09.01.2013 Views

Jaarverslag 2010 - PFP - PBOD

Jaarverslag 2010 - PFP - PBOD

Jaarverslag 2010 - PFP - PBOD

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

JAARVERSLAG <strong>2010</strong><br />

van de Stichting Pensioenfonds Productschappen


Profiel<br />

Stichting Pensioenfonds Productschappen (<strong>PFP</strong>)<br />

Stichting Pensioenfonds Productschappen (<strong>PFP</strong>), statutair gevestigd te Rijswijk, is opgericht op 6 januari<br />

1948 voor werknemers van de (Hoofd)Productschappen en enige aan die schappen gelieerde werkgevers<br />

in de PBO-sector. Op basis van een geïndexeerde middelloonregeling, een vroegpensioenregeling en een<br />

vrijwillige aanvullende regeling bouwen werknemers een financiële aanspraak op ten behoeve van de<br />

gevolgen van (pre)pensionering, arbeidsongeschiktheid en overlijden.<br />

De rechten en plichten van de bij <strong>PFP</strong> aangesloten instellingen staan beschreven in de statuten en de<br />

pensioenreglementen (reglementen) van <strong>PFP</strong>. <strong>PFP</strong> stelt zich tot doel het, binnen de grenzen van haar<br />

middelen, statuten en reglementen ter beoordeling van het Bestuur, verlenen of doen verlenen van<br />

pensioenen, uitkeringen en/of andere tegemoetkomingen aan (gewezen) deelnemers, alsmede aan hun<br />

nagelaten betrekkingen, die daarvoor in aanmerking komen krachtens de bepalingen van de statuten en<br />

reglementen.<br />

De statuten zijn laatstelijk gewijzigd in 2009. Notarieel zijn de statuten per 26 april <strong>2010</strong> verleden. <strong>PFP</strong> is<br />

een ondernemingspensioenfonds, aangesloten bij het OPF en ingeschreven bij de Kamer van Koophandel<br />

onder nummer 41149119.<br />

<strong>PFP</strong> draagt de verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de pensioenregelingen voor (gewezen)<br />

deelnemers en pensioengerechtigden in overeenstemming met de bestaande wet- en regelgeving. De<br />

inhoud van de pensioenregelingen is het resultaat van het overleg tussen CAO-partijen.<br />

Premiebeleid<br />

Het Bestuur streeft er naar om de pensioentoezegging na te komen tegen zo laag en stabiele mogelijke<br />

premies en uitvoeringskosten.<br />

Toeslagbeleid<br />

Ieder jaar neemt het Bestuur een besluit over de vraag of en in hoeverre de financiële positie van <strong>PFP</strong><br />

een (gedeeltelijke) toekenning van een toeslag mogelijk maakt.<br />

De toeslagen op de pensioenaanspraken van de deelnemers die pensioen opbouwen worden afgeleid van<br />

de loonstijgingen in de eigen sector. De kosten van deze toeslagverlening zijn onderdeel van de<br />

kostendekkende premie. Deze toeslagverlening is voorwaardelijk, omdat toeslag pas verleend wordt als<br />

de dekkingsgraad 105% of hoger is.<br />

De toeslagen op de ingegane pensioenen en de slapersrechten worden afgeleid van de stijging van de CPIprijsindex<br />

en zijn voorwaardelijk, omdat toeslag pas verleend wordt als, naar het oordeel van het<br />

bestuur, de financiële middelen voldoende zijn.<br />

Beleggingsbeleid<br />

<strong>PFP</strong> heeft als hoofddoelstelling om, met inachtneming van criteria die aan maatschappelijk verantwoord<br />

beleggen worden gesteld, de beleggingen maximaal te laten renderen binnen het door het Bestuur<br />

vastgestelde risicokader en met inachtneming van de opbouw van het deelnemersbestand, de vereiste<br />

solvabiliteit en de wenselijkheid van stabiele premies. Centraal binnen het beleggingsbeleid staat het<br />

voorzichtigheidsbeginsel (prudent person) inhoudende dat rekening gehouden wordt met de<br />

verplichtingenstructuur van het pensioenfonds.<br />

Het rendement moet hoog genoeg zijn om de pensioenen met een hoge mate van waarschijnlijkheid te<br />

kunnen indexeren en betaalbaar te houden.<br />

Samenwerkverbanden<br />

<strong>PFP</strong> heeft samen met het Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen de Stichting PBO-Dienstverlening (<strong>PBOD</strong>)<br />

opgericht. Het bestuur van <strong>PBOD</strong> bestaat uit twee leden van het bestuur van het Pensioenfonds<br />

Productschappen en één bestuurslid van het Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen. De secretaris van het<br />

bestuur van <strong>PFP</strong> is adviseur van het bestuur van <strong>PBOD</strong>. Het Pensioenfonds Productschappen financiert de<br />

bedrijfsmiddelen van <strong>PBOD</strong>. Elk jaar worden aflossing en rente ontvangen.<br />

PSB is voornemens in 2011 tot liquidatie over te gaan. Over de bestuurlijke gevolgen van de opheffing<br />

van PSB zal in 2011 overleg plaatsvinden.<br />

Aan <strong>PBOD</strong> zijn de pensioenadministratie, de pensioenuitkeringen, de financiële administratie en de<br />

ondersteuning aan de secretaris en het Bestuur op basis van een Service Level Agreement (SLA)<br />

opgedragen. <strong>PBOD</strong> verzorgt voorts de volledige administratie van de VP/IAP-regeling, evenals het<br />

vermogensbeheer daarvan. De betreffende overeenkomsten zijn in overeenstemming met de Beleidsregel<br />

Uitbesteding (DNB). Het management team van <strong>PBOD</strong> is, binnen de grenzen van een door het Bestuur<br />

goedgekeurd managementstatuut, bevoegd <strong>PFP</strong> te vertegenwoordigen.<br />

1


INHOUDSOPGAVE<br />

Bladzijde:<br />

KENGETALLEN EN KERNCIJFERS <strong>PFP</strong> 5<br />

ORGANISATIE 6<br />

JAARVERSLAG<br />

1. Financiële informatie 10<br />

2. Risico's 12<br />

3. Informatie over de verwachte gang van zaken 15<br />

4. Bestuursaangelegenheden 16<br />

5. Beleggingen 18<br />

6. Pensioenen 26<br />

7. Actuariële cijfers 30<br />

8. Pensioenactualiteiten <strong>2010</strong> 33<br />

9. Pension Fund Governance 37<br />

JAARREKENING<br />

Balans per 31 december 44<br />

Staat van baten en lasten 46<br />

Kasstroom 47<br />

Grondslagen 48<br />

Toelichting op de balans 54<br />

Toelichting op de baten en lasten 68<br />

TOELICHTING VROEGPENSIOEN-/INDIVIDUEEL AANVULLEND PENSIOENREGELING<br />

Balans per 31 december 77<br />

Staat van baten en lasten 78<br />

Grondslagen 79<br />

Toelichting op de balans 80<br />

Toelichting op de baten en lasten 83<br />

OVERIGE GEGEVENS<br />

Actuariële verklaring 85<br />

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant 86<br />

PERSONALIA BESTUURSLEDEN 87<br />

VERKLARENDE WOORDENLIJST 89<br />

OVERZICHT VAN AFKORTINGEN 92<br />

PBO-DIENSTVERLENING 93<br />

3


Voorwoord<br />

Crisis en voorzichtig herstel<br />

Algemeen beeld begin 2009<br />

Het jaar 2009 stond in het teken van de gevolgen van de kredietcrisis. Veel fondsen hadden ultimo 2008<br />

een dekkingstekort en moesten derhalve een kortetermijnherstelplan in dienen bij De Nederlandsche<br />

Bank (DNB). Aan het persbericht dat DNB medio 2009 uitgaf bleek dat 340 pensioenfondsen voor 1 april<br />

een herstelplan moesten indienen bij DNB. DNB had zich ten doel gesteld al deze plannen te beoordelen<br />

voor 1 juli 2009. In de aanloop naar het beoordelingsproces heeft Minister Donner, na overleg met<br />

sociale partners, de hersteltermijn in geval van onderdekking tijdelijk verruimd van drie naar vijf jaar.<br />

Daarbij is tevens bepaald dat het eerste moment van korten van pensioenaanspraken niet eerder hoeft te<br />

liggen dan april 2012, tenzij in de zomer van <strong>2010</strong> wordt vastgesteld dat dit uitstel onder de dan<br />

geldende omstandigheden niet langer verantwoord is.<br />

Bijna alle pensioenfondsen hebben het herstelplan voor 1 april bij DNB ingediend. Na een eerste quickscan<br />

van de plannen heeft DNB in ruim 50% van de gevallen het pensioenfonds om ontbrekende<br />

informatie verzocht. Vervolgens heeft in veel gevallen overleg plaatsgevonden met het<br />

pensioenfondsbestuur over onduidelijkheden en gebreken in de plannen. In de eerste week van juli zijn<br />

de herstelplannen allemaal beoordeeld.<br />

Ook het Pensioenfonds Productschappen had te maken met de gevolgen van de kredietcrisis, waardoor<br />

de dekkingsgraad eind 2008 flink gedaald was naar 118%. Dat lag nog net onder de Vereist<br />

Vermogensgrens van 120%. Hierdoor diende het fonds wel een langetermijnherstelplan indienen maar<br />

geen kortetermijnherstelplan.<br />

Een beperkt aantal pensioenfondsen doet een beroep op de werkgever om een aanvullende storting in<br />

het pensioenfonds te doen of een achtergestelde lening te verstrekken. In een aantal gevallen is sprake<br />

van versobering van de pensioenregeling door de betrokken sociale partners. Zo´n twintig<br />

pensioenfondsen heeft in het herstelplan een kortingsmaatregel opgenomen. Het betreft hierbij vooral<br />

kleinere fondsen. Het is echter nog niet zeker dat de pensioenen daadwerkelijk zullen worden gekort.<br />

Pensioenfondsen moeten begin 2012 beslissen of ze daadwerkelijk gaan korten, afhankelijk van de<br />

financiële situatie van het fonds op dat moment tenzij in de zomer van <strong>2010</strong> wordt vastgesteld dat dit<br />

uitstel onder de dan geldende omstandigheden niet langer verantwoord is.<br />

Gemiddeld doen de fondsen er ruim drie jaar over om op de minimale dekkingsgraad van 105% te<br />

komen. Iets meer dan 80 fondsen benutten de volledige wettelijke termijn van vijf jaar. Op de langere<br />

termijn moeten de pensioenfondsen doorgroeien naar een dekkingsgraad die past bij de risico´s die het<br />

fonds loopt, veelal tussen de 110 en de 130%. Gemiddeld hebben de fondsen daarvoor zo´n 9 jaar<br />

uitgetrokken (maximaal is 15 jaar toegestaan). Veel fondsen verwachten daar te komen door de<br />

ingerekende beleggingsrendementen, door de toeslag op een laag pitje te zetten en door het vragen van<br />

een hogere premie.<br />

4


KENGETALLEN EN KERNCIJFERS <strong>PFP</strong><br />

(bedragen x € 1.000)<br />

<strong>2010</strong> 2009 2008 2007 2006<br />

Aantallen<br />

Deelnemers 909 936 931 975 1.024<br />

Gewezen deelnemers 1.038 998 983 937 899<br />

Pensioengerechtigden 1.039 1.086 1.130 1.208 1.285<br />

2.986 3.020 3.044 3.120 3.208<br />

Pensioenen<br />

Kostendekkende RTS premie 9.478 9.636 12.091 14.496 8.950<br />

Kostendekkende toetspremie 8.804 8.632 nvt nvt nvt<br />

Doorsneepremie 9.690 9.631 9.507 9.681 7.613<br />

Feitelijk betaalde premie 4.630 3.712 1.024 1.044 0<br />

Premie 15% 12% 3% 3% 0%<br />

Uitvoeringskosten 944 1.151 976 976 874<br />

Pensioenuitkeringen 16.732 16.618 16.270 16.258 16.265<br />

Totale pensioengrondslag (PT) 30.281 30.097 29.709 29.398 28.756<br />

Franchise (in Euro's) 12.442 12.251 12.020 11.696 11.411<br />

Toeslagverlening *<br />

Deelnemers 1,21% 1,67% 2,39% 4,76% 1,65%<br />

Pensioengerechtigden 0,71% 2,78% 1,81% 1,33% 1,53%<br />

Vermogen en solvabiliteit<br />

Aanwezig vermogen 434.784 414.217 366.009 472.536 475.972<br />

Minimaal vereist vermogen 362.882 331.559 325.262 265.835 281.042<br />

Vereist vermogen 389.730 358.468 370.073 322.286 342.336<br />

Pensioenverplichtingen ** 348.607 316.694 309.795 253.178 267.659<br />

Algemene reserve 86.176 97.522 56.213 219.375 208.313<br />

Dekkingsgraad 124,7% 130,8% 117,8% 187,0% 177,8%<br />

Vereiste dekkingsgraad 111,8% 113,2% 119,5% 127,0% 128,0%<br />

Beleggingen<br />

Belegd vermogen 442.692 424.498 374.754 483.670 487.429<br />

Zakelijke waarden 19% 18% 38% 58% 62%<br />

Niet-zakelijke waarden 81% 82% 62% 42% 38%<br />

Beleggingsopbrengsten 30.350 60.060 - 91.228 9.607 47.542<br />

Beleggingen VP/IAP-regeling 32.320 34.045 32.743 36.830 46.097<br />

Beleggingsportefeuille<br />

Vastgoedbeleggingen 20.742 19.813 28.944 38.368 50.949<br />

Aandelen 62.894 58.185 113.520 241.156 247.261<br />

Vastrentend 328.732 328.537 197.440 170.159 170.184<br />

Derivaten 5.887 1.025 6.593 2.870 4.810<br />

Overige beleggingen 24.437 16.938 28.257 31.117 14.225<br />

442.692 424.498 374.754 483.670 487.429<br />

Beleggingsrendement<br />

Totale portefeuille 7,6% 16,6% -17,0% 2,1% 10,9%<br />

Gemiddeld afgelopen 5 jaar 4,0% 5,3% 4,0% 9,5% 7,9%<br />

*<br />

**<br />

De toeslagverlening is de toeslag die toegekend is per 1 januari van het verslagjaar.<br />

Vanaf 2007 zijn de VPV en dekkingsgraad berekend op marktwaarde, rekening houdend met de sterftetrend.<br />

De cijfers van voor 2007 zijn berekend op basis van de Actuariële Principes Pensioenfondsen (APP), waarbij<br />

een rekenrente van maximaal 4% wordt gehanteerd.<br />

5


ORGANISATIE<br />

Samenstelling per 31 december <strong>2010</strong><br />

Organisatie<br />

Het Bestuur wordt bijgestaan door de Raad van Toezicht, enkele bestuurscommissies, externe<br />

actuarissen, een externe accountant, een externe beleggingsdeskundige, een externe juridisch adviseur<br />

en een Visitatiecommissie.<br />

Raad van Toezicht<br />

De Raad van Toezicht vervult zowel de rol van deelnemersraad als die van verantwoordingsorgaan. De<br />

raad is samengesteld uit drie werkgeversvertegenwoordigers, drie vertegenwoordigers namens de<br />

werknemers alsmede drie vertegenwoordigers namens de pensioengerechtigden.<br />

De werkgeversvertegenwoordigers worden voor onbepaalde tijd benoemd door de onderscheiden<br />

besturen van de (groepen van) instellingen, echter steeds voor een zittingstermijn van drie jaren. De<br />

werknemersvertegenwoordigers worden gekozen door de werknemers van de onderscheiden (groepen)<br />

instellingen, eveneens voor drie jaar, evenals de vertegenwoordigers namens de pensioengerechtigden<br />

die benoemd worden door het bestuur van de Vereniging van Gepensioneerden. Met ingang van <strong>2010</strong> is<br />

er geen sprake meer van plaatsvervangende leden. De Raad vergadert minimaal twee keer per jaar.<br />

De Raad van Toezicht vergaderde in het boekjaar 2 keer. De Raad van Toezicht bestaat uit de volgende<br />

leden:<br />

Drs. W.G. van de Fliert tot 20 april <strong>2010</strong><br />

Lid namens:<br />

Werkgevers<br />

Mr. S.W.A. Lak Voorzitter vanaf 9 juni <strong>2010</strong> Werkgevers<br />

Ir. D.A.M. Risseeuw vanaf 9 juni <strong>2010</strong> Werkgevers<br />

Th.C.M. Vrancken Plv secretaris Werkgevers<br />

P.H.M.M. van Dijk Secretaris Werknemers<br />

Mr. R.B.R. Henke vanaf 1 januari 2011 Werknemers<br />

Drs. J.P. van der Zwaluw Werknemers<br />

Mr. F.G.P. Diermanse Pensioengerechtigden<br />

Mr. W. Goedhart vanaf 1 januari 2011 Pensioengerechtigden<br />

Ir. O.C. Knottnerus vanaf 1 januari 2011 Pensioengerechtigden<br />

Bestuur<br />

Het Bestuur is samengesteld uit zeven leden zijnde uit drie werkgeversvertegenwoordigers, twee<br />

werknemersvertegenwoordigers en twee vertegenwoordigers namens de pensioengerechtigden. De<br />

stemverhouding tussen werkgevers enerzijds en werknemers plus gepensioneerden anderzijds is paritair.<br />

De bestuursleden worden benoemd voor een periode van drie jaren en zijn daarna herkiesbaar. De<br />

secretaris van het Bestuur bereidt de bestuursvergaderingen voor en ziet toe op de juiste en tijdige<br />

uitvoering van de bestuursbesluiten. De secretaris maakt geen deel uit van het Bestuur. Hij kan het<br />

Bestuur gevraagd en ongevraagd adviseren.<br />

Het Bestuur vertegenwoordigt de stichting. Het Bestuur vergadert minimaal vier keer per jaar. Het<br />

Bestuur is, zonder enige uitzondering, eindverantwoordelijk voor alle activiteiten inclusief het<br />

beleggingsproces. Het Bestuur stelt het beleid en de strategie vast.<br />

Het Bestuur vergaderde in het boekjaar 9 keer. Het Bestuur bestaat uit de volgende leden:<br />

Lid namens:<br />

Mr. Dr. F. Beekman Plv secretaris Werkgevers<br />

Drs. M. Elema Werkgevers<br />

C. Kuijvenhoven RA Voorzitter Werkgevers<br />

P. van der Graaf RE RA Plv voorzitter Werknemers<br />

L. Hospers Werknemers<br />

J.P. Buwalda vanaf 1 december <strong>2010</strong> Pensioengerechtigden<br />

W.F. de Graaf Pensioengerechtigden<br />

Drs. M. van 't Riet tot 1 september <strong>2010</strong> Pensioengerechtigden<br />

Adviseurs<br />

N.W. Dijkhuizen Secretaris<br />

R.H. Sprenkels AAG<br />

6


In het verslagjaar trad de heer Van ’t Riet vanwege ziekte terug als bestuurslid. Als vervanger werd de<br />

heer Buwalda benoemd. Eind <strong>2010</strong> is de heer Van 't Riet overleden. Het Bestuur spreekt hierbij zijn grote<br />

waardering uit voor zijn inzet ten behoeve van de deelnemers en pensioengerechtigden.<br />

Interne beheersing<br />

Het Bestuur heeft onder andere de volgende maatregelen getroffen:<br />

- de adviserende actuaris is aanwezig in iedere bestuursvergadering;<br />

- de certificerende actuaris is zo vaak aanwezig als nodig wordt geacht, doch in ieder geval bij de<br />

bespreking van het jaarverslag met de Financiële Commissie;<br />

- de accountant is zo vaak aanwezig als nodig wordt geacht, doch in ieder geval bij de bespreking<br />

van het jaarverslag met de Financiële Commissie;<br />

- er is beleid met betrekking tot de integriteit;<br />

- bestuursleden, secretaris, leden van de Beleggingscommissie en werknemers dienen (jaarlijks) een<br />

gedragscode te ondertekenen, ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en<br />

oneigenlijk gebruik van de bij <strong>PFP</strong> aanwezige informatie;<br />

- er is een klokkenluidersregeling van toepassing;<br />

- er is beleid met betrekking tot maatschappelijk verantwoord beleggen;<br />

- er is een incidentenregeling van toepassing;<br />

- de administrateur is aanwezig in iedere bestuursvergadering; hij rapporteert per kwartaal over de<br />

uitvoering. Langs deze weg ziet het Bestuur toe op een professionele uitvoering;<br />

- er is een deskundigheidsplan en een deskundigheidsmatrix;<br />

- de compliance-functie is opgedragen aan het Nederlands Compliance Instituut (NCI);<br />

- het Bestuur evalueert regelmatig zijn eigen functioneren.<br />

Bestuurscommissies<br />

Voor de behandeling van onderwerpen waarvoor specieke kennis en/of ervaring is vereist, heeft het<br />

Bestuur een Financiële Commissie en een Beleggingscommissie ingesteld waar bestuursleden zitting in<br />

hebben. Voor elke commissie is een reglement opgesteld.<br />

Financiële Commissie<br />

De Financiële Commissie bestaat uit drie bestuursleden: één werkgeverslid, één werknemerslid en één lid<br />

namens de pensioengerechtigden. De commissie wordt bijgestaan door de secretaris.<br />

De commissie adviseert het Bestuur over de financiële aspecten van beleidsplannen, de<br />

kwartaalrapporten en het jaarverslag.<br />

Tot de aandachtsgebieden van de commissie behoren voorts:<br />

- de werking van de interne risicobeheersings- en controlesystemen;<br />

- de financiële informatieverschaffing;<br />

- naleving van aanbevelingen van de externe accountant en actuaris;<br />

- toetsing van de externe accountant en actuaris, in het bijzonder hun onafhankelijkheid;<br />

- de Service Level Agreement afgesloten met PBO-Dienstverlening (<strong>PBOD</strong>);<br />

- de Service Level Agreement afgesloten met Mn-Services.<br />

De Financiële Commissie vergaderde in het boekjaar 3 keer. De Financiële Commissie bestaat uit de<br />

volgende leden:<br />

Lid namens:<br />

Mr. Dr. F. Beekman Voorzitter Werkgevers<br />

L. Hospers Werknemers<br />

Drs. M. van 't Riet tot 1 september <strong>2010</strong> Pensioengerechtigden<br />

J.P. Buwalda vanaf 1 december <strong>2010</strong> Pensioengerechtigden<br />

Adviseur<br />

N.W. Dijkhuizen Secretaris<br />

7


Beleggingscommissie<br />

De Beleggingscommissie bestaat uit drie bestuursleden: één werkgeverslid, één werknemerslid en één lid<br />

namens de pensioengerechtigden. De commissie wordt bijgestaan door de secretaris en een externe<br />

beleggingsdeskundige. De Beleggingscommissie adviseert het Bestuur over het te voeren<br />

beleggingsbeleid en ziet toe op de uitvoering daarvan door de fiduciaire vermogensbeheerder. De<br />

commissie vergadert vier tot zes keer per jaar.<br />

De Beleggingscommissie vergaderde in het boekjaar 7 keer. De Beleggingscommissie bestaat uit de<br />

volgende leden:<br />

Lid namens:<br />

Drs. M. Elema Werkgevers<br />

P. van der Graaf RE RA Werknemers<br />

W.F. de Graaf Pensioengerechtigden<br />

Adviseurs<br />

N.W. Dijkhuizen Secretaris<br />

Drs. J. Koolstra, Mercer IC tot 1 januari 2011<br />

Fiduciair Vermogensbeheerder Mn-Services<br />

Mn-Services is sinds 1 november 2008 aangesteld als Fiduciaire Vermogensbeheerder. De kwaliteit van de<br />

dienstverlening wordt jaarlijks door het Bestuur getoetst ten opzichte van de overeenkomsten en de SLA.<br />

Accountant, actuaris, juridische ondersteuning<br />

Accountant PricewaterhousCoopers Accountants N.V.<br />

Actuariële berekeningen Ir. M.W. Heemskerk AAG,<br />

verbonden b d aan Mercer M (Nederland) (N d l d) B.V. B V<br />

Adviserend actuaris R.H. Sprenkels AAG,<br />

verbonden aan Sprenkels & Verschuren B.V.<br />

Certificerend actuaris Drs. W. Brugman AAG,<br />

verbonden aan Mercer Certificering B.V.<br />

Juridisch adviseur Mercer (Nederland) B.V.<br />

Intern toezicht<br />

Het bestuur heeft een drietal onafhankelijke externe deskundigen benoemd als leden van de<br />

visitatiecommissie van het fonds. De visitatiecommissie is belast met het interne toezicht op het bestuur<br />

van het fonds. Dit interne toezicht omvat het beoordelen van beleids-, bestuursprocedures,<br />

bestuursprocessen en de "checks and balances" binnen het fonds, van de wijze waarop het fonds wordt<br />

aangestuurd en van de wijze waarop door het bestuur wordt omgegaan met de risico's op de langere<br />

termijn.<br />

Eenmaal per drie jaar rapporteert de visitatiecommissie aan het bestuur over het interne toezicht. In het<br />

jaarverslag worden de bevindingen van de visitatiecommissie vermeld. De visitatiecommissie heeft in<br />

2009 haar eerste rapportage uitgebracht.<br />

De visitatiecommissie bestaat uit de volgende leden:<br />

Drs. P. Dirks Voorzitter<br />

Prof. Dr. J. Koelewijn<br />

Mw. H.C.M. Vedder-Wubben AAG<br />

Gedragscode<br />

Voor het Bestuur, de Beleggingscommissie, de externe beleggingsadviseurs en het personeel in dienst<br />

van <strong>PFP</strong> is een gedragscode opgesteld ter voorkoming van belangenconflicten en van misbruik en<br />

oneigenlijk gebruik van de bij <strong>PFP</strong> aanwezige informatie.<br />

Als externe compliance officer is het Nederlands Compliance Instituut B.V. aangesteld.<br />

8


Deskundigheid(sbevordering)<br />

<strong>PFP</strong> beschikt met betrekking tot het Bestuur over een deskundigheidsplan zoals bedoeld in het bepaalde<br />

bij en krachtens artikel 105 Pensioenwet.<br />

Communicatiebeleid<br />

<strong>PFP</strong> stelt zich ten doel op een duidelijke en begrijpelijke wijze voorlichting te geven aan (gewezen)<br />

deelnemers, pensioengerechtigden en werkgevers over pensioenresultaten, de pensioenregeling(en), het<br />

fonds zelf en relevante veranderingen. De communicatie van <strong>PFP</strong> voldoet tenminste aan de eisen die door<br />

of krachtens de Pensioenwet daaraan worden gesteld.<br />

Ter uitvoering van deze doelstelling hanteert <strong>PFP</strong> een aantal communicatiemiddelen:<br />

- website (www.pfp.pbod.nl) met het laatste nieuws over onder andere de pensioenregeling en<br />

dekkingsgraad;<br />

- brochures;<br />

- Uniform PensioenOverzicht (UPO);<br />

- presentaties bij de werkgever voor de deelnemers;<br />

- pensioenbulletin.<br />

Toezichthouder<br />

Gelet op artikel 96 Pensioenwet kan nog worden vermeld dat in <strong>2010</strong> door de Toezichthouder geen<br />

dwangsommen of boetes zijn opgelegd, er geen aanwijzigingen zijn gegeven of een restrictie is opgelegd.<br />

Evenmin was sprake van een benoeming van een bewindvoerder.<br />

Herverzekeringen<br />

Het risico herverzekering contract is afgesloten bij Zwitserleven.<br />

9


1. Financiële informatie<br />

(Bedragen x 1.000)<br />

Resultaat<br />

Het resultaat van het pensioenfonds toonde in <strong>2010</strong> een negatief saldo van € 11.346 (2009: positief<br />

saldo van € 41.309).<br />

De marktwaardeverschillen van de beleggingen (het beleggingsresultaat) en de marktwaardeverschillen<br />

van de pensioenverplichtingen als gevolg van de mutatie van de rentetermijnstructuur zijn de twee<br />

belangrijkste posten.<br />

Het beleggingsresultaat bedroeg in <strong>2010</strong> € 30.350 positief (2009: € 60.060 positief). De wijziging van de<br />

rentetermijnstructuur (RTS) veroorzaakte een toename van de waarde van de verplichtingen in <strong>2010</strong> met<br />

€ 27.544 (2009: daling van € 9.349).<br />

Per 31 december 2009 werd de technische voorziening verhoogd met 4,7%. Aanleiding hiervoor was de<br />

door het CBS waargenomen recente toename van de levensverwachting (sterftetrend). Hierdoor steeg de<br />

voorziening in 2009 met € 14.216. In <strong>2010</strong> bleek uit nieuwe berekeningen door het Actuarieel<br />

Genootschap dat deze aanpassing onvoldoende was. Dit leidde tot een verdere verhoging van de<br />

technische voorziening met 1% zijnde € 2.919. De dekkingsgraad nam hierdoor af met 1,3%.<br />

De toename van de levensverwachtingen zorgden in 2009 en <strong>2010</strong> voor een stijging van de technische<br />

voorziening met 5,7% ofwel € 17.134 en een daling van de dekkingsgraad met 7,4%.<br />

De voorgaande ontwikkelingen hebben ertoe geleid dat de dekkingsgraad ultimo <strong>2010</strong> 124,7% (2009;<br />

130,8%) bedraagt.<br />

Het vereist eigen vermogen volgens de normen van DNB bedraagt 111,8% (2009; 113,2%).<br />

Dekkingsgraad<br />

De technische voorzieningen zijn de contante waarde van alle pensioenrechten en aanspraken van de<br />

(gewezen) deelnemers en gepensioneerden, inclusief de toegezegde toeslag per 1 januari van het nieuwe<br />

boekjaar boekjaar, op basis van het vigerende pensioenreglement pensioenreglement. Bij de berekening van de contante waarde is de<br />

rentetermijnstructuur ultimo boekjaar gehanteerd, zoals vastgesteld door DNB, evenals de overige<br />

actuariële grondslagen en veronderstellingen, waaronder de sterftetrend. Hierbij is rekening gehouden<br />

met de recente AG Prognosetafels <strong>2010</strong>-2060, startjaar 2011.<br />

Het Minimaal Vereist Vermogen is gelijk aan de technische voorziening inclusief de sterftetrend, verhoogd<br />

met een opslag voor algemene risico's. Dit Minimaal Vereist Vermogen bedraagt 104,1%.<br />

Het Vereist Vermogen is gelijk aan de technische voorziening op marktwaarde inclusief sterftetrend en<br />

verhoogd met een opslag. Deze opslag dient zodanig te worden vastgesteld dat de kans dat het<br />

pensioenfonds in een periode van 1 jaar wordt geconfronteerd met een zodanige daling van de<br />

dekkingsgraad dat het vermogen daalt tot onder de technische voorziening kleiner of gelijk is aan 2,5%.<br />

Voor de vaststelling van deze opslag is door DNB een standaardtoets ontwikkeld: de zogenaamde Stoets.<br />

De onderliggende risicofactoren worden aangeduid met S1 tot en met S6. Vooral het renterisico en<br />

het zakelijke-waardenrisico bepalen de uitkomst van deze toets.<br />

Buffer (x € 1.000) Buffer in % van de VPV<br />

Risico <strong>2010</strong> 2009 <strong>2010</strong> 2009<br />

S1: Rente 21.286 24.468 6,1% 7,7%<br />

S2: Zakelijke waarden 22.732 21.181 6,5% 6,7%<br />

S3: Valuta 5.280 4.658 1,5% 1,5%<br />

S4: Commodity 6.864 3.566 2,0% 1,1%<br />

S5: Krediet 8.058 7.651 2,3% 2,5%<br />

S6: Verzekeringtechnisch 9.946 9.385 2,9% 3,0%<br />

Subtotaal voor diversificatie-effect 74.166 70.909 21,3% 22,5%<br />

Diversificatie-effect - 33.026 - 29.116 -9,5% -9,2%<br />

Stand einde boekjaar 41.140 41.793 11,8% 13,3%<br />

Het Vereiste Eigen Vermogen bedraagt ultimo verslagjaar € 41.140 (2009: € 41.793), dat is 11,8% van de<br />

technische voorziening € 348.607 (2009: 13,3% van € 316.694).<br />

10


Toereikendheid<br />

De dekkingsgraad nam in het verslagjaar af tot 124,7% (2009; 130,8%).<br />

Het op basis van het FTK gedefinieerd Minimaal Vereist Vermogen voor nominale pensioenaanspraken<br />

(104,1%) was ultimo boekjaar aanwezig. Het Vereist Vermogen (111,8%) was hiermee ultimo vorig<br />

boekjaar eveneens aanwezig.<br />

De ontwikkeling van de dekkingsgraad blijkt uit deze grafiek.<br />

190<br />

180<br />

170<br />

160<br />

150<br />

140<br />

130<br />

120<br />

110<br />

100<br />

90<br />

2006 2007 2008 2009 <strong>2010</strong><br />

Gemiddeld pensioenfonds<br />

<strong>PFP</strong>‐Minimaal vereist<br />

<strong>PFP</strong>‐Stand<br />

<strong>PFP</strong>‐Vereist<br />

Beleidskader<br />

Het Bestuur streeft op grond van de ALM-studie <strong>2010</strong> een extra rendement na tussen de 1 en 1,5%; en<br />

heeft daarbij een Risicobudget vastgesteld tussen de 6 en 10%. Het beleidskader met betrekking tot het<br />

