Cultuurkiller (een thriller)
In het culturele wereldje van de stad zwerft een geheimzinnige man rond. Niemand kent hem echt, niemand krijgt hoogte van hem. Maar hij sleept culturele titel na culturele titel binnen. En helpt deze vakkundig om zeep. Want dat is zijn vak... Hij is de Cultuurkiller.
Plotseling wordt er een bizarre moord gepleegd in zijn directe netwerk. De Cultuuurkiller voelt de hete adem in zijn nek. Terwijl de politie en een vastberaden onderzoeksjournalist zich in de zaak vastbijten, moet hij vechten. Voor behoud van zijn opdracht, zijn geheimen... Voor zijn leven!
In het culturele wereldje van de stad zwerft een geheimzinnige man rond. Niemand kent hem echt, niemand krijgt hoogte van hem. Maar hij sleept culturele titel na culturele titel binnen. En helpt deze vakkundig om zeep. Want dat is zijn vak... Hij is de Cultuurkiller.
Plotseling wordt er een bizarre moord gepleegd in zijn directe netwerk. De Cultuuurkiller voelt de hete adem in zijn nek. Terwijl de politie en een vastberaden onderzoeksjournalist zich in de zaak vastbijten, moet hij vechten. Voor behoud van zijn opdracht, zijn geheimen... Voor zijn leven!
Cees had het begrepen, het horloge om zijn pols gedaan enonopvallend de bruine envelop in zijn jas gestoken. Na zijnwijntje verliet hij het dranklokaal. De oude dame keek hemhoofdschuddend na.Barman Rob had noeste tappershanden, een permanente droogdoekaan zijn middel, en het soort dommig olijk-gemoedelijke kop datachter de toog geboren lijkt te zijn. Het soort man die sympathiekknikkend met je over het weer zou praten maar waar je geenimmigratiepolitiek of postexistentialisme mee moest bespreken. Hetsoort man die je geen verdere vragen stelt als je ‘koffie’ of ‘bier’bestelde. Maar meteen ook het soort man wie je hardhandig de deuruit zou werken als je onnodige stampij ging lopen maken in zijn café.Van boven zijn zware walrussnor hield hij iedereen strak in de gaten.Cees, die aan zijn toog ging zitten en een wijntje bestelde, en Albert,die bij het raam aan een tafeltje ging zitten. Van de kredietcrisis hadhij geen verstand, maar dat De Muskiet zo onopvallend mogelijkCees liep te schaduwen had hij wel direct gezien.Hij zag er nog niet meteen reden tot handelen in maar besloot het welin de gaten te houden. Cees was immers een vaste klant, De Muskietniet. En vaste klanten beschermde hij alsof het familie was.Zorgvuldig poetste hij een wijnglas op met zijn droogdoek en schonkCees een rode wijn in.Thuis had hij naar het horloge zitten kijken. Het oogde vrijgewoontjes maar had kleine opvallende details die verraaddendat het een prijzig en uniek geval was. Wat bizar eigenlijk, ditcadeau dat tegelijkertijd een waarschuwing was. Zouden zedie altijd bij zich hebben voor hun cultuurkillers ?En wat als er iemand anders de zaak was binnengelopen ende envelop en het horloge had gevonden ?Stonden ze op wacht wellicht ? Heeft hij ze misschien helemaalniet gezien ? De wijzers tikten trouw en accuraat zijn vragenweg terwijl hij aan zijn eerste bruine envelop plukte.42 Cultuurkiller
Cees kneep plots een zuur gezicht. In de barspiegel achter barmanRob zag hij dat Karsten de tent binnen kwam gelopen. Karsten waseen rare in het kunstwereldje. Karsten kwam altijd wijn bij je bedelen.En dan terwijl hij een beetje wereldvreemd en bijna paranoïde zijnlippen pal aan zijn glas hield, ging hij op die wijze al mompelendmet je praten.Karsten had hem gezien en kwam plots in één rechte lijn op hem af.Fuk, fuk, fuk, fukkadoria, dacht Cees bij zichzelf. Hij kreeg een klapop zijn rug, die Karsten altijd amicaal bedoelde maar een beetje tehard uitvoerde.“Ha die Cees, hoe gaat het ? Zeg, doe mij een wijntje als je wil.”Cees zuchtte. Hij wenkte naar Rob, die al een wijnglas aan hetoppoetsen was.“Je bent een schat, Cees. Ik zal je anders mijn nieuwste gedichtvoordragen. Het gaat over schoenlepels.”Cees knarsetandde. Karsten schreef alléén maar over schoenlepels.Al decennia lang. Het ene na het andere gedicht over schoenlepels.Odes aan schoenlepels, sonnetten voor schoenlepels, hermetischehaat-liefde geschriften over schoenlepels, abstracte beschouwingenvan schoenlepels, limerickjes over schoenlepels. Heel af en toe eenverdwaalde schoenlepel haiku.Karsten zette het glas wijn aan zijn lippen en begon te declameren:“Lepeltje lepeltje lepeltje. Mijn hoofd op hol. Jouw hoofd op hiel.Je -”Cees raakte hem haastig op zijn arm aan:“Nu even niet, Karsten, als het niet geeft. Ik zit even met een paarbelangrijke gedachten in mijn hoofd en wil me daarop concentreren.”Karsten sprak met zijn halve mond vol glasrand:“Ok. Geen probleem.”René van Densen43
