24.03.2023 Views

Prozacstad: je bent er

Bundel met kortverhalen van René van Densen, die zich voornamelijk afspelen in een wellicht niet volledig fictief stadje dat Prozacstad heet.

Bundel met kortverhalen van René van Densen, die zich voornamelijk afspelen in een wellicht niet volledig fictief stadje dat Prozacstad heet.

SHOW MORE
SHOW LESS

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

PROZACSTAD

J e b e n t e r

René van Densen

“Maar godverdomme, ik heb al die shit allang op Facebook gelezen” – Barack Obama

VOORKANT

Hier beginnen met

lezen


[Unieke tekst]

In de drukversie van dit boekje (beperkte oplage, 50 ex.) zat

telkens één unieke tekst op deze plaats toegevoegd. Op die manier

is geen van de 50 exemplaren exact hetzelfde als een ander.


Signeerruimte voor de auteur


Eerder verschenen boek vol spelfouten van deze auteur:

Tilburg: De anus van Nederland

Mijmoires van een onbeminde nachtburgemeester

Uitgeverij Tillywood, 2007

ISBN 978-90-812070-1-0

In de Kutbinnenlanders.nl reeks:

Cultuurkiller

De Kerk van de Kalebas

U Mag Mij Wegstemmen (dichtbundel)

Papierpulp In Spe (dichtbundel)

In eeuwige voorbereiding:

Hofnar van de Ondergang

Probeersel 1: Debuut In De Wereld (strip)

Voor Lian

Colofon

Gelimiteerde oplage (50 ex.), Februari 2014

Genummerde oplage:

Druk: Van de Ven Printservice en Drukwerk, Hilvarenbeek

Copyright ©2014 René van Densen

Vormgeving en concept: Dennis van Renesse

Eindredactie: Johan van Tilburg, Joubert Pignon (p. 61)

Alle rechten voorbehouden. Zonder voorafgaande schriftelijke toestemming

van de auteur mag niets van deze uitgave worden verveelvoudigd, bewerkt en/

of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm, magnetische

media of op welke andere wijze ook.

Met speciale dank aan de Bende van het Buitenbeentje. En Facebook.


PROZACSTAD

Je bent er

René van Densen


Inhoud

Postzak

Prozacstad

WK trauma’s

De man zonder vervoer

Terrasbioloog

Spartelen

Wolk

Mondvlees

Afvoer

Schande

Club P

Roest

Uitsteller

Hoera

Rode ballon

Jamaarho’s

Bijbelvertaling

Bladen

Afwijzing

Kudde

Stilte in de schapenwei

Film bij de Opperpater

Onleesbaar

Rookruimte

Schijtcafé

Dat vergeten teveel mensen

Hamer

De minst spraakmakende schrijver ter wereld

Onbetaald

Plakjes

Date

Elk derde

Pubquiz

Zijspiegel

Weckpot

Schreeuw

Toekomstdroom

Douchen

7

9

10

11

14

15

16

17

18

19

20

21

23

24

25

29

30

31

32

33

34

35

36

38

39

40

43

44

45

46

47

48

49

50

51

52

53

54


Braaf

Fee

Terrasechtgenote (1)

Goud

Terrasechtgenote (2)

Vergeef me

Aan, uit

55

56

58

59

61

62

63



Postzak

Met een doffe kwakklank plofte de postzak neer. Vermoeide ogen

boven halfzwarte wallen zagen deze zoveelste zak gelaten aan. Ze

konden niet weten wat voor belangrijke brief er in zat. Ze konden

niet bevroeden wat de gevolgen zouden zijn van het bezorgen van

deze brief.

Konden ze dat wel, dan zouden ze zich wellicht achter de oren krabben.

Dan zou de brief misschien per ongeluk kwijtgemaakt worden. Dan

zouden ze wellicht zelf de brief even retour sturen. Geen mens zou

deze brief doorlaten als hij wist waar het toe zou leiden.

Maar hier werkten geen mensen. Hier werkte een arbeidersmassa

die tezamen, neutraal als een natuurramp, de enorme papiermassa’s

doorsluisde naar uiteindelijk de juiste bezorger. Elke brief ging

onopgemerkt door hun vingers. Alleen de nieuwen, die keken nog

met levendige, nieuwsgierige blikken rond.

Zoals Daniël. Een enthousiaste jongen waar het leven zijn plezier

nog aan op kon. Die met een sappige knak vroeg of laat wel gebroken

zou worden, maar nu nog meeboog. Daniël voelde zich heerlijk en

vrij. Dit moest een droombaan zijn. Nachtwerk, zijn ideaal.

En al die post ! Eerste rang mogen zitten en van dichtbij mogen zien

hoe massaal er toch nog altijd per post gecommuniceerd wordt.

Gefascineerd keek hij naar alles dat door zijn handen ging. Niet

lang, want hij wou ook niet op zijn eerste dag meteen zijn baan al

kwijtraken. Maar een snelle, guitige blik was wel het minste.

Sommige post herkende hij direct. Gasrekening. Uitkering.

Belastingbrief. Maar ook: verjaardagskaart in envelop. Van klein tot

groot. En de bekende bankenveloppen voor overschrijvingen waren

blijkbaar ook nog altijd in omloop. Alles moest razendsnel, nu, rap,

hop, maar toch snel even raden wat de boodschap was.

De geschreven post was eigenlijk het enige, bedacht hij, dat de NSA

niet lui vanachter hun bureau’tjes met eenvoudige zoekopdrachten

kon doorspitten. Waar een verkeerd gekozen woord niet direct tot

René van Densen

7


arrestatie en verhoor zou leiden. Wie schrijft, blijft, grinnikte hij

stilletjes. Als ze zijn fantasie konden afluisteren, zou Daniël wellicht

nu meteen als staatsgevaarlijk beschouwd worden. Maar dat kon

vooralsnog geen enkele geheime dienst.

Fantasie bleef oninzichtelijk. Enkel als die uitgesproken of

opgeschreven werd. In dat opzicht waren alle schrijvers tegenwoordig

potentiële terroristen. Want oeioei, wóórden.

We hebben Daniël helemaal voor niets, vijf alinea’s lang, in de gaten

gehouden, want de envelop gaat niet door zijn handen. De envelop gaat

door de handen van Dirk, een man met een forse hypotheekschuld

en een beginnend drankprobleem. Dirk houdt zijn hoofd nergens bij

maar doet al decennia dit werk. Routineus gaat de envelop door naar

de juiste bestemming.

En zo wordt iemands lot bezegeld.

8 Prozacstad (je bent er)


Prozacstad

Hoog toekijkend vanaf een lantaarnpaal ziet de meeuw uit over

Prozacstad. De natgeregende, semioostblokkerige betonnen

troosteloosheid staart hol terug. Dezelfde grijsgroene eindeloosheid

die hij ziet als hij over zee zweeft. Maar met minder plastic afval. Het

is een bedrijvigheid van jewelste beneden, maar alles beweegt traag

genoeg om ontspannen te volgen. Met scherpe ogen houdt de meeuw

alles in de gaten.

Twee voormalige communicatieprofessionals, beiden in fletse

truien, treffen elkaar voor het eerst in een klein decennium weer. Ze

wisselen een uitgeblust hoegaathet uit. Allebei geven ze direct toe bij

de groeiende groep uitkeringsgerechtigden te horen. Niet voor niets

troffen ze elkaar bij de goedkoopste supermarkt in Prozacstad. Tien

jaar geleden wisten ze niet eens waar deze winkel lag.

Een zwerver loopt voorbij de berooide gezinnen en gevallen helden.

Hij heeft maar een paar gaten meer dan zij in zijn kleren, maar

wel zijn vrijheid. De regen deert hem niet. Hij ziet de meeuw waar

niemand anders op let. Glimlachend staart hij naar de lantaarnpaal.

Uit zijn binnenzak pakt hij een boterham en legt die op de stoep. Dan

loopt hij door.

Met een snelle vlucht grist de meeuw de boterham van de stoep. In

Prozacstad is het uiteindelijk ook ieder voor zich, dus de zwerver is

snel weer vergeten. Nog schrokkend tuurt hij de omgeving af naar

zijn volgende maaltje.

René van Densen

9


WK trauma’s

Het is Willem niet aan te zien, wanneer hij over straat slentert. Alleen

de scherpe observeerder zou het opvallen hoe hij bij een blikje dat

rondslingert, stopt. Hij fronst. Trapt hard op het blikje, zodat het

platkreukt. Dan schopt hij het aan de kant. Met volgehouden frons

loopt hij door. Er zit woede in zijn stappen. Een verkreukelde

voetballer staart hem na.

Willem lijdt aan drie WK trauma’s. Hij heeft een WK trauma van

1974, een WK trauma van 1978 en een WK trauma van 2010. Tot

dusver heeft hij de set dus compleet.

Hij verzamelt de WK trauma’s niet bewust. Het verlies van de

Nederlandse ploeg in de WK finales heeft hem alle drie de jaren

stevig aangegrepen. Vrienden mogen de jaartallen in geen enkele

context ter sprake brengen als hij erbij is. Liefst doet hij alsof 1974,

1978 en 2010 helemaal niet bestaan.

Willem leeft in een wereld waar Waterloo van ABBA nooit het

Eurovisie heeft gewonnen. Waarin de eerste CBBS nooit aangemaakt

is. Waarin er geen Chileense kompels gered moesten worden. Waarin

de Unabomber geen aanslag heeft gepleegd. Waarin de strip Garfield

niet in de kranten debuteerde. Waarin Georges Pompidou nooit stierf.

Waarin er geen 110 miljard euro naar Griekenland hoefde. Waarin

Johannes Paulus II geen paus werd. En waarin Duke Ellington niet

stierf.

Eigenlijk leeft Willem in best een mooie wereld. Ik zou graag heel

veel over Willem schrijven. Jammer dat er voor mij in zijn mooie

wereld geen plaats is. Ik ben van 1978.

10 Prozacstad (je bent er)


De man zonder vervoer

De man zat daar opeens. ‘s Ochtends, in Prozacstad.

Een krantenbezorgende jongen per fiets zag hem als eerste. Starend

naar de man reed hij bijna zijn voorwiel in een tramrail, wat tot een

lelijke valpartij had kunnen leiden. Net op tijd kon hij zijn tweewieler

voor dit onheil behoeden. Hoofdschuddend vervolgde hij zijn route,

beter beseffend dan de meeste stadsbewoners, wat voor mafkezen er

zoal in de wereld rondlopen.

Toen hij echter enkele uren later hetzelfde punt voorbijreed, zat

de man er nog steeds. De stad was reeds ontwaakt, en de brave

werkende mensch was zich in grote massa’s rondom de man, naar hun

werklocaties aan het begeven. Velen keken slaperig maar bevreemd

om naar de man, die niet van zijn zitplaats wijkte.

Een oudere vrouw, die een goed uurtje later haar stoep aan het vegen

sloeg, was de eerste die de man aansprak. “Pardon meneer, gaat het

?” De man knikte: “Oh ja hoor, het gaat prima. Dank u wel.” De

vrouw haalde een wenkbrauw op maar vervolgde eerst haar geveeg.

Toen de stoep een tevredenstellend niveau van properheid had

bereikt, en de man er alsnog zat, liep ze haar woning in om de politie

te bellen. Vreemde mannen die urenlang op háár stoep zaten - zeker

als ze niet voor háár kwamen, wat al jarenlang niet meer gebeurde

- dat gaat zomaar niet, natuurlijk. Het moet immers niet gekker

worden.

Twee agenten kwamen een klein uurtje later ter plaatse. “Zo meneer,

en wat denken we dat we aan het doen zijn ?” De man antwoordde

kalm: “Ik ben hier aan het zitten, mijn beste heren. Dank u voor

uw belangstelling.” “We hebben klachten ontvangen dat u hier al

een tijdje zit, meneer,” zei één agent. “Dat klopt, agent, ik zit hier

sinds vrij vroeg deze ochtend. Sinds vannacht, als u het strikt wilt

benoemen. Of gisteravond, daar wil ik vanaf zijn. Die distinctie is

mij een beetje ontsnapt.”

De agenten trokken aan zijn armen in een poging de man op zijn

René van Densen

11


benen te krijgen. “Kom, meneer, dan mag u met ons mee.” De man

stribbelde tegen. “Nee, dank u, heren. Er zijn geen wetten of andere

regels tegen het zitten op een openbaar troittoir, waar u mij voor

kunt oppakken, ik veroorzaak geen enkele andere overlast, me

dunkt dat u mij niet zomaar van deze locatie kan verwijderen zonder

onrechtmatig te handelen.” Het atypische taalgebruik van de man,

iemand die zich in deze stad op dergelijke mate maatschappelijkongewoon

gedroeg, verbaasde de agenten. Eén krabde even onder

zijn pet. Tsja, wat nu ? De man had gelijk, er was geen enkele basis

voor het arresteren of verplaatsen van dit bizarre sujet.

