Volkstelling serie B deel 1A: Plaatselijke indeling bevolking
Volkstelling serie B deel 1A: Plaatselijke indeling bevolking
Volkstelling serie B deel 1A: Plaatselijke indeling bevolking
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
tussenkomst van anderen - bestuur of administratie van de af-<br />
zonderliike inrichtinpen - kan worden benaderd. Hierbij is<br />
vragenlijst F voor de telling van personen voor wie<br />
de inrichting is bestemd of van leden van het personeel voor zover<br />
zij geen zelfstandige huishouding voerden; vragenlijst G voor de<br />
telling van de inrichtingen zelf. Leden van het personeel van de<br />
inrichting, c.q. het tehuis of personen voor wie de inrichting<br />
is bestemd - alleen of met echtgeno(o)t(e) enlof kinderen - die<br />
een zelfstandige huishouding voerden, zijn echter geteld met be-<br />
hulp van de vragenlijsten A t lm D.<br />
c. De telling van de varende en rijdende <strong>bevolking</strong>. Hieronder viel<br />
uitsluitend de telling van de <strong>bevolking</strong> op varende schepen zonder<br />
vast waladres en in rijdende wagens. Voor de telling van deze<br />
<strong>bevolking</strong>sgroep was vragenlijst E bestemd. De telling van de<br />
<strong>bevolking</strong> op varende schepen met een vast waladres, op woon-<br />
schepen cn in wagens met een vaste standplaats viel bijgevolg<br />
onder de telling van dc <strong>bevolking</strong> in woningen en bewoonde<br />
andore ruimten, en is bijgevolg geschied met behulp van de<br />
vragenlijsten A t lm D.<br />
De genoemde vragenlijsten A tlm F waren op ponskaarten gedrukt<br />
en tot boekjes gebundeld, zodat de middels deze vragenlijsten ver-<br />
kregen informatie voor een groot <strong>deel</strong> rechtstreeks machinanl kon<br />
worden verwerkt. De modellen van deze vragenlijsten zijn bij Be-<br />
schikking ter uitvoering van artikelen 3, eerste lid, en 8, eerste lid,<br />
van het Besluit algemene vollrs- en woningtelling 1971 (Stbl. 446)<br />
d.d. 13 november 1970 (Staatscourant nr. 226) door de Minister van<br />
Economische Zaken vastgesteld.<br />
De eigenlijke tclwerkzaamheden zijn uitgevoerd door ruim zestig-<br />
duizend hiertoe door de gemeenten aangetrokken en geinstrueerde<br />
tellers. Zij droegen voornamelijk zorg voor het verzamelen van de<br />
gegevens over de woonverblijven én het uitreiken en ophalen van de<br />
diverse vragenlijsten, die - met uitzondering van de hierop voor- 1<br />
komende vragen met betrekking tot het woonverblijf - door de be-<br />
volking zelf dienden te worden ingevuld.<br />
Personen, die bij herhaald bezoek niet thuis zijn getroffen dan wel<br />
expliciet hebben geweigerd aan de telling mee te werken, zijn admi-<br />
1<br />
nistratief geteld naar de toestand op de teldatum. Deze telling heeft<br />
plaats gehad op basis van de bij de gemoente bekende woning- en<br />
<strong>bevolking</strong>sgegevens. Enerzijds omvat te zij de beantwoording van<br />
practisch alle vragen ten aanzien van het woonverblijf; anderzijds<br />
de beantwoording van de vragen met betrekking tot minstens de<br />
I<br />
I<br />
I<br />
volgende persoonsgegevens : het geslacht, de lceftijd, dc burgerlijke<br />
staat, de geboortegemeente, de periode van vestiging in de huidige<br />
woongemeente, de nationaliteit, de kerkelijke gezindte, de plaats in l<br />
het huishouden, de (huwelijks-) vruchtbaarheid, hct al of niet uit-<br />
oefcncn van een beroep, de aard van het beroep en - waar mogelijk<br />
- de wijze waarop het beroep wordt uitgeoefend, nl. als zelfstandige,<br />
als loon- of salaristrckker dan wel als medewerkend in het gezins- I<br />
bedrijf.<br />
Het totaal aantal administratief gctelde personen bedraagt ca. 296 000<br />
oftewel 2,3% van de totale <strong>bevolking</strong>. Hieronder bevinden zich iets<br />
meer dan 23 000 personen - oftewel 0,2% van de totale <strong>bevolking</strong> -,<br />
die expliciet geweigerd hebben aan de telling mee te werken. Ondanks<br />
dit gering aantal administratief getelde personen dient te<br />
worden opgemerkt dat bij enltele <strong>bevolking</strong>sgroepen sprake is van<br />
een vrij grote oververtegenwoordiging dienaangaande. Het betreft<br />
hier met name de varende en rijdende <strong>bevolking</strong>, personen met een<br />
niet-nederlandse nationaliteit, alleenstaanden. gescheidenen van echt<br />
en eehuwden die niet met hun echtaeno(o)t(e) samenwonen. Bedoelde<br />
6evolkingsgroepen blijken echter ten tijde van de volkstelling<br />
1971 een vrij kleine minderheid onder de totale <strong>bevolking</strong> te vormen.<br />
l<br />
l<br />
i<br />
I<br />
l<br />
I<br />
I<br />
!<br />
