You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Standdatum : 02-01-2023
De belevenissen van
Li 81-5
C-compagnie
Dutchbatt
UNIFIL
1 e Editie …….. 2023
Schrijver en samensteller: Rob Sondag
Inhoudsopgave
Voorwoord
Inleiding
Periode Assen
• Hoe het begon
• Schoolperiode
• Parate periode
• Opleiding Libanon
• Terugblik
Inzet in Libanon
• Vertrek
• Dutchbatt algemeen
• Opdracht C-compagnie
• C-compagnie algemeen
• Groeperingen
• Operationeel optreden
• Rapportages
• Geweldsinstructie
• Dagelijkse gang van zaken
Israëlische invasie
Na de invasie
• Gewijzigde taakstelling
• Mandaatverlenging en alternatieve inzet
• Bescherming bevolking
• Humanitaire hulpverlening
• De laatste loodjes
• Vertrek naar Nederland
Beschrijving per post
Diversen
• Omgang met de lokale bevolking
• Discipline
• Alcohol
• Verbindingen
• Force Main Reserve
• Tyre Barracks
• Materieel
• Veldpost en communicatie naar Nederland
• WZZ en souvenirs
• Sportwedstrijden
• Hygiëne
• Huisdieren en ongedierte
• Ongevallen en ongelukken
2
• Verlof
• Medalparade
Nabeschouwing
Namenlijst
3
Voorwoord
C(harlie)-compagnie Dutchbatt was om meerdere redenen een bijzondere eenheid zoals blijkt uit de
volgende hoofdstukken. Na een intensieve en drukke opleidings- en parate periode in Nederland een
heftige uitzending naar Libanon met veel gebeurtenissen.
Na zoveel jaren blijven de mooiste en meest bijzondere herinneringen hangen, veel andere
gebeurtenissen vervagen of verdwijnen helemaal uit het geheugen. Dat was in ieder geval bij mij de
situatie. Daarmee verdwijnt ook het totaalplaatje van de organisatie en het optreden van de
compagnie in de periode in Nederland en in Libanon. Ik heb daarom gevraagd om jullie hulp. En die
heb ik volop gekregen. Dankzij jullie bijdrages in de vorm van foto’s, anekdotes, data, (voor)namen,
gebeurtenissen, etc heb ik dit boek over de C-compagnie kunnen schrijven en samenstellen.
In de allereerste plaats is dit boekje bedoeld voor ons zelf, mannen van de C-compagnie. In de tweede
plaats voor onze partners, (klein)kinderen, vrienden en bekenden. Mogelijk kunnen zij door dit boekje
een wat beter idee en gevoel krijgen bij wat wij hebben gedaan en meegemaakt in Libanon en in de
periode daarvoor in Assen.
Ten slotte hoop ik dat dit boekwerkje voor ons ook een aanleiding is om contact te zoeken met de oudcollega’s
van de C-compagnie waarvan we sinds terugkeer in NL nooit meer iets hebben gehoord. Daar
hebben ze mogelijk goede redenen voor. Maar misschien ook wel niet en weten ze gewoon niet hoe
ze contact moeten leggen met andere compagniesgenoten. Kunnen wij nog iets voor hen betekenen?
Hen benaderen met de vraag of ze contact met andere oud-collega’s van de C-compagnie nu na zoveel
jaar later op prijs stellen. Kunnen we collegiale hulp bieden of helpen met doorverwijzing naar
professionele hulp? Welke mensen van de C-compagnie zijn inmiddels overleden? Is er in geval van
een niet-natuurlijke dood een dienstverband? Kunnen wij nog iets betekenen voor de achtergebleven
familie, verhalen delen, geestelijk steun geven, helpen bij het vragen van een dienstuitkering? Wie
hebben a.g.v. de uitzending Libanon PTSS (gehad)? Kunnen wij hen op de een of andere manier
steunen? Hebben ze recht op een Draaginsigne gewonden en willen ze die? Kunnen we daarbij helpen?
Ik hoop dat dit boekwerkje voor ons ook een aanleiding is acties te ondernemen in deze richting.
Rob
4
Inleiding
Dit boek beschrijft de gebeurtenissen van lichting 81-5 vanaf de opkomst in Assen op 9 september
1981 tot terugkeer in september 1982 1 .
De C-compagnie Dutchbatt was een bijzondere eenheid. Bijzonder omdat het één van de weinige en
laatste uitzendingen was waar het gros van het personeel dienstplichtig was. Ook bijzonder omdat de
compagnie gedurende de uitzending te maken had met drie totaal verschillende periodes: in de eerste
maanden het operationeel optreden als buffereenheid, gevolgd door de Israëlische invasie en daarna
een periode met mogelijke alternatieve inzet en humanitaire hulpverlening.
De compagnie had de naam Charlie-cowboys. Hoe die naam tot stand is
gekomen is onduidelijk. Hadden we die zelf bedacht of is die ons gegeven
door anderen, en waarom? Cowboys in de zin van vrijbuiters klopt wel een
beetje. Onze compagnie was eigenzinnig. We deden dingen die niet altijd
precies volgens het boekje waren als we dachten dat het nuttig was. Soms
ook deden we dingen juist wel precies volgens de regels maar dan heel strak,
bijv. het handhaven van de discipline, zowel in de periode Assen als in
Libanon. Vrijbuiters in de zin van op jezelf zijn? Dat was wel zo. Zowel in
Assen als in Libanon traden we als compagnie erg zelfstandig op. In Assen
noodgedwongen omdat het hoger niveau niet veel voor ons deed; in Libanon
vanwege de fysieke afstand tussen de C-compagnie en de rest van Dutchbatt. Vrijbuiters in de
betekenis van ritselen en regelen? Dat was met name in Libanon zeker het geval. Veel spullen die we
via de normale logistieke lijn binnen Dutchbatt niet of in onvoldoende mate konden krijgen, ritselden
en regelden we zelf wel op de een of andere manier. Cowboys in de vorm van een revolverhelden? Dat
waren we zeker niet. Wel hebben we altijd geprobeerd doortastend en doordacht op te treden, en dat
was ook nodig onder de onrustige en onvoorspelbare omstandigheden in Libanon. Maar overmoedig
en roekeloos dat was het absoluut niet.
Zoals bij de meeste uitzendingen komt het gros van het personeel beter terug: rijk aan ervaringen,
(meer) volwassen geworden, zelfstandiger en met de wetenschap wat kameraadschap betekent. Een
klein deel komt er slecht van af. Dat is ook bij de C-compagnie het geval, al weten we niet precies om
hoeveel mensen het gaat. Dit is een zwarte bladzijde in ons boek. Sommigen hebben in mindere of
meerdere mate geleden door hun uitzending. Anderen willen er niets meer van weten en laten ook
niets meer van zich horen. Weer anderen hebben of hadden naar later bleek PTSS. Enkelen, voor zover
bekend, konden het niet langer aan en zijn uit het leven gestapt.
Veel plezier bij het lezen en het doorbladeren van dit boekje. Ongetwijfeld gaat dat leiden tot
herinneringen en herbeleving, hopelijk vooral in positieve zin.
1
Gebruikte bronnen: Boeken “In dienst van de vrede”, “Blauwe baretten Tussen twee vuren in Libanon”,
“Vredesmacht in Libanon”, Dubbel Vier-uitgaves en Achterbaniers mrt-sept 1982, diverse artikelen Militaire
Spectator, brieven van mij naar huis, eigen foto’s en herinneringen.
5
Periode Assen
Hoe het begon
Ergens in de zomer van 1981 meldde zich een aantal beroepsmilitairen, officieren en onderofficieren,
bij de S1 (Hoofd Personeelszaken) van de staf van het 43 Pantserinfanteriebataljon (Painfbat) op de
Johan Willem Frisokazerne in Assen. Zij waren afkomstig van verschillende eenheden uit heel
Nederland. Zij waren aangewezen of vrijwilliger voor uitzending met de C-Compagnie Dutchbatt naar
Libanon in het voorjaar 1982. Het betrof hier de eerste luitenant (elnt) Rob Sondag, plaatsvervangend
compagniescommandant (plvcc), Hans Bruggeman, de compagniessergeant-majoor (csm), de tweede
luitenants (tlnt) Dirk Vuijk, Hans van Lent en Tom Everts, de pelotonscommandanten (pc’n), Douwe
Tjalsma, Adrie van der Linden en Willem Konink, de pelotonssergeanten (ps’n). De
compagniescommandant (cc), kapitein (kap) Cor Aalbregt, zou een paar dagen later volgen. Allemaal
hadden ze al ervaring opgedaan in hun functie. Tom Everts was al uitgezonden geweest naar Libanon.
Hun eerste opdracht was om de opkomst voor te bereiden van de lichting 81-5 die op 9 september
1981 zou opkomen in Assen. Het ging hier om een lichting dienstplichtigen die zich als vrijwilliger
hadden opgegeven om uitgezonden te worden naar Libanon. In die tijd konden dienstplichtigen alleen
op vrijwillige basis worden uitgezonden. Beroepsmilitairen konden wel worden aangewezen. De cc,
plvcc en csm waren aangewezen, alle pc’n en ps’n hadden zich vrijwillig aangemeld.
In Nederland waren wij de A(lfa)-compagnie van 43 Painfbat Regiment Infanterie Chassé. In Libanon
zouden we de C-compagnie van 44 Painfbat (VN) Regiment Infanterie Johan Willem Friso vormen. In
UNIFIL bekend als Dutch Battalion oftewel Dutchbatt.
We kregen de volgende richtlijnen mee:
- Voor de compagnie gold het volgende tijdschema: 4 maanden schoolperiode (sept t/m dec 1981), 2
maanden parate periode (jan t/m feb 1982), ca. 2 weken inschepingsverlof, ca 6 ½ maand (mrt t/m
sept 1982) uitzending, gevolgd door 2 weken ontschepingsverlof en afwikkeling voor klein of groot
verlof resp. overplaatsing;
- De schoolperiode moest blijven zoals die standaard was voor elke pantserinfanteriecompagnie en
mocht dus niet worden gebruikt voor de VN-opleiding;
- Gedurende de beschikbare parate maanden moest de compagnie worden opgeleid en getraind voor
de NAVO-taak bij het 1 e Nederlandse Legerkorps, d.w.z. tactisch kunnen optreden binnen een
pantserinfanteriebataljon. In de parate periode moest ook de VN-opleiding plaatsvinden.
Uitgangspunt daarbij was dat een goede gevechtssoldaat ook een goede ‘blauwhelm’ zou zijn.
Schoolperiode
Bij de opkomst op 9 september 1981 kwamen ca. 350 man opdagen. Hieruit moesten de soldaten en
korporaalsfuncties van een pantserinfanteriecompagnie, een extra pantserinfanteriepeloton, een
mortier- en antitankpeloton worden gevuld.
De dienstplichtigen kozen in hoofdzaak voor Libanon om een interessante, nuttige of avontuurlijke
diensttijd te beleven: “Geld, avontuur, iets van de wereld zien”. Idealistische motieven, zoals het
handhaven van de vrede in Zuid Libanon of iets betekenen voor de bevolking in Zuid Libanon, vierden
zeker niet de boventoon.
Na opkomst zou de zg. schoolperiode van 16 weken volgen. De hiervoor genoemde groep
beroepskaderleden was verantwoordelijk voor de opleiding. Zij kregen hierbij steun van de zg
‘instructieset’ van het bataljon, bestaande uit beroepsluitenants en sergeanten. Uit alle hoeken en
gaten en van alle wapens en dienstvakken waren kaderleden (soms tijdelijk) opgetrommeld om de
schoolset te vullen. Sommigen hadden nauwelijks ervaring met het geven van een basis Algemene
6
Militaire Opleiding (AMO), laat staan een pantserinfanterieopleiding. Deze groep instructeurs bleef tot
aan de parate periode en zou dus ook niet meegaan met de C-compagnie naar Libanon.
In de schoolperiode waren we niet alleen verantwoordelijk voor de opleiding van onze drie eigen
pantserinfanteriepelotons, maar ook voor een mortier- en antitankpeloton en een extra
pantserinfanteriepeloton (?) voor de pantserondersteuningscompagnie.
De schoolperiode voor een pantserinfanteriecompagnie zag er normaliter uit als in onderstaand
plaatje.
2
3
lgemene
pleiding
ilitaire
Selec e
L, G en TLV
Schu ers en plv gpc n
pleiding
L, G en TLV
Schu ers en helpers
plus
unc e
pleiding
pleiding boord
Schu ers I C
Instroom
Chau eurs
0
2
3
Instroom
groepscommandanten
nderdeelsvorming
in groeps en
pelotonsverband
efening
Entre ous, Hazewind,
o terrier, IS , arathon,
etc
7
Waar we dat nodig vonden hebben we de uitvoering van de schoolperiode aangepast, ook al was dat
in strijd met de richtlijnen. Zo is bijvoorbeeld de befaamde oefening Blauw Koord ingevoegd voor
iedereen die mee zou gaan naar Libanon. De oefening Blauw Koord hadden we zelf samengesteld, voor
een deel gebaseerd op de oefening Pantserstorm. Dit was een verplichte oefening voor
pantserinfanteriecompagnieën van 2 weken bij het Korps Commandotroepen. Vanwege tijdgebrek
was de oefening Pantserstorm niet opgenomen in het programma van de C-compagnie.
Tijdens de AMO pantserinfanterie werd (en wordt) veel aandacht geschonken aan discipline en
persoonsvorming.
Discipline is in elke militaire eenheid essentieel. Met het oog op de situatie in Libanon, waar de situatie
onvoorspelbaar was en de posten en patrouilles heel zelfstandig moesten optreden was een goede
discipline van nog meer belang.
De chef staf, een kolonel van 42 Staf Brigade, de eenheid waar 43 Painfbat onder viel, liet de cc,
kap Cor Aalbregt, opdraven omdat het aantal krijgstuchtelijke straffen in zijn compagnie
aanzienlijk hoger was dan het gemiddelde van de brigade. Om die reden verzocht de kolonel Cor
vriendelijk doch dringend om zijn krijgstuchtbeleid aan te passen. Cor antwoordde beleefd maar
resoluut en met redenen omkleed dat hij dat niet ging doen en dat het de bevoegdheid was van
de kolonel als zg. ‘Commanderend fficier’ om straffen van lagere commandanten over te nemen
of ongedaan maken. [We hebben nooit meer iets van de kolonel gehoord.]
Enige tijd later moest de kap opnieuw bij de kolonel verschijnen. De kolonel was van mening dat
tlnt Tom Everts zich had misdragen, toen de kolonel hem had aangesproken dat hij in
gevechtstenue in de officiersmess was verschenen (bij avonddienst was dit echter volgens de
messregels toegestaan, en we hadden als C-compagnie vrijwel elke avond dienst). De kap
antwoordde: “De officiersmess is de enige plaats waar misdragingen zijn toegestaan”. We hebben
daarna nooit meer iets van de kolonel gehoord.
Het aanleren van militaire kennis en vaardigheden is ontzettend belangrijk en noodzakelijk om een
goed militair te worden, maar het werken aan persoonseigenschappen zoals incasserings- en
doorzettingsvermogen, flexibiliteit, verantwoordelijkheidsbesef en zelfstandigheid is minstens net zo
belangrijk. Hoewel de meesten de oefening Blauwkoord alleen zagen als een afknijpoefening, wat het
ook wel was, was het vooral een test op de hiervoor genoemde eigenschappen. Voor de dienstplichtige
kaderleden die pas aan het eind van de schoolperiode instroomden werd een aparte oefening Blauw
Koord georganiseerd.
