marktwaarde einde boekjaar 342.251 298.800<br />
Mutatie lopende rente 240 4.131<br />
Stand einde boekjaar 342.491 302.931<br />
Deposito's<br />
Stand begin boekjaar 25.801 22.900<br />
Aankopen 0 2.900<br />
Verkopen - 5.299 0<br />
Marktwaarde einde boekjaar 20.502 25.800<br />
Lopende rente 0 1<br />
Stand einde boekjaar 20.502 25.801<br />
Stand einde boekjaar 362.993 328.732<br />
Binnen een aantal Mn Services Beleggingsfondsen waarin <strong>PFP</strong> belegt, worden stukken uitgeleend. Voor het<br />
uitlenen van deze stukken ontvangen de betreffende beleggingsfondsen collateral als onderpand. De<br />
opbrengsten van het uitlenen van de stukken worden binnen het beleggingsfonds herbelegd. Deze opbrengsten<br />
hebben een positief effect op de participatiewaarde van het beleggingsfonds.<br />
2011 2010<br />
Valuta's en afdekking Waarde Afdekking Waarde Afdekking<br />
EUR 317.622 0 292.555 0<br />
USD 38.902 16.236 30.557 29.432<br />
Overige valuta 6.469 0 5.620 0<br />
Stand einde boekjaar 362.993 16.236 328.732 29.432<br />
Derivaten<br />
Derivaten zijn financiële instrumenten die zijn afgeleid van meer traditionele producten als aandelen en<br />
obligaties. Tot oktober 2008 betrof dit uitsluitend valutatermijncontracten. Met ingang van november<br />
2008 is besloten dit verder uit te breiden. Derivaten kunnen nu omvatten valutatermijncontracten,<br />
interest rate swaps, futures, swaptions, credit default swaps, contracts for differences en commodities.<br />
Derivaten zijn gewaardeerd tegen reële waarde. Dit is de waarde waarvoor een contract ultimo jaar kan<br />
worden afgewikkeld. De waarde wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare<br />
waarderingsmodellen.<br />
57
TOELICHTING OP DE BALANS<br />
(x € 1.000)<br />
De ultimo jaar bestaande rechten en verplichtingen worden per derivatencontract gesaldeerd. Positieve<br />
posities (na saldering) uit hoofde van derivatencontracten ultimo verslagjaar worden gepresenteerd onder<br />
derivaten. Negatieve posities (na saldering) uit hoofde van derivatenposities ultimo verslagjaar worden<br />
gepresenteerd onder verplichtingen uit hoofde van de beleggingen. Onder deze laatste post zijn ook<br />
creditposities uit hoofde van credit support annexen (CSA) verantwoord.<br />
De CSA-contracten hebben betrekking op derivatencontracten. De openstaande vorderingen en<br />
verplichtingen van de derivatencontracten worden maandelijks per tegenpartij gesaldeerd. Bij een saldo<br />
boven de contractueel vastgestelde grens wordt er onderpand gestort c.q. ontvangen van de tegenpartij.<br />
Derivaten 2011 2010<br />
Stand begin boekjaar 3.660 152<br />
Mutaties 3.103 10.815<br />
Lopende rente - 187 368<br />
Waarderingsverschillen 2.384 - 7.675<br />
8.960 3.660<br />
Herclassificatie naar creditzijde 620 2.227<br />
Stand einde boekjaar 9.580 5.887<br />
De met betrekking tot de beleggingsportefeuille door middel van derivaten verkregen (positieve en negatieve)<br />
posities op balansdatum zijn als volgt te specificeren naar onderliggende waarde:<br />
Contract- Reële Contract- Reële<br />
omvang waarde omvang waarde<br />
Renteswaps 61.000 8.698 57.000 4.451<br />
Commodities 10.196 203 12.357 996<br />
Valutatermijncontracten 58.508 157 75.439 - 1.787<br />
Valutatermijncontracten 15.200 - 98 0 0<br />
Stand einde boekjaar 8.960 3.660<br />
Overige beleggingen<br />
De overige beleggingen betreffen beleggingen in hedgefunds en in private equity. Deze worden<br />
gewaardeerd tegen netto vermogenswaarde, zijnde een benadering van de marktwaarde. Bij afwezigheid<br />
van een opgave ultimo jaar van de fondsmanager zal de Fiduciair Vermogensbeheerder Mn-Services een<br />
gefundeerde inschatting maken op basis van een marktanalyse.<br />
Overige beleggingen 2011 2010<br />
Stand begin boekjaar 24.437 16.938<br />
Aankopen 6.660 5.941<br />
Verkopen - 1.758 - 2.296<br />
Waarderingsverschillen 2.618 3.854<br />
Stand einde boekjaar 31.957 24.437<br />
Overige beleggingen naar soort 2011 2010<br />
Private Equity 16.280 13.710<br />
Hedge Funds 15.677 10.727<br />
Stand einde boekjaar 31.957 24.437<br />
Overige <strong>toelichting</strong>en<br />
Valutakoersen<br />
Voor de omrekening van de posities in vreemde valuta per balansdatum zijn de volgende koersen<br />
gehanteerd.<br />
2011 2010<br />
Eur - USD 1,29815 1,34155<br />
Eur - GBP 0,83530 0,85685<br />
Eur - JPY 99,87970 108,80640<br />
58
TOELICHTING OP DE BALANS<br />
(x € 1.000)<br />
Methodiek bepaling marktwaarde<br />
Bij de waardering van de beleggingen van <strong>PFP</strong> kan voor het grootste deel gebruik wordt gebruik gemaakt<br />
van de volgende marktwaarde bepalingen:<br />
- Direct; beursnotering in een actieve markt (waarop geen prijsaanpassingen worden uitgevoerd);<br />
- Afgeleid; geen directe beursnotering maar andere uit de markt waarneembare data danwel een<br />
prijs gebaseerd op een transactie in een niet actieve markt met een niet-significante<br />
prijsaanpassing (gebaseerd op aannames en schattingen). Hier vallen o.a. de participaties in Mn<br />
Huisfondsen met liquide beleggingen, leningen en derivaten onder;<br />
-<br />
Modellen en technieken; marktwaardebepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op<br />
aannames en schattingen die de prijs significant beïnvloeden. Hier vallen o.a. de participaties in<br />
Private Equity, Onroerend Goed en Infrastructuur onder.<br />
Modellen en Totaal<br />
Direct Afgeleid technieken 2011<br />
Vastgoedbeleggingen 21.542 21.542<br />
Aandelen 45.658 45.658<br />
Vastrentende waarden 207.987 155.006 362.993<br />
Derivaten 9.580 9.580<br />
Overige beleggingen 16.280 15.677 31.957<br />
Stand einde boekjaar 207.987 226.524 37.219 471.730<br />
Beleggingen voor risico deelnemers (2)<br />
Beleggingen VP/IAP-regeling<br />
Beleggingen voor risico deelnemers 2011 2010<br />
Stand begin boekjaar 32.960 34.288<br />
Mutaties - 3.998 - 1.328<br />
Stand einde boekjaar 28.962 32.960<br />
Voor een <strong>toelichting</strong> van deze post wordt verwezen naar de <strong>toelichting</strong> VP/IAP-regeling.<br />
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen (3)<br />
Herverzekeringsdeel technische voorzieningen 2011 2010<br />
Stand begin boekjaar 17 19<br />
Mutaties - 3 - 2<br />
Stand einde boekjaar 14 17<br />
Deze post betreft de contante waarde van de te ontvangen herverzekerde pensioenaanspraken. Het betreft een<br />
paar kleine pensioenuitkeringen voor ingegane nabestaandenpensioenen, die destijds zijn herverzekerd.<br />
Vorderingen en overlopende activa (4)<br />
Vorderingen uit herverzekering<br />
Vorderingen uit herverzekering 2011 2010<br />
Rekening-courant met herverzekeraar 3 0<br />
Vorderingen inzake beleggingen<br />
Vorderingen inzake beleggingen 2011 2010<br />
Te vorderen beleggingen 2.097 3.374<br />
Dividendbelasting 0 0<br />
Stand einde boekjaar 2.097 3.374<br />
De post te vorderen beleggingen behelst, binnen het door Mn-Services beheerde vermogen, een verstrekt<br />
onderpand ad. Euro 2,1 mln (2010: 3,4 mln) in verband met de uitstaande derivatencontracten.<br />
59
TOELICHTING OP DE BALANS<br />
(x € 1.000)<br />
Overige vorderingen<br />
Overige vorderingen 2011 2010<br />
Leningen <strong>PBOD</strong> 149 194<br />
Debiteuren 484 798<br />
Instellingen (werkgevers) 487 95<br />
Overige 11 252<br />
Stand einde boekjaar 1.131 1.339<br />
Begin 2001 zijn de bedrijfsmiddelen overgedragen aan <strong>PBOD</strong>. Ter financiering van deze (en de nieuwe<br />
bedrijfsmiddelen) is een 6% lening met <strong>PBOD</strong> overeengekomen. De jaarlijkse aflossing van de lening is gelijk<br />
aan de uit afschrijving vrijkomende middelen.<br />
De post Debiteuren betreft de rekening courant verhoudingen met <strong>PBOD</strong> en <strong>PFP</strong> VP.<br />
Ultimo boekjaar worden de premienota's voor het komende jaar verstuurd welke per 1 januari van het nieuwe<br />
boekjaar verschuldigd worden. De nota's worden dienovereenkomstig ook in het huidige jaar verwerkt.<br />
Overige activa (5)<br />
Liquide middelen<br />
Liquide middelen 2011 2010<br />
Rabobank 1.578 1.769<br />
Citibank (via Mn-Services) 946 652<br />
Stand einde boekjaar 2.524 2.421<br />
De liquide middelen bestaan uit direct opeisbare tegoeden bij bovenstaande banken.<br />
60
TOELICHTING OP DE BALANS<br />
(x € 1.000)<br />
PASSIVA<br />
Stichtingskapitaal en reserves (6)<br />
Stichtingskapitaal en reserves 2011 2010<br />
Stichtingskapitaal 1 1<br />
Algemene reserve 63.505 86.176<br />
Reserve bijzondere uitvoeringskosten 446 821<br />
Stand einde boekjaar 63.952 86.998<br />
Algemene reserve<br />
Algemene reserve 2011 2010<br />
Stand begin boekjaar 86.176 97.522<br />
Mutatie vanuit de resultaatbestemming - 22.671<br />
- 11.346<br />
Stand einde boekjaar 63.505 86.176<br />
Reserve bijzondere uitvoeringskosten<br />
Solvabiliteit<br />
Reserve bijzondere uitvoeringskosten 2011 2010<br />
Stand begin boekjaar 821 821<br />
Mutatie vanuit resultaatbestemming - 375 0<br />
Stand einde boekjaar 446 821<br />
De reserve is gevormd uit de toekenning van het VSM aandeel voor <strong>PFP</strong> als werkgever. Uit deze reserve is de<br />
Voorziening reorganisatiekosten ultimo 2011 gevormd.<br />
Solvabiliteit 2011 2010<br />
Minimaal vereist vermogen (104,1% resp. 104,1%) 413.566 362.882<br />
Vereist vermogen (111,0% resp. 111,8%) 440.872 389.730<br />
Dekkingsgraad (op marktwaarde) 116,0% 124,7%<br />
De buffers worden door het pensioenfonds berekend met behulp van de standaardmethode. Hierbij wordt voor<br />
de samenstelling van de beleggingen uitgegaan van de feitelijke assetmix in de evenwichtssituatie.<br />
De dekkingsgraad is berekend op basis van de technische voorziening op marktwaarde.<br />
Technische voorzieningen (7)<br />
Technische voorziening voor risico van het pensioenfonds<br />
De Technische Voorziening voor risico van het pensioenfonds is naar categorieën van deelnemers<br />
samengesteld:<br />
Aantallen Totaal Aantallen Totaal<br />
2011 2011 2010 2010<br />
Deelnemers 831 171.801 909 153.753<br />
Gewezen deelnemers 992 56.235 1.038 42.033<br />
Pensioengerechtigden 1.019 167.204 1.039 150.625<br />
Overigen 0 2.052 0 2.196<br />
Stand einde boekjaar 2.842 397.292 2.986 348.607<br />
In de grondslagen is onder 1.02 een korte beschrijving van de pensioenregelingen opgenomen.<br />
61
TOELICHTING OP DE BALANS<br />
(x € 1.000)<br />
In de Voorziening pensioenverplichtingen zijn de volgende mutaties opgetreden:<br />
Voorziening Pensioenverplichtingen 2011 2010<br />
risico pensioenfonds<br />
Stand begin boekjaar eigen rekening 348.590 316.675<br />
Actuariële premies en koopsommen 6.981 6.487<br />
Koopsommen uit VP/IAP-regeling 4.379 3.229<br />
Mutatie voorziening stop-loss 333 86<br />
Vrijval voorziening stop-loss - 522 - 283<br />
Toeslag gewezen deelnemers 736 894<br />
Toeslag pensioengerechtigden 1.885 2.446<br />
Toeslag deelnemers met pensioenopbouw 1.538 1.920<br />
Overdracht van rechten - 95 412<br />
Interest 4.462 4.131<br />