Ze vroegen hem of hij niet ergens moest zijn, waarop de man zijn

hoofd schudde: “Naar uw begrippen moet ik hier zijn. In mijn

eigen definitie van wat u onder ‘zijn’ verstaat, ben ik echter in volle

vervoering naar een andere locatie. Alles is relatief, ziet u ?” De

agenten zochten in de zakken van de man naar drugs - iets dat ze wél

mochten doen - maar vonden niets. De vreemdeling was duidelijk niet

onder invloed van een of andere al dan niet illegale substantie. Hij zat

gewoon overdag op de stoep en had daarmee gelijk, dat hij hiermee

in zijn recht was. Na een tijdje vruchteloos discussiëren met de man,

die overal vreemde maar heldere antwoorden op wist te geven, gaven

ze hem de waarschuwing dat hij andere mensen niet lastig diende te

vallen, en besloten verder te gaan. Er waren immers onrustplegers

genoeg in de stad, teveel om zoveel tijd aan één vreemde snuiter te

besteden.

Gedurende de dag kwamen er meer en meer mensen vragen of de man

in orde was, of hij ergens heen moest, wat hij daar deed. Sommigen

boden hem vervoer aan, wat hij resoluut van de hand wees. “Ik héb

vervoer, mijn beste. U merkt het wellicht niet, maar ik heb, zonder

vervoer, toch vervoering.” Mensen raakten geïrriteerd door zijn

mysterieuze antwoorden, velen snapten niet waar hij het over had,

anderen beweerden het wel te snappen, wat tot onenigheden leidde.

Men schreeuwde, stampte met hun voeten, duwde tegen elkaar.

De man zat kalm temidden van de verwonderde, ruziënde,

verontwaardigde medemens. De agenten kwamen terug, één moeide

zich in de opstootjes terwijl de ander wederom aan de armen van

de man sjorde. “Kom op, kerel, het is mooi geweest. Je maakt de

12 Prozacstad (je bent er)


mensen gek,” waarop de man tegenstribbelde en kalm zei dat niet

hij, maar de mensen die zich druk maakten, het probleem waren.

De agent gaf wederom zijn pogingen hier tegenin te redeneren op

en hielp zijn collega ermee, de omstanders die op het langzaamaan

steeds onchristelijkere tijdstip, stennis aan het schoppen waren.

Het zachte, plotselinge piepen van een elektronisch horloge, riep de

commotie een halt toe. De man stond op. Na 23 uur, 56 minuten en 4

seconden zitten was er forse kramp in zijn kuiten geslopen.

Hij had ruim 20.000 kilometer afstand afgelegd, want die afstand had

het desbetreffende stukje troittoir rond de as van de aarde geroteerd -

en dit alles in volstrekte kalmte, terwijl de wereld om hem heen zich

nodeloos druk had gemaakt.

Fluitend wandelde hij de straat uit.

René van Densen

13


Terrasbioloog

We kennen ‘m al vrij lang. Onze terrasbioloog. De meeste van

de wekelijkse avonden maakt hij deel uit van ons dwaze groepje.

Sowieso kunnen we hem overal tegen komen. De terrasbioloog is

overal. Een beetje zoals onkruid.

Vanavond heeft de terrasbioloog een stijve nek. Hij is met die stijve

nek opgestaan, zegt hij. Waarop hij het grapje maakt, dat hij normaal

gesproken met iets anders stijfs opstaat. Vanavond maakt hij extra

flauwe grapjes, want als hij lacht krijgt hij nekpijn. Het is dus zaak

dat er niks te lachen valt. Zo grapt de terrasbioloog de avond vol.

Ik zeg dat de gulp van de terrasbioloog open staat. De terrasbioloog

zegt dat hij daar niet in trapt. De gulp van de terrasbioloog staat

echter daadwerkelijk open. Er komt een niet geheel frisse lucht

vandaan. Ik denk dat de terrasbioloog vandaag niet gedouched heeft.

14 Prozacstad (je bent er)


Spartelen

Van grote afstand zag ik precies hoe het mis ging, hoe de man al

joggende zijn voet verkeerd zette, zijn been doorboog en viel. Met

een luide plons belandde hij in het water. Even golfde alles na en

toen spartelden zijn armen boven water. Wilde paniek. De man

schreeuwde om hulp - blijkbaar kon hij niet zwemmen. Wie gaat

er nou joggen langs een kanaal als je niet kan zwemmen, dacht ik,

terwijl ik op hem afliep. Ik zag andere mensen erheen snellen die

veel dichterbij waren, dus ik rende niet heel hard. Energie is een

kostbaar iets geworden deze dagen.

De jongen en het meisje die als eerste arriveerden, stopten plots. De

jongen begon te klappen en het meisje schudde met haar heupen.

Het leek een bizar tafereel, totdat ik dichterbij kwam. Want het moet

worden gezegd, de hulproepen van de man waren van een aanstekelijk

melodieus niveau. Ook ik merkte plots dat ik aan het dansen was, in

plaats van een reddingspoging aan het ondernemen.

Al snel stond er een grote groep voorbijgangers uit hun bol te

swingen op de prachtige hulpkreten van de verdrinkende man. Hoe

wanhopiger hij het uitschreeuwde, hoe bewonderender de kreten

vanaf de kade. De man kon er wat van ! Toen hij definitief kopje

onder ging, galmde er ontgoocheling door het publiek. Beteuterd

droop men af. Ik keek naar de wijder wordende kringeltjes in het

water waar de man daarnet nog spartelde. Belachelijk dat niemand

hem redde.

Ik besloot er thuis een boos internetstukje over te gaan schrijven.

Maar eerst moest ik nog even sigaretten gaan halen.

René van Densen

15


Wolk

Een wolk jaagt op zijn schaduw. Ik zie het van onder aan. Behoedzaam

sluipt de wolk door het grijsblauw, strak de schaduw beneden in de

gaten houdend. Ik zeg er niets van. Liever dat een wolk op zijn eigen

schaduw jaagt, dan op mij.

Plots duikt de wolk in een rotvaart op zijn schaduw. De wolk en

de schaduw rollen knokkend door de straat. Ze beuken auto’s om

en verkeersborden scheef. Wild zwaait donkergrijs en lichtgrijs door

elkaar.

Ik besluit een andere route naar de sigarettenwinkel te lopen.

16 Prozacstad (je bent er)


Mondvlees

Ik slenter om sigaretten want het leven is zwaar. Dit is de derde maal

vandaag dat ik naar dit sigarettenzaakje ga. Beide eerdere keren was

het gesloten. Ik ben hardleers. Bovendien ben ik nieuw in de wijk, ik

wil de kortste weg naar mijn verslaving kennen.

De winkeldeur blijkt open. Een mannetje van minstens vijfentachtig

jaar staat achter de toonbank. Krom. Haren in alle hoeken van zijn

gezicht, behalve op zijn hoofd. Rozijntjes in een stapel snijvlees,

meer zijn z’n oogjes niet.

Ik vraag om mijn sigarettenmerk. Hij kauwt op zijn mondvlees en

verroert geen vin. Ik beweeg voorzichtig met mijn hoofd, in de hoop

zijn aandacht te trekken. Hij kauwt op zijn mondvlees en beweegt

niet.

Ik kijk even de zaak rond of er iemand anders is, maar ik moet het

hiermee doen. Uiteindelijk veranderen we beiden in zoutpilaren.

René van Densen

17


Afvoer

De tandpasta kruipt traag naar het afvoerputje. Opgewekt stormt de

ene na de andere kraandruppel eraan voorbij. Eén waterdruppel trapt

plots op de rem, komt naast de tandpasta hangen en kijkt verwonderd

naar de traagheid waarmee de klodder zich voortbeweegt.

De druppel rent rondjes rond de klodder en lacht hard. De klodder

trekt zich daar evenwel niets van aan. Sloom kloddert hij voort.

Pocherig huppelt de druppel met grote sprongen rond. Uiteindelijk

maakt hij een aanstellerige dubbele salto het afvoerputje in.

De klodder heeft niet zo’n overdreven competitiedrang. Hij komt er

in zijn eigen tempo wel.

18 Prozacstad (je bent er)


Schande

Iemand heeft zijn kliko de dag na het ophalen niet van de stoep

gehaald. De natie spreekt er schande van. Het begon in de wijk.

Dat warmlopende vuurtje haalde een krant. Daar begon het vuurtje

harder te lopen.

De man krijgt journalisten aan zijn raam. Ze kloppen op de ruit en

vragen of hij dat vaker doet, zijn kliko dagenlang op de stoep laten

staan. De man verstopt zich achter zijn bank. Dat levert amusante

TV-beelden op, want je kunt zijn hoofd nog zien. En zijn avondeten

dampt nog. Dat bewijst de schaamte van de man. De complete natie

lacht.

Er worden Kamervragen gesteld over de reden waarom de man zijn

kliko niet terug binnen heeft gehaald. En wat de overheid daaraan kan

doen. Het volgende punt op de agenda is het bericht dat de dag daarop

in de krant stond. Een kindje had buiten het krijtvak gehinkeld. Een

actiecomité spreekt er met schuim op de lippen schande van.

René van Densen

19


Club P

Het is opvallend druk bij Club P. Club P is de thuislocatie van de

Opperpater, en dit bedoel ik niet metaforisch. Het is zijn woonkamer.

Wanneer vrienden welkom zijn om langs te komen en bier te komen

drinken, heet het hier Club P. Het heet niet echt Club P, de ware

naam van de zuipavonden bij de Opperpater houden we echter onder

ingewijden, anders wordt het er te druk.

Er zijn zes man. Dat is teveel, zoveel zitplek is er niet. De Opperpater

maakt zich zorgen of er wel genoeg bier zal zijn. Iedereen moet

kalm aan drinken, zegt hij, terwijl hij het ene na het andere flesje

achterover klokt. Er worden spontaan regels verzonnen en een gele

kaart geïntroduceerd. Zo mag Willem met de WK trauma’s het niet

over ‘74, ‘78 en ‘10 hebben. Ook mag er niet over het werk gesproken

worden en mogen er geen weddenschappen worden afgesloten. Alles

op straffe van ‘een half uur lang geen nieuw bier’. De Opperpater

drinkt tijdens het uitleggen van de regels lustig voort.

Wanneer de hoeveelheid bier begint te schrijnen, biedt één van de

aanwezigen aan om bier te gaan halen. Willem met de WK trauma ‘s

geeft hem geld mee. Vijftien euro. De tijd verstrijkt en iedereen beseft

dat de biervrijwilliger waarschijnlijk gevlogen is en niet terugkeert.

We kunnen nu kwaad worden, maar in feite maken we ons zorgen

over de slinkende biervoorraad. Niemand weet wat we eraan kunnen

doen. Al denkende drinken we.

Bij het laatste biertje wordt het knokken. Willem met de WK trauma’s

is ex-marinier en wint moeiteloos van ons. Teleurgesteld sabbelen we

aan onze bloedlippen.

20 Prozacstad (je bent er)


Roest

Zenuwachtig loopt ze over vieze tegels vol etensresten en

herfstbladeren. Envelop in de hand. Nerveus opengescheurd en weer

dichtgevouwen. De brief in een voor haar onleesbare taal. Maar het

logo erboven heeft ze wel herkend. Ze weet dat het belangrijk is. En

doodeng. Enger nog dan de glibberige wegen in dit triesteloze oord.

Ze weet allang niet meer wat ze hier ooit is komen zoeken. Ze weet

echter wel wat ze niet kwijt wil.

In haar mond proeft ze de metalen nasmaak van de roestige ketel

in haar opvanghuis. Het is de enige. Niemand heeft geld in het huis.

Het behang bladdert overal beschimmeld. De bank waarop ze slaapt

is minstens veertiendehands. Maar ze heeft een adres. Een adres

met brievenbus. Waarvan de borstels vanmiddag over de envelop

krabbelden. Zonder adres was ze al helemaal niemand in deze stad.

Dus ze is dankbaar. En drinkt haar thee met metaalsmaak zonder

morren.

Het kantoor van de instantie die haar helpt, spettert van de luxe.

Dagelijks gereinigd tapijt. Glimmend marmeren ontvangstbalie.

Designlampen dreigen als metalen zuigmonden omlaag van een

hoog, wit plafond. Alles imponeert. Statig. Machtig. Ze weet dat

ze daar niet naartoe hoeft. Alleen de receptionistes al, dragen de

hele dag een blik die hoop en verwachtingen doodt. Hulp ontvangen

betekent smeken. Om er dus met een brief binnen te lopen en te

verwachten dat ze het voor haar vertalen, daar gaat ze niet eens aan

beginnen.

Ze heeft een vriendin, gelukkig. Maar deze heeft het alijd druk,

echter, bij haar treft ze wel een betere kans op hulp. Ze begrijpt de

taal van de brief. Als ze er is, wil ze misschien wel voor haar vertalen.

Het logo brandt een gat vol zorgen in haar hoofd. Het logo brengt

altijd ongeluk. Bij het weinige goede nieuws de afgelopen jaren,

ontbrak altijd het logo. Zich in gedachten verzonkend haastend, glijdt

ze bijna uit. Even stopt ze. Ogen dicht. Ademen. Het komt goed. Ze

moet daarop vertrouwen. Ooit komt het alsnog allemaal goed. Dat

René van Densen

21


kan bijna niet anders. Het is al veel te lang fout gegaan.