Oefening Blauw Koord was een fysiek en mentaal zware oefening waarbij iedereen van de C-
compagnie in spe zich moest bewijzen om het blauwe koord te verdienen, en dus mee te mogen gaan
naar Libanon. Dit in tegenstelling tot het personeel dat geplaatst werd bij de bataljonsstaf en de
stafstafverzorgingscompagnie van Dutchbatt. Zij kregen in Assen bij de zg. 42 Administratieve en
Instructie Compagnie (A&I-compagnie) een korte VN-opleiding van twee weken en ontvingen bij het
uitreiken van de VN-uitrusting ook standaard het blauwe koord. 42A&I-compagnie was overigens ook
belast met het afhandelen van uit Libanon terugkerend personeel tot vertrek met groot verlof voor
dienstplichtigen en plaatsing bij een nieuwe onderdeel van de beroepsmilitairen.
In de loop van de schoolperiode vielen diverse soldaten om verschillende redenen af: medisch, sociaal
of ze hadden hun zg. bereidheidsverklaring ingetrokken en wilden niet meer uitgezonden worden.
8
Omdat er ook veel meer manschappen waren opgekomen dan we mee mochten nemen naar Libanon
vond gedurende de hele schoolperiode ook een strenge selectie plaats. De oefening Blauw Koord was
de laatste test. Bij de overgang naar de parate periode mochten we maar een beperkt aantal soldaten
als reserve voor Libanon meenemen. De mensen op de reservelijst gingen mee tot aan de vliegtuigtrap.
Diegenen van de reservelijst die uiteindelijk achterbleven gingen als ze dat wilden, mee met de
volgende lichting.
Tijdens het inschepingsverlof had één van onze soldaten in een dronken bui een kroeg ‘verbouwd’
en werd opgepakt door de Marechaussee. Hij ging dus niet mee op uitzending. De eerste man op
de reservelijst was er blij mee.
Een aantal mannen van 3 Pel ging in hun inschepingsverlof parachutespringen op Texel. Eén van
hen brak daarbij zijn been en kon dus niet mee met onze lichting naar Libanon. Weer een man van
de reservelijst die er blij mee was.
Het waren lange dagen en lange weken in Assen. Vrijdagavond laat thuis en vrijwel iedereen kwam op
zondagavond terug, want maandagochtend om 07.30u begon de week weer met de dagelijks
ochtendinspectie, gevolgd door het compagniesappel. Op een enkele uitzondering na was iedereen
binnenslaper. Aangezien er geen officiershotel was in Assen, waren de luitenants ingekwartierd bij een
ouder echtpaar op een verbouwde boerderij in Witten, dichtbij de schietbaan. In de praktijk sliepen zij
daar alleen op de zondagavond, de andere dagen rolden zij – in strijd met de regels- hun slaapzak uit
op hun bureau in het compagniesgebouw op de kazerne. Op de schaarse vrije avonden was het gezellig
in de compagniesbar, veelal met muziek van Andre Hazes op de achtergrond.
Tijdens een administratieve en financiële controle door de zg. Korps Administrateur was onze
compagniesbar-beheerder, een dienstplichtig soldaat, die niet mee zou gaan naar Libanon, wel
erg eerlijk. Op de vraag van de inspecteur naar de prijslijst in de bar (die verplicht was),
antwoordde hij dat die ergens onder in een la moest liggen. Bovendien zo zei hij veranderden de
prijzen met de dag !?. Hij kon wel de poflijst laten zien (die verboden was). Toen de kas werd
geteld bleek er een tekort van fl 40,-. Na een paar minuten nadenken wist hij het weer: fl 40,- was
uitgekeerd bij flipperkastcompetitie (voor geld gokken was echter ook niet toegestaan). Wat de
uitslag van de inspectie ook was, we mochten gewoon naar Libanon.
Parate periode
Als parate eenheid waren wij de A-compagnie van 43 Painfbat. Het was nog in de tijd van de Koude
Oorlog. 43 Painfbat maakte deel uit van het 1e Nederlandse Legerkorps , dat ter beschikking stond van
de NAVO. Dat betekende dat de compagnieën van 43 Painfbat NAVO-inzetbaar moesten zijn en dus
gewoon alle verplichte standaardoefeningen zoals Entre Nous, Foxterrier, Hazewind, ISK-schietseries,
Pantserstorm, etc moesten uitvoeren. Ook met andere zaken zoals Commandanten Inspecties (CI),
een materieelinspectie door het beruchte Materieel Inspectie Orgaan (MIO), en administratieve en
financiële controles door de Korps Administratie KA kregen de eenheden te maken. Dit leverde een
dilemma op: verplicht opleiden en trainen voor de eerste taak (NAVO) én voorbereiden op Libanon én
dat binnen de beperkt beschikbare tijd. Afhankelijk van het rotatieschema was de uitzendduur van
pantserinfanteriecompagnieën naar Libanon vier of zes maanden. Omdat de C-compagnie
uitgezonden zou worden voor zes maanden en ook de VN-training nog in de parate periode moest
plaatsvinden hebben we het programma voor de parate periode aangepast. Het komt wel een beetje
vreemd over dat de eenheid met de langste uitzending de kortste voorbereiding had.
9
De oefeningen Entre Nous (kennismakingsoefening van nieuwe kaderleden met hun manschappen),
Foxterriër (verdedigende gevechtsacties op groeps-en pelotonsniveau) en Hazewind (aanvallende
gevechtsacties in groeps-en pelotonsniveau) werden gecombineerd in één oefening op het
oefenterrein bij Havelte. In het weekend werd de ouderdag te velde georganiseerd.
Op materieel gebied stond de A-compagnie er in Assen slecht voor met veel achterstallig onderhoud.
De hoge intensiteit van de opleiding en training had ook gevolgen voor de logistiek. Het was constant
een grote uitdaging de compagnie te voorzien van voldoende inzetbaar materieel. Dankzij een grote
inspanning van de beroepskaderleden behaalden we bij de MIO op alle materieelgebieden een goede
score.
Bij één van de laatste onderdelen van de MIO presteerde onze wapenhersteller het om de
wapeninspecteur in zijn hand te verwonden met een drevel die uitschoot. Tijdens de nabespreking
was betreffende inspecteur aanwezig met zijn hand in een mitella. Desondanks kregen we voor alle
materieelsoorten een score ‘goed’, zelfs voor het onderdeel wapens.
10
Achteraf gesproken bleek ook dit een prima voorbereiding, want de logistieke situatie bij de C-
compagnie in Libanon leverde ook de nodige uitdagingen op zo zou later blijken.
Opleiding Libanon
De opleiding voor Libanon bestond uit diverse onderdelen. In de eerste plaats een theoretisch deel,
waarbij onderwerpen als achtergrond van het conflict, cultuur, organisatie UNIFIL en Dutchbatt, etc
aan de orde kwamen. Ook werd aandacht besteed aan zelfhulp/kameradenhulp (ZHKH), sport
(inbegrepen ontwapenen, fouilleren en opbrenggrepen), marsen, NBC, krijgstucht, oorlogsrecht, en
materieelherkenning (met nadruk op voertuigtypen die in Libanon voorkwamen). Een belangrijk
onderwerp was de zg. crosstraining wapens. Alle militairen van de compagnie moesten kunnen
omgaan met alle groepswapens zoals de mitrailleur MAG en .50. Wapendiscipline was essentieel. Bij
elke uitzending vallen slachtoffers door wapenongevallen. Tijdens een driedaags verblijf op het
Infanterie Schietkamp (ISK) konden alle soldaten met hun persoonlijk wapen, FAL, UZI en pistool
schieten. De organieke schutters en helpers schoten met de MAG en TLV 84 mm. Boordschutters
schoten met de .50. Waar mogelijk gezien de beschikbare tijd en munitie schoten ook anderen met de
groepswapens. Er werd ook een demonstratie gegeven van een wapen waar we in Libanon de
beschikking over zouden krijgen, de mortier 2 inch. Hiermee was het mogelijk om zelf lichtgranaten af
te schieten in de directe omgeving.
Chauffeurs en boordschutters oefenden in het rijden met gesloten luiken met de periscoop, en
boordschutters moesten als hulpchauffeur in staat zijn om de YP-408 over korte afstand te verplaatsen.
Ook moest iedereen in staat zijn eenvoudige radioprocedures toe te passen en het doen van
radiomeldingen. Andere onderwerpen waren het aanleren van de theorie en vaardigheden om sociale
patrouilles te lopen (hetgeen totaal anders is dan de tactische patrouilles bij het ‘groene’ optreden),
een roadblock, checkpoint of observatiepost te bemannen en overige diensten op de post. De VNtraining
werd afgesloten met de eindoefening Waak-Saam. Deze oefening vond plaats op het NAVOoefenterrein
Vogelsang in Duitsland. Een oefenterrein dat erg heuvelachtig was en daarmee een
zekere gelijkenis met Zuid Libanon had.
11
Tijdens de oefening werd de gehele compagnie getraind. Er waren hulpleiders en rolspelers aanwezig.
In een paar dagen werd de werkelijkheid nagespeeld die ons in Libanon te wachten stond: het bouwen
van roadblocks en checkpoints, het onderscheppen en ontwapenen van infiltranten, problemen bij de
roadblocks, aanhouden en doorzoeken van voertuigen, gijzelingen, onderhandelingen met strijdende
partijen, etc. Voor het later ingestroomd personeel van de compagniesstaf zoals de voertuigmonteurs
en verbindingspersoneel was dit tevens hun oefening Blauw Koord. Zij liepen met hun normale wapen
en uitrusting, én met hun monteurskist, én met een ransel vol reservedelen alle posten af. Waar wij in
Libanon te maken zouden krijgen met een warme zomer, was het in Vogelsang koud, nat en sneeuwig.
Aan het eind van de parate periode in Assen hebben we nog een boks-avond georganiseerd. Enkele
mannen van onze compagnie tegen die van de nieuwe schoolcompagnie. Wij wonnen.
Terugblik
Terugkijkend was de periode in Assen bijzonder druk en intensief. Het leek
wel op een uitzending voor een uitzending. De ‘groene’ gevechtsopleiding
bleek een goede basis voor het ‘blauwe’ optreden. p elk gebied was het
aanpoten: opleiding en training, personeel en logistiek. Ondanks het
bijzonder drukke programma werd er niet geklaagd. Iedereen was maximaal
gemotiveerd en allen zagen het belang van het overvolle opleidings-en
trainingsschema voor een goede taakuitoefening in Libanon.
Van essentieel belang in de schoolperiode en parate periode waren de
nadruk op een strenge discipline en aandacht voor persoonsvorming ,
mentale hardheid, en een goede fysieke conditie. Dit is ook precies wat je
kon lezen bij binnenkomst op het oefenterrein in Vogelsang “ eer zweet,
minder bloed”.
12
Charlie-compagnie 81-5 voor vertrek naar Libanon
13
Inzet in Libanon
Vertrek
Op 16 maart 1982 vertrok de eerste shift van de compagnie naar Libanon. Tegenwoordig niet meer
voor te stellen, maar voor velen was dit de eerste keer naar het buitenland en voor het eerst met een
vliegtuig vliegen. De tweede shift vertrok een week later op 24 maart 1982.
Bij aankomst op het vliegveld van Beiroet stond de vertrekkende lichting opgesteld. Bruinverbrande
kopjes en een beetje sjofel tenue: vaal blauwe baretten op, versleten gevechtslaarzen, en gekreukte
broeken en overhemden die waarschijnlijk wekenlang onder in een plunjebaal hadden gelegen. Maar
ook viel op de medailles op de borst en de vermoeide gezichten. Ze leken ook veel ouder dan ons. Wat
een contrast met onze bleke, jonge en frisse kopjes, met een felblauwe baret op, strak gestreken broek
en overhemd en keurig gepoetste schoenen. Zij, de ‘oudjes’, riepen naar ons ‘de versen’ om het op de
kazerne en in het vliegtuig gekregen Nederlandse brood aan hun te geven. Dat hadden ze al te lang
gemist. Zouden wij hier over zes maanden ook zo staan?
C-compagnie applaudisseert voor de vertrekkende lichting
Na een korte ceremonie in de voertuigen op weg naar het gebied van Dutchbatt en de C-compagnie.
Tijdens de rit was het stil in de voertuigen door de aanblik van alle kapotgeschoten huizen, gebouwen
en voertuigen.
Na een drie uur durende rit kwamen we aan op de post waar we geacht werden de komende zes
maanden door te brengen. Iedereen had bij de eerste aanblik wel een beetje het gevoel van ‘wat een
bende hier, hoe gaan we hier iets van maken?’. De periode van een week van hand-over-take-over kon
beginnen.
Dutchbatt algemeen
Het klimaat in Zuid-Libanon kenmerkt zich door een warme, vrij droge voorjaarsperiode met
temperaturen rond de 25 graden Celsius, een hete droge zomer met temperaturen oplopend tot de
40 graden Celsius en een natte, kille winterperiode met veel neerslag, soms natte sneeuw en hagel,
met temperaturen van ca graden overdag tot om het vriespunt ’s nachts. et onze uitzendperiode
van maart tot september zaten we dus goed. Over het weer werd ook nauwelijks geklaagd.
De opdracht van UNIFIL was simpelweg gezegd om de diverse partijen in Zuid Libanon uit elkaar te
houden om zo de bevolking rust en veiligheid te bieden. UNIFIL had acht bataljons die allemaal een
eigen nummer hadden. 44 Pantserinfanteriebataljon (VN) oftewel Dutchbatt was nummer 7. Alle
posten van Dutchbatt begonnen daarom met 7-… . Dutchbatt was gestationeerd in het belangrijkste
14
deel van het UNIFIL-gebied tussen de Tyre-pocket en Israël. Het gebied van Dutchbatt was het grootste
en lastigste te controleren bataljonsvak van heel UNIFIL.
Dutchbatt was ca. 800 man sterk. Er waren vijf compagnieën: Staf-en stafcompagnie,
Verzorgingscompagnie, ndersteuningscompagnie (met zes zware mortieren 20mm en zes T W’s
draadgeleide antitankwapens wapens lange dracht) en twee Pantserinfanterie compagnieën (A- en C-
compagnie).
Opdracht C-compagnie
De opdracht van de C-compagnie binnen het verband van Dutchbatt was als volgt:
Naast de hierboven genoemde opdrachten was er ook nog een aantal andere taken zoals
- Afsluiten van Wadi An Nafka
- Voorkomen van infiltraties
- Herstellen nationaal Libanees gezag
- Demonstreren van Dutchbatt aanwezigheid in de belangrijkste plaatsen
- Onderhouden van contact met alle betrokken partijen en lokale bevolking
- Geneeskundige hulp verlenen aan plaatselijke bevolking
Om deze opdrachten uit te voeren was 1 Peloton (Pel) belast met bezetting van post-18 en 7-1A om
het verkeer op de Coastal Road te controleren. 2 Pel bezette de posten 7-17, 7-7A en 7-22 in omgeving
Al Mansuri. 3 Pel met een radarploeg van het Verkenningspeloton was verantwoordelijk voor het
bezetten van alle bovenposten. De bovenposten fungeerden als ‘de ogen en oren’ van Dutchbatt. lle
drie de pelotons voerden daarnaast patrouilles uit. De versterkte compagniesstaf zat in Majdal Zun.
