27.12.2012 Views

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

~ 173 ~<br />

Tiecelijn <strong>24</strong><br />

De overeenkomsten wijzen erop dat Reynaert en de wolvin, inclusief V 818.1-<br />

18, een bewerking is van deze fabel, zoals er aan de meeste episodes van de<br />

Ysengrimus een fabel ten grondslag ligt. 93 Met V 818.1-18 volgt het verhaal van<br />

Reynaert en de wolvin de verhaalstructuur van de fabel (ontmoeting, belediging<br />

van het toekomstige slachtoffer door de vos, achtervolging, slachtoffer<br />

loopt zich vast, de vos loopt om, verkrachting van het grotere wijfjesdier, dialoog<br />

tussen vos en slachtoffer) op de voet. Dit pleit ervoor dat V 818.1-18 deel<br />

uitmaakt van de oorspronkelijke tekst van de Ysengrimus. Dat is waarschijnlijker<br />

dan dat de dichter van de Ysengrimus de verhaalstructuur van Reynaert en<br />

de wolvin op de fabel van de vos en berin baseerde, maar het deel over de verkrachting<br />

om welke reden dan ook niet in zijn verhaal wilde verwerken, en dat<br />

een interpolator vervolgens, op basis van dezelfde fabel, de verkrachtingsscène<br />

alsnog een plaats gaf in de tekst.<br />

Een schriftelijke bron? (V 818.17)<br />

In het laatste distichon van de vermeende interpolatie schraagt de verteller<br />

zijn scabreuze verhaal door naar een geschreven bron te verwijzen (scriptura<br />

refert, V 818.17). Eerder deed hij dat ook al, in Isegrim visser. Daar kri<strong>jg</strong>t de<br />

wolf, in zijn rol van abt, een vreselijk pak slaag van de dorpelingen. Dan lezen<br />

we: ‘Als boeken het niet vermeldden, zou ik nauwelijks geloofd hebben dat tien<br />

abten zoveel slaag konden verdragen’ (Vix ego crediderim, nisi quod scriptura<br />

fatetur, / ferre flagra abbates tot potuisse decem, I 1061-1062). Ook hier moet<br />

een geschreven tekst een sterk verhaal geloofwaardigheid verlenen, al gaat het<br />

waarschijnlijk om een fictieve bron. Bij de derde vermelding van een schriftelijke<br />

bron (scriptura refert, VII 397) – dezelfde bewoordingen als in V 818.17<br />

– gaat het in ieder geval wel om een bestaand geschrift, de Bijbel zelfs. 94 Zo<br />

wordt de schijn gewekt dat het vertelde op feiten berust. Verwachtte de dichter<br />

dat het publiek zijn (sterke) verhalen zou geloven wanneer hij naar boeken<br />

verwees, of dienen deze verwijzingen als onderdeel van het spel tussen verteller<br />

en publiek (‘we weten allemaal dat het fictie is, maar doen alsof het echt is’) 95<br />

en zijn ze komisch bedoeld?<br />

Mölk beschouwt de verwijzing in V 818.17 naar een schriftelijke bron als<br />

strijdig met ‘der epischen Genese von Brunos Dichtung’. 96 Ik vermoed dat hij<br />

daarmee bedoelt dat Bruun de beer zijn gedicht gebaseerd heeft op verhalen<br />

die Reynaert hem verteld heeft. Dit behoeft wellicht enige uitleg. De vertel-

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!