Ze staat voor de bibliotheek. Ook al zo’n imposant gebouw. Maar

iets slodderiger. Het tapijt wordt daar niet dagelijks gereinigd. En de

regen laat grote, grauwe strepen in de stenen na.

Stormwolken verzamelen zich in de lucht. Ze prevelt vlug een

gebed. En stapt dan de draaideur binnen. De borstels onder de deur

krabbelen over de rubberen rondegatenvloer.

22 Prozacstad (je bent er)


Uitsteller

In de grote bibliotheek van Prozacstad gaat een vinger over

boekranden. Er staat, in de grote kast, geen enkel boek over een

onmogelijke liefde tussen een dinosauriër en een soepstengel. Dit

betekent niet dat niemand dat boek geschreven heeft. Het kan al

bestaan. Een prima reden om hetzelfde verhaal niet op te schrijven.

En zo schrijft de Grote Uitsteller alle stomme ideeën die hij deze

morgen krijgt, onverbiddelijk af.

Hij begon zijn carrière, jaren terug, als een doodgewone Uitsteller.

Een van honderden. Een beetje Uitsteller ben je zó. Daar is niet veel

voor nodig. Een kind kan de was uitstellen. In de Uitstellerij zijn er

veel amateurs actief. Aanstellers, noemt hij ze wel eens schamper.

Toch zijn ze gevaarlijk, met z’n allen, die Aanstellers. Een slecht

geïnformeerde op net de verkeerde plaats, zou zo’n Aansteller

zomaar tot Grote Uitsteller kunnen benoemen.

Hij is blij dat de titel hem ten deel is gevallen. Hij verdient het, hij

is waarlijk dé Grote Uitsteller. Hij had zelfs zijn kandidatuur voor

de aanstelling uitgesteld aan te melden. Uitzonderlijk in afwachting,

had hij aandachtig alle stellingname vooruit geschoven en , en zich

zo strategisch afgezonderd van de meute aantellers, die de aandacht

op hun uitgestalde uitstellerij poogden te richten. Gelukkig bleek

dat de juiste aanpak, en nu pakken ze de titel niet meer zomaar van

hem af. Ook de vragen die ze stellen, stemmen vooralsnog niet tot

antwoorden. Niet dat de vragen veel voorstellen. Het prominentst

prevaleert de vraag wat het Uitstellersschap nu voorstelt. Hij besluit

daar heel, heel lang over na te denken, voorlopig.

René van Densen

23


Hoera

De man tiept wat in op een welluidend toetsenbord uit het jaar blok.

Met samengeknepen ogen tuurt hij naar zijn scherm. Dan zegt hij

verbaasd dat ik nog helemaal niet in het systeem voorkom. Dat kan

kloppen, zeg ik. Dit is mijn eerste keer. Verbaasd kijkt de man mij

aan en vraagt hoe oud ik ben. Ik antwoord dat ik vijfendertig ben.

“En dan nu pas je eerste uitkering ?”

Hij staat op vanachter zijn bureau en loopt op me af. Met een kirrend

geluid knijpt hij in mijn wangetjes. Zijn noestige amtenarenhand aait

over mijn bolletje. Ik voel de eelt op zijn vingertoppen over mijn

schedelpan strelen. Dan slentert hij naar zijn archiefkast.

Ik verwacht dat ik informatie krijg over het verdere verloop

van het proces. Dat zou welkom zijn, ik weet namelijk

niet hoe het verder met mij moet.

Als hij zich omdraait, blijkt hij echter een

lolly te hebben gepakt. De letters van de

uitkeringsinstantie staan er in vrolijke

kleuren op. Ook een kleurige kaart,

“HOERA MIJN EERSTE UIT-

KERING”, wordt me aangereikt.

Aan de binnenkant plakt een

tegoedbon: vijf euro, te besteden

bij McDonald’s.

Hij gaat terug aan zijn

bureau zitten en tiept

nog wat op het akoestische

toetsenbord.

24 Prozacstad (je bent er)


Rode ballon

We zitten beiden nog maar op één derde van onze individuele

bierglazen, tegenover het station herinneringen op te halen, wanneer

ze even stilvalt. Ik kijk haar verbaasd aan, want haar gezicht trekt

een verwonderde aanblik. “Zie die rode ballon daar, gevangen in den

hekken,” verduidelijkt ze me.

Ik draai me om, maar waar ik ook kijk in de wirwar van metaal,

tramrails en steen rondom Gent Sint-Pieters, een ballon zie ik niet.

“Daar, hij is juist verdwenen achter het paaltje, ge kunt ‘em nu

juste niet zien.” Ergens in mijn achterhoofd moppert een ergerlijk

stemmetje dat ik dit soort spelletjes altijd haat, dat zoeken naar

hetgeen de ander ziet, maar dat jouw blik niet kan ontwaren. Ik

speur het metaalrooster van de tijdelijke omheining af, maar zie

echter nergens een ballon bungelen. Ik draai me terug naar mijn

gespreksgenote. Haar ogen staren nog steeds en ze wijst. Dáár, de

ballon is juist weer in zicht gekomen beweert ze. Ik keer mij om en

na een hernieuwde roosterafspeuring, zie ik plots dat er beneden, op

de grond binnen het hek, een rode ballon rondstuitert, als een jong

hondje dat niet ingesloten wil zijn. Ah, ik zat foutief in de aanname

dat de ballon wel in de mazen van het hekwerk zelf gevangen zou

hangen.

We vervolgen ons gesprek, ik weer met mijn rug naar de ballon. Die

blijft echter de aandacht trekken van mijn tafelgenote. Gefascineerd

staart ze naar de winddansen die de olijke rode stuiteraar furieus

binnen het grauwgrijze hek blijft uitvoeren. Tot ze met een klein

vreugdekreetje verklaart dat de ballon, achter mijn rug om, over de

omheining is gesprongen. Ik keer me nogmaals om en zie inderdaad

dat de ballon springenderwijs de voeten heeft genomen. Het heeft

iets aandoenlijks, die rode ovaalbol die over de tramrails, tussen de

zebrapadstrepen door stuitert. Ik keer me naar mijn gezelschap en

constateer verrukking in haar gezicht, gemengd met zorgen.

“Bijzonder toch,” waag ik me aan een beschouwelijke uitspraak, “dat

we zo’n onschuld kunnen zien in een velletje latex en wat lucht.”

Maar de bespiegeling slaat meteen dood op de zorgelijke blik van

René van Densen

25


mijn goede vriendin, die gebiologeerd het pad van de ballon blijft

volgen, terwijl een tram nadert.

Ik staar met haar mee. Even lijkt het kantje boord, tot een onzichtbare

windstoot de ballon toch van de grote tramwielen doet wegstuiteren;

waarna deze midden op een zebrapad wat heen en weer treuzelt. Er

zijn geen verdere voertuigen in zicht. Dus ik draai me weer naar mijn

gesprekspartner.

Na enkele zinnen constateer ik dat mijn gezelschap even vrede heeft

met de omstandigheden van de ballon, die blijkbaar een minder

benarde plaats in de verkeersstromen heeft opgezocht. Maar een

passerende bus sleurt hem in zijn kielzog terug in de risicozones. Dan

passeren een tram én een bus, en een personenauto van de andere

kant, en wordt het spannend. De ballon navigeert zich echter dapper

door deze bedreigingen heen en beweegt subtiel in de richting van

ons terras.

“Als de ballon hier belandt, vind ik wel dat gij ‘em mee moet nemen

in de trein. Naar Prozacstad,” zo stelt mijn gezelschap. Ik schud het

hoofd. “Drie katten. Dat overleeft hij nog geen tien seconden, lieverd.

Nee, hij zou bij u in betere handen zijn. Dus dan moet gij em maar

adopteren.”

Ze trekt een triestig gezicht en betrekt even het meedogen met

de ballon op zichzelf. Hoe ze een pushover is voor alle dreigende

situaties van dieren in het verkeer. Zoals laatst een moeder Gans

met een riedeltje kleintjes langs de snelweg, die maar niet naar het

veilige water konden uitwijken, wegens grote betonblokken die de

weg blokkeerden. Of een ooit gezamenlijk aanschouwd egeltje, dat

door een nietsontziende wegpiraat zijn einde vond. Ik haal nog eens

het verhaal op van hoe ik nabij Antwerpen, op de fiets gezeten, mocht

aanschouwen hoe een extreem druk kruispunt lamgelegd was, omdat

niemand de panisch in alle richtingen uitwijkende Moeder Eend met

haar kleintjes wou overrijden. Hoe ze na tien minuten, tot opluchting

van de meeste chauffeurs (op de ongeduldig toeterende luxe-auto’s

achter hen, die op een middelvinger konden rekenen, na), toch een

veilige berm hadden gevonden. Waarna het verkeer zich vervolgde.

Ik stel dat dit nu eenmaal de bijkomstigheden zijn van de aanleg van

26 Prozacstad (je bent er)


almaar meer wegen en de bouw van steeds meer huizen. Ze knikt ,

doch staart weer gespannen naar de ballon.

Onze knalrode vriend rolt gevaarlijk dicht naar een tegemoetkomende

auto. Gespannen nemen we waar hoe de wind ervoor zorgt, dat de

ballon de voorwielen overleeft, dan plots tussen voor- en achterwiel

onder de auto gezogen wordt. Paniekerig stuitert hij enkele malen

onder het onderstel van de auto en vliegt vervolgens hoog, maar

veilig door de lucht. We slaken allebei een bijna onhoorbare zucht

van opluchting.

Ontroerd glimlachen we naar elkaar. Mooi dat we nog altijd het

vermogen bezitten om dit soort kleinigheden gespannen te volgen.

De hoeveelheid romantische zielen in deze wereld is schrikbarend

klein. Ik neem een slok van mijn bier en kijk of de ballon ons nadert.

Nee, integendeel. De ballon ligt midden in de baan van een naderende

tram. Mijn nekharen springen recht. Het zou toch een wel heel

tragisch einde zijn, mocht er nu een knal klinken, na alle capriolen

die onze onschuldige vriend al stuiterend heeft uitgehaald.

Een jonge dame met kinderwagen loopt anderhalve meter van de

ballon vandaan. Plots laat ze haar kind middenop het zebrapad staan

en zet enkele haastige stappen naar de ballon. Ze voelt zich blijkbaar

bereid haar kind een moment alleen te laten, haar lijf en leden te

riskeren, bij de aanblik van de onfortuinlijke ballon.

Gelukkig bedenkt ze zich op tijd en grijpt de kinderwagen weer vast.

Desalniettemin volgt ze, net als wij vanaf het terras, gespannen het

lot van de ballon.

Een zachte bries rolt hem nét voor de tram weg, de turbulentie van

het zware metalen voertuig slingert hem een halve meter in de lucht.

Om vervolgens weer naast de tram te belanden, waar hij zijn olijke,

stuiterende levensreis vervolgt.

We kijken ademloos toe hoe de vrouw, kinderwagen voor zich uit

duwend, met versnelde pas achter de ballon aanloopt. Ze bukt en

grijpt de rode avonturier. Ze reikt hem aan het kind aan. En met een

vrolijke sprong in haar tred vervolgt ze haar pad.

René van Densen

27


Onder het terraspubliek heerst een oprechte consensus dat dit het

mooist denkbare einde aan de situatie is. Vrolijk drinken mijn

tafelgenote en ik onze glazen leeg en steken ieder een sigaret op.

Leve de dagen, waarop je je nog kunt bekommeren om het lot van

een rode ballon in de wind.

28 Prozacstad (je bent er)


Jamaarho’s

Met vuurrode pluimen in het haar, rukken ze op over de heuvels. De

legendarische Jamaarho’s. Een meute. Een grote meute. Hun ogen

lezen bloed. Schuimende mondhoeken. Ze jakkeren hun stokpaarden

aan en razen op hun doel af.

Hun doel is een argeloze boekverkoopster. Trillend van angst ziet ze

de meute op zich afstormen. Haar weerloze opvatting in haar armen

geklemd. Ze moet kapot. Ze mag die opvatting niet hebben. Alle

opvattingen in dit gebied zijn van de Jamaarho’s. Een bij lange na

niet uitgestorven volk, als je ze hoofdelijk telt.

Zodra de boekverkoopster met de grond gelijk is gemaakt, keren

de paarden. In mythische stofwolken gehuld, stormt de meute weer

weg. Er valt vast nog ergens iemand met een opvatting te scalperen.

Het is een trots volk, de Jamaarho’s. Een heel trots volk.

René van Densen

29


Bijbelvertaling

In de winkel sla ik ‘m toch nieuwsgierig open. De nieuwe

bijbelvertaling. Het is zo’n typische boekenwinkel waar de oude

dame of heer achter de kassa, het midden tussen een standbeeld en

een inktzwam houdt. Dus ik heb alle tijd om te lezen. Er is niemand

anders in de zaak: het is een boekwinkel.