Concreet betekende dit 14 Posten, roadblocks en checkpoints, patrouilles overdag en ‘s nachts, plus ‘s
nachts waarnemings-en luisterposten.
15
Alle posten C-compagnie (groen), patrouilles (rood) en posten IDF en DFF (geel)
C-compagnie algemeen
Het aan de C-compagnie toegewezen vak omvatte ongeveer 40 km2 met een west-oost-lengte van
ca.8 km en noord-zuid-doorsnede van ca. 5 km. De oppervlakte was groter dan dat van de andere
compagnieën van Dutchbatt. De smalle kuststrook is vlak en dicht begroeid met plantages met
bananen- en citrusbomen. Er zijn diverse paadjes en irrigatiestroompjes. Het terrein loopt naar het
oosten op tot enkele honderden meters. Het wordt doorsneden door een diepe rivierbedding, Wadi
An Nafka, die zich heel goed leent voor gedekte verplaatsingen te voet. Aan weerszijden van de wadi
waren diverse grotten waarin infiltranten zich goed konden verstoppen.
16
Grotten in Wadi An Nafka
Wadi An Nafka
In het hele gebied bestaat de bodem uit harde rotsbodem, bedekt met losse rotsblokken en stenen.
Het wegenstelsel is beperkt. De diverse kleine dorpjes zijn met elkaar verbonden door enkele
berijdbare wegen en ezelpaden. Al met al een moeilijk begaanbaar, woest, kaal en heuvelachtig
terrein. Feitelijk was het gebied te groot voor de personele en materiele middelen die we als C-
compagnie hadden. In het zuiden grensde de compagnie direct aan de DFF-enclave. In het
noordwesten scheidde een smalle strook onder beheer van Fijibatt het compagniesvak van de Tyre
Pocket, het belangrijkste bolwerk van de PLO. Fijibatt was in eerste instantie verantwoordelijk voor
het tegenhouden van PLO-strijders die daar vandaan kwamen, maar de Nederlanders hadden weinig
vertrouwen in dit bataljon. verdag hadden de iji’s hun gebied van verantwoordelijkheid redelijk
onder controle, maar ’s nachts waren ze aanzienlijk minder waakzaam. De posten 7-17, 7-22, 7-7A en
7-18 moesten deze zwakte opvangen.
Door de taakstelling, de werkwijze van Dutchbatt en de dislocatie van de C-compagnie t.o.v. het
hoofdkwartier in Harris en de logistieke eenheden in Al Yatun opereerde de C-compagnie nagenoeg
zelfstandig. De veiligste route naar Harris door het vak van de iji’s via de zg. ‘road under construction’,
zo genoemd omdat de weg al jaren in aanleg was, was ca 2 ½ uur rijden. De wegen in de enclave waren
slechts enkele dagen per week open voor VN-verkeer, terwijl de DFF als zij het nodig vonden ook op
die dagen de controleposten sloot.
De C-compagnie was organiek 146 man sterk: 5 officieren, 20 onderofficieren en 149 korporaals en
soldaten. De compagniesstaf bestond uit de commandogroep, de administratie-en
17
bevoorradingsgroep, de compagniesonderhoudsgroep, de keukengroep en de verkenningsgroep (4
Nekaf jeeps). Daarnaast was er een geneeskundige groep (arts met enkele gewondenverzorgers, een
YP-408 gewondentransport en een 1-tonner DAF gewondentransport) onder bevel gesteld. Aan de
bevoorradingsgroep was vanuit de verzorgingscompagnie een transportgroep toegevoegd bestaande
uit twee 3-tonners DAF YA 328 waterwagen, een 3-tonner DAF YA 328 BOS (Brandstof, Olie en
Smeermiddelen) en een YP 408 vracht. Bij post 7-1 was een radargroep van drie man onder bevel
gesteld.
Eenmaal aangekomen in het gebied begon een periode van gewenning en aanpassing aan het vreemde
gebied en aan het omgaan met de plaatselijke bevolking. Ook de mannen onderling moesten aan
elkaar wennen. 24 Uur per etmaal dienst doen gedurende 7 dagen in de week. Omdat per post het
aantal manschappen verschillend was, moesten ook de organieke groepsverbanden worden
18
losgelaten. Informele leiders kwamen naar boven, die soms de formele commandanten in de schaduw
stelden. Op de kleinere posten is dit een enkele keer voorgekomen.
Daarbij moesten we ook leren hoe om te gaan met de bedoelingen van de diverse groeperingen in de
vorm van beschietingen, gijzelingen, infiltraties, etc. De cc van de vorige lichting had ons al
gewaarschuwd: “Je wordt getest; laat meteen je tanden zien”. De vraag die zich zeker in het begin
dagelijks voordeed was “Wie is wie, wat is toegestaan en wat niet?” In deze moeilijke aanloopperiode
bewezen de mannen van de C-compagnie dat de Nederlandse militair, ook als dienstplichtige, beschikt
over een groot incasserings- en improvisatievermogen en flexibiliteit.
Groeperingen
Als C-compagnie hadden we te maken met de volgende partijen.
De Israëli Defense Force (IDF) was modern uitgerust en beschikte over tal van informanten en
elektronische hulpmiddelen om zich voortdurend van de toestand in Zuid Libanon op de hoogte te
houden. De IDF maakte in de enclave de dienst uit en bereidde daar ook hun eigen posten en stellingen
voor. Het kwam bijvoorbeeld regelmatig voor dat 3’s en 0 ’s (gemechaniseerde mortieren)
stellingen innamen in de enclave.
IDF M113’s en M106’s (Mortieren)
In strijd met de VN-resolutie weigerde Israël de bufferzone van majoor Sa’ad Haddad aan U I IL over
te dragen. Israël vertrouwde meer op de effectiviteit van de Haddad-milities, ook wel de “de facto
forces” (D ) genoemd dan op de U I IL-eenheden. Daarmee was de DFF eigenlijk net als UNIFIL een
buffermacht tegen Palestijnse infiltraties. Zo verschafte Israël zich feitelijk twee achter elkaar gelegen
bufferzones. De DFF bestond deels uit dissidente militairen uit het Libanese leger en deels uit lokale
strijders, tezamen geschat op ca 2000 man. Jongemannen uit de enclave werden door de DFF verplicht
geronseld. ok moesten bewoners van de enclave ‘belasting’ betalen aan de mannen van Haddad. De
DFF was in politiek en militair opzicht afhankelijk van Israël. De DFF was voorzien van middelzware
artillerie en mortieren, een aantal gepantserde personeelsvoertuigen en door Israël gereviseerde
Shermantanks. In het gebied van de bovenposten van de C-compagnie tussen de posten 7-2 en 7-5 lag
de DFF-post ‘Tango’. Hier stonden twee stukken artillerie, getrokken houwitsers mm, een halftrack
en een Shermantank.
19
Tlnt Tom Everts en sgt1 Ed Henar op de Shermantank
Elnt Rob Sondag met DFF-ers op ‘T’
20
Sgt Willem Konink en … op de halftrack op Tango
Vlakbij 7-3 was de DFF-post ‘Uniform’. Tussen -1 en 7-2 lag de DFF-post ‘Lima’. Tegenover post -1A
was een ‘mini roadblock’ van de D , post , bestaande uit meestal twee man met persoonlijk wapen.
DFF roadblock A tegenover post 7-1A
De zg. ‘ rmed elements’ waren meestal kleine groepjes infiltranten afkomstig van de alestine
Liberation Organization (PLO). De grootste groepen PLO waren gelegerd in de omgeving van de Tyrepocket.
De PLO had voor de coördinatie met UNIFIL in Tyre een PLO-LSO (liaison officier). De PLO zag
de infiltratiepogingen door PLO-strijders als een soort kat en muis-spel. Als de PLO-patrouilles werden
onderschept was dat pech, volgde overgave aan UNIFIL en werden de infiltranten ontwapend en
teruggezonden. De wapens moesten via via later weer door UNIFIL worden teruggegeven. Daarna
begon het hele spel weer opnieuw. De sterkte van de ‘ rmed elements’ varieerde van enkele
honderden in het UNIFIL-gebied tot enkele duizenden in de Tyre-pocket.
De AMAL (de Hoop) was een Libanese beweging bestaande uit militante moslimstrijders, veelal parttime
in actie komende autochtonen die meestal niet waren geüniformeerd. De AMAL was niet tegen
21
UNIFIL, wilde het officiële Libanese gezag ondersteunen en was anti-PLO, anti-DFF en anti-IDF. Over
het algemeen stelde de AMAL zich in het UNIFIL-gebied zeer coöperatief op.
Ook was er nog het Libanese leger. Een aantal pelotons van het Libanese leger waren bij UNIFILbataljons
geplaatst. Ook bij Dutchbatt, bij de A-compagnie. De C-compagnie bleef er (gelukkig?) van
verschoond.
In het gebied van UNIFIL traden ook ongewapende militaire waarnemers van UNTSO op, een andere
VN-missie die in het hele Midden-Oosten aanwezig is. Deze internationale officieren, in de rang van
kapitein tot luitenant-kolonel, waren goed ingevoerd bij alle partijen en verzorgden de contacten met
de Armed elements, DFF en IDF. Zij deden veelal achter de schermen uitstekend werk voor UNIFIL zoals
het onderhandelen bij uit de hand gelopen conflictsituaties tussen UNFIL-eenheden en één van de
andere partijen.
Operationeel optreden
De C-compagnie vormde in ons gebied van verantwoordelijkheid de buffer tussen de elkaar
bestrijdende partijen, DFF/IDF, AMAL, en de PLO armed elements. Ons optreden kon worden
getypeerd als een combinatie van waarnemen, patrouilleren, bezetten van roadblocks en opvangen
van zg. armed elements.
Elke zaterdagochtend moest de cc naar Haris voor de ondercommandantenvergadering o.l.v. C-
Dutchbatt. ’s iddags vond dan o.l.v. de cc de vergadering plaats van alle postcommandanten van de
C-compagnie op post 7-4.
Postcommandantenvergadering op post 7-4
De opdracht vergde een rond-de-klok optreden. Op 24-uurs basis moest de verbindings-en
bevelvoering verzekerd zijn, moesten op elke post de wachtdiensten gedraaid worden en de
roadblocks bemand. Het operatiegebied was overdag voor alle Libanese burgers toegankelijk. Zij
moesten zich identificeren met hun tazkarah, een identiteitsbewijs. Geüniformeerde of gewapende
personen werden geweigerd. Het werk aan de roadblocks was riskant, omdat het al gauw uit de hand
kon lopen, omdat locals zich ergerden aan de doorzoeking of wachttijden.
Moeilijke situaties konden zich bijvoorbeeld voordoen bij een road block of checkpoint wanneer een
passant een wapen op de controlerende militair richtte omdat hij niet wilde hebben dat zijn auto of
zijn vrouw werden onderzocht. Van de bedreigde militair en zijn collega die van achter de MAGmitrailleur
hem dekking gaf eiste dat een goede zelfbeheersing, zeker tot dat de pelotons- of
compagniescommandant was gearriveerd om te bemiddelen. Een te impulsieve reactie kon grote
gevolgen hebben.
Daarnaast vonden zowel overdag als ’s nachts patrouilles plaats. verdag ging het om het lopen van
sociale of verkenningspatrouilles en het rijden van verkennings-en aanwezigheidspatrouilles. Ook het
22
voorbereiden en innemen van zg ‘blocking positions’, het tijdelijk bezetten van waarnemingsposten en
checkpoints, evenals het beoefenen van de inzet van de Force Main Reserve hoorden bij het
operationeel optreden.
De zg. UNIFIL-radar, een gevechtsveldbewakingsradar met een bereik van ca. 3 km, was op groeps-en
pelotonsniveau goed bruikbaar, net als de schaarkijkers, een kijker op een statief met drie poten die
20x vergroot.
Tot aan de Israëlische inval lag het zwaartepunt van het optreden in de avond en nacht, wanneer het
risico van PLO-infiltraties het grootste was. Omdat het in Libanon vrij vroeg donker wordt gebruikten
infiltranten de avonduren om te proberen door het UNIFIL-gebied te komen zodat ze de rest van de
nacht de tijd hadden om hun actie te plegen in DFF-gebied of in Israël. Om zo effectief mogelijk op te
kunnen treden gold in het gehele Dutchbatt-gebied voor de bevolking een avondklok, de curfew. Van
2 .00 u ’s avonds tot 0 .00u ‘ochtends waren de roadblocks gesloten en was alle verkeer verboden.
Voetgangers mochten zich na tien uur ’s avonds niet meer op straat bevinden. Iedereen die tijdens de
curfew buiten was, was dus potentieel een infiltrant. Deze maatregel was bij de bevolking niet
populair.
Een paar soldaten van 3 Pel waren tijdelijk geplaatst op post 7-17 en 7-22 om daar tot rust te komen
na een spannende periode in de enclave. Toen zij een onderwijzer uit Al Mansuri die zij natuurlijk niet
kenden vroegen om zijn taskara (identiteitsbewijs) weigerde hij deze te laten zien. Daarom wilden de
soldaten hem vastzetten in de bunker. Blijkbaar was hij in het dorp geliefd,-hij was ook van de AMAL-
, en ontstond een oproer van een groot aantal locals tegen de soldaten van de C-compagnie die daar
aanwezig waren. Ook na het uitbrengen van een vuurstoot door de MAG-schutter op de jeep van de
cc, die toevallig net kwam aanrijden, bleef men ageren tegen onze soldaten. Een aantal bewoners
begon met stenen te gooien en de situatie dreigde te escaleren. Met de traangasgranaten die we
hadden en die op de FAL geplaatst konden worden is uiteindelijk de menigte uiteen gedreven.
‘s achts werd met gebruik van de gevechtsveldradars gespeurd naar mogelijke L -infiltranten. Ook
werden waarnemings-en luisterposten bestaande uit twee personen uitgezet. Wanneer iets verdachts
werd ontdekt, werden er patrouilles naar toe gestuurd, te voet of bereden. Met de lichtgranaten, de
zg. flares werd de omgeving tijdelijk goed verlicht. In het gebied van de C-compagnie aan de kuststrook
werkte dat in de sinas- en bananenplantages niet altijd even goed. Daarnaast kon ook met de oude 2
inch mortieren waarover de C-compagnie beschikte lichtgranaten worden verschoten. Met de
lichtgranaten van de zware mortieren van de Pantserondersteuningscompagnie kon over een groter
gebied lichtsteun worden gegeven.
De patrouilles moesten de infiltranten onderscheppen, ontwapenen en uit het gebied leiden. Het
tegenhouden van een groep infiltranten vereiste een flinke dosis tact, daadkracht, moed en geduld.
Vooral het ontwapenen was een riskante aangelegenheid.
Niet iedere militair van de C-compagnie was opgewassen tegen de spanning, die het optreden ’s
nachts opleverde. Een enkeling die daar niet meer tegen kon, werd overgeplaatst naar een
‘kantoor’functie bij de bataljonsstaf in Haris en heeft daar zijn uitzending afgemaakt.
Het 3 Pel op de bovenposten had drie opdrachten: het verkeer op de kustweg in de gaten houden in
nauwe samenwerking met 7-18 en 7-1A, alle activiteiten van de DFF en IDF in de enclave observeren
en melden en het lopen van patrouilles. Soms schoten DFF-ers op VN-voertuigen. Dat was niet altijd
kwaad bedoeld. Soms reden de VN-voertuigen gewoon te hard en dat veroorzaakte weer teveel stof.