Premie- en Toeslagbeleid is onderstaand aangegeven.<br />

-<br />

-<br />

Marktwaarde<br />

Premie<br />

als % PG<br />

dekkingsgraad pensioenin<br />

% grondslag<br />

185% of meer 0%<br />

155 - 185% 12%<br />

135 - 155% 21%<br />

130 - 135% 28%<br />

120 - 130% 28%<br />

105 - 120% 32%<br />

Minder dan 105%<br />

32%<br />

Toeslagen<br />

op ingegane<br />

pensioenen en<br />

slapersrechten<br />

(prijsindex)<br />

100% + inhaal<br />

100% + inhaal<br />

100% + inhaal<br />

100%<br />

Lineair 60 - 100%<br />

Lineair 0 - 60%<br />

0%<br />

Stapsgewijze jaarlijkse premie aanpassing van 3% naar kaderniveau.<br />

Toeslagen op<br />

aanspraken<br />

deelnemers<br />

(loonindex)<br />

100% + inhaal<br />

100% + inhaal<br />

100% + inhaal<br />

100% + inhaal<br />

100% + inhaal<br />

100%<br />

0%<br />

Wanneer het niveau van 32% niet kostendekkend mocht zijn, wordt de kostendekkende premie geheven,<br />

rekening houdend met de maximale jaarlijkse stapsgewijze aanpassing.<br />

- Als de dekkingsgraad lager is dan 105%, wordt er naast de normale premie een herstelpremie geheven van 5%<br />

van de salarissom.<br />

- Voor de ingegane pensioenen en slapersrechten geldt dat vanaf een dekkingsgraad van 105% de indexering<br />

tenminste gelijk is aan de prijsontwikkeling bij een prijsindextoename van minder dan 1%. Bij een<br />

prijsindextoename van 1% of meer is deze tenminste gelijk aan 1%.<br />

Telkenjare tegen het einde van het jaar beslist het bestuur over de hoogte van de premie voor het<br />

nieuwe jaar, de hoogte van de indexatie voor het nieuwe jaar en het risicobudget voor het<br />

beleggingsbeleid. Bij deze beslissingen wordt de beleidskeuzematrix door het bestuur als leidraad<br />

gehanteerd bij de ter zake te nemen besluiten. Het bestuur kan afwijken van deze beleidskeuzematrix.<br />

11


2. Risico's<br />

Risico- en beheersingsbeleid<br />

De verantwoordelijkheden van het fonds zijn vormgegeven in het premie-, toeslag- en beleggingsbeleid.<br />

Het bestuur heeft dit beleid verwoord in de ABTN. De keuzes die ten aanzien van dit beleid gemaakt zijn<br />

nemen onvermijdelijk risico’s met zich mee. Daarnaast zijn er risico’s die samenhangen met de uitvoering<br />

van dit beleid. Naar aanleiding van de ALM-studie eind <strong>2010</strong> is het beleidskader aangepast.<br />

In <strong>2010</strong> is het bestuur aangevangen met een uitgebreide en gedetailleerde inventarisatie van de<br />

verschillende risico’s Daarbij is de FIRM-beschrijving van DNB als uitgangspunt gehanteerd. Bij deze<br />

inventarisatie worden de partijen aan wie door het bestuur taken zijn uitbesteed nauw betrokken. Het<br />

bestuur wil in 2011 dit project afronden en vervolgens bewerkstelligen dat er sprake is van een continue<br />

proces van risico-beheersing.<br />

Solvabiliteitsrisico<br />

<strong>PFP</strong> wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met<br />

risico’s. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor<br />

het realiseren van deze doelstelling wordt gestreefd naar een toereikende solvabiliteit op basis van de<br />

marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds betreft het<br />

solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende middelen ter<br />

dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op basis van algemeen<br />

geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder worden opgelegd. De<br />

solvabiliteit wordt weergegeven door middel van de dekkingsgraad: de marktwaarde van het aanwezige<br />

vermogen uitgedrukt in de marktwaarde van de pensioenverplichtingen. Het solvabiliteitsrisico is in feite<br />

de combinatie van beleggings- en verzekeringstechnische risico’s.<br />

Algemene leidraad voor het uitvoeren van beheerstaken is risicomijdend operationeel management.<br />

Onderstaand worden enige risico's genoemd waar het bestuur aandacht aan besteedt:<br />

- beleggingsrisico's;<br />

- verzekeringstechnische risico's;<br />

- niet-financiële risico's.<br />

Beleggingsrisico's<br />

Ter beheersing van het beleggingsrisico is door het Bestuur een Verklaring beleggingsbeginselen<br />

opgesteld. Deze Verklaring geeft richtlijnen aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid moet<br />

plaatsvinden. Daarnaast wordt jaarlijks een Uitvoeringsplan Beleggingen vastgesteld.<br />

Belangrijke beleggingsrisico’s zijn het prijs- en kredietrisico.<br />

- a. Prijsrisico<br />

Prijsrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en marktrisico. De beleggingsdoelstellingen bepalen<br />

de strategie die <strong>PFP</strong> volgt ten aanzien van het beleggingsrisico. In de dagelijkse praktijk ziet de<br />

Beleggingscommissie toe op het prijsrisico conform de binnen <strong>PFP</strong> aanwezige beleidskaders en de<br />

beleggingsrichtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het Bestuur.<br />

- a.1 Renterisico<br />

Renterisico is het risico dat optreedt bij wijzigingen in de beleggingen als gevolg van de wijziging van de<br />

marktrente. <strong>PFP</strong> is gevoelig voor wijzigingen van de marktrente omdat de duration van de beleggingen en<br />

die van de (pensioen)verplichtingen niet gelijk zijn. Bij de bepaling van het beleggingsbeleid weegt het<br />

Bestuur zorgvuldig de voordelen (meer zekerheid) en de nadelen (kans op minder rendement) van meer<br />

of minder duration matching af ten opzichte van de alternatieve strategieën.<br />

In 2008 werd overgestapt naar Fiduciair Vermogensbeheer. Kenmerkend voor het risicoprofiel is een<br />

(gedeeltelijke) afdekking van het inflatierisico door middel van Inflatie-Gekoppelde-Obligaties. Deze<br />

obligaties betreffen Europese Staatsobligaties met een gemiddelde looptijd van 11 jaar. Hierdoor ontstaat<br />

ook enige durationmatching. De lage rente was voor het bestuur aanleiding niet over te gaan op volledige<br />

durationmatching. De keuze voor afdekking van het inflatierisico geeft in de verantwoording volgens het<br />

FTK enige spanning. Het FTK-model toetst op nominale risico's, terwijl het fonds ook toetst op reële<br />

risico’s.<br />

12


- a.2 Valutarisico<br />

De beleggingen in aandelen, onroerend goed en alternatieve beleggingen in vreemde valuta’s worden<br />

(nagenoeg) volledig afgedekt.<br />

- a.3 Marktrisico<br />

Marktrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die<br />

samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren)<br />

waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het<br />

beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij<br />

waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Spreiding binnen de<br />

portefeuille (diversificatie) kan het marktrisico dempen. De beleggingsportefeuille van het pensioenfonds<br />

kent bij ieder van de drie belangrijkste beleggingscategorieën (aandelen, vastgoed en obligaties) een zeer<br />

brede spreiding over de verschillende belangrijkste regio's, doordat belegd wordt in regionale funds. Deze<br />

funds weerspiegelen, met een gelimiteerde risicomarge, het verloop van de onderliggende regionale<br />

beurzen (Europa, Verenigde Staten, Azië en de Opkomende Markten). Ook de beleggingen in hedgefunds<br />

en private equity vinden plaats via regionaal gespreide fund of funds.<br />

- b. Kredietrisico<br />

Kredietrisico dat wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin <strong>PFP</strong> actief is, wordt op<br />

dagbasis beheerd door de deskundigen van de Fiduciaire Vermogensbeheerder. Daarbij gelden strenge<br />

restricties en wordt veelvuldig onderpand geëist. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van verschillende<br />

tegenpartijen met een goede reputatie waardoor dit risico beperkt wordt. Ook hier geldt de kanttekening<br />

dat, ondanks de genomen maatregelen, het tegenpartijrisico tijdens een periode waarin sprake is van een<br />

systeemcrash, ook bij voorheen als solvabel geachte tegenpartijen, zich toch kan voordoen.<br />

Verzekeringstechnische risico's<br />

De pensioenverplichtingen kunnen in de tijd worden weergegeven door middel van een schatting van de<br />

toekomstig uitgaande kasstromen. De verzekeringstechnische risico’s uiten zich in:<br />

- Toeslagresultaten; wanneer het gevoerde toeslagbeleid afwijkt van de aannamen en/of loon- en<br />

prijsstijgingen c.q. de franchiseontwikkeling wijken af van de aannamen.<br />

- Verzekeringstechnische resultaten; indien de relevante aannamen en veronderstellingen niet<br />

overeenstemmen met de werkelijkheid. Hierbij kan onder meer gedacht worden aan het periodiek<br />

aanpassen van de levensverwachtingen van de deelnemers (het langlevenrisico). Met name de<br />

toename van de levensverwachtingen is een belangrijk aspect van dit risico.<br />

Overige relevante verzekeringstechnische risico's zijn het overlijdens- en het<br />

arbeidsongeschiktheidsrisico.<br />

- Premieresultaten; indien de premie niet gelijk is aan de marktwaarde van de kasstromen die<br />

voortvloeien uit de nieuwe pensioentoezeggingen.<br />

Niet-financiële risico's<br />

Twee belangrijke niet-financiële risico's zijn het operationele risico en het systeemrisico.<br />

Operationele risico's<br />

Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van de pensioen- en beleggingsactiviteiten,<br />

als gevolg van niet afdoende of falende interne processen, menselijk gedrag en systemen of als gevolg<br />

van externe gebeurtenissen.<br />

Het pensioenfonds heeft de uitvoering van de pensioen- en financiële administratie opgedragen aan<br />

<strong>PBOD</strong>, met wie voortdurend afstemming plaatsvindt over deze risico’s.<br />

Vermogensbeheer<br />

<strong>PFP</strong> heeft het vermogensbeheer opgedragen aan Mn-Services, een grote professionele Nederlandse<br />

vermogensbeheerder.<br />

In 2009 is de organisatie voor wat betreft het Risicobeheer aangepast. Met betrekking tot de<br />

risicobeheersing maakt Mn-Services gebruik van de afdelingen: Operational Risk Management, Risk<br />

Control, Operational Risk Management en Investment Risk Management.<br />

13


Samenvattend zijn de volgende zes uitgangspunten geformuleerd:<br />

1.<br />

2.<br />

3.<br />

4.<br />

5.<br />

6.<br />

invulling geven aan het mandaat tegen aanvaardbare risico’s door hoge professionele standaarden;<br />

het beheersen van operationele risico’s op basis van helder verdeelde taken en<br />

verantwoordelijkheden (accountability & functiescheiding);<br />

voldoen aan wet- en regelgeving en interne regelgeving (rule & principle);<br />

risicobewuste cultuur die vertrouwen en betrouwbaarheid stimuleert;<br />

onafhankelijkheid en goede kwaliteit van de risicomanagementfunctie; en<br />

coördinatie en samenwerking tussen risicomanagementdisciplines.<br />

Mn-Services legt jaarlijks verantwoording af door middel van een SAS-70 II verklaring.<br />

Administratie<br />

Het pensioenfonds heeft feitelijk alle administratieve uitvoeringswerkzaamheden opgedragen aan <strong>PBOD</strong>.<br />

Het risico dat <strong>PBOD</strong> tekortschiet wordt gemitigeerd doordat het bestuur van het pensioenfonds<br />

vertegenwoordigd is in het bestuur van de uitvoerder <strong>PBOD</strong>. Dit stelt het bestuur in staat de kwaliteit van<br />

de uitvoering aan te laten sturen en zonodig corrigerende maatregelen te laten nemen.<br />

<strong>PBOD</strong> heeft besloten zich zoveel mogelijk te richten op haar kerntaken te weten de uitvoering van de<br />

arbeidsvoorwaarden in de PBO-sector. Dit houdt in dat veel processen uitbesteed zijn. In 2006 werd<br />

besloten gebruik te maken van een externe juridische adviseur, naast de externe accountant en actuaris.<br />

In 2007 werd de automatiseringsomgeving van <strong>PBOD</strong> drastisch gewijzigd. Alle voor het pensioenfonds<br />

belangrijke software draait, onder supervisie van de softwareleverancier, bij daartoe gespecialiseerde<br />

application-service-providers. Hierdoor wordt de beschikbaarheid, beveiliging en back-up verzorgd door<br />

professionele partijen. Ook de servers voor het interne netwerk worden inmiddels door een professionele<br />

partij verzorgd. <strong>PBOD</strong> ziet toe op de kwaliteit van de uitvoering van de overeengekomen taken door<br />

bedoelde externe partijen. <strong>PBOD</strong> levert hiertoe kwartaalrapportages.<br />

Systeemrisico<br />

Systeemrisico is het risico dat het mondiale financiële systeem en de internationale markten niet langer<br />

naar behoren functioneren, waardoor beleggingen van <strong>PFP</strong> niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan<br />

niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor alle andere marktpartijen is dit risico voor <strong>PFP</strong><br />

niet beheersbaar. Dat dit risico bestaat is in 2008 pijnlijk duidelijk geworden.<br />

Voor een nadere toelichting op de risico’s en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar Risicobeheer en<br />

derivaten in de jaarrekening.<br />

14


3. Informatie over de verwachte gang van zaken<br />

Beleidsmatige aspecten<br />

In 2011 zal ongetwijfeld veel aandacht uitgaan naar de tot standkoming van het Pensioenakkoord en de<br />

gevolgen daarvan op de bestaande pensioenrechten en aanspraken alsmede de huidige<br />

pensioenregelingen van de Productschappen. Het Bestuur sluit ingrijpende veranderingen niet uit. Mede<br />

in het licht van deze veranderingen en de toekomstverwachtingen voor de aangesloten instellingen (de<br />

Productschappen) zal het Bestuur ook aandacht geven aan de positie van het fonds als uitvoerder.<br />

Het Bestuur is voornemens de inventarisatie van de risico’s, volgens het FIRM-model van DNB, af te<br />

ronden. Het Bestuur zal stelselmatig aandacht blijven besteden aan zijn eigen deskundigheid.<br />

Communicatie<br />

Inmiddels heeft de AFM ingezien dat het Toeslaglabel in veel gevallen tot onduidelijke informatie leidt en<br />

heeft de verplichte hantering daarvan ingetrokken. Het Bestuur heeft besloten om het Toeslaglabel te<br />

laten vervallen. Eén van de redenen is het feit dat bij <strong>PFP</strong> de toeslagverlening aan de deelnemers<br />

(loonindex ) anders is dan de toeslagverlening aan de pensioengerechtigden en gewezen deelnemers<br />

(consumentenprijsindex).<br />

Het Uniforme Pensioen Overzicht (UPO) wordt regelmatig aangepast aan nieuwe voorgeschreven<br />

standaarden. Gewerkt wordt aan het archiveren van de UPO in het persoonlijke pensioenportal dat naar<br />

verwachting in 2011 beschikbaar zal zijn voor alle actieve deelnemers.<br />

De deelname aan het Pensioenregister is eind <strong>2010</strong> gerealiseerd en is in 2011 in gebruik genomen.<br />

Het Bestuur heeft het voornemen om in 2011 twee keer een Pensioenbulletin uit te geven.<br />

Fiduciaire Vermogensbeheer<br />

De Fiduciaire Vermogensbeheerder wordt jaarlijks geëvalueerd. Ook zal systematisch aandacht worden<br />

besteed aan de positionering van de beleggingsportefeuille in een omgeving die veel volatieler is<br />

geworden en waar, meer nog dan in het verleden, grote onzekerheden bestaan over de macroeconomische<br />

ontwikkelingen. Bepalend voor de ontwikkeling van de dekkingsgraad zal zijn of de<br />

economie te maken krijgt met inflatie of deflatie.<br />

15


4. Bestuursaangelegenheden<br />

Bestuursbeleid<br />

Het Bestuur van het fonds heeft het afgelopen jaar negen keer vergaderd. Naast de jaarlijks<br />

terugkerende onderwerpen premie-, indexatie en beleggingsbeleid kwamen onder andere de toename<br />

van de levensverwachtingen, het Beperkt Onderzoek door DNB en de ALM-studie aan de orde.<br />

Het herstel van de dekkingsgraad in 2009 naar 130,8% gaf het Bestuur in 2009 aanleiding de afname<br />

van de premiekorting, zoals opgenomen in het beleidskader, vast te stellen op 3%. Dat betekende dat de<br />

te betalen premie steeg van 12% in 2009 naar 15% in <strong>2010</strong>. In <strong>2010</strong> echter daalde de dekkingsgraad,<br />

met name als gevolg van de dalende rente en de kosten van de toename van de levensverwachtingen,<br />

naar 124,7%. Deze daling, ook gelet op de onzekerheden over de economische ontwikkelingen en de<br />

verwachtingen over de toekomstige rendementen leidde er toe dat het Bestuur eind <strong>2010</strong> besloot de<br />

afname van de premiekorting, dit in afwijking van het beleidskader, vast te stellen op 6%. De te betalen<br />

premie stijgt daardoor van 15% in <strong>2010</strong> naar 21% in 2011.<br />

In afwijking van het beleidskader besloot het Bestuur om de toeslagverlening aan de<br />

pensioengerechtigden en de gewezen deelnemers niet te korten doch volledig toe te kennen, dit gelet op<br />

de relatief bescheiden omvang van de toeslagverlening en de daarmee overeenkomende relatief<br />

bescheiden financiële gevolgen voor de dekkingsgraad.<br />

Voor de toeslagverlening aan de actieve deelnemers geldt dat in het reglement is opgenomen dat de<br />

kosten van deze toeslagverlening worden verwerkt in de kostendekkende premie. Indien de<br />

dekkingsgraad 105% of hoger is, wordt de toeslag aan de actieve deelnemers toegekend.<br />

De in 2009 besloten (beperkte) wijzigingen van de pensioenreglementen werd in begin <strong>2010</strong><br />

geïmplementeerd. Veel aandacht is besteed aan de financiële ontwikkelingen in <strong>2010</strong> en de invloed<br />

daarvan op de beleggingsportefeuille. Met Mn-Services vond regelmatig overleg plaats, meestal via de<br />

Beleggingscommissie maar ook via het Bestuur, als de omstandigheden daartoe aanleiding gaven.<br />

Zo werd besloten tot verkoop van alle staatsobligaties van Spanje en Italië. De positie in Griekse<br />

obligaties werd aangehouden in de aanname dat de ondergane forse afwaardering voldoende zou blijken.<br />

Wel werd deze positie overgebracht van de matchingportefeuille naar de returnportefeuille.<br />

Daarbij is steeds overlegd met de Raad van Toezicht, onder andere door middel van<br />

overlegvergaderingen en ook door middel van een dialoog, zoals de motivering van het Bestuur<br />

betreffende de besluitvorming over het premie- en toeslagenbeleid. Per saldo adviseerde de Raad van<br />

Toezicht positief over alle relevante besluiten van het Bestuur.<br />

Het Bestuur besloot onder meer tot het volgende:<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

een aangepast risicobudget op basis van de ALM-studie en het Beleggingsplan 2011;<br />

een verdere verhoging van de technische voorziening met 1% naar aanleiding van het advies van<br />

het AG betreffende de toename van de levensverwachtingen;<br />

de doorsneepremie 2011 bedraagt 32% (<strong>2010</strong>: 32%)<br />

de premieheffing in 2011 wordt, gelet op de ontwikkeling van de financiële positie, verhoogd van<br />

15% naar 21%. De sector moet rekening houden met een verdere toename van de te betalen<br />

premie;<br />

de toeslag per 1 januari 2011 voor de actieven is 1,40% (<strong>2010</strong>: 1,21%), gelijk aan de stijging van<br />

de PBO-loonindex;<br />

de toeslag per 1 januari 2011 voor de pensioengerechtigden en slapers is 1,57% (<strong>2010</strong>: 0,71%),<br />

gelijk aan de stijging van de consumentenprijsindex;<br />

de franchisebedragen zijn voor 2011 vastgesteld op:<br />

- nieuwe deelnemers € 12.651<br />

- geboortejaar 1957 en eerder € 14.916<br />

- geboortejaar 1958 t/m 1967 € 13.784<br />

- geboortejaar 1968 en later € 12.651<br />

DNB<br />

In <strong>2010</strong> voerde DNB een zogenaamd Beperkt Onderzoek uit. De nadruk van dit onderzoek lag op het<br />

besluitvormingsproces en de governance rondom het beleggingsbeleid; ook enige andere onderwerpen<br />

kwamen aan de orde. DNB vroeg en ontving de notulen van alle vergaderingen in 2009 en <strong>2010</strong> van het<br />

Bestuur, de Raad van Toezicht en de Beleggingscommissie. Daarnaast werd ten kantore van <strong>PBOD</strong> nader<br />

onderzoek gedaan naar de fondsdocumenten en werden interviews gehouden met enige leden van de<br />

Raad en het Bestuur, de Secretaris, de directeur van <strong>PBOD</strong>, de vermogensbeheerder, de actuaris en de<br />

accountant. Afsluitend vond een gesprek met een bestuursdelegatie plaats waarin DNB de conclusies van<br />

het onderzoek aan de orde stelde.<br />

16


In de betreffende DNB-brief wordt gemeld:<br />

‘In het algemeen merken wij op dat de conclusie bij het onderzoek is dat er op dit moment geen sprake<br />

is van significante tekortkomingen in de bedrijfsvoering en aandachtspunten die directe inspanningen<br />

van het Bestuur vergen.’<br />

Wel werden enige opmerkingen met verzoek tot nadere toelichting geplaatst over de noodzakelijkheid om<br />

voldoende deskundigheid en kritisch vermogen aan te wenden om in control te blijven ten opzichte van<br />

de fiduciaire vermogensbeheerder. Daarnaast werd aandacht gevraagd voor het risicomanagement in<br />

brede zin. Over enige meer technische aangelegenheden met betrekking tot berekeningen van de S-toets<br />

werden vragen gesteld.<br />

DNB heeft inmiddels aangegeven dat de beantwoording en de reacties van de zijde van het Bestuur geen<br />

aanleiding geven tot verder opmerkingen.<br />

Reglementen en Statuten<br />

Aanpassingen in de relevante wetgeving en enige opmerkingen van DNB en de Visitatiecommissie gaven<br />

aanleiding de pensioenreglementen en de statuten aan te passen. Deze aanpassingen zijn in <strong>2010</strong><br />

geëffectueerd.<br />

Naar de mening van DNB was artikel 18 van het pensioenreglement in strijd met de Pensioenwet. In dit<br />

artikel wordt onder andere geregeld dat het jaarlijks verlenen van toeslagen aan de actieve deelnemers<br />

onvoorwaardelijk is, mits de dekkingsgraad 105% of hoger is. DNB constateerde hierin een<br />

onoverkomelijke tegenstelling. Deze opmerking was aanleiding voor de besturen van zowel <strong>PFP</strong> als PSB<br />

om de CAO-partijen te informeren dat, onder instandhouding van de bedoeling van dat artikel, een<br />

tekstwijziging noodzakelijk was. Artikel 18 is zodanig aangepast dat het jaarlijks verlenen van toeslagen<br />

aan actieven voorwaardelijk is en toegepast wordt als de dekkingsgraad 105% of hoger is.<br />

Raad van Toezicht<br />

De Raad heeft kennis genomen van alle besluiten en heeft inzage in alle vergaderstukken van het<br />

Bestuur. Op basis van de bepalingen in de Pensioenwet geeft de Raad adviezen en instemmingen over<br />

alle zaken die een Deelnemersraad en/of een Verantwoordingsorgaan aangaan. Het Bestuur houdt<br />

rekening met deze adviezen en instemmingen.<br />

De Raad van Toezicht kwam in het boekjaar 2 keer bijeen, waarbij het Bestuur steeds aanwezig was.<br />

Belangrijkste onderwerpen van overleg en advisering waren uiteraard de vaststelling van het premie-,<br />

toeslag- en beleggingsbeleid eind <strong>2010</strong>. Het Bestuur hield bij de definitieve besluitvorming rekening met<br />

het overleg en de advisering van de Raad.<br />

De Raad van Toezicht heeft verder kennis genomen van de opvattingen van DNB.<br />

Klachten en Geschillen<br />

Het Bestuur heeft een Klachten- en Geschillenreglement vastgesteld. Indien een geschil ontstaat tussen<br />

het pensioenfonds en een belanghebbende bij het pensioenfonds, dient de belanghebbende zich te<br />

wenden tot de administrateur (<strong>PBOD</strong>) van het pensioenfonds. Indien de administrateur en de<br />

belanghebbende niet tot een oplossing van de klacht/het geschil komen, kan de belanghebbende zich<br />

wenden tot het bestuur. Vervolgens bestaat de mogelijkheid dat de belanghebbende zich wendt tot de<br />

Ombudsman Pensioenen.<br />

17


5. Beleggingen<br />

Fiduciair vermogensbeheer<br />

Het vermogensbeheer is opgedragen aan Mn-Services te Rijswijk, die is aangesteld als Fiduciaire<br />

Vermogensbeheerder door middel van een overeenkomst met een SLA. Mn-Services is verantwoordelijk<br />

voor het adviseren over het op elkaar afstemmen van activa en passiva, de beleggingsstrategie, het<br />

samenstellen van de beleggingsportefeuille, de selectie van operationele vermogensbeheerders, het<br />

monitoren van die operationele vermogensbeheerders en het rapporteren over al die taken en<br />

werkzaamheden aan het Bestuur van <strong>PFP</strong>. Mn-Services legt in het algemeen verantwoording af aan het<br />

Bestuur, primair via de Beleggingscommissie.<br />

Uitgangspunten<br />

Het Bestuur heeft als belangrijke verantwoordelijkheid te zorgen voor een goed en betaalbaar pensioen,<br />

uitgaande van de door de cao-partijen afgesproken pensioenregeling. Om dit te realiseren is onder<br />

andere een gedegen beleggingsbeleid belangrijk.<br />

Ieder jaar wordt het beleggingsbeleid opnieuw vastgesteld binnen het strategisch kader. Het strategisch<br />

kader volgt uit de ALM-studie. Het beleggingsbeleid wordt beïnvloed door (de opvattingen over) de<br />

internationale economische ontwikkelingen, door de samenstelling en de ontwikkeling van het<br />

verzekerdenbestand en ook door wetten en regelgeving. Vooral het FTK heeft een belangrijke invloed op<br />

het beleggingsbeleid. Op basis van de ALM-studies is de laatste paar jaar bijvoorbeeld besloten om het<br />

risico van de mismatch in de duration van de vastrentende waarden-portefeuille en de technische<br />

voorziening gefaseerd te verminderen.<br />

De samenstelling van de beleggingsportefeuille is als volgt:<br />

<strong>2010</strong> <strong>2010</strong> 2009 2009<br />

Asset in mln in % in mln in %<br />

Matching portefeuille<br />

Vastrentende waarden 246,7 55,7 256,0 60,8<br />

Return portefeuille<br />

Hoogrentende obligaties 57,2 12,9 49,7 11,8<br />

Aandelen 76,8 17,4 68,2 16,2<br />

Onroerend goed 21,6 4,9 20,6 4,9<br />

Alternatieve beleggingen 24,6 5,6 20,7 4,9<br />

Derivaten 3,0 0,7 4,5 1,1<br />

Overig 12,7 2,8 1,3 0,3<br />

Totaal 442,6 100,0 421,0 100,0<br />

Beleggingsbeleid<br />

Het beleggingsbeleid kent een strategisch niveau en een jaarplan op grond van het strategische beleid.<br />

Bij het vaststellen van het strategische beleid worden op grond van de beschikbare analyses keuzes<br />

gemaakt over de verdeling over de beleggingscategorieën op de lange termijn. Hierbij streeft het Bestuur<br />

naar een zo hoog mogelijk rendement onder verantwoorde risico´s en gegeven de structuur van de<br />

verplichtingen. Eventuele aanpassingen in het strategische beleid worden zorgvuldig verwerkt in de<br />

jaarplannen, waarbij de marktontwikkelingen in ogenschouw worden genomen.<br />

Spreiding beleggingen<br />

Positieve en negatieve waardeschommelingen zijn onlosmakelijk verbonden met de beleggingsactiviteiten<br />

van een pensioenfonds. Bij het beheer van het vermogen is het volledig voorkomen of afwenden van<br />

risico’s niet mogelijk en zelfs niet gewenst. Zonder reëel risico is er immers geen reëel rendement. Wel<br />

streeft <strong>PFP</strong> naar continu inzicht in de beleggingsrisico’s en worden maatregelen genomen om deze risico’s<br />

te beheersen. Het belangrijkste instrument voor het Bestuur is de weloverwogen spreiding van de<br />

beschikbare middelen over een groot aantal uiteenlopende beleggingscategorieën, die onderling zo min<br />

mogelijk samenhang hebben in de uitkomst van de rendementen. Op deze wijze kunnen mindere<br />

resultaten van de ene beleggingscategorie worden gecompenseerd door betere resultaten van andere<br />

categorieën. Zodoende wordt het risico van de totale beleggingsportefeuille gereduceerd en wordt de<br />

kans op een consistent en goed rendement vergroot.<br />

18


Derivaten: defensief<br />

Een belangrijk instrument bij de uitvoering van het vermogensbeheer is het gebruik van afgeleide<br />

producten, derivaten genoemd. Derivaten zijn risicovol indien deze worden gebruikt voor speculatieve<br />

doeleinden. <strong>PFP</strong> zet derivaten vooral defensief in, waarbij de beleggingsrisico’s op totaalniveau afnemen.<br />

Met derivaten kunnen ongewenste en/of tijdelijke risico’s worden afgedekt, zoals het vreemdevalutarisico.<br />

Voorts kunnen sommige beleggingsvormen door de inzet van derivaten met lagere kosten<br />

worden gerealiseerd. Ook kunnen derivaten worden ingezet om snel en flexibel aanpassingen in de<br />

portefeuille aan te brengen teneinde het risico/rendementprofiel van de beleggingsportefeuille op het<br />

gewenste niveau te brengen.<br />

<strong>2010</strong>: Wederom een bewogen jaar<br />

Na het dieptepunt van de financiële markten in maart 2009, vond later dat jaar een onverwacht sterk<br />

herstel plaats. Dat herstel zette begin <strong>2010</strong> door, na een aantal aarzelende eerste weken. Die aarzeling<br />

werd ingegeven door zorgen over een dreigend bankroet van Griekenland, dat niet langer aan zijn<br />

betalingsverplichtingen leek te kunnen voldoen. Het gevaar dat de Griekse schuldenproblematiek zou<br />

uitstralen naar de rest van de eurozone, deed Europese beleidsmakers besluiten tot het uitspreken van<br />

omvangrijke steun aan het wankelende Griekenland. De boodschap was eensluidend: de eurozone stond<br />

niet toe dat de munt zou wankelen. Die boodschap en de steun aan Griekenland stelden de markten<br />

aanvankelijk gerust.<br />

Geleidelijk werd echter duidelijk dat ook andere landen in de Europese periferie diep in de problemen<br />

zaten. Bovendien kwamen beleggers tot nader inzien, wat betreft hun vertrouwen in het steunpakket<br />

voor Griekenland. De euro daalde verder, en de rente op staatsobligaties van gewantrouwde landen in<br />

met name Zuid-Europa liep snel op. Om de onrust over de stabiliteit van de eurozone in te dammen,<br />

besloten de Europese landen in mei <strong>2010</strong> tot het opzetten van een grootschalig noodfonds, de Europese<br />

Financieel Stabilisatie Faciliteit (EFSF). Dit fonds, opgericht in nauwe samenwerking met het IMF, kent<br />

een omvang g van 750 miljard j euro en dient als financieel vangnet g voor landen in financieringsproblemen.<br />

g p<br />

Naast de oprichting van het noodfonds ging de Europese Centrale Bank over tot het aankopen van<br />

staatsobligaties. Ook werden verschillende kredietlijnen voor banken heropend.<br />

Echter, ook deze stevige ingrepen zorgden slechts voor kortstondige opluchting in de financiële markten.<br />

Beleggers leken zich te realiseren dat het succes van het noodfonds niet gegarandeerd is, maar afhangt<br />

van de aanhoudende politieke wil in zowel de donerende als de ontvangende landen. Wanneer de pijn bij<br />

de belastingbetaler voelbaar wordt, kan afnemend electoraal draagvlak leiden tot een groeiend politiek<br />

populisme. De steuntoezeggingen en bezuinigingsafspraken zouden dan wel eens minder hard kunnen<br />

blijken dan ze in eerste instantie op papier werden gezet.<br />

De onrust in Europa werkte wereldwijd door. Bovendien begon ook de Amerikaanse economie af te<br />

zwakken. Monetaire beleidsmakers en financiële markten raakten hierdoor in de zomermaanden in de<br />

greep van de angst voor deflatie. De internationale financiële markten reageerden klassiek risicomijdend.<br />