Pensioenuitkeringen - 17.398 - 16.606<br />
Vrijval administratiekosten - 994 - 963<br />
Sterfteresultaat - 170 - 212<br />
Wijziging marktrente (RTS) 47.522 27.544<br />
Aanpassing overlevingstafels 0 2.919<br />
Diversen 31 - 89<br />
48.688 31.915<br />
Stand eind boekjaar eigen rekening 397.278 348.590<br />
Voorziening pensioenverplichtingen herverzekerd 14 17<br />
Stand einde boekjaar 397.292 348.607<br />
Ten laste van het boekjaar moet de toegekende toeslag per 1 januari van het volgende jaar worden<br />
opgenomen. De toegekende toeslagverlening in het komende boekjaar bedraagt voor de actieven 1,00%<br />
(2011: 1,40%) en voor de inactieven 1,00% (2011: 1,57%).<br />
In 2011 is een achterstand ontstaan voor de toeslagverlening per 1 januari 2012 van 0,70% voor zowel de<br />
actieven als voor de inactieven (1,70% loonindex -/- 1,00% toeslag).<br />
De pensioenverplichtingen zijn in het boekjaar opgerent met 1,3% (2010: 1,3%), zijnde Euro 4,5 mln (2010:<br />
Euro 4,1 mln). De interesttoevoeging is bepaald op basis van de 1-jaars RTS rente primo boekjaar.<br />
Ultimo boekjaar bedraagt de rentetermijnstructuur 2,7% bij een duration van 16 (2010: 3,4% bij een duration<br />
van 16). De rentetermijnstructuur is gelijk aan de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur.<br />
Overige voorzieningen (8)<br />
Voorziening administratiekosten<br />
Voorziening administratiekosten 2011 2010<br />
Stand begin boekjaar 0 0<br />
Compensatie administratiekosten 550 0<br />
Vrijval - 110 0<br />
Stand einde boekjaar 440 0<br />
Ultimo 2010 is door PSB het contract met <strong>PBOD</strong> beëindigd. Als gevolg van de beëindiging van het contract<br />
heeft PSB <strong>PBOD</strong> gecompenseerd voor administratiekosten. Begin 2011 is het bedrag van de compensatie van<br />
PSB ad € 550 ontvangen. Besloten is deze post in 5 jaar te laten vrijvallen.<br />
Voorziening reorganisatiekosten<br />
Voorziening reorganisatiekosten 2011 2010<br />
Stand begin boekjaar 0 0<br />
Dotatie vanuit reserve bijzondere uitvoeringskosten 375 0<br />
Stand einde boekjaar 375 0<br />
Deze voorziening betreft de uitvoering van het Sociaal Plan voor een aantal medewerkers. De medewerkers zijn<br />
in dienst bij <strong>PFP</strong> en gedetacheerd bij <strong>PBOD</strong>. Zodoende is binnen <strong>PFP</strong> een voorziening getroffen voor personele<br />
consequenties.<br />
62
TOELICHTING OP DE BALANS<br />
(x € 1.000)<br />
Overige technische voorzieningen (9)<br />
Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers<br />
Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers 2011 2010<br />
Saldo voorziening 28.962 32.960<br />
Stand einde boekjaar 28.962 32.960<br />
Voor een <strong>toelichting</strong> van deze post wordt verwezen naar de <strong>toelichting</strong> VP/IAP-regeling.<br />
Langlopende schulden (10)<br />
Van enkele instellingen zijn depots ontvangen voor de uitvoering van de betalingen inzake wachtgelden/of<br />
afvloeiingsregelingen.<br />
Langlopende schulden 2011 2010<br />
Instellingen<br />
Depot Landbouwschap 773 5.592<br />
Depot NIVAA 1 41<br />
Stand einde boekjaar 774 5.633<br />
Binnen <strong>PFP</strong> wordt een depotbedrag aangehouden voor de wachtgelders van het ex Landbouwschap. Jaarlijks<br />
wordt aan het depot 4,3% als vergoeding voor rente toegevoegd. In het verslagjaar is bepaald wat het<br />
maximale benodigde depotbedrag is voor het ex Landbouwschap. Uit deze berekeningen is gebleken dat Euro 5<br />
mln teruggestort kon worden aan de SER. De SER is de vereffenaar van het Landbouwschap.<br />
Voor wat betreft het depot van de NIVAA heeft de laatste wachtgeld uitkering in de maand december van het<br />
verslagjaar plaatsgevonden. In 2012 volgt de volledige afwikkeling van dit depot.<br />
Overige schulden en overlopende passiva (11)<br />
Overige schulden en overlopende passiva 2011 2010<br />
Instellingen 380 657<br />
Overige schulden<br />
Te betalen loonheffingen 458 404<br />
Crediteuren 1.820 1.194<br />
Verplichtingen uit hoofde van beleggingen 7.920 3.620<br />
Nog af te wikkelen beleggingstransacties 3.252 0<br />
Herclassificatie derivaten 620 2.227<br />
Diversen 216 503<br />
14.286 7.948<br />
Stand einde boekjaar 14.666 8.605<br />
De post verplichtingen uit hoofde van beleggingen heeft betrekking op CSA-contracten (zie activapost<br />
"Derivaten"). Jaarultimo heeft JP Morgan hiervoor een borg gestort ad Euro 7,9 mln (2010: € 3,6 mln).<br />
De borg contracten zijn apart met de tegenpartij geregeld en meestal wordt een aantal posities netto met de<br />
tegenpartij geborgd. Hierdoor wordt niet voor individuele contracten de borg op hetzelfde moment terug<br />
betaald als het settelen van het derivaten resultaat.<br />
De post nog af te wikkelen beleggingstransacties ad Euro 3,3 mln (2010: 0,0 mln) betreffen<br />
valutatermijncontracten die begin januari 2012 zijn afgewikkeld.<br />
De post derivaten betreft, als onderdeel van het door Mn-Services beheerde vermogen, verplichtingen uit<br />
hoofde van derivatencontracten (netto per derivatencontract) ad Euro 0,6 mln (2010: 2,2 mln). Zie voor de<br />
waardering van deze post de omschrijving bij de activapost "Derivaten".<br />
63
TOELICHTING OP DE BALANS<br />
(x € 1.000)<br />
Risicobeheer en derivaten<br />
Beleid en risicobeheer<br />
Voor risicobeheer heeft het Bestuur de beschikking over de volgende beleidsinstrumenten:<br />
- ALM-beleid en duration-matching<br />
- Dekkingsgraad<br />
- Financieringsbeleid<br />
- Premiebeleid<br />
- Toeslagbeleid<br />
- Herverzekeringsbeleid<br />
- Risicobeleid alternatieve beleggingen<br />
- Risicobeleid ten aanzien van uitbesteding.<br />
Welke beleidsinstrumenten het Bestuur op welke manier zal hanteren wordt bepaald op basis van<br />
uitvoerige analyses van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen van de verplichtingen en de<br />
ontwikkelingen op de financiële markten. Voor deze analyses gebruikt het Bestuur onder andere Asset-<br />
Liability Management-studies (ALM).<br />
Een ALM-studie analyseert de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende<br />
beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s.<br />
Op basis van de uitkomsten van deze analyses stelt het Bestuur jaarlijks beleggingsrichtlijnen vast<br />
waarop het door <strong>PFP</strong> uit te voeren beleggingsbeleid wordt gebaseerd. De beleggingsrichtlijnen zetten<br />
uiteen binnen welke grenzen en normen het beleggingsbeleid moet worden uitgevoerd, en richten zich op<br />
het beheersen van de belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt<br />
gebruik gemaakt van derivaten die worden toegelicht in "S3".<br />
Solvabiliteitsrisico<br />
<strong>PFP</strong> wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met<br />
risico's. De belangrijkste doelstelling van <strong>PFP</strong> is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het<br />
realiseren van deze doelstelling wordt gestreeft naar een toereikende solvabiliteit op basis van de<br />
marktwaarde van de pensioenverplichtingen.<br />
Het belangrijkste risico voor <strong>PFP</strong> betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat <strong>PFP</strong> niet beschikt over<br />
voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op<br />
basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder<br />
worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van <strong>PFP</strong> zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat <strong>PFP</strong> de<br />
premie voor de instellingen en de deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte<br />
beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan<br />
het noodzakelijk zijn dat <strong>PFP</strong> verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.<br />
Ontwikkeling dekkingsgraad 2011 2010<br />
Dekkingsgraad per 1 januari 124,7% 130,8%<br />
Nieuwe aanspraken - 1,6% - 2,3%<br />
Uitkeringen 1,3% 1,7%<br />
Toeslagverlening - 0,9% - 1,4%<br />
Wijziging Rentetermijnstructuur - 15,0% - 10,5%<br />
Beleggingsresultaten 8,4% 8,1%<br />
Overige oorzaken - 0,9% - 1,7%<br />
Dekkingsgraad per 31 december 116,0% 124,7%<br />
64
TOELICHTING OP DE BALANS<br />
(x € 1.000)<br />
Tekort/surplus 2011 2010<br />
Technische voorzieningen a) 397.278 348.590<br />
Buffers:<br />
S1 Renterisico 14.119 21.286<br />
S2 Risico zakelijke waarden 26.472 22.732<br />
S3 Valutarisico 16.308 5.280<br />
S4 Grondstoffenrisico 3.042 6.864<br />
S5 Kredietrisico 9.914 8.058<br />
S6 Verzekeringstechnisch risico 11.290 9.946<br />
S7 Liquiditeitsrisico 0 0<br />
S8 Concentratierisico 0 0<br />
S9 Operationeel risico 0 0<br />
S10 Actief beheer risico 4.196 nvt<br />
Totaal van de risico's 85.341 74.166<br />
Diversificatie-effect - 41.747 - 33.026<br />
Vereist eigen vermogen b) 43.594 41.140<br />
Vereiste dekkingsgraad 111,0% 111,8%<br />
Vereist vermogen (a+b) 440.872 389.730<br />
Aanwezig vermogen 461.613 434.784<br />
Tekort/surplus 20.741 45.054<br />
Daarnaast kent het standaardmodel nog het liquiditeitsrisico (S7), het concentratierisico (S8) en het<br />
operationeel risico (S9). Deze risico's zijn binnen het FTK op 0 vastgesteld. Met ingang van 2011 wordt nu wel<br />
rekening gehouden met het actieve beheer risico (S10).<br />
Met ingang van 1 januari 2012 werd de 100%-afdekkingsnorm voor de Amerikaanse dollar gewijzigd naar<br />
50%. Deze wijziging werd reeds eind 2011 geïmplementeerd. Voor de berekening van de S-toetsen wordt<br />
uitgegaan van de jaarultimo positie.<br />
Marktrisico<br />
Marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. De beleggingsdoelstellingen<br />
bepalen de strategie die de stichting volgt ten aanzien van het beleggingsrisico. De Beleggingscommissie<br />
ziet toe op het marktrisico conform de binnen het pensioenfonds aanwezige beleidskaders en de<br />
beleggingsrichtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het Bestuur.<br />
S1 Renterisico<br />
Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de<br />
pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf<br />
voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende<br />
looptijd in jaren van de kasstromen.<br />
2011<br />
2010<br />
x € 1.000 Duration x € 1.000 Duration<br />
Vastrentende waarden 365.517 16 331.153 16<br />
(Nominale) pensioenverplichtingen 397.292 16 348.607 16<br />
De duration van de vastrentende waarden wordt zoveel mogelijk gematched met de duration van de<br />
verplichtingen. Hierdoor zal een mutatie in de rentesfeer nauwelijk invloed hebben op de dekkingsgraad van<br />
het fonds.<br />
2011 2010<br />
Uitsplitsing vastrentende waarden x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />
Liquide middelen en deposito's
TOELICHTING OP DE BALANS<br />
(x € 1.000)<br />
S2 Prijsrisico zakelijke waarden<br />
Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die<br />
samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren)<br />
waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het<br />
beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij<br />
waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Spreiding binnen de<br />
portefeuille (diversificatie) kan het prijsrisico dempen. Het prijsrisico kan ook afgedekt worden door<br />
gebruik te maken van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures.<br />
De vastgoedbeleggingen en de aandelen kunnen als volgt naar sectoren en regio’s worden<br />
onderverdeeld:<br />
Vastgoedbeleggingen<br />
2011<br />
2010<br />
Naar regio x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />
Europa 14.670 68,1 14.753 71,2<br />
Noord-Amerika 1.942 9,0 1.833 8,8<br />
Azië 4.930 22,9 4.156 20,0<br />
Totaal 21.542 100,0 20.742 100,0<br />
Vastgoedbeleggingen<br />
2011<br />
2010<br />
Naar sector<br />
Niet beursgenoteerd:<br />
x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />
Kantoren 2.501 11,6 2.599 12,5<br />
Winkels 3.592 16,7 3.516 17,0<br />
Woningen 9.345 43,4 9.313 44,9<br />
Composition Capital Asia 4.930 22,9 4.156 20,0<br />
Overig 1.174 5,4 1.158 5,6<br />
Totaal 21.542 100,0 20.742 100,0<br />
Aandelen<br />
2011 2010<br />
Naar regio x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />
Europa 11.769 25,7 15.738 25,0<br />
Verenigde Staten 14.365 31,5 20.586 32,7<br />
Verre Oosten (inclusief Japan) 4.681 10,3 8.166 13,0<br />
Emerging Markets 14.843 32,5 18.404 29,3<br />
Totaal 45.658 100,0 62.894 100,0<br />
Aandelen<br />
2011 2010<br />
Naar sector x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />
Financiële instellingen 6.677 14,6 15.855 25,3<br />
Handels- en industriële bedrijven 11.082 24,3 22.146 35,2<br />
Energie 5.170 11,3 4.605 7,3<br />
Technology 6.802 14,9 9.439 15,0<br />
Overig 15.927 34,9 10.849 17,2<br />
Totaal 45.658 100,0 62.894 100,0<br />
S3 Valutarisico<br />
Het valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen en verplichtingen verandert als gevolg van<br />
veranderingen in valutakoersen. Het beleid van <strong>PFP</strong> is gericht op een gedeeltelijke afdekking van<br />
valutarisico's. Binnen de obligaties zijn enkele beleggingen die luiden in verschillende Europese valuta,<br />
zoals SEK, NOK en CHF. Gezien de relatief kleine omvang van deze valuta's worden deze posities niet<br />
afgedekt.<br />
De belangrijkste valutarisico's die <strong>PFP</strong> loopt zijn de USD-, JPY- en GBP-risico's.<br />
66
TOELICHTING OP DE BALANS<br />
(x € 1.000)<br />
De valutapositie voor en na afdekking is als volgt weer te geven;<br />
2011 2010<br />
Valuta- Netto- Netto-<br />
Valuta Voor derivaten positie (na) positie (na)<br />
EUR 334.082 46.954 381.036 407.835<br />
USD 95.510 - 39.861 55.649 2.989<br />
GBP 4.256 - 4.193 63 574<br />
JPY 2.892 - 2.900 - 8 - 20<br />
Overige valuta 26.242 0 26.242 29.893<br />
Totaal 462.982 0 462.982 441.271<br />
De 100%-afdekkingsnorm voor de Amerikaanse dollar is met ingang van 1 januari 2012 gewijzigd naar 50%.<br />
Deze wijziging werd eind 2011 geïmplementeerd.<br />
S4 Grondstoffenrisico<br />
Grondstoffen ofwel commodities vormen een beleggingscategorie waarin veelal indexfutures en swaps<br />
worden gebruikt om exposure te krijgen in energie (olie), metalen, edelmetalen en agroprodukten. Het<br />
grondstoffenrisico betreft het risico op fluctuaties in grondstoffenprijzen.<br />
2011<br />
2010<br />
GSCI non-natural Gas Total Contract- Reële Contract- Reële<br />
Return index looptijd: omvang waarde omvang waarde<br />
04/01/11 0 0 13.903 999<br />
04/01/11 (G) 0 0 154 19<br />
04/01/11 (62) 0 0 649 79<br />
04/01/11 (GS) 0 0 - 813 - 100<br />
04/01/11 (G2) 0 0 - 1.535 0<br />
31/01/12 10.196 203 0 0<br />
Totaal 10.196 203 12.358 997<br />
S5 Kredietrisico<br />
Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor <strong>PFP</strong> als gevolg van faillissement of<br />
betalingsonmacht van tegenpartijen waarop <strong>PFP</strong> (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer<br />
worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst,<br />
marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan<br />
bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het<br />
settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee <strong>PFP</strong> transacties is aangegaan<br />
niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor <strong>PFP</strong> financiële verliezen lijdt.<br />
Verdeling van de rating<br />
2011 2010<br />
in % van de vastrentende waarden x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />
AAA 215.655 59 192.069 58<br />
AA 32.897 9 29.804 9<br />
A 36.552 10 33.115 10<br />
BBB 29.241 8 23.181 7<br />
Lager dan BBB 47.517 13 49.673 15<br />
Geen rating 3.655 1 3.312 1<br />
Totaal 365.517 100 331.153 100<br />
S6 Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s)<br />
De belangrijkste actuariële risico’s zijn het langleven-, overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico.<br />
Het belangrijkste actuariële risico is het langlevenrisico (het risico dat deelnemers langer blijven leven<br />
dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen). Door<br />
toepassing van de AG-prognosetafel 2010-2060 met adequate correcties is het langlevenrisico nagenoeg<br />
geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.<br />
Het overlijdensrisico betekent dat <strong>PFP</strong> in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet<br />
toekennen waarvoor door <strong>PFP</strong> geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in<br />
risicokapitalen.<br />
67
TOELICHTING OP DE BALANS<br />
(x € 1.000)<br />
Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat <strong>PFP</strong> voorzieningen moet treffen voor<br />
premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen<br />
(‘schadereserve’). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen<br />
de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten<br />
voor de risicopremie worden periodiek herzien.<br />
<strong>PFP</strong> heeft het nabestaanden- en wezenpensioen op risicobasis herverzekerd bij een externe, onder<br />
toezicht van DNB staande verzekeringsmaatschappij. Daarnaast is eveneens het arbeidsongeschiktheidsen<br />
overlijdensrisico herverzekerd. De herverzekeringsovereenkomst betreft een stop-loss verzekering,<br />
waarbij schade boven een eigen behoud ten laste van de herverzekeraar komen. Het huidige 5-jarige<br />
contract is ingegaan per 1 januari 2007 en loopt derhalve op 31 december 2011 af. Het contract is<br />
wederom met 5 jaar verlengd.<br />
S7 Liquiditeitsrisico<br />
Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen<br />
worden omgezet in liquide middelen, waardoor <strong>PFP</strong> op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan<br />
voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het<br />
hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische<br />
beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities, rekening houdend met<br />
directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.<br />
De volgende zaken zijn van belang met betrekking tot het liquiditeitsrisico:<br />
- de pensioenuitkeringen zijn en blijven de te ontvangen premiebedragen overtreffen, ook indien er<br />
geen sprake is van premiekorting;<br />
- om die reden worden er, behalve om beleggingstechnische redenen, door <strong>PFP</strong> voldoende<br />
kasmiddelen aangehouden.<br />
2011 2010<br />
Totale Waarvan Totale Waarvan<br />
Categorie beleggingen illiquide beleggingen illiquide<br />
Vastrentende waarden 362.993 0 328.732 9.907<br />
Zakelijke waarden 99.157 53.499 83.636 45.179<br />
Overig 832 0 3.830 0<br />
Totaal 462.982 53.499 416.198 55.086<br />
Onder de illiquide beleggingen worden verstaan het BGI fund, private equity, hedge funds en onroerende<br />
goederen.<br />
S8 Concentratierisico<br />
Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten<br />
per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt<br />
aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt.<br />
In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en<br />
passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in<br />
regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is,<br />
kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden<br />
aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Overigens beperken concentratierisico’s<br />
zich niet uitsluitend tot de beleggingen.<br />
Beleggingen geschieden over het algemeen als deelname in een beleggingsfonds. <strong>PFP</strong> is deelgerechtigd in<br />
de achterliggende portefeuille van het fonds. Het concentratierisico wordt daarmee sterk gemitigeerd.<br />
2011<br />
2010<br />
Tegenpartij x € 1.000 In % x € 1.000 In %<br />
Franse staat 17.890 3,9 81.347 18,5<br />
Duitse staat 124.106 26,8 69.226 15,8<br />
Nederlandse staat 60.836 13,1 26.344 6,0<br />
Finse staat 10.400 2,2 nvt 0,0<br />
Griekse staat nvt 0,0 6.422 3,3<br />
HSBC 13.000 2,8 nvt 0,0<br />
68
TOELICHTING OP DE BALANS<br />
(x € 1.000)<br />
S9 Operationeel risico<br />
Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van<br />
gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door <strong>PFP</strong><br />
beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn<br />
op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles en kwaliteit geautomatiseerde<br />
systemen. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het Bestuur.<br />
S10 Actief beheer risico<br />
Onder actief beheer worden afwijkende posities in portefeuilles verstaan die door portefeuillemanagers<br />
worden ingenomen ten opzichte van de strategische portefeuilles. De mate van actief beheer wordt<br />
doorgaans bepaald aan de hand van een tracking error. Deze tracking error meet de mate van afwijking<br />
tussen het rendement van een beleggingsportefeuille en het rendement op een benchmarkportefeuille.<br />
Een lage tracking error impliceert dat het feitelijke rendement dicht bij de gekozen benchmark ligt, terwijl<br />
een hoge tracking error aangeeft dat het rendement duidelijk van de benchmark afwijkt. Een hogere<br />
tracking error impliceert daarmee een hogere mate van actief risico.<br />
In het standaard model voor de vaststelling van het Vereist Eigen Vermogen wordt geen rekening<br />
gehouden met actief beheer risico. Deze kwestie werd reeds naar voren gebracht in het Rapport Evaluatie<br />
Financieel Toetsingskader:<br />
Daar waar mogelijk kan de standaardtoets worden uitgebreid met een opslag voor liquiditeitsrisico's<br />
(S7), concentratierisico's (S8), operationele risico's (S9) en risico's uit hoofde van actief<br />
vermogensbeheer (S10). Deze risico's zijn echter moeilijk te standaardiseren. Daarom is het ook nodig<br />
om meer gebruik te maken van (gedeeltelijke) interne modellen om fondsspecifieke en complexe risico's<br />
te modelleren die niet in het standaardmodel passen.<br />
Tevens wordt het actief beheer risico genoemd in de door DNB in juni 2011 opgestelde "Uitwerking<br />
herziening berekeningssystematiek Vereist Eigen Vermogen" als risico waar de standaardtoets mee<br />