23
De Y ’s speelden als pantservoertuig een belangrijke rol door de combinatie van mobiliteit, vuurkracht
en bescherming. Daarnaast droegen ze bij aan een robuust imago en werden ze gebruikt om de andere
partij te intimideren.
Op 2 april wilde een DFF-er post 7-1A passeren om een familielid te bezoeken in Buyut As Sayyid. Hij
weigerde ’t pistool af te geven en zijn taskara te laten zien. Terwijl hij dreigde door te lopen pakte
hij plotseling de UZI af van één van de DB sldn, liep terug naar de D post ‘ ’ en schoot daar het
magazijn leeg. De cc liet een YP van 7-1A en een YP van 7-18 stelling innemen om de DFF post A
onder schot te houden met de zware mitrailleur.50. Een DFF-er klom op de YP en bedreigde de
boordschutter. Na een gesprek tussen de cc en een IDF-militair, die daar was aangekomen, werd de
situatie gede-escaleerd en kreeg de DFF-er opdracht de UZI terug te geven aan de DB sld.
Ook als er niets spannends gebeurde was er altijd een bedrieglijke rust, die op elk ogenblik kon omslaan
in snelle acties. Het moment van alarm was niet te voorspellen. Maar er waren ook dagen dat er totaal
niets gebeurde. Bij de roadblocks moest je altijd rekening houden dat het doorzoeken van de auto kon
leiden tot een gespannen situatie. Sommige incidenten waren bedoeld als een soort test. De
gewapende groeperingen wilden dan intimideren of probeerden uit hoe ver ze konden gaan. Vooral
bij de bovenposten kwam dit regelmatig voor. Het optreden van onze man(nen) ter plaatse bepaalde
of het escaleerde of niet.
p 0 april reden 2 Y ’s van de C-compagnie terug van Haris naar het gebied van de C-compagnie
na een heftige inzet met de FMR. In de buurt van Tyre werden zij ingehaald door een Landrover
bemand met E’s behorende tot l atah ( L ). Door de wat smalle weg ging dat moeilijk. Een AE
vuurde tijdens het passeren een pistoolschot af. Even verder draaide de Landrover en reed de Y ’s
weer tegemoet. De voorste YP stopte en de commandant vroeg wat dat schot te betekenen had.
Tijdens de ontstane discussie arriveerden meer E’s met voertuigen met wapens en nam de
spanning toe. De kap die ook net onderweg was van Haris naar 7-4 gaf de plvcc opdracht een
ma imum aantal Y ’s van de C-compagnie te verzamelen en gereed te houden bij post 7-18. Op
bevel van de cc zouden ze oprukken naar de locatie waar de bedreiging plaats vond. Inmiddels was
ook team Zulu (UNTSO) per radio opgeroepen. Met hun medewerking werd de rust hersteld. Later
bleek de oorzaak van de ontstane situatie: één van de twee Y ’s had een schot .50 afgegeven omdat
de claxon niet werkte (?!).
Door de veelheid aan opdrachten, vaste werkzaamheden en verlofregeling was het niet altijd mogelijk
om een reserve-eenheid of stand-by-eenheid aan te houden. Als versterking nodig was moest op
pelotons-en/of compagniesniveau met alle beschikbare mensen die op dat moment geen (urgente)
dienst hadden met improvisatie zo’n eenheid worden geformeerd.
Als de situatie vroeg om een verhoogde paraatheid of bij alarmoefeningen moest dienst worden
gedaan met binnen-en buitenhelm op het hoofd, scherfvest aan en persoonlijk wapen op de man.
Algehele paraatheid, bijv. bij een artillerie-of mortierbeschieting, betekende iedereen onmiddellijk
naar de bunker m.u.v. mensen die op wacht staan of radiodienst hebben. De bunkers waren half
ingegraven onderkomens versterkt met zandzakken, voorzien van water, verbandmiddelen,
uitbreekmiddelen, een radio-of lijnverbinding en een appellijst.
24
Rapportages
Alles moest worden gerapporteerd. Vanaf de pelotonsposten naar de compagniespost 7-4, en vanuit
7-4 naar de Opsroom van Dutchbatt. Zo waren er zg. Firing Close Reports, Shooting Reports (Shootrep),
Incident Reports (Increps), Violation Reports en Overflight Reports. Hieronder een aantal voorbeelden
van echte rapportages (de teksten zijn letterlijk overgenomen).
Firing Close Rep
23-4 vanuit ID pos “Y” schoten lmg 2 meter langs post -1
26-4 vanuit D pos “ ” 3 schoten hvwpn 20 meter lags post -1
15-5 30 schoten . 0 van “L” binnen 0 meter van -1A, teruggeschoten
6-9 van “T” 2 schoten hvwpn binnen 10 m van 7-5, teruggevuurd
INCREP
p 20 aug werd door de D vanuit ‘T’ gevuurd in de richting van 2 DB militairen die liepen van 7-5
naar 7-3. Als reden werd opgegeven dat Unifil niet meer mocht passeren. Later toen er 7 militairen
terugliepen naar 7-5 werd er weer 2 keer geschoten. Toen de pc kwam informeren liep het op een
gewapend dreigen door de DFF uit. Later werd de pc zelfs klemgereden en na praten kon hij
terugkeren, waarbij nog ongeveer 10 schoten werden afgevuurd.
Op 2 sep kwam bij 7-17 een rode Datsun, waarvan de inzittenden (in burger) weigerden hun voertuig
te laten doorzoeken. De toegang tot de DB AO werd geweigerd. Later bleek dat in het voertuig ene
Feres Cassis zat, berucht en gewapend met een AK47, een pistool en een jachtgeweer. Hij begon
amok te maken en met wapens te dreigen. De cc heeft hem de toegang ontzegd waarop hij DB AO
verliet.
Op 25 sept te 8.55u werd op post 7-17 een DFF-er de toegang geweigerd. De man dreigde met
versterking terug te komen. Te 12.40u naderde een truck met 7 DFF-ers , bewapend met 3
machinegeweren, 5 handvuurwapens en een 2-inch mortier de post. Wederom werd de toegang
geweigerd. Te 12.50u is het DFF-voertuig met bemanning en bewapening naar de enclave
teruggekeerd.
Violation Rep
In de periode 1-15 mei werden 490 IDF vtgn en 1916 AS in de enclave waargenomen.
25
Geweldsinstructie
Belangrijk was de geweldsinstructie. Aangezien UNIFIL een peacekeeping force was, was het gebruik
van geweld alleen in bijzondere situaties toegestaan. De richtlijnen van de VN gaven aan dat er van de
lichte vuurwapens gebruik mocht worden gemaakt, indien er sprake was van zelfverdediging en/of de
taakuitvoering onmogelijk werd gemaakt of bedreigd. Hieraan werd echter toegevoegd dat dan slechts
van vuurwapens gebruik mocht worden gemaakt, nadat alle andere mogelijkheden hadden gefaald en
indien nodig eerst waarschuwingsschoten moesten worden gelost. Daarna pas mocht gericht op de
benen worden geschoten. Voor het gebruik van de zware wapens was nadrukkelijk toestemming van
de Force Commander (commandant UNIFIL) vereist. Doel hiervan was om een geweldsspiraal te
voorkomen.
“ ls je doodgeschoten wordt, of als je maatje doodgeschoten wordt, dan pas mag je terugschieten”
zei tlnt Tom Everts wel eens schertsend. Natuurlijk was dat overdreven, maar het gaf wel aan dat
slechts in uiterste nood geweld mocht worden gebruikt. Dat was voor iedere commandant, maar ook
voor de individuele soldaat bijna elke dag een dilemma, zeker in een omgeving waar andere partijen
er niet voor schroomden geweld te gebruiken. Dit dilemma om niet met dezelfde wapens te mogen
optreden als de andere partijen, bracht bij sommigen een gevoel van machteloosheid teweeg. Juist in
een omgeving zoals Zuid Libanon is een vastberaden optreden noodzakelijk voor de
geloofwaardigheid. Aan de andere kant hadden we als C-compagnie ook een aantal kleine posten die
kwetsbaar waren voor overvallen en gijzelingen in geval we naar de mening van de andere partij te
doortastend zouden optreden.
26
Bij de C-compagnie werd op basis van onze training, bewapening, beoordeling van de toestand en
gezond verstand waar nodig selectief en beperkt geweld gebruikt. Dat dit niet altijd letterlijk conform
de geweldsinstructie was mag zo zijn, maar het hielp wel voor onze geloofwaardigheid. Als
bijvoorbeeld een DFF-er voor de lol of als intimidatie weer eens over één van onze posten schoot,
schoten we met een gelijksoortig kaliber wapen evenveel schoten over hun post terug. Daarna ging
het weer een tijd goed, totdat ze ons weer eens uitprobeerden.
Op een gegeven moment werd een patrouille van de C-compagnie in de buurt van Al Mansuri
beschoten door AMAL. Hierop besloot de cc tot een militaire machtsvertoon met een aantal Y ’s en
jeeps. De dorpelingen schrokken hiervan en al gauw vroeg de mukhtar om een gesprek met de kap.
Deze maakte duidelijk dat een situatie als deze niet meer zou worden getolereerd. Achteraf bleek
C-Dutchbatt het niet eens te zijn met de gekozen oplossing, maar het had wel zijn effect gehad.
In het hele gebied van de C-compagnie bestond er een gezagsvacuüm. Naast het uit elkaar houden van
de partijen moesten we als C-compagnie hier ook de rol van ‘bevoegd gezag’ spelen.
Een vrouw die naast post 7-4 woonde en regelmatig de was deed voor de militairen van 7-4 werd op
een gegeven moment in het zicht van de wachtpost van 7-4 door haar man met een stuk hout in
elkaar geslagen en geschopt omdat ze niet goed gekookt zou hebben. Even later kwam zijn broer erbij
om hem daarbij te helpen. De cc loste een waarschuwingsschot. Daarna werd een schot afgevuurd
door de deur. Toen kwam de situatie tot rust. Een soldaat van 7-4 is als beveiliger voor de deur
geposteerd.
Zo gaven wij bijvoorbeeld jachtvergunningen uit en bepaalden wij wanneer er gejaagd kon worden.
Ook controleerden we op het overtreden van de avondklok. Hierbij ontbrak het ons aan formele
adequate machtsmiddelen t.o.v. de bevolking. Inbreuken op de regels zoals het overtreden van de
avondklok, of jagen zonder vergunning werden dan maar creatief opgelost: een nachtje in de bunker
27
of het in beslag nemen van het jachtgeweer. Zo hebben we ook eens een lagere school gesloten
vanwege (on)hygiënische omstandigheden.
Bij het doorzoeken van een school waar volgens een tip een PLO-patrouille zich in zou bevinden,
gleed de kap bij het aflopen van de trap naar de kelder uit over zo bleek later menselijke ontlasting.
De kap liet de dag daarop een soldaat gekleed met een witte doktersjas en een zg. ‘roze lijst’
(voertuigonderhoud- inspectiekaart) de school inspecteren. a het ‘vernietigend oordeel’ van de
inspecteur sloot de kap de school vanwege gezondheidsrisico’s voor de kinderen. In een gesprek
met de mukhtar werd duidelijk gemaakt dat het geld bedoeld voor onderhoud en schoonmaken van
de school ook daarvoor moest worden besteed. De dag erna was de school schoongemaakt en
werkte de waterleiding weer.
Dagelijkse gang van zaken
Elke dag stond bol van diverse werkzaamheden, vooral operationeel zoals aan het roadblock,
wachtdienst, deelname aan een patrouille, radio-dienst, etc. ls je niet zo’n dienst draaide was het
stand-by, tegelijk corvee, reparaties uitvoeren, wapen-, PSU- en voertuigonderhoud, vuil verbranden,
verbeteren van de onderkomens, toilet ontsmetten, koken, was wegbrengen naar de lokale wasvrouw,
enz. Anderen konden even slapen na een nachtdienst gedraaid te hebben. De gemiddelde werkdag op
een post telde zo tot uur. Brieven schrijven deed je maar in ‘eigen tijd’, die er nauwelijks was.
Per post was er een dienstrooster. Bijna altijd waren er mensen op verlof. Vooral op de wat kleinere
posten was het moeilijk de afwezigheid van verlofgangers op te vangen. Maar een schema is slechts
een schema. Bij de C-compagnie was je vierentwintig uur per dag paraat en elk rooster kon zo worden
omgegooid of verstoord. Bijvoorbeeld door mensen die ziek waren, of zodra er iets gebeurde er
meteen actie nodig was, bijvoorbeeld versterking bij een roadblock of andere post.
Op de meeste posten was sprake van een hechte groepsbinding. Het was niet mogelijk om aan het
groepsleven te ontsnappen. De taakuitvoering was per post betrekkelijk zelfstandig en statisch. Haris
of zelfs de compagniescommandopost 7-4 was voor de meesten al ver weg. Meestal bleven militairen
weken of zelfs maanden op dezelfde plek. Alleen verlof of een lift met de waterwagen of een ander
voertuig van de C-compagnie doorbrak dat patroon. Ook het vullen van zandzakken op het strand was
een geliefd uitje.
In Naqoura was een Nederlandse majoor Sweris geplaatst die verantwoordelijk was voor het inkopen
van het voedsel van heel UNIFIL (food supply officer). Hij nam regelmatig militairen van de C-
compagnie mee op zijn ritjes naar Haris, naar Israël of naar andere locaties. Omdat het niet veilig was
om in Israël als UNIFIL-militair rond te lopen, leende hij zelfs zijn burgerkleren uit, zoals de plvcc en
C-COG hebben ervaren.
N.B. Majoor Sweris heeft later ook een belangrijke rol vervuld bij het oprichten van de Nederlandse
UNIFIL Vereniging.
28
Dienen in Libanon was soms zeer spannend en vermoeiend, maar soms ook doodsaai en eentonig.
Desondanks was er weinig behoefte om tussen de verschillende posten per peloton te roteren. De
kaderleden waren anders dan in de situatie in Nederland 24/7 aanwezig bij hun mannen. Dat maakte
het voor sommige kaderleden lastig om zich bij de mannen staande te houden. Het was een beetje
schipperen tussen kameraadschap en het uitoefenen van gezag. Op je strepen of sterren staan werkte
niet in Libanon.
29
Israëlische invasie
De invasie kwam niet onverwacht. Israël vond al langer dat UNIFIL haar taak onvoldoende uitvoerde
omdat er nog steeds teveel PLO-infiltraties in Israël waren. Bovendien beschikte de PLO over
wapensystemen o.a. Katoesja-raketten, waarmee ze over UNIFIL heen de Israëlische noordelijke regio
Galilea konden bestoken. Al in april rapporteerde de S2 (Inlichtingenofficier) Dutchbatt, dat het niet
de vraag was of Israël een invasie in Zuid Libanon zou uitvoeren maar wanneer. Als voorbereiding
hierop werden bij Dutchbatt en dus ook bij de C-compagnie de alarmeringsinstructies gecontroleerd
en beoefend, en werden de schuilkelders voor zover nodig in orde gemaakt. Ook moesten er
evacuatieplannen worden gemaakt, met voertuigen maar ook voor een verplaatsing te voet.
Burgerkleding en alle niet noodzakelijk privé-spullen werden per post naar Nederland gestuurd.