En daar zijn ze, op pagina 84. Ik had ervan gehoord, maar verdomd,

ze zijn het. In al hun iconische pracht. Beavis en Butt-head in de

bijbel. Wat een vondst, mensen. Op hun eigen onnavolgbare wijze

geven ze achtergrondcommentaar bij de gebeurtenissen in het

Oude Testament. Zo gniffelen ze om het afzakken van Goliath’s

broek, wanneer deze tegen David strijdt. Hierdoor afgeleid legt de

reusachtige vechtmachine het af tegen de stenenzwaaier.

Zo gaat het door en door. Overal grinniken ze om. Beavis gaat om

de twintig bladzijden op zoek naar toiletpapier. Butt-head likt een

kikker. Ze lachen Delilah uit omdat ze met zo’n langharig stuk tuig

omgaat, en vragen of dat haar zus is. Hun vraag aan Abraham, waar

de beste mosterd te verkrijgen is, is een beetje obscuur. Maar de

passages bij de Apocalyps zijn niet te versmaden.

Check ook zeker hun kantlijn-commentaar bij de Psalmen: een

aanrader !

30 Prozacstad (je bent er)


Bladen

Traditioneel vallen in de herfst de bladen. Met bosjes tegelijk.

Bezuinigingen. Om de bomen te redden moeten de bladen eraan.

De redacties van de bladen zijn niet blij. Nu moeten ze thuis koffie

gaan drinken en ze weten niet goed hoe dat werkt. En oploskoffie is

voor paupers. Vertwijfeld zitten ze in de kantoortuin te kijken naar

de gevallen bladen. Iemand stelt voor met een hark in ieder geval de

bladenkarkassen op te ruimen. Een ander antwoordt verbaasd dat ze

daar toch mensen voor in dienst hebben. Maar die blijken al opgerot.

Om de bladen te redden, wordt er een e-mail opgesteld en verstuurd

naar alle schrijvers. De échte schrijvers, niet de redactie, want die

moet mee gered worden uiteraard. Dus is het aan de schrijvers.

Bemest onze tuin, red ons, staat er tussen de regels van de veel te

lange e-mail. Plichtmatig zoals schrijvers zijn, vullen ze elk een

emmer, een cornflakesbowl of een koffiekop met schrijversmest. Dan

trekken ze hun sjaal en kringloopwinkel-colbertje aan en openen de

voordeur. Sommigen hebben in jaren geen buitenlucht gezien en

houden onwennig de hand over de ogen. Maar voor de bladen hebben

ze het over.

In een lange, grauwe rij trekken ze naar de kantoortuin. Om de dikke

bomen te bemesten met schrijverspoep. Hopen dat dat de bladen kan

redden. Voordat ze vergelen.

René van Densen

31


Afwijzing

Trots gaat ook deze in de collectie. De collectie wordt forser en forser.

Afwijzingen van literaire bladen. Het is jammer dat ik deze zelf heb

moeten uitprinten. E-mail is de doodssteek voor iedere fatsoenlijke

afwijzingencollectie. Het is toch ‘echter’ als er een handtekening op

staat. En een postzegel aan besteed is. Een digitale afwijzing is niet

zelden control vee send.

Ook het originaliteitsgehalte is tanende. Triestig. Ooit maakten de

literaire redacties nog écht werk van het afkeuren. Een zeldzame

redacteur ging wel eens in op het waaróm jouw werk niet. Een ander

bracht een ironische, humoristische schets van kwaliteitsbewaking

te berde. Sommige bladen hadden het bewonderenswaardige lef om

zoveel te zeggen als ‘we hebben veel schrijvers, weinig abonnees,

misschien als u een abonnement neemt, dat we eerder zullen

overwegen iets van u te plaatsen’. Het was altijd smullen, wachten op

reactie nadat je werk instuurde.

Daar doe ik het eigenlijk ook voornamelijk om. In een blad of

andermans boekje staan doet me niet zoveel. Ik geef die bladen vaak

aan mijn moeder. Dan bewaart iémand ze nog. Dit blad is een blad

dat al zes keer doorgestart is. In de vorige redactie zat iemand die ik

kende. Die moedigde me aan om iets in te sturen. Dus dat deed ik

dan maar. Toen leek het blad failliet te gaan en nu gaat het moedig

door met een ‘nieuwe ploeg en ambitieuze koers’.

De e-mail oogt toch erg droog, formulaïsch. Ik heb nu al niet veel

vertrouwen in deze nieuwe redactie. In hun verdediging, ik heb mijn

werk ook digitaal opgestuurd. Gewoon control vee send.

32 Prozacstad (je bent er)


Kudde

Muziekcafé in wilde paniek aan de lijn. Er heeft een coverbandje

afgezegd. Dus hebben ze voorlezende schrijvers nodig. Ik krijg een

gratis biertje en mag ook gratis naar het toilet. Aangezien het café op

loopafstand ligt en ik geen andere plannen heb, kan ik niet weigeren.

Zeggen ze tegen me. Ik geloof ze.

Bij het café aangekomen blijken er meerdere schrijvers uit Prozacstad

opgetrommeld te zijn. We worden in een kudde bijeengedreven

achterin het café met instructies om ‘de betalende bezoekers er door

te laten als ze naar binnen of naar buiten willen.’ Het is erg krap in

de hoek. Ik voel een jonge schrijfster met haar tepels tegen mijn rug

priemen. Het kriebelt.

Niet iedereen zal aan bod komen, en of we het kort willen houden. We

mogen op alfabetische volgorde van achternaam. Er is verwarring of

mijn achternaam Vlaams of Nederlands is. Ik moet een paar zinnen

naspreken van de organisatie. Ik blijk Vlaams te klinken en word bij

de ‘V’ ingedeeld in plaats van bij de ‘D’. Dat betekent dat ik niet hoef

voor te lezen. Ik deserteer subiet naar de bezoekerszijde. Dan maar

geen gratis biertje.

Bij het verlaten

van het café pis

ik tegen het uitklapbord,

waar

nog altijd de

coverband op

aangekondigd

staat.

René van Densen

33


Stilte in de schapenwei

Zoals de mist ‘s ochtends onopgemerkt door de straten van Prozacstad

kruipt en er dan ineens ís, zo ging het. Het duurde even om door te

dringen, maar toen hoorden de dieren rondom de schapenwei het

ineens. De schapen waren stil. Ze blaatten niet meer. Nu blaten de

meeste schapen niet onophoudelijk, maar je zou haast zeggen van

wel. Er stonden zovéél schapen in de wei dat er altijd geblaat klonk.

En dat geblaat werkte vaak aanstekelijk.

Op de blaatdrukke dagen ging het bijna in golven. Blaatgolven van

schorschijmerige schaapgeluiden die in frantische zwermbewegingen

over de weide galmden. Veel schapen blaatten dan puur óm te

blaten. Horen blaten is doen blaten, zogezegd. Maar ineens waren ze

allemaal blaatmoe. De blaat was op. Alles wat ze meenden te moeten

uiten, was klaar, over, uit.

Verwonderd liepen ze in stilte door de weide, verbaasd over hun

eigen stilte. Ze keken elkaar in de ogen. Ze snuffelden aan het gras.

Ze verkenden de ruimte en roken aan het prikkeldraad. Er was stilte

in de schapenwei. En wat een stilte. Het maakte iedereen buiten het

hek nerveus. Vogels fladderden zenuwachtig weg. Geen roofdier

vertrouwde het. De schapen waren machtig in hun zwijgen.

34 Prozacstad (je bent er)


Film bij de Opperpater

Ik kijk een film, thuis bij de Opperpater. Op een bepaald moment zeg

ik van iemand in de film dat ze best een lekker wijf is. Die dingen

zeggen we weleens. De Opperpater vraagt: “Wie ? Die rechtse ?” Er

zijn in deze scène links een man, rechts een vrouw, en verder enkel

twee paarden te zien.

De Opperpater meent dat er een veel te lage bodycount en veel te

weinig explosies in deze film zitten. Maar doordat hij de mooie

vrouw nu ook gezien heeft, hoopt hij nog op tieten.

Ik heb al een paar dagen enorme kramp in mijn nek. De Opperpater

zegt dat ik waarschijnlijk stervende ben. Hij vraagt of hij mijn DVDcollectie

mag hebben. “Er zitten toch wel een páár leuke films tussen,

knikker. Alleen zo’n lage bodycount. Maar explosies en tieten zitten

er tenminste wel tussen.”

In één slok drinkt hij een halveliterblik leeg en vraagt of ik nog

bier wil. Ik heb net mijn eerste slokje pas genomen en zeg nee. Juist

wanneer hij naar de keuken loopt, ontbloot de vrouw in de film haar

tieten.

René van Densen

35


Onleesbaar

Haar eerste rapport. Het was onleesbaar. Maar ze was zo trots, haar

dochter. En moederlief kwam er met de ingevulde cijfers alvast wel

uit. Haar dochter was een genie, dat stond buiten kijf ! En altijd zo

vrolijk. En creatief, ongelooflijk creatief. Voor haarzelf was het leven

te zwaar geweest om creatief te blijven. Maar in haar jeugd, in dat

andere land, dat land dat ze eeuwigheden niet meer gezien had,

meende ze zich te herinneren, creatief te zijn geweest. Ooit. Haar

dochter had het beslist van haar.

Nee, ze zal niet huilen. Ze gaat vechten. En eerst vluchten. Van die

verschrikkelijke mannen. Hoe durven ze. Ze is linea recta naar huis

gegaan, nadat ze begreep wat er in de onleesbare brief stond. Haar

vriendin vertaalde het helder en geduldig, maar met een welbespraakt

droevige blik in haar ogen. Ze had de strekking al in die blik gelezen,

voordat de vertaling halverwege was. En al begreep ze nu wat elk

laatste woord op het papier betekende, de brief bleef onleesbaar.

Naast haar barkruk, in een plastic boodschappentas, haar schamele

bezittingen. Het meeste was ze kwijtgeraakt toen ze bij hem wegging.

Het was kiezen of delen. De spullen of de klappen. Zodra ze ging,

wist ze dat ze niet meer terug kon. Maar vastberaden zocht ze hulp,

en haar vriendin hielp haar die te vinden. Het was niet makkelijk.

Maar ze mocht haar dochter blijven bezoeken. En er werd onderdak

gevonden.

De roestige ketel heeft ze ook meegenomen. Het merendeel van haar

andere bezittingen werd bij aankomst in het huis door de bewoners

gestolen. Geen idee wie. Iedereen hield zich zoveel mogelijk afzijdig.

Ze liet het zo. De voorzieningen in huis waren net genoeg om mee

te bestaan. Dat ze maar veel plezier zouden hebben van de gestolen

spullen. God zou ze wel straffen. Maar nu gunde ze hen alleszins de

ketel niet.

Die stomme, roestige ketel.

Verdomme, daar komt hij tóch. Die stekende aankondiging in haar

36 Prozacstad (je bent er)


ooghoeken. Water welde. Ze klemde vastberaden het woord ‘nee’

tussen haar tanden en prutste in haar portemonnee. Haar rafelige

handschoenen visten wat kleingeld tevoorschijn. Losse draden

bleven achter de ritssluiting hangen. Onbelangrijk. De minste zorg

die ze nu had, was of haar vingers komende nacht koud zouden zijn.

Ze lachte zo stralend, haar dochter. En toen ineens niet meer. Rond

die tijd waren ook de klappen begonnen. Daardoor zag ze het eerst

niet gebeuren. Maar ineens viel het haar op. En de klappen deerden

haar onmiddellijk een stuk minder. Het bezorgde moederinstinct

ving de meppen op. Wat deed hij met haar dochter ? Ze sprankelde

altijd zo !

Daarna, de vele onleesbare brieven terwijl ze de minuten telde in het

huis, tot ze haar dochter weer mocht opzoeken. De boze mannen die

beweerden dat niet haar man, maar zijzelf gek was. En zelfs dat ze

niet langer moeder van haar eigen dochter kon zijn. Woedend had ze

zich verzet, vriendin aan haar zij. Het was háár dochter, hoe zou ze

ooit niét haar dochter kunnen zijn ?

Ze wenkt de barman om nog een glas en staart naar buiten. Mond

grimmig. De onleesbare brief wou haar weg van hier hebben.

Voorgoed. Zonder haar dochter. Haar dochter, die moest blijven bij

die, die... Nee. Nee, nee, nee. Ze zouden haar niet vinden. Ze zou

gaan vechten voor haar dochter. Dat wist ze zeker.

Buiten begon een vroege winterbui aan onverwachte sneeuwvlokken.

René van Densen

37


Rookruimte

Er staan twee bloemen in de rookruimte. Ze kuchen niet, dat maakt

ze prettig in de omgang. Wel hangen ze plechtig hun bloemkelk. Het

zijn toch mede-planten die hier schuldonbewust gecremeerd worden.

De as rust tussen filters en plastic koek-verpakkingen.

Bij nadere inspectie verraadt een naaldje onder een bloemblad, dat

de flora namaak is. Misschien rouwen ze om de koekjewikkels.

38 Prozacstad (je bent er)


Schijtcafé

Er is weer een nieuwe maandelijkse thema-avond in Prozacstad.

Het Schijtcafé. Het wordt georganiseerd met medewerking van de

Vereniging voor Proctologen en het GGD. Kakken, want Belgen

zijn ook welkom, kan een gecompliceerde kwestie zijn. De eerste

avond was gisteren, in een passend bruin café waar de koffie rijkelijk

vloeide.