De internationale aandelenindex MSCI World daalde fors, de rentespreads op bedrijfsobligaties en<br />

staatspapier van opkomende landen stegen en grondstoffenprijzen kelderden. Beleggers zochten veilig<br />

geachte havens, naast veilige staatsobligaties vooral goud. De vlucht in veilige staatsobligaties van<br />

onder meer de Verenigde Staten, Duitsland en Nederland zorgde voor een verdere daling van de<br />

rendementen op dit staatspapier. Ook de voor pensioenfondsen relevante lange termijn swaprentes<br />

daalden verder, tot ongekend lage niveaus. Een voorlopig dieptepunt in de stand van deze rentes werd<br />

bereikt in augustus <strong>2010</strong>, met voor de Nederlandse pensioenfondsen opnieuw sterk dalende<br />

dekkingsgraden als gevolg.<br />

De reactie van beleidsmakers liet evenwel niet lang op zich wachten. Eind augustus, op de jaarlijkse<br />

centrale bank bijeenkomst in Jackson Hole, liet Federal Reserve voorzitter Bernanke voor het eerst<br />

doorschemeren dat er waarschijnlijk een tweede ronde kwantitatieve verruiming zou volgen. Hoewel er<br />

gerede twijfel bestond over het directe economische effect van kwantitatieve verruiming, was de<br />

boodschap duidelijk; de Fed zou de afnemende groei, hoge werkloosheid en deflatoire trend niet<br />

accepteren en alles in het werk stellen om de Amerikaanse economie op een hoger groeipad te krijgen.<br />

Ditmaal was de boodschap in de financiële markten niet aan dovemansoren gericht. Zowel rentes, als<br />

risicodragende beleggingen begonnen aan een stijging die tot het einde van het jaar zou aanhouden.<br />

19


Dat betekende echter geenszins dat beleggers alle zorgen achter zich lieten. Met name de Europese<br />

fiscale situatie werd nog altijd met zeer veel scepsis gevolgd en gedurende het vierde kwartaal laaiden de<br />

spanningen daaromtrent weer in alle hevigheid op. De vonk hiervoor was dat de Europese leiders eind<br />

oktober aangaven serieus na te willen denken over het voorstel van de Duitse bondskanselier Merkel om<br />

obligatiehouders mee te laten delen in de kosten van toekomstige reddingsoperaties. Bovendien liep als<br />

gevolg van de kwantitatieve verruiming in de Verenigde Staten de euro op ten opzichte van de dollar,<br />

hetgeen de groeiperspectieven voor de Europese periferie niet ten goede kwam. Ditmaal viel Ierland ten<br />

prooi aan de tucht van de markt. Op 21 november moest de Ierse premier Cowen uiteindelijk toegeven<br />

dat het land financiële steun nodig had. In het weekend van 27 en 28 november kwamen de ministers<br />

van Financiën van de eurozone bijeen in Brussel om de Ierse crisis te bezweren en uitstraling naar de<br />

overige periferische landen te remmen. Er werd via leningen van het Europees Financieel Stabiliteit<br />

Fonds, aangevuld door gelden van het IMF, de EU, Engeland, Denemarken en Zweden in totaal 85 miljard<br />

euro aan Ierland ter beschikking gesteld.<br />

Gevoerd beleid<br />

Het jaar <strong>2010</strong> stond in onder andere in het teken van de herinrichting van de matchingsportefeuille. De<br />

beleggingsportefeuille is verdeeld in een matching- en een rendementsportefeuille, respectievelijk 60<br />

procent en 40 procent. Het belangrijkste doel van de matchingportefeuille is om te zorgen dat de<br />

financiële positie niet te veel afhankelijk is van de rentestand. De rendementsportefeuille heeft als doel<br />

om een overrendement te genereren zodat onder andere ook aan de toeslagenambitie van het<br />

pensioenfonds kan worden voldaan.<br />

De belangrijkste transacties in <strong>2010</strong> waren de volgende:<br />

- in verband met de kredietcrisis in de periferische landen van de EU is besloten om in de nominaal<br />

vastrentende portefeuille de Spaanse en Italiaanse staatsobligaties te verkopen en hiervoor Duitse<br />

en Nederlandse staatsobligaties terug te kopen;<br />

- in de inflatie gerelateerde obligatie portefeuille zijn Griekse obligaties gesepareerd en begin 2011<br />

overgeheveld naar de returnportefeuille returnportefeuille. Bovendien zijn de Italiaanse inflaties gerelateerde<br />

obligaties verkocht en Duitse obligaties teruggekocht.<br />

Het beleid binnen de matchingportefeuille is naar aanleiding hiervan stringenter ingericht conform een<br />

bepaald landenbeleid. Enkel AAA Euro Staatsobligaties met een beperkte kredietopslag kunnen in de<br />

portefeuille worden opgenomen. Dit betreft de landen Nederland, Duitsland, Frankrijk en Oostenrijk.<br />

Eind <strong>2010</strong> is ook een uitgebreide Asset & Liabilitiy Management (ALM) studie verricht. De uitkomsten<br />

hiervan zijn onder andere verwerkt in het beleggingsplan 2011.<br />

Beleggingsresultaten<br />

Om het gerealiseerde rendement per beleggingscategorie op waarde te schatten, wordt dit afgezet tegen<br />

een maatstaf. Dit betreft de maatstaf van het resultaat op de normportefeuille voor <strong>2010</strong>. Aan de hand<br />

van de ontwikkeling ten opzichte van deze normportefeuille kan worden getoetst of door actief beheer<br />

waarde is toegevoegd.<br />

Het Bestuur heeft er voor gekozen risico op rentedalingen voor een belangrijk deel af te dekken. Hierdoor<br />

stabiliseert de ontwikkeling van de dekkingsgraad en is de vereiste reservebuffer lager. Het deel van het<br />

risico dat hiermee verminderd wordt, kan ergens anders worden ingezet: daar waar <strong>PFP</strong> verwacht extra<br />

rendement te kunnen halen.<br />

20


Vermogenssamenstelling en rendement ultimo boekjaar:<br />

Behaald Rendement<br />

Portefeuille Verdeling rendement maatstaf<br />

Matching portefeuille<br />

Europese Staatsobligaties 0,0% 3,0% 2,4%<br />

Langlopende obligaties Europa 31,7% 10,2% 10,2%<br />

Inflatie-obligaties 10,0% -0,9% -1,0%<br />

Bedrijfsobligaties 14,1% 5,1% 4,7%<br />

Liquiditeiten 3,3% 0,4% 0,4%<br />

Return portefeuille<br />

Hoogrentende obligaties 13,0% 18,3% 17,0%<br />

Aandelen 17,4% 21,8% 22,1%<br />

Onroerend goed 4,9% 3,9% 3,9%<br />

Alternatieve beleggingen 5,6% 17,1% 15,1%<br />

Totaal portefeuille 100,0% 7,6% 7,3%<br />

Toelichting op de performance<br />

Het rendement van de beleggingsportefeuille op totaal niveau liet ten opzichte van het benchmark<br />

rendement over <strong>2010</strong> een outperformance van 0,3% zien. De beleggingen die aan deze outperformance<br />

bijdroegen zijn: Europese Staatsobligaties, obligaties opkomende landen, bankloans en hedge funds. Het<br />

totale jaarrendement over <strong>2010</strong> was 7,6%.<br />

Toelichting op de verschillende beleggingscategorieën<br />

Vastrentende waarden<br />

Een groot deel van het vermogen was in <strong>2010</strong> belegd in vastrentende waarden. Ook binnen deze<br />

portefeuille vastrentende waarden wordt gestreeft naar vermindering van het risico door middel van<br />

spreiding van de beleggingen. Deze spreiding vindt plaats door te beleggen in Europese staats- en<br />

bedrijfsobligaties, in hoogrentende Amerikaanse en Europese bedrijfsobligaties, in bankleningen,<br />

inflatieobligaties en in obligaties van opkomende markten.<br />

Behalve over verschillende segmenten en wereldwijde regio’s zijn de beleggingen in vastrentende<br />

waarden ook over verschillende debiteurenkwaliteiten. Hoe hoger de debiteurenkwaliteit van de lener is,<br />

hoe lager het risico en hoe lager het te verwachten rendement. Andersom geldt dat voor lagere<br />

debiteurenkwaliteiten steeds hogere rentevergoedingen worden ontvangen. Vanwege de risico’s bij<br />

twijfelachtige debiteurenkwaliteiten, houdt <strong>PFP</strong> indirect scherp toezicht op de kredietwaardigheid van<br />

partijen waaraan leningen worden verstrekt.<br />

De obligatieportefeuilles lieten over het geheel een positief beeld zien. Als gevolg van de crisis omtrent de<br />

overheidsschulden in de periferielanden van Europa daalde de 10-jaars Duitse rente. De beleggingen in<br />

langlopende obligaties lieten een rendement zien van 10,2%. Wat betreft de overige obligatieportefeuilles<br />

lieten met name de belegging in Amerikaanse en Europese hoogrentende bedrijfsobligaties hoge<br />

rendementen zien (21,2% in USD, respectievelijk 14,3% in Euro). Ook de obligatieportefeuille van<br />

opkomende landen heeft een uitstekend jaar achter de rug en liet een rendement zien van 23,4%.<br />

Gedurende <strong>2010</strong> is echter een ook grote focus geweest binnen de matchingportefeuille (portefeuille<br />

gericht om de pensioenverplichtingen zo goed mogelijk te volgen) op de kwaliteit van de debiteuren.<br />

Hierdoor is onder andere besloten om onder andere Spaanse en Italiaanse staatsobligaties medio <strong>2010</strong> te<br />

verkopen en de opbrengst te alloceren naar Duitse en Nederlandse staatsobligaties.<br />

21


4,5<br />

4<br />

3,5<br />

3<br />

2,5<br />

2<br />

1,5<br />

1<br />

0,5<br />

0<br />

Japan 10 jaars<br />

VS 10 jaars<br />

Duitse 10 jaars<br />

Aandelen<br />

Aandelen vormen eveneens een belangrijke categorie in de beleggingmix. Aandelen geven op termijn een<br />

hoger verwacht rendement dan vastrentende waarden. De afgelopen jaren hebben de<br />

aandelenbeleggingen dan ook een belangrijke rol gespeeld in het op niveau en betaalbaar houden van de<br />

pensioenen. Het hoger verwachte rendement van aandelen gaat gepaard met een hoger risicoprofiel van<br />

deze beleggingscategorie. Dat hogere risico uit zich in een sterk schommelend resultaat van jaar tot jaar.<br />

Ook binnen de aandelenportefeuille zijn de beleggingen over verschillende regio’s en segmenten. <strong>PFP</strong><br />

belegt in aandelen van beursgenoteerde ondernemingen in Europa, de Verenigde Staten, het Verre<br />

Oosten en in opkomende markten.<br />

Na de flinke stijging in 2009 wisten de aandelenbeurzen het koersherstel in <strong>2010</strong> verder uit tebreiden.<br />

te breiden<br />

Ondanks het behaalde goede absolute rendement, mede door het uitblijven van een double dip scenario,<br />

was het geen gemakkelijk jaar voor beleggers. Het jaar kan grofweg in tweeën opgedeeld worden waarbij<br />

het eerste deel van het jaar gekenmerkt werd door veel onzekerheid onder beleggers als gevolg van de<br />

Europese schuldencrisis. Dit resulteerde in lagere beurskoersen in de eerste helft van <strong>2010</strong>. Het tweede<br />

gedeelte van het jaar werd juist gekenmerkt door optimisme onder beleggers naar aanleiding van onder<br />

andere de steun aan Ierland en verdere monetaire verruiming door de Amerikaanse Centrale Bank, met<br />

een behoorlijke rally als gevolg en een flinke stijging voor het jaar <strong>2010</strong>.<br />

Wereldwijd werden sterke positieve rendementen geboekt, vooral in de regio opkomende landen. Het<br />

totaalrendement op aandelen kwam in <strong>2010</strong> uit op 21,8%.<br />

Uit de volgende grafiek blijkt de ontwikkeling van de aandelenkoersen.<br />

130<br />

125<br />

120<br />

115<br />

110<br />

105<br />

100<br />

95<br />

90<br />

THE WORLD INDEX NET DIVIDEND<br />

REINVESTED in Euro<br />

22


Private equity<br />

Gedurende <strong>2010</strong> behaalde de Private Equity portefeuille een relatief hoog positief resultaat. De sterke<br />

stijging komt vooral voor rekening van belegging in de Harbourvest fondsen die nu meer naar een fase<br />

van oogsten zijn doorgegroeid. Gedurende <strong>2010</strong> is een rendement van 23,9% (in USD) behaald.<br />

Onroerend goed<br />

Het jaar <strong>2010</strong> was wederom voor de vastgoedinvesteringen een lastig jaar. Over de gehele linie stonden<br />

de waardes van het vastgoed onder druk. Dit heeft geleid tot verdere afwaarderingen. In de tweede helft<br />

van <strong>2010</strong> is de vraag naar vastgoed met een hoge kwaliteit op goede locaties toegenomen. Binnen de<br />

portefeuille onroerend goed wordt via fondsen belegd in kantoren, winkels en woningen in de regio’s<br />

Noord-Amerika, Azië en in Nederland.<br />

Het totaalrendement op de onroerend goed portefeuille kwam in <strong>2010</strong> uit op 3,9%.<br />

Alternatieve beleggingen<br />

De portefeuille alternatieve beleggingen maakt een belangrijk onderdeel uit van het spreidingsbeleid,<br />

omdat de rendementen van de alternatieve beleggingen zich vaak min of meer onafhankelijk bewegen<br />

van het resultaat op traditionele investeringen als aandelen en obligaties. Het rendement in deze<br />

categorie in <strong>2010</strong> is 17,1% (in USD).<br />

Binnen de portefeuille alternatieve beleggingen wordt belegd in Hedge Funds en grondstoffen<br />

(commodities).<br />

De voortzettende ontspanning in financiële markten en stijging van de aandelenmarkten zorgden voor<br />

positieve rendementen bij de meeste hedge funds strategieën.<br />

Het rendement in <strong>2010</strong> kwam voor Hedge Funds uit op 13,6% (in USD).<br />

Commodities<br />

De investeringen in grondstoffen bestaan voor een belangrijk deel uit energiedragers als olie en gas gas,<br />

naast een kleiner deel metalen, edelmetalen, hout en landbouwproducten. Na een lastige eerste helft van<br />

<strong>2010</strong>, stegen in de tweede helft van het jaar met name landbouwgrondstoffen, edelmetalen industriële<br />

metalen. De energiesector is, mede door de aanwezigheid van ruime voorraden en overcapaciteit in de<br />

productiemogelijkheden, achtergebleven ten opzichte van de index. De beleggingen in commodities lieten<br />

in <strong>2010</strong> een rendement van 20,3% (in USD) zien. De investeringen in grondstoffen bestaan voor een<br />

belangrijk deel uit energiedragers als olie en gas, naast een kleiner deel metalen, edelmetalen, hout en<br />

landbouwproducten.<br />

Uit de volgende grafiek blijkt de ontwikkeling van de olieprijs.<br />

100<br />

90<br />

80<br />

70<br />

60<br />

50<br />

Prijs per vat ruwe Brent olie in $<br />

23<br />

Prijs per vat<br />

ruwe Brent<br />

olie in $


Valuta- en renteafdekking<br />

Het beleid is erop gericht om met de beleggingen alleen risico te lopen als daar ook een verwacht<br />

rendement tegenover staat. Risico’s op schommelingen in valutakoersen horen daar niet bij. <strong>PFP</strong> dekt dan<br />

ook het risico af op schommelingen van de Amerikaanse dollar, de Japanse yen en het Britse pond.<br />

Ook de gevoeligheid voor renteschommelingen, die van grote invloed zijn op de waarde van de<br />

pensioenverplichtingen en daarmee de dekkingsgraad, is voor een belangrijk deel (circa 70/75%)<br />

afgedekt.<br />

Risicobeheersing<br />

Inflatierisico<br />

De portefeuille heeft een belegging in inflatiegerelateerde obligaties, teneinde een toename van de<br />

toekomstige inflatie (gedeeltelijk) te kunnen opvangen.<br />

Marktrisico<br />

De portefeuille wordt in principe samengesteld rekening houdend met het risicobudget dat opgenomen is<br />

in het beleidskader. Zo is het maximaal te lopen risico gekoppeld aan de stand van de dekkingsgraad.<br />

Het toegestane risiconiveau van de portefeuille daalde door de forse koersdalingen van de aandelen- en<br />

vastgoedbeleggingen “vanzelf” in 2009. In <strong>2010</strong> is het beleid gecontinueerd dat in 2009 is ingezet: het<br />

streven naar een beleggingsportefeuille met een lager risiconiveau. Dit beleid is eind <strong>2010</strong> naar<br />

aanleiding van de ALM studie aangepast.<br />

Omdat het Bestuur het verlenen van toeslagen een belangrijk onderdeel van zijn doelstellingen acht is in<br />

de portefeuille een deel belegd in inflatiegerelateerde obligaties. Hierdoor ontstaat enige dekking tegen<br />

reële risico’s. Hierdoor ontstaat echter wel een extra risico ten opzichte van het FTK, dat toetst op<br />

nominale risico’s. Onder andere als gevolg van het extra risico voortvloeiende uit de inflatiegerelateerde<br />

obligaties is het risico van de beleggingsportefeuille eind <strong>2010</strong> hoger dan het risicobudget volgens het<br />

beleidskader. Gedurende <strong>2010</strong> is dat een bewuste keuze geweest. Rendement zonder risico bestaat niet;<br />

een herstel van de dekkingsgraad moet vooral komen van een herstel van de beleggingsmarkten.<br />

Door de mutaties in de marktwaarde van de aandelen loopt <strong>PFP</strong> koersrisico. In tegenstelling tot het<br />

valuta- en renterisico kiest <strong>PFP</strong> er bewust voor om dit risico te lopen. Het doel daarvan is om een hoger<br />

langetermijnrendement te realiseren. Het risico wordt actief bewaakt en waar nodig worden er<br />

wijzigingen in de portefeuille aangebracht indien zich ongunstige marktbewegingen voordoen.<br />

Ontwikkeling van het belegde vermogen<br />

De ontwikkeling van het belegde vermogen in de afgelopen vijf jaren is in de volgende grafiek weergegeven.<br />

Totaal belegd vermogen (* € 1.000)<br />

600.000<br />

500.000<br />

400.000<br />

300.000<br />

200.000<br />

100.000<br />

0<br />

<strong>2010</strong> 2009 2008 2007 2006<br />

24<br />

Totaal<br />

Vastrentend<br />

Aandelen incl. derivaten<br />

Overig<br />

Vastgoed


Ontwikkeling van de beleggingen<br />

Asset mix<br />

Bedragen (x € 1.000) Balans per Waarde- Balans per<br />

Rubriek 01-jan Aankopen Verkopen mutaties 31-dec<br />

Vastgoed 19.813 1.716 - 616 - 171 20.742<br />

Aandelen 58.185 2.000 - 8.803 11.512 62.894<br />

Vastrentende waarden 328.537 324.633 - 346.014 21.576 328.732<br />

Derivaten 152 10.815 0 - 7.307 3.660<br />

Overig 14.282 8.476 0 3.854 26.612<br />

Totaal 420.969 347.640 - 355.433 29.464 442.640<br />

Bedragen (x € 1.000)<br />

Jaar <strong>2010</strong><br />

Jaar 2009<br />

Rubriek Waarde In % Waarde In %<br />

Vastgoed 20.742 4,7 19.813 4,7<br />

Aandelen 62.894 14,2 58.185 13,8<br />

Vastrentende waarden 328.732 74,3 328.537 78,1<br />

Derivaten 3.660 0,8 152 0,0<br />

Overig 26.612 6,0 14.282 3,4<br />

Totaal 442.640 100,0 420.969 100,0<br />

Performance overzicht afgelopen vijf jaren<br />

Performance incl.<br />

valuta afdekking <strong>2010</strong> 2009 2008 2007 2006<br />

Onroerend goed 3,9% -5,0% -14,1% -10,3% 35,9%<br />

Aandelen 21,8% 35,0% -40,1% 1,6% 11,5%<br />

Vastrentende waarden 4,8% 8,9% 5,1% 1,9% -0,4%<br />

Overig 11,1% 8,3% 21,2% 3,5% 2,0%<br />

Performance 76% 7,6% 16 16,6% 6% -17 -17,0% 0% 21% 2,1% 10 10,9% 9%<br />

25


6. Pensioenen<br />

Wijzigingen in de regelingen<br />

De regelingen zijn vastgesteld per 1 januari 2007. In <strong>2010</strong> is besloten tot de volgende aanpassingen in<br />

het Reglement voor het basispensioen:<br />

- aanpassing van het tabellenboek;<br />

- op basis van de gewijzigde overlevingsgrondslagen en de renteontwikkeling zijn, voor de periode<br />

van 1 januari 2011 tot 1 januari 2016, nieuwe flexibiliserings factoren (koopsommen) vastgesteld;<br />

- de afkoopfactoren voor boekjaar 2011 zijn vastgesteld;<br />

- de mogelijkheid van deeltijdpensioen - waarvan in de praktijk al gebruik wordt gemaakt - is vastgelegd.<br />

Technische voorziening Pensioenverplichtingen<br />

In boekjaar 2006 is de technische voorziening gewaardeerd tegen een (vaste) rekenrente van maximaal<br />

4%. Vanaf 2007 is overgegaan op het FTK waardoor de waardering plaatsvindt rekening houdend met de<br />

sterftetrend en op basis van de rentetermijnstructuur die door DNB wordt gepubliceerd.<br />

De rentetermijnstructuur kan worden herleid naar één percentage. De interne rekenrente kwam per 31<br />

december <strong>2010</strong> uit op 3,4% (2009: 3,8%). Het verschil in deze rentepercentages verklaart de grootste<br />

mutatie in de VPV. De VPV nam met € 27,5 miljoen toe door de toepassing van de rentetermijnstructuur.<br />

Als gevolg van het rekening houden met de gestegen levensverwachting is in het boekjaar een extra<br />

bedrag van € 2,9 miljoen aan de VPV toegevoegd.<br />

VPV (x € 1.000) <strong>2010</strong> 2009 2008 2007 2006<br />

Actieven 153.753 129.426 135.853 108.861 113.900<br />

Slapers 42.033 34.867 34.878 27.250 26.686<br />

Ouderdomspensioen 105.170 91.710 90.080 74.531 77.480<br />

Partnerpensioen 41.482 39.527 41.080 35.293 41.636<br />

Wezenpensioen 104 132 125 112 162<br />

AO pensioen 3.869 4.191 5.124 4.955 5.515<br />

Herverzekerde pensioenen - 17 - 19 - 22 - 22 - 26<br />

Voorz.Pensioenverplichtingen 346.394 299.834 307.118 250.980 265.353<br />

Voorz.Overlijdensuitkeringen 2.196 2.625 2.656 2.158 2.280<br />

Voorz.Overlevingsgrondslagen 0 14.216 0 0 0<br />

Totaal 348.590 316.675 309.774 253.138 267.633<br />

Ontwikkeling aantallen<br />

Een afname van de werkgelegenheid bij de werkgevers veroorzaakt niet direct een afname van het aantal<br />

actieven (deelnemers met pensioenopbouw). Werknemers die gebruik kunnen maken van de<br />

vroegpensioenregeling, de wachtgeldregeling of een afvloeiingsregeling, blijven nog jaren pensioen<br />

opbouwen. Een afname bij de werkgevers is daardoor pas later zichtbaar in een afname bij <strong>PFP</strong>. Dit effect<br />

is bij de verschillende volgende tabellen en grafieken nog steeds van toepassing. De tendens om<br />

onderdelen van de productschappen te verzelfstandigen, waardoor de pensioenverzekering bij <strong>PFP</strong> niet<br />

gecontinueerd kan/mag worden, heeft wel direct gevolgen voor de aantallen. In <strong>2010</strong> is een onderdeel<br />

van een van de productschappen verzelfstandigd met een afname van 14 actieven tot gevolg. De<br />

pensioenverzekering voor hen is ondergebracht bij de Eendragt.<br />

Aantallen <strong>2010</strong> 2009 2008 2007 2006<br />

Actieven 909 936 931 975 1.024<br />

Slapers 1.038 998 983 937 899<br />

Ouderdomspensioen 500 507 506 532 554<br />

Partnerpensioen 468 501 544 588 633<br />

Wezenpensioen 10 10 8 8 12<br />

AO pensioen 61 68 72 80 86<br />

Subtotaal 2.986 3.020 3.044 3.120 3.208<br />

Bijzonder partnerpensioen 264 259 255 282 269<br />

Totaal 3.250 3.279 3.299 3.402 3.477<br />

Bij echtscheidingen of ontbinding van geregistreerd partnerschap/samenwoning wordt het meeverzekerde<br />

partnerpensioen als een zelfstandige (bijzondere) partnerpensioenaanspraak toegekend aan de ex-partner. De<br />

actuaris en DNB blijven de bijzondere partnerpensioenen echter als een meeverzekerd pensioen beschouwen.<br />

In alle andere overzichten blijft het aantal van de bijzondere partnerpensioenen buiten beschouwing.<br />

26


In onderstaande grafiek wordt de ontwikkeling van de aantallen weergegeven.<br />

1.200<br />

1.000<br />

800<br />

600<br />

400<br />

200<br />

0<br />

<strong>2010</strong> 2009 2008 2007 2006<br />

Mutatie overzichten<br />

De volgende tabellen tonen de mutatieredenen.<br />

Deelnemers<br />

Slapers<br />

Ingegaan OP<br />

Ingegaan PP<br />

Pensioen- Totaal<br />

Totale populatie Actieven Slapers gerechtigden <strong>2010</strong><br />

Stand per 1 januari 936 998 1.086 3.020<br />

- nieuwe toetreding 47 0 0 47<br />

- ingang pensioen - 23 - 12 48 13<br />

- ontslag met premie-aanspraak - 49 49 0 0<br />

- waardeoverdracht 0 - 8 0 - 8<br />

- overlijden j<br />

- 3 - 4 - 89 - 96<br />

- afkoop 0 - 11 0 - 11<br />

- andere oorzaken 1 26 - 6 21<br />

Totaal 909 1.038 1.039 2.986<br />

AOP<br />

Ingegaan Wzp<br />

In <strong>2010</strong> zijn er minder nieuwe toetredingen dan in 2009 en het aantal ontslagen in <strong>2010</strong> is hoger dan in het<br />

jaar daarvoor. Per saldo is het aantal actieven daardoor afgenomen. Daarentegen is het aantal actieven dat<br />

met pensioen is gegaan nagenoeg gelijk gebleven. Het aantal slapers (gewezen deelnemers) is in <strong>2010</strong> flink<br />

toegenomen. Ten opzichte van voorgaande boekjaren hebben er in 2009 en <strong>2010</strong> fors minder<br />

waardeoverdrachten plaatsgevonden.<br />

Bij veel pensioenfondsen is de dekkingsgraad onder de 105% gekomen als gevolg van de lage rente en de<br />

toegenomen levensverwachting. Bij dekkingsgraden onder de 100% zijn waardeoverdrachten niet toegestaan.<br />

Omdat de gewezen deelnemers ook rekening houden met de indexatieverwachtingen van ons fonds ten<br />

opzichte van de andere pensioenfondsen zullen uitgaande waardeoverdrachten, ook als de dekkingsgraden<br />

weer boven de 100% zijn gekomen, beperkt blijven.<br />

In het boekjaar hebben er enkele afkopen van kleine ingegane pensioenen plaatsgevonden. In 2011 krijgen de<br />

gewezen deelnemers met een aanspraak die onder de wettelijke afkoopgrens ligt ook de mogelijkheid tot<br />

afkoop aangeboden.<br />

Naar soort Ouderdoms- Partner Wezen AO Totaal<br />

pensioengerechtigden pensioen pensioen pensioen pensioen <strong>2010</strong><br />

Stand per 1 januari 507 501 10 68 1.086<br />

- ingang pensioen 35 18 1 - 6 48<br />

- overlijden - 39 - 50 0 0 - 89<br />

- andere oorzaken - 3 - 1 - 1 - 1 - 6<br />

Totaal 500 468 10 61 1.039<br />

27


Historische ontwikkeling van de aantallen pensioengerechtigden.<br />

Pensioengerechtigden <strong>2010</strong> 2009 2008 2007 2006<br />

Ouderdomspensioen 500 507 506 532 554<br />

Partnerpensioen 468 501 544 588 633<br />

Wezenpensioen 10 10 8 8 12<br />

Subtotaal 978 1.018 1.058 1.128 1.199<br />

AO pensioen 61 68 72 80 86<br />

Totaal 1.039 1.086 1.130 1.208 1.285<br />

Zowel bij de pensioengerechtigden met een ouderdomspensoen als bij de partners met een ingegaan<br />

partnerpensioen nemen de aantallen nog steeds af. Ook bij het aantal arbeidsongeschiktheidspensioenen is een<br />

lichte afname te zien. Dit wordt veroorzaakt door een gewijzigd overheidsbeleid dat, al in 2006, heeft geleid tot<br />

een aanpassing van het pensioenreglement. Het aantal nieuwe arbeidsongeschikten is daardoor zeer gering tot<br />

nihil. Door pensionering neemt het aantal arbeidsongeschikten af.<br />

De gemiddelde leeftijden laten het volgende verloop zien.<br />

Gemiddelde leeftijd <strong>2010</strong> 2009 2008 2007 2006<br />

Actieven 49,1 48,2 48,2 47,6 46,9<br />

Slapers 47,9 46,7 46,2 45,6 45,3<br />

Ouderdomspensioen 77,6 77,8 78,0 78,2 78,5<br />

Partnerpensioen 84,4 84,0 83,8 83,9 83,5<br />

Wezenpensioen 20,0 18,9 17,6 14,7 15,0<br />

AO pensioen 55,4 54,5 54,5 54,0 53,4<br />

Gemiddelde leeftijd 59,2 58,6 58,9 59,1 59,2<br />

Na jaren van daling van de gemiddelde leeftijden is de totale gemiddelde leeftijd in <strong>2010</strong> licht opgelopen. Dit<br />

wordt onder andere verklaard door de afname van het aantal nieuwe (jonge) toetreders.<br />

28


Leeftijdsverdeling<br />

Alle deelnemers<br />

De volgende grafiek laat de verdeling zien van de aantallen deelnemers naar leeftijdscategorie en de<br />

verhouding van de aantallen mannen en vrouwen in die leeftijdscategorie.<br />

800<br />

700<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

Tot 35 jaar 35‐45 jaar 45‐55 jaar 55‐65 jaar 65‐75 jaar 75‐85 jaar 85 en ouder<br />

Pensioenuitkeringen<br />

Uit de bovenstaande grafiek blijkt dat het merendeel van de pensioengerechtigden in de leeftijdscategorie<br />

“85 jaar en ouder” vrouwen betreft. Uit onderstaande grafiek blijkt dat het grootste deel daarvan een<br />

partnerpensioen ontvangt. Door hun te verwachten overlijden zal het aantal pensioengerechtigden van 85<br />

jaar j en ouder in de nabije j toekomst ( (snel) ) afnemen.<br />

De grafiek geeft ook een (groot) verschil in aantallen aan tussen de “oude jongeren” (categorie 55-65<br />

jaar) en de “jonge ouderen” (categorie 65-75 jaar). Door pensionering zal dit verschil de komende jaren<br />

afnemen.<br />

800<br />

700<br />

600<br />

500<br />

400<br />

300<br />

200<br />

100<br />

0<br />

Tot 35 jaar 35‐45 jaar 45‐55 jaar 55‐65 jaar 65‐75 jaar 75‐85 jaar 85 en ouder<br />

29<br />

Man<br />

Vrouw<br />

AOP<br />

Wzp<br />

PP<br />

OP<br />

Slaper<br />

Aktief


7. Actuariële cijfers<br />

(bedragen x € 1.000)<br />

De actuariële analyse van het saldo van baten en lasten is als volgt:<br />

<strong>2010</strong><br />

2009<br />

Actuariële analyse<br />

Premieresultaat<br />

(x € 1.000) (x € 1.000)<br />

Premiebijdragen werkgevers 6.450 6.421<br />

Premiebijdragen werknemers 3.327 3.311<br />

Nodig voor pensioenopbouw in het jaar - 8.408 - 8.113<br />

Premiekorting - 5.147 - 6.020<br />

Subtotaal basispensioenregeling - 3.778 - 4.401<br />

Resultaat vroegpensioenregeling - 175 - 117<br />

Saldo premieresultaat - 3.953 - 4.518<br />

Uitvoeringskosten<br />

Beschikbaar uit premie 303 301<br />

Beschikbaar uit voorziening 661 674<br />

Benodigd voor administratiekosten - 944 - 1.151<br />

Saldo uitvoeringskosten 20 - 176<br />

Interestresultaat<br />

Beleggingsresultaten 30.350 59.816<br />

Rente diversen - 199 0<br />

Rentetoevoeging VPV - 4.131 - 7.763<br />

Indexering en andere toeslagen - 3.340 - 1.361<br />

Wijziging marktrente - 27.544 9.349<br />

Saldo interestresultaat - 4.864 60.041<br />

Actuariële resultaten<br />

Sterfteresultaat 337 - 660<br />

Arbeidsongeschiktheidsresultaat 122 107<br />

Stop-loss/herverzekeringspremie 240 661<br />

Saldo actuariële resultaten 699 108<br />

Overig resultaat<br />

Resultaat op waardeoverdrachten - 329 70<br />

Aanpassing overlevingstafels - 2.919 - 14.216<br />

Saldo Overig resultaat - 3.248 - 14.146<br />

Totaal - 11.346 41.309<br />

Marktwaardering pensioenonderdelen<br />

Vanaf 2007 worden de actuariële berekeningen uitgevoerd op basis van het Financieel Toetsingskader<br />

(FTK) wat marktwaardering en gebruikmaking van de voorgeschreven DNB-rentecurve inhoudt.<br />

Financiële positie<br />

De dekkingsgraad ultimo <strong>2010</strong> komt uit op 124,7% (2009; 130,8%). Het op basis van het FTK<br />

gedefinieerde minimaal vereist (eigen) vermogen voor nominale pensioenaanspraken was hiermee per 31<br />

december <strong>2010</strong> aanwezig.<br />

Ontwikkeling dekkingsgraad<br />

De ontwikkeling van de dekkingsgraad wordt in onderstaande tabel zichtbaar gemaakt.<br />

Dekkingsgraad<br />

<strong>2010</strong><br />

2009<br />

Stand per 1 januari 130,8% 118,4%<br />

Nieuwe aanspraken -2,3% -2,0%<br />

Uitkeringen 1,7% 1,0%<br />

Toeslag -1,4% -0,5%<br />

Wijziging rentetermijnstructuur -10,5% 3,7%<br />

Beleggingsresultaat 8,1% 16,2%<br />

Overige oorzaken -1,7% -6,0%<br />

-6,1% 12,4%<br />

Dekkingsgraad 31 december 124,7% 130,8%<br />

Uit dit overzicht blijkt dat de daling van de dekkingsgraad met name is veroorzaakt door het effect van de<br />

gedaalde rente op de technische voorzieningen. Het negatieve percentage bij overige oorzaken wordt vooral<br />

veroorzaakt door de verhoging van de technische voorzieningen per 1 januari <strong>2010</strong> in verband met de invoering<br />

van de AG Prognosetafel <strong>2010</strong>-2060.<br />

Bovenstaande methodiek wordt eveneens gehanteerd<br />

30<br />

door DNB ten behoeve van herstelplannen.