Bij het maken van de evacuatieplannen kwam de plvcc erachter dat we als C-compagnie wel
voldoende voertuigen en aanhangers hadden om ons gemotoriseerd te verplaatsen, maar dat er te
weinig voertuigen met trekhaak waren. Door de monteurs van de C-compagnie werd op de
autosloperij in Al Yatun een aantal trekhaken van gesloopte Nekafs afgehaald. Die pasten precies
onder achterdeuren van de YP 408. Zo kwam het voor dat er bij de C-compagnie Y ’s met een
waterwagen of aanhangwagen te zien waren. De second kreeg weliswaar onder uit de zak van de S4
(Hoofd Logistiek) van Dutchbatt voor het plegen van ‘illegale modificaties’ aan de Y , maar voorlopig
waren we er als C-compagnie mee geholpen.
.B. We hadden ook bij de ekafs ‘illegale modificaties’ aangebracht door het plaatsen van
‘draadsnijders’ op de voorbumper omdat we vaak met de voorruit omlaag reden.
In de maanden maart, april en mei werd al veelvuldig gerapporteerd over toename van activiteiten
van de IDF in de enclave en aan de grens van Libanon.
Mannen van de bovenposten meldden in die periode dat IDF-personeel zich steeds vrijpostiger ging
gedragen in de enclave. Op 31 mrt kwam een IDF patrouille van 12 militairen met 2 halftracks van de
D post ‘T’ richting post ‘L’. Ter hoogte van post -2 zagen ze één van de mannen van 7-2 binnen de
omheining foto’s maken. Hierop werd agressief gereageerd met 0 schoten, waarna drie Israëliërs de
post binnen drongen. Ze vernietigden het filmrolletje en hebben daarna hun verplaatsing naar post
‘L’ voortgezet. adat C-Dutchbatt persoonlijk zijn beklag had gedaan werd door de IDF excuses
aangeboden voor het voorval.
Ook verlofgangers zagen in Israël verhoogde militaire activiteiten en troepenverplaatsingen. Op 4 en
5 juni vonden er vanaf Israëlische zijde bombardementen plaats op Beiroet. Israëlische artillerie vuurde
30
met een batterij artillerie vanaf positie ‘Lima’ -tussen de posten 7-1 en 7-2-, en met een batterij
artillerie tussen de posten 7-2 en 7-5 onophoudelijk op Palestijnse stellingen in Tyre en omgeving.
IDF schietende artillerie M109’s en een Merkava tank in de enclave
Alle verloven binnen UNIFIL werden tot nader order ingetrokken.
Op zondag 6 juni 1982 trokken drie Israëlische divisiegevechtsgroepen bestaande uit ca. 76.000 man,
meer dan 1200 tanks en 1500 pantservoertuigen over initieel drie assen Zuid Libanon binnen met als
doel de politieke en militaire infrastructuur van de PLO te vernietigen. De codenaam van deze operatie
was ‘ eace for Galilee’. Directe aanleiding was de moordaanslag op de Israëlische ambassadeur in
Londen op 3 juni de week ervoor. De westelijke as ging door de enclave en het gebied van de C-
compagnie. Over deze as verplaatste zich een gevechtsgroep bestaande uit drie gemechaniseerde
brigades versterkt met een pantserbrigade, in totaal ca 22.000 man, 220 tanks en enkele honderden
pantservoertuigen.
31
Bijlage J van het operatiebevel gaf aan hoe te handelen bij een grootscheepse invasie. In hoofdlijnen
kwam het neer op afkondigen van algehele gevechtsvaardigheid, op de post blijven, waarnemen en
rapporteren. In geen geval mocht geweld gebruikt worden of het gevecht worden aangegaan, behalve
uit zelfverdediging.
Rond 09.00u meldde post 7-5 als eerste de nadering van een gemechaniseerde colonne van de IDF.
Vanaf die tijd trokken met vrij grote snelheid pantser-en pantserinfanterie-eenheden onmiddellijk
gevolgd door gemechaniseerde artillerie door de enclave van majoor Haddad en het gebied van de C-
compagnie Dutchbatt richting Tyre Pocket.
De bovenposten meldden alle Israëlische voertuigen die door de enclave trokken. Eén type tank was
niet terug te vinden in de boeken materieelherkenning. Later bleek dit de nieuwste Israëlische tank te
zijn, de Merkava, die zijn vuurdoop onderging bij deze invasie.
32
Onderstaande tekstdelen komen uit een persoonlijke notitie van kap Cor Aalbregt van 12-7-1982
opgemaakt in Majdal Zun.
Om ongeveer 08.45u werd door 7- vanuit de Israëlische grens ‘Yarin’ een gemechaniseerde
colonne gemeld die zich in noordelijke richting, richting Shihin naar post 7-5 verplaatste. Vervolgens
werd deze colonne door alle bovenposten gemeld. 45 Minuten deed deze colonne erover om via de
enclave-route, ahw paraderend voor de cp langs op 7-1 te komen. Elke meter is uiteraard aan het
hogere echelon gemeld. Op het moment dat 7-5 genaderd werd, nl om 09.15u, begaf ik mij met
mijn jeep zo spoedig mogelijk naar de enclave om poolshoogte te nemen. Op het moment dat de
colonne op 7-1 afboog naar post 7-1A bevond ik mij tussen 7-1 en 7-1A in enclave gebied. Ook het
afbuigen van 7-1 richting 7-1A tijdstip 09.45u is aan het hogere echelon gemeld. Voor mij was het
op dat moment duidelijk dat de invasie op handen was. Derhalve verklaarde ik voor 7-1A bijlage J
van kracht door in klare taal opdrachten te verstrekken.
3 : “Scherfvesten aan, ik herhaal scherfvesten aan, binnen/buitenhelm direct bij de hand, alarm
voor uw opstelling, roadblock open laten en verder niets doen. ver” : “ oger, uit”.
Dit was exact conform de bijlage J en conform mondelinge besprekingen in de weken voorafgaande.
Hierop legde ik stilte op op het gehele net met uitzondering van 7-1 en 7-1A om de eerste
grensoverschrijding direct door te kunnen geven en het net vrij te hebben voor opdrachten in geval
op 7-1A de zaak zou escaleren. Deze opdracht gaf ik ongeveer 10 minuten voor de doorschrijding
van 7-1A. Ikzelf zag aan de gezichten van de bemanning van de IDF-spits dat zij zeer gespannen
waren en constateerde ik dat 1A door diverse tankkanonnen bestreken werd.
Al die tijd, dus vanaf 08.45 tot 09.55u werden door het hogere echelon (i.c. hoofdkwartier
Dutchbatt) geen opdrachten verstrekt. Te 09.55u exact doorschreed de eerste tank het roadblock 7-
1A.
: “De tanks zijn gestopt en hebben even gewacht en hebben zich toen in de richting noord
gedraaid waarbij de lopen op ons kotje bleven gericht en ik kon als het ware van de eerste tank toen
de patroon zien zitten. Toen is de eerste M60 mijnenveger dwars over onze richtingaanwijzers
doorgereden, is voorwaarts gegaan. Hij bleef ons onder vuur houden als het ware met zijn loop,
heeft toen het kruis plat gereden en is langs ons kotje gegaan, waarbij de andere voertuigen
volgden.”
: “Toen ik die lopen op onze positie gericht zag staan dacht ik als hij nou een schot afgeeft dan is
het einde oefening voor post 7- .”
: “Van de eerste colonne is een M60 tankdozer in mijn prikkeldraad gereden, heeft ook gedeelten
van stalen staven meegenomen waarbij zijn track is gebroken, een half uur later heeft een tank
precies voor mijn kotje ook zijn track gebroken. ver”.
Vanaf 09.15u trachtte ik de duty-officier aan het toestel te krijgen. Deze was ‘even weg’, ‘in
bespreking’. ok heb ik gemeld dat het dringend was. Te ongeveer 0. 0u werd mij van (i.c. Com
Dutchbatt) het codewoord “ ubricon” gegeven. Dit codewoord was mij onbekend, ook in de
verbindingsbijlage kon dit woord niet teruggevonden worden. Ik liet daarop mijn plaatsvervangend
cc vragen indien mogelijk dit in klare taal te geven: daarna bleek dat het hetzelfde codewoord was
‘als bijlage J is nu van kracht’, iets wat ik dus reeds gedurende 20 minuten hanteerde. Kort hierop
kreeg ik de opdracht de roadblocks te sluiten. Aangezien 1A op dat moment reeds gepasseerd ws
door zo’n 0 pantservoertuigen en er elke 3 a seconden een pantservoertuig langs kwam
(geluidsband) en ik met 18 geen verbinding kreeg als gevolg van het oorverdovend lawaai gaf ik
constant opdracht aan 18 om het roadblock te sluiten. Toen ik verbinding kreeg met 18R en deze
mij meldde dat hij ook reeds doorschreden was en dat steeds voertuigen zijn pist passeerden
besloot ik de opdracht te annuleren en dit aan het hogere echelon te melden.
33
Toen de meldingen van de bovenposten doorkwamen, ging de cc, kap Cor Aalbregt, met kpl Meijer en
sld van Schilfhout meteen op weg naar post 7-1 om de naderende colonnes proberen tegen te houden.
In de haarspeldbocht tussen 7-1- en 7-1A hield hij het pantservoertuig van de Israëlische commandant
aan. Zoals te verwachten was de IDF-officier er niet van te overtuigen om terug te gaan. Een dappere
maar helaas kansloze poging van de cc. Het lawaai van de artilleriebeschietingen en van de passerende
tanks en pantservoertuigen was zo groot dat de oorproppen moesten worden ingedaan.
Het was een juiste beslissing van de cc om
zelf de posten van de C-compagnie
opdracht te geven hun scherfvest aan te
doen en binnen-en buitenhelm op te
zetten, rustig te blijven, geen actief verzet
te bieden en de roadblocks open te laten
en niet te wachten op opdrachten van
Dutchbatt.
De opdracht van Dutchbatt om de
roadblocks te sluiten kwam en te laat en
was volledig in strijd met bijlage J (“Het
trachten te stoppen van een overmachtige
Post 7-1A Tankdozer IDF met kapotte track
tegenpartij is derhalve verboden”). Het
was dus goed dat de cc vanwege de
veiligheid voor zijn mannen ervoor koos deze opdracht niet uit te voeren.
Vanuit de C-compagnie kwam veel kritiek op de instructies van staf Dutchbatt tijdens de inval. Die
kritiek haalde de Nederlandse pers, o.a. in de vorm van een uitgebreid artikel in Vrij Nederland van
24 dec 1983. De kritiek richtte zich op twee punten. Staf Dutchbatt gebruikte een codewoord
‘ ubicon’ dat bij de compagnieën niet bekend was. En de opdracht om de roadblocks te sluiten kwam
te laat (de colonnes waren de posten al deels gepasseerd) en leidde tot levensgevaarlijke situaties.
De wegversperringen van de C-compagnie waren niet meer dan symbolisch. Door verkeerd
manoeuvreren bij de gekruiste stalen balken, de zg. ‘egels’, en de prikkeldraadversperring bij post -
1A werden drie tanks tijdelijk uitgeschakeld vanwege kapotte tracks en aandrijfwielen.
Bij post 7-18 werd het wachtkotje door een tank opzij geschoven.
Er was binnen de C-compagnie een cassettebandje in omloop waarop de radioberichten tussen de
diverse posten en 7-4 te beluisteren zijn. Op de achtergrond zijn schoten te horen en het lawaai van
voorbijkomende tanks en pantserwagens.
34
Later op de dag van de invasie ging de plvcc, elnt Rob Sondag, Kpl Bernard LeCoq en boordschutter
Stoter met de YP via een geitenpaadje naar post 7-6D en vandaar naar de weg in de enclave. Daar
kwamen ze terecht in de colonne pantservoertuigen en tanks van de IDF.
Na de eerste dag van de invasie werden de diensten weer zoveel mogelijk en waar zinvol hervat. Bij 7-
18 en 7-1A werden de roadblocks weer bemand en het verkeer gecontroleerd (m.u.v. IDF-voertuigen)
omdat ook gewapende elementen van de DFF richting Tyre wilden gaan.
35
Aan Israëlische zijde zouden ca. 335 militairen zijn gesneuveld en ongeveer 2000 gewond. Volgens
schattingen zijn enkele duizenden Palestijnen en Syrische militairen omgekomen. Bij UNIFIL viel één
dode te betreuren door artillerievuur, een Noorse militair.
Meer dan 5000 Palestijnen en ca. 300 Syrische militairen zijn gevangen genomen. Syrië had verder ca.
90 vliegtuigen en helikopters verloren en honderden tanks en pantservoertuigen. Op de PLO zijn grote
hoeveelheden voertuigen, wapens en munitie buitgemaakt. Deze werden in Israël ten toon gesteld
voor de Israëlische bevolking en voor toeristen.
36
Na de invasie
Gewijzigde taakstelling
Toen na enkele dagen letterlijk en figuurlijk het stof van de Israëlische inval was neergedaald, werden
een aantal zaken duidelijk. Er was geen direct gevaar voor ons als Nederlandse militairen. UNIFIL was
geen partij in het conflict. Ten tweede dat aan de operationele taak van UNIFIL, het vormen van een
buffer tussen de strijdende partijen, in ieder geval voorlopig een einde was gekomen.
Voor de C-compagnie betekende dit dat posten die bedoeld waren om zicht te hebben op de
infiltratieroutes of die te blokkeren, zoals de bergposten 7-6B, 7-6C en 7-6D, post 7-15A en post 7-7A
geen functie meer hadden. Zij werden eind juni ontmanteld. Post 7-6C is daarna echter weer
operationeel gesteld. Daarvoor werd voor het personeel een boogtent geplaatst. Deze situatie heeft
maar kort geduurd. Extra patrouilles moesten de bewakingstaak overnemen. De Coastal Road werd
volledig beheerst door de IDF. De weg werd ook meteen verbreed en opnieuw geasfalteerd. Dit was
hun hoofd aanvoerroute. De roadblocks 7-18 en 7-1A bleven operationeel om zicht te houden op IDFactiviteiten
(en daarmee zicht op de Israëlische troepensterkte in Libanon) en om het overige verkeer
te controleren, bijvoorbeeld DFF-ers die richting Tyre wilden gaan.
Een falangist uit de enclave vertelde sgt Willem Konink met trots dat hij in sept 1982 mee had
gedaan aan de moordpartij in de Palestijnse vluchtelingenkampen Sabra en Shatila in Beiroet en
hoeveel mensen hij met zijn mes had omgebracht.
Dagenlang zagen we Israëlische trekker-opleggers en vrachtauto’s terugkomen uit Tyre met op de L
buitgemaakt materieel. Ook kwamen bussen langs met vastgebonden en geblinddoekte PLO-strijders
en Syrische militairen.
Patrouilleren en het bemannen van de posten bleef noodzakelijk o.a. om infiltraties van DFF-milities
te voorkomen en om waar te nemen wat voor activiteiten de IDF in ons gebied uitvoerde.
37
In opdracht van Dutchbatt moesten DFF-ers die meereden in IDF-colonnes eruit worden gehaald. Na
een melding van 7-1A dat een DFF-voertuig meereed werd voor de bocht bij 7- een 'hinderlaag’
gelegd. 1 Pel had schutters op het dak liggen en zou een mijnenketting op de weg trekken om het
DFF-voertuig te stoppen. Op bevel nam een YP stelling voor en een YP achter het DFF-voertuig om
die zo te blokkeren. Mannen van 1 Pel wilden de DFF-ers ontwapenen. De situatie escaleerde.