Na een openingswoord dat er maar moeizaam uitkwam, kwam eerst

een van de sponsoren aan bod. Die gaf een lezing over de grote

verschillen tussen verscheidene soorten toiletpapier. Uiteraard was

uit onderzoek gebleken, dat het type dat zij op de markt hadden

gebracht, het beste voor huid en aars gebleken, maar onder het mom

van objectiviteit werden de verschillende typen wetenschappelijk

benaderd. Hierna werd het publiek bij de avond betrokken door

middel van een ludieke ‘stoelgangendans’, waarbij een muziekje

gespeeld werd. Zodra dit werd stopgezet, repte iedereen zich naar

een stoel. De verliezer moest de rest van de avond op het toilet gaan

zitten.

Ik ben vertrokken na de vierde spreker; met maag- en darmklachten.

Voor de rondvraag ben ik dus niet gebleven. Ik was niet de enige,

zo bleek buiten, die schijt aan de avond had. Tevreden rookten de

vertrekkers tezamen een sigaret en zagen alvast uit naar hun volgend

toiletbezoek.

René van Densen

39


Dat vergeten teveel mensen

Zelden zag ik een zonderlingere ziel dan de oude man die per

abuis in mijn tuin beland was. Hóe, dat is en blijft nog een vraag,

aangezien een man in een rolstoel zoals hij toch moeilijk over een

omheining heen kan klauteren. Maar daar zat hij. Verward, rillend

en schuddend, in de blakende, uitdrogende zon. Met zijn wiel precies

op mijn prijswinnende kalebasplant geparkeerd. Het moes kleefde

aan zijn wielen. Ik wist niet goed of ik kwaad of verbaasd moest

zijn. Dus deed ik wat ieder redelijk mens in emotionele dubio doet:

ik ging terug naar binnen, greep enkele biertjes, zette mij in de stoel

tegenover hem en trok de dop van mijn fles. Zo moeten we daar

minstens tien minuten gezeten hebben, alvorens hij iets zei.

“Pijp 38,” sprak hij plechtig. Met een veelbetekenende, statige blik

zweeg hij weer en keek me droog aan. Ik nam een slok van mijn bier

en keek op mijn beurt hém strak aan. Zo wederstaarden we zeker nóg

vijf minuten, voor ik mijn keel schraapte en vroeg: “Wat bedoelt u ?”

“Pijp 38,” herhaalde hij. “In het licht van recente ontwikkelingen

mag dat toch duidelijk zijn.” Ik krabde eens op mijn achterhoofd.

“Bedoelt u misschien een model tabakpijp ?” opperde ik. De man

rolde minachtend met zijn ogen. “Pijp. Acht-en-der-tig,” sprak hij nu

langzaam, alsof hij het aan een kind probeerde uit te leggen. “Ik hoor

u luid en duidelijk,” antwoordde ik, “maar ik versta niet waar dit een

antwoord op is. Kunt u me de vraag vertellen ?”

Hij haalde een wenkbrauw op. “Heel goed,” sprak hij. “Het begint

bij de vraag. Dat vergeten teveel mensen. Men roept altijd maar te

enthousiast om de feiten, de feiten. Alsof je daar ooit iets wijzer van

wordt. Zonder de contextuele vraag zijn de feiten nooit iets waard.

Dat vergeten teveel mensen.”

Ik knikte. En herhaalde zijn woorden. “Dat vergeten teveel mensen.”

Hij glimlachte. “U verstaat mij. Ik was al bang dat niemand me meer

verstond, maar u verstaat mij. Pijp 38, zeg ik u.” Ik nam nog een slok

bier en vroeg: “Wat is de vraag bij Pijp 38 ?”

40 Prozacstad (je bent er)


De man schudde mismoedig het hoofd. “Neen, neen. Er is geen vraag

bij Pijp 38. Pijp 38 is het antwoord op een volslagen andere vraag.

Het valt me van u tegen, mijnheer, dat u zo slecht oplet. Ik dacht

nochtans dat we echt op één lijn zitten, maar het is duidelijk een

verouderde en sterk geërodeerde lijn.” Ik knikte instemmend. “Er is

sprake van één lijn, maar geen scherpe directe,” bevestigde ik. De

man keek droevig naar de lucht.

“Wat mis ik de tijden dat de antwoorden die ik de mensen gaf, meteen

op begrip konden rekenen. Pijp 38, dat had men vroeger meteen

begrepen. Maar de mensen houden zich niet meer op de hoogte. Het

gaat nu om sensatie. Men wil weten waar er iets sappigs aan het

lekken is. Of er zich iets spannends verstopt op de plekken waar het

duister en obscuur is. Waar zich er ernstige breuken voordoen. Men

wil geen verhaal meer van punt A tot punt Z. En al helemaal geen

verhaal waar men de context voor moet kennen. Geen diepgang,

geen hellingsvlakken. Alsof het zo makkelijk is. Neen, meneer, zo

gemakkelijk is het niet. Dat vergeten teveel mensen. Dat denkt maar

dat je één putje oplicht en dat dan de feiten voor het oprapen liggen.

Maar het echte verhaal zit verborgen in het geheel, meneer. In het

zorgvuldig bestuderen van het hele traject, het in kaart brengen

van de gegevens en feiten, in de logische gevolgtrekkingen en de

academische aannames. Het gaat over zorgvuldige voorstudie, over

materiaalkennis, over geografische en sociologische inzichten. Maar

men heeft geen geduld. Het moet nu, het moet snel, het moet meteen

inzichtelijk gepresenteerd worden, middel zo weinig mogelijk feiten

- het liefst één.”

“Pijp 38,” knikte ik begrijpend. Het gezicht van de man klaarde op.

“Ja, precies, meneer. Pijp 38. Daar zit hem het euvel. Begrijpen wij

elkander ?” Ik bevestigde dat we elkander verstonden. “Het is niet

de eerste keer dat het hem in Pijp 38 zit, bedenk ik me nu. Maar

de context ontglipte me even, mijnheer. Mijn excuses. Contextueel

ontvangen is een vaardigheid die mijn generatie, en de generaties na

mij, aan het verliezen zijn.”

De man keek nog éénmaal naar de lucht en sprak: “Fijn. We verstaan

elkaar.” Hij draaide onbekommerd zijn rolstoel om en reed tot de

omheining. Daar boog hij het hoofd naar de vloer, geduldig wachtend

René van Densen

41


op iets.

Ik heb hem daarna nooit meer gezien, want een goed verstaander

weet voldoende. Ik liep mijn woning terug binnen en belde mijn

verhuurder. Met dringende instructies om de inspectie haar blik te

laten werpen op de afvoersystemen onder mijn woning. “Ik heb uit

bepaalde bronnen vernomen, dat er met name met pijp 38 iets mis

zou kunnen zijn. We kunnen beter zo snel mogelijk deze informatie

verifiëren en dan ingrijpen, hopelijk voorkomen we ernstige situaties.”

Daarna schakelde ik de TV uit, waarop net mensen die me niets

zeiden, vermoedelijk de oudste daad ter wereld met elkaar gepleegd

hadden. Of niet. Ik wil maar zeggen, riooljournalistiek is ook niet

meer wat het geweest is. Dat vergeten teveel mensen.

42 Prozacstad (je bent er)


Hamer

In de bioscoop draait een film met een man met de hamer. De man

met de hamer is heel bezitterig. Niemand anders mag de hamer

gebruiken. Ook de buren niet. Terwijl die klusjes genoeg in en om

het huis hebben, waarbij ze graag even de hamer zouden lenen. De

man met de hamer staat niet op geweldige voet met zijn buren.

Er wordt de man met de hamer gevraagd of hij zijn hamer altijd

gebruikt. De man met de hamer houdt bij hoog en laag vol dat

hij altijd zijn hamer gebruikt. Ook bij het kakken ? Ja, ook bij het

kakken. Ook bij het douchen ? Hij douchet niet zonder zijn hamer.

Hij gebruikt zijn hamer ook wanneer hij zijn lange, golvende lokken

shampoot.

Gebruik je ook je hamer bij het eten, wordt er gevraagd. Ja, antwoordt

de man met de hamer, stellige uitdrukking op het gelaat. Wordt hij

dan niet vies, vragen de buren van de man met de hamer. Soms, zegt

de man met de hamer. Is dat dan wel handig, eten met zo’n hamer,

vragen de buren. Nee, niet altijd, geeft de man met de hamer toe.

Aha, zeggen de buren.

De buren stellen voor dat de man met de hamer het een dagje

met mes, vork en lepel probeert. Dan ruilen ze die

een dagje voor de hamer. Dat is goed, zegt

de man met de hamer, die nu de

man met de mes, vork en

lepel is. De film

wordt

hierna

wat saai

en ik

krijg

honger.

René van Densen

43


De minst spraakmakende schrijver ter

wereld

Op de achtste dag van Prozacstad was hij er plots, en hij is nooit

meer weggegaan. De minst spraakmakende schrijver ter wereld. Hij

was een trotse Prozacstadbewoner en liet dat merken door overal zo

nadrukkelijk mogelijk aanwezig te zijn. Maar niet té aanwezig. Men

zag hem altijd maar vond niet veel van hem. En zo werd en bleef hij

de minst spraakmakende schrijver ter wereld.

Wat hij schreef, was van hetzelfde kaliber. Overal verscheen het. In

elk lokaal tijdschrift of dagblad, in boekhandels, plots, voor je het

doorhad, in je eigen boekenkast. En door had je het niet zomaar,

want het werk was transparant, kleurloos, smaakloos. Je kreeg er

geen grip op en het was vergeten voor je het uitgelezen had. De minst

spraakmakende schrijver ter wereld voer er nochtans wel bij - bij elk

optreden maakte hij nét genoeg indruk om het publiek subliminaal

tot het kopen van bundels aan te zetten. En zo stond menigeen, zeker

rond de feestdagen, verbaasd dat ze zowaar ook werk van de minst

spraakmakende schrijver ter wereld in hun kast hadden staan. De

meesten vroegen zich af wie deze man, uiteraard was het een man,

ook alweer was.

De stedelijke overheid was evenwel in haar nopjes met de minst

spraakmakende schrijver ter wereld. Hij verhief geen verstorend

stemgeluid, hij prikkelde geen verregaande verbeelding en hij

roerde niet op. De minst spraakmakende schrijver ter wereld was

als hondepoep onder je schoenzool of een kapotte paraplu op

maandagochtend, je erkende zijn aanwezigheid en ging door met je

leven. Passend kreeg de minst spraakmakende schrijver ter wereld

een prijs uitgereikt door de burgemeester van Prozacstad. Even

maakte de minst spraakmakende schrijver ter wereld zich zorgen of

dit hem spraakmakend zou maken, maar hij kon gerust zijn: het was

de minst spraakmakende prijs ter wereld.

44 Prozacstad (je bent er)


Onbetaald

Ik had hem lange tijd niet gezien, maar nu stond hij dan toch weer

eens naast me bij de bakker. Ik groette hem, hij groette terug. Hij zag

er goed uit, opgewekt. Opgelucht, was misschien een beter woord.

Omdat ik binnen en buiten mijn werk in clichés grossier, vroeg ik

hoe het met hem ging.

Met een brede glimlach, die richting een triomfantelijke grijns neigde,

antwoordde hij enkel ‘goed’. Ik zei dat ik hem een tijd niet gezien

had. Hij knikte. Hij zei: “Weet je - ik ben goed in wachten bij de

bakker. Enorm goed. Ik ben er zo goed in, dat ik er mee opgehouden

ben.” Ik keek hem verbaasd aan. Hij staarde me strak aan: “Waarom

zou ik onbetaald iets doen waar ik goed in ben, als je er ook de kost

mee kunt proberen te verdienen ?”

Ik vroeg hem of hij nu zijn kost verdiende met bij de bakker wachten.

“Ik ben nog niet helemaal zover dat de kost ermee verdiend kan

worden, maar ik ben onderweg. Mijn bakkerwachtbedrijfje loopt

boven verwachting goed, dus binnenkort verwacht ik de serieuze

pingels binnen.” Ik was aan de beurt en vroeg of hij voor wou. Hij

schudde zijn hoofd. “Nee nee, ga jij maar. Ik wacht nog even.”

René van Densen

45


Plakjes

Het was niet zo’n kaasschaaf met een lange platte plaat, maar zo’n

korte. Daar is hij geen held mee, nooit geweest. Dus heel zorgvuldig,

voorzichtig, heeft hij plakje voor plakje de schaaf over zijn ziel

gehaald. De plakjes voorzichtig op een schaaltje in de koelkast.

Elke ochtend haalt hij er een aantal uit, verpakt ze zorgzaam in wat

vershoudfolie en loopt met de plakjes onder zijn arm het huis uit.

Hij probeert ze weer bij de ingang van de supermarkt te verkopen.

Hij moet wel. Iets anders dan zijn ziel heeft hij niet meer. Ja, de

kaasschaaf. Maar dat is een onding. En het schaaltje, maar dat heeft

hij hard nodig, en is er bovendien een in miljarden. En de koelkast

kreunt zoals de Kop van Jut, na een zware dag klappen krijgen.

