27.12.2012 Views

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

Tiecelijn <strong>24</strong><br />

ingeruild voor ‘een raaf ’ die ‘naar de andere kant van de wereld’ vliegt ‘om het<br />

donker te maken. (...) De toverlantaarn is uitgedoofd. (...) Is zij dood, kind op de<br />

pier? / Dood zij is’ (p. 81). Hoe dodend is het leven, hoe levensvatbaar de dood?<br />

In ‘Refugium’ wordt de vos aan de overzijde van de dood geplaatst: in zijn<br />

‘toevluchtsoord’, waarin hij wordt ‘verwend door jou, mijn vossenlekkernij’<br />

(p. 75). Zou Hermeline dit gekir, deze melige strijkage op prijs stellen? Het<br />

gedicht eindigt hoe dan ook vredevol, alsof Reynaert ‘maecte pays van allen<br />

dinghen’: ‘Zelfs opgerold in slaap schrijf je een boek / en gaan we bij de rosse<br />

maan teloor / speelt op het strand het vossenjong nog voort’. Reynaert, de hoofse<br />

minnaar, is in ieder geval aan zet in het uitvoerige gedicht ‘Reintje en de liefde’,<br />

waarin ‘de muze’ en ‘de minne’ aller-bekoorlijkst trachten te converseren. De<br />

minne zingt de lof van de muze, de muze die van de minne in een regelrechte<br />

‘cours d’amour’. Maar het in alexandrijnen opgetrokken dichterlijke duet kan<br />

niet voorkomen dat de minne de juiste toon niet treft en ‘het verkeerde lied’<br />

zingt. ‘We rijmen nog wat voort, in de ban van de maan – geïntrigeerd / door<br />

de toonaard van mijn ballade (heb ik van een vos geleerd) / volgt zij mij –<br />

zonder rijbewijs, schrijlings op haar paard gezeten / zingend en klingend reed zij<br />

door het bos’ (p. 77). Alle pogingen van de minne ten spijt, laat de muze zich niet<br />

vervoeren: ‘zij gaapt’ en droomt wellicht van … Reynaert?<br />

In ‘Reintje en de liefde’ is de tegenstelling tussen de quasi plechtstatige toon<br />

(‘laat los de jamben, hels en hemels moet de toon’) en de banaliteit van een<br />

niet geconsumeerde liefde erg groot. Die tegenstelling wordt nog versterkt<br />

door een aantal op hun kop gezette knipogen naar diverse Reynaertverhalen.<br />

Sprekend over ‘de gravin van Carcassonne’ zegt de minne dat ‘een wolf haar<br />

heeft belaagd / vermomd als knuffeldier’. Gaat het om Isegrim en Hersinde<br />

of om Hermeline, die zich door Isegrim heeft laten (in)pakken? Dezelfde wolf<br />

wordt wat later ‘de held uit een ridderroman’ genoemd en daar valt weinig<br />

op af te dingen als men aan de talloze wolvenfratsen in de Ysengrimus denkt.<br />

Voorts alludeert de dichter op het ultieme tweegevecht tussen Reynaert en<br />

Isegrim, waarvan uitvoerig verslag wordt gedaan in Reynaerts historie. 6 De vos<br />

zelf wordt het slachtoffer van een heuse jachtpartij: hij ‘bengelde aan een tak’<br />

terwijl ‘de meute was verzwonden’. Wordt hier het verhaal over de geknevelde,<br />

door dorpskinderen gemaltraiteerde wolf verbonden met de meute (‘een<br />

mekel heere’) uit de Bruunscène? Er is kaarslicht voor nodig om de in elkaar<br />

overvloeiende beelden en reminiscenties van elkaar te onderscheiden. Dat licht<br />

verschijnt voorwaar: ‘Een flakkerende kaars: de vloek van een heks’. De lezer<br />

bekruipt even het ongemakkelijke gevoel dat de eerder genoemde gravin plaats<br />

~ 344 ~

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!