uitgebreid moet worden.<br />
Toeslagrisico<br />
Het Bestuur heeft de ambitie om de pensioenen te indexeren. De mate waarin dit kan worden<br />
gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in rente, rendement, looninflatie en demografie.<br />
Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagtoezegging voorwaardelijk is.<br />
De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel<br />
aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke<br />
nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale<br />
rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is,<br />
waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruikgemaakt van een<br />
benaderingswijze.<br />
De genoemde dekkingsgraad ultimo boekjaar gaat uit van gelijkblijvende pensioenuitkeringen. Indien<br />
rekening wordt gehouden met jaarlijks stijgende uitkeringen op basis van prijsindex, kan een reële<br />
dekkingsgraad worden vastgesteld (met marktwaardering van de prijsindex). Per 31 december 2011<br />
bedraagt deze reële dekkingsgraad 76% (vrij van beleggingsrisico's). Op basis van het vermogen van het<br />
pensioenfonds per 31 december 2011 is een vaste jaarlijkse toeslagverlening van 38% van de prijsindex<br />
mogelijk. Hierbij is uitgegaan van een volledige matching van de beleggingen met de uitkeringenstromen.<br />
De term vrij van beleggingsrisico's geeft aan dat met grote zekerheid de verplichtingen kunnen worden<br />
afgewikkeld, vanwege het prudent ingerekende rendement (op basis van de rentetermijnstructuur).<br />
Uitbestedingsrisico<br />
Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede<br />
werkzaamheden, dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden<br />
geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de<br />
uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de<br />
uitvoering door het Bestuur vindt plaats op basis van de periodieke rapportages over de uitgevoerde<br />
werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds over het boekjaar 2011 van MN Services een ISAE<br />
3402 type II-rapport. Deze rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele<br />
risico’s en geven aan of de pensioenuitvoerder en vermogensbeheerder ‘in control’ zijn.<br />
Een externe accountant certificeert deze ISAE 3402 type II-rapportage van MN Services.<br />
69
TOELICHTING OP DE BALANS<br />
(x € 1.000)<br />
Systeemrisico<br />
Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet<br />
langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van <strong>PFP</strong> niet langer verhandelbaar zijn en zelfs,<br />
al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor<br />
<strong>PFP</strong> niet beheersbaar, indien dit zich op lange termijn zou voordoen.<br />
Niet uit de balans blijkende verplichtingen<br />
Langlopende contractuele verplichtingen<br />
Voor de tot ultimo 2014 afgesloten uitbestedingsovereenkomst met <strong>PBOD</strong> bedraagt de jaarlijkse<br />
verplichting voor de stichting circa Euro 1,2 mln (2010: 1,1 mln). De totale verplichting voor de<br />
resterende looptijd bedraagt circa Euro 3,9 mln (2010: 4,5 mln).<br />
Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen bestaan er per balansdatum de volgende<br />
investerings- en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen). Deze worden hieronder<br />
toegelicht:<br />
2011 2010<br />
Commitments Private Equity<br />
Austin TX Brushy Creek GenCap XVIII $ 0 $ 1.000<br />
HarbourVest Partners IV Fund LP $ 250 $ 300<br />
HarbourVest Partners VII-Cayman Buyout Fund LP $ 420 $ 570<br />
HarbourVest Partners VII-Cayman Venture Fund LP $ 200 $ 330<br />
HarbourVest Partners V Fund LP € 2.300 € 3.025<br />
Goodwell Microfinance Development Company € 80 € 95<br />
Goodwell Microfinance Development Company II B.V. € 325 € 350<br />
Mn Private Equity fonds € 6.493 € 7.500<br />
Deelnemingen Onroerend goed<br />
Composition Capital Asia Fund C.V. $ 2.811 $ 2.953<br />
Voorwaardelijke verplichtingen<br />
Er lopen geen juridische procedures tegen het pensioenfonds.<br />
Niet toegekende toeslagen: inhaalambitie<br />
In 2011 is een achterstand ontstaan voor de toeslagverlening per 1 januari 2012 van 0,70% voor zowel<br />
de actieven als voor de inactieven (1,70% loonindex -/- 1,00% toeslag).<br />
Overige transacties met verbonden partijen<br />
<strong>PFP</strong> heeft sinds 2008 uitvoeringsovereenkomsten afgesloten met de werkgevers inzake de uitvoering van<br />
het pensioenreglement.<br />
De werkgevers dragen niet bij aan de pensioenuitvoerings- en administratiekosten.<br />
70
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />
(x € 1.000)<br />
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers (12)<br />
Premiebijdragen van werkgevers en werknemers 2011 2010<br />
Doorsneepremie werkgever 6.147 6.450<br />
Doorsneepremie werknemer 3.088 3.240<br />
9.235 9.690<br />
Korting doorsneepremie - 3.171 - 5.147<br />
6.064 4.543<br />
Overige premies 67 87<br />
Feitelijk betaalde premie 6.131 4.630<br />
Koopsommen ingegane VP/IAP-uitkeringen 4.112 3.054<br />
Totaal 10.243 7.684<br />
De kostendekkende RTS premie is als volgt:<br />
De kostendekkende premie is als volgt samengesteld: 2011 2010<br />
Actuarieel benodigd 8.229 8.105<br />
Opslag in stand houden vereist vermogen 971 1.070<br />
Opslag voor uitvoeringskosten 289 303<br />
Totaal 9.489 9.478<br />
De kostendekkende, feitelijke en toetspremie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:<br />
Premiegegevens 2011 2010<br />
Kostendekkende RTS premie 9.489 9.478<br />
Doorsneepremie 9.235 9.690<br />
Feitelijk betaalde premie 6.131 4.630<br />
Kostendekkende toetspremie 8.439 8.804<br />
Gezien de financiële positie werd de doorsneepremie in 2011 niet volledig door werkgevers en werknemers<br />
betaald. Op de doorsneepremie van 32,2% werd een premiekorting verleend van 11%punt, waardoor de<br />
feitelijke premie 21,2% bedraagt.<br />
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds (13)<br />
De beleggingsresultaten betreffen de aan het verslagjaar toe te rekenen directe opbrengsten, de<br />
gerealiseerde en ongerealiseerde waarderings- en koersverschillen (indirecte beleggingsresultaten) en de<br />
aan de beleggingsactiviteiten toe te rekenen kosten.<br />
Beleggingsresultaten risico pensioenfonds 2011 2010<br />
Directe beleggingsresultaten<br />
Vastgoedbeleggingen 703 610<br />
Aandelen 48 36<br />
Vastrentende waarden 7.644 4.425<br />
Derivaten 188 1.655<br />
Liquide middelen 29 1<br />
8.612 6.727<br />
Indirecte beleggingsresultaten<br />
Vastgoedbeleggingen 1.243 - 171<br />
Aandelen - 3.461 11.512<br />
Vastrentende waarden 22.668 17.395<br />
Derivaten 2.384 - 7.675<br />
Overige beleggingen 2.618 3.854<br />
Liquide middelen 2.402 303<br />
27.854 25.218<br />
Kosten<br />
<strong>PBOD</strong> - 669 - 659<br />
Mn-Services - 969 - 936<br />
- 1.638 - 1.595<br />
Totaal 34.828 30.350<br />
De kosten zijn niet adequaat aan de onderliggende beleggingscategorieën toe te rekenen. Derhalve wordt<br />
volstaan met het vermelden van het totaalbedrag. De Kosten <strong>PBOD</strong> bedragen 0,15% van het belegd vermogen.<br />
71
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />
(x € 1.000)<br />
De vermogensbeheerkosten via Mn-Services 2011 zijn hieronder inzichtelijk gemaakt conform de<br />
aanbevelingen van de Pensioenfederatie. Er is rekening gehouden met de zogenoemde "verborgen"<br />
kosten zoals transactiekosten en beheerkosten illiquide indirecte producten. Er is verder bij de berekening<br />
van een aantal kostenposten gebruik gemaakt van aannames en veronderstellingen inzake percentages<br />
en berekeningsmethodieken van Mn-Services.<br />
Kosten vermogensbeheer 2011 In % 2010 In %<br />
Beheerkosten van de beleggingen 1.923 0,43 1.897 0,46<br />
Kosten bewaarloon 50 0,01 51 0,01<br />
Overige kosten 140 0,03 103 0,02<br />
Kosten van vermogensbeheer 2.113 0,47 2.051 0,49<br />
Transactiekosten 786 0,18 726 0,17<br />
Totaal kosten 2.899 0,65 2.777 0,66<br />
De kosten van vermogensbeheer Mn-Services en de transactiekosten worden weergegeven in % van het<br />
gemiddeld belegd vermogen.<br />
Aansluiting kosten vermogensbeheer met balans en staat van baten en lasten 2011<br />
Beheerkosten ingehouden via Mn-Services Huisfondsen 1.536<br />
Gefactureerd en afgerekend in 2011 - 331<br />
Beheerkosten ingehouden in Mn-Huisfondsen (Q4-2010) - 236<br />
Totaal kosten verantwoord onder de beleggingsresultaten 969<br />
Beheerkosten in NAV (extern beheerd) 954<br />
Beheerkosten van de beleggingen 1.923<br />
Kosten bewaarloon 50<br />
Overige kosten 140<br />
Transactiekosten 786<br />
Totaal kosten 2.899<br />
Overige baten (14)<br />
Overige baten 2011 2010<br />
Ontvangen uitkeringen herverzekeraar<br />
Ouderdomspensioen - 3 1<br />
Partnerpensioen 3 3<br />
0 4<br />
Andere baten<br />
Resultaat FVP-premie 42 90<br />
Compensatie administratiekosten 550 0<br />
Overige baten 12 25<br />
604 115<br />
Totaal 604 119<br />
Ultimo 2010 is door PSB het contract met <strong>PBOD</strong> beëindigd. Als gevolg van de beëindiging van het contract<br />
heeft PSB <strong>PBOD</strong> gecompenseerd voor administratiekosten. Begin 2011 is het bedrag van de compensatie van<br />
PSB ad € 550 ontvangen. Besloten is deze post in 5 jaar te laten vrijvallen.<br />
Pensioenuitkeringen (15)<br />
Pensioenuitkeringen 2011 2010<br />
Ouderdomspensioen - 8.802 - 8.518<br />
Partnerpensioen - 5.119 - 5.156<br />
Wezenpensioen - 42 - 40<br />
Arbeidsongeschiktheidspensioen - 509 - 493<br />
Overlijdensuitkeringen - 121 - 137<br />
VP/IAP-uitkeringen - 2.843 - 2.367<br />
Andere uitkeringen - 190 - 21<br />
Totaal -17.626 -16.732<br />
De post andere uitkeringen betreft de afkoop van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 66 PW welke in<br />
2011 lager zijn dan Euro 427,69 (2010: Euro 420,69) per jaar.<br />
72
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />
(x € 1.000)<br />
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten (16)<br />
Deze betreffen de aan het verslagjaar toe te rekenen uitvoerings- en administratiekosten. Het deel van<br />
de kosten dat betrekking heeft op het beheer van de beleggingen is in mindering gebracht op de post<br />
Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds.<br />
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten 2011 2010<br />
Algemene kosten<br />
Bestuur - 85 - 81<br />
Bestuursbureau - 139 - 98<br />
Voorlichting - 32 - 36<br />
Advies en controle - 206 - 212<br />
Diversen - 31 - 45<br />
- 493 - 472<br />
Personeel - 878 - 839<br />
Detacheringsvergoeding 878 839<br />
0 0<br />
Administratiekosten <strong>PBOD</strong> - 1.297 - 1.131<br />
Vrijval voorziening administratiekosten 110 0<br />
Reeds toegerekend aan beleggingskosten 669 659<br />
- 518 - 472<br />
Totaal - 1.011 - 944<br />
De Secretaris, directie en medewerkers van <strong>PFP</strong> (en <strong>PBOD</strong>) vallen onder de CAO van de PBO-sector. Bij <strong>PFP</strong> (en<br />