- Page 1 and 2: CULTUURKILLEReen thrillerRené van
- Page 4 and 5: Eerder verschenen boek vol spelfout
- Page 6 and 7: InhoudCultuurkillerHoofdstuk 1 - An
- Page 9 and 10: Hoofdstuk 1 - Andere koekVerstoord
- Page 11 and 12: Hoofdstuk 2 - deWolksvaegheCees spi
- Page 13 and 14: Hoofdstuk 3 - InbraakBij zijn voord
- Page 15 and 16: Tok, tok, tok, tok op het glazuur v
- Page 17 and 18: Hoofdstuk 4 - Politie“Een cultuur
- Page 19 and 20: De vrouw schraapte nu haar keel.“
- Page 21 and 22: Hoofdstuk 5 - De Muskiet“Stel. Er
- Page 23 and 24: moeten worden zeg. Waar zou dat hee
- Page 25 and 26: Hij zette zich met een diepe zucht
- Page 27 and 28: Hoofdstuk 6 - Het viswijfBettina de
- Page 29 and 30: De ogen van mevrouw deGraete vergro
- Page 31 and 32: dialoog. Maar in stadjes als deze k
- Page 33 and 34: Hoofdstuk 7 - FifiAlberts hoofd gon
- Page 35 and 36: artikel kon de pot op. Nog niet eer
- Page 37 and 38: Hoofdstuk 8 - De KringenZoals het c
- Page 39 and 40: De Piaf was een galerij die bemand
- Page 41: Hoofdstuk 9 - DeernisDe Kringen bod
- Page 45 and 46: “Maar uiteraard, jongedame, gaat
- Page 47 and 48: “Fraaie fotootjes stuur je me, Al
- Page 49 and 50: Hoofdstuk 10 - BiancaDe wereld draa
- Page 51 and 52: vastgebeten. Iedere moordzaak in he
- Page 53 and 54: Hoofdstuk 11 - DebuutGlimmend van t
- Page 55 and 56: dorpsverleden achter zich latend. V
- Page 57 and 58: Alberts ogen schoten vuur.“Vrijhe
- Page 59 and 60: Hoofdstuk 12 - LepelsSimone zat te
- Page 61 and 62: al meteen wegstrepen; de banaliseri
- Page 63 and 64: viswedstrijd ten behoeve van brood
- Page 65 and 66: “We hebben uiteraard niets aanger
- Page 67 and 68: Hoofdstuk 13 - BezinningenDe jonge
- Page 69 and 70: veelvoorkomende tuindecoratieplant
- Page 71 and 72: groeit en vruchtbaar is. In sommige
- Page 73 and 74: “J-je hebt vast wel gehoord wat e
- Page 75 and 76: Albert lachte en klokte ook zijn ko
- Page 77 and 78: Hoofdstuk 14 - DuisterThijsbrandt s
- Page 79 and 80: Bianca staarde Cees kalm aan.“Ik
- Page 81 and 82: en dichters, zelfs antieke toneelst
- Page 83 and 84: zoiets dat ze aanvankelijk fijn von
- Page 85 and 86: Hij passeerde het huis van zijn voo
- Page 87 and 88: Hoofdstuk 15 - BarabbasWijn, wijn,
- Page 89 and 90: hebben de killers de stem van het v
- Page 91 and 92: Neuriënd liep ze de badkamer binne
Cees kneep plots een zuur gezicht. In de barspiegel achter barman
Rob zag hij dat Karsten de tent binnen kwam gelopen. Karsten was
een rare in het kunstwereldje. Karsten kwam altijd wijn bij je bedelen.
En dan terwijl hij een beetje wereldvreemd en bijna paranoïde zijn
lippen pal aan zijn glas hield, ging hij op die wijze al mompelend
met je praten.
Karsten had hem gezien en kwam plots in één rechte lijn op hem af.
Fuk, fuk, fuk, fukkadoria, dacht Cees bij zichzelf. Hij kreeg een klap
op zijn rug, die Karsten altijd amicaal bedoelde maar een beetje te
hard uitvoerde.
“Ha die Cees, hoe gaat het ? Zeg, doe mij een wijntje als je wil.”
Cees zuchtte. Hij wenkte naar Rob, die al een wijnglas aan het
oppoetsen was.
“Je bent een schat, Cees. Ik zal je anders mijn nieuwste gedicht
voordragen. Het gaat over schoenlepels.”
Cees knarsetandde. Karsten schreef alléén maar over schoenlepels.
Al decennia lang. Het ene na het andere gedicht over schoenlepels.
Odes aan schoenlepels, sonnetten voor schoenlepels, hermetische
haat-liefde geschriften over schoenlepels, abstracte beschouwingen
van schoenlepels, limerickjes over schoenlepels. Heel af en toe een
verdwaalde schoenlepel haiku.
Karsten zette het glas wijn aan zijn lippen en begon te declameren:
“Lepeltje lepeltje lepeltje. Mijn hoofd op hol. Jouw hoofd op hiel.
Je -”
Cees raakte hem haastig op zijn arm aan:
“Nu even niet, Karsten, als het niet geeft. Ik zit even met een paar
belangrijke gedachten in mijn hoofd en wil me daarop concentreren.”
Karsten sprak met zijn halve mond vol glasrand:
“Ok. Geen probleem.”
René van Densen
43