27.12.2012 Views

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

jg 24 jaarboek 4 - Reynaertgenootschap

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

~ 113 ~<br />

Tiecelijn <strong>24</strong><br />

doodgewaande vos op zijn kar en de rest laat zich raden. De zedenles: er lopen<br />

ook vossen op twee poten, Luther bijvoorbeeld is een ‘snooden Vos’, die zielen<br />

doodbijt. Trouwens alle ketters zijn vossen ‘loos, ende duyvels’, zij leiden naar<br />

de hel. Een zeer negatief beeld van de vos. Het kluchtig leersaem lied is een zeer<br />

vrije navertelling van Bruuns honingavontuur. Plaats van gebeuren: een berg<br />

‘in ’t Poolsche wester wout’. Identiek besluit:‘menigh mensch is als dien Vos<br />

soo vals.’<br />

Op het einde van de Breydelstraat ligt de voormalige proostdij van Sint-<br />

Donaas. Het huidige barokke gebouw dateert uit 1665-1666 en eraan palend<br />

staat het vroegere bisschoppelijk paleis waar nu de provinciegouverneur resideert.<br />

Hier voerden in de middeleeuwen de proosten van het kapittel van<br />

Sint-Donaas rechtspraak uit over de dubbelheerlijkheid van het Proostse en<br />

het Kanonnikse of de kanunniken van Sint-Donaas. Johannes van Dampierre,<br />

ook Jan van Vlaanderen genoemd, werd hier in 1267 proost van Sint-Donaas.<br />

Hij was het derde of vierde kind van Gwijde van Dampierre en een kleinzoon<br />

van Boudewijn van Constantinopel en Margareta. Door zijn afkomst was hij<br />

grafelijk raadsheer. In 1272 werd hij ook proost van Sint-Pieter in Rijsel en<br />

later nog bisschop van Metz (1279) en Luik (1282). Het is aan Jan dat ‘Boidin<br />

die jonghe monec van der does’ de Latijnse Reynaertvertaling van Van den vos<br />

Reynaerde, Reynardus vulpes opdraagt.<br />

Boudewijn de Jonghe (zelf noemt hij zich jong van naam maar oud van leden)<br />

was wellicht een monnik van Ter Doest (Lissewege). Hij moet zijn vertaling<br />

geschreven hebben tussen 1272 en 1279. Amand Berteloot verwijst in Tiecelijn<br />

(1997, p. 48-51) naar een Latijnse oorkonde van 26 april 1298, die bewaard<br />

wordt in het Brugse Bisschoppelijk Seminarie (Abdij van Ten Duinen, Potterierei).<br />

Deze oorkonde is het ‘testament van zekere Magister Willelmus, dictus<br />

Coley’, waarin drie personen als uitvoerders worden aangeduid. Een van hen is<br />

‘Balduinus dictus iuvenis’, waarbij hij uitdrukkelijk als monnik van Ter Doest<br />

wordt genoemd. Berteloot vraagt zich af of dit de Latijnse Reynaertvertaler is?<br />

Intussen kan wie met Berteloot het Corpus-Gysseling (met onder andere een<br />

lijst van 400 geestelijken) ter hand neemt, vaststellen dat de naam De Jonge in<br />

de omgeving van Brugge veel voorkwam, om nog te zwi<strong>jg</strong>en van de talrijke Boudewijns.<br />

Berteloot vindt in deze rijke verzameling teksten van voor 1301 nog een<br />

tweede ‘Boidin die jonghen’. Hij verkocht op 4 mei 1275 drie gemeten land, gelegen<br />

te Oedelem in het Brugse ommeland aan de Onze-Lieve-Vrouwekerk van<br />

Brugge. De akte werd opgemaakt in opdracht van Jan van Wulfsberge (ik denk<br />

spontaan aan Isegrim …) en de schepenen van zijn heerlijkheid te Oedelem.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!