Hij houdt elke dag wat minder ziel over, dat wel. Maar daar maakt

hij zich niet ongerust over. Op school hebben ze hem nooit kunnen

uitleggen wat je nou aan die ziel hebt. Sterker, daar hadden ze hem

juist ruim afdoende aangeleerd hoe hij hem moest verkópen. Vóór

het eind van de dag zal hij voldoende verkocht hebben om nog even

door te kunnen leven. Dat neemt hij zich stellig voor, en zet zijn aller

zieligste gezicht op.

46 Prozacstad (je bent er)


Date

Ik ben, een tikkeltje nerveus, onderweg naar een date. Er is een kans

dat het meisje waarmee ik een date heb, later deze avond mee zal gaan

naar mijn huis. Ik heb daar de hele dag uitvoerige voorbereidingen

voor getroffen. Zo heb ik mijn laptop vol met porno gedownload

om zo normaal mogelijk over te komen. De contactenlijst in mijn

mobiel heb ik gevuld met allemaal vrouwennamen. Achter elke

vrouwennaam gaat hetzelfde nummer schuil, dat van mijn moeder,

maar dat hoeft het meisje niet te weten.

Ik heb in verschillende hoeken stof en vuil gelegd. Een slonzige man

is een stoere man, en ik wil graag als een stoere man overkomen.

Daarom ook heb ik, bij de borsthaarwinkel, een potje plakhaar

gekocht. Bij de kassa bleken de baarden in de aanbieding, dus die

heb ik er een bij gekocht. Thuis paste ik eerst de baard, maar hij

stond me toch wat gek. Ik heb ‘m onderin de kast gelegd, want je

weet nooit wanneer je ineens een baard moet hebben.

Ik heb een paar condooms uit hun verpakking gehaald, met een beetje

koffiemelk gevuld en in het vuilnisbakje van het boventoilet gedaan.

Ik heb vier toiletten in huis. Mijn droom is om zeven toiletten te

hebben, één voor elke dag van de week. Tenzij het meisje van de

date met mij gaat samenwonen, dan veertien. In de voorraadkast zet

ik zeven blikken smac, voor het geval dat ze enorm van smac houdt.

Zelf eet ik die zooi niet.

Net voor ik vertrekken kan, gaat mijn mobiel af. Ene Gloria belt,

maar ik ken geen Gloria. Mijn moeder blijkt de beller te zijn. Ze

wenst me heel veel succes op de date en vraagt bezorgd of ik mijn

broek wel gestreken heb. Ik lieg van wel, stoere mannen dragen geen

gestreken broeken. Daarna vraagt ze of ik goed achter mijn eikel

gewassen heb. Dat heb ik dan natuurlijk wel.

Tijdens mijn date vertel ik van pure zenuwen al het bovenstaande

aan het meisje. Ondanks alle zorgvuldige voorbereidingen gaat ze na

afloop niet mee naar mijn huis.

René van Densen

47


Elk derde

Vannacht is een dief. Hij heeft hele voorraad woorden geplunderd.

Heb van collectie nog meeste wel. Zijn al eerste woorden gewoon

aanwezig. Ook al tweede woorden.

Ik echter zoek ga mijn derde, blijken die volledig verdwenen. Ben er

heel erg mee. Schrijft niet erg handig. Hoop dat snel de vuile dief en

arresteren. Wat geluk ook mijn derde woorden boven water. Alleen

eerste tweede woorden, dat schiet erg op.

48 Prozacstad (je bent er)


Pubquiz

De Opperpater kijkt verbaasd, wanneer hij me ziet. Ik heb al lang

niet meer met de pubquiz meegespeeld. Hij telt de mensen in zijn

team. Met hem erbij zijn het er vijf. Met mij erbij zes. Zes mensen

mogen niet in een team, tenminste, tenzij ze buiten mededinging

mee willen strijden. Dat wil de Opperpater niet. De Opperpater

speelt keihard. Hij moet en zal winnen. Als hij niet wint, is hij er de

hele week chagrijnig van. Niet dat je dat ziet. De Opperpater lacht

eigenlijk altijd.

De Opperpater belt de politie. Hij tipt hen, dat één van zijn teamleden

verantwoordelijk was voor de destructieve herfststorm van vandaag.

De storm heeft half Nederland gesloopt. De Nederlandse politie

gelooft tegenwoordig alles, dus arriveren ze even later met acht

politiewagens en hitsige zwaailichten bij het café. Het teamlid dat

de lul is, wordt met kracht tegen de grond geduwd en in de boeien

geslagen. Dat wordt brommen. Het onderhavige lid is consistent

nutteloos in de muziekronde, dus ben ik blij dat de Opperpater toch

liever mij aan boord heeft. Ik schuif bij het team aan.

Nét voor aanvang van de pubquiz, loopt er nog een onverwacht

teamlid binnen. Hij is enorm goed in muziek van de jaren 70. Ik kijk

angstig naar de Opperpater en zie dat hij al een plannetje smeedt. Ik

weet niet voor wie. Een zweetdruppel parelt langs mijn voorhoofd.

René van Densen

49


Zijspiegel

Hij was te laat, veel te laat en vloekte hardop, binnen de stalen

tralies van zijn wagen. En nóg stond die achterlijke zijspiegel niet

goed. Gefrustreerd draaide hij zijn raampje omlaag en prutste door.

Zijn wielen jakkerden over de straten. Richard kon haast janken.

Het verhaal van de ééuw, nee, hét allergrootste verhaal ooit, uit de

geschiedenis van de mensheid was zich aan het voltrekken. En hij

was er niet bij. Hij ! Verdomme de grootste verslaggever van het

gehele televisielandschap !

Zijn bloeddoorlopen ogen schoten vuur naar het irritant zwaaiende

setje roze dobbelstenen aan de achteruitkijkspiegel. In de spiegel

staarde zijn verwrongen gelaat terug en hij zag dat zelfs zijn snor niet

goed zat. Het was de enige auto die hij zo vlug mee kon krijgen. Van

zijn grimeuse, Johanneke. Een afschuwelijk, hip, bolwerkig kreng

met scheve zijspiegel. Die verrrrdommese zijspiegel ! Woedend

prutste hij er nog wat aan. In zijn frustratie trapte hij nog wat harder

op het gas. Sneeuw dwarrelde door de donkere nachtlucht.

Vermoeide voeten sjokten door de koude nacht. De zoveelste koude

nacht. Hoe lang zwierf ze al rond ? De boze mannen zouden haar

nu wel zoeken. Maar vinden zouden ze haar zomaar niet. Op de

vriendelijkheid van de bewoners van Prozacstad hoefde ze in ieder

geval niet te rekenen. Soms wat kleingeld. Heel soms. Met een vieze

blik. Af en toe was er een vriendelijke barman die haar even wat

warmte gaf. Of soms eens een kroegbezoeker. Maar hoe het verder

moest, ze wist het niet meer..

De brief met het logo brandde nog steeds in haar jaszak, maar de

nacht was koud. Ze dacht aan haar dochter. Ergens in dit betonnen

labyrint. Haar Minotaurus was hier ook ergens. Tussen koude

sneeuw en koudere steen. Alles was zo verdomde lelijk en alle luiken

en deuren waren dicht. Alleen de straat moest haar nog. De eindeloze

straat die zich in alle windrichtingen uitstrekte, behalve de juiste.

50 Prozacstad (je bent er)


Weckpot

Ik woon in een weckpot. Het woont best comfortabel. Als ik me niet

teveel wil uitrekken heb ik ruimte voldoende. En de lucht kan ook

nog wel even mee.

Het uitzicht is niet verkeerd. Ik kan in het rond kijken. En nog

eens in het rond. En nog eens in het rond. Ik heb wat wit zand

dat comfortabel zit. En een klein kasteeltje om mee te spelen. Het

kasteeltje is donkerblauw.

Ook liggen er overal in het zand letters. Ik leg ze de hele dag door

in allerlei volgordes. Zo vermaak ik mezelf wel; zoals ook de

toeschouwers buiten de weckpot. Er zijn er veel. Een bizar groot

aantal mensen is door het glas van de weckpot naar binnen aan het

turen. Kindjes drukken hun neuzen plat tegen het glas. Ademloos

lezen ze elk woord dat ik vorm. Zoals het woord bananenmoes.

Even voelt iedereen zich bananenmoes. Maar ik het meest, in mijn

weckpot.

René van Densen

51


Schreeuw

Vannacht schreeuwde er een man in een van de huizen buiten mijn

tuinhek. Hij schreeuwde en schreeuwde. Het was eigenlijk meer een

brullen. Het klonk kwaad. Ik woon zo bizar rustig in dit huisje dat ik

amper flarden hoorde. Enkel dát er geschreeuwd werd.

Het ging zeker een uur of drie door. Ik had natuurlijk kunnen

gaan luisteren of kijken waar het geschreeuw over ging. Dat was

interessanter voor het verhaal geweest. Het publiek heeft graag

aanvullende informatie als je over een schreeuwende man begint te

vertellen. Maar ik ben niet gaan luisteren. Ik heb schijt aan mijn

publiek.

Eerlijk gezegd interesseerde het me ook niet zo. Er zijn mensen

die van alles wat er gebeurt, het fijne willen weten. Als de nieuwe

overbuurman een omgebouwde lijkenwagen rijdt, bijvoorbeeld. Of

als er zes ambulances door je straat razen. Of als er ‘s nachts hard

geschreeuwd wordt in hun wijk.

Ik niet. Ik heb mijn kat op schoot en geniet van de stilte tussen de

onverstaanbare flarden. Ik woon hier echt fijn. Potverdorie.

52 Prozacstad (je bent er)


Toekomstdroom

Ik bevind me in een droom in de nabije toekomst, en zet de radio

aan. Er blijkt nog maar één nummer in de hele wereld te zijn. Alle

muzikanten coveren het liedje in hun eigen stijl. In heel de wereld

wordt geen enkel andere song meer gemaakt dan dat ene nummer, de

inkleding ervan is nu hoe je als muzikant je stempel achterlaat in de

muziekhistorie. Even denk ik dat het een 1 april grap is, maar ook op

de andere radiokanalen draaien versies van hetzelfde plaatje. Zelfs

op de klassieke- en jazz-zenders, enkel dit ene nummer.

Zoals dat gaat in dromen, bevind ik me vervolgens in een boekhandel,

zonder me af te vragen hoe ik hier beland ben. Overal staan boeken

met dezelfde titel maar een andere kaft, een andere auteur. Alles

blijkt hetzelfde verhaal, maar in een andere stijl verteld. Ook in

de striphoek vind ik enkel diezelfde titel terug. Al het andere was

blijkbaar de moeite niet meer, om in een winkel te zetten.

Ik slenter door een kroegenstraat en overal zie ik precies hetzelfde

café-interieur, telkens met een andere naam. Er prijkt maar één

biermerk op alle gevels. Uit de deuren en ramen van de cafés klinken

overal verschillende rendities van het ene muzieknummer. Het is een

ondraaglijke kakafonie en ik slenter zwaarmoedig door, op zoek

naar een toevallige harmonie.

René van Densen

53


Douchen

De volgende stap is douchen, zeg ik hardop. Op dwingende toon.

Het is nodig, want van de drie taken die ik tot dusver op mijn

lijst had staan, is er één afgezegd, één mislukt en één uitgesteld.

Afzeggingen en mislukkingen slaan me tegenwoordig vlug uit mijn

lood. Onverwachte telefoontjes overigens ook. Die zijn er vandaag

ook geweest, meteen bij het opstaan al. En tegen mijn eigen regels in

heb ik opgenomen, ondanks dat het een onbekend nummer was. Spijt

van. Daar heb je voicemail voor, idioot.

De volgende stap is dus douchen. Ik zet de waterkoker aan voor een

kop koffie. Dat verzekert me er van, dat ik binnen een kwartier nog

niet onder de waterstralen geparkeerd sta. Eerst water koken, koffie

maken, af laten koelen, opdrinken. Ik zou de koffie natuurlijk kunnen

laten afkoelen terwijl ik douche, maar dan loop je het risico, dat hij

daarna te koud is. Alsof dat ooit een groot bezwaar is geweest, maar

het is een dag dat ik mijn expertise in drogredenen train.

De volgende stap is douchen. Heus. Dáár ligt de handdoek al. De

koffie dampt. Ooit had ik daadkracht.

54 Prozacstad (je bent er)


Braaf

Altijd als hij een bepaald aantal biertjes gedronken heeft, volgt er

kritiek van mijn vriend. Het magische aantal is vier. Ik drink meestal

ongeveer tegelijk met hem op, maar bij mijn magische vierde biertje

merk ik dat ik dingen vrij laconiek binnen kan laten komen. Om

vervolgens daarop te reageren alsof ik meen wat ik zeg, alsof ik me

iets ervan aantrek.

Nu meent hij dat ik ontzettend braaf ben. Retorisch vraagt hij waar

dat vandaan komt. Het interesseert hem helemaal niet waar het

vandaan komt, en het woord braaf is ook maar een poging om mij te

prikkelen. Ik vind het prima dat hij me braaf noemt, zoals ik het ook

prima vind dat ik door anderen juist het tegenovergestelde genoemd

word.