Tijdens de blokkade kwam eerst een kapitein van de IDF en later een kolonel die eisten dat de
blokkade moest worden opgeheven en de weg vrij moest worden gemaakt. Na contact met Com
Dutchbatt kreeg de cc opdracht om de weg vrij te maken.
Later kwam dezelfde DFF-er weer langs met een Israëlisch paspoort.
De eerste weken na de invasie waren alle aanvoerroutes door de IDF geblokkeerd voor VN-verkeer.
Zonder toestemming van de IDF was het VN-voertuigen niet toegestaan de Coastal Road te gebruiken.
Dit had gevolgen voor de aanvoer van voedsel, water, brandstof en post vanuit Haris en Al Yatun naar
onze compagnie. Maar ook de bevoorrading vanuit 7-4 naar onze posten moest via allerlei binnendoor
weggetjes en geitepaadjes.
Mandaatverlenging en alternatieve inzet
Binnen veertien dagen na de invasie werd het UNIFIL-gebied overspoeld door duizenden Libanese
vluchtelingen. Het aantal bewoners in de enclave verdrievoudigde bijvoorbeeld. In Nederland maar
ook internationaal werd gediscussieerd
of UNIFIL moest blijven evt. met een
aangepast mandaat, of teruggetrokken
zou moeten worden. Israël wilde een
nieuwe vredesmacht maar niet onder
VN-vlag.
C-UNIFIL hield ook rekening met
mogelijke alternatieve taken zoals inzet
in Beiroet om de uittocht van
Palestijnen uit Beiroet te dekken. Dit
plan was Task Force Cedar, genoemd
naar de bekende boom die het nationale symbool is van Libanon.
C-Dutchbatt was opgedragen om een zelfstandige compagnie gereed te houden als onderdeel van de
internationale Task Force Cedar. De compagnie moest 160 man sterk zijn, bestaande uit
painfpelotons van elk 38 man uit de A-, C- en Paostcompagnie versterkt met een commandogroep,
geneeskundige groep met arts, tankauto’s, munitiewagen en een keuken. Deze compagnie zou
optreden binnen een multinationale troepenmacht.
“Ik ben voorbereid om naar Beiroet te gaan. In mijn staf worden de plannen uitgewerkt. ok kunnen
wij, na het vertrek van de PLO, worden ingeschakeld om een zekere mate van orde en rust in Beiroet
te handhaven. Ik denk dat dat ik geen enkel probleem zal hebben met het vullen van de eenheden
met vrijwilligers. Iedereen is zeer verlangend om daar naar toe te gaan.”, aldus C-Dutchbatt op 27
juli.
Een onderzoekje bij de C-compagnies wees uit dat bijna iedereen bereid was om vrijwillig na te dienen
voor zo’n inzet.
38
Weer een andere optie was dat Nederland zelfstandig zou besluiten om te stoppen met een bijdrage
aan UNIFIL en daarmee een terugkeer van Dutchbatt naar NL.
Voor de C-compagnie betekenden deze opties onder meer het maken van plannen voor alternatieve
inzet of terugtrekken. Hoe dan ook de C-compagnie moest zoveel mogelijk mobiel kunnen optreden.
Na de Israëlische inval was er een dip te bespeuren, in operationele zin en op het gebied van motivatie.
De training en voorbereiding voor een alternatieve inzet, wat dat dan ook zou mogen worden, bood
een welkome oplossing. De Y ’s werden weer zoveel mogelijk organiek ingericht. Voertuigexercitie,
rijdend in-en uitstijgen, rijden met gesloten luiken, schieten vanuit de Y ’s, etc, het moest allemaal
weer beoefend worden.
Demonstratie voertuigdrills bij 7-22 voor Commandant en plv commandant UNIFIL en C-Dutchbatt
Zo hebben we een keer een bereden tactische verplaatsing gedaan gevolgd door een uitgestegen
aanvallende actie, en dit allemaal met scherpe munitie. De Y ’s schoten met scherp vanaf de hoger
gelegen vuurbasis. Het uitgestegen personeel maakte een omtrekkende beweging door de plantages,
kwam op linie, en na het gooien van scherpe aanvalshandgranaten, ging de eenheid op linie met
scherpe munitie vurend voorwaarts over het aanvalsdoel heen. Een dergelijke oefening zou in
Nederland onmogelijk zijn gezien de veelheid aan veiligheidsmaatregelen die daar gelden.
39
Uitgestegen aanval met vuurbasis
Naast de normale dagelijkse patrouilles werd af en toe een lange patrouille gelopen door de wadi’s.
Deze lange en zware patrouilles waren operationeel gezien niet echt noodzakelijk maar wel goed voor
het moreel en de fysieke conditie.
40
Patrouille door de wadi
Op 17 aug werd het mandaat van UNIFIL toch verlengd met twee maanden met als taak: het
handhaven van de orde en veiligheid in het UNIFIL-gebied, bescherming van de bevolking en het
verlenen van humanitaire hulp.
Bescherming van de bevolking
Het bieden van bescherming aan de bevolking was vanaf het begin al één van de taken van onze
compagnie. Maar na de Israëlische invasie was dit best problematisch. De IDF was heer en meester in
het gebied en trad op als bezettingsmacht. Militairen van Dutchbatt moesten dulden dat de IDF huizen
doorzocht en controles hield. De IDF had ook informanten onder de bevolking om uit te vinden wie
pro-PLO waren. Regelmatig werden mannen uit de dorpen door de IDF afgevoerd.
IDF pakt inwoners op die sympathiseren met de PLO
In het kielzog van de IDF wilden ook Haddad en zijn DFF-ers zoekacties en patrouilles in UNIFIL-gebied
uitvoeren. Hier mocht Dutchbatt wel tegen optreden.
41
Op 16 juli kwam een hoogzwangere Libanese vrouw aan op 7-4. Ze was te voet gekomen uit het
dorp Al Hinnyah ca. 8 km verderop in de bergen (in het gebied van Fiji-batt). Die nacht waren om
04.00u ca 100 Israëlische militairen gekomen. Ze hebben alle mannen uit het dorp verzameld, alle
huizen doorzocht en 17 mannen meegenomen, waaronder haar man en zwager. De Fiji-militairen
hadden niets gedaan. Onze compagniesarts heeft van dit voorval een uitgebreid verslag gemaakt
met een namenlijst van de meegenomen mannen. Dit verslag is doorgestuurd naar HQ Dutchbatt.
NB: UNIFIL was ook niet gerechtigd om hier tegen op te treden en verloor daarmee veel aanzien van
de bevolking.
Humanitaire hulpverlening
De humanitaire hulpverlening was vooral gericht op medische hulp en water- en voedselvoorziening.
Vanuit Nederland werden tonnen met hulpgoederen naar Libanon gestuurd. Bij de C-compagnie
hebben we met drie humanitaire hulpverleningsprojecten te maken gehad.
Het watervoorziening systeem in Libanon is niet erg geavanceerd. Onder de huizen bevinden zich grote
reservoirs waarin het water tijdens de regentijd wordt opgevangen. Dit water is bedoeld als was-en
spoelwater. Drinkwater moet worden gekocht. Op kosten van de Nederlandse regering werden twee
waterreservoirs met een capaciteit van 10.000 liter per stuk naar Libanon aangevoerd. Eén daarvan
werd geplaatst voor de ingang van post 7-4, zodat de wacht zicht had op wat er gebeurde. Het leek
wel wat op een groot opzetzwembad. Lokale watertransporteurs zouden de reservoirs vullen en gevuld
houden, eveneens op kosten van Nederland. Het ging een aantal dagen goed. Inwoners kwamen met
In het kader van het bieden van werkgelegenheid mocht de C-compagnie een Libanees inhuren voor
diverse corvee-werkzaamheden op post 7-4. Salaris was $10 per dag, voor Libanese begrippen niet
onaardig. De cc besprak het met de mukhtar, de burgemeester van Madjal Zun, en vroeg hem om
met kandidaten te komen voor deze baan. De mukhtar kwam na enige tijd met slechts één kandidaat,
zijn zoon Said. Hij moest de baan krijgen.
emmertjes en jerrycans water ophalen. Een ander kwam met een ezel met meerdere vaten. Weer een
ander met de auto met nog meer jerrycans. Dagelijks was er onderling geruzie bij het reservoir omdat
de één meer water haalde dan de ander. De volgende stap was dat sommigen het water begonnen te
vervuilen, zelfs met ontlasting zodat anderen niets meer aan het water hadden. Dat was voor ons de
bekende druppel. We hebben het reservoir weer afgebroken en de inwoners moesten zelf maar weer
hun eigen drinkwater kopen zoals ze dat al jaren deden.
Voor de watervoorziening van vluchtelingen in Madjal Zun hadden we een waterpomp nodig. De
plvcc, elnt Rob Sondag, ging die met zijn chauffeur korporaal Bernard Le Coq en nog wat mannen van
de compagniesstaf wel ‘ophalen’ in Tyre barracks. Voor de zekerheid deed de second zijn
luitenantsterren maar af. Niet lang na terugkeer werd de cc benaderd door de KMar die een
onderzoek deed naar de gestolen waterpomp. Verdachte was een getint persoon klein van stuk. Hij
kreeg 24 uur de tijd om de waterpomp terug te brengen.
42
Kap arts Wim Frankenmolen in actie
deel van de vaccinaties kon worden weggegooid.
In ons gebied woonde een groot
aantal kinderen. Doordat er veel
vluchtelingen waren bijgekomen
steeg dat aantal aanzienlijk. Besloten
werd dat onze
compagniesgeneeskundige groep
een vaccinatieprogramma zou
starten voor de kinderen. Na daar de
nodige bekendheid aan te hebben
gegeven verschenen er behoorlijk
veel moeders met kinderen voor de
eerste vaccinatie. De tweede
vaccinatie moest enkele weken
daarna worden gegeven. Helaas
kwamen er maar weinig moeders
met kinderen opdagen. Een groot
Wegenverbetering was ook een project om de lokale bevolking te helpen. Op 7-4 werd een groot
aantal zakken cement gedropt voor wegverbetering in Madjal Zun. De mukhtar, de burgemeester van
Madjal Zun, liet meteen een paar zakken ophalen. Toen we gingen kijken wat hij er mee ging doen,
bleek dat vooral de stoep voor en de paadjes in en om zijn tuin werden verbeterd. We maakten hem
duidelijk dat dat niet de bedoeling was en dat hij met een plan moest komen voor het verbeteren van
de wegen in en naar adjal Zun. p basis van zo’n plan kon de rest van de zakken cement worden
verstrekt. We hebben hem niet meer gezien. Na verloop van tijd waren de zakken cement hard
geworden en konden we ze weggooien.
De laatste loodjes
Voor het gros van de compagnie leverden de humanitaire hulpprojecten geen werk op. Voor hen
bleven dienst op het roadblock, patrouille-lopen en het doen van oefeningen als voorbereiding voor
alternatieve inzet de dagelijkse gang van zaken.
Om de operationele gereedheid en de discipline hoog te houden besloot C-Dutchbatt om elke
compagnie te onderwerpen aan een zg. Commandanten Inspectie (CI). Elke post werd door een
inspectieteam volledig doorgelicht op het gebied van discipline, onderhoud (wapens, voertuig,
verbindingen, etc), hygiëne, en operationele gereedheid (alarmering, bunker, etc.). Weken van tevoren
begonnen we met de voorbereidingen en was het onrustig bij de posten. Het was wel komisch te zien
als een inspectieteam van 20 (!) personen een post van nog geen 10 man kwam inspecteren. De uitslag
voor de C-compagnie was voldoende tot goed. De hoge eisen van C-Dutchbatt in aanmerking nemend
was dat een prima resultaat.
Natuurlijk hadden we ook zelf van tevoren inspecties gehouden bij de posten als voorbereiding hierop.
43
Toen later ook de optie van alternatieve inzet van de baan was, begon bij iedereen in de loop van
augustus langzamerhand het gevoel in te dalen dat onze missie niet alleen minder spannend was
geworden, maar ook minder zinvol. In de Dubbel Vier, het Dutchbatt-blad was te lezen dat “Bij de C-
compagnie het wapen nu op de van oteren stond”. Bij de mannen viel te beluisteren “ ud is moe;
oud is aan roteren toe”.
Vertrek naar Nederland
Op 22 resp 29 sept 1982 vertrok de C-compagnie in twee shiften terug met een charter van Transavia.
De plvcc en de drie ps’n bleven nog tot okt om de nieuwe C-compagnie te ondersteunen in hun eerste
week dat ze zelfstandig moesten optreden. Zij gingen als zg. na-rotatie met nog vier andere ps’n van
de andere compagnieën terug met een commerciële vlucht van de KLM.
44
Voor vertrek naar Nederland moesten alle plunjebalen worden ingeleverd in de loods van de COG
voor controle op drugs door een hasj-hond van de Marechaussee. Er brak enige hilariteit uit toen de
hond in de plunjebaal van de kapitein een stukje hasj vond. De Marechaussee gaf toe dat hij die er
stiekem in had gelegd om aan te tonen dat de hasj-hond heel effectief was.
In Nederland aangekomen vloog iedereen alle kanten op terug naar huis. Dit was een abrupt en voor
velen een teleurstellende afsluiting van onze missie. Een verzoek van de kap om nog 1 of 2 weken op
te komen in Assen ter afsluiting van de missie was afgewezen.
Voor de administratieve afwikkeling en het inleveren van een deel van de PSU bij 42 A&I-compagnie
moest eenieder nog een dag terug naar Assen. Als je geluk had kwam je daar nog iemand tegen van
de C-compagnie. De dienstplichtigen gingen met klein of groot verlof en weer terug in de
burgermaatschappij. De beroeps werden overgeplaatst en focusten op hun nieuwe functie.
De meesten compagnie-genoten zagen we pas terug bij de eerste reünie in 20…. Een aantal lieden van
de C-compagnie hebben we sinds vertrek uit Libanon nooit meer gezien.
(Om dit soort dompers te voorkomen heeft de Landmacht bij de latere uitzendingen de regeling
aangepast. Een aantal weken na terugkeer in Nederland komt de eenheid weer terug voor een
gezamenlijke medaille-uitreiking in het bijzijn van de familie. Na een periode van rust zien alle collega’s
elkaar weer terug en kunnen familieleden kennismaken met de ‘maten’ waarover ze al veel hebben
gehoord. og later kregen de partners van de militairen als dank voor hun steun als ‘thuisfront’ een
zilveren roos tijdens de medaille-uitreiking.)
45
Beschrijving per post
In dit hoofdstuk wordt een korte beschrijving per post gegeven: ligging, opdracht, organisatie,
bezetting, etc.. Achtereenvolgens de post van de compagniesstaf (7-4), 1 Pel (7-18 en 7-1A), 2 Pel (7-
17, 7-7A en 7-22) en 3 Pel (7-1, 7-2, 7-3, 7-5, 7-6, 7-6B 7-6C, 7-6D en 7-15A).
Post 7-4
Post 7-4 op de heuvel bij Majdal Zun was de compagniescommandopost van de C-compagnie. Van
hieruit werd de compagnie geleid. De csm, smi Hans Bruggeman was postcommandant. Deze post was
ook het logistieke centrum van de C-compagnie.