Premies<br />

Kostendekkende RTS premie<br />

De kostendekkende RTS premie is in <strong>2010</strong> bepaald op basis van de rentetermijnstructuur per 31<br />

december van het vorige boekjaar en bedraagt € 9.478. Deze bestaat uit de volgende onderdelen:<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

Bedrag Bedrag<br />

Kostendekkende RTS premie Als % pg (x € 1.000) Als % pg (x € 1.000)<br />

a. Nominale pensioeninkoop 26,0% 8.105 26,0% 7.812<br />

b. Kostenopslag 1,0% 303 1,0% 301<br />

c. Solvabiliteitsopslag 4,0% 1.070 5,0% 1.523<br />

d. Bijdrage aan voorwaardelijke onderdelen 0,0% 0 0,0% 0<br />

Totaal 31,0% 9.478 32,0% 9.636<br />

Bij deze berekeningen is rekening gehouden met de sterftetrend. In het percentage voor de nominale<br />

pensioeninkoop van 26,0% is circa 6,0% toe te rekenen aan de koopsom voor de indexatieverlening aan<br />

de actieve deelnemers per 1 januari 2011 met 1,40%.<br />

Voor nieuwe aanspraken dient <strong>PFP</strong> ook over een weerstandsvermogen te beschikken. Om die reden dient<br />

een solvabiliteitsopslag berekend te worden. De hoogte daarvan hangt af van het zogenaamde Vereist<br />

Vermogen. Per 31 december 2009 bedroeg dit Vereist Vermogen 113,2%, waardoor de opslag uitkomt op<br />

13,2% over de nominale pensioeninkoop (a) met als resultaat 4,0% (c).<br />

Kostendekkende toetspremie (= gedempte premie)<br />

De kostendekkende toetspremie gaat uit van een gestabiliseerde rentevoet van 4%. De kostendekkende<br />

toetspremie komt voor <strong>2010</strong> uit op € 8.804.<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

Bedrag Bedrag<br />

Kostendekkende toetspremie Als % pg (x € 1.000) Als % pg (x € 1.000)<br />

a. Nominale pensioeninkoop 25,0% 7.510 23,0% 6.972<br />

b. Kostenopslag 1,0% 303 1,0% 301<br />

c. Solvabiliteitsopslag 3,0% 991 5,0% 1.359<br />

d. Bijdrage aan voorwaardelijke onderdelen 0,0% 0 0,0% 0<br />

Totaal 29,0% 8.804 29,0% 8.632<br />

Doorsneepremie (= verschuldigde premie)<br />

De doorsneepremie wordt vastgesteld op basis van de kostendekkende RTS premie, rekening houdend<br />

met de dekkingsgraad van <strong>PFP</strong>. Beide grootheden hoeven echter niet gelijk te zijn aan elkaar.<br />

<strong>2010</strong><br />

2009<br />

Bedrag Bedrag<br />

Doorsneepremie Als % pg (x € 1.000) Als % pg (x € 1.000)<br />

Bijdrage werknemer 10,7% 3.240 10,7% 3.210<br />

Bijdrage werkgever 21,3% 6.450 21,3% 6.421<br />

Doorsneepremie 32,0% 9.690 32,0% 9.631<br />

Overige premies 0,3% 87 0,3% 101<br />

Totaal 32,3% 9.777 32,3% 9.732<br />

Feitelijk betaalde premie<br />

Gezien de gunstige financiële positie werd de doorsneepremie in <strong>2010</strong> niet volledig door werkgevers en<br />

werknemers betaald. Op de doorsneepremie van 32,3% werd een premiekorting verleend van 17%punt,<br />

waardoor de feitelijke premie 15,3% bedraagt.<br />

<strong>2010</strong><br />

2009<br />

Bedrag Bedrag<br />

Feitelijke premie Als % pg (x € 1.000) Als % pg (x € 1.000)<br />

Bijdrage werknemer 5,0% 1.514 4,0% 1.204<br />

Bijdrage werkgever 10,0% 3.029 8,0% 2.407<br />

Doorsneepremie 15,0% 4.543 12,0% 3.611<br />

Overige premies 0,3% 87 0,3% 101<br />

Totaal 15,3% 4.630 12,3% 3.712<br />

31


Premieresultaat<br />

Voor de toets op toereikendheid van de premie wordt de kostendekkende toetspremie, waarbij is<br />

uitgegaan van een gedempte rekenrentevoet van 4%, vergeleken met de doorsneepremie. De<br />

toegerekende doorsneepremie van 32% is toereikend.<br />

Vergelijking van de kostendekkende RTS premie ad € 9.478 en de doorsneepremie ad € 9.777 levert een<br />

overschot op van € 299. De ontvangen premie heeft hiermee een positieve bijdrage geleverd aan de<br />

vereiste solvabiliteitspositie.<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

Toetspremie RTS Toetspremie RTS<br />

Bedrag Bedrag Bedrag Bedrag<br />

Premieresultaat (x € 1.000) (x € 1.000) (x € 1.000) (x € 1.000)<br />

Kostendekkende premie 8.804 9.478 8.632 9.636<br />

Doorsneepremie 9.777 9.777 9.732 9.732<br />

Overschot 973 299 1.100 96<br />

Premiekorting - 5.147 - 5.147 - 6.020 - 6.020<br />

Tekort - 4.174 - 4.848 - 4.920 - 5.924<br />

Gezien de gunstige financiële positie werd de doorsneepremie in <strong>2010</strong> niet volledig door werkgevers en<br />

werknemers betaald. De kostendekkende premie is hiermee in <strong>2010</strong> niet voldaan. Op basis van de<br />

kostendekkende toetspremie resulteert na premiekorting ad 5.147 een tekort van 4.174.<br />

Toeslagverlening<br />

Actieve deelnemers<br />

De toeslagverlening aan de actieve deelnemers is gebaseerd op de loonindex en valt onder categorie D2<br />

van de door het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gepubliceerde toeslagenmatrix. Dit<br />

houdt in dat de toeslagverlening voorwaardelijk is en gefinancierd wordt uit een opslag op de premie.<br />

Indien de dekkingsgraad hoger is dan 105%, wordt er toeslag gegeven op de pensioenaanspraken van de<br />

actieve deelnemers.<br />

Per 1 januari 2011 is aan de actieve deelnemers een toeslag verleend van 1,40%. De koopsom voor deze<br />

toeslagverlening wordt gefinancieerd uit de betaalde premie en is in het boekjaar <strong>2010</strong> verwerkt.<br />

Pensioengerechtigden en slapers<br />

De toeslagverlening aan pensioengerechtigden en slapers valt onder categorie D1 van de<br />

toeslagenmatrix. Dit houdt in dat de toeslagverlening voorwaardelijk is en wordt gefinancierd uit de<br />

beleggingsopbrengsten en reserves.<br />

Per 1 januari 2011 bedroeg de verleende toeslag aan slapers en pensioengerechtigden 1,57%. Deze<br />

toeslagverlening is gebaseerd op het resultaat van de prijsindex van oktober-oktober. De koopsom voor<br />

deze toeslagverlening is ten laste gekomen van <strong>PFP</strong>.<br />

32


8. Pensioenactualiteiten <strong>2010</strong><br />

Uitvoering<br />

Multi-Opf<br />

Medio <strong>2010</strong> is de Pensioenwet gewijzigd in het kader van een drie-stappenplan van het vorige kabinet om<br />

de uitvoeringsmogelijkheden uit te breiden. Deze wijziging maakt het mogelijk voor<br />

ondernemingspensioenfondsen die werken voor verschillende ondernemingen die niet tot dezelfde groep<br />

behoren om op te gaan in één ondernemingspensioenfonds (Multi-Opf). Het wetsvoorstel gaat uit van de<br />

samenvoeging van reeds bestaande ondernemingspensioenfondsen. Een Multi-Opf kan dus niet als<br />

zodanig worden opgericht voor niet tot dezelfde groep behorende ondernemingen. De betrokken<br />

ondernemingspensioenfondsen moeten ten minste vijf jaar hebben bestaan alvorens samen te kunnen<br />

gaan. Een van de redenen voor de wijziging van de Pensioenwet is dat vooral kleine<br />

ondernemingspensioenfondsen het steeds moeilijker vinden om te voldoen aan de eisen van de<br />

Pensioenwet. Zij hebben moeite om mensen met de benodigde kennis te vinden voor bestuur,<br />

deelnemersraad en verantwoordingsorgaan. Daarom willen zij graag samengaan met andere<br />

ondernemingspensioenfondsen. Onder de Pensioenwet geldt nu dat indien een pensioenfonds meerdere<br />

pensioenregelingen uitvoert, deze pensioenregelingen één financieel geheel dienen te vormen. Dit houdt<br />

in dat het niet mogelijk is om voor één regeling tot vermindering van rechten over te gaan zolang het<br />

totale vermogen van het pensioenfonds nog voldoende is.<br />

Door de wijziging van de Pensioenwet wordt hier voor een Multi-Opf verandering in gebracht. De<br />

financiële risico’s, worden dus niet gedeeld, het FTK dient te worden toegepast op ieder oorspronkelijk<br />

financieel geheel. Ten aanzien van het bestuur van het Multi-Opf wordt voorgesteld dat iedere<br />

onderneming of groep van ondernemingen ten minste een lid namens de werkgever en een lid namens de<br />

werknemer in het bestuur zitting heeft. Wat betreft de vertegenwoordiging in de deelnemersraad wordt in<br />

het wetsvoorstel aangegeven dat iedere onderneming of groep van ondernemingen door ten minste een<br />

deelnemer een pensioengerechtigde vertegenwoordigd moet zijn.<br />

PPI<br />

Eind <strong>2010</strong> is in het al genoemde kader de Wet introductie premiepensioeninstellingen (PPI) aangenomen.<br />

De PPI betreft een nieuwe vorm van pensioenuitvoerder. De belangrijkste reden voor de introductie van<br />

de PPI is om buitenlandse pensioenregelingen in Nederland uit te kunnen voeren. De vraag is of de PPI<br />

ertoe zal leiden dat er meer buitenlandse pensioenregelingen in Nederland worden uitgevoerd. Naar<br />

verwachting zal het aanbod van beschikbare premieregeling stijgen.<br />

Tijdens de parlementaire behandeling heeft de regering benadrukt dat de PPI geen banksparen in de<br />

tweede pijler introduceert. De PPI richt zich op arbeidsvoorwaardelijke pensioenregelingen, zoals we die<br />

kennen in de tweede pijler tussen werkgever en werknemer. Banksparen is een individuele<br />

oudedagsvoorziening in de derde pijler.<br />

Daarnaast heeft de regering aangegeven dat de introductie van de PPI geen gevolgen heeft voor de<br />

afspraken die zijn gemaakt ten aanzien van het bereik van pensioenfondsen (domein als product) ten<br />

opzichte van verzekeraars. De PPI bevindt zich deels op het gebied van de verzekeraars, namelijk de<br />

vermogensopbouw van premieovereenkomsten. Echter, gezien het feit dat een ieder vrij is om een PPI op<br />

te richten, leidt dit niet tot oneerlijke concurrentie en zijn aanvullende aanspraken omtrent<br />

taakafbakening niet noodzakelijk.<br />

API<br />

De Algemene Pensioeninstelling moet het sluitstuk van de nieuwe mogelijkheden vormen. Het nieuwe<br />

kabinet heeft aangegeven dat er voor de invoering van de API een nauwe samenhang is met de<br />

governance en de toepassing van het financieel toetsingskader. De invoering vindt daarom<br />

noodzakelijkerwijs volgens een vergelijkbaar tijdpad plaats als het geschetste traject voor de aanpak van<br />

genoemde onderwerpen.<br />

Nieuwe Governance-modellen voor pensioenfondsen<br />

Eind september <strong>2010</strong> heeft toenmalig minister Donner een voorontwerp tot wijziging van de Pensioenwet<br />

in verband met aanpassingen van het bestuursmodel voor pensioenfondsen voor commentaar gezonden<br />

naar de koepels van pensioenfondsen. De reden van dit voorontwerp is om te voorkomen dat het initiatief<br />

wetsvoorstel van de leden Koser- Kaya en Blok tot wijziging van de Pensioenwet met betrekking tot de<br />

medezeggenschap van pensioengerechtigde in pensioenfondsbesturen wordt aangenomen.<br />

Het voorontwerp ziet op stroomlijning van de Governance en medezeggenschap, de versterking van<br />

deskundigheid en de adequate vertegenwoordiging van alle risicodragers binnen het huidige paritaire<br />

bestuursmodel. In het paritaire bestuursmodel gaat men uit van een bestuur bestaande uit<br />

vertegenwoordigers van werkgever(organisaties) en werknemers(organisaties) en de mogelijkheid van<br />

pensioengerechtigden.<br />

33


De pensioengerechtigden krijgen een keuzerecht voor bestuursparticipaties. Daarnaast wordt intern<br />

toezicht versterkt en wordt het mogelijk om externe deskundigen tot het bestuur toe te laten. Het<br />

verantwoordingsorgaan en de deelnemersraad worden geïntegreerd.<br />

Naast het paritaire bestuursmodel worden er nog twee andere modellen uitgewerkt. Namelijk het extern<br />

model en het gemengd bestuursmodel. De laatste is ook wel bekend onder de naam one tier board. In<br />

het extern model zal het bestuur volledig bestaan uit externe deskundigen. In het gemengd model<br />

worden de taken binnen het bestuurd verdeeld over niet-uitvoerende (algemeen bestuur) en uitvoerende<br />

bestuurders (dagelijks bestuur).<br />

Eind december <strong>2010</strong> heeft minister Kamp aangegeven dat het kabinet overweegt om het wetsvoorstel<br />

eerst via internet ter consultatie aan te bieden, voordat het aan de Tweede Kamer wordt aangeboden.<br />

Versoepeling premiebeleid bij dekkingstekort door DNB<br />

Als gevolg van de verbeterde levensverwachting en de gedaalde rente zijn de pensioenkosten in <strong>2010</strong><br />

fors gestegen. Dit zou betekenen dat een aantal pensioenfondsen genoodzaakt zijn om een forse<br />

premiestijging door te voeren willen zij blijven voldoen aan de eis van een minimale dekkingsgraad. DNB<br />

is van oordeel dat in een situatie van dekkingstekort de premie moet bijdragen aan herstel. Echter, na<br />

overleg met SZW heeft DNB besloten pensioenfondsen de mogelijkheid te bieden om voor de<br />

premiestelling voor het jaar 2011 af te wijken van de eis dat de premie tijdens een dekkingstekort moet<br />

bijdragen aan herstel. DNB stelt wel de voorwaarde dat het pensioenfonds vanaf de premiestelling voor<br />

het jaar 2012 een sluitende financiële opzet heeft.<br />

Rapport Waardeoverdracht Nieuwe Stijl<br />

In oktober <strong>2010</strong> heeft een commissie van de drie pensioenkoepels en het Verbond van Verzekeraars het<br />

rapport Waardeoverdracht Nieuwe Stijl aan de Stichting van de Arbeid (STAR) aangeboden. Aanleiding is<br />

onder meer het advies van de STAR van 2009 inzake de bijbetalingsproblematiek bij waardeoverdrachten<br />

die onder meer veroorzaakt wordt door de verschillende rekenregels tussen pensioenfondsen en<br />

verzekeraars.<br />

Conclusie van de commissie is het recht op waardeoverdracht te handhaven en een oplossing voor de<br />

problematiek van de nabestaandenvoorzieningen en de bijbetaalproblematiek te ontwikkelen en de<br />

mogelijkheid te bezien, mede in relatie tot de uitvoeringskosten, om waardeoverdracht onder de huidige<br />

afkoopgrens verplicht te stellen, dit onder verval van de afkoopmogelijkheid. Verder is er volgens de<br />

commissie geen reden de systematiek van de internationale waardeoverdracht aan te passen net als die<br />

van de collectieve waardeoverdrachten.<br />

Waardeoverdracht naar buitenlandse regeling<br />

In de Pensioenwet is een nieuw artikel opgenomen inzake de waardeoverdracht naar een buitenlandse<br />

pensioenregeling die wordt uitgevoerd door een uitvoerder in Nederland. De huidige bepalingen van de<br />

wet gaan namelijk aan deze situatie voorbij, de wetgeving vormt daardoor geen consistent geheel. In dit<br />

artikel wordt geregeld dat de normale plicht tot waardeoverdracht niet geldt indien de mogelijkheden tot<br />

afkoop na de waardeoverdracht ruimer zijn dan op grond van de Pensioenwet.<br />

Bijbetalingsproblematiek waardeoverdracht<br />

In 2011 geeft minister Kamp mede prioriteit aan het acute knelpunt van de bijbetalingsproblematiek bij<br />

waardeoverdracht. Hij deelt de zorgen van de Kamer dat hoge bijbetalingen bij waardeoverdracht de<br />

arbeidsmarktpositie van oudere werknemers kunnen schaden.<br />

FVP<br />

Per 1 januari 2011 is de FVP-bijdrageregeling definitief ten einde gekomen.<br />

Dit betekent dat werknemers van 40 jaar of ouder die op of na 1 januari 2011 WW-gerechtigd worden,<br />

niet meer in aanmerking komen voor een bijdrage op grond van de FVP-bijdrageregeling. Werknemers<br />

die tussen 1 januari <strong>2010</strong> en 1 januari 2011 werkloos zijn geworden, kunnen nog tot 1 januari 2011<br />

onder voorwaarden aanspraken maken op de FVP-bijdrageregeling. Rekening dient gehouden te worden<br />

met een FVP-verstrekkingspercentage lager dan 50% voor alle instroom na 1 januari <strong>2010</strong>. Begin 2013<br />

neemt het FVP-bestuur een definitief besluit over de hoogte van de het FVP-verstrekkingspercentage. De<br />

betalingen van de FVP-bijdrage voor deze groep werknemers worden tot uiterlijk 1 januari 2014<br />

opgeschort.<br />

34


Beleidsregel Deskundigheid<br />

DNB en de Stichting Autoriteit Financiële Markten (AFM) hebben eind <strong>2010</strong> een Beleidsregel<br />

Deskundigheid gepubliceerd. Doel is te verduidelijken welke eisen DNB en AFM stellen aan deskundigheid<br />

van beleidsbepalers van onder toezicht staande instellingen zoals pensioenfondsen en verzekeraars. De<br />

Beleidsregel is gebaseerd op de bestaande wettelijke regels en bevat in dat opzicht ook geen nieuws.<br />

Uitgelegd wordt hoe bepaalde begrippen worden opgevat en waarop wordt gelet bij de toetsing. Dat is<br />

voor de praktijk zeker van belang.<br />

De toezichthouders spreken uit dat dit ertoe kan bijdragen dat aan de regels niet alleen naar de letter,<br />

maar ook naar hun aard en strekking invulling zullen geven, ook van individuele bestuursleden met een<br />

specifieke rol of verantwoordelijkheid. Een bestuur zal de taken zo moeten verdelen dat deskundigheid bij<br />

de vervulling van elk van die taken is gewaarborgd.<br />

Pensioenregister<br />

Het pensioenregister gaat het voor iedere burger mogelijk maken om via één website een totaaloverzicht<br />

te krijgen van alle bij pensioenfondsen en pensioenverzekeraars opgebouwde pensioenaanspraken én van<br />

de aanspraken op grond van de AOW. Een eind <strong>2010</strong> aangenomen wet verplicht elke pensioenuitvoerder<br />

en de SVB tot medewerking hieraan. De website is per 6 januari 2011 beschikbaar.<br />

Inhoud<br />

Pensioenakkoord voorjaar <strong>2010</strong><br />

De STAR heeft op 4 juni <strong>2010</strong> een akkoord gesloten over flexibilisering van pensioen en de AOW. Het<br />

akkoord gaat hierbij uit van een stabilisering van de pensioenkosten en de AOW.<br />

Aanleiding tot het pensioenakkoord is de constatering dat door de stijgende levensverwachting en de<br />

hiermee gepaard gaande uitkeringsduur van pensioenen, de kosten van het pensioenstelsel zullen<br />

stijgen. Verder wordt het huidige pensioenstelsel onvoldoende schokbestendig geacht. Meer<br />

mogelijkheden om de pensioenen aan te passen aan financiële schokken worden dan ook noodzakelijk<br />

geacht waarbij het aanpassen van de door de werkgever af te dragen pensioenpremie niet meer als<br />

effectief wordt gezien.<br />

De aanpassing van het pensioenstelsel aan de stijgende levensverwachting kan volgens het akkoord<br />

vormgegeven worden door trapsgewijze verhoging van de pensioenleeftijd. Ook is het mogelijk uit te<br />

gaan van een vaste forfaitaire uitkeringsperiode vanaf de rekenleeftijd die niet wordt aangepast aan de<br />

stijging van de levensverwachting van toekomstige generaties.<br />

Afgezien van de aanpassingen aan de leeftijdsverwachtingen hebben de sociale partners ook afgesproken<br />

dat pensioenregelingen meer aangepast moeten worden aan de ontwikkelingen op de financiële markten.<br />

De ambitie omtrent de hoogte van het pensioen moet meer afgestemd worden op de realiteit. Dit kan<br />

volgens de partners door middel van een zogenaamd combinatiecontract. Dit bestaat voor een deel uit<br />

een lagere pensioenopbouw met een grote mate van zekerheid en een deel dat volledig<br />

resultaatafhankelijk is op basis van een bepaalde ambitie. Een andere mogelijkheid is het volkomen<br />

flexibele reële contract, waarbij de hoogte van de pensioenen volledig afhankelijk is van de resultaten en<br />

de ambitie.<br />

Voor het resultaatafhankelijke deel van de regeling wordt de premie niet meer bepaald op basis van de<br />

toegekende pensioenen, maar op basis van de beschikbare premie wordt een bepaalde ambitie<br />

geformuleerd, die periodiek kan worden bijgesteld.<br />

De financiering moet in evenwicht zijn met de mate van zekerheid die is beloofd, dit lijkt op de<br />

consistentietoets zoals wij dit nu al voor toeslagenregelingen kennen.<br />

Deze introductie van de mogelijkheid pensioenregelingen voor een deel voorwaardelijk te maken is een<br />

vergaande omslag ten opzichte van het huidige stelsel. Nu kan immers alleen de toekenning van<br />

toeslagen voorwaardelijk worden gemaakt, de basis van het pensioenstelsel ondergaat dus een<br />

verschuiving naar meer onzekerheid.<br />

Het zal werkgevers en werknemers nog steeds toegestaan zijn pensioenregelingen overeen te komen die<br />

de genoemde voorwaardelijkheden niet kennen. Deze zekerheid dient dan echter wel vertaald te worden<br />

in de premie die voor de pensioenregeling betaald dient te worden.<br />

Om een en ander mogelijk te maken zal de pensioenwetgeving, waaronder het FTK en de fiscale regels<br />

omtrent pensioenen, dienen te worden aangepast.<br />

Met betrekking tot de AOW stellen de sociale partners voor dat deze periodiek wordt aangepast aan de<br />

gemiddelde resterende levensverwachting waarbij de eerste verhoging naar 66 jaar per 2020 plaats kan<br />

vinden. Verder wordt voorgesteld de AOW-uitkering met ingang van 2011 aan te passen aan de<br />

ontwikkeling van de verdiende lonen.<br />

35


Aanpak kabinet<br />

Het Regeerakkoord van het nieuwe kabinet sluit op hoofdlijnen aan bij het Pensioenakkoord. De AOWleeftijd<br />

gaat pas in 2020 naar 66. In het afgelopen jaar zijn volgens een brief van het kabinet van najaar<br />

<strong>2010</strong> verschillende aspecten van het pensioenstelsel en de AOW aan de orde gekomen: de verhoging van<br />

de AOW-leeftijd en de flexibilisering van de toegang tot de AOW, de duurzaamheid van het<br />

pensioenstelsel in het licht van het rapport van de commissie Goudswaard, de ‘governance’ van<br />

pensioenfondsen in het licht van het rapport van de commissie Frijns, de evaluatie van het financieel<br />

toetsingskader (FTK) en de rendementscriteria in het licht van het rapport van de commissie Don. De<br />

discussie over deze aspecten is uitgemond in een Wetsvoorstel verhoging AOW-leeftijd. Een<br />

kabinetstandpunt. Inzake de evaluatie van het financieel toetsingskader en het Pensioenakkoord van 4<br />

juni jl. gesloten in de STAR.<br />

Met het Pensioenakkoord hebben sociale partners getoond zich volgens het kabinet hun<br />

verantwoordelijkheid in deze bewust te zijn en hun bereidheid laten blijken om de nodige veranderingen<br />

aan te brengen, zowel waar het de pensioenleeftijd betreft als waar het de aanbevelingen van de<br />

Commissie Toekomstbestendigheid Aanvullende Pensioenregelingen betreft. De wetgever zal de<br />

wetgeving aan moeten passen om nieuwe contractsvormen mogelijk te maken. Het betreft dan een<br />

aanpassing van de Pensioenwet in het algemeen en een uitbreiding van het FTK in het bijzonder.<br />

Dit vereist een zorgvuldig proces, waarbij intensief overleg zal worden gevoerd met de sociale partners in<br />

de STAR. De uitwerking van dit alles in een concreet wetsvoorstel zal tijd vergen. Tegelijk is er alle<br />

partijen veel aan gelegen om zo nodig door invoering van nieuwe pensioencontracten ruimte te scheppen<br />

binnen de dekkingsgraad. Indien het lukt om in januari 2011 op hoofdlijnen duidelijkheid te hebben over<br />

de aanpak en de nieuwe contracten en de nodige wetswijzigingen, moet het mogelijk zijn om de nodige<br />

wetswijzigingen in de loop van 2011 te realiseren, zodat de nieuwe situatie mee kan wegen op het<br />

moment dat eind 2011 eventueel bij een aantal fondsen een aanpassing van de pensioenrechten moet<br />

worden overwogen. Indien er voldoende zicht is op de aanpassing van de contracten, kan ook bezien<br />

worden in hoeverre er specifieke maatregelen nodig en mogelijk zijn om de overgang naar die nieuwe<br />

contractsvormen te faciliteren.<br />

Aanbevelingen STAR inzake nabestaanpensioen<br />

De STAR heeft in <strong>2010</strong> een dringend beroep gedaan op werkgevers, pensioenfondsen en<br />

pensioenverzekeraars om in voorkomende gevallen deelnemers actief en tijdig te informeren over de<br />

dekking van het partnerpensioen in de pensioenregeling waar men aan deelneemt en wat die dekking<br />

inhoudt als men van baan wisselt, werkloos wordt of met pensioen gaat. De STAR beveelt partijen<br />

betrokken bij pensioenregelingen met partnerpensioen verzekerd op risicobasis evenals de daarbij<br />

betrokken pensioenfondsen en pensioenverzekeraars aan om na te gaan op welke wijze voorkomen kan<br />

worden dat onbedoeld een deelnemer geconfronteerd wordt met een niet-toereikende dekking van het<br />

partnerpensioen. Mocht desondanks toch daarvan sprake zijn, dan verdient het naar het oordeel van de<br />

Stichting aanbeveling om de deelnemer alsnog een toereikende dekking van het partnerpensioen aan te<br />

bieden. Daarbij kan dan ook worden aangegeven welke kosten voor de deelnemer hiermee zijn gemoeid.<br />

De STAR beveelt partijen betrokken bij pensioenregelingen met partnerpensioen verzekerd op risicobasis<br />

evenals de daarbij betrokken pensioenfondsen en pensioenverzekeraars aan erin te voorzien dat bij<br />

tussentijdse beëindiging van de deelneming voor de vertrekkende deelnemer met een gehuwde partner of<br />

een bij de burgerlijke stand geregistreerde partner gedurende een periode van maximaal 24 maanden<br />

een standaardomruil plaatsvindt van een deel van het opgebouwde ouderdomspensioen in<br />

partnerpensioen tot ten hoogste 70% van het opgebouwde ouderdomspensioen, tenzij de (ex)deelnemer<br />

daartegen expliciet bezwaar maakt. Aanbevolen wordt de omruil naar partnerpensioen na ommekomst<br />

van de gekozen tijdsperiode ongedaan te maken, tenzij betrokkene expliciet heeft aangegeven de omruil<br />

in stand te laten.<br />

Fiscaliteit<br />

Aanpassing Witteveen-kader nodig naar aanleiding van Pensioenakkoord<br />

Naar aanleiding van het Pensioenakkoord van 4 juni jl. dient het Witteveen-kader voor de aanvullende<br />

pensioenregelingen per 2011 te zijn aangepast, zodat de gemaakte afspraken en aanbevelingen over<br />

premiestabilisatie, het incorporeren van de stijging van de levensverwachting en de indexatie van de<br />

(minimale) franchises aan de verdiende loonontwikkeling (in samenhang met de koppeling van de AOW<br />

aan de verdiende lonen) verdisconteerd kunnen worden. Daarnaast zijn de sociale partners van mening<br />

dat de overheid in het fiscale kader voor arbeidspensioenen genoeg ruimte dient te laten voor sectorale<br />

flexibiliteit.<br />

36


9. Pension Fund Governance<br />

Algemeen<br />

Door de invoering van de Pensioenwet per 1 januari 2007 zijn de Star-principes voor goed<br />

pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance, "PFG") verankerd in het wettelijke kader. De 32<br />

principes hebben betrekking op de volgende componenten: zorgvuldig bestuur, transparantie, openheid<br />

en communicatie, deskundigheid, verantwoording en intern toezicht.<br />

Het beleid van het pensioenfonds is gericht op een integere bedrijfsvoering. De verantwoordelijkheid<br />

hiervoor is vastgelegd in artikel 143 van de Pensioenwet. Dit houdt in ieder geval het volgende in:<br />

- het beheersen van bedrijfsprocessen en bedrijfsrisico’s;<br />

- de integriteitrisico’s;<br />

- voorkomen van belangenverstrengeling;<br />

- de soliditeit van het pensioenfonds, waaronder wordt verstaan: het beheersen van financiële<br />

risico’s en het beheersen van andere risico’s die de soliditeit van het pensioenfonds kunnen<br />

aantasten;<br />

-<br />

Invulling Medezeggenschap, Verantwoordingsorgaan en Intern toezicht<br />

Het Bestuur van <strong>PFP</strong> besteedt veel aandacht aan de opzet en inrichting van de organisatie, inclusief de<br />

interne beheersing. Reglementair is vastgelegd hoe het Bestuur invulling geeft aan begrippen als goed<br />

bestuur, verantwoording en intern toezicht.<br />

Intern Toezicht<br />

Gedragscode<br />

Jaarlijks wordt door de bestuursleden en de secretaris de gedragscode getekend. Dit is ook dit jaar<br />

gebeurd.<br />

Deskundigheidsbevordering<br />

-<br />

-<br />

het beheersen van de financiële positie op de lange termijn door periodiek een continuïteitsanalyse<br />

te maken.<br />

In afwijking van de meeste andere pensioenfondsen kent <strong>PFP</strong> al sinds 1948 een Raad van Toezicht. De<br />

