27.12.2012 Views

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

~ 209 ~<br />

Tiecelijn <strong>24</strong><br />

het kostbare juweel te bezitten en insinueert hij dat enkel en alleen een vorst<br />

deze eer te beurt kan vallen. Als men bedenkt dat het in wezen om een salomonische<br />

en dus koninklijke ring gaat, kan men Reynaert daarin slechts bijtreden.<br />

Meester Abrioen van Trier en Seth in tweevoud<br />

Het was Isidoor Teirlinck, die er als eerste op heeft gewezen dat met het<br />

epitheton ‘meyster’ in ‘meyster Abryoen’ (Rh 5362) een ‘meester in de toverkunst’<br />

moest zijn bedoeld. 21 Hij onderbouwde zijn interpretatie met een citaat<br />

uit Dirk Potters Der Minnen Loep (II, v. 3083), dat ook in het MNW is opgenomen:<br />

‘Hi [Neptanabus] wordt (...) in al dat lant voor enen wisen meester [in<br />

de tooverkunst] bekant’. De keuze voor een jood als tovermeester lijkt logisch,<br />

vooral als men bedenkt dat de joden in de veertiende en vijftiende eeuw door<br />

veel christenen als magiërs par excellence werden beschouwd. 22 Nochtans is het<br />

ten tonele voeren van een joodse tovenaar binnen de context van Reynaerts<br />

juwelenrede allesbehalve onproblematisch. Zo benadrukt Reynaert in zijn toespraak<br />

enerzijds dat de ring witte magie bewerkt, maar anderzijds vraagt hij<br />

wel raad aan een joodse goëtist. 23 Ten tweede was het algemeen bekend dat<br />

joden geen occulte geheimen prijsgaven, naar het motto jura, perjura, secretum<br />

prodere noli. <strong>24</strong> Ten slotte drijft Reynaert de zaak wel erg op de spits als hij Abrioen<br />

roemt als ‘den beste Jode (lees: de onbetrouwbaarste leugenaar) diemen in<br />

der werelt vijnt’ (Rh 5341-5342). Niettemin past dit voortreffelijk in zijn plan.<br />

Immers, door zich te beroepen op de joodse tovermeester Abrioen trekt Reynaert<br />

een nieuw rookgordijn op, waarachter hij zich nóg beter kan verschuilen.<br />

Binnen het leugenverhaal over de ring wordt namelijk een nieuwe onbetrouwbare<br />

vertelinstantie ingevoerd, een tovermeester die eigenlijk een leugenmeester<br />

is, en wel de beste die er bestaat, die de vos nu rustig zelf een leugenweb over<br />

de ring kan laten spinnen.<br />

Volgens Abrioen zijn de drie Hebreeuwse namen op de ring door Seth uit<br />

het paradijs meegenomen toen deze er voor zijn vader de olie der genade zocht:<br />

‘Datse Seth synen vader brocht doe hi den ontfermigen oly socht’ (Rh 5348-<br />

5349). Dit citaat doet op het eerste gezicht raadselachtig aan, was het niet dat<br />

Ernst Martin in zijn Reynaertuitgave reeds een verband heeft gelegd tussen<br />

deze verzen en de legendarische voorgeschiedenis van het Heilig Kruis, zoals<br />

onder meer beschreven in het Boec van den houte. 25 Daarin wordt verhaald hoe<br />

Adam op zeer hoge leeftijd zijn derde zoon Seth aanspoort om terug te gaan

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!