2. Indeling van gemeenten in onderdelen<br />
Evenals dit bij vorige volkstellingen het geval is geweest, zijn ook<br />
bij gelegenheid van de 14e volks- annex woningtelling van 28 februari<br />
1971 de ten tijde van deze telling bestaande 873 gemeenten (incl.<br />
het Openbaar Lichaam "Zuidelijke IJsselmeerpolders") gesplitst in<br />
onderdelen. Bij deze <strong>indeling</strong> stond voorop de gebieden binnen de<br />
gemeenten zodanig te onderscheiden dat de voor deze gebieden ter<br />
beschikking komende gegevens met name nuttig zijn voor het verkrijgen<br />
van inzicht in regionale en locale spreidingspatronen van de<br />
<strong>bevolking</strong> naar een aantal kenmerken.<br />
Als kleinste eenheid van de <strong>indeling</strong> van de gemeenten in onderdelen<br />
wordt de buurt aangemerkt. Het gaat hierbij om een ruimtelijke eenheid<br />
die v a rnoxfologisch of sociaal-economisch oogpunt als BOn<br />
geheel is te beschouwen waardoor dit gebied zich vnn andere ruimtelijke<br />
eenheden onderscheidt. Voorbeelden van dergelijke buurten zijn:<br />
dorpskernen, landelijk gebied, tuindorp, villa-buurt , industriegebied.<br />
In het algemeen is een wijk op te vatten als een conglomeraat van<br />
een aantal buurten welke als zodanig een functionele eenheid vormen.<br />
Het betreft hier gebieden waarop de <strong>bevolking</strong> in sociaal-economisch<br />
of sociaal-cultureel opzicht is georiënteerd. Men kan hierbij. denken<br />
aan school- en kerkgang, koopavonden, <strong>deel</strong>neiiiing aan het verenigingsleven,<br />
sportactiviteiten e. d.<br />
-------<br />
-- --<br />
- - ij wiJk~n- e: -<br />
---<br />
2.1 Opzet van de -deling van-gemeenten-<br />
buurten<br />
Ilet in 1947 ingevoerde <strong>indeling</strong>ssysteem is - evenals in 1960 - ook in<br />
hoofdlijnen aangehouden bij de laatste algemene volkstelling van 1971,<br />
Deze wijk- en buurt<strong>indeling</strong> is in onderling overleg met de gemeentebesturen<br />
tot stand gekomen. De provinciale planologische diensten<br />
zijn hierbij wederom als intermediair opgetreden. Bij dit overleg is<br />
mede gebruik gemaakt van de adviezen van andere proviciale en<br />
gemeentelijke onder zoeksorganen , zoals economisch-technologische<br />
instituten, provinciale opbouworganen alsmede gemeentelijke en gewestelijke<br />
bureau's voor statistiek. Door de inschakeling van genoemde<br />
diensten en instellingen kon worden gebruik gemaakt van de<br />
streekkennis waarover deze beschikken en welke onmisbaar is voor<br />
de opzet van een goede <strong>indeling</strong>. Teneinde hierbij de gewenste coördinatie<br />
te bereiken, is door het Centraal Bureau voor de Statistiek<br />
een aantal algemene richtlijnen opgesteld.<br />
Als uitgangspunten voor de <strong>indeling</strong> van gemeenten in wijken en<br />
buurten golden hierbij met name een zo groot mogelijke uniformiteit<br />
in de <strong>indeling</strong> teneinde de voor de onderscheiden gebieden ter beschikking<br />
komende gegevens regionaal en landelijk vergelijkbaar te<br />
maken, alsmede een zo groot mogelijke continuiteit met het oog op<br />
de vergelijkbaarheid met de uitkomsten van voorafgaande tellingen.<br />
In een aantal gevallen waren wijzigingen in de bestaande wijk- en<br />
buurt<strong>indeling</strong>en echter onvermijdelijk. Het betrof hier achtereenvolgens<br />
:<br />
a. Veranderingen die samenhangen met sedert de voorafgaande vollrstelling<br />
plaats gehad hebbende gemeentegrenswijzigingen. Een herziening<br />
van de wijk- enlof buurt<strong>indeling</strong> was hierdoor noodzakelijk<br />
voor de gebiedsdelen welke daarbij van de ene gemeente naar de<br />
andere gemeente zijn overgegaan. Met name bij opheffing en<br />
samenvoeging van gemeenten alsmede bij belangrijke grenswijzigingen<br />
tussen gemeenten werd aanbevolen de vroegere gemeentegrens<br />
aan te houden als wijkgrens. Hierdoor is een reconstructie<br />
van de vroegere gemeentelijke <strong>indeling</strong> mogelijk, hetgeen van belang<br />
is voor historische vergelijkingen van tellingsuitkomsten.<br />
b. Noodzakelijke correcties in de <strong>indeling</strong> voor die gevallen waarin<br />
de bebouwde oppervlakte van een woonkern de in 1960 aangehouden<br />
wijk- of buurtgrens had overschreden. Indien het oin een<br />
betrekkelijk geringe uitbreiding ging, kon voor de nanpassing<br />
aan de nieuwe bebouwingsgrens als regel worden volstaan met een<br />
opschuiving van de in 1960 aangehouden wijk- of buurtgrens.<br />
Wanneer evenwel van een omvangrijke uitbreiding sprake was, kon<br />
worden overwogen hiervan een apart onder<strong>deel</strong> te vormen.