Raad van Toezicht is samengesteld uit drie werkgevers, drie werknemers en drie pensioengerechtigden.<br />

Gelet op de opgedane goede ervaringen treedt de Raad van Toezicht op als zowel Deelnemersraad als<br />

Verantwoordingsorgaan. De verantwoording die het Bestuur aflegt aan de Raad van Toezicht is onderdeel<br />

van de jaarverslagcyclus.<br />

Voor het intern toezicht is gekozen voor een Visitatiecommissie, die eens in de 3 jaar de beleids- en<br />

bestuursprocedures en -processen, de checks and balances, de wijze waarop de uitvoering van de<br />

regeling wordt aangestuurd en de wijze waarop wordt omgegaan met de risico's op de langere termijn<br />

voor (de dekkingsgraad van) <strong>PFP</strong> beoordeelt. De Visitatiecommissie is samengesteld uit 3 externe<br />

deskundigen. Benoeming heeft in 2008 plaatsgevonden en de eerste visitatie heeft in 2009<br />

plaatsgevonden.<br />

Compliance officer<br />

De compliancefunctie is uitbesteed aan het Nederlands Compliance Instituut. Het Bestuur overlegt ten<br />

minste eenmaal per jaar met het NCI over de bevindingen en (nieuwe) ontwikkelingen.<br />

Bij de deskundigheidsbevordering van het Bestuur en de Raad van Toezicht wordt uitgegaan van het Plan<br />

van Aanpak van de Koepels.<br />

Vanwege het grote belang van een solide beleid heeft het Bestuur besloten dat de onderstaande<br />

kennisgebieden als volgt zijn toegekend:<br />

Bestuur<br />

Besturen van een pensioenfonds<br />

Wet- en regelgeving, pensioenregelingen<br />

37


Financiële Commissie (drie bestuursleden)<br />

- Financieel-technische en actuariële aspecten<br />

- Administratieve organisatie en interne controle<br />

- Uitbesteding van werkzaamheden.<br />

Beleggingscommissie (drie bestuursleden)<br />

- Vermogensbeheer<br />

Werkgroep Communicatie (drie bestuursleden)<br />

- Communicatie<br />

Van de betreffende bestuursleden wordt verwacht dat zij met betrekking tot de onderwerpen binnen het<br />

kennisgebied over deskundigheidsniveau 2 beschikken.<br />

In begin <strong>2010</strong> heeft het Bestuur, samen met het zusterfonds PSB, een studiedag inzake Risicobeheer<br />

gevolgd. Daarnaast hebben 3 bestuursleden, tesamen met collega-bestuursleden van de andere<br />

pensioenfondsen van de PZH-Groep een In-Company masterclass Uitbesteding van het vermogensbeheer<br />

bijgewoond. Tevens heeft het Bestuur via SPO connects diverse seminars en congressen gevolgd.<br />

De nieuwe leden van de Raad van Toezicht hebben in <strong>2010</strong> en zullen in 2011 relevante opleidingen<br />

volgen. Tevens worden in 2011 themabijeenkomsten voor de voltallige Raad van Toezicht gepland.<br />

Naleving wet- en regelgeving<br />

Het Bestuur is niet bekend met overtredingen van wet- en regelgeving.<br />

Toezichthouder<br />

In <strong>2010</strong> heeft een formeel overleg plaatsgevonden met DNB. Voor een toelichting hiervan wordt<br />

verwezen naar hoofdstuk 4.<br />

Juridische procedures<br />

Er zijn in het verslagjaar geen juridische procedures tegen <strong>PFP</strong> aanhangig gemaakt.<br />

Klachten<br />

Er zijn in het verslagjaar geen klachten ingediend.<br />

Verslag van de Deelnemersraad (Raad van Toezicht)<br />

Algemeen<br />

De Raad van Toezicht (de Raad) fungeert sinds 1 januari 2007 als Deelnemersraad en tevens als<br />

Verantwoordingsorgaan. Hiertoe zijn in 2007 de statuten en het Huishoudelijk Reglement aangepast,<br />

waarbij rekening is gehouden met de uitgangspunten van Pension Fund Governance. Hierbij zijn de<br />

frequentie van het overleg met het Bestuur, de te behandelen onderwerpen met betrekking tot het beleid<br />

en de verantwoording van het orgaan vastgesteld.<br />

Overleg<br />

In het verslagjaar is de Raad twee keer bijeen geweest om van gedachten te wisselen over, in te<br />

stemmen met en advies te geven over (voorgenomen) besluiten van het Bestuur. Er was hierbij sprake<br />

van reguliere vergaderingen, waaraan ook werd deelgenomen door een afvaardiging van het Bestuur van<br />

het pensioenfonds.<br />

Onderwerpen<br />

In het verslagjaar werd door het Bestuur een aantal besluiten genomen waarvoor instemming van de<br />

Raad nodig was, dan wel waarop de Raad moest adviseren. Een van de belangrijkste onderwerpen<br />

waarover het Bestuur en de Raad zich in <strong>2010</strong> hebben gebogen, was de vaststelling van de premie voor<br />

het jaar 2011.<br />

38


Instemming<br />

<strong>Jaarverslag</strong>en 2009 (<strong>Jaarverslag</strong>, Jaarrekening, Actuarieel rapport, Rapport Waarmerkend Actuaris,<br />

Accountantsverslag)<br />

De Raad kon, na korte gedachtewisselingen en discussies met de opstellers van de verslagen, het bestuur<br />

en <strong>PFP</strong>, instemmen met de concepten van de verslagen over 2009, zodat deze, na de verwerking van de<br />

opmerkingen en aanvullingen, konden worden gepubliceerd.<br />

Advies<br />

Tijdens de reguliere vergaderingen werd de Raad gevraagd te adviseren over de volgende onderwerpen.<br />

In alle gevallen adviseerde de Raad positief op de door het bestuur genomen besluiten.<br />

Indexatie/ophoging opgebouwde pensioenaanspraken<br />

Ondanks dat de financiële positie van <strong>PFP</strong> in <strong>2010</strong> als gevolg van de lage rente en de stijgende<br />

levensverwachting niet verbeterde, legde het Bestuur het besluit voor om de ingegane pensioenen en<br />

slapersrechten op basis van de prijsindex per 1 oktober <strong>2010</strong> te verhogen met de volledige toeslag. Dit in<br />

afwijking van het beleidskader, omdat de actuele dekkingsgraad op het beslismoment feitelijk aanleiding<br />

gaf een korting op de te verlenen toeslag toe te passen.<br />

Als reden voor het voorstel werd het relatief geringe verschil (in euro’s) tussen volledige toeslag (1,57%)<br />

en gedeeltelijke toeslag (0,98%) aangevoerd. Een bijkomend argument was de geringe invloed op de<br />

dekkingsgraad (-/- 0,3%).<br />

De Raad adviseerde het Bestuur na een levendige discussie om dit aspect nog eens goed te overdenken.<br />

Overigens werd hierbij ook aangegeven dat de Raad een heroverwogen besluit, hoe dit dan ook zou<br />

uitvallen, zou ondersteunen, omdat de door het Bestuur gekozen lijn verdedigbaar was.<br />

Het voorstel de verhoging van de opgebouwde pensioenaanspraken van deelnemers aan te passen met<br />

een percentage gerelateerd aan de verhoging van de lonen per 1 juli <strong>2010</strong> (1,40%) leverde verder geen<br />

discussie op.<br />

Basispensioenpremie<br />

Omdat de financiële positie van <strong>PFP</strong> in <strong>2010</strong> als gevolg van de lage rente en de stijgende<br />

levensverwachting niet verbeterde, legde het Bestuur het besluit voor om de korting op de<br />

basispensioenpremie voor 2011 verder te verlagen en wel met 6%. Dit in afwijking van het beleidskader,<br />

waarin is voorzien in stappen van 3%. Als belangrijkste redenen werden hiervoor opgegeven de<br />

opwaartse druk door de almaar toenemende levensverwachting en het (te) grote verschil tussen de<br />

volgens het beleidskader gewenste premie (28%) en de te betalen premie (18%) na de in<br />

overeenstemming met het beleidskader doorgevoerde verhoging van 3%.<br />

Omdat het voorgenomen besluit buiten het afgesproken beleidskader viel, ontstond binnen de Raad<br />

wederom een levendige discussie, onder meer omdat de invloed van het verschil tussen een korting van<br />

3% en van 6% op de dekkingsgraad ook gering was (-/- 0,3%).<br />

Uiteindelijk adviseerde de Raad, ingegeven door een conservatieve benadering van de<br />

pensioenproblematiek, de korting op de pensioenpremie met 6% te verlagen. Hierbij werd overigens wel<br />

de kanttekening geplaatst dat dit geen precedent mag scheppen voor volgende jaren.<br />

Beleggingsplan 2011<br />

Door Mn-Services, de fiduciair vermogensbeheerder van <strong>PFP</strong>, werd in <strong>2010</strong> het beleggings- en risicobeleid<br />

2011 gepresenteerd. Hierbij werd ruime aandacht besteed aan de ontwikkelingen in de eurozone en de<br />

gevolgen daarvan voor de beleggingsportefeuille. Ook werd aandacht besteed aan de waardering van<br />

risico’s en de wijze waarop gesignaleerde risico’s zouden moeten/kunnen doorwerken in de beleggingen.<br />

Het Bestuur kon zich in grote lijnen vinden in de visie van Mn-Services, evenwel met de kanttekening dat<br />

de Beleggingscommissie en Mn-Services de voor- en nadelen zullen afwegen van de door Mn-Services<br />

voorgestelde uitbreiding van de categorie hedge funds ten koste van de positie in aandelen en dat nader<br />

onderzocht zal worden hoe een bescherming tegen een forse koersdaling kan worden aangebracht.<br />

Uitgangspunt voor het beleggingsbeleid 2011 is het Groei/Recessie-scenario.<br />

AG-Prognosetafel <strong>2010</strong>-2060<br />

Het Bestuur heeft, conform de adviezen van Mercer en de Financiële Commissie, besloten tot toepassing<br />

van de AG-Prognosetafel <strong>2010</strong>-2060. Als gevolg hiervan wordt in de berekening van de voorziening<br />

Pensioenverplichtingen en de kostendekkende premie rekening gehouden met een stijgende<br />

levensverwachting. Als gevolg hiervan daalt de dekkingsgraad. Na een korte discussie adviseert de Raad<br />

in positieve zin over het hanteren van de AG-Prognosetafel <strong>2010</strong>-2060.<br />

39


Statuten en reglement<br />

Hoewel de statuten en reglementen in <strong>2010</strong> niet werden aangepast, is hierop al wel een voorschot<br />

genomen. Dit mede als gevolg van het feit dat in het verslagjaar de samenstelling van de Raad, door het<br />

overlijden van de heren Alting en Van de Fliert en het vertrek van de heer Ramekers, een aanzienlijke<br />

wijziging onderging. Voor de komende jaren zal een rooster van aftreden worden opgesteld waardoor de<br />

vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers en gepensioneerden volgens een vast schema zullen<br />

aftreden.<br />

Vaststelling franchise<br />

De Raad heeft positief geadviseerd op het voorstel om de franchise per 1 januari 2011 volgende de<br />

gebruikelijke methode, waarbij de AOW voor alleenstaanden de basis vormt, te hanteren.<br />

Tot slot<br />

Het verslagjaar <strong>2010</strong> zal voor <strong>PFP</strong> de geschiedenisboeken ingaan als het jaar waarin de financiële wereld<br />

tot rust leek te zijn gekomen, maar alsnog werd opgeschrikt door problemen binnen de eurozone. Door<br />

de enorme overheidstekorten in Griekenland, Ierland, Portugal en Spanje werden nieuwe maatregelen<br />

noodzakelijk, waarvan het Europese noodfonds de belangrijkste is. Naar verwachting zal de onrust op de<br />

financiële markten nog wel even aanhouden, waardoor risicobeheersing en een prudent beleggingsbeleid<br />

zich de komende jaren op blijvende aandacht mogen verheugen.<br />

De ontwikkeling van de dekkingsgraad van <strong>PFP</strong> is (nog steeds) tevredenstellend en <strong>PFP</strong> nestelde zich in<br />

<strong>2010</strong> dan ook in de top drie van pensioenfondsen met een hoge dekkingsgraad in Nederland. 1)<br />

Voor de Raad waren de ontwikkelingen, mede door de wijze waarop <strong>PFP</strong> en Mn-Services maandelijks en<br />

per kwartaal rapporteerden, zeer goed te volgen. De Raad oordeelt dan ook (zeer) positief over de<br />

informatievoorziening ten aanzien van de ontwikkeling van de vermogenspositie van het pensioenfonds.<br />

Rest nog een bijzonder woord van dank aan de heren Norg en De Steur die door hun inzet en kritische<br />

bijdragen in belangrijke mate hebben bijgedragen aan het functioneren van de Raad van Toezicht en voor<br />

wie <strong>2010</strong> het laatste jaar was waarin zij zich voor de Raad en voor <strong>PFP</strong> hebben ingezet.<br />

1 Bron: De Volkskrant van 30 oktober <strong>2010</strong>, Economiekatern, pagina 5.<br />

Verslag van het Verantwoordingsorgaan (Raad van Toezicht)<br />

Algemeen<br />

Het Bestuur legt verantwoording af aan de Raad van Toezicht (de Raad) over het beleid en de wijze<br />

waarop het beleid is uitgevoerd. Tevens legt het Bestuur verantwoording af over de naleving van de<br />

principes voor goed pensioenfondsbestuur, zoals vastgesteld door de Stichting van de Arbeid op 16<br />

december 2005.<br />

De Raad heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het Bestuur, over het door<br />

het Bestuur (uit)gevoerde beleid, alsmede over de beleidskeuzes voor de toekomst. De Raad legt zijn<br />

oordeel ten minste éénmaal per jaar schriftelijk vast. Dit oordeel wordt, samen met de reactie van het<br />

Bestuur daarop, opgenomen in het jaarverslag waarop het oordeel betrekking heeft.<br />

De Raad heeft een adviesrecht ten aanzien van:<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

-<br />

het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling voor bestuursleden;<br />

het wijzigen van het beleid ten aanzien van de Raad;<br />

de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht;<br />

het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure;<br />

het premie- en toeslagbeleid;<br />

het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid.<br />

40


De Raad heeft in het kader van zijn taakuitoefening in <strong>2010</strong> kennis genomen van het jaarverslag en de<br />

jaarrekening 2009, de notulen van de bestuursvergaderingen, de reglementen, de ABTN en de resultaten<br />

van de ALM-studie uitgevoerd met het oog op het beleggingsbeleid voor 2011.<br />

De Raad heeft geen gebruik gemaakt van zijn recht op overleg met de externe actuaris en de externe<br />

accountant.<br />

Bevindingen<br />

De Raad heeft de volgende bevindingen:<br />

Goed pensioenfondsbestuur (Pension Fund Governance)<br />

Het Bestuur is er volgens de Raad voldoende in geslaagd de principes voor goed pensioenfondsbestuur te<br />

vertalen naar het fonds. In het verlengde hiervan heeft de Raad het Bestuur gevraagd na te gaan hoe het<br />

beloningsbeleid van de fiduciair vermogensbeheerder Mn-Services in elkaar steekt. De Raad was met<br />

name benieuwd of deze beloningsstructuur bepaalde perverse prikkels bevatte die de beheerders<br />

mogelijk zou kunnen aanzetten tot onverantwoorde beslissingen. Mn-Services heeft in <strong>2010</strong> formeel<br />

verklaard dat:<br />

- fundmanagers niet extra worden beloond voor investeringen in bepaalde beleggingsproducten; en<br />

- in het gehanteerde model géén incentives zijn opgenomen om bepaalde risico’s te nemen of te<br />

stimuleren.<br />

Daarnaast heeft Mn-Services aangegeven dat het gehanteerde beloningsbeleid aan alle eisen op dit<br />

terrein van DNB en AFM voldoet.<br />

De Raad acht deze verklaring voldoende.<br />

Wetgeving en reglementen<br />

Het Bestuur heeft zich in het verslagjaar op juiste wijze gehouden aan de geldende wet- en regelgeving,<br />

de reglementen en de statuten van het pensioenfonds. Overigens zijn statuten en reglementen in <strong>2010</strong><br />

niet onderhevig geweest aan wijziging.<br />

Toeslagbeleid<br />

In <strong>2010</strong> zijn toeslagen in principe toegekend conform het vastgestelde beleid, waarbij, wat betreft de<br />

indexatie van ingegane pensioenen, in positieve zin van het beleidskader werd afgeweken. De Raad is<br />

van mening dat het Bestuur hiermee zorgvuldig is omgegaan door de belangen van alle deelnemers in<br />

zijn besluitvorming te betrekken.<br />

Premiebeleid<br />

Het premiebeleid is op zorgvuldige wijze, en met inachtneming van de belangen van alle (gewezen)<br />

deelnemers, tot stand gekomen. Vanwege de verslechterde financiële positie van het pensioenfonds in<br />

<strong>2010</strong> kon de Raad zich vinden in het besluit van het Bestuur om opnieuw af te wijken van het<br />

vastgestelde beleidskader. Rekening houdende met de belangen van zowel de nog actieve deelnemers,<br />

als de gepensioneerden en slapers, kon hierdoor ook voor 2011 een weliswaar hogere (+6%) maar nog<br />

altijd niet kostendekkende premie worden vastgesteld. Ook in het komende jaar zal de thans nog<br />

bestaande premiekorting een aandachtspunt zijn voor het Bestuur en de Raad van Toezicht.<br />

Beleggingsbeleid (inclusief Corporate Governance en Verantwoord Beleggen)<br />

Ook in <strong>2010</strong> is het beleggingsbeleid zorgvuldig en prudent geweest. Dit blijkt uit het feit dat de<br />

dekkingsgraad per ultimo <strong>2010</strong> zich boven de reservetekortgrens, en dus buiten de gevarenzone, bevond.<br />

De Raad is dan ook van oordeel dat het Bestuur hierin op zorgvuldige wijze de juiste keuzes heeft<br />

gemaakt.<br />

Risicobeleid<br />

Met in het achterhoofd de ontwikkelingen in de afgelopen jaren en de problemen die zich met<br />

verschillende landen in de eurozone voordeden, was <strong>2010</strong> een jaar waarin vooral werd gekeken naar de<br />

wijze waarop de risico’s (nog beter) konden worden beheerst en op welke wijze zo optimaal mogelijk zou<br />

moeten worden ingespeeld op de ontwikkelingen. Gezien de vermogenspositie van het pensioenfonds per<br />

ultimo <strong>2010</strong> is de Raad van oordeel dat dit in <strong>2010</strong> op adequate wijze is gebeurd en dat op dit gebied de<br />

juiste keuzes zijn gemaakt om het hoofd te bieden aan de turbulente marktomstandigheden.<br />

41


Financiële positie van het pensioenfonds<br />

Hoewel de dekkingsgraad van het pensioenfonds per ultimo <strong>2010</strong> lager uitviel dan per ultimo 2009, bleef<br />

de financiële positie van het fonds robuust. De afname van de dekkingsgraad kwam namelijk vooral door<br />

de verrekening van nieuwe tabellen in verband met de togenomen levensverwachting.<br />

Oordeel<br />

De Raad constateert dat:<br />

- de externe accountant gerapporteerd heeft dat voldaan is aan de relevante wet- en regelgeving en<br />

dat er geen bevindingen zijn gemeld die reden geven tot zorg;<br />

- de certificerend actuaris enkele kanttekeningen heeft opgenomen m.b.t. het premiebeleid en het<br />

daaraan ten grondslag liggende beleidskader;<br />

- de toezichthouders geen op- en/of aanmerkingen hebben gemaakt ten aanzien van het<br />

functioneren van (het Bestuur van) het pensioenfonds.<br />

Op grond van al het voorgaande komt de Raad tot het volgende oordeel:<br />

- het Bestuur heeft ruim voldoende informatie verstrekt op basis waarvan de Raad zich een oordeel<br />

heeft kunnen vormen;<br />

- het handelen van het Bestuur is in <strong>2010</strong> in overeenstemming geweest met de statuten,<br />

reglementen en andere fondsstukken;<br />

- het Bestuur heeft in <strong>2010</strong> een consistent beleid gevoerd, waarbij de belangen van alle betrokkenen<br />

voldoende zijn afgewogen en geborgd;<br />

- het Bestuur heeft, gegeven de omstandigheden logische beleidskeuzes voor de toekomst gemaakt.<br />

Aanbevelingen<br />

De Raad beveelt aan om voort te gaan met de wijze waarop het beleid tot stand komt en vervolgens ook<br />

wordt uitgevoerd.<br />

Tot slot wil de Raad zijn waardering uitspreken over het gevoerde bestuursbeleid in het jaar <strong>2010</strong> en<br />

spreekt tevens de wens uit dat deze lijn in de toekomst wordt voortgezet.<br />

Reactie Bestuur<br />

Het Bestuur weet zich gesteund door de adviezen en opmerkingen van de Raad van Toezicht en spreekt<br />

zijn waardering uit voor de kritische en constructieve inzet. De aanbevelingen worden ter harte genomen.<br />

Het Bestuur zal de Raad van Toezicht hierover terugrapporteren.<br />

Tot slot<br />

Het Bestuur spreekt zijn dank uit aan alle betrokkenen voor hun inzet en toewijding in het afgelopen jaar.<br />

Rijswijk, 25 mei 2011<br />

Namens het Bestuur:<br />

C. Kuijvenhoven RA, N.W. Dijkhuizen,<br />

voorzitter secretaris<br />

42


STICHTING PENSIOENFONDS PRODUCTSCHAPPEN<br />

Rijswijk<br />

JAARREKENING<br />

43


BALANS PER 31 DECEMBER<br />

Na resultaatbestemming (x € 1.000)<br />

ACTIVA<br />

Beleggingen voor risico pensioenfonds (1)<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

Vastgoedbeleggingen 20.742 19.813<br />

Aandelen 62.894 58.185<br />

Vastrentende waarden 328.732 328.537<br />

Derivaten 5.887 1.025<br />

Overige beleggingen 24.437 16.938<br />

Beleggingen voor risico deelnemers (2)<br />

442.692 424.498<br />

Beleggingen VP/IAP-regeling 32.960 34.288<br />

Herverzekeringsdeel technische voorzieningen (3)<br />

Vorderingen en overlopende activa (4)<br />

17 19<br />

Vorderingen inzake beleggingen 3.374 884<br />

Overige vorderingen 1.339 935<br />

Overige activa (5)<br />

4.713 1.819<br />

Liquide middelen 2.421 11.277<br />

44<br />

482.803 471.901


BALANS PER 31 DECEMBER<br />

Na resultaatbestemming (x € 1.000)<br />

PASSIVA<br />

Stichtingskapitaal en reserves (6)<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

Stichtingskapitaal 1 1<br />

Algemene reserve 86.176 97.522<br />

Reserve bijzondere uitvoeringskosten 821 821<br />

Technische voorzieningen (7)<br />

86.998 98.344<br />

Voorziening Pensioenverplichtingen 348.607 316.694<br />

Overige technische voorzieningen (8)<br />

Voorziening pensioenverplichtingen risico<br />

deelnemers<br />

Langlopende schulden (9)<br />

32.960 34.288<br />

Instellingen 5.633 5.242<br />

Overige schulden en overlopende passiva (10)<br />

Instellingen 657 524<br />

Overige schulden 7.948 16.809<br />

45<br />

8.605 17.333<br />

482.803 471.901


STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />

(x € 1.000)<br />

BATEN<br />

Premiebijdragen van werkgevers en werknemers (11)<br />

Beleggingsresultaten risico pensioenfonds (12)<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

7.684 6.233<br />

Directe beleggingsresultaten 6.727 748<br />

Indirecte beleggingsresultaten 25.218 60.701<br />

Kosten van vermogensbeheer - 1.595 - 1.389<br />

Overige baten (13)<br />

LASTEN<br />

30.350 60.060<br />

94 108<br />

38.128 66.401<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

Pensioenuitkeringen (14) - 16.732 - 16.618<br />

Pensioenuitvoerings- en administratiekosten (15) - 944 - 1.151<br />

Mutatie Voorziening Pensioenverplichtingen (16)<br />

Actuariële premies en koopsommen - 8.407 - 8.254<br />

Koopsommen uit VP/IAP-regeling - 3.229 - 2.638<br />

Indexering en overige toeslagen - 3.340 - 1.220<br />

Vrijval voorziening stop-loss 283 703<br />

Rentetoevoeging - 4.131 - 7.763<br />

Pensioenuitkeringen 16.606 16.562<br />

Pensioenuitvoerings- en administratiekosten 963 975<br />

Wijziging marktrente - 27.544 9.349<br />

Overdracht van rechten - 412 303<br />

Aanpassing overlevingstafels - 2.919 - 14.216<br />

Overige mutaties 215 - 703<br />

- 31.915 - 6.902<br />

Saldo overdrachten van rechten (17) 359 - 131<br />

Overige lasten (18) - 242 - 290<br />

- 49.474 - 25.092<br />

Saldo van baten en lasten - 11.346<br />

41.309<br />

Resultaatbestemming (19)<br />

Algemene reserve - 11.346<br />

41.309<br />

46


KASSTROOM<br />

(x € 1.000)<br />

Pensioenactiviteiten<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

Bijdragen van werkgevers en werknemers 7.280 6.245<br />

Overgenomen pensioenverplichtingen 413 72<br />

Uitkering herverzekering 4 4<br />

Pensioenuitkeringen - 16.711 - 16.609<br />

Afkopen - 21 - 9<br />

Overgedragen pensioenverplichtingen - 54 - 203<br />

Premies herverzekering - 43 - 37<br />

Uitvoeringskosten - 944 - 1.151<br />

Overige mutaties - 199 - 4.244<br />

Mutaties vorderingen/schulden 977 4.036<br />

Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten<br />

Beleggingsactiviteiten<br />

- 9.298 - 11.896<br />

Verkopen en aflossingen 357.729 256.214<br />

Directe beleggingsopbrengsten - 263 2.275<br />

Aankoop beleggingen - 345.105<br />

- 267.205<br />

Kosten vermogensbeheer - 1.595 - 1.389<br />

Ov. kasstroom uit beleggingsactiviteiten - 10.324 11.480<br />

Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten<br />

Mutatie in geldmiddelen<br />

Verloop Liquide middelen<br />

442 1.375<br />

- 8.856 - 10.521<br />

Stand 1 januari 11.277 21.798<br />

Stand 31 december 2.421 11.277<br />

Mutatie in boekjaar<br />

47<br />

- 8.856<br />

- 10.521


GRONDSLAGEN<br />

Algemene toelichting<br />

1.01 Activiteiten<br />

Het doel van <strong>PFP</strong> is het nu en in de toekomst verstrekken van uitkeringen aan pensioengerechtigden en<br />

nabestaanden terzake van ouderdom en overlijden; tevens verstrekt <strong>PFP</strong> uitkeringen aan<br />

arbeidsongeschikte deelnemers.<br />

1.02 Pensioenregelingen<br />

Onderstaand wordt in hoofdlijnen een beschrijving gegeven van de pensioenregelingen zoals die gelden in<br />

<strong>2010</strong>.<br />

Eigenschappen van de pensioenregelingen<br />

<strong>2010</strong> Middelloon Aanvullend Vroegregeling<br />

pensioen pensioen<br />

Pensioensysteem Uitkering Premie Premie<br />

Pensioenleeftijd 65 65 62<br />

Maximum pensioengevend salaris geen geen geen<br />

Toeslagen tijdens opbouw voorwaardelijk nvt nvt<br />

Toeslagen na ingang voorwaardelijk voorwaardelijk voorwaardelijk<br />

Franchise<br />

In dienst op of na 1 januari 2006<br />

In dienst voor 1 januari 2006 en geboortejaar:<br />

€ 12.442 nvt nvt<br />

- 1957 en eerder € 14.670 nvt nvt<br />

- 1958 t/m 1967 € 13.556 nvt nvt<br />

- 1968 en later € 12.442 nvt nvt<br />

Pensioengrondslag (PG) 12 maanden<br />

salaris+<br />

jaarsalaris jaarsalaris<br />

- Vakantietoeslag ja nvt nvt<br />

- Eindejaarsuitkering ja nvt nvt<br />

- Overige vaste salariscomponenten ja nvt nvt<br />

Pensioenopbouwpercentage 1,90% fiscale ruimte 4,75% van het<br />

jaarsalaris<br />

Nabestaandenpensioen 60% van het<br />

ouderdoms-<br />

pensioen<br />

Werkgeversbijdrage 2/3e deel van<br />

15% over PG<br />

Werknemersbijdrage 1/3e deel van<br />

15% over PG<br />

Werknemersbijdrage verhoging<br />

nabestaandenpensioen naar 70%<br />

Administratie/ uitvoeringkosten<br />

60% van het<br />

ouderdoms-<br />

pensioen<br />

Bij voorover-<br />

lijden VP-kapitaal<br />

nvt 1,90% van het<br />

jaarsalaris<br />

fiscale staffel 2,85% van het<br />

jaarsalaris<br />

1,0% over PG nvt nvt<br />

1,0% van de PG +<br />

4,0% van de<br />

technische<br />

voorziening<br />

48<br />

3,25% van de<br />

storting + 0,15%<br />

van de belegging<br />

3,25% van de<br />

storting + 0,15%<br />

van de belegging


Middelloonpensioenregeling<br />

De pensioenregeling is een geïndexeerde middelloonregeling die voor elk deelnemersjaar voorziet in een<br />

ouderdomspensioen ter grootte van 1,90% van de meest recentelijk vastgestelde pensioengrondslag voor<br />

dat jaar. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet wordt deze regeling gekarakteriseerd als een<br />

uitkeringsovereenkomst.<br />

Het partnerpensioen ten behoeve van de echtgeno(o)t(e), de wettelijk geregistreerde partner dan wel de<br />

overeenkomstig de pensioenregeling aangemelde, met de deelnemer samenwonende partner is 60% van<br />

het ouderdomspensioen; het wezenpensioen ten behoeve van de kinderen van de werknemers is 14%<br />

van het ouderdomspensioen. Op vrijwillige basis kan het niveau van het partnerpensioen worden<br />

verhoogd tot 70%. Tevens voorziet de pensioenregeling in een Anw-compensatie ter aanvulling of<br />

vervanging van de nabestaandenuitkering uit hoofde van de Algemene nabestaandenwet (Anw).<br />

Werknemers die wegens volledige en duurzame arbeidsongeschiktheid in aanmerking komen voor een<br />

IVA-uitkering, hebben recht op een aanvulling tot maximaal 80% van het jaarsalaris. In die situatie wordt<br />

de opbouw van het pensioen zonder premiebetaling voortgezet.<br />

De pensioengrondslag is 12 maal het maandsalaris verhoogd met de vakantietoeslag, eindejaarsuitkering<br />

en andere door de werkgever voor de berekening van het jaarsalaris aangemerkte bedragen minus een<br />

franchise. Deze franchise wordt jaarlijks door het Bestuur vastgesteld met als richtsnoer de ontwikkeling<br />

van de AOW voor ongehuwden.<br />

Voor de pensioenregeling wordt een doorsneepremie vastgesteld, als percentage van de<br />

pensioengrondslag. Van deze premie komt 1/3 deel voor rekening van de werknemer en 2/3 deel voor<br />

rekening van de werkgever. Voor de deelnemers is de toeslagverlening voorwaardelijk. Indien de<br />

dekkingsgraad hoger is dan 105% wordt een toeslag gegeven op basis van de loonindex. De uit deze<br />

toeslagverlening voortvloeiende lasten maken onderdeel uit van de kostendekkende premie.<br />

Voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden is de toeslagverlening (op basis van de prijsindex)<br />

eveneens voorwaardelijk. De uit deze toeslagverlening voortvloeiende lasten worden gefinancierd uit de<br />

middelen van het pensioenfonds. Het Bestuur streeft in haar beleid naar het verlenen van toeslagen op<br />

de ingegane en premievrije pensioenen. Of dit mogelijk is wordt jaarlijks beoordeeld door het Bestuur op<br />

basis van de financiële situatie van het pensioenfonds. Het Bestuur hanteert daartoe de<br />

beleidskeuzematrix als leidraad. Het Bestuur kan afwijken van de beleidskeuzematrix.<br />

2. Grondslagen voor waardering van activa en passiva<br />

2.01 Algemeen<br />

De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen van Titel 9 Boek 2 BW en<br />

de Richtlijn voor de <strong>Jaarverslag</strong>geving voor Pensioenfondsen (RJ 610), uitgegeven door de Raad voor de<br />

<strong>Jaarverslag</strong>geving. De jaarrekening is opgesteld in euro’s.<br />