<strong>PBOD</strong>) is er geen bonusbeleid (geweest) en bestaat er geen koppeling tussen het salaris of anderzins en de<br />
behaalde beleggingsperformance. In 2011 is in totaal een brutogratificatie van € 5,7 (2010: € 7,2) toegekend.<br />
De administratiekosten <strong>PBOD</strong> zijn in het verslagjaar gestegen als gevolg van het vertrek van PSB. PSB heeft<br />
begin 2011 <strong>PFP</strong> hiervoor een afkoopsom betaald van € 550. Besloten is om deze afkoopsom in 5 jaar te laten<br />
vrijvallen.<br />
De honoraria van de accountantsorganisatie overeenkomstig wetsartikel 2:382a BW zijn als volgt<br />
samengesteld:<br />
Honoraria accountantsorganisatie 2011 2010<br />
Controle van de jaarrekening 32 31<br />
Andere controleopdrachten 0 0<br />
Fiscale adviesopdrachten 0 0<br />
Andere niet-controle diensten 0 0<br />
Totaal 32 31<br />
Mutatie Voorziening Pensioenverplichtingen (17)<br />
Mutatie Voorziening Pensioenverplichtingen 2011 2010<br />
Actuariële premies en koopsommen - 8.519 - 8.407<br />
Koopsommen uit VP/IAP-regeling - 4.379 - 3.229<br />
Toeslagen - 2.621 - 3.340<br />
Vrijval voorziening stop-loss 522 283<br />
Interesttoevoeging - 4.462 - 4.131<br />
Pensioenuitkeringen 17.398 16.606<br />
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten 994 963<br />
Wijziging marktrente (RTS) - 47.522 - 27.544<br />
Saldo overdracht van rechten 95 - 412<br />
Aanpassing overlevingstafels 0 - 2.919<br />
Overige mutaties - 194 215<br />
Totaal - 48.688 - 31.915<br />
Actuariële premies en koopsommen<br />
Onder deze post is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de<br />
voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten<br />
ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen.<br />
Koopsommen uit VP/IAP-regeling<br />
Voor de VP-regeling betreft dit direct ingaande vroegpensioenaanspraken. Voor de IAP-regeling betreft dit<br />
direct ingaande op uitgestelde ouderdomspensioenaanspraken en meeverzekerde partnerpensioenaanspraken.<br />
73
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />
(x € 1.000)<br />
Toeslagen<br />
De verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van toeslagverlening van de aanspraken<br />
van de inactieven wordt in de rekening van baten en lasten opgenomen op het moment waarop de toezegging<br />
wordt gedaan.<br />
Interesttoevoeging<br />
De pensioenverplichtingen zijn in het boekjaar opgerent met 1,3% (2010: 1,3%), zijnde Euro 4,5 mln (2010:<br />
Euro 4,1 mln). De interesttoevoeging is bepaald op basis van de 1-jaars RTS rente primo boekjaar.<br />
Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten<br />
Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name<br />
excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze<br />
post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar.<br />
Wijziging marktrente (RTS)<br />
Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing<br />
van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt<br />
verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. In 2011 is de rentetermijnstructuur gedaald van 3,4% naar<br />
2,7%. Het effect hiervan is Euro 47,5 mln negatief.<br />
Saldo overdrachten van rechten (18)<br />
Saldo overdrachten van rechten 2011 2010<br />
Overgenomen pensioenverplichtingen 70 413<br />
Overgedragen pensioenverplichtingen - 276 - 54<br />
Totaal - 206 359<br />
Actuarieel resultaat waardeoverdrachten basisregeling 2011 2010<br />
Kasstroom saldo waardeoverdrachten - 206 359<br />
Actuariele mutatie VPV saldo waardeoverdrachten 95 - 412<br />
Actuarieel resultaat - 111 - 53<br />
Waardeoverdracht betreft de ontvangst of overdracht aan een pensioenfonds of pensioenverzekeraar van<br />
respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken<br />
van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor<br />
de inkoop van extra pensioenaanspraken.<br />
Overige lasten (19)<br />
Overige lasten 2011 2010<br />
Premies herverzekering<br />
Arbeidsongeschiktheidsverzekering - 17 - 17<br />
Kapitaal bij overlijden - 23 - 26<br />
- 40 - 43<br />
Rente diversen<br />
Instellingen - 223 - 224<br />
Overige - 2 0<br />
- 225 - 224<br />
Overige lasten<br />
Toevoeging aan de voorziening administratiekosten - 550 0<br />
Toevoeging aan de voorziening reorganisatiekosten - 375 0<br />
Totaal - 1.190 - 267<br />
74
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />
(x € 1.000)<br />
Resultaatbestemming (20)<br />
Resultaatbestemming 2011 2010<br />
Algemene reserve - 22.671<br />
- 11.346<br />
Reserve bijzondere uitvoeringskosten - 375 0<br />
Totaal - 23.046<br />
- 11.346<br />
Aantal personeelsleden<br />
Bij <strong>PFP</strong> zijn 12 werknemers in dienst.<br />
De personeelskosten worden in rekening gebracht bij <strong>PBOD</strong>.<br />
Bezoldiging bestuursleden / Raad van Toezicht<br />
Het totaal van de verstrekte vakatievergoeding bedraagt in 2011 € 50 (2010: € 60). De leden van de<br />
Raad van Toezicht ontvingen aan vakatiegeld in 2011 € 13 (2010: € 6).<br />
75
STICHTING PENSIOENFONDS PRODUCTSCHAPPEN<br />
Rijswijk<br />
TOELICHTING<br />
op de balansposten 2 en 9<br />
Vroegpensioen- / Individueel Aanvullende Pensioenregeling<br />
77
VP/IAP-Regeling Pensioenfonds Productschappen<br />
Flexibel spaarpensioenregeling<br />
Vroegpensioen<br />
Het vroegpensioen maakte het voor vrijwel iedereen mogelijk om voorafgaand aan het<br />
ouderdomspensioen te kunnen stoppen met werken. Het beleid van de overheid is er echter op gericht<br />
om iedereen langer te laten werken. De fiscale aftrekbaarheid van premies voor vroegpensioen is om die<br />
reden sterk verminderd. Voor werknemers die na 1 januari 2006 in dienst zijn getreden is er geen<br />
vroegpensioenregeling meer van toepassing. Voor de overige werknemers gelden er<br />
overgangsmaatregelen.<br />
Als de verzekerde het dienstverband beëindigt bij een werkgever worden de aanwendingsmogelijkheden<br />
voor het vroegpensioenkapitaal beperkt. Zonder dienstverband moet het vroegpensioenkapitaal uiterlijk<br />
op de 62-jarige leeftijd worden aangewend voor de aankoop van een vroegpensioenuitkering of het<br />
vroegpensioenkapitaal moet al voor die tijd zijn aangewend voor de aankoop van extra ouderdoms- en<br />
partnerpensioen. Uitstellen van het vroegpensioen na de 62-jarige leeftijd zonder dienstverband is niet<br />
mogelijk.<br />
Met ingang van het najaar 2011 is het mogelijk geworden om het vroegpensioen vanaf de 60-jarige<br />
geheel of gedeeltelijk in te laten gaan zonder dat de economische activiteiten dienovereenkomstig<br />
verminderd behoeven te worden. Met deze maatregel wil de overheid een inpuls geven aan de invulling<br />
van haar beleid om langer door te blijven werken.<br />
Aanvullend pensioen<br />
Om het basispensioen te verhogen is het mogelijk om vrijwillig gebruik te maken van het Individueel<br />
Aanvullend Pensioen (IAP). De premies worden op basis van een leeftijdsafhankelijke staffel belegd in<br />
aandelen en/of obligaties. Met het gespaarde kapitaal wordt op de pensioeningangsdatum extra<br />
ouderdoms- en partnerpensioen ingekocht. Als de verzekerde voor de pensioeningsgangsdatum het<br />
dienstverband beëindigt dan zal op dat moment het gespaarde kapitaal worden aangewend voor de<br />
inkoop van extra ouderdoms- en partnerpensioen. Het extra pensioen wordt opgeteld bij het pensioen uit<br />
de basisregeling en uitbetaald vanaf de pensioeningangsdatum.<br />
De jaarlijks maximaal in te leggen premie voor het IAP is afhankelijk van de leeftijd. De premie wordt<br />
door de werkgever ingehouden op het brutosalaris. Over deze premie is men geen loonheffing<br />
verschuldigd, waardoor de verzekerde netto dus minder betaalt.<br />
Ontwikkeling deelnemersbestand vroegpensioen<br />
In de navolgende tabel is te zien hoe het deelnemersbestand in de loop der jaren zich heeft ontwikkeld.<br />
Aantallen deelnemers 2011 2010 2009 2008 2007<br />
Stand per 1 januari 934 962 991 1.048 1.302<br />
Vermeerdering door:<br />
- nieuwe toetreding 0 0 3 3 1<br />
Vermindering door:<br />
- waardeoverdracht - 5 - 4 - 4 - 23 - 27<br />
- ingang VP/IAP pensioen - 29 - 22 - 20 - 17 - 23<br />
- naar levensloop 0 0 - 7 - 17 - 141<br />
- uitruil - 6 - 2 0 0 - 64<br />
- afkopen - 29 0 0 0 0<br />
- overig 0 0 - 1 - 3 0<br />
Stand per 31 december 865 934 962 991 1.048<br />
Uitruil<br />
Bij pensioen ingang wordt het eventuele nog niet aangewende vroegpensioenkapitaal omgezet in extra<br />
ouderdoms- en partnerpensioenaanspraken. Ditzelfde geldt ook voor een eventueel IAP-kapitaal. Dit wordt<br />
echter niet alleen bij pensionering maar ook al eerder bij een dienstbeëindiging omgezet in extra ouderdomsen<br />
partnerpensioenaanspraken.<br />
Afkopen<br />
In het boekjaar zijn de basispensioenaanspraken van premievrije deelnemers met een klein<br />
ouderdomspensioen afgekocht. Voorzover voor deze deelnemers ook een (kleine) VP-kapitaal aanwezig was,<br />
zijn die (kleine) VP-kapitalen gelijktijdig mee afgekocht.<br />
78
Aandelendepot<br />
Beleggingsbeleid<br />
Medio 2009 is besloten om de beleggingsportefeuille te herstructureren. Dit besluit luidde om uitsluitend<br />
passief te beleggen via een tweetal Vanguard fondsen. Voor circa 80% van de aandelenbeleggingen<br />
wordt belegd in Vanguard Global fonds en voor circa 20% in Vanguard Emerging Markets fonds. Beide<br />
fondsen luiden in euro en zijn beursgenoteerd.<br />
Dit beleid is in 2011 niet gewijzigd.<br />
Ontwikkeling van de unitprijs<br />
De portefeuille liet door de daling van de aandelenkoersen een negatief rendementsverloop zien. De<br />
unitprijs daalde dit boekjaar met 8,3% naar € 8,10.<br />
10,00<br />
9,00<br />
8,00<br />
7,00<br />
6,00<br />
5,00<br />
4,00<br />
Obligatiedepot<br />
Unitprijs aandelendepot<br />
Beleggingsbeleid<br />
De beleggingen in obligaties zijn volledig ondergebracht in Vanguard Euro Government Bond (een passief<br />
beheerd indexfonds dat beursgenoteerd is). Het beleid van dit fonds heeft als doel om het rendement van<br />
de Europese Staatsleningen Index te verkrijgen.<br />
Als gevolg van de landencrisis in 2010 is besloten 1/3 deel van het obligatiedepot niet langer aan te<br />
houden in Vanguard Euro Government Bond. De vrijgekomen middelen worden aangehouden als<br />
kortlopende geldmiddel bij de ABN AMRO bank.<br />
Dit beleid is in 2011 niet gewijzigd.<br />
Ontwikkeling van de unitprijs<br />
De unitprijs steeg dit boekjaar met 2,9% naar € 9,23.<br />
10,00<br />
9,00<br />
8,00<br />
7,00<br />
6,00<br />
5,00<br />
4,00<br />
Unitprijs obligatiedepot<br />
79
Depositodepot<br />
Beleggingsbeleid<br />
Beleggingen in deposito's zijn ondergebracht bij banken met een goede rating. Er wordt alleen belegd in<br />
kortlopende deposito's.<br />
Ontwikkeling van de unitprijs<br />
De portefeuille laat jaarlijks een stijging van de unitprijs zien als gevolg van rente op rente. De unitprijs<br />
steeg in het boekjaar met 1,9% naar € 6,95.<br />
Kosten<br />
7,50<br />
