27.12.2012 Views

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

van een glinsterend beekje dat zich kronkelend tussen stenen door<br />

slingerde die het vergeefs tegenhielden. Aan de andere kant een allerlieflijkste<br />

vallei die een ware bloemenweelde tentoonspreidde; met<br />

recht noemde Lente dat zijn woning. Aan de voorzijde lag een pad<br />

zonder een enkele bocht, aan de achterzijde weerklonk een bos van<br />

talloze zingende vogels.<br />

Sublimis scopulus cono petit ethera, quantum<br />

it spatii funda parua rotante silex.<br />

Hinc rupis: strepitus per saxa tenentia frustra<br />

serpere nitentis dulce susurrat aque.<br />

Illinc: florigero uultu blandissima Tempe<br />

hospitium proprio uer sibi iure dicat.<br />

Ante: iacet nulla totus uertigine trames.<br />

Post: auium uario silua canore sonat. (V 775-782) 18<br />

~ 147 ~<br />

Tiecelijn <strong>24</strong><br />

Bovenstaande verzen vormen de uitvoerigste landschapsbeschrijving in de<br />

Ysengrimus. Reynaerts hol bevindt zich in een locus amoenus, een idyllisch<br />

landschap dat altijd meerdere van de volgende elementen omvat: één of meer<br />

bomen, een weide, een bron of beekje, bloemen, gezang van vogels en een<br />

zwoel briesje. De rots en de vallei verwijzen naar het Tempedal in het Griekse<br />

Thessalië, een rotsachtig, ruig begroeid dal aan de voet van de Olympus.<br />

Tempe is in de Latijnse poëtische traditie de generische naam geworden voor<br />

een locus amoenus, zoals hier in de Ysengrimus. 19 In Latijnse liefdespoëzie uit<br />

de middeleeuwen, voor een belangrijk deel afkomstig uit West- en Midden-<br />

Europa, komt daar nog de lente, hét jaargetijde voor liefdesavonturen, bij als<br />

een karakteristiek onderdeel van het idyllische landschap. 20 Dit soort liefdesgedichten,<br />

met een Natureingang en allerlei elementen van de locus amoenus,<br />

vinden we al ruim voor de Ysengrimus geschreven werd (omstreeks 1150). Een<br />

vroeg voorbeeld is het uit het begin van de elfde eeuw daterende Leuis exsurgit<br />

Zephirus. 21 Gezien de brede literaire kennis van de dichter van de Ysengrimus<br />

is het niet onwaarschijnlijk dat hij bekend was met dit soort lenteliederen. 22<br />

Uiteraard kende hij de locus amoenus ook uit klassieke teksten als de Metamorphoses.<br />

Met dit topos wekt hij verwachtingen ten aanzien van het vervolg van het<br />

verhaal: een amoureuze ontmoeting. Maar dat het er niet zachtzinnig aan toe<br />

zal gaan, ligt in de omgekeerde wereld van het dierenepos al op voorhand vast.<br />

De hoofdrolspelers zijn immers beesten, de vos is een hoogst onbetrouwbaar

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!