27.12.2012 Views

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Tiecelijn <strong>24</strong><br />

Zijn gedichten zijn ‘klassiek’ van snit en ogen (dus) te weinig vernieuwend,<br />

grensverleggend of gedurfd. Deze appreciatie, die zowel slaat als zalft, komt<br />

ook voor in het al geciteerde verslag van het Fonds: hij is een dichter die ‘zichzelf<br />

consequent in een klassieke traditie plaatst’ (…) maar ‘binnen dat traditionele<br />

kader de laatste tijd te weinig inventief ’ moet worden geacht. Met dit oordeel<br />

is op zich weinig mis, ware het niet dat begrippen als ‘traditie’ en ‘klassiek’<br />

niet waardevrij zijn en in de contemporaine kritiek doorgaans negatief worden<br />

geconnoteerd. Ikzelf heb Tritsmans’ vorige bundel, en bij uitbreiding zijn<br />

hele oeuvre op een gegeven moment ‘anekdotisch’ en ‘romantisch’ van inslag<br />

genoemd en dat met de uitdrukkelijke bedoeling die intussen beladen termen<br />

in neutrale of positieve zin te gebruiken. 3 Of ze zo zijn begrepen, is een ander<br />

verhaal.<br />

In ieder geval roepen de positionering van Tritsmans’ poëzie en de manier<br />

waarop er door critici over wordt gerapporteerd de vraag op naar de criteria<br />

om over poëzie te oordelen. Het komt me voor dat het meest gebruikte, maar<br />

daarom niet minder vage criterium dat van de vernieuwing, de taalcreativiteit<br />

of inventiviteit is. In concreto betekent dit dat dichters als Dirk van Bastelaere,<br />

Piet Gerbrandy, Mark van Tongele, Ilja Leonard Pfeijffer, Astrid Lampe, Peter<br />

Verhelst, Tonnus Oosterhoff, Anneke Brassinga en Peter Holvoet-Hanssen<br />

telkens weer als innoverend worden voorgesteld. Toch impliceert dit eenvoudig<br />

lijkende, brede criterium een aantal vooronderstellingen die bijzonder moeilijk<br />

expliciteerbaar en nog moeilijker objectiveerbaar zijn.<br />

Laat ik er even van uitgaan dat een nieuwe bundel zich onderscheidt<br />

van een eerdere door zijn ‘ontregelend’ of ‘avant-gardistisch’ karakter. Dit<br />

uitgangspunt veronderstelt niet alleen dat er een continue lijn van vernieuwing<br />

zou zijn binnen elk zichzelf respecterend oeuvre, maar ook binnen elke (sub)<br />

literatuur, hoe heikel of betwistbaar een daarop gebaseerde periodisering<br />

ook is. 4 De meest opmerkelijke vernieuwing zou zich dan boven de grenzen<br />

van de nationale literaturen aan de literatuur tout court weten op te dringen.<br />

Een dergelijk theoretisch en, toegegeven, wat vereenvoudigend model,<br />

betekent ook dat elke niet-vernieuwend bevonden bundel of iedere aan elke<br />

vernieuwing voorafgaande stroming gaandeweg minder belangrijk wordt. Is<br />

een dergelijke benadering verdedigbaar en/of houdbaar? Botst ze niet op een<br />

aantal benaderingen die elk genreonderscheid, elk vernieuwingsdenken en elke<br />

contextgebonden praktijk oversti<strong>jg</strong>en? Gaat zo’n benadering niet voorbij aan de<br />

wezenlijke vraag wat poëtisch te noemen is en wat niet (meer)? Hoe waardevol is<br />

het oordeel van een Nederlandstalig recensent die geen weet heeft van wat zijn<br />

~ 352 ~

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!