7,00<br />
6,50<br />
6,00<br />
5,50<br />
5,00<br />
4,50<br />
4,00<br />
Unitprijs depositodepot<br />
Op elke storting wordt direct 3,25% administratiekosten ingehouden. Daarnaast wordt jaarlijks 0,15%<br />
van het totale belegde vermogen als kosten vermogensbeheer geboekt.<br />
Voor de uitkering van het vroegpensioen wordt aan administratiekosten Euro 45 per toekomstig<br />
uitkeringsjaar ten laste van de koopsom gebracht.<br />
80
BALANS PER 31 DECEMBER VP/IAP-REGELING<br />
Na resultaatbestemming (x € 1.000)<br />
ACTIVA<br />
Beleggingen voor risico deelnemers (1)<br />
2011 2010<br />
Aandelen 6.109 8.123<br />
Vastrentende waarden 22.498 24.197<br />
Vorderingen en overlopende activa (2)<br />
Overige activa (3)<br />
28.607 32.320<br />
13 17<br />
342 623<br />
Totaal activa 28.962 32.960<br />
PASSIVA<br />
Technische voorziening voor risico deelnemers (4)<br />
2011 2010<br />
VP/IAP-regeling 28.568 32.300<br />
Overige schulden en overlopende passiva (5) 394 660<br />
Totaal passiva 28.962 32.960<br />
81
STAAT VAN BATEN EN LASTEN VP/IAP-REGELING<br />
(x € 1.000)<br />
BATEN<br />
Premiebijdragen voor risico deelnemers (6)<br />
Beleggingsresultaten voor risico deelnemers (7)<br />
2011 2010<br />
172 257<br />
Directe beleggingsopbrengsten 178 162<br />
Indirecte beleggingsopbrengsten - 58 1.073<br />
Kosten van vermogensbeheer - 46 - 50<br />
74 1.185<br />
Totaal baten 246 1.442<br />
LASTEN<br />
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten (8)<br />
Mutatie technische voorziening risico deelnemers (9)<br />
Saldo overdrachten van rechten (10)<br />
2011 2010<br />
- 5 - 8<br />
3.732 1.772<br />
- 3.973 - 3.206<br />
Totaal lasten - 246 - 1.442<br />
Saldo van baten en lasten 0 0<br />
82
GRONDSLAGEN<br />
1. Algemene <strong>toelichting</strong><br />
1.01 Activiteiten<br />
De activiteiten ten behoeve van de VP/IAP regeling bestaan uit het incasseren van premies, het beleggen<br />
van de ontvangen premies en het verstrekken van een koopsom voor een direct ingaand vroegpensioen<br />
of een direct ingaand ouderdomspensioen met een meeverzekerd partnerpensioen voorzover er geen<br />
gebruik is gemaakt van een vroegpensioen bij de Stichting Pensioenfonds Productschappen. Als de<br />
verzekerde vóór de pensioeningsgangsdatum het dienstverband beëindigt dan zal op dat moment het<br />
gespaarde IAP-kapitaal al direct worden aangewend voor de inkoop van extra ouderdoms- en<br />
partnerpensioen.<br />
Vroegpensioenregeling<br />
De Vroegpensioenregeling is een beschikbare premieregeling.<br />
Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet wordt deze regeling gekarakteriseerd als een premieovereenkomst.<br />
Als gevolg van het feit dat het werkelijke verloop van de carrière, de looninflatie en de behaalde<br />
beleggingsrendementen in meer of mindere mate zal afwijken van de toegepaste veronderstellingen en<br />
het feit dat er geen garantieregeling is, zal de einduitkomst kunnen afwijken van de doelstelling van 75%<br />
van het salaris op de 62-jarige leeftijd.<br />
Als gevolg van de wet Vut, Prepensioen en Levensloop is deze regeling per 1 januari 2006 voor<br />
deelnemers geboren na 31 december 1949 gesloten. De door deze deelnemers opgebouwde<br />
vroegpensioenkapitalen kunnen nog steeds aangewend worden voor vroegpensioen; premie kan echter<br />
niet meer gestort worden.<br />
Voor deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 wordt de regeling ongewijzigd voortgezet.<br />
Bij de beleggingen van het voor en door de deelnemers opgebouwde kapitaal wordt rekening gehouden<br />
met de leeftijd. Vanaf de 25-jarige tot en met de 34-jarige leeftijd wordt uitsluitend belegd in aandelen.<br />
Daarna wordt de verhouding aandelen en obligaties jaarlijks met 4% aangepast, waardoor voor de<br />
deelnemer steeds minder in aandelen en steeds meer in obligaties wordt belegd. Op de 59-jarige leeftijd<br />
is het volledige kapitaal belegd in obligaties. De deelnemer kan besluiten het kapitaal in deposito’s te<br />
beleggen, waardoor zekerheid bestaat over de omvang van het kapitaal en de gewenste ingangsdatum<br />
van de prepensionering. De asset-mix van de VP-beleggingsportefeuille (de verdeling naar aandelen,<br />
vastrentende waarden en liquiditeiten) vloeit hierdoor voort uit de leeftijden van de deelnemers.<br />
Individueel Aanvullende Pensioenregeling<br />
De individueel aanvullende pensioenregeling (IAP-regeling) is een vrijwillig beschikbare premieregeling.<br />
Met het in deze regeling opgebouwde kapitaal kunnen de deelnemers extra pensioenrechten aankopen in<br />
de basispensioenregeling.<br />
Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet wordt deze regeling gekarakteriseerd als een premieovereenkomst.<br />
De vrijwillige stortingen in de IAP-regeling worden, voor rekening en risico van de deelnemer, belegd in<br />
de aandelen- cq obligatie- cq depositodepots samen met de VP-Regeling.<br />
Bij de beleggingen van het voor en door de deelnemers opgebouwde kapitaal wordt rekening gehouden<br />
met de leeftijd. Tot en met de 34-jarige leeftijd wordt uitsluitend belegd in aandelen.<br />
Daarna wordt de verhouding aandelen en obligaties jaarlijks met 4% aangepast, waardoor voor de<br />
deelnemer steeds minder in aandelen en steeds meer in obligaties wordt belegd. Op de 59-jarige leeftijd<br />
is het volledige kapitaal belegd in obligaties. De deelnemer kan besluiten het kapitaal in deposito’s te<br />
beleggen, waardoor zekerheid bestaat over de omvang van het kapitaal. De asset-mix van de IAPbeleggingsportefeuille<br />
(de verdeling naar aandelen, vastrentende waarden en liquiditeiten) vloeit derhalve<br />
voort uit de leeftijden van de deelnemers.<br />
Met het kapitaal kan de deelnemer op de pensioeningangsdatum het basispensioen verhogen.<br />
1.02 Risico's<br />
Alle beleggingsactiviteiten zijn voor risico van de deelnemers. Alle beleggingen en liquide middelen staan<br />
ter beschikking van de regeling.<br />
2. Grondslagen voor waardering van activa en passiva<br />
Voor de waardering van activa en passiva van de VP/IAP-regeling worden dezelfde grondslagen<br />
gehanteerd als voor de basisregeling.<br />
83
TOELICHTING OP DE BALANS<br />
(x € 1.000)<br />
ACTIVA<br />
Beleggingen voor risico deelnemers (1)<br />
De beleggingen voor risico deelnemers betreffen de beleggingen waarbij het beleggingsrisico niet bij het<br />
pensioenfonds ligt. Alle beleggingen bestaan uit beursgenoteerde passieve indexfondsen.<br />
Aandelen<br />
Er wordt uitsluitend belegd in passieve beursgenoteerde aandelen. De marktwaarde is de beursnotering<br />
per balansdatum.<br />
Aandelen 2011 2010<br />
Stand begin boekjaar 8.123 9.178<br />
Aankopen 40 140<br />
Verkopen - 1.520 - 2.020<br />
Waarderingsverschillen - 534 825<br />
Stand einde boekjaar 6.109 8.123<br />
Met ingang van medio 2009 wordt voor 80% belegd in een World Euro hedged fonds en voor 20% in het<br />
Emerging Markets fonds. Beide fondsen noteren in Euro. Er zijn geen beleggingen meer die genoteerd zijn in<br />
een andere valuta dan de Euro.<br />
Vastrentende waarden<br />
Er wordt uitsluitend belegd in passieve beursgenoteerde vastrentende waarden. De marktwaarde is de<br />
beursnotering per balansdatum. Deposito's worden gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de<br />
nominale waarde.<br />
Vastrentende waarden 2011 2010<br />
Obligaties<br />
Stand begin boekjaar 12.168 17.495<br />
Aankopen 1.400 1.666<br />
Verkopen 0 - 7.241<br />
Waarderingsverschillen 475 248<br />
14.043 12.168<br />
Deposito's < 1 jaar<br />
Stand begin boekjaar 12.029 7.372<br />
Mutaties - 3.574 4.657<br />
8.455 12.029<br />
Stand einde boekjaar 22.498 24.197<br />
Met ingang van medio 2009 wordt voor 80% belegd in een World Euro hedged fonds en voor 20% in het<br />
Emerging Markets fonds. Beide fondsen noteren in Euro. Er zijn geen beleggingen meer die genoteerd zijn in<br />
een andere valuta dan de Euro.<br />
Vorderingen en overlopende activa (2)<br />
Vorderingen en overlopende activa 2011 2010<br />
Te vorderen rente 4 1<br />
Instellingen 9 16<br />
Stand einde boekjaar 13 17<br />
Overige activa (3)<br />
Liquide middelen 2011 2010<br />
Geldinstellingen 342 623<br />
Stand einde boekjaar 342 623<br />
De liquide middelen bestaan uit direct opeisbare tegoeden bij de RABO bank.<br />
84
TOELICHTING OP DE BALANS<br />
(x € 1.000)<br />
PASSIVA<br />
Technische voorziening voor risico deelnemers (4)<br />
Verloopoverzicht 2011 2010<br />
Stand begin boekjaar 32.300 34.072<br />
Mutaties - 3.732 - 1.772<br />
Stand einde boekjaar 28.568 32.300<br />
De mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers wordt berekend door de beginstand van<br />
de voorziening van de eindstand af te trekken.<br />
Overige schulden en overlopende passiva (5)<br />
Uit hoofde van VP/IAP-regeling 2011 2010<br />
Deelnemers 0 0<br />
Rekening-courant <strong>PBOD</strong> 5 5<br />
Rekening-courant <strong>PFP</strong> 389 655<br />
Instelling inzake VP/IAP-regeling 0 0<br />
Stand einde boekjaar 394 660<br />
85
TOELICHTING OP DE BALANS<br />
(x € 1.000)<br />
Risicobeheer en derivaten<br />
De beleggingen zijn voor rekening en risico van de deelnemers. Het beleggingsrisico ligt niet bij de<br />
Stichting Pensioenfonds Productschappen.<br />
Totaal van de beleggingen<br />
Aandelen<br />
2011 2010<br />
Beleggingen voor risico deelnemers x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />
Aandelen in euro 6.109 21,1 8.123 24,7<br />
Vastrentende waarden in euro 22.498 77,7 24.197 73,4<br />
Overige activa 342 1,2 623 1,9<br />
Totaal 28.949 100,0 32.943 100,0<br />
2011<br />
2010<br />
Naar regio (aandelen) x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />
Europa 1.347 22,0 1.788 22,0<br />
Verenigde Staten 2.862 46,9 3.355 41,3<br />
Japan 451 7,4 623 7,7<br />
Azië Pacific exclusief Japan 292 4,8 401 4,9<br />
Emerging Markets 1.157 18,9 1.956 24,1<br />
Totaal 6.109 100,0 8.123 100,0<br />
Vastrentende waarden<br />
2011 2010<br />
Uitsplitsing vastrentende waarden x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />
Deposito's < 1 jaar 8.455 37,6 12.029 49,7<br />
VG Euro Government Bond 14.043 62,4 12.168 50,3<br />
Totaal 22.498 100,0 24.197 100,0<br />
2011 2010<br />
Split VG Euro Government Bond x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />
Oostenrijk 618 4,4 535 4,4<br />
België 744 5,3 633 5,2<br />
Finland 197 1,4 146 1,2<br />
Frankrijk 3.286 23,4 2.653 21,8<br />
Duitsland 3.848 27,4 3.285 27,0<br />
Ierland 225 1,6 207 1,7<br />
Italië 2.584 18,4 2.458 20,2<br />
Nederland 969 6,9 779 6,4<br />
Portugal 0 0,0 256 2,1<br />
Slovenië 42 0,3 37 0,3<br />
Spanje 1.531 10,9 1.180 9,7<br />
Totaal 14.044 100,0 12.169 100,0<br />
Ratings VG Euro Government Bond in % 2011 2010<br />
AAA 58,1 54,9<br />
AA 20,0 39,6<br />
A 20,0 3,4<br />
Lager dan A 1,9 1,9<br />
Geen rating 0,0 0,1<br />
Cash 0,0 0,1<br />
86
TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />
(x € 1.000)<br />
Premiebijdragen voor risico deelnemers (6)<br />
