27.12.2012 Views

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

Hugo van Sint-Victor vertelt dat de duivel in de gedaante van Sint-<br />

Jacobus verscheen aan een pelgrim die onderweg was naar Santiago<br />

de Compostela. Hij herinnerde hem voortdurend aan de ellende van<br />

dit leven en beweerde dat hij gelukkig zou zijn als hij zich ter ere<br />

van hem van het leven zou beroven. De pelgrim greep meteen een<br />

zwaard en maakte zich ter plekke van kant. Toen de man in wiens<br />

huis hij onderdak had gevonden onder verdenking kwam te staan en<br />

voor zijn leven vreesde, kwam de gestorvene meteen weer tot leven.<br />

Hij verklaarde dat de demon die hem ertoe had gebracht om zelfmoord<br />

te plegen hem wegleidde naar de plaats waar hij gemarteld<br />

zou worden en dat plotseling de heilige Jacobus hen tegemoetkwam,<br />

hem aan de duivel ontrukte en voor de troon van de Rechter bracht.<br />

Ondanks de beschuldigingen van de demonen bereikte de heilige<br />

dat hem het leven weer werd teruggegeven. <strong>24</strong><br />

~ 197 ~<br />

Tiecelijn <strong>24</strong><br />

Reynaert zet de hagiografische topos ‘de wonderbaarlijke redding van een<br />

zelfmoordenaar’ op zijn kop. Omdat hij de schat van zijn vader steelt, pleegt<br />

die, als hij merkt dat de schat is gestolen, uit wanhoop zelfmoord (A <strong>24</strong>81-<br />

<strong>24</strong>83). Volgens zijn eigen verhaal is Reynaert onrechtstreeks verantwoordelijk<br />

voor de zelfmoord van zijn vader. Het leugenverhaal vond de auteur niet in Le<br />

jugement de Renart.<br />

De wonderbaarlijke redding uit een hachelijke situatie<br />

In het onderonsje dat koning Nobel, koningin Gente en Reynaert hebben,<br />

vergeeft Nobel Reynaert volledig de vijandschap van Reynaerts vader – Reynaert<br />

had die in zijn leugenverhaal immers opgevoerd als het brein achter de<br />

samenzwering tegen Nobel – en Reynaerts eigen misdaden. De verteller geeft<br />

na die vergiffenis de volgende commentaar: ‘Al was Reynaert blide doe, / Dat<br />

en dinct mi gheen wonder wesen. / Jane was hi van der doot ghenesen?’ (A 2546-<br />

2548). Bouwman en Besamusca vertalen die drie verzen als: ‘Dat Reynaert toen<br />

blij was, lijkt me niet verbazingwekkend. Was hij immers niet van de dood gered?’<br />

25 ‘Dat en dinct mi gheen wonder wesen’ heb ik vertaald als ‘lijkt me geen<br />

wonder te wezen’ want, zoals ik al eerder heb aangegeven, in het heiligenleven<br />

van Reynaert attendeert het woord ‘wonder’ op het spel met een hagiografische<br />

topos.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!