Mijn vriend is een doorbrekend schrijver die meent dat de wereld

vol zit met laffe, achterbakse of brave schrijvers. Hij is de enige

uitzondering. En daarom krijg ik ervan langs, want ik blijf te braaf in

wat ik schrijf. Veel te veel zo, zelfs. Ik krijg het idee dat mijn vriend

meent dat ik me moet schamen, maar aangezien ik toch maar wat

aan schrijf, boeit het me niet echt dat iemand het te makvindt.

Ik wenk de terrasbediende om mijn vijfde bier. Genoeg magie voor

vanavond, nu ga ik gewoon mezelf het bed in drinken.

René van Densen

55


Fee

Ze is beeldschoon en feeëriek. Hij wil niet staren maar doet het toch.

Zeker als ze, zich onbewust van haar toeschouwer, lacht. Haar lach

maakt hem keer op keer weerloos. Alsof ze met een toverstaf zwaait

en hem verlamt. Dan de vleugels spreiden zal en hoog en fier boven

hem zal uitstijgen. Hij slobbert uit zijn bierglas.

In de duistere cafés zien ze het meestal minder duidelijk dan in goed

verlichte ruimtes. Daarom komt hij hier graag. En de meeste avonden

is dat voldoende: wat zitten, drinken, observeren, zich inbeelden dat

hij erbij hoort, meedoet.

Soms lacht hij stilletjes mee met grapjes die gemaakt worden. Hij

weet dat het lachende gezelschap direct zou stilvallen, als hij zich

zou aansluiten en mee zou lachen. Als een zeepbel die plopt. Dus

lacht hij stilletjes en in de schaduwen. Soms heeft hij de grap niet

eens gehoord, maar lacht hij omdat het hem heerlijk lijkt om eens

samen met anderen te mogen lachen.

Het kijken doet pijn maar hij kan het niet laten. Keer op keer probeert

hij zijn blik door het café te laten dwalen, onmiddellijk missen zijn

ogen haar. Wat zou ze nu aan het doen zijn - mis ik een lach ? En

zijn blik priemt zich terug. Ze strijkt haar engelachtige krullen achter

haar oren.

Hij doet zijn best om zich in te beelden dat ze waarschijnlijk óók

maar een stom wijf is. Dat dingen doet of zegt die haar volslagen

niet feeëriek maken. Dat ze wel eens aan haar billen krabt of dat ze

luid kan vloeken tot zes huizen verderop. Dat ze naar wanstaltige

films kijkt of dat ze juist té netjes, té proper is. Dat haar huis als een

fragiele poppenkast is ingericht en ze het liefst een Ken in een kastje

zou hebben, enkel om eruit te halen wanneer het haar uitkomt, om

hem vervolgens te kleden zoals het haar goeddunkt.

Dat lachen. Hij weet dat, ondanks zijn halfduistere schuilplaats, de

jongeren ook om hém lachen. Hij vindt het niet erg. Ze lachen uit

opluchting: dat zij er niet zoals hij uitzien. Dat zij zich in de openlucht

56 Prozacstad (je bent er)


kunnen begeven, zonder nagekeken en nagelachen te worden. Dat zij

een respectabele baan en een evolutionair passende partner kunnen

vinden. Zij lachen ook omdat de jeugd aan hun zijde is. Nu nog wel.

Laat ze dus lachen.

Als de fee samen met haar gezelschap vertrekt, blijft enkel de wens

nog achter, om eens samen met een ander te kunnen lachen.

René van Densen

57


Terrasechtgenote (1)

Een blogger zegt me dat ik veel en veel te veel verhaaltjes schrijf. Ik

lach en zeg dat ik er meer schrijf dan ik publiceer. Hij zegt dat het

nog steeds teveel is.

Later die avond drink ik veel te veel en praat ik met iemand die boos

is omdat ik haar al vijftien keer ontmoet heb, haar telkens vergeet.

Voor de avond om is, zijn we getrouwd en dragen we beiden een

sleutelring aan onze ringvinger.

Bij thuiskomst merk ik dat ik mijn tas op het terras heb laten

liggen. Daar zitten mijn zakcamera, mijn zonnebril op sterkte en

mijn geheugenboek in. Kortom, vrijwel mijn hele wereld. Op mijn

kersverse terrasechtgenote na dan. Hoewel, volgens mij heb ik iets

met haar afgesproken, en stond dat er ook in. Ik hoop dat ik mijn

geheugenboek terugvind. En ik drink de volgende keer écht niet te

veel.

58 Prozacstad (je bent er)


Goud

Ik zit op mijn knieën naast de kattebak. Mijn kat zit ernaast. Ze

houdt haar kopje scheef, en kwispelt, steeds wanneer ik zo naast

haar zit. Afvragend. Ik haal een schepje met zeeflijntjes door het

kattezand. Zo schep ik haar ontlasting eruit. De drolletjes zijn vaak

al een beetje uitgedroogd en hard. Heel soms vind ik er een die ik

de keren daarvoor gemist heb, ze zijn dan al een beetje versteend

geraakt, vanwege het absorberende zand, dat al het vocht opzuigt.

De kattepis vormt hierdoor grote klonten. Alsof iemand een

kattezandbal heeft gemaakt, die hij hier had klaarliggen voor een

kattezandballengevecht. Het weegt behoorlijk zwaar. Die drolletjes

wegen niks, daar is alle vocht al uit. Ik schep, zeef en gooi wat

overblijft in de vuilniszak. De kat blijft scheefkijken. Ik vind veel

deze avond. Ze heeft goed haar best gedaan.

Het is niet de leukste kant van het hebben van een kat, dit klusje,

maar het hoort er bij. Om het vol te houden beeld ik me vaak in dat

ik naar goud op zoek ben. Het zou niet verkeerd zijn om goud te

vinden. Ik ben onderweg naar onzekere tijden, in deze crisisbange

arbeidsmarkt. Goud, zomaar in de kattenbak gevonden, kan nog van

pas komen: al zou het maar een beetje zijn.

En dan vind ik plots goud. Nee, echt, ik geloofde het zelf ook niet

meteen. Knipperend kijk ik naar het schepje: het is een flinke klomp.

In de kenmerkende vorm die kattedrolletjes hebben. Ik staar mijn kat

aan. Ze heeft nog altijd haar kopje scheef en snapt nergens iets van.

Ik kijk weer naar het goud. Oei. Zo heb je ineens waar je om vroeg.

En nu ? Ik wenste natuurlijk niet daadwerkelijk goud. Ik was gewoon

aan het klagen. Klagen zorgt dat je de zware tijden doorkomt. Opeens

de reden voor je klagen kwijt raken, is een beetje ontnuchterend. Nou

weet ik hoe vrouwen zich voelen wanneer mannen hun problemen

willen oplossen.

De klomp goud ziet er wat vies uit. Er kleven kleine stukjes

kattepoep en kattezand aan. Ik maak mezelf wijs dat het nog een hele

klus gaat zijn daar een mooi, toonbaar stukje goud van te maken.

René van Densen

59


En ik vraag me af of mijn kat dit geproduceerd heeft. Moet haast

wel. Er is geen enkel ander levend wezen in huis geweest vandaag.

En al helemaal niet op de kattebak. Potver. Dus ben ik binnenkort

niet meer de broodwinner, maar de kat. Ik moet even aan dit idee

wennen. Onmiddellijk twijfel ik of ik het beest wel graag in die rol

zie. Ik schrijf wel in mijn verhaaltjes dat ze heel lief voor me is,

maar de minste hoeveelheid macht zal ongetwijfeld snel naar haar

kop stijgen.

Zo zit ik daar met goud in mijn kattenbakschepje en denk voort.

Nee, hoe meer ik erover nadenk, hoe slechter het is voor mijn kat,

om dit soort macht in het huishouden te krijgen. Daar raakt haar

persoonlijkheid van verrot. Ze kan beter beschermd worden tegen dit

kwaad. Ik kijk nog één keer naar het klompje goud. Het schittert in

het licht van de spaarlamp.

Dan vliegt het de vuilniszak in, de kattedrollen achterna.

60 Prozacstad (je bent er)


Terrasechtgenote (2)

Mijn moeder is op vakantie geweest. Ze heeft gemist dat ik op een

terras in een dronken bui met iemand ben getrouwd. Ze had de hoop

op een schoondochter opgegeven. Ik begrijp dat ze mijn vrienden

inmiddels verzoeken stuurt om hen als familie te mogen beschouwen.

Op Facebook. Ik wil haar vertellen over haar schoondochter, maar

die heb ik sinds ons terrashuwelijk niet meer gezien.

Vanavond komt mijn terrasechtgenote bij me langs. Ik ben benieuwd

hoe ze eruit ziet. De Opperpater komt ook. Ik hoop dat ze niet gaan

vechten. Ik heb de boel net aan kant.

Op internet lees ik over scheidingscafés die in Brabant worden

georganiseerd. Dat lijkt me wel wat. Scheiden met een biertje erbij.

Als mijn terrasechtgenote tegenvalt, of ik haar tegenval, zouden we

dat kunnen overwegen. Scheiden met een biertje erbij. Het klinkt

goed.

Eigenlijk zou alles met een biertje erbij moeten kunnen. Solliciteren

met een biertje erbij. Bevallen met een biertje erbij. Rijbewijs halen

met een biertje erbij. Sterven met een biertje erbij. Mijn nieuwe

droom is dat mijn laatste woorden zijn: ‘Nou, nog eentje dan, maar

dan moet ik écht gaan.’

Ik ga op zoek naar de sleutelring, waarmee ik mijn terrasechtgenote

trouwde. Hij moet ergens in huis liggen. Misschien zit-ie in de

stofzuiger. Ik hoop dat ik de stofzuiger kan vinden.

René van Densen

61


Vergeef me

Vergeef me, mijn ziel.

Ik ben aan geen mens verantwoording schuldig, maar wel aan jou,

mijn zelf. En bij dat idee voel ik schaamte. Schaamte voor wie ik

ben geworden. Als ik eraan denk wat we wilden doen, waar we

wilden zijn, wie we wilden zijn, dan begrijp ik niet hoe je het bij mij

volhoudt.

Stap voor stap ben ik laf geweest, ben ik slap geweest. Ik ben serviel

en hypocriet geweest. Ik heb keuzes gemaakt om verkeerde redenen,

terwijl ik verdomd goed wist welke keuze ik eigenlijk had willen,

had móeten maken.

Mijn ziel, je stond erbij en zag mijn handelen. Je zag hoe ik me liet en

láát behandelen, en welke afslagen ik neem. Meer en meer stilletjes

en met het hoofd gebogen.

Vergeef me, mijn ziel. Hoewel ik zeker niet zonder zonden zit, ben

ik jou het ontrouwst geweest. We wisten zo zeker, van jongs af aan,

hoe het eigenlijk moest.

Ik zwoer je, bloedbroeder, puur met je te blijven, ik zwoer je dat

de dwalingen van die corrupte spaghettizooi, die de wereld der

volwassenen is, mij bespaard zouden blijven. Ik wist beter. Ik weet

nog steeds beter. Toch maak ik minstens eens per dag weer een foute

keuze, neem een foute afslag.

Voet voor voet ben ik krommer gaan lopen. Ik hield ermee op om

opstandig te worden, van de klappen die het leven onvermijdelijk

uitdeelt. Ik liet de leugens van de angst, hun oordelen temidden van

jouw waarheden krassen. Met hamer en beitel leefden ze zich uit,

steeds lustiger hakkend naarmate ik minder protesteerde.

Met de scherpste lamp heb ik nog moeite hun vervalsingen van mijn

innerlijke waarden te onderscheiden. Ik ben vervalst.

Vergeef me, mijn ziel. Maar blijf mij trouw, ook al verdien ik het

62 Prozacstad (je bent er)


niet. Ik blijf proberen beter te doen. Ik poog me zo weinig mogelijk

te verschuilen achter excuses over zwakte en onwetendheid, , en

hoewel mijn verweerde voeten met iedere stap steeds weer verkeerde

paden zullen inslaan, hoop ik dat je me er desondanks aan zult blijven

herinneren, op welke koers we onze bloedeed zwoeren. Help me de

smerige spiegel schoonpoetsen en kijk me weer recht in de ogen aan.

Maar vooral... vergeef me.

René van Densen

63


Aan, uit

Aan, uit, knipperen de lichten. Ze snapt nog niet goed wat er gebeurd

is. Aan, uit, gaat haar besef..

Stank. Benzinestank. En metaal. Metaal in haar mond. Toch heeft

ze vandaag geen thee uit de ketel gedronken. Kijk, daar ligt hij.

Pal in haar zichtveld. De gescheurde plastic tas met haar schamele

bezittingen. De tas is rood besmeurd.

Aan, uit, aan, uit. Geluiden dringen dof binnen. Tussen haar ogen en

de tas dwarrelen sneeuwvlokjes. Ze landen op de stenen en blijven

even liggen. Dan smelten ze. Sommige. Anderen mogen blijven.

Blijven. Mocht ze maar blijven.