Beleggingen en pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op reële waarde. De overige activa en<br />

passiva worden gewaardeerd op de verkrijgings- of vervaardigingprijs. Indien geen specifieke<br />

waarderingsgrondslag is vermeld, vindt waardering plaats tegen de verkrijgingsprijs. In de balans, de<br />

staat van baten en lasten en het kasstroomoverzicht zijn referenties opgenomen, waarmee wordt<br />

verwezen naar de toelichting.<br />

2.02 Vergelijking met voorgaand jaar<br />

De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van<br />

het voorgaande jaar.<br />

2.03 Schattingen en veronderstellingen<br />

Bij toepassing van de grondslagen en regels voor het opstellen van de jaarrekening vormt het Bestuur<br />

van het pensioenfonds zich verschillende oordelen en maakt schattingen die essentieel kunnen zijn voor<br />

de in de jaarrekening opgenomen bedragen. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW<br />

vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende<br />

veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de betreffende jaarrekeningposten.<br />

49


2.04 Opname van actief, verplichting, bate of last<br />

Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische<br />

voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden<br />

vastgesteld.<br />

Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan<br />

gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar<br />

kan worden vastgesteld.<br />

Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het<br />

economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van<br />

een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.<br />

Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met<br />

een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden,<br />

waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld.<br />

2.05 Vreemde valuta<br />

Functionele valuta<br />

Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro’s tegen de koers per<br />

balansdatum. Deze waardering is onderdeel van de waardering tegen reële waarde. Baten en lasten<br />

voortvloeiende uit transacties in vreemde valuta’s worden omgerekend tegen de koers per<br />

transactiedatum.<br />

Transacties, vorderingen en schulden<br />

Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de<br />

koers op transactiedatum. Monetaire activa en passiva in vreemde valuta worden omgerekend tegen de<br />

koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten<br />

gunste of ten laste van de staat van baten en lasten.<br />

2.06 Beleggingen voor risico pensioenfonds<br />

De Pensioenwet schrijft waardering van beleggingen tegen marktwaarde voor. Het begrip marktwaarde is<br />

te beschouwen als synoniem van reële waarde. Om aan te sluiten op het toenemende gebruik (ook<br />

internationaal) van het begrip reële waarde (fair value ) wordt dit begrip gehanteerd.<br />

2.07 Herverzekeringsdeel technische voorzieningen<br />

Herverzekeringscontracten op risicobasis<br />

Vorderingen uit herverzekeringscontracten op risicobasis worden als actief verantwoord op het moment<br />

dat de onderhavige verzekerde gebeurtenis zich voordoet. De waardering vindt plaats op basis van de<br />

contante waarde van de verzekerde uitkeringen uit hoofde van het contract, volgens de grondslagen van<br />

het pensioenfonds.<br />

2.08 Vorderingen en overige activa<br />

Vorderingen worden opgenomen tegen de verkrijgingsprijs. Een voorziening wordt getroffen op de<br />

vorderingen op grond van verwachte oninbaarheid.<br />

Onder de overige activa zijn liquide middelen die als kas, banktegoeden en deposito’s die onmiddellijk<br />

opeisbaar zijn dan wel met een looptijd korter dan twaalf maanden opgenomen.<br />

Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder<br />

kortlopende schulden.<br />

2.09 Stichtingskapitaal en reserves<br />

Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en<br />

posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het<br />

pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde<br />

waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen.<br />

De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en<br />

artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans.<br />

50


2.10 Technische voorzieningen<br />

Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds<br />

De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (VPV) wordt gewaardeerd<br />

op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde<br />

van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum<br />

onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde<br />

nominale aanspraken en de, inmiddels als gevolg van een bestuursbesluit, onvoorwaardelijke<br />

(toeslag)toezeggingen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente,<br />

waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt.<br />

Bij de berekening van de VPV is uitgegaan van het op de balansdatum geldende pensioenreglement en<br />

van de over de verstreken deelnemersjaren verworven aanspraken. Jaarlijks wordt door het Bestuur<br />

besloten of de opgebouwde pensioenaanspraken worden geïndexeerd. Alle per balansdatum bestaande<br />

toeslagbesluiten (ook voor toeslagbesluiten na balansdatum voor zover sprake is van ex ante-condities)<br />

zijn in de berekening begrepen. Er wordt geen rekening gehouden met toekomstige<br />

salarisontwikkelingen.<br />

Bij de berekening van de voorziening wordt rekening gehouden met premievrije pensioenopbouw in<br />

verband met invaliditeit op basis van de contante waarde van premies waarvoor vrijstelling is verleend<br />

wegens arbeidsongeschiktheid.<br />

Bij de bepaling van de actuariële uitgangspunten wordt rekening gehouden met de voorzienbare trend in<br />

overlevingskansen.<br />

De Technische voorziening is gebaseerd op de volgende actuariële grondslagen en veronderstellingen:<br />

- De gehanteerde marktrente die gebaseerd is op de rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door<br />

DNB, rekening houdend met een looptijd van de uitkeringen.<br />

- De overlevingskansen zijn afgeleid uit de AG Prognosetafel <strong>2010</strong>-2060, startjaar 2011. Op deze<br />

kansen zijn leeftijd- en inkomensafhankelijke correctiefactoren van toepassing. <strong>PFP</strong> hanteert de<br />

correctietabel "Hoog".<br />

- Voor de reservering voor het partnerpensioen wordt tot de pensioendatum iedere verzekerde<br />

geacht een partner te hebben. Na de pensioendatum wordt uitgegaan van de werkelijke burgerlijke<br />

staat. Voor mannelijke verzekerden wordt van een drie jaar jongere vrouwelijke partner uitgegaan.<br />

Voor vrouwelijke verzekerden wordt van een drie jaar oudere mannelijke partner uitgegaan.<br />

- Voor arbeidsongeschikte deelnemers is de reservering gebaseerd op de in uitzicht gestelde<br />

pensioenaanspraken. Geen rekening is gehouden met revalideringskansen.<br />

- Voor wezen wordt een voorziening aangehouden van 5% van de technische voorziening van<br />

uitgesteld partnerpensioen bij uitgesteld ouderdomspensioen.<br />

- De kostenopslag bedraagt 4% van de technische voorziening. In de premie is 1% van de<br />

pensioengrondslagsom in verband met toekomstige administratie- en excassokosten opgenomen.<br />

- De voorziening stoploss wordt gemaximeerd op twee jaarpremies voor arbeidsongeschiktheid voor<br />

het nieuwe stoploss contract.<br />

2.11 Langlopende schulden<br />

Langlopende schulden worden gewaardeerd tegen de geamortiseerde kostprijs.<br />

3. Grondslagen voor bepaling van het resultaat<br />

3.01 Algemeen<br />

De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de<br />

balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de technische voorziening en worden<br />

toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde<br />

resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat.<br />

3.02 Premiebijdragen van werkgevers en werknemers<br />

Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening<br />

gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van<br />

kortingen.<br />

51


3.03 Premiebijdragen risico deelnemers<br />

Dit betreft ontvangen (vrijwillige spaar)bijdragen van deelnemers in het kader van de beschikbarepremieregeling.<br />

3.04 Beleggingsresultaten risico pensioenfonds<br />

Directe beleggingsopbrengsten<br />

Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden,<br />

huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten.<br />

Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling.<br />

Indirecte beleggingsopbrengsten<br />

Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde<br />

waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen<br />

gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van<br />

beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en<br />

lasten opgenomen.<br />

Kosten vermogensbeheer<br />

Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne<br />

kosten verstaan.<br />

Verrekening van kosten<br />

Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde<br />

transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d.<br />

3.05 Pensioenuitkeringen<br />

De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De<br />

pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen.<br />

3.06 Pensioenuitvoerings- en administratiekosten<br />

De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.<br />

3.07 Mutatie technische voorziening risico van het pensioenfonds<br />

Pensioenopbouw<br />

Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij<br />

op balansdatum hebben.<br />

Indexering en overige toeslagen<br />

Op grond van RJ 610.251 en 610.252 worden bij de berekening van de pensioenverplichtingen<br />

aanspraken en rechten gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben. Dit houdt in:<br />

- dat uit een besluit tot toeslag genomen na de balansdatum op balansdatum geen verplichting<br />

voortvloeit;<br />

- dat financiële verplichtingen voortvloeiende uit besluiten die voor balansdatum zijn genomen<br />

worden verantwoord (ook al wordt de toezegging pas in het volgend boekjaar verwerkt); en<br />

- dat per balansdatum onvoorwaardelijke verplichtingen voortvloeiend uit het voldoen aan ex antecondities,<br />

die niet aan een bestuursbesluit onderhevig zijn, worden opgenomen.<br />

De toeslagverlening van het pensioenfonds aan de actieve deelnemers valt onder categorie D2 van de<br />

door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gepubliceerde toeslagenmatrix. Dit houdt in<br />

dat de toeslagverlening in principe voorwaardelijk is en de toeslagverlening gefinancierd wordt uit een<br />

opslag op de premie. Indien de dekkingsgraad hoger is dan 105%, wordt er toeslag gegeven op de<br />

pensioenaanspraken van de actieve deelnemers.<br />

Per 1 januari 2011 is aan de actieve deelnemers een toeslag verleend van 1,40%. De koopsom voor deze<br />

toeslagverlening wordt gefinancieerd uit de betaalde premie en is in het boekjaar <strong>2010</strong> verwerkt.<br />

52


Rentetoevoeging<br />

De pensioenverplichtingen worden contant gemaakt tegen de nominale marktrente op basis van de door<br />

DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur. De interesttoevoeging wordt tegen de rekenrente primo<br />

boekjaar berekend over de beginstand en de mutaties gedurende het jaar.<br />

Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten<br />

De onttrekking wordt ten gunste van de rekening van baten en lasten gebracht in de periode waarin de<br />

lasten bij de berekening van de voorziening waren voorzien.<br />

Wijziging marktrente<br />

De marktwaardeverandering op balansdatum als gevolg van de wijzigingen in de door DNB gepubliceerde<br />

rentetermijnstructuur wordt in de rekening van baten en lasten opgenomen.<br />

Aanpassing actuariele grondslagen<br />

Het effect van de aanpassing van de actuariele grondslagen op de technische voorziening wordt ultimo<br />

boekjaar in de rekening van baten en lasten opgenomen.<br />

Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen<br />

De overige actuariele baten en lasten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben.<br />

3.08 Mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen<br />

De mutatie herverzekeringsdeel technische voorzieningen betreft de wijzigingen in de waarde van het<br />

herverzekeringsdeel technische voorzieningen.<br />

3.09 Saldo overdrachten van rechten<br />

De post saldo overdracht van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel<br />

overgedragen pensioenverplichtingen.<br />

3.10 Overige baten en lasten<br />

Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.<br />

4. Toelichting op het kasstroomoverzicht<br />

Voor de opstelling van het kasstroomoverzicht is de directe methode gehanteerd, Hierbij worden alle<br />

ontvangsten en uitgaven als zodanig gepresenteerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen kasstromen<br />

uit pensioenactiviteiten en kasstromen uit beleggingsactiviteiten.<br />

53


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

ACTIVA<br />

Beleggingen voor risico pensioenfonds (1)<br />

Vastgoedbeleggingen<br />

Onder vastgoedbeleggingen zijn participaties in beursgenoteerde vastgoedmaatschappijen of nietbeursgenoteerde<br />

vastgoedbeleggingsinstellingen opgenomen. Participaties in beursgenoteerde<br />

vastgoedmaatschappijen worden gewaardeerd tegen reële waarde, gebaseerd op de beurskoers per<br />

balansdatum.<br />

Belangen in niet-beursgenoteerde vastgoedbeleggingsinstellingen vinden plaats tegen de netto<br />

vermogenswaarde. Bij afwezigheid van een opgave ultimo jaar van de fondsmanager wordt door de<br />

Fiduciair Vermogensbeheerder Mn-Services een gefundeerde inschatting gemaakt op basis van een<br />

marktanalyse.<br />

Vastgoedbeleggingen <strong>2010</strong> 2009<br />

Stand begin boekjaar 19.813 28.944<br />

Aankopen 1.716 524<br />

Verkopen - 616 - 8.030<br />

Waarderingsverschillen - 171 - 1.625<br />

Stand einde boekjaar 20.742 19.813<br />

Vastgoedbeleggingen naar soort <strong>2010</strong> 2009<br />

Indirect 18.909 17.843<br />

In ontwikkeling 1.833 1.970<br />

Stand einde boekjaar 20.742 19.813<br />

De post vastgoedbeleggingen omvat beleggingen in vastgoed- of vastgoedbeleggingsinstellingen. Hieronder<br />

vallen onder meer de investeringen in "(drie) limited partnerships" naar Amerikaans recht. Per "partnership"<br />

wordt deelgenomen in de ontwikkelingen en exploitatie van een appartementencomplex in Texas (Verenigde<br />

Staten).<br />

Valuta's en afdekking Waarde Afdekking Waarde Afdekking<br />

EUR 14.753 0 14.874 0<br />

USD 5.989 5.769 4.939 4.904<br />

20.742 5.769 19.813 4.904<br />

Aandelen<br />

Ter beurze genoteerde aandelen zijn gewaardeerd tegen de slotkoers op balansdatum.<br />

Niet aan een beurs genoteerde aandelenfondsen worden gewaardeerd tegen de reëele waarde op basis<br />

van de door de vermogensbeheerder van het aandelenfonds laatst afgegeven intrinsieke waarde, zijnde<br />

een benadering van de reële waarde.<br />

Aandelen <strong>2010</strong> 2009<br />

Stand begin boekjaar 58.185 113.520<br />

Herclassificatie Private Equity naar overige beleggingen 0 - 8.351<br />

58.185 105.169<br />

Aankopen 2.000 7.100<br />

Verkopen - 8.803 - 75.311<br />

Waarderingsverschillen 11.512 21.227<br />

Stand einde boekjaar 62.894 58.185<br />

Binnen een aantal Mn Services Beleggingsfondsen waarin Productschappen belegt, worden stukken uitgeleend.<br />

Voor het uitlenen van deze stukken ontvangen de betreffende beleggingsfondsen collateral als onderpand. De<br />

opbrengsten van het uitlenen van de stukken worden binnen het beleggingsfonds herbelegd. Deze opbrengsten<br />

hebben een positief effect op de participatiewaarde van het beleggingsfonds.<br />

Aandelen naar soort <strong>2010</strong> 2009<br />

Beleggingsfondsenzonder beursnotering 62.894 58.185<br />

Stand einde boekjaar 62.894 58.185<br />

54


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

Valuta's en afdekking Waarde Afdekking Waarde Afdekking<br />

EUR 7.573 0 7.474 0<br />

USD 20.586 19.828 18.788 18.655<br />

GBP 5.323 4.749 4.452 4.607<br />

JPY 5.072 5.092 4.785 4.718<br />

Overige valuta 24.340 0 22.686 0<br />

62.894 29.669 58.185 27.980<br />

Vastrentende waarden<br />

Beursgenoteerde obligaties zijn gewaardeerd tegen de biedkoers op balansdatum inclusief de opgelopen<br />

interest ultimo jaar. Niet aan een beurs genoteerde beleggingsfondsen worden gewaardeerd tegen de<br />

reële waarde op basis van de door de vermogensbeheerder van het beleggingsfonds laatst afgegeven<br />

intrinsieke waarde, zijnde een benadering van de reële waarde.<br />

Leningen zijn gewaardeerd tegen de actuele waarde op basis van de contante waarde van toekomstige<br />

kasstromen. De deposito's zijn gewaardeerd tegen de reële waarde op de balansdatum.<br />

Vastrentende waarden <strong>2010</strong> 2009<br />

Obligaties<br />

Stand begin boekjaar 305.582 197.330<br />

Aankopen 321.733 245.062<br />

Verkopen - 345.964 - 172.621<br />

Waarderingsverschillen 17.449 35.811<br />

Marktwaarde einde boekjaar 298.800 305.582<br />

Lopende rente 4.131 0<br />

Stand einde boekjaar 302.931 305.582<br />

Deposito's<br />

Stand begin boekjaar 22.900 0<br />

Aankopen 2.900 22.900<br />

Marktwaarde einde boekjaar 25.800 22.900<br />

Lopende rente 1 0<br />

Stand einde boekjaar 25.801 22.900<br />

Leningen op schuldbekentenis<br />

Stand begin boekjaar 55 110<br />

Verkopen - 50 - 53<br />

Waarderingsverschillen - 5 - 2<br />

0 55<br />

Stand einde boekjaar 328.732 328.537<br />

Binnen een aantal Mn Services Beleggingsfondsen waarin Productschappen belegt, worden stukken uitgeleend.<br />

Voor het uitlenen van deze stukken ontvangen de betreffende beleggingsfondsen collateral als onderpand. De<br />

opbrengsten van het uitlenen van de stukken worden binnen het beleggingsfonds herbelegd. Deze opbrengsten<br />

hebben een positief effect op de participatiewaarde van het beleggingsfonds.<br />

Valuta's en afdekking Waarde Afdekking Waarde Afdekking<br />

EUR 292.555 0 298.361 0<br />

USD 30.557 29.432 26.020 25.835<br />

Overige valuta 5.620 0 4.156 0<br />

328.732 29.432 328.537 25.835<br />

Derivaten<br />

Derivaten zijn financiële instrumenten die zijn afgeleid van meer traditionele producten als aandelen en<br />

obligaties. Tot oktober 2008 betrof dit uitsluitend valutatermijncontracten. Met ingang van november<br />

2008 is besloten dit verder uit te breiden. Derivaten kunnen nu omvatten valutatermijncontracten,<br />

interest rate swaps, futures, swaptions, credit default swaps, contracts for differences en commodities.<br />

Derivaten zijn gewaardeerd tegen reële waarde. Dit is de waarde waarvoor een contract ultimo jaar kan<br />

worden afgewikkeld. De waarde wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare<br />

waarderingsmodellen.<br />

55


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

De ultimo jaar bestaande rechten en verplichtingen worden per derivatencontract gesaldeerd. Positieve<br />

posities (na saldering) uit hoofde van derivatencontracten ultimo verslagjaar worden gepresenteerd onder<br />

derivaten. Negatieve posities (na saldering) uit hoofde van derivatenposities ultimo verslagjaar worden<br />

gepresenteerd onder verplichtingen uit hoofde van de beleggingen. Onder deze laatste post zijn ook<br />

creditposities uit hoofde van credit support annexen (CSA) verantwoord.<br />

De CSA-contracten hebben betrekking op derivatencontracten. De openstaande vorderingen en<br />

verplichtingen van de derivatencontracten worden maandelijks per tegenpartij gesaldeerd. Bij een saldo<br />

boven de contractueel vastgestelde grens wordt er onderpand gestort c.q. ontvangen van de tegenpartij.<br />

Derivaten <strong>2010</strong> 2009<br />

Stand begin boekjaar 152 6.593<br />

Mutaties 10.815 - 9.678<br />

Lopende rente 368 0<br />

Waarderingsverschillen - 7.675 3.237<br />

3.660 152<br />

Herclassificatie naar creditzijde 2.227 873<br />

Stand einde boekjaar 5.887 1.025<br />

De met betrekking tot de beleggingsportefeuille door middel van derivaten verkregen (positieve en negatieve)<br />

posities op balansdatum zijn als volgt te specificeren naar onderliggende waarde:<br />

Contract- Reële Contract- Reële<br />

omvang waarde omvang waarde<br />

Renteswaps 57.000 4.451 91.000 - 140<br />

Commodities 12.357 996 11.576 502<br />

Valutatermijncontracten 75.439 - 1.787 85.378 - 210<br />

3.660 152<br />

Overige beleggingen<br />

DDe overige i bbeleggingen l i betreffen b t ff bbeleggingen l i in i hedgefunds h d f d en iin private i t equity. it DDeze worden d<br />

gewaardeerd tegen netto vermogenswaarde, zijnde een benadering van de marktwaarde. Bij afwezigheid<br />

van een opgave ultimo jaar van de fondsmanager zal de Fiduciair Vermogensbeheerder Mn-Services een<br />

gefundeerde inschatting maken op basis van een marktanalyse.<br />

Overige beleggingen <strong>2010</strong> 2009<br />

Stand begin boekjaar 16.938 14.810<br />

Aankopen 5.941 1.297<br />

Verkopen - 2.296 - 200<br />

Waarderingsverschillen 3.854 1.031<br />

Stand einde boekjaar 24.437 16.938<br />

Overige beleggingen naar soort<br />

Private Equity 13.710 10.014<br />

Hedge Funds 10.727 6.924<br />

Stand einde boekjaar 24.437 16.938<br />

Overige toelichtingen<br />

Valutakoersen<br />

Voor de omrekening van de posities in vreemde valuta per balansdatum zijn de volgende koersen<br />

gehanteerd.<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

Eur - USD 1,34155 1,43475<br />

Eur - GBP 0,85685 0,88847<br />

Eur - JPY 108,80640 133,56805<br />

56


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

Methodiek bepaling marktwaarde<br />

Bij de waardering van de beleggingen van <strong>PFP</strong> kan voor het grootste deel gebruik wordt gebruik gemaakt<br />

van de volgende marktwaarde bepalingen:<br />

- Direct; beursnotering in een actieve markt (waarop geen prijsaanpassingen worden uitgevoerd);<br />

- Afgeleid;geen directe beursnotering maar andere uit de markt waarneembare data danwel een prijs<br />

gebaseerd op een transactie in een niet actieve markt met een niet-significante prijsaanpassing<br />

(gebaseerd op aannames en schattingen). Hier vallen o.a. de participaties in Mn Huisfondsen met<br />

liquide beleggingen, leningen en derivaten onder;<br />

- Modellen en technieken; marktwaardebepaling niet gebaseerd op marktdata, maar gebaseerd op<br />

aannames en schattingen die de prijs significant beïnvloeden. Hier vallen o.a. de participaties in<br />

Private Equity, Onroerend Goed en Infrastructuur onder.<br />

Modellen en<br />

Direct Afgeleid technieken Totaal<br />

Vastgoedbeleggingen 20.742 20.742<br />

Aandelen 62.894 62.894<br />

Vastrentende waarden 209.112 119.620 328.732<br />

Derivaten 5.887 5.887<br />

Overige beleggingen 13.710 10.727 24.437<br />

Stand einde boekjaar 209.112 202.111 31.469 442.692<br />

Beleggingen voor risico deelnemers (2)<br />

Beleggingen VP/IAP-regeling<br />

Beleggingen voor risico deelnemers <strong>2010</strong> 2009<br />

Stand begin boekjaar 34.288 33.182<br />

Mutaties - 1.328 1.106<br />

Stand einde boekjaar 32.960 34.288<br />

Voor een toelichting van deze post wordt verwezen naar de toelichting VP/IAP-regeling.<br />

Herverzekeringsdeel technische voorzieningen (3)<br />

Herverzekeringsdeel technische voorzieningen <strong>2010</strong> 2009<br />

Stand begin boekjaar 19 22<br />

Mutaties - 2 - 3<br />

Stand einde boekjaar 17 19<br />

Deze post is de contante waarde van de te ontvangen herverzekerde pensioenaanspraken. Het betreft<br />

pensioenuitkeringen voor ingegane ouderdoms- en (meeverzekerde) nabestaandenpensioenen, die zijn<br />

herverzekerd.<br />

Vorderingen en overlopende activa (4)<br />

Vorderingen inzake beleggingen<br />

Vorderingen inzake beleggingen <strong>2010</strong> 2009<br />

Te vorderen beleggingen 3.374 884<br />

Stand einde boekjaar 3.374 884<br />

De post te vorderen beleggingen behelst, binnen het door Mn-Services beheerde vermogen, een verstrekt<br />

onderpand ad. € 3,3 mln (2009: € 0,7 mln) in verband met de uitstaande derivatencontracten.<br />

57


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

Overige vorderingen<br />

Overige vorderingen <strong>2010</strong> 2009<br />

Leningen <strong>PBOD</strong> 194 255<br />

Debiteuren 798 394<br />

Instellingen (werkgevers) 95 256<br />

Overige 252 30<br />

Stand einde boekjaar 1.339 935<br />

Overige activa (5)<br />

Liquide middelen<br />

Liquide middelen <strong>2010</strong> 2009<br />

Rabobank 1.769 816<br />

Citibank (Mn-Services) 652 10.461<br />

Stand einde boekjaar 2.421 11.277<br />

De liquide middelen bestaan uit direct opeisbare tegoeden bij kredietinstellingen.<br />

58


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

PASSIVA<br />

Stichtingskapitaal en reserves (6)<br />

Stichtingskapitaal en reserves <strong>2010</strong> 2009<br />

Stichtingskapitaal 1 1<br />

Algemene reserve 86.176 97.522<br />

Reserve bijzondere uitvoeringskosten 821 821<br />

86.998 98.344<br />

Algemene reserve<br />

Algemene reserve <strong>2010</strong> 2009<br />

Stand begin boekjaar 97.522 56.213<br />

Mutatie vanuit de resultaatbestemming - 11.346<br />

41.309<br />

Stand einde boekjaar 86.176 97.522<br />

Reserve bijzondere uitvoeringskosten<br />

Solvabiliteit<br />

Reserve bijzondere uitvoeringskosten <strong>2010</strong> 2009<br />

Stand begin boekjaar 821 821<br />

Stand einde boekjaar 821 821<br />

De reserve is gevormd uit de toekenning van het VSM aandeel voor <strong>PFP</strong> als werkgever.<br />

Solvabiliteit <strong>2010</strong> 2009<br />

Minimaal vereist vermogen (104,1% resp. 104,7%) 362.882 331.559<br />

Vereist vermogen (111,8% resp. 113,2%) 389.730 358.468<br />

Dekkingsgraad (op marktwaarde) 124,7% 130,8%<br />

De buffers worden door het pensioenfonds berekend met behulp van de standaardmethode. Hierbij wordt voor<br />

de samenstelling van de beleggingen uitgegaan van de feitelijke assetmix in de evenwichtssituatie.<br />

De dekkingsgraad is berekend op basis van de technische voorziening op marktwaarde.<br />

Technische voorzieningen (7)<br />

Technische voorziening voor risico van het pensioenfonds<br />

De Technische Voorziening voor risico van het pensioenfonds is naar categorieën van deelnemers<br />

samengesteld:<br />

Aantallen Totaal Aantallen Totaal<br />

<strong>2010</strong> <strong>2010</strong> 2009 2009<br />

Deelnemers 909 153.753 936 129.426<br />

Gewezen deelnemers 1.038 42.033 998 34.867<br />

Pensioengerechtigden 1.039 150.625 1.086 135.529<br />

Aanpassing overlevingstafels 0 0 0 14.216<br />

Overigen 0 2.196 0 2.656<br />

Stand einde boekjaar 2.986 348.607 3.020 316.694<br />

In de grondslagen is onder 1.2 een korte beschrijving van de pensioenregelingen opgenomen.<br />

59


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

In de Voorziening pensioenverplichtingen zijn de volgende mutaties opgetreden:<br />

Voorziening Pensioenverplichtingen <strong>2010</strong> 2009<br />

risico pensioenfonds<br />

Stand begin boekjaar eigen rekening 316.675 309.773<br />

Actuariële premies en koopsommen 6.487 6.711<br />

Koopsommen uit VP/IAP-regeling 3.229 2.638<br />

Mutatie voorziening stop-loss 86 260<br />

Vrijval voorziening stop-loss - 283 - 703<br />

Toeslag gewezen deelnemers 894 365<br />

Toeslag pensioengerechtigden 2.446 855<br />

Toeslag deelnemers met pensioenopbouw 1.920 1.543<br />

Overdracht van rechten 412 - 303<br />

Interest 4.131 7.763<br />

Pensioenuitkeringen - 16.606 - 16.562<br />

Vrijval administratiekosten - 963 - 975<br />

Sterfteresultaat - 212 722<br />

Wijziging marktrente 27.544 - 9.349<br />

Aanpassing overlevingstafels 2.919 14.216<br />

Diversen - 89 - 279<br />

31.915 6.902<br />

Stand eind boekjaar eigen rekening 348.590 316.675<br />

Voorziening pensioenverplichtingen herverzekerd 17 19<br />

Stand einde boekjaar 348.607 316.694<br />

Ten laste van het boekjaar moet de toegekende toeslag per 1 januari van het volgende jaar worden<br />

opgenomen. De toegekende toeslagverlening in het boekjaar bedroeg voor de actieven 1,40% (<strong>2010</strong>: 1,21%)<br />

en voor de inactieven 1,57% (<strong>2010</strong>: 0,71%).<br />

Er is geen sprake van een achterstand in het verlenen van toeslagen, gemeten naar de ten tijde van het<br />

toekennen van de toeslagen vigerende ambities.<br />

De pensioenverplichtingen zijn in het boekjaar opgerent met 1,3% (2009: 2,5%), zijnde € 4,1 mln<br />

7,8 mln). De interesttoevoeging is bepaald op basis van de 1-jaars RTS rente primo boekjaar.<br />

(2009: €<br />

Ultimo boekjaar bedraagt de rentetermijnstructuur 3,4% bij een duration van 16 (2009: 3,8% bij een duration<br />

van 14). De rentetermijnstructuur is gelijk aan de door DNB gepubliceerde rentetermijnstructuur.<br />

Overige technische voorzieningen (8)<br />

Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers<br />

Voorziening pensioenverplichtingen risico deelnemers <strong>2010</strong> 2009<br />

Saldo voorziening 32.960 34.288<br />

Stand einde boekjaar 32.960 34.288<br />

Voor een toelichting van deze post wordt verwezen naar de toelichting VP/IAP-regeling.<br />

Langlopende schulden (9)<br />

Van enkele instellingen zijn depots ontvangen voor de uitvoering van de betalingen inzake wachtgelden/of<br />

afvloeiingsregelingen.<br />

Langlopende schulden <strong>2010</strong> 2009<br />

Instellingen<br />

Depot Landbouwschap 5.592 5.217<br />

Depot NIVAA 41 25<br />

Stand einde boekjaar 5.633 5.242<br />

60


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

Overige schulden en overlopende passiva (10)<br />

Overige schulden en overlopende passiva <strong>2010</strong> 2009<br />

Instellingen 657 524<br />

Overige schulden<br />

Te betalen loonheffingen 404 387<br />

Crediteuren 1.194 116<br />

Te verwerken waardeoverdrachten 0 107<br />

Verplichtingen uit hoofde van beleggingen 3.620 13.944<br />

Derivaten 2.227 873<br />

Diversen 503 1.382<br />

7.948 16.809<br />

Stand einde boekjaar 8.605 17.333<br />

De post derivaten betreft, als onderdeel van het door Mn-Services beheerde vermogen, verplichtingen uit<br />

hoofde van derivatencontracten (netto per derivatencontract) ad € 2,2 mln (2009: € 0,9 mln). Zie voor de<br />

waardering van deze post de omschrijving bij de activapost "Derivaten".<br />

De post verplichtingen uit hoofde van beleggingen heeft betrekking op CSA-contracten (zie activapost<br />

"Derivaten"). Jaarultimo heeft JP Morgan hiervoor een borg gestort ad € 3,6 mln (2009: € 13,9 mln).<br />

De borg contracten zijn apart met de tegenpartij geregeld en meestal wordt een aantal posities netto met de<br />

tegenpartij geborgd. Hierdoor wordt niet voor individuele contracten de borg op hetzelfde moment terug<br />

betaald als het settelen van het derivaten resultaat.<br />

61


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

Risicobeheer en derivaten<br />

Beleid en risicobeheer<br />

Voor risicobeheer heeft het Bestuur de beschikking over de volgende beleidsinstrumenten:<br />

- ALM-beleid en duration-matching<br />

- Dekkingsgraad<br />

- Financieringsbeleid<br />

- Premiebeleid<br />

- Toeslagbeleid<br />

- Herverzekeringsbeleid<br />

- Risicobeleid alternatieve beleggingen<br />

- Risicobeleid ten aanzien van uitbesteding.<br />

Welke beleidsinstrumenten het Bestuur op welke manier zal hanteren wordt bepaald op basis van<br />

uitvoerige analyses van de te verwachten toekomstige ontwikkelingen van de verplichtingen en de<br />

ontwikkelingen op de financiële markten. Voor deze analyses gebruikt het Bestuur onder andere Asset-<br />

Liability Management-studies (ALM).<br />

Een ALM-studie analyseert de structuur van de pensioenverplichtingen en van verschillende<br />

beleggingsstrategieën en de ontwikkeling daarvan in diverse economische scenario’s.<br />

Op basis van de uitkomsten van deze analyses stelt het Bestuur jaarlijks beleggingsrichtlijnen vast<br />

waarop het door <strong>PFP</strong> uit te voeren beleggingsbeleid wordt gebaseerd. De beleggingsrichtlijnen zetten<br />

uiteen binnen welke grenzen en normen het beleggingsbeleid moet worden uitgevoerd, en richten zich op<br />

het beheersen van de belangrijkste (beleggings)risico’s. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt<br />

gebruik gemaakt van derivaten die worden toegelicht in "S3".<br />

Solvabiliteitsrisico<br />

<strong>PFP</strong> wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met<br />

risico's. De belangrijkste doelstelling van <strong>PFP</strong> is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Voor het<br />

realiseren van deze doelstelling wordt gestreeft naar een toereikende solvabiliteit op basis van de<br />

marktwaarde van de pensioenverplichtingen.<br />

Het belangrijkste risico voor <strong>PFP</strong> betreft het solvabiliteitsrisico, ofwel het risico dat <strong>PFP</strong> niet beschikt over<br />

voldoende vermogen ter dekking van de pensioenverplichtingen. De solvabiliteit wordt gemeten zowel op<br />

basis van algemeen geldende normen als ook naar de specifieke normen welke door de toezichthouder<br />

worden opgelegd. Indien de solvabiliteit van <strong>PFP</strong> zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat <strong>PFP</strong> de<br />

premie voor de instellingen en de deelnemers moet verhogen en het risico dat er geen ruimte<br />

beschikbaar is voor een eventuele toeslag van opgebouwde pensioenrechten. In het uiterste geval kan<br />

het noodzakelijk zijn dat <strong>PFP</strong> verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen.<br />

