Cultuurkiller (een thriller)
In het culturele wereldje van de stad zwerft een geheimzinnige man rond. Niemand kent hem echt, niemand krijgt hoogte van hem. Maar hij sleept culturele titel na culturele titel binnen. En helpt deze vakkundig om zeep. Want dat is zijn vak... Hij is de Cultuurkiller. Plotseling wordt er een bizarre moord gepleegd in zijn directe netwerk. De Cultuuurkiller voelt de hete adem in zijn nek. Terwijl de politie en een vastberaden onderzoeksjournalist zich in de zaak vastbijten, moet hij vechten. Voor behoud van zijn opdracht, zijn geheimen... Voor zijn leven!
In het culturele wereldje van de stad zwerft een geheimzinnige man rond. Niemand kent hem echt, niemand krijgt hoogte van hem. Maar hij sleept culturele titel na culturele titel binnen. En helpt deze vakkundig om zeep. Want dat is zijn vak... Hij is de Cultuurkiller.
Plotseling wordt er een bizarre moord gepleegd in zijn directe netwerk. De Cultuuurkiller voelt de hete adem in zijn nek. Terwijl de politie en een vastberaden onderzoeksjournalist zich in de zaak vastbijten, moet hij vechten. Voor behoud van zijn opdracht, zijn geheimen... Voor zijn leven!
You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Hoofdstuk 10 – Bianca
De wereld draaide met een wijnsmaak op zijn tandvlees. Een
deur. Een vrouwenhand die hem mee naar binnen trok. Lippen,
automatische kusreflexen. Zijn vingers tastten gretig, alsof hij haar
door zijn vingertoppen wou proeven. Kledingstukken werden klunzig
uitgetrokken en weggeslingerd. Hoppend op een half uitgetrokken
broek werd hij de slaapkamer in getrokken, het bed op. Handen,
armen, benen, tong, kreungeluiden en alles draaide, draaide. Hij
probeerde nog halfslachtig zijn gedachten te hergroeperen maar
alles was verloren in de dierlijke passie en er was enkel nog maar
handelen.
De jonge, beeldschone vrouw wiens haar zich onder hem weelderig
uitspreidde op het beddengoed klampte zich begerig aan hem vast,
wou hem zoals hij haar wou, haar lippen op zijn nek, hij hapte
naar adem. Hij voelde zich in haar glijden, stroeve maar vochtige
ontmoeting, terwijl onvermijdelijke natuurinstincten in hem
ontwaakten met luid tromgeroffel in zijn aderen. Hij nam haar, zij
nam hem.
En plots waren er geen twee mensen meer. Geen bed. Geen nacht.
Geen stad. Was het de wijn, was het de passie, hij kon enkel nog
maar in fragmenten van zinnen denken. Haar been om. Mijn lippen
knabbelend aan. Haar tepels tegen. Haar rug kromt zich naar.
Wereld, duister, sterren, draaien, golven, hitte, allesverzengende
hitte.
Stilte. Duister.
Met een hoofd van zwaar beton opende hij zijn ogen. Ze voelden
droog, korstig. Hij keek naar een plafond dat het zijne niet is en
voelde zich onder beddengoed liggen dat hij zich enkel nog vaag
René van Densen
49