Bij de administratiegroep bestaande uit de dienstplichtig sergeant-majoor Timmermans en korporaal
Nieboer kon je cash-geld krijgen voor dagelijkse uitgaven of het kopen van souvenirs. Dat bedrag werd
dan verrekend met de wedde en toelage die op je bankrekening in Nederland werd gestort. Ook
hielden zij de verlofschema’s bij.
Op 7-4 werd gekookt voor alle benedenposten. De militairen in de enclave kregen hun eten in natura
en kookten zelf. Korporaal Wilfried van Ingen was de baas van de keukengroep. Hij werkte samen met
zijn koks Renald Tinneveld en Peter Verhaegh. Drietonner chauffeur Ruud Neys bracht het eten bij de
posten.
De bevoorradingsgroep o.l.v. de dienstplichtig sergeant Maris zorgde dat alle posten hun eten (bereid
of in natura) kregen, evenals water en diesel. Water werd bij de posten gebracht door een 3-tonner
waterwagen. Hetzelfde gold voor de diesel, die werd gebracht door de 3-tonner BOS (Benzine,Olie en
Smeermiddelen). Later in onze periode zijn twee tanks van oude VN-tankauto’s op -4 geplaatst met
een pomp erbij. Sindsdien konden de Y ’s van de pelotons op -4 aftanken. Achteraf gezien misschien
niet erg veilig, maar het was wel praktisch gezien de problemen die we hadden met het inzetbaar
houden van de oude 3-tonners.
De compagniesonderhoudsgroep (COG) had een belangrijke taak bij het inzetbaar houden van de
voertuigen, wapens en verbindingen. Sgt1 Ed Henar was de commandant tot eind mei. Hij is daarna
opgevolgd door sgt1 van Lierop. Korporaal Erwin Meier was voertuigonderhoudsmonteur. Arnold
Verhoeven was eigenlijk verbindingsman, maar vanwege zijn opleiding automonteur werd hij ingezet
als voertuigmonteur. Hetzelfde gold voor Zwarts; hij was formeel chauffeur YP-co, het
commandovoertuig van de cc. Ook hij was vanwege zijn technische achtergrond vooral werkzaam als
monteur.
Omdat de afstand voor de geneeskundige steun vanaf de bataljonshulppost in Al Yatun naar de C-
compagnie te groot was, had de C-compagnie een eigen geneeskundige groep. Deze bestond uit een
46
kapitein arts, en een aantal gewondenverzorgers, oftwel ‘hospikken’. Ze hadden de beschikking over
een YP-gewondentransport en een DAF Y-124, gewondentransport, ook genaamd, het
‘dobbelsteentje’.
Naast hun organieke functie draaide al het personeel van 7-4 mee in wachtdiensten, radiodiensten en
patrouilles.
47
Post 7-4
Post 7-18
7-18 Was een belangrijk en druk checkpoint voor verkeer vanuit noordelijke richting afkomstig van
Tyre pocket. Postcommandant was 2 e luitenant Dirk Vuijk. Naast het bemannen van het checkpoint
werden vanuit deze post dagelijks twee patrouilles gelopen. In twee prefabs waren 26 militairen
gelegerd, waaronder Freddy van Honk, Maurice Dassen, Willy van Zon en Remco Verbeek. Schuin
tegenover de post stond het restaurant ‘Shariff’ waar veel passanten op de Coastal oad even
aankeerden. Hier werden af en toe door geestelijke verzorgers van Dutchbatt ook kerkdiensten
gehouden. Bij Shariff werd later ook een zwembad aangelegd.
48
Zwembad bij Shariff met op de achtergrond post 7-18
Post 7-1A
Sergeant (sgt) Stef Czerniawski was postcommandant. Post 7-1A lag onderaan een heuvel langs
de Coastal oad. De voornaamste taak was het bezetten van een roadblock. ’s achts was -1A een
waarnemingspost en bij alarm kon de bemanning worden ingezet als stand-by eenheid. Na de
Israëlische invasie werd in de directe omgeving ook een mobiel roadblock 7-1B gebouwd.
49
Post 7-1A en de DFF-post
Post 7-1A genomen door een kijker vanaf post 7-1
Post 7-22
2 e Luitenant Hans van Lent was postcommandant. Twee prefabs boden 21 man slaapgelegenheid. Hier
zaten o.a. Peter Palsrok, Peter de Veer, Peter Molenaar en Arie Boes, en dienstplichtig (dpl) sgt Luuk
van Veenendaal. Een nishut fungeerde als opslagruimte. Aan de weg lag een klein roadblock. De post
was een belangrijke patrouillebasis. Deze post lag in tegenstelling tot de meeste andere posten niet in
open terrein maar middenin de plantages. Om de kwetsbaarheid te beperken waren om de post de
schootsvelden geruimd.
50
Post 7-17
Deze post lag nabij het dorp Al Mansuri. Het huis met daarachter een prefab stond midden in een
plantage sinaasappelbomen. an de weg lag een klein roadblock dat dag en nacht was bezet. ‘s achts
werden patrouilles gelopen van 20.30u tot 03.00u en twee waarnemings-of luisterposten bezet. Deze
wachtposten hadden goed zicht op de plantages en het omliggende terrein.
Roadblock 7-17
Postcommandant was sgt1 A van der Linden, zijn plv was dpl sgt F van Schaik. Hij zat hier met 17 man.
Opvallend kenmerk in Al Mansuri was een groot gat in de toren van de moskee veroorzaakt door een
granaatinslag.
51
Post 7-17
Post 7-7A
Post 7-7A was aanvankelijk een subpost van 7-7 behorend bij de Paostcompagnie. Postcommandant
was dpl sgt J Bloemsma met de postbemanning sld1 Andre Brouwers en Peter Vellema. Aangezien deze
post op ca. 2 km van 7-22 per voertuig alleen via de C-compagnie bereikbaar was was de post op een
gegeven moment overgegaan naar de C-compagnie. De bijnaam van deze post was ‘het aradijs’. Heel
mooi, maar ook heel eenzaam. De post lag aan het begin van Wadi An Nafka, een uitstekende route
om in en door UNIFIL-gebied te infiltreren. De omgeving was prachtig, weelderige begroeiing en
bloemen en een meertje met kristalhelder water met allerlei beesten waaronder schildpadjes. Na de
Israëlische invasie van 1982 werd de bezetting teruggetrokken op post 7-22.
Post 7-1
Post 7-1 was de eerste van de zg. bovenposten. De post was gebouwd op een hoog terreindeel, pal
aan de Middellandse Zeekust. Het was de commandopost van 3 Pel dat met onder bevel een
radarploeg van drie man van het Verkenningspeloton alle bovenposten (post 1, 2, 3, 5, 6, 6B, 6C, 6D
en 15A) bezet hield. Voor post 7-1 was de belangrijkste taak het waarnemen op de kustweg, in de
enclave en Tyre-pocket. De post telde 9 bewoners. Eén van de prefabs was slaapvertrek, de ander deed
dienst als keuken en gemeenschappelijke ruimte. Postcommandant was 2 e luitenant Tom Everts. Nico
van Hooren en Hans Crombach waren de koks.
52
Radarkotje 7-1
Post 7-2
Post 7-2 lag bij Shama, ongeveer 100 meter onder het Kruisvaarderskasteel. Twee prefabs stonden
dicht bij elkaar. In de nishut stond de douchecabine en konden keukenwerkzaamheden worden
verricht. Vlakbij de post staan twee kleine Libanese winkeltjes.
53
Post 7-3
Post 7-3 lagt bij Tayr Harfa. De post werd bemand door 4 militairen. Deze post had het mooiste huisje
van de bovenposten. Bovenop een huis stond een waarnemingskotje van waaruit de Israëlische grens
was te zien. Om de post te bereiken moet je een roadblock van de DFF passeren. Dat roadblock werd
wel eens dichtgegooid, zodat de mannen op de post alleen nog radiocontact met de buitenwereld
hadden. Daarom had de post altijd een voorraad voedsel.
Post 7-3
Post 7-5
54
Post 7- lag bij het dorp l Jibbayn. Deze post had de demotiverende naam ‘ ort Wanhoop’. Hier
leefden 4 man: sgt Krakau de Jong, kpl de Groot,en de sldn van Hoek en Oesterholt. Waarnemen en
contact houden met de lokale bevolking was hun voornaamste taak.
Post 7-5 Fort Wanhoop
Post 7-6,
Iets noord van het dorp Shihin lag post 7-6, een beetje afgelegen. De vierkoppige bemanning had twee
prefabs ter beschikking en een Damascusshelter.Het is hier wat warmer en stoffiger dan op de andere
posten. Aan de andere kant van de wadi is observatiepost 7-6C zichtbaar.
7-6B, 7-6C, 7-6D en 7- waren de zg. ‘bergposten’. Het leven op deze posten was erg primitief. De
vier militairen op deze posten moesten wel erg goed met elkaar kunnen opschieten omdat ze 24/7
met elkaar zaten opgescheept. Ze waren in hoge mate op zichzelf en op elkaar aangewezen en waren
blij als er eens iemand op een dag langskomt, al was het maar een geitenhoeder.
55
Post 7-6B
Post 7-6C
Op post 7-6C waren 9 man gelegerd. In tegenstelling tot de meeste ander posten hadden zij
zelfs een TV, waarop Israelische zenders waren te ontvangen met behulp van een
kinderwagen op het dak dat dienst deed als antenne. Postcommandant was sgt Willem
Konink.
56
Post 7-6C
Toen na de Israëlische invasie 7-6C werd ontmanteld werd hij postcommandant op 7-3. Toen
7-6C volledig was afgebroken moest de post om operationele redenen weer in bedrijf
worden genomen. Er is toen een boogtent neergezet waar de bemanning in kon verblijven.
Deze situatie heeft echter niet zo lang geduurd.
Post 7-6C tijdelijk
Post 7-6D
Post 7-15A
57
Waarnemingspost 7-15A
Radar 7-15A
58
Diversen
Omgang met de lokale bevolking
Tijdens de zg. sociale patrouilles maar ook daarbuiten werd contact gelegd met de lokale bevolking
door samen de (mierzoete) thee te drinken, ‘sjajen’. (Sjai is het rabisch woord voor thee).
Libanezen zijn erg gastvrij. Eindeloos thee (sjai) drinken. Slurpen is daarbij toegestaan. Voor een gast
is het beste niet goed genoeg, ook al zijn ze straatarm. I.p.v. een vork of lepel wordt een stukje brood
gebruikt, dat je afscheurt van platte ronde broden, die een beetje lijken op pannenkoeken. De
gastheer laadt je bord vol met wat hij denkt dat je lekker vindt. Je moet op tijd bedanken. Om bijv.
aan te geven dat je na zeven glaasjes mierzoete thee niet meer hoeft, moet je je lepeltje over het
glaasje heen leggen.
De huizen van de lokale bevolking waren meestal erg primitief, kaal en onafgewerkt. Vaak slechts één
kamer, waar een aantal opgestapelde matrassen lagen en een kale vloer. Een simpel peertje of TL-buis
als verlichting, maar bijna altijd wel een TV. Soms een foto of goedkoop prentje aan de muur, een
spreuk uit de Koran, of een poster van Ayatollah Khomeiny of Moussa Sadr. Koken werd buiten op een
houtvuurtje gedaan. Soms werd je ook uitgenodigd voor een maaltijd. De vrouwen bleven op de
achtergrond of in een andere kamer als die er was, en kwamen alleen binnen om het eten binnen te
brengen of bij te vullen. De rol van vrouwen is totaal anders dan wij in het westen gewend zijn.
Bekend is het beeld van een Libanese vrouw die met een grote hoop brandhout op haar rug zwoegend
de berg oploopt, terwijl de man ernaast rijdt op een ezel.
Goede verhoudingen met de inwoners waren ook belangrijk. Soms gaven ze ons nuttige informatie.
Toch bleven de contacten meestal oppervlakkig.
Op 15 juni meldde een Libanees bij post 7-18 dat er een aantal dozen met waarschijnlijk munitie in
de plantage lagen. Sgt M. van der Put ging kijken en trof inderdaad 18 dozen aan. Na onderzoek
bleken in de dozen plakken hasj “rode Libanon” te zitten. a melding hiervan stelde de ar een
onderzoek in. Het ging om in totaal 865 plakken van elk 625 gram, in totaal ca 540 kilo met een
handelswaarde van bijna 3 miljoen gulden. In afwachting van overname door de KMar werd de hasj
in de radiokamer van 7-4 opgeslagen. Later is de partij overgebracht naar de KMar-locatie . Volgens
de Dubbel Vier van 22 juni 1982 zijn 623 plakken vernietigd. Wat zou er gebeurd zijn met de andere
ruim 200 plakken?!
De gevonden partij hasj
59
Omdat de C-compagnie een eigen arts en een aantal gewondenverzorgers of hospikken had, werd op
post 7-4 ook dagelijks een spreekuur gehouden voor de lokale bevolking. Die werden goed bezocht
omdat in Zuid Libanon nauwelijks medische zorg voor handen is. Indien noodzakelijk ging de arts ook
op bezoek bij inwoners thuis.
De dokter van de C-compagnie, kapitein Willem Frankenmolen, ging op een gegeven moment op
bezoek bij een gezin waar de baby kokend water over zich heen had gekregen. De baby was ernstig
verbrand en Willem adviseerde om de baby met zijn hulp weg te laten brengen naar een ziekenhuis
voor verdere behandeling. De ouders weigerden omdat ze meer vertrouwen hadden in een
plaatselijke kwakzalver. De baby is helaas overleden.
Dankzij de goede contacten die we hadden met een paar welgestelde Libanese plantage-eigenaren,
min en bu eisal, kregen we via een weggetje door hun plantages toegang tot ons ‘eigen’ Charliestrand.
Door de dagelijkse ‘frustraties’ (geweld, gebrek aan mogelijkheden om in te grijpen, houding van de
bevolking, etc) ontstond in de loop der tijd een andere mening over de bevolking. In direct contact met
de bevolking bleef men over het algemeen correct, maar in gesprekken onderling waren niet altijd
even positieve geluiden te horen. De meningen liepen uiteen van ”Totaal onbegrijpelijke mensen voor
mij” tot “De Libanese bevolking heeft ook recht op een beetje vrede. Daar kunnen wij een bijdrage aan
leveren”.
Oorzaak was mogelijk een te grote onbekendheid met de mentaliteit van de bevolking en misschien
ook een misplaatste vorm van idealisme. Hetzelfde gold ook voor de houding t.o.v. Israëliërs.
Aanvankelijk nog neutraal, maar na de invasie nam de antipathie tegen Israëliërs, m.n. IDF toe. De
voorlichting in Nederland was nauwelijks ingegaan op wat we in onze dagelijkse contacten met
Libanezen, rabieren, oslims, en Joden/Israëli’s te wachten stonden, maar meer op culturele en
politieke aspecten waar we in de dagelijkse praktijk niet veel aan hadden. Militairen van de C-
compagnie hebben zich voor zover bekend nooit, toen niet en later ook niet, in het openbaar kwetsend
of beledigend uitgelaten over de Libanese bevolking of Israëliërs.
