27.12.2012 Views

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Tiecelijn <strong>24</strong><br />

ander vossenbeleid nodig is. Of vraagt men werkelijk om de vos opnieuw uit<br />

te roeien? De oplossing is echter zeer eenvoudig – mits men daartoe bereid<br />

is – en bestaat uit het plaatsen van een degelijke omheining of een afsluitbaar<br />

nachthok voor kippen. Een dergelijke omheining hoeft overigens geenszins<br />

zogenaamde ‘Guantanamo-allures’ te hebben: vaak kunnen een paar deskundig<br />

aangebrachte elektriciteitsdraadjes voor een snelle, goedkope en esthetisch<br />

aanvaardbare oplossing zorgen.<br />

Er zijn natuurlijk ook wel andere verklaringen waarom de roep tot bestrijding<br />

van de vos telkens weer in de pers aan bod komt. Een gebrekkige of foutieve<br />

kennis van de populatie-ecologie van de vos is ongetwijfeld vaak aan de orde bij<br />

de goedmenende burger. Het is echter jammer, dat deze gebrekkige kennis en<br />

foutieve conclusies steeds opnieuw actieve bijval kri<strong>jg</strong>en van hen die de vos om<br />

een andere reden niet goed gezind zijn.<br />

Zo is de vos ontegensprekelijk een concurrent voor de jager. Beide maken<br />

immers aanspraak op het zogenaamde ‘oogstbare overschot’ van sommige<br />

jachtwildsoorten zoals hazen en fazanten. Dit overschot ontstaat jaarlijks in<br />

de loop van het lente- en zomerhalfjaar als resultaat van de voorplanting van<br />

dieren. Daarbij kent de ‘stand’ van een soort een schommelend verloop, met<br />

een maximum op het einde van het voortplantingsseizoen en een minimum op<br />

het einde van de winter. Het aantal dieren dat het verschil uitmaakt tussen dit<br />

maximum en minimum, is precies de inzet van de concurrentie. Een eenvoudig<br />

rekenvoorbeeld maakt dit meteen duidelijk. Zo produceert een koppeltje<br />

merels (= 2) jaarlijks, in drie nesten, bijvoorbeeld tien jongen. Op het einde<br />

van de zomer zijn er dan 2 + 10 = 12 merels. Tien koppels (= 20 merels) resulteren<br />

dan in totaal in 120 merels. Bij gelijkblijvende stand over de jaren heen,<br />

mogen of moeten er dus van de 120 (najaarsstand) elk jaar opnieuw 100 weg<br />

of dood. Het merelbestand is immers al vele jaren min of meer gelijk, ondanks<br />

de jaarlijkse voortplanting. Dit is het gevolg van bijvoorbeeld ziekte, honger of<br />

roofdieren, waarbij de ene mogelijke doodsoorzaak niet onafhankelijk werkt<br />

ten opzichte van de andere. Als meer exemplaren sterven door ziekte, zullen<br />

de overblijvers immers meer voedsel ter beschikking hebben en neemt hongersterfte<br />

af. Of ook: als een prooisoort talrijk aanwezig is, zal een predator<br />

vooral deze soort bejagen; nemen de aantallen van de prooisoort af, dan zal de<br />

predator zich gaandeweg meer naar andere prooisoorten richten, enzovoort.<br />

Ook wanneer bijvoorbeeld de mens merels zou doden, zal er ‘niks aan de hand<br />

zijn’ zolang het aantal gedode merels onder de 100 blijft – dat is precies het<br />

‘oogstprincipe’ van de jacht.<br />

~ 286 ~

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!