Premiebijdragen voor risico deelnemers 2011 2010<br />
VP premie werkgever 41 72<br />
VP premie werknemer 39 80<br />
IAP premie werknemer 92 105<br />
Totaal 172 257<br />
Deze post betreft de bijdragen voor en van deelnemers in het kader van de beschikbare premieregeling. De VP<br />
premie (4,75%) wordt maandelijks geïnd en is te splitsen in een premie voor de werkgever van 1,90% en voor<br />
de werknemer van 2,85%.<br />
In het boekjaar is door één werkgever € 14 (2010: € 17) extra beschikbaar gesteld aan VP premie.<br />
De IAP premie is afhankelijk van de fiscale ruimte en is volledig voor rekening van de werknemer.<br />
Beleggingsresultaten voor risico deelnemers (7)<br />
Beleggingsresultaten voor risico deelnemers 2011 2010<br />
Directe beleggingsresultaten<br />
Vastrentende waarden 178 162<br />
178 162<br />
Indirecte beleggingsresultaten<br />
Aandelen - 534 825<br />
Vastrentende waarden 476 248<br />
Overige beleggingen 0 0<br />
- 58 1.073<br />
Kosten vermogensbeheer - 46 - 50<br />
Totaal 74 1.185<br />
De kosten van vermogensbeheer zijn niet adequaat aan de beleggingscategorieën toe te rekenen. Derhalve<br />
wordt volstaan met het vermelden van het totaalbedrag.<br />
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten (8)<br />
Pensioenuitvoerings- en administratiekosten 2011 2010<br />
Administratiekosten - 51 - 58<br />
Toerekening vermogensbeheer 46 50<br />
Totaal - 5 - 8<br />
Deze kosten betreffen de aan het verslagjaar toe te rekenen uitvoerings- en administratiekosten. Het deel van<br />
de kosten dat betrekking heeft op het beheer van de beleggingen is in mindering gebracht op de post<br />
Beleggingsresultaten voor risico deelnemers.<br />
Mutatie technische voorziening risico deelnemers (9)<br />
Mutatie technische voorziening risico deelnemers 2011 2010<br />
Premie-inleg - 172 - 257<br />
Beleggingsopbrengsten - 74 - 1.185<br />
Onttrekking voor administratiekosten 5 8<br />
Overdracht van rechten 3.973 3.206<br />
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 0 0<br />
Mutatie boekjaar 3.732 1.772<br />
Saldo overdrachten van rechten (10)<br />
Saldo overdrachten van rechten 2011 2010<br />
Ingang VP - 3.641 - 2.812<br />
Waardeoverdracht - 64 - 17<br />
Pensionering - 241 - 377<br />
Afkopen - 27 0<br />
Diversen 0 0<br />
Totaal - 3.973 - 3.206<br />
Afkopen<br />
In het boekjaar zijn de basispensioenaanspraken van premievrije deelnemers met een klein<br />
ouderdomspensioen afgekocht. Voorzover voor deze deelnemers ook een (kleine) VP-kapitaal aanwezig was,<br />
zijn die (kleine) VP-kapitalen gelijktijdig mee afgekocht.<br />
87
OVERIGE GEGEVENS<br />
Actuariële verklaring<br />
Opdracht<br />
Door Stichting Pensioenfonds Productschappen te Rijswijk is aan Mercer Certificering B.V. de opdracht<br />
verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar<br />
2011.<br />
Gegevens<br />
De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de<br />
verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en<br />
voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten<br />
grondslag liggen aan de jaarrekening.<br />
In overeenstemming met de richtlijn "Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de<br />
controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen" heeft de accountant van het pensioenfonds<br />
mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de<br />
administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang<br />
zijn.<br />
Werkzaamheden<br />
Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126<br />
tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens<br />
zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb<br />
aanvaard.<br />
Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:<br />
- heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen<br />
en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld; en<br />
- heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.<br />
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de<br />
resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de<br />
waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan<br />
nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds.<br />
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het<br />
Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke<br />
grondslag voor mijn oordeel.<br />
Oordeel<br />
De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten,<br />
als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de<br />
balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke<br />
maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende<br />
solvabiliteit.<br />
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126<br />
tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Productschappen<br />
is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het<br />
realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn.<br />
Of vanaf 1 januari 2012 sprake is van een consistent geheel tussen de gewekte verwachtingen, de<br />
financiering en de realisatie ervan kan ik onvoldoende beoordelen. Een (continuïteits)analyse, die daarin<br />
inzicht geeft, ontbreekt. In 2012 zal een dergelijke analyse worden uitgevoerd. Vooralsnog heb ik geen<br />
aanleiding aan de consistentie te twijfelen.<br />
Amstelveen, 29 mei 2012<br />
drs. W. Brugman AAG<br />
verbonden aan Mercer Certificering B.V.<br />
88
Aan het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Productschappen<br />
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant<br />
Verklaring betreffende de jaarrekening<br />
Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening 2011 van Stichting Pensioenfonds Productschappen<br />
te Rijswijk gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2011 en de staat van<br />
baten en lasten over 2011 en de <strong>toelichting</strong>, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde<br />
grondslagen voor financiële verslaggeving en andere <strong>toelichting</strong>en.<br />
Verantwoordelijkheid van het Bestuur<br />
Het Bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen<br />
en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het jaarverslag, beide in<br />
overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het<br />
Bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het Bestuur noodzakelijk<br />
acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang<br />
als gevolg van fraude of fouten.<br />
Verantwoordelijkheid van de accountant<br />
Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle.<br />
Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse<br />
controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat<br />
wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat<br />
de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.<br />
Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de<br />
bedragen en de <strong>toelichting</strong>en in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van<br />
de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat<br />
de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.<br />
Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking<br />
die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het<br />
opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen<br />
hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne<br />
beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de<br />
gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van<br />
de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.<br />
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een<br />
onderbouwing voor ons oordeel te bieden.<br />
Oordeel<br />
Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het<br />
stichtingkapitaal en reserves van Stichting Pensioenfonds Productschappen per 31 december 2011 en<br />
het saldo van de staat van baten en lasten over 2011 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in<br />
Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).<br />
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen<br />
Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken<br />
naar aanleiding van het onderzoek of het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen,<br />
overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW<br />
vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het jaarverslag, voor zover wij dat kunnen<br />
beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.<br />
Rotterdam, 30 mei 2012<br />
PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.<br />
drs. F.J. van Groenestein RA<br />
89
PERSONALIA BESTUURSLEDEN<br />
Mr. Dr. F. Beekman<br />
Functie in bestuur Plaatsvervangend secretaris<br />
Geboortedatum<br />
15 april 1957<br />
Nationaliteit Nederlandse<br />
Namens Werkgevers<br />
Werkgever Productschap Zuivel<br />
Beroep Secretaris<br />
Bestuurslid sinds<br />
01 januari 2007<br />
Aftreding volgens rooster 31 december 2013<br />
Nevenfunctie(s)<br />
Voorzitter Financiële commissie<br />
Aandachtsgebied Financiën, AO/IC, Pensioenzaken en Communicatie<br />
J.P. Buwalda<br />
Functie in bestuur Lid<br />
Geboortedatum<br />
12 maart 1933<br />
Nationaliteit Nederlandse<br />
Namens Pensioengerechtigden<br />
Werkgever n.v.t.<br />
Beroep n.v.t.<br />
Bestuurslid sinds<br />
01 december 2010<br />
Aftreding volgens rooster 31 december 2013<br />
Nevenfunctie(s)<br />
Lid Financiële commissie<br />
Bestuurslid Vereniging Gepensioneerden <strong>PFP</strong><br />
Aandachtsgebied Financiën, AO/IC, Pensioenzaken en Communicatie<br />
Drs. M. Elema<br />
Functie in bestuur Lid<br />
Geboortedatum<br />
22 oktober 1954<br />
Nationaliteit Nederlandse<br />
Namens Werkgevers<br />
Werkgever Hoofdproductschap Akkerbouw<br />
Beroep Secretaris<br />
Bestuurslid sinds<br />
01 januari 2007<br />
Aftreding volgens rooster 31 december 2014<br />
Nevenfunctie(s)<br />
Lid Beleggingscommissie<br />
Aandachtsgebied Beleggingen, Financiën, AO/IC en Communicatie<br />
P. van der Graaf RE RA<br />
Functie in bestuur Plaatsvervangend voorzitter<br />
Geboortedatum<br />
03 juni 1957<br />
Nationaliteit Nederlandse<br />
Namens Werknemers<br />
Werkgever Productschap Tuinbouw<br />
Beroep Afdelingshoofd Staf<br />
Bestuurslid sinds<br />
01 januari 2004<br />
Aftreding volgens rooster 31 december 2014<br />
Nevenfunctie(s)<br />
Voorzitter Beleggingscommissie<br />
Lid Bestuur PBO-Dienstverlening<br />
Aandachtsgebied Beleggingen, Financiën en AO/IC<br />
90
W.F. de Graaf<br />
Functie in bestuur Lid<br />
Geboortedatum<br />
20 oktober 1941<br />
Nationaliteit Nederlandse<br />
Namens<br />
Pensioengerechtigden<br />
Werkgever<br />
nvt<br />
Beroep<br />
nvt<br />
Bestuurslid sinds<br />
01 oktober 2009<br />
Aftreding volgens rooster 31 december 2015<br />
Nevenfunctie(s)<br />
Lid Beleggingscommissie<br />
Bestuurslid Vereniging Gepensioneerden <strong>PFP</strong><br />
Aandachtsgebied<br />
Beleggingen, Financiën en AO/IC<br />
L. Hospers<br />