Ontwikkeling dekkingsgraad <strong>2010</strong> 2009<br />

Dekkingsgraad per 1 januari 130,8% 118,4%<br />

Nieuwe aanspraken - 2,3% - 2,0%<br />

Uitkeringen 1,7% 1,0%<br />

Toeslagverlening - 1,4% - 0,5%<br />

Wijziging Rentetermijnstructuur - 10,5% 3,7%<br />

Beleggingsresultaten 8,1% 16,2%<br />

Overige oorzaken - 1,7% - 6,0%<br />

Dekkingsgraad per 31 december 124,7% 130,8%<br />

62


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

Tekort/surplus <strong>2010</strong> 2009<br />

(a) Technische voorzieningen volgens jaarrekening 348.590 316.675<br />

Buffers:<br />

S1 Renterisico 21.286 24.468<br />

S2 Risico zakelijke waarden 22.732 21.181<br />

S3 Valutarisico 5.280 4.658<br />

S4 Grondstoffenrisico 6.864 3.566<br />

S5 Kredietrisico 8.058 7.651<br />

S6 Verzekeringstechnisch risico 9.946 9.385<br />

Totaal van de risico's 74.166 70.909<br />

Diversificatie-effect - 33.026 - 29.116<br />

(b) Vereist eigen vermogen 41.140 41.793<br />

Vereiste dekkingsgraad 111,8% 113,2%<br />

Vereist vermogen (a+b) 389.730 358.468<br />

Aanwezig vermogen 434.784 414.217<br />

Tekort/surplus 45.054 55.749<br />

Marktrisico<br />

Marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. De beleggingsdoelstellingen<br />

bepalen de strategie die de stichting volgt ten aanzien van het beleggingsrisico. De Beleggingscommissie<br />

ziet toe op het marktrisico conform de binnen het pensioenfonds aanwezige beleidskaders en de<br />

beleggingsrichtlijnen. De overallmarktposities worden periodiek gerapporteerd aan het Bestuur.<br />

S1 Renterisico<br />

Het renterisico is het risico dat de waarden van de portefeuille vastrentende waarden en de<br />

pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf<br />

voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende<br />

looptijd in jaren van de kasstromen.<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

x € 1.000 Duration x € 1.000 Duration<br />

Vastrentende waarden 331.153 16 339.814 13<br />

(Nominale) pensioenverplichtingen 348.607 16 316.694 14<br />

De duration van de vastrentende waarden wordt zoveel mogelijk gematched met de duration van de<br />

verplichtingen. Hierdoor zal een mutatie in de rentesfeer nauwelijk invloed hebben op de dekkingsgraad van<br />

het fonds.<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

Uitsplitsing vastrentende waarden x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />

Liquide middelen en deposito's


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

S2 Prijsrisico zakelijke waarden<br />

Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die<br />

samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren)<br />

waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het<br />

beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij<br />

waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Spreiding binnen de<br />

portefeuille (diversificatie) kan het prijsrisico dempen. Het prijsrisico kan ook afgedekt worden door<br />

gebruik te maken van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals opties en futures.<br />

De vastgoedbeleggingen en de aandelen kunnen als volgt naar sectoren en regio’s worden<br />

onderverdeeld:<br />

Vastgoedbeleggingen<br />

<strong>2010</strong><br />

2009<br />

Naar regio x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />

Europa 14.753 71,2 14.873 75,1<br />

Noord-Amerika 1.833 8,8 1.971 9,9<br />

Azië 4.156 20,0 2.969 15,0<br />

Totaal 20.742 100,0 19.813 100,0<br />

Vastgoedbeleggingen <strong>2010</strong><br />

2009<br />

Naar sector<br />

Niet beursgenoteerd:<br />

x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />

Kantoren 2.599 12,5 2.688 13,6<br />

Winkels 3.516 17,0 3.404 17,2<br />

Woningen 9.313 44,9 9.545 48,1<br />

Composition Capital Asia 4.156 20,0 2.970 15,0<br />

Overig 1.158 5,6 1.206 6,1<br />

Totaal 20.742 100,0 100,0 19.813 100,0<br />

Aandelen<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

Naar regio x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />

Europa 15.738 25,0 14.531 25,0<br />

Verenigde Staten 20.586 32,7 18.788 32,3<br />

Verre Oosten (inclusief Japan) 8.166 13,0 7.643 13,1<br />

Emerging Markets 18.404 29,3 17.223 29,6<br />

Totaal 62.894 100,0 58.185 100,0<br />

Aandelen<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

Naar sector x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />

Financiële instellingen 15.855 25,3 12.779 22,0<br />

Handels- en industriële bedrijven 22.146 35,2 20.833 35,8<br />

Transport 0 0,0 1.800 3,1<br />

Energie 4.605 7,3 5.829 10,0<br />

Technology 9.439 15,0 6.284 10,8<br />

Overig 10.849 17,2 10.660 18,3<br />

Totaal 62.894 100,0 58.185 100,0<br />

S3 Valutarisico<br />

Het valutarisico is het risico dat de waarde van de beleggingen en verplichtingen verandert als gevolg van<br />

veranderingen in valutakoersen. Het beleid van <strong>PFP</strong> is gericht op een volledige afdekking van<br />

valutarisico's. Binnen de obligaties zijn enkele beleggingen die luiden in verschillende Europese valuta,<br />

zoals SEK, NOK en CHF. Gezien de relatief kleine omvang van deze valuta's worden deze posities niet<br />

afgedekt.<br />

De belangrijkste valutarisico's die <strong>PFP</strong> loopt zijn de USD-, JPY- en GBP-risico's.<br />

64


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

De valutapositie voor en na afdekking is als volgt weer te geven;<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

Valuta- Netto- Netto-<br />

Voor derivaten positie (na) positie (na)<br />

Valuta x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000<br />

EUR 319.774 88.061 407.835 393.606<br />

USD 81.209 - 78.220 2.989 543<br />

GBP 5.323 - 4.749 574 - 155<br />

JPY 5.072 - 5.092 - 20 67<br />

Overige valuta 29.893 0 29.893 26.829<br />

Totaal 441.271 0 441.271 420.890<br />

S4 Grondstoffenrisico<br />

Grondstoffen ofwel commodities vormen een beleggingscategorie waarin veelal indexfutures en swaps<br />

worden gebruikt om exposure te krijgen in energie (olie), metalen, edelmetalen en agroprodukten. Het<br />

grondstoffenrisico betreft het risico op fluctuaties in grondstoffenprijzen.<br />

<strong>2010</strong><br />

2009<br />

Contract- Reële Contract- Reële<br />

GSCI non-natural Gas Total omvang waarde omvang waarde<br />

Return index looptijd: x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 °x € 1.000<br />

08/01/10 (1) 0 0 2.683 468<br />

08/01/10 (2) 0 0 79 33<br />

08/01/10 (3) 0 0 8.813 0<br />

04/01/11 13.903 999 0 0<br />

04/01/11 (G) 154 19 0 0<br />

04/01/11 (62) 649 79 0 0<br />

04/01/11 (GS) - 813 - 100 0 0<br />

04/01/11 (G2) - 1.535 0 0 0<br />

Totaal 12.358 997 11.575 501<br />

S5 Kredietrisico<br />

Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor <strong>PFP</strong> als gevolg van faillissement of<br />

betalingsonmacht van tegenpartijen waarop <strong>PFP</strong> (potentiële) vorderingen heeft. Hierbij kan onder meer<br />

worden gedacht aan partijen die obligatieleningen uitgeven, banken waar deposito’s worden geplaatst,<br />

marktpartijen waarmee Over The Counter (OTC)-derivatenposities worden aangegaan en aan<br />

bijvoorbeeld herverzekeraars. Een voor beleggingsactiviteiten specifiek onderdeel van kredietrisico is het<br />

settlementrisico. Dit heeft betrekking op het risico dat partijen waarmee <strong>PFP</strong> transacties is aangegaan<br />

niet meer in staat zijn hun tegenprestatie te verrichten waardoor <strong>PFP</strong> financiële verliezen lijdt.<br />

Verdeling van de rating<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

in % van de vastrentende waarden x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />

AAA 190.413 57,5 141.023 41,5<br />

AA 28.810 8,7 30.923 9,1<br />

A 34.440 10,4 82.915 24,4<br />

BBB 24.836 7,5 21.408 6,3<br />

Lager dan BBB 48.017 14,5 40.778 12,0<br />

Geen rating 4.636 1,4 22.768 6,7<br />

Totaal 331.153 100,0 339.814 100,0<br />

S6 Verzekeringtechnische risico’s (actuariële risico’s)<br />

De belangrijkste actuariële risico’s zijn het langleven-, overlijdens- en arbeidsongeschiktheidsrisico.<br />

Het belangrijkste actuariële risico is het langlevenrisico (het risico dat deelnemers langer blijven leven<br />

dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen). Door<br />

toepassing van de AG-prognosetafel <strong>2010</strong>-2060 met adequate correcties is het langlevenrisico nagenoeg<br />

geheel verdisconteerd in de waardering van de pensioenverplichtingen.<br />

Het overlijdensrisico betekent dat <strong>PFP</strong> in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet<br />

toekennen waarvoor door <strong>PFP</strong> geen voorzieningen zijn getroffen. Dit risico kan worden uitgedrukt in<br />

risicokapitalen.<br />

65


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat <strong>PFP</strong> voorzieningen moet treffen voor<br />

premievrijstelling bij invaliditeit en het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen<br />

(‘schadereserve’). Voor dit risico wordt jaarlijks een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen<br />

de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten<br />

voor de risicopremie worden periodiek herzien.<br />

<strong>PFP</strong> heeft het nabestaanden- en wezenpensioen op risicobasis herverzekerd bij een externe, onder<br />

toezicht van DNB staande verzekeringsmaatschappij. Daarnaast is eveneens het arbeidsongeschiktheidsen<br />

overlijdensrisico herverzekerd. De herverzekeringsovereenkomst betreft een stop-loss verzekering,<br />

waarbij schade boven een eigen behoud ten laste van de herverzekeraar komen. Het huidige 5-jarige<br />

contract is ingegaan per 1 januari 2007.<br />

S7 Liquiditeitsrisico<br />

Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen<br />

worden omgezet in liquide middelen, waardoor <strong>PFP</strong> op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan<br />

voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het<br />

hierbij om de kortere termijn. Dit risico wordt beheerst door in het strategische en tactische<br />

beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities, rekening houdend met<br />

directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies.<br />

De volgende zaken zijn van belang met betrekking tot het liquiditeitsrisico:<br />

- de pensioenuitkeringen zijn en blijven de te ontvangen premiebedragen overtreffen, ook indien er<br />

geen sprake is van premiekorting;<br />

- om die reden worden er, behalve om beleggingstechnische redenen, door <strong>PFP</strong> voldoende<br />

kasmiddelen aangehouden.<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

Totale Waarvan Totale Waarvan<br />

beleggingen illiquide beleggingen illiquide<br />

Categorie x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000 x € 1.000<br />

Vastrentende waarden 328.732 9.907 328.536 9.300<br />

Zakelijke waarden 83.636 45.179 94.936 36.751<br />

Overig 3.830 0 1.025 0<br />

Totaal 416.198 55.086 424.497 46.051<br />

Onder de illiquide beleggingen worden verstaan het BGI fund, private equity, hedge funds en onroerende<br />

goederen.<br />

S8 Concentratierisico<br />

Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen moeten<br />

per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt<br />

aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt.<br />

In het algemeen geldt dat concentratierisico kan optreden als een adequate spreiding van activa en<br />

passiva ontbreekt. Concentratierisico’s kunnen optreden bij een concentratie van de portefeuille in<br />

regio’s, economische sectoren of tegenpartijen. Een portefeuille van leningen die sterk sectorgebonden is,<br />

kan door deze sectorconcentratie een verhoogd risico lopen. Indien aandelen in dezelfde sector worden<br />

aangehouden is sprake van een cumulatief concentratierisico. Overigens beperken concentratierisico’s<br />

zich niet uitsluitend tot de beleggingen.<br />

Beleggingen geschieden over het algemeen als deelname in een beleggingsfonds. <strong>PFP</strong> is deelgerechtigd in<br />

de achterliggende portefeuille van het fonds. Het concentratierisico wordt daarmee sterk gemitigeerd.<br />

<strong>2010</strong><br />

2009<br />

Tegenpartij x € 1.000 In % x € 1.000 In %<br />

Franse staat 81.347 18,5 73.554 17,5<br />

Duitse staat 69.226 15,8 43.585 10,4<br />

Spaanse staat nvt 0,0 15.912 3,8<br />

Nederlandse staat 26.344 6,0 nvt 0,0<br />

Italiaanse staat nvt 0,0 32.554 7,7<br />

Griekse staat 6.422 1,5 13.852 3,3<br />

Citibank nvt 0,0 23.361 5,5<br />

66


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

S9 Operationeel risico<br />

Operationeel risico is het risico van een onjuiste afwikkeling van transacties, fouten in de verwerking van<br />

gegevens, het verloren gaan van informatie, fraude en dergelijke. Dergelijke risico’s worden door <strong>PFP</strong><br />

beheerst door het stellen van hoge kwaliteitseisen aan de organisaties die bij de uitvoering betrokken zijn<br />

op gebieden zoals interne organisatie, procedures, processen en controles en kwaliteit geautomatiseerde<br />

systemen. Deze kwaliteitseisen worden periodiek getoetst door het Bestuur.<br />

Toeslagrisico<br />

Het Bestuur heeft de ambitie om de pensioenen te indexeren. De mate waarin dit kan worden<br />

gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in rente, rendement, looninflatie en demografie.<br />

Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagtoezegging voorwaardelijk is.<br />

De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft zicht op de mate waarin kan worden geïndexeerd (ook wel<br />

aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke<br />

nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van de nominale<br />

rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is,<br />

waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruikgemaakt van een<br />

benaderingswijze.<br />

Systeemrisico<br />

Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet<br />

langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van <strong>PFP</strong> niet langer verhandelbaar zijn en zelfs,<br />

al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor<br />

<strong>PFP</strong> niet beheersbaar, indien dit zich op lange termijn zou voordoen.<br />

Niet uit de balans blijkende verplichtingen<br />

Langlopende contractuele verplichtingen<br />

Voor de tot ultimo 2014 afgesloten uitbestedingsovereenkomst met <strong>PBOD</strong> bedraagt de jaarlijkse<br />

verplichting voor de stichting circa € 1,2 mln (2009; 1,2 mln). De totale verplichting voor de resterende<br />

looptijd bedraagt circa € 4,5 mln (2009: € 6,1 mln).<br />

Vooruitlopend op verwachte inkomende kasstromen bestaan er per balansdatum de volgende<br />

investerings- en stortingsverplichtingen (zogenaamde voorbeleggingen). Deze worden hieronder<br />

toegelicht:<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

Commitments Private Equity<br />

Austin TX Brushy Creek GenCap XVIII $ 1.000 $ 0<br />

HarbourVest Partners IV Fund LP $ 300 $ 450<br />

HarbourVest Partners VII-Cayman Buyout Fund LP $ 570 $ 795<br />

HarbourVest Partners VII-Cayman Venture Fund LP $ 330 $ 450<br />

HarbourVest Partners V Fund LP € 3.025 € 4.025<br />

Goodwell Microfinance Development Company € 95 € 95<br />

Goodwell Microfinance Development Company II B.V. € 350 € 0<br />

Mn Private Equity fonds € 7.500 € 0<br />

Deelnemingen Onroerend goed<br />

Composition Capital Asia Fund C.V. $ 2.953 $ 4.092<br />

Voorwaardelijke verplichtingen<br />

Er lopen geen juridische procedures tegen het pensioenfonds.<br />

Niet toegekende toeslagen: inhaalambitie<br />

Er is geen sprake van een achterstand bij het verlenen van toeslagen.<br />

Overige transacties met verbonden partijen<br />

<strong>PFP</strong> heeft in 2008 uitvoeringsovereenkomsten afgesloten met de werkgevers inzake de uitvoering van<br />

het pensioenreglement.<br />

De werkgevers dragen niet bij aan de pensioenuitvoerings- en administratiekosten.<br />

67


TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />

(x € 1.000)<br />

Premiebijdragen van werkgevers en werknemers (11)<br />

Premiebijdragen van werkgevers en werknemers <strong>2010</strong> 2009<br />

Doorsneepremie werkgever 6.450 6.421<br />

Doorsneepremie werknemer 3.240 3.210<br />

9.690 9.631<br />

Korting doorsneepremie - 5.147 - 6.020<br />

4.543 3.611<br />

Diversen<br />

Diverse premies 87 101<br />

Koopsommen ingegane VP/IAP-uitkeringen 3.054 2.521<br />

3.141 2.622<br />

Totaal 7.684 6.233<br />

De kostendekkende RTS premie is als volgt:<br />

De kostendekkende premie is als volgt samengesteld: <strong>2010</strong> 2009<br />

Actuarieel benodigd 8.105 7.812<br />

Opslag in stand houden vereist vermogen 1.070 1.523<br />

Opslag voor uitvoeringskosten 303 301<br />

Totaal 9.478 9.636<br />

De kostendekkende, feitelijke en toetspremie volgens artikel 130 van de Pensioenwet zijn als volgt:<br />

Premiegegevens <strong>2010</strong> 2009<br />

Kostendekkende RTS premie 9.478 9.636<br />

Doorsneepremie 9.690 9.631<br />

Feitelijk betaalde premie 4.630 3.712<br />

Kostendekkende toetspremie 8.804 8.632<br />

Beleggingsresultaten risico pensioenfonds (12)<br />

De beleggingsresultaten betreffen de aan het verslagjaar toe te rekenen directe opbrengsten, de<br />

gerealiseerde en ongerealiseerde waarderings- en koersverschillen (indirecte beleggingsresultaten) en de<br />

aan de beleggingsactiviteiten toe te rekenen kosten.<br />

Beleggingsresultaten risico pensioenfonds <strong>2010</strong> 2009<br />

Directe beleggingsresultaten<br />

Vastgoedbeleggingen 610 640<br />

Aandelen 36 7<br />

Vastrentende waarden 4.425 9<br />

Derivaten 1.655 29<br />

Liquide middelen 1 63<br />

6.727 748<br />

Indirecte beleggingsresultaten<br />

Vastgoedbeleggingen - 171 - 1.625<br />

Aandelen 11.512 21.227<br />

Vastrentende waarden 17.395 35.809<br />

Derivaten - 7.675 3.237<br />

Overige beleggingen 3.854 1.031<br />

Liquide middelen 303 1.022<br />

25.218 60.701<br />

Kosten<br />

<strong>PBOD</strong> - 659 - 595<br />

Mn-Services - 936 - 794<br />

- 1.595 - 1.389<br />

Totaal 30.350 60.060<br />

De kosten zijn niet adequaat aan de beleggingscategorieën toe te rekenen. Derhalve wordt volstaan met het<br />

vermelden van het totaalbedrag.<br />

68


TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />

(x € 1.000)<br />

Overige baten (13)<br />

Overige baten <strong>2010</strong> 2009<br />

Ontvangen uitkeringen herverzekeraar<br />

Ouderdomspensioen 1 1<br />

Partnerpensioen 3 3<br />

4 4<br />

Andere baten<br />

Resultaat FVP-premie 90 104<br />

90 104<br />

Totaal 94 108<br />

De Stichting Financiering Voortzetting Pensioenverzekering (FVP) is ingesteld om het pensioenverlies voor<br />

werkloze werknemers te verminderen. Door samenloop van de pensioenverzekering in verband met wachtgeld<br />

en de ontvangst van een FVP-bijdrage over dezelfde periode ontstaat het resultaat FVP-premie.<br />

Pensioenuitkeringen (14)<br />

Pensioenuitkeringen <strong>2010</strong> 2009<br />

Ouderdomspensioen - 8.518 - 8.185<br />

Partnerpensioen - 5.156 - 5.429<br />

Wezenpensioen - 40 - 34<br />

Arbeidsongeschiktheidspensioen - 493 - 578<br />

Overlijdensuitkeringen - 137 - 76<br />

VP/IAP-uitkeringen - 2.367 - 2.307<br />

Andere uitkeringen - 21 - 9<br />

Totaal -16.732 -16.618<br />

De post andere uitkeringen betreft de afkoop van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 66 PW welke in<br />

<strong>2010</strong> lager zijn dan Euro 420,69 (2009: Euro 417,74) per jaar.<br />

Pensioenuitvoerings- en administratiekosten (15)<br />

Deze betreffen de aan het verslagjaar toe te rekenen uitvoerings- en administratiekosten. Het deel van<br />

de kosten dat betrekking heeft op het beheer van de beleggingen is in mindering gebracht op de post<br />

Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds.<br />

Pensioenuitvoerings- en administratiekosten <strong>2010</strong> 2009<br />

Algemene kosten<br />

Bestuur - 81 - 110<br />

Bestuursbureau - 98 0<br />

Voorlichting - 36 - 27<br />

Advies en controle - 212 - 321<br />

Diversen - 45 - 74<br />

- 472 - 532<br />

Personeel - 839 - 897<br />

Detacheringsvergoeding 839 897<br />

0 0<br />

Administratiekosten <strong>PBOD</strong> - 1.131 - 1.214<br />

Reeds toegerekend aan beleggingskosten 659 595<br />

- 472 - 619<br />

Totaal - 944 - 1.151<br />

De Secretaris, directie en medewerkers van <strong>PFP</strong> vallen onder de CAO van de PBO-sector. Bij <strong>PFP</strong> (en <strong>PBOD</strong>) is<br />

er geen bonusbeleid (geweest) en bestaat er geen koppeling tussen het salaris of anderzins en de behaalde<br />

beleggingsperformance. In <strong>2010</strong> is in totaal een brutogratificatie van € 4,5 (2009: € 5) toegekend aan de 12<br />

medewerkers.<br />

69


TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />

(x € 1.000)<br />

De honoraria van de accountantsorganisatie overeenkomstig wetsartikel 2:382a BW zijn als volgt<br />

samengesteld:<br />

Honoraria accountantsorganisatie <strong>2010</strong> 2009<br />

Controle van de jaarrekening 31 34<br />

Andere controleopdrachten 0 0<br />

Fiscale adviesopdrachten 0 0<br />

Andere niet-controle diensten 0 0<br />

Totaal 31 34<br />

Mutatie Voorziening Pensioenverplichtingen (16)<br />

Mutatie Voorziening Pensioenverplichtingen <strong>2010</strong> 2009<br />

Actuariële premies en koopsommen - 8.407 - 8.254<br />

Koopsommen uit VP/IAP-regeling - 3.229 - 2.638<br />

Toeslagen - 3.340 - 1.220<br />

Vrijval voorziening stop-loss 283 703<br />

Interesttoevoeging - 4.131 - 7.763<br />

Pensioenuitkeringen 16.606 16.562<br />

Pensioenuitvoerings- en administratiekosten 963 975<br />

Wijziging marktrente - 27.544 9.349<br />

Saldo overdracht van rechten - 412 303<br />

Aanpassing overlevingstafels - 2.919 - 14.216<br />

Overige mutaties 215 - 703<br />

Totaal - 31.915 - 6.902<br />

Actuariële premies en koopsommen<br />

Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het<br />

effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten<br />

ouderdomspensioen<br />

salarisontwikkeling.<br />

en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele<br />

Koopsommen uit VP/IAP-regeling<br />

Voor de VP-regeling betreft dit direct ingaande vroegpensioenaanspraken. Voor de IAP-regeling betreft dit<br />

direct ingaande ouderdomspensioenaanspraken en meeverzekerde partnerpensioenaanspraken.<br />

Toeslagen<br />

De verhoging van de voorziening pensioenverplichtingen uit hoofde van toeslagverlening van de aanspraken<br />

van de pensioengerechtigden wordt in de rekening van baten en lasten opgenomen op het moment waarop de<br />

toezegging wordt gedaan. In overleg met de accountant is besloten dat de toeslagverlening van de actieve<br />

deelnemers per 1 januari van het volgende boekjaar reeds verwerkt dient te worden in het premieresultaat van<br />

het huidige boekjaar.<br />

Interesttoevoeging<br />

De pensioenverplichtingen zijn in het boekjaar opgerent met 1,3% (2009: 2,5%), zijnde € 4,1 mln (2009: €<br />

7,8 mln). De interesttoevoeging is bepaald op basis van de 1-jaars RTS rente primo boekjaar.<br />

Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten<br />

Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name<br />

excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze<br />

post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar.<br />

Wijziging marktrente<br />

Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing<br />

van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt<br />

verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. In <strong>2010</strong> is de rentetermijnstructuur gedaald van 3,8% naar<br />

3,4%. Het effect hiervan is € 27,5 mln negatief.<br />

70


TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />

(x € 1.000)<br />

Aanpassing overlevingstafels<br />

Per 31 december 2009 is de voorziening verhoogd met 4,7%. Aanleiding hiervoor was de door het CBS<br />

waargenomen recente toename van de levensverwachting en de verdere stijging van de levensverwachting in<br />

de toekomst (de sterftetrend).<br />

Eind augustus <strong>2010</strong> werd door het AG een nieuwe overlevingstafel gepubliceerd. In het boekjaar <strong>2010</strong> is voor<br />

<strong>PFP</strong> omgerekend naar de nieuwste overlevingstafel van het AG met fondsspecifieke correctiefactoren "hoog".<br />

De invoering van de AG prognosetafel <strong>2010</strong>-2060 per 1 januari <strong>2010</strong> leidde ten opzichte van de oude AG<br />

Prognosetafel 2005-2050 inclusief de CBS-opslag van 4,7%, tot een additionele stijging van de voorziening van<br />

1%.<br />

Saldo overdrachten van rechten (17)<br />

Saldo overdrachten van rechten <strong>2010</strong> 2009<br />

Overgenomen pensioenverplichtingen 413 72<br />

Overgedragen pensioenverplichtingen - 54 - 203<br />

Totaal 359 - 131<br />

Actuarieel resultaat waardeoverdrachten basisregeling <strong>2010</strong> 2009<br />

Kasstroom saldo waardeoverdrachten 359 - 131<br />

Actuariele mutatie VPV saldo waardeoverdrachten - 412 303<br />

Actuarieel resultaat - 53 172<br />

Waardeoverdracht betreft de ontvangst of overdracht aan een pensioenfonds of pensioenverzekeraar van<br />

respectievelijk de vorige of nieuwe werkgever van de contante waarde van premievrije pensioenaanspraken<br />

van deelnemers, die tot de ontslagdatum zijn opgebouwd. De ontvangen koopsommen worden aangewend voor<br />

de inkoop van extra dienstjaren.<br />

Overige lasten (18)<br />

Overige lasten <strong>2010</strong> 2009<br />

Premies herverzekering<br />

Arbeidsongeschiktheidsverzekering - 17 - 17<br />

Kapitaal bij overlijden - 26 - 25<br />

- 43 - 42<br />

Rente diversen<br />

Banken 0 12<br />

Instellingen - 224 - 274<br />

Overige 25 18<br />

- 199 - 244<br />

Overige lasten<br />

Diversen 0 - 4<br />

Totaal - 242 - 290<br />

Resultaatbestemming (19)<br />

Resultaatbestemming <strong>2010</strong> 2009<br />

Algemene reserve - 11.346<br />

41.309<br />

Totaal - 11.346<br />

41.309<br />

Aantal personeelsleden<br />

Bij <strong>PFP</strong> zijn 12 werknemers in dienst.<br />

Alle personeelskosten worden in rekening gebracht bij <strong>PBOD</strong>.<br />

Bezoldiging bestuursleden / Raad van Toezicht<br />

Het totaal van de verstrekte vakatievergoeding bedraagt in <strong>2010</strong> € 60 (2009: € 57). De leden van de<br />

Raad van Toezicht ontvingen aan vakatiegeld in <strong>2010</strong> € 6 (2009: € 18).<br />

71


STICHTING PENSIOENFONDS PRODUCTSCHAPPEN<br />

Rijswijk<br />

TOELICHTING<br />

op de balansposten 2 en 8<br />

Vroegpensioen- / Individueel Aanvullende Pensioenregeling<br />

73


VP/IAP-Regeling Pensioenfonds Productschappen<br />

Flexibel spaarpensioenregeling<br />

Vroegpensioen<br />

Het vroegpensioen maakte het mogelijk om voorafgaand aan het ouderdomspensioen te kunnen stoppen<br />

met werken. Het beleid van de overheid is er echter op gericht om iedereen langer te laten werken. De<br />

fiscale aftrekbaarheid van premies voor vroegpensioen is om die reden sterk verminderd. Voor<br />

werknemers die na 1 januari 2006 in dienst zijn getreden is er geen vroegpensioenregeling meer van<br />

toepassing. Voor de overige werknemers gelden er overgangsmaatregelen.<br />

Als de verzekerde het dienstverband beëindigt bij een werkgever worden de aanwendingsmogelijkheden<br />

voor het vroegpensioenkapitaal beperkt. Zonder dienstverband moet het vroegpensioenkapitaal uiterlijk<br />

op de 62-jarige leeftijd worden aangewend voor de aankoop van een vroegpensioenuitkering of het<br />

vroegpensioenkapitaal moet worden aangewend voor de aankoop van extra ouderdoms- en<br />

partnerpensioen. Ook deze beslissing moet uiterlijk op de 62-jarige leeftijd zijn genomen. Uitstellen van<br />

het vroegpensioen na de 62-jarige leeftijd zonder dienstverband is niet mogelijk.<br />

Aanvullend pensioen<br />

Het is mogelijk om vrijwillig gebruik te maken van het Individueel Aanvullend Pensioen (IAP) waarmee de<br />

verzekerde het basispensioen kan verhogen. De premies worden op basis van een leeftijdsafhankelijke<br />

staffel belegd in aandelen en /of obligaties. Met het gespaarde kapitaal wordt op de<br />

pensioeningangsdatum extra ouderdoms- en partnerpensioen ingekocht. Als de verzekerde voor de<br />

pensioeningsgangsdatum het dienstverband beëindigt dan zal op dat moment het gespaarde kapitaal<br />

worden aangewend voor de inkoop van extra ouderdoms- en partnerpensioen. Het extra pensioen wordt<br />

opgeteld bij het pensioen uit de basisregeling en uitbetaald vanaf de pensioeningangsdatum.<br />

De jaarlijks maximaal in te leggen premie voor het IAP is afhankelijk van de leeftijd. De premie wordt<br />

door de werkgever ingehouden op het brutosalaris. Over deze premie is men geen loonheffing<br />

verschuldigd, waardoor de verzekerde netto dus minder betaalt.<br />

OOntwikkeling t ikk li deelnemersbestand d l b t d vroegpensioen i<br />

In de navolgende tabel is te zien hoe het deelnemersbestand in de loop der jaren zich heeft ontwikkeld.<br />