Als hij maar niet meer aan... uit... aan...

We zullen haar naam nooit kennen.

Maar ik noem haar Proza.

64 Prozacstad (je bent er)


René op Facebook

www.facebook.com/fanpagina.rene.van.densen


U ma

Onze eerder verschenen boeken:

L E R

geheimzinnige man rond.

te van hem. Maar hij

binnen. En helpt deze

is de Cultuurkiller.

leegd in zijn directe

in zijn nek. Terwijl de

list zich in de zaak

an zijn opdracht, zijn

als striptekenaar,

urgemeestert van Tilnstenaar

René van Denoze

weblog KutBinneneerde

in Digther, Top

Literair en MYX Magaiewde

hem als de jongrose

ooit. Het artikel

ur bij zijn moeder, die

ezen. Ze houdt veel van

opt dat het goed komt.

r beschikbaar was, want dat

burgsche Koerier

” - @iElena, Twitter

leek te zijn.” – Soul Food,

Erik Hannema, Dautzenberg &

RS.NL

door

ter

CULTUURKILLER René van Densen

d e 9 3 b e s t e m o p p e n

v a n d e O p p e r p a t e r

De Opperpater. Tot op heden een zorgvuldig bewaard publiek geheim

binnen Tilburg. Een moppenverteller. Maar niet zomaar een. Een vakman!

Zo’n fenomeen kun je niet eeuwig voor jezelf houden.

Dus gebeurt nu het onvermijdelijke: we hebben de beste moppen van de

Opperpater voor je verzameld in deze bundel. Geen enkele geschreven

moppenbundel zou eer aandoen aan deze orale grootkunstenaar. Daarom

krijgt de Opperpater nu een boek vol QR-codes, die met behulp van een

smartphone rechtstreeks naar exclusieve beeldopnamen leiden.

Het ideale cadeau voor iemand die alles al heeft, maar dit boekje nog niet.

“ik ben nu al niet enthousiast.....” – Guillermo Martinus, facebook legende

“Godverdommese hoerebef, wat een geil boekje. Nazislet!” - Tygo Gernandt

“Als Van Duin mij aan de kant zet, weet ik waar ik me moet melden!”

– Ron Brandsteder

“Ik heb nog nooit meegemaakt dat iemand zoveel voorvocht produceert.”

- Philomena

“And no, we don’t know where it will lead. We just know there’s something much

CULTUURKILLER

bigger than any of us here.” – Steve Jobs, coltruidrager

“Uit betrouwbaar onderzoek blijkt dat de Opperpater depressies voorkomt.”

- Diederik Stapel

“Ik meld u, Opperpater, dat ik u +10 geef. Zelden zo gelachen!”

– Andrei Vreeling, Roemeen

“Bij dezen nodig ik je uit voor mijn show.” - Matthijs van Nieuwkerk

“Frikadel.” - Ome Rob

“Ik denk dat er geen markt voor is, eerlijk gezegd.” – De Opperpater

een thriller

René van Densen

“Vergeet straks het vuilnis niet buiten te zetten.” – Huisgenoot van René

Een uitgave van

WWW.KUTBINNENLANDERS.NL

Goedgekeurd door

De Opperpater

OERVERSIE

beperkte oplage

inclusief bonusmateriaal

de 93 beste moppen van De Opperpater

K E R K v a n d e K a l e b a s

Terwijl fundamentalistische geloofsgekkies de van wereld de wereld in rap in tempo rap tempo een

een enge enge plek plek maken, maken, zouden zouden we haast we haast vergeten vergeten dat dat De Kalebas De Kalebas er nog er nog is. is.

Met stip de meest relaxte godheid, die het eigenlijk allemaal wel best

vindt en laissez-faire tot een kunstvorm postmoderne verheft. kunstvorm Opdat verheft. we Hem Opdat niet we

Hem over niet het hoofd over gaan het hoofd zien in zien de wirwar in het van oerwoud bestaande van bestaande religies zijn religies, de

bundelen beste psalmen we de die beste zijn psalmen grootsheid die zijn bezingen grootsheid gebundeld bezingen dit in dit boekje. boekje.

De Kalebas heeft gesproken.

Over de spookschrijver

Toen De Kalebas zich aan René van Densen (1978)

openbaarde, genoot die net van een fijn avondje

uit. Het spreekt voor zich dat hij helemaal

geen zin had om psalmen te gaan noteren. Drie

getrakteerde biertjes later maakte belofte dan

toch schuld. Als officiële spookschrijver pende

hij trouw neer wat De Kalebas hem voorschreef

en sliep daarna zijn roes uit. Eerdere teksten

van zijn hand zijn geweigerd door sommige van

de grootste uitgeverijen en literaire bladen

in de wereld, sommige teksten zelfs door zijn

oudste vrienden. Wel scheidt hij trouw zijn

rest- en GFT-afval.

de 93 beste moppen van de

“Ik vind er geen zak aan, knikker.” – De Opperpater

“Het aardige lijkt me dat fundamentalisme enigszins onmogelijk is. Het beginsel

dat de Goddelijke Kalebas niks met monotheïsme heeft, vind ik bijvoorbeeld zeer

sterk. Eat that, JHWH en Allah!” – Max J. Molovich, Nurks Magazine

een thriller

OPPERPATER

“HET BOEK MOET ZICH IN JOUW HOOFD AFSPELEN!!!!1111!!” – Luuk Koelman, publicist

voor Planet Internet

“O, de wereld vergaat weer. Nou ja, just as well.” – Peter Breedveld, stripjournalist

“Opperpater. Onthoud die naam.” - Mies Bouwman

“Everybody remember where we parked.” – James T. Kirk

Een uitgave van

WWW.KUTBINNENLANDERS.NL

Afgekeurd door

De Opperpater

NU MET

ROOD OVAAL

Zomaar op de

kaft

Kerk van de Kalebas René van Densen

KERK van de

een thriller

KALEBAS

René van Densen

“Eindelijk een boek van Van Densen dat niet over Tilburg gaat” – Dalai Lama

BLOGOFIELE

UITGAVE

Seksscènes afzonderlijk

leverbaar

Cultuurkiller - René van Densen

oktober 2011 - UITVERKOCHT

de 93 beste moppen van de Opperpater

november 2011

Kerk van de Kalebas - René van Densen

februari 2012 - UITVERKOCHT

“It’s very much be

JULLIE KENNEN NIET (ZO) VEEL / U MAG MIJ WEGSTEMMEN Bobadas / René van Densen

Jullie kenn

JULLIE KENNEN NIET (ZO) VEEL / U MAG MIJ WEGSTEMMEN Bobadas / René van Densen

H O I M A M - erotische verpozingen

Seks! Jazeker! We daagden een stel dichters, prozaïsten, columnisten

en één striptekenaar van de website KutBinnenlanders.nl uit, om zich

helemaal uit te leven op het onderwerp erotiek. Om zó ver te gaan dat

de gedachte zich zou opdringen: “Ik hoop maar dat mijn moeder dit niet

leest”. Dat leverde verrassende bijdragen op, die we gebundeld hebben

in dit boekje. Nou hopen dat “Sex sells” ook blijkt te kloppen, want

we zijn allemaal arme sloebers.

SPECIALE UITGAVE KUTBINNENLANDERS.NL

Jullie kennen niet (zo) veel

In het jaar dat KutBinnenlanders.nl officieel vijf jaar op internet

actief is, verschijnt ook onze vijfde bundel. Het is ook meteen

een heel speciale - excuse the pun - bloemlezing geworden. Geen

onderwerp wordt geschuwd, van opblaaspop tot webcamshow, van menopauze

tot masturbatie. Het is genieten geblazen... maar ook voelen!

Rode oortjes gegarandeerd!

gedichten

Bobadas

U mag mij wegstemmen

“It’s very much better than his other bundels“ - William Shakespeare

Een uitgave van

Heel erg goedgekeurd door

De Opperpater

gedichten

“Tranen van ontroering” - Mata Hari

“Ik had het zelf niet beter kunnen vertellen” - Casanova

“Vijftig euro” - Keetje Tippel

“Ik ken alle auteurs persoonlijk” - Jeroen Krabbé

“Geile shit ouwe” - De Kalebas

René van Densen

VERBODEN IN

BELGIË

“Dit voorspelt niet veel goeds“ - Nostradamus

WWW.KUTBINNENLANDERS.NL

DIT IS EIGEN-

LIJK GROEN

nee echt

H O I M A M - e r o t i s c h e v e r p o z i n g e n

P A P I E R P U L P I N S P E

Ik weet wel waar ik hoor

Ze haasten horden

zich in

Het lot dichterbij

komt

Dat delen

al mijn versjes

Het kan me niet veel schelen

Vermaal tot een brij

ze

En nieuw vel worden

laat ze

Dan schrijf lustig door

ik

HOI

MAM

EROTISCHE VERPOZINGEN

WWW.KUTBINNENLANDERS.NL

“Hotter than viagra vindaloo” - Prince Charles

Afgekeurd door

De Opperpater

Andrei Vreeling

Arjan O.

Frank Tilemans

GAPscene

Gerrie S. Veters

J. HoneybeeSugarlove

Mathieu Stevens

Miriam

Moordkuil

Oud Zeikwijf

Soul Food

Thomas van der Zwan

Tjerun

“Een hoofdwerk, niet alleen in het oeuvre van Van Densen, maar in de gehele geschiedenis

van het universum” – Joubert Pignon

“Van Densen is een man vol tegenstrijdigheden, bewonderenswaardig en weerzinwekkend,

sensueel en arrogant, glashard en toch soms heel triest, dan weer enorm

geestig, vol veerkracht” - Joubert Pignon

“Eindelijk eens een schrijver die zich bekommert om Roda JC” – Joubert Pignon

“Ik moest dit boek uit walging een paar keer van me afsmijten” – Joubert Pignon

”Dit boek heeft geen quotes nodig” - Joubert Pignon

Over de auteur

René van Densen (1978), hier afgebeeld als pretentieuze

pijproker, is een jonge, Brabantse,

blanke man met eindeloos toekomstperspectief.

Hij is gezond, komt uit een liefdevolle familie

en niemand heeft hem in zijn leven ooit één

strobreed in de weg gelegd. Alle idiote dingen

die hij probeert, komen gewoon goed. Armoede,

verslaving of ellende heeft hij nog nooit

gekend. Bovendien hebben talloze vrouwen hem

liefgehad. Al deze eigenschappen zijn zicht- en

hoorbaar in zijn poëzie.

Gelukkig heeft de drukker heel erg zijn best

gedaan, waardoor de kaft alvast mooi is.

Met voor- en naspel door Let’s Talk About Sex

en illustraties van

W E R N E R M O O N E N

Een uitgave van

XXX

Eindelijk eens een

lékker boek!

PAPIERPULP IN SPE René van Densen

PAPIERPULP

IN SPE

g e d i c h t e n

René van Densen

“Haha” – Joubert Pignon

NIEUW

En dus keigoed

Jullie kennen niet (zo) veel - Bobadas

U mag mij wegstemmen - René van

Densen (duo dichtbundel)

april 2013

Hoi Mam - Erotische verpozingen

Diverse auteurs (lustrumuitgave)

oktober 2013

Papierpulp In Spe - René van Densen

februari 2014


n

T


P R O Z A C S T A D J E B E N T E R

Hoog toekijkend vanaf een lantaarnpaal ziet de meeuw uit over Prozacstad.

De natgeregende, semioostblokkerige betonnen troosteloosheid staart hol

terug. Dezelfde grijsgroene eindeloosheid die hij ziet als hij over zee

zweeft. Maar met minder plastic afval. Het is een bedrijvigheid van jewelste

beneden, toch beweegt alles traag genoeg om ontspannen te volgen.

Met scherpe ogen houdt de meeuw alles in de gaten.

Een vrouw baant zich een weg door de stad, met een mysterieuze envelop

in haar handen geklemd. Intussen trekt Prozacstad zich daar geen klap

van aan en manifesteert zich in al zijn absurditeit.

Over de auteur

René van Densen (1978) maakt fluks gebruik van een

ziektewet-uitkering, door dagelijks mensen op

Facebook lastig te vallen met allerlei idiote

teksten.

Omdat hij ze graag aan iedereen opdringt en

niet iedereen op Facebook zit, heeft hij er nu

ook al een aantal in een boekje bij elkaar gestoken.

Nu mét gratis complete set WK trauma’s.

Iedereen hoopt dat hij snel uit zijn burnout

komt en weer gewoon een baan zoekt.

“De dag is niet compleet zonder ‘n van Densje” – Runa Svetlikova

“Je bent de mooiste gast die ik ooit op zijn bek heb geslagen” - Giovanni Jeurissen

“Ontmoette de jongen op de Gentse feesten. Hij mag dan wel in Tilburg wonen, hij

heeft iets Belgisch over zich dat hem tot surrealist maakt” – Marc Tiefental

“Wordt een lekker oeuvre zo. Denk je ook wel aan de portemonnee van je fans?” –

Joubert Pignon

”Ja” - Bibi Saelens

Een uitgave van

WWW.KUTBINNENLANDERS.NL

Goedgekeurd door

De Opperpater

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!