Functie in bestuur Lid<br />
Geboortedatum<br />
02 juni 1966<br />
Nationaliteit Nederlandse<br />
Namens Werknemers<br />
Werkgever Productschappen Vee, Vlees en Eieren<br />
Beroep Manager Algemene Zaken<br />
Bestuurslid sinds<br />
01 januari 2004<br />
Aftreding volgens rooster 31 december 2013<br />
Nevenfunctie(s)<br />
Lid Financiële commissie<br />
Aandachtsgebied Financiën, AO/IC en Pensioenzaken<br />
C. Kuijvenhoven RA<br />
Functie in bestuur Voorzitter<br />
Geboortedatum<br />
26 juni 1949<br />
Nationaliteit Nederlandse<br />
Namens Werkgevers<br />
Werkgever Productschap Tuinbouw (per 1 juli 2011 Vroegpensioenregeling)<br />
Bestuurslid sinds<br />
01 februari 2000<br />
Aftreding volgens rooster 31 december 2012<br />
Nevenfunctie(s)<br />
Voorzitter PBO-Dienstverlening<br />
Aandachtsgebied<br />
Beleggingen, Financiën en AO/IC<br />
91
VERKLARENDE WOORDENLIJST<br />
Actieve deelnemer<br />
De werknemer die pensioen opbouwt via de pensioenregeling.<br />
Actuariële grondslagen<br />
De rekenrente, de actuariële kanssystemen en kostenopslagen, die bij de berekening van de<br />
hoogte van de pensioenpremie en de voorziening pensioenverplichtingen worden gehanteerd.<br />
Actuariële kanssystemen<br />
De veronderstellingen die terzake van sterfte, gehuwdheid, arbeidsongeschiktheid en dergelijke<br />
worden gemaakt.<br />
Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN)<br />
Pensioenfondsen dienen te werken volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota. Hierin zijn de<br />
financiële opzet van een pensioenfonds en de grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd<br />
omschreven. De ABTN moet in ieder geval een beschrijving omvatten van de financieringsmethode,<br />
de wijze van berekening van de bijdragen en van de toereikendheidstoets, alsmede een<br />
uiteenzetting van het beleggingsbeleid, een organogram en een mandaatregeling. De ABTN moet<br />
aan De Nederlandsche Bank overgelegd worden.<br />
Asset Liability Management (ALM)<br />
Het op elkaar afstemmen van de beleggingen, de verplichtingen, en het premie- en toeslagbeleid.<br />
Een ALM-studie wordt gebruikt om het meerjarig financieel beleid te optimaliseren uitgaande van<br />
verschillende economische scenario’s.<br />
AFM<br />
Anw<br />
AOW<br />
Autoriteit Financiële Markten.<br />
Algemene nabestaandenwet: voorziet in een uitkering bij overlijden van de man of vrouw met wie<br />
de overledene was getrouwd of samenwoonde.<br />
Algemene Ouderdomswet, ouderdomsvoorziening waarop iedere Nederlanden recht heeft als hij 65<br />
wordt.<br />
Arbeidsongeschiktheidspensioen<br />
Financiële aanvulling uit het pensioenfonds op de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering die<br />
eindigt uiterlijk op de pensioenleeftijd.<br />
Benchmark<br />
Een objectieve meetlat waarmee het beleggingsresultaat wordt vergeleken.<br />
Beschikbarepremieregeling (defined contribution)<br />
Pensioenregeling waarvan de hoogte (defined contribution) van de uitkering afhankelijk is van de<br />
betaalde premie en de daarmee behaalde beleggingsopbrengsten.<br />
Deelnemer<br />
De werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens<br />
een pensioenuitvoerder.<br />
Deelnemingen/participaties<br />
Financiële belangen in (beleggings)maatschappijen die niet beursgenoteerd zijn.<br />
Dekkingsgraad<br />
De dekkingsgraad is de verhouding tussen het vermogen en de pensioenverplichtingen. Een<br />
dekkingsgraad van 100% wil zeggen dat het fonds precies aan zijn pensioenverplichtingen van het<br />
meetmoment kan voldoen.<br />
92
DNB<br />
De Nederlandsche Bank, de centrale bank die verantwoordelijk is voor het bewaken van de<br />
financiële stabiliteit in Nederland en die toezicht houdt op pensioenuitvoerders.<br />
Doorsneepremie<br />
De door het Bestuur, na overleg met de wiskundige adviseur, vastgestelde gemiddelde actuariële<br />
premie die nodig is voor de dekking van de uit het pensioenreglement voortvloeiende<br />
pensioenkosten.<br />
De doorsneepremie kan hoger of lager zijn dan de werkelijk benodigde actuariële premie.<br />
Duration<br />
Een maatstaf voor de rentegevoeligheid.<br />
Financieel Toetsingskader (FTK)<br />
Het financieel toetsingskader is onderdeel van de Pensioenwet en stelt voorschriften aan onder<br />
meer de premiehoogte en de omvang van de aan te houden reserves.<br />
Franchise<br />
Het gedeelte van het salaris dat voor de premie- en pensioenberekening buiten beschouwing blijft,<br />
omdat de AOW over dat deel reeds in pensioen voorziet.<br />
Gewezen deelnemers<br />
(Ex)deelnemers voor wie aanspraken aanwezig zijn, terwijl de dienstbetrekking beëindigd is.<br />
Verdere opbouw van de aanspraken vindt niet plaats.<br />
Herverzekering<br />
Door middel van herverzekering worden de risico’s van voortijdig overlijden, dan wel van<br />
arbeidsongeschiktheid, bij een andere (her)verzekeraar ondergebracht. In het geval van de<br />
arbeidsongeschiktheidverzekering geldt dat niet alleen voor het arbeidsongeschiktheidspensioen,<br />
maar ook voor de nog op te bouwen aanspraken op ouderdoms-, (huwelijks)partner-, en<br />
wezenpensioen.<br />
Inactieven<br />
Pensioengerechtigden en slapers.<br />
Indexering<br />
Verhoging van het pensioen naar aanleiding van prijsstijging of loonontwikkeling. Geldt voor het<br />
pensioen van pensioengerechtigden en slapers. Ook actieve deelnemers aan een<br />
middelloonregeling hebben er mee te maken. Men noemt dit ook toeslag.<br />
Middelloonregeling<br />
Pensioenregeling waarbij het pensioen wordt berekend op basis van het gemiddelde salaris dat<br />
tijdens de loopbaan is verdiend.<br />
Nabestaandenpensioen<br />
Pensioen dat doorgaans levenslang wordt uitgekeerd aan de partner (of kinderen) van de<br />
deelnemer aan een pensioenregeling na diens overlijden. Ook: verzamelnaam voor pensioen<br />
bestemd voor weduwen, weduwnaars, partners en wezen.<br />
Opbrengstrendement<br />
Het opbrengstrendement wordt berekend door de opbrengsten uit te drukken als een percentage<br />
van het gemiddeld belegd vermogen.<br />
Ouderdomspensioen<br />
Levenslange uitkering waarop degene die deelneemt of heeft deelgenomen in een pensioenregeling<br />
aanspraak kan maken wanneer hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.<br />
Partnerpensioen<br />
Pensioen voor de achterblijvende partner bij overlijden van de deelnemer.<br />
93
Parttimer<br />
Een (ex-)werknemer die deeltijdarbeid (heeft) verricht.<br />
Pensioenaanspraak<br />
Het recht op toekomstige pensioenuitkeringen.<br />
Pensioengerechtigden<br />
Mensen die een pensioenuitkering ontvangen.<br />
Pensioengrondslag<br />
Het deel van het vaste jaarsalaris, inclusief vakantietoeslag, dat resteert na aftrek van de<br />
franchise. De pensioengrondslag vormt de basis voor de berekening van het pensioen en de<br />
pensioenpremie.<br />
Pension Fund Governance (PFG)<br />
Pension Fund Governance ofwel goed pensioenfondsbestuur. PFG stelt eisen op het gebied van<br />
transparantie, verantwoording, intern toezicht en zeggenschap.<br />
Pensioenverplichtingen<br />
De in de toekomst aan pensioengerechtigden uit te keren bedragen.<br />
Performance<br />
Berekeningsmethode waarbij zowel de inkomsten als de gerealiseerde en niet-gerealiseerde<br />
vermogensmutaties worden uitgedrukt als percentage van het tijdsgewogen geïnvesteerde bedrag.<br />
Premievrije aanspraken<br />
Indien de dienstbetrekking, anders dan door overlijden wordt beëindigd, wordt zonder verdere<br />
premiebetaling aanspraak verkregen op de tot het tijdstip van dienstbeëindiging in<br />
overeenstemming met het pensioenreglement tijdsevenredig gevormde aanspraken op ouderdoms-<br />
, (huwelijks)partner- en wezenpensioen.<br />
Private Equity<br />
Beleggingscategorie waarbij wordt geïnvesteerd in aandelen van niet-beursgenoteerde bedrijven.<br />
RTS<br />
Rentetermijnstructuur. Ten behoeve van de bepaling van de actuele waarde van de<br />
pensioenverplichtingen publiceert DNB een rentetermijnstructuur. Deze wordt geconstrueerd op<br />
basis van de swapcurve en gebruikt om de actuele waarde van de pensioenverplichtingen te<br />
bepalen.<br />
Slapers<br />
Gewezen deelnemers die het dienstverband vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd<br />
hebben beëindigd met verkrijging van premievrije aanspraken.<br />
Waardeoverdracht<br />
Het meenemen van pensioenaanspraken naar een nieuwe pensioenuitvoerder.<br />
94
OVERZICHT VAN AFKORTINGEN<br />
ABTN Actuariële en bedrijfstechnische nota<br />
ALM Asset Liability Management<br />
ANW Algemene Nabestaandenwet<br />
AOP Arbeidsongeschiktheidspensioen<br />
AOW Algemene Ouderdomswet<br />
CBS Centraal Bureau voor de Statistiek<br />
DNB De Nederlandsche Bank<br />
ECB Europese Centrale Bank<br />
EFSF European Financial Stability Facility<br />
FTK Financieel toetsingskader<br />
FVP Financiering Voortzetting Pensioenverzekering<br />
IAP Individueel Aanvullend Pensioen<br />
MSCI Morgan Stanley Capital International<br />
NAV Net Asset Value<br />
OP Ouderdomspensioen<br />
Opf Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen<br />
PBO Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie<br />
<strong>PBOD</strong> PBO-Dienstverlening<br />
<strong>PFP</strong> Pensioenfonds Productschappen<br />
PP Partnerpensioen<br />
PSB Stichting Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen<br />
PW Pensioenwet<br />
SER Sociaal-Economische Raad<br />
STAR Stichting van de Arbeid<br />
SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />
TE Tracking Error<br />
UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen<br />
VB Vereniging van Bedrijfspensioenfondsen<br />
VP Vroegpensioen<br />
VPL VUT, Prepensioen en Levensloop<br />
VPV Voorziening pensioenverplichtingen<br />
WAJONG Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten<br />
WAO Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering<br />
WAZ Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen<br />
WW Werkloosheidswet<br />
Wzp Wezenpensioen<br />
95
PBO-DIENSTVERLENING<br />
Samenstelling per 31 december 2011<br />
Uitvoeringsorganisatie PBO-Dienstverlening<br />
Directeur G. van der Schoor<br />
Management team G. van der Schoor<br />
L.C.M. Hazekamp<br />
Secretariaat Mw. S.T. Karia-Soekra, afdelingshoofd<br />
Mw. J.H.W. Honsbeek-Breden<br />
Pensioenadministratie M.R. Mertens, afdelingshoofd<br />
Mw. H.S. Drenth-Kartodikromo<br />
Mw. E.M. Leenman<br />
A.C.A. Zouwer<br />
Salarisadministratie en Pensioen- R.G. Houtman, afdelingshoofd<br />
uitkeringen P.L. van Tienen<br />
Financiële Administratie L.C.M. Hazekamp, afdelingshoofd<br />
W.H.F. Kouwer<br />
B. Pakkert<br />
Kantoorgegevens Laan van Zuid Hoorn 165<br />
2289 DD Rijswijk<br />
Postbus 3042<br />
2280 GA Rijswijk<br />
Telefoonnr.: 070 - 4138630<br />
Faxnr.: 070 - 4138650<br />
E-mail: info@pbod.nl<br />
Website: www.pbod.nl<br />
Accountant PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.<br />
Juridisch adviseur Mercer (Nederland) BV<br />
96