Aantallen deelnemers <strong>2010</strong> 2009 2008 2007 2006<br />

Stand per 1 januari 962 991 1.048 1.302 1.388<br />

Vermeerdering door:<br />

- nieuwe toetreding 0 3 3 1 0<br />

Vermindering door:<br />

- waardeoverdracht - 4 - 4 - 23 - 27 - 21<br />

- ingang VP/IAP pensioen - 22 - 20 - 17 - 23 - 16<br />

- naar levensloop 0 - 7 - 17 - 141 - 43<br />

- uitruil - 2 0 0 - 64 0<br />

- overig 0 - 1 - 3 0 - 6<br />

Stand per 31 december 934 962 991 1.048 1.302<br />

74


Aandelendepot<br />

Beleggingsbeleid<br />

Medio 2009 is besloten om de beleggingsportefeuille te herstructureren. Dit besluit luidde om uitsluitend<br />

passief te beleggen via een tweetal Vanguard fondsen. Voor circa 80% van de aandelenbeleggingen<br />

wordt belegd in Vanguard Global fonds en voor circa 20% in Vanguard Emerging Markets fonds. Beide<br />

fondsen zijn beursgenoteerd.<br />

Dit beleid is in <strong>2010</strong> niet gewijzigd.<br />

Ontwikkeling van de unitprijs<br />

De portefeuille liet door de stijging van de aandelenkoersen een goed rendementsverloop zien. De<br />

unitprijs steeg dit boekjaar met 12,2% naar € 8,83.<br />

10,00<br />

9,00<br />

8,00<br />

7,00<br />

6,00<br />

5,00<br />

4,00<br />

Obligatiedepot<br />

Unitprijs aandelendepot<br />

Beleggingsbeleid<br />

De beleggingen in obligaties zijn volledig ondergebracht in Vanguard Euro Government Bond (een passief<br />

beheerd indexfonds dat beursgenoteerd is). Het beleid van dit fonds heeft als doel om het rendement van<br />

de Europese Staatsleningen Index te verkrijgen.<br />

Als gevolg van de landencrisis in <strong>2010</strong> is besloten 1/3 deel van het obligatiedepot niet langer aan te<br />

houden in staatsobligaties. De vrijgekomen middelen zijn aangehouden als kortlopende geldmiddelen bij<br />

banken met een goede rating.<br />

Ontwikkeling van de unitprijs<br />

De unitprijs steeg dit boekjaar met 1,2% naar € 8,97.<br />

10,00<br />

9,00<br />

8,00<br />

7,00<br />

6,00<br />

5,00<br />

4,00<br />

Unitprijs obligatiedepot<br />

75


Depositodepot<br />

Beleggingsbeleid<br />

Beleggingen in deposito's zijn ondergebracht bij banken met een goede rating. Er wordt alleen belegd in<br />

kortlopende deposito's.<br />

Ontwikkeling van de unitprijs<br />

De portefeuille laat jaarlijks een stijging van de unitprijs zien als gevolg van rente op rente. De unitprijs<br />

steeg in <strong>2010</strong> met 1,8% naar € 6,82.<br />

7,00<br />

6,50<br />

6,00<br />

5,50<br />

5,00<br />

4,50<br />

4,00<br />

Unitprijs depositodepot<br />

Kosten<br />

Op elke storting wordt direct 3,25% administratiekosten ingehouden. Daarnaast wordt jaarlijks 0,15%<br />

van het totale belegde vermogen als administratiekosten geboekt.<br />

76


BALANS PER 31 DECEMBER VP/IAP-REGELING<br />

Na resultaatbestemming (x € 1.000)<br />

ACTIVA<br />

Beleggingen voor risico deelnemers (1)<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

Aandelen 8.123 9.178<br />

Vastrentende waarden 24.197 24.867<br />

Vorderingen en overlopende activa (2)<br />

Overige activa (3)<br />

PASSIVA<br />

Technische voorziening voor risico deelnemers (4)<br />

32.320 34.045<br />

17 25<br />

623 218<br />

32.960 34.288<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

VP/IAP-regeling 32.300 34.072<br />

Overige schulden en overlopende passiva (5) 660 216<br />

77<br />

32.960 34.288


STAAT VAN BATEN EN LASTEN VP/IAP-REGELING<br />

(x € 1.000)<br />

BATEN<br />

Premiebijdragen voor risico deelnemers (6)<br />

Beleggingsresultaten voor risico deelnemers (7)<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

257 329<br />

Directe beleggingsopbrengsten 162 205<br />

Indirecte beleggingsopbrengsten 1.073 3.074<br />

Kosten van vermogensbeheer - 50 - 51<br />

Overige baten (8)<br />

LASTEN<br />

Pensioenuitvoerings- en administratiekosten (9)<br />

Mutatie technische voorziening risico deelnemers (10)<br />

Saldo overdrachten van rechten (11)<br />

Overige lasten (12)<br />

1.185 3.228<br />

0 5<br />

1.442 3.562<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

- 8 - 9<br />

1.772 - 890<br />

- 3.206 - 2.662<br />

0 - 1<br />

- 1.442 - 3.562<br />

Saldo van baten en lasten 0 0<br />

78


GRONDSLAGEN<br />

1. Algemene toelichting<br />

1.01 Activiteiten<br />

De activiteiten ten behoeve van de VP/IAP regeling bestaan uit het incasseren van premies, het beleggen<br />

van de ontvangen premies en het verstrekken van een koopsom voor een direct ingaand vroegpensioen<br />

bij de Stichting Pensioenfonds Productschappen.<br />

Individueel Aanvullende Pensioenregeling<br />

De individueel aanvullende pensioenregeling (IAP-regeling) is een vrijwillig beschikbare premieregeling.<br />

Met het in deze regeling opgebouwde kapitaal kunnen de deelnemers extra pensioenrechten verwerven in<br />

de basispensioenregeling.<br />

Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet wordt deze regeling gekarakteriseerd als een premieovereenkomst.<br />

De vrijwillige stortingen in de IAP-regeling worden, voor rekening en risico van de deelnemer, belegd in<br />

de aandelen- cq obligatie- cq depositodepots samen met de VP-Regeling.<br />

Bij de beleggingen van het voor en door de deelnemers opgebouwde kapitaal wordt rekening gehouden<br />

met de leeftijd. Tot en met de 34-jarige leeftijd wordt uitsluitend belegd in aandelen.<br />

Daarna wordt de verhouding aandelen en obligaties jaarlijks met 4% aangepast, waardoor voor de<br />

deelnemer steeds minder in aandelen en steeds meer in obligaties wordt belegd. Op de 59-jarige leeftijd<br />

is het volledige kapitaal belegd in obligaties. De deelnemer kan besluiten het kapitaal in deposito’s te<br />

beleggen, waardoor zekerheid bestaat over de omvang van het kapitaal. De asset-mix van de<br />

beleggingsportefeuille (de verdeling naar aandelen, vastrentende waarden en liquiditeiten) vloeit derhalve<br />

voort uit de leeftijden van de deelnemers.<br />

Met het kapitaal kan de deelnemer op de pensioeningangsdatum het basispensioen verhogen.<br />

Vroegpensioenregeling<br />

De Vroegpensioenregeling is een beschikbare premieregeling.<br />

Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet wordt deze regeling gekarakteriseerd als een premieovereenkomst.<br />

Als gevolg van het feit dat het werkelijke verloop van de carrière, de looninflatie en de behaalde<br />

beleggingsrendementen in meer of mindere mate zal afwijken van de toegepaste veronderstellingen en<br />

het feit dat er geen garantieregeling is, zal de einduitkomst kunnen afwijken van de doelstelling van 75%<br />

van het salaris op de 62-jarige leeftijd.<br />

Als gevolg van de wet Vut, Prepensioen en Levensloop is deze regeling per 1 januari 2006 voor<br />

deelnemers geboren na 31 december 1949 gesloten. De door deze deelnemers opgebouwde<br />

vroegpensioenkapitalen kunnen nog steeds aangewend worden voor vroegpensioen; premie kan echter<br />

niet meer gestort worden.<br />

Voor deelnemers die geboren zijn vóór 1 januari 1950 wordt de regeling ongewijzigd voortgezet.<br />

Bij de beleggingen van het voor en door de deelnemers opgebouwde kapitaal wordt rekening gehouden<br />

met de leeftijd. Vanaf de 25-jarige tot en met de 34-jarige leeftijd wordt uitsluitend belegd in aandelen.<br />

Daarna wordt de verhouding aandelen en obligaties jaarlijks met 4% aangepast, waardoor voor de<br />

deelnemer steeds minder in aandelen en steeds meer in obligaties wordt belegd. Op de 59-jarige leeftijd<br />

is het volledige kapitaal belegd in obligaties. De deelnemer kan besluiten het kapitaal in deposito’s te<br />

beleggen, waardoor zekerheid bestaat over de omvang van het kapitaal en de gewenste ingangsdatum<br />

van de prepensionering. De asset-mix van de VP-beleggingsportefeuille (de verdeling naar aandelen,<br />

vastrentende waarden en liquiditeiten) vloeit hierdoor voort uit de leeftijden van de deelnemers.<br />

1.02 Risico's<br />

Alle beleggingsactiviteiten zijn voor risico van de deelnemers. Alle beleggingen en liquide middelen staan<br />

ter beschikking van de regeling.<br />

2. Grondslagen voor waardering van activa en passiva<br />

Voor de VP/IAP-regeling worden dezelfde grondslagen gehanteerd als voor de basisregeling.<br />

79


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

ACTIVA<br />

Beleggingen voor risico deelnemers (1)<br />

De beleggingen voor risico deelnemers betreffen de beleggingen waarbij het beleggingsrisico niet bij het<br />

pensioenfonds ligt. Alle beleggingen bestaan uit beursgenoteerde passieve indexfondsen.<br />

Aandelen<br />

Er wordt uitsluitend belegd in passieve beursgenoteerde aandelen. De marktwaarde is de beursnotering<br />

per balansdatum.<br />

Aandelen <strong>2010</strong> 2009<br />

Stand begin boekjaar 9.178 5.364<br />

Aankopen 140 1.507<br />

Verkopen - 2.020 0<br />

Waarderingsverschillen 825 2.307<br />

Stand einde boekjaar 8.123 9.178<br />

Met ingang van medio 2009 wordt voor 80% belegd in een World Euro hedged fonds en voor 20% in het<br />

Emerging Markets fonds. Beide fondsen noteren in Euro. Er zijn geen beleggingen meer die genoteerd zijn in<br />

een andere valuta dan de Euro. Derhalve worden er geen valutatermijncontracten meer afgesloten.<br />

Vastrentende waarden<br />

Er wordt uitsluitend belegd in passieve beursgenoteerde vastrentende waarden. De marktwaarde is de<br />

beursnotering per balansdatum. Deposito's worden gewaardeerd tegen de reële waarde, zijnde de<br />

nominale waarde.<br />

Vastrentende waarden <strong>2010</strong> 2009<br />

Obligaties<br />

Stand begin boekjaar 17.495 23.106<br />

Aankopen 1.666 0<br />

Verkopen - 7.241 - 6.373<br />

Waarderingsverschillen 248 762<br />

12.168 17.495<br />

Deposito's<br />

Stand begin boekjaar 7.372 4.200<br />

Mutaties 4.657 3.172<br />

12.029 7.372<br />

Stand einde boekjaar 24.197 24.867<br />

Vorderingen en overlopende activa (2)<br />

Vorderingen en overlopende activa <strong>2010</strong> 2009<br />

Te vorderen rente 1 1<br />

Instellingen 16 24<br />

Stand einde boekjaar 17 25<br />

Overige activa (3)<br />

Liquide middelen <strong>2010</strong> 2009<br />

Geldinstellingen 623 218<br />

Stand einde boekjaar 623 218<br />

80


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

PASSIVA<br />

Technische voorziening voor risico deelnemers (4)<br />

Verloopoverzicht <strong>2010</strong> 2009<br />

Stand begin boekjaar 34.072 33.182<br />

Mutaties - 1.772 890<br />

Stand einde boekjaar 32.300 34.072<br />

De mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico deelnemers wordt berekend door de beginstand van<br />

de voorziening van de eindstand af te trekken.<br />

Overige schulden en overlopende passiva (5)<br />

Uit hoofde van VP/IAP-regeling <strong>2010</strong> 2009<br />

Rekening-courant <strong>PBOD</strong> 5 5<br />

Rekening-courant <strong>PFP</strong> 655 211<br />

Stand einde boekjaar 660 216<br />

81


TOELICHTING OP DE BALANS<br />

(x € 1.000)<br />

Risicobeheer en derivaten<br />

Beleggingen voor risico deelnemers<br />

<strong>2010</strong> 2009<br />

Uitsplitsing vastrentende waarden x € 1.000 in % x € 1.000 in %<br />

Liquide middelen en deposito's


TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />

(x € 1.000)<br />

Premiebijdragen voor risico deelnemers (6)<br />

Premiebijdragen voor risico deelnemers <strong>2010</strong> 2009<br />

VP premie werkgever 72 122<br />

VP premie werknemer 80 109<br />

IAP premie werknemer 105 98<br />

Totaal 257 329<br />

Deze post betreft de bijdragen voor en van deelnemers in het kader van de beschikbare premieregeling.<br />

De VP premie (4,75%) wordt maandelijks geïnd en is te splitsen in een premie voor werkgever van 1,90% en<br />

voor werknemer van 2,85%. In het boekjaar is door een werkgever € 17 (2009: € 47) extra beschikbaar<br />

gesteld aan VP premie.<br />

De IAP premie is afhankelijk van de fiscale ruimte en is volledig voor rekening van de werknemer.<br />

Beleggingsresultaten voor risico deelnemers (7)<br />

Beleggingsresultaten voor risico deelnemers <strong>2010</strong> 2009<br />

Directe beleggingsresultaten<br />

Vastgoed 0 9<br />

Aandelen 0 35<br />

Vastrentende waarden 162 161<br />

162 205<br />

Indirecte beleggingsresultaten<br />

Aandelen 825 2.307<br />

Vastrentende waarden 248 773<br />

Derivaten 0 - 6<br />

1.073 3.074<br />

Kosten vermogensbeheer - 50 - 51<br />

Totaal 1.185 3.228<br />

De kosten van vermogensbeheer zijn niet adequaat aan de beleggingscategorieën toe te rekenen. Derhalve<br />

wordt volstaan met het vermelden van het totaalbedrag.<br />

Overige baten (8)<br />

Overige baten <strong>2010</strong> 2009<br />

Sterfteresultaat 0 5<br />

Totaal 0 5<br />

Pensioenuitvoerings- en administratiekosten (9)<br />

Pensioenuitvoerings- en administratiekosten <strong>2010</strong> 2009<br />

Administratiekosten - 58 - 60<br />

Toerekening vermogensbeheer 50 51<br />

Totaal - 8 - 9<br />

Deze betreffen de aan het verslagjaar toe te rekenen uitvoerings- en administratiekosten. Het deel van de<br />

kosten dat betrekking heeft op het beheer van de beleggingen is in mindering gebracht op de post<br />

Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds.<br />

Mutatie technische voorziening risico deelnemers (10)<br />

Mutatie technische voorziening risico deelnemers <strong>2010</strong> 2009<br />

Premie-inleg - 257 - 329<br />

Beleggingsopbrengsten - 1.185 - 3.228<br />

Onttrekking voor administratiekosten 8 9<br />

Overdracht van rechten 3.206 2.662<br />

Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen 0 - 4<br />

Mutatie boekjaar 1.772 - 890<br />

83


TOELICHTING OP DE STAAT VAN BATEN EN LASTEN<br />

(x € 1.000)<br />

Saldo overdrachten van rechten (11)<br />

Saldo overdrachten van rechten <strong>2010</strong> 2009<br />

Ingang VP - 2.812 - 2.275<br />

Waardeoverdracht - 17 - 21<br />

Pensionering - 377 - 361<br />

Diversen 0 - 5<br />

Totaal - 3.206 - 2.662<br />

Overige lasten (12)<br />

Overige lasten <strong>2010</strong> 2009<br />

Overige lasten 0 - 1<br />

Totaal 0 - 1<br />

84


OVERIGE GEGEVENS<br />

Actuariële verklaring<br />

Opdracht<br />

Door Stichting Pensioenfonds Productschappen te Rijswijk is aan Mercer Certificering B.V. de opdracht<br />

verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar<br />

<strong>2010</strong>.<br />

Gegevens<br />

De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de<br />

verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds.<br />

Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij<br />

gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening.<br />

In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de<br />

controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds<br />

mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de<br />

administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang<br />

zijn.<br />

Werkzaamheden<br />

Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van<br />

de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen<br />

van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn<br />

beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard.<br />

Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:<br />

- heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen<br />

en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en<br />

- heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.<br />

Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de<br />

resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de<br />

waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan<br />

nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds.<br />

De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het<br />

Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke<br />

grondslag voor mijn oordeel.<br />

Oordeel<br />

De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten,<br />

als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de<br />

balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke<br />

maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende<br />

solvabiliteit.<br />

Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126<br />

tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds Productschappen<br />

is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het<br />

realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn.<br />

Amstelveen, 25 mei 2011<br />

drs. W. Brugman AAG<br />

verbonden aan Mercer Certificering B.V.<br />

85


Aan het Bestuur van Stichting Pensioenfonds Productschappen<br />

Controleverklaring van de onafhankelijke accountant<br />

Verklaring betreffende de jaarrekening<br />

Wij hebben de in dit verslag opgenomen jaarrekening <strong>2010</strong> van Stichting Pensioenfonds Productschappen<br />

te Rijswijk gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december <strong>2010</strong> en de staat van<br />

baten en lasten over <strong>2010</strong> en de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde<br />

grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.<br />

Verantwoordelijkheid van het Bestuur<br />

Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het<br />

stichtingskapitaal en de reserves en het saldo van de staat van baten en lasten getrouw dient weer te<br />

geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2<br />

van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) en met inachtneming van het bepaalde in artikel<br />

146 van de Pensioenwet. Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als<br />

het noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van<br />

materieel belang als gevolg van fraude of fouten.<br />

Verantwoordelijkheid van de accountant<br />

Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle.<br />

Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse<br />

controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat<br />

wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat<br />

de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat.<br />

Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de<br />

bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van<br />

de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat<br />

de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten.<br />

Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking<br />

die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het<br />

opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen<br />

hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne<br />

beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de<br />

gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van<br />

de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.<br />

Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een<br />

onderbouwing voor ons oordeel te bieden.<br />

Oordeel<br />

Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het<br />

stichtingkapitaal en de reserves van Stichting Pensioenfonds Productschappen per 31 december <strong>2010</strong> en<br />

van het saldo van de staat van baten en lasten over <strong>2010</strong> in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van<br />

het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW) met inachtneming van het bepaalde in artikel 146<br />

van de Pensioenwet.<br />

Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen<br />

Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken<br />

naar aanleiding van het onderzoek of het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen,<br />

overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW<br />

vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat<br />

kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.<br />

Rotterdam, 25 mei 2011<br />

PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.<br />

drs. F.J. van Groenestein RA<br />

86


PERSONALIA BESTUURSLEDEN<br />

Mr. Dr. F. Beekman<br />

Functie in bestuur Plaatsvervangend secretaris<br />

Geboortedatum<br />

15 april 1957<br />

Nationaliteit Nederlandse<br />

Namens Werkgevers<br />

Werkgever Productschap Zuivel<br />

Beroep Secretaris<br />

Bestuurslid sinds<br />

01 januari 2007<br />

Aftreding volgens rooster 31 december 2013<br />

Nevenfunctie(s)<br />

Voorzitter Financiële commissie<br />

Aandachtsgebied Financiën, AO/IC, Pensioenzaken en Communicatie<br />

J.P. Buwalda<br />

Functie in bestuur Lid<br />

Geboortedatum<br />

12 maart 1933<br />

Nationaliteit Nederlandse<br />

Namens Pensioengerechtigden<br />

Werkgever n.v.t.<br />

Beroep n.v.t.<br />

Bestuurslid sinds<br />

01 december <strong>2010</strong><br />

Aftreding volgens rooster 01 december 2013<br />

Nevenfunctie(s)<br />

Lid Financiële commissie<br />

Aandachtsgebied Financiën, AO/IC, Pensioenzaken en Communicatie<br />

Drs. M. Elema<br />

Functie in bestuur Lid<br />

Geboortedatum<br />

22 oktober 1954<br />

Nationaliteit Nederlandse<br />

Namens Werkgevers<br />

Werkgever Hoofdproductschap Akkerbouw<br />

Beroep Secretaris<br />

Bestuurslid sinds<br />

01 januari 2007<br />

Aftreding volgens rooster 31 december 2014<br />

Nevenfunctie(s)<br />

Lid Beleggingscommissie<br />

Aandachtsgebied Beleggingen, Financiën, AO/IC en Communicatie<br />

P. van der Graaf RE RA<br />

Functie in bestuur Plaatsvervangend voorzitter<br />

Geboortedatum<br />

03 juni 1957<br />

Nationaliteit Nederlandse<br />

Namens Werknemers<br />

Werkgever Productschap Tuinbouw<br />

Beroep Afdelingshoofd Staf<br />

Bestuurslid sinds<br />

01 januari 2004<br />

Aftreding volgens rooster 31 december 2014<br />

Nevenfunctie(s)<br />

Lid Beleggingscommissie<br />

Lid Bestuur PBO-Dienstverlening<br />

Aandachtsgebied Beleggingen, Financiën en AO/IC<br />

87


W.F. de Graaf<br />

Functie in bestuur Lid<br />

Geboortedatum<br />

20 oktober 1941<br />

Nationaliteit Nederlandse<br />

Namens<br />

Vereniging Gepensioneerden <strong>PFP</strong><br />

Werkgever<br />

nvt<br />

Beroep<br />

nvt<br />

Bestuurslid sinds<br />

01 oktober 2009<br />

Aftreding volgens rooster 31 december 2015<br />

Nevenfunctie(s)<br />

Lid Beleggingscommissie<br />

Bestuurslid Vereniging Gepensioneerden <strong>PFP</strong><br />

Aandachtsgebied<br />

Beleggingen, Financiën en AO/IC<br />

L. Hospers<br />

Functie in bestuur Lid<br />

Geboortedatum<br />

02 juni 1966<br />

Nationaliteit Nederlandse<br />

Namens Werknemers<br />

Werkgever Productschappen Vee, Vlees en Eieren<br />

Beroep Manager Algemene Zaken<br />

Bestuurslid sinds<br />

01 januari 2004<br />

Aftreding volgens rooster 31 december 2013<br />

Nevenfunctie(s)<br />

Lid Financiële commissie<br />

Aandachtsgebied Financiën, AO/IC en Pensioenzaken<br />

C. Kuijvenhoven RA<br />

Functie in bestuur Voorzitter<br />

Geboortedatum<br />

26 juni 1949<br />

Nationaliteit Nederlandse<br />

Namens Werkgevers<br />

Werkgever Productschap Tuinbouw<br />

Bestuurslid sinds<br />

01 februari 2000<br />

Aftreding volgens rooster 31 december 2012<br />

Nevenfunctie(s)<br />

Voorzitter PBO-Dienstverlening<br />

Aandachtsgebied<br />

Beleggingen, Financiën en AO/IC<br />

88


VERKLARENDE WOORDENLIJST<br />

Actieve deelnemer<br />

De werknemer die pensioen opbouwt via de pensioenregeling.<br />

Actuariële grondslagen<br />

De rekenrente, de actuariële kanssystemen en kostenopslagen, die bij de berekening van de<br />

hoogte van de pensioenpremie en de voorziening pensioenverplichtingen worden gehanteerd.<br />

Actuariële kanssystemen<br />

De veronderstellingen die terzake van sterfte, gehuwdheid, arbeidsongeschiktheid en dergelijke<br />

worden gemaakt.<br />

Actuariële en Bedrijfstechnische Nota (ABTN)<br />

Pensioenfondsen dienen te werken volgens een actuariële en bedrijfstechnische nota. Hierin zijn de<br />

financiële opzet van een pensioenfonds en de grondslagen waarop deze berust, gemotiveerd<br />

omschreven. De ABTN moet in ieder geval een beschrijving omvatten van de financieringsmethode,<br />

de wijze van berekening van de bijdragen en van de toereikendheidstoets, alsmede een<br />

uiteenzetting van het beleggingsbeleid, een organogram en een mandaatregeling. De ABTN moet<br />

aan De Nederlandsche Bank overgelegd worden.<br />

Asset Liability Management (ALM)<br />

Het op elkaar afstemmen van de beleggingen, de verplichtingen, en het premie- en toeslagbeleid.<br />

Een ALM-studie wordt gebruikt om het meerjarig financieel beleid te optimaliseren uitgaande van<br />

verschillende economische scenario’s.<br />

AFM<br />

Anw<br />

AOW<br />

Autoriteit Financiële Markten.<br />

Algemene nabestaandenwet: voorziet in een uitkering bij overlijden van de man of vrouw met wie<br />

de overledene was getrouwd of samenwoonde.<br />

Algemene Ouderdomswet, ouderdomsvoorziening waarop iedere Nederlanden recht heeft als hij 65<br />

wordt.<br />

Arbeidsongeschiktheidspensioen<br />

Financiële aanvulling uit het pensioenfonds op de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering die<br />

eindigt uiterlijk op de pensioenleeftijd.<br />

Benchmark<br />

Een objectieve meetlat waarmee het beleggingsresultaat wordt vergeleken.<br />

Beschikbarepremieregeling (defined contribution)<br />

Pensioenregeling waarvan de hoogte (defined contribution) van de uitkering afhankelijk is van de<br />

betaalde premie en de daarmee behaalde beleggingsopbrengsten.<br />

Deelnemer<br />

De werknemer die op grond van een pensioenovereenkomst pensioenaanspraken verwerft jegens<br />

een pensioenuitvoerder.<br />

Deelnemingen/participaties<br />

Financiële belangen in (beleggings)maatschappijen die niet beursgenoteerd zijn.<br />

Dekkingsgraad<br />

De dekkingsgraad is de verhouding tussen het vermogen en de pensioenverplichtingen. Een<br />

dekkingsgraad van 100% wil zeggen dat het fonds precies aan zijn pensioenverplichtingen van het<br />

meetmoment kan voldoen.<br />

89


DNB<br />

De Nederlandsche Bank, de centrale bank die verantwoordelijk is voor het bewaken van de<br />

financiële stabiliteit in Nederland en die toezicht houdt op pensioenuitvoerders.<br />

Doorsneepremie<br />

De door het Bestuur, na overleg met de wiskundige adviseur, vastgestelde gemiddelde actuariële<br />

premie die nodig is voor de dekking van de uit het pensioenreglement voortvloeiende<br />

pensioenkosten.<br />

De doorsneepremie kan hoger of lager zijn dan de werkelijk benodigde actuariële premie.<br />

Duration<br />

Een maatstaf voor de rentegevoeligheid.<br />

Financieel Toetsingskader (FTK)<br />

Het financieel toetsingskader is onderdeel van de Pensioenwet en stelt voorschriften aan onder<br />

meer de premiehoogte en de omvang van de aan te houden reserves.<br />

Franchise<br />

Het gedeelte van het salaris dat voor de premie- en pensioenberekening buiten beschouwing blijft,<br />

omdat de AOW over dat deel reeds in pensioen voorziet.<br />

Gewezen deelnemers<br />

(Ex)deelnemers voor wie aanspraken aanwezig zijn, terwijl de dienstbetrekking beëindigd is.<br />

Verdere opbouw van de aanspraken vindt niet plaats.<br />

Herverzekering<br />

Door middel van herverzekering worden de risico’s van voortijdig overlijden, dan wel van<br />

arbeidsongeschiktheid, bij een andere (her)verzekeraar ondergebracht. In het geval van de<br />

arbeidsongeschiktheidverzekering geldt dat niet alleen voor het arbeidsongeschiktheidspensioen,<br />

maar ook voor de nog op te bouwen aanspraken op ouderdoms-, (huwelijks)partner-, en<br />

wezenpensioen.<br />

Indexering<br />

Verhoging van het pensioen naar aanleiding van prijsstijging of loonontwikkeling. Geldt voor het<br />

pensioen van pensioengerechtigden en slapers. Ook actieve deelnemers aan een<br />

middelloonregeling hebben er mee te maken. Men noemt dit ook toeslag.<br />

Middelloonregeling<br />

Pensioenregeling waarbij het pensioen wordt berekend op basis van het gemiddelde salaris dat<br />

tijdens de loopbaan is verdiend.<br />

Nabestaandenpensioen<br />

Pensioen dat doorgaans levenslang wordt uitgekeerd aan de partner (of kinderen) van de<br />

deelnemer aan een pensioenregeling na diens overlijden. Ook: verzamelnaam voor pensioen<br />

bestemd voor weduwen, weduwnaars, partners en wezen.<br />

Opbrengstrendement<br />

Het opbrengstrendement wordt berekend door de opbrengsten uit te drukken als een percentage<br />

van het gemiddeld belegd vermogen.<br />

Ouderdomspensioen<br />

Levenslange uitkering waarop degene die deelneemt of heeft deelgenomen in een pensioenregeling<br />

aanspraak kan maken wanneer hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt.<br />

Partnerpensioen<br />

Pensioen voor de achterblijvende partner bij overlijden van de deelnemer.<br />

90


Parttimer<br />

Een (ex-)werknemer die deeltijdarbeid (heeft) verricht.<br />

Pensioenaanspraak<br />

Het recht op toekomstige pensioenuitkeringen.<br />

Pensioengerechtigden<br />

Mensen die een pensioenuitkering ontvangen.<br />

Pensioengrondslag<br />

Het deel van het vaste jaarsalaris, inclusief vakantietoeslag, dat resteert na aftrek van de<br />

franchise. De pensioengrondslag vormt de basis voor de berekening van het pensioen en de<br />

pensioenpremie.<br />

Pension Fund Governance (PFG)<br />

Pension Fund Governance ofwel goed pensioenfondsbestuur. PFG stelt eisen op het gebied van<br />

transparantie, verantwoording, intern toezicht en zeggenschap.<br />

Pensioenverplichtingen<br />

De in de toekomst aan pensioengerechtigden uit te keren bedragen.<br />

Performance<br />

Berekeningsmethode waarbij zowel de inkomsten als de gerealiseerde en niet-gerealiseerde<br />

vermogensmutaties worden uitgedrukt als percentage van het tijdsgewogen geïnvesteerde bedrag.<br />

Premievrije aanspraken<br />

Indien de dienstbetrekking, anders dan door overlijden wordt beëindigd, wordt zonder verdere<br />

premiebetaling aanspraak verkregen op de tot het tijdstip van dienstbeëindiging in<br />

overeenstemming met het pensioenreglement tijdsevenredig gevormde aanspraken op ouderdoms-<br />

, (huwelijks)partner- en wezenpensioen.<br />

Private Equity<br />

Beleggingscategorie waarbij wordt geïnvesteerd in aandelen van niet-beursgenoteerde bedrijven.<br />

Slapers<br />

Gewezen deelnemers die het dienstverband vóór het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd<br />

hebben beëindigd met verkrijging van premievrije aanspraken.<br />

Waardeoverdracht<br />

Het meenemen van pensioenaanspraken naar een nieuwe pensioenuitvoerder.<br />

91


OVERZICHT VAN AFKORTINGEN<br />

ABP Algemeen Burgerlijk Pensioenfonds<br />

ABTN Actuariële en bedrijfstechnische nota<br />

ALM Asset Liability Management<br />

ANW Algemene Nabestaandenwet<br />

AOP Arbeidsongeschiktheidspensioen<br />

AOW Algemene Ouderdomswet<br />

BNP Bruto Nationaal Product<br />

BPP Bijzonder Partnerpensioen<br />

CBS Centraal Bureau voor de Statistiek<br />

CPB Centraal Planbureau<br />

CPI Consumenten Prijsindex<br />

CSO Coördinatieorgaan Samenwerkende Ouderenorganisaties<br />

DNB De Nederlandsche Bank<br />

ECB Europese Centrale Bank<br />

FTK Financieel toetsingskader<br />

FVP Financiering Voortzetting Pensioenverzekering<br />

IAP Individueel Aanvullend Pensioen<br />

MSCI Morgan Stanley Capital International<br />

OP Ouderdomspensioen<br />

Opf Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen<br />

PBO Publiekrechtelijke Bedrijfsorganisatie<br />

<strong>PBOD</strong> PBO-Dienstverlening<br />

<strong>PFP</strong> Pensioenfonds Productschappen<br />

PP Partnerpensioen<br />

PSB Stichting Pensioenfonds SER & Bedrijfschappen<br />

PW Pensioenwet<br />

SER Sociaal-Economische Raad<br />

STAR Stichting van de Arbeid<br />

SZW Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid<br />

TE Tracking Error<br />

UWV Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen<br />

VB Vereniging van Bedrijfspensioenfondsen<br />

VP Vroegpensioen<br />

VPL VUT, Prepensioen en Levensloop<br />

VPV Voorziening pensioenverplichtingen<br />

WAJONG Wet Arbeidsongeschiktheidsvoorziening Jonggehandicapten<br />

WAO Wet op de Arbeidsongeschiktheidsverzekering<br />

WAZ Wet Arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen<br />

WW Werkloosheidswet<br />

Wzp Wezenpensioen<br />

92


PBO-DIENSTVERLENING<br />

Samenstelling per 31 december <strong>2010</strong><br />

Uitvoeringsorganisatie PBO-Dienstverlening<br />

Directeur G. van der Schoor<br />

Managementteam G. van der Schoor<br />

L.C.M. Hazekamp<br />

Secretariaat Mw. S.T. Karia-Soekra, afdelingshoofd<br />

Mw. J.H.W. Honsbeek-Breden<br />

Pensioenadministratie M.R. Mertens, afdelingshoofd<br />

Mw. H.S. Drenth-Kartodikromo<br />

A.C.A. Zouwer<br />

Salarisadministratie en Pensioen- R.G. Houtman, afdelingshoofd<br />

uitkeringen Mw. E.M. Leenman<br />

P.L. van Tienen<br />

Financiële Administratie L.C.M. Hazekamp, afdelingshoofd<br />

B. Pakkert<br />

W.H.F. Kouwer<br />

Kantoorgegevens Laan van Zuid Hoorn 165<br />

2289 DD Rijswijk<br />

Postbus 3042<br />

2280 GA Rijswijk<br />

Telefoonnr.: 070 - 4138630<br />

Faxnr.: 070 - 4138650<br />

E-mail: info@pbod.nl<br />

Website: www.pbod.nl<br />

Accountant PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.<br />

Juridisch adviseur Mercer (Nederland) BV<br />

93


Stichting Pensioenfonds Productschappen<br />

Laan van Zuid Hoorn 165<br />

2289 DD RIJSWIJK<br />

Tel. 070 - 413 86 30<br />

Fax 070 - 413 86 50<br />

info@pbod.nl<br />

Een uitgave van PBO-Dienstverlening

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!