Discipline
Vanaf de dag van opkomst tot aan terugkeer is veel aandacht gegeven aan discipline binnen de C-
compagnie. Niet alleen om daarmee een goede taakuitvoering te bewerkstelligen, maar ook voor de
veiligheid van onze mannen zelf. Het begint met uiterlijke discipline. Een strakke uitstraling, correct
tenue en optreden draagt bij aan gezag en vertrouwen van de bevolking en de partijen. Elke soldaat is
het visitekaartje van de eenheid. Een correct uiterlijk voorkomen van ieder individu draagt daarmee
60
bij aan de taakuitvoering van de gehele compagnie. Door voortdurend te hameren op het belang van
de uiterlijke discipline in relatie tot een goede taakuitvoering wordt op den duur ook de innerlijke
discipline vergroot, het verantwoordelijkheidsbesef om de opdracht goed uit te voeren. De lijn tussen
het goed uitvoeren van de opdracht en nonchalance is dun. Tijdens een patrouille onderweg thee
drinken met de inwoners om contact te maken is prima. Een patrouille die niet verder komt dan de
theetafel en daarna de kortste weg terug neemt naar de post voert de opdracht niet (goed) uit.
De lange en fysiek zware diensten hebben meerder malen geleid tot een zg. wachtdelict, waarbij een
militair tijdens zijn dienst als schildwacht, radiowacht of op een waarnemings- of luisterpost in slaap
valt. Formeel is dat een strafbaar feit, en omdat het gebeurt onder operationele omstandigheden zou
dat e tra zwaar moeten worden bestraft door de rijgsraad. Voor zover bekend heeft zo’n geval zich
voorgedaan bij de C-compagnie. Ondanks het verzoek van de cc om deze zaak als een zg. ‘oneigenlijk
krijgstuchtelijk vergrijp’ zelf te mogen afdoen is dat door het hoofdkwartier Dutchbatt geweigerd.
Betrokkene is na terugkeer in Nederland na de uitzending alsnog moeten voorkomen bij de Krijgsraad.
Later is het bij de C-compagnie wel voorgekomen dat wachtdelicten door de cc zelf mochten worden
afgedaan. Dat was ook voor betrokkene gunstiger: sneller, geen zitting bij de Krijgsraad en geen
strafblad. De geldboetes hiervoor lagen tussen de 200 en 500 gulden.
Alcohol
Er bestond een groot verschil in het alcoholbeleid tussen de C-compagnie en de eenheden in Haris en
Al Yatun. Daar was de regel dat men tijdens of in de uren voorafgaand aan de dienst geen drank mocht
nuttigen. In de praktijk betekende dat dat de meeste militairen na einde dienst rond .00 of ’s avonds
naar de mess of kantine gingen. Omdat bij de C-compagnie op elk moment een noodsituatie kon
ontstaan was iedereen 24/7 bezig met een dienst of stand-by. Om deze reden gold bij de C-compagnie
een totaal alcoholverbod (m.u.v. de BBQ op het strand). Toch werd ook hier tegen gezondigd, getuige
de bierblikjes die wel eens in de schijtraket werden gevonden.
Klasse 1 (eten)
Elke dag kwam een KL1 koelwagen uit Al Yatun voedsel in natura brengen naar post 7-4. In de keuken
daar werd door de keukengroep dagelijks het eten bereid voor de benedenposten. Met gamellen
werd het warm eten en andere etenswaren naar de posten gebracht. De bovenposten kookten
allemaal voor zichzelf en kregen het eten in natura aangeleverd.
Als C-compagnie hadden we meerdere malen onenigheid met het Hoofdkwartier van Dutchbatt over
het eten. Naar onze mening voldeed het voedsel niet, zowel kwantitatief als kwalitatief. Een deel van
de manschappen kreeg last van uitslag. Volgens onze arts vanwege vitaminetekort.
We hebben eens al het eten voor een soldaat voor een dag in een zakje gedaan. De kap heeft dit
laten zien tijdens een ondercommandantenvergadering in Haris hoe weinig eten elke soldaat per dag
kreeg, terwijl hij wel 14 tot 18 uur per dag dienst moest doen. We zijn ooit naar de
bevoorradingsloods in Al Yatun gegaan en hebben daar een 3-tonner en 1-tonner volgeladen met
etenswaren. Bij terugkeer hebben we die meteen bij post 7-18 verdeeld over de pelotons.
Toen een van onze koks klaagde toen hij van de KL1-chauffeur een krat met bedorven prei kreeg, gaf
de kap deze chauffeur de opdracht om de deze krat met bedorven prei mee terug te nemen en uit te
storten op het bureau van de majoor Hoofd Sectie 4 (verantwoordelijk voor de logistiek binnen
Dutchbatt). In de volgende ondercommandantenvergadering in Haris kreeg de kap hiervoor onder uit
de zak van Com Dutchbatt.
61
De KL1 koelwagen was onderweg naar post 7-4 uit de bocht gevlogen en op zijn kant terecht
gekomen. De chauffeur liep naar 7-4 en het ongeval werd per radio aan het hoofdkwartier gemeld.
Even later werd via het bataljonscommandonet gemeld dat de chauffeur bij terugkeer een fikse douw
stond te wachten. Ook via Radio Dutchbatt werd dit omgeroepen. Sindsdien werd Radio Dutchbatt
Radio Douwbat genoemd.
Verbindingen
Dag en nacht moesten de verbindingen gegarandeerd zijn: tussen alle posten en de
compagniescommandopost 7-4, en tussen 7-4 met het hoofdkwartier van Dutchbatt. Met HQ
Dutchbatt bestonden twee radionetten: het bataljonscommandonet voor operationele berichten en
het bataljonsverzorgingsnet voor logistieke- en personeelsaangelegenheden.
p compagniesniveau werd op codewoord ‘ liebol’ van de operationele frequentie overgeschakeld
naar een andere frequentie voor de minder belangrijke berichten. De radiokamer op 7-4 was 24/7
bezet. Alle militairen van 7-4 draaiden mee in deze dienst. De inkomende en uitgaande berichten
werden in een logboek genoteerd. p de kamer van de cc en plvcc stond het zg. ‘stress-kistje’. Hierin
zaten de afstandsbedieningsapparatuur en een luidspreker. Cc en plvcc konden zo ’s nachts de
berichtgeving half slapend met één luisterend oor volgen en zo nodig meteen ingrijpen. De radio’s op
de posten van de pelotons waren oorspronkelijk de radio’s die in de Y ’s zaten voor bereden optreden.
Ook was op elke post de radio 24/7 bezet. Belangrijke berichten moesten ook daar worden genoteerd
in het radio-logboek. Voor uitgestegen werk en patrouilles waren er draagbare radio’s. De L
draagbare radio’s voldeden niet qua bereik (3 of 8 km) en niet v.w.b. de accuduur. Daarvoor in de
plaats kregen we merikaanse radio’s, de C-77, met een groter bereik en met wegwerpbatterijen.
Volgens de bataljonsverbindingsplannen zou er ook een lijnverbinding (de zg. ‘WD TT’) moeten liggen
tussen de posten onderling, en tussen de compagnieën en het hoofdkwartier in Haris. Daarvoor
beschikte elke compagnie ook over soldaten lijnwerkers. In de praktijk werkte dit niet. De lokale
bevolking knipte hele stukken lijn eruit en gebruikte die als waslijndraad of elektriciteitsdraad.
Toen we in Libanon aankwamen bestond er nog geen rechtstreekse telefoonverbinding met
Nederland. Er was wel een telexverbinding met Nederland. In de tijd van onze uitzending is op 14 mei
bij het hoofdkwartier van Dutchbatt een telefoonlijn naar Nederland gerealiseerd via Radio
Scheveningen (Dutchbatt werd in dat systeem beschouwd als een ‘schip’). Hier kon je naar L bellen
voor fl 6,50 per minuut met een maximum van 5 minuten. Deze verbinding bleek nuttig toen als gevolg
van de Israëlische invasie alle verloven werden ingetrokken en de familie in Nederland zo kon worden
geïnformeerd.
Op een dag hoorde de kap op de luidspreker van het stress-kistje iemand zeggen “ ara, wie ben
ik?”. Helaas voor betrokkene herkende de kap zijn stem meteen. Hij gaf hem de opdracht om zich
om te hangen en zich te voet te verplaatsen naar post 7-4 en zich bij de cc te melden. Enkele uren
later meldde betrokkene zich, kreeg ongenadig uit de zak van de cc en kon daarna weer teruglopen
naar zijn post.
Force Main Reserve (FMR)
Vaak ook Force Mobile Reserve genoemd. Dit was de troepenreserve van UNIFIL. Het laatste redmiddel
indien ergens een UNIFIL-bataljon de situatie niet meer onder controle kon houden met eigen
middelen. Omdat Dutchbatt binnen UNIFIL het zwaarst bewapend was, leverde Dutchbatt een groot
aandeel in de FMR. Elke painfcompagnie leverde één peloton, de Paostcompagnie een mortierpeloton
en twee stukken TOW (anti-tank wapens lange dracht). De commandant was altijd een Nederlandse
62
officier van Staf Dutchbatt. De andere bataljons leverden eenheden van pelotonsgrootte. Bij inzet
bestond de FMR uit gemiddeld 100 militairen.
Tyre Barracks
Tyre Barracks was een kazerne van de VN in Tyre. Om te voorkomen dat deze kazerne door de PLO zou
worden bezet liet UNIFIL daar wacht draaien. De zeven bataljons van UNIFIL leverden bij toerbeurt
een bijdrage aan de eenheid van ca. 100 militairen. Dutchbatt leverde een eenheid van
pelotonsgrootte. Tijdens de Israëlische invasie bevonden zich onder de 32 Dutchbatt-militairen op Tyre
Barracks ook militairen van de C-compagnie waaronder sgtt van Schaik. Tyre Barracks lag langdurig
onder voortdurende beschietingen van de IDF. De PLO had een luchtafweergeschut pal tegen de
muren van de kazerne geplaatst in de hoop zo niet beschoten te worden. Eén van de
waarnemingstorens werd door een granaat getroffen. Diverse granaten zijn terechtgekomen op en
tussen de gebouwen. Gelukkig bleef al het Dutchbatt-personeel ongedeerd.
Materieel
De logistiek bij de C-compagnie was vanaf de eerste tot de laatste dag een groot zorgpunt. Dit had
onder meer te maken met het feit dat alle voertuigen oud en versleten waren en vanwege de afstand
tussen de C-compagnie en de rest van Dutchbatt, waardoor de logistieke aanvoer moeizaam verliep.
Bij aankomst op 7-4 kreeg de plvcc, verantwoordelijk voor de logistiek van de C-compagnie meteen
een goed beeld van de staat van het materieel op 7-4. Van de vijf Nekafs reed er maar één, en vraag
niet hoe. De Nekaf reed, maar had totaal geen verlichting. Van sommige Nekafs was het chassis
volledig doorgescheurd. De keuken van de compagnie vloog regelmatig in brand omdat die brandstof
lekte. De 3-tonner waterwagens waren ook regelmatig defect. Als alternatief werden locals ingehuurd
die dan met een tractor en waterwagens de posten voorzagen van water.
De YP-408, de Nekaf en de DAF 1- en 3-tonners (YA-314/328/124) waren in feite al versleten (gebouwd
in de 50/60-jaren) toen ze in 1979 naar Libanon werden verscheept. Ze waren al ouder dan de
chauffeurs die er mee reden. De voertuigen waren ook niet echt geschikt voor het werk in
geaccidenteerd en rotsachtig terrein. Het in bedrijf houden van dit verouderd materieel vergde van de
pelotons en de compagniesstaf een onevenredig zware belasting.
YP met pech onderweg
63
Bij het bezoek van Staatssecretaris Stemerdink aan Dutchbatt in mei 1982 noemde hij de toestand van
de voertuigen rampzalig. De militaire vakbond stelde zelfs dat de meeste jeeps en 3-tonners in
levensgevaarlijke toestand verkeerden.
Het kwam voor dat bij de YP 408 de startmotor defect was, en het lang duurde voordat de nieuw
aangevraagde startmotor binnen was. Om de YP toch operationeel beschikbaar te houden werd de
YP op een helling geparkeerd. Door hem ervan af te laten rollen en dan in de versnelling te zetten,
kon hij toch gebruikt worden.
Vanwege het ruige terrein sleten de banden van de YP sneller dan dat ze konden worden aangevoerd.
Indien nodig kon het tweede voorwiel, dat niet werd aangedreven maar wel meestuurde, omhoog
worden gezet. Zo konden beide wielen dienen als een soort reservewiel.
In navolging van de belofte van de staatssecretaris kwam in augustus een team van de Directie
Materieel Koninklijke Landmacht (DMKL) uit Nederland om de inzetbaarheid te verhogen en de
logistieke situatie weer ‘organiek’ te maken, het zg. oppepteam. lle materieel werd opnieuw
geïdentificeerd, geteld, geïnventariseerd en herverdeeld. Te grote voorraden reservedelen werden
weggehaald bij de compagnieën en teruggeboekt naar het Herstelpeloton. Vanwege onze dislocatie
had de C-compagnie (heel) veel reservedelen waarop we formeel geen recht hadden. Ook hadden we
e tra gereedschapsuitrustingen ‘geregeld’ om meer mensen met een civiele technische achtergrond
mee te kunnen laten sleutelen. Nadat de inspectieploeg alles had weggehaald wat we volgens het
boekje niet mochten hebben, zat onze C-COG er totaal verslagen bij in een vrijwel lege
onderhoudsloods. Binnen een week stonden bijna alle voertuigen van onze compagnie stil. Starre
toepassing van de in Nederland geldende regels en maatstaven waren blijkbaar belangrijker dan
flexibiliteit en improvisatie zoals de situatie in Libanon en de operationele omstandigheden vereisten.
Verder was het gebrek aan bouwmateriaal, vooral cement, stenen en hout een zorg Hierdoor waren
niet alle posten en opstellingen goed en veilig. Schrijnend was dat elders binnen UNIFIL cement werd
gebruikt voor mooie looppaadjes en voor een tennisveld. Al gauw ontstond bij ons het idee om dan
maar wat bouwmateriaal en andere benodigdheden zelf te gaan ‘ritselen’, hetgeen dan ook regelmatig
gebeurde.
Om de paar weken ging de plvcc met een paar man van de compagniesstaf naar Haris en Al Yatun voor
een logistieke ‘ritsel-en regel’-tocht. In Al Yatun werd tijdens de siësta (voor het personeel in Haris en
Al Yatun) de autosloop bezocht bij het Herstelpeloton van de Technische Dienst. Van de total loss
gereden voertuigen die daar lagen (Nekafs, 1-, 3- en 6-tonners en Y ’s 0 ) werden alle mogelijk
bruikbare onderdelen afgeschroefd om onze reservevoorraad weer op peil te brengen. Ook in de
magazijnen van het Bevoorradingspeloton en van het Genie-peloton werd meestal succesvol
‘gewinkeld’.
64
Kpl Meier en kpl le Coq op de sloop
Op post 7-6C waren 9 mannen gelegerd, er waren echter maar 7 borden beschikbaar waardoor de
mannen om beurten moesten eten. Toen de gasdrukregelaar kapot was ontstond er een probleem
omdat in heel Dutchbatt dit onderdeel niet meer verkrijgbaar was en post 7-6C hun eigen potje
moesten koken. Sgt Willem Konink wist bij Frenchlogbatt in Naquara al deze spullen en nog veel
meer andere zaken te regelen.
De Nederlandse gevechtspakken voldeden niet, omdat ze in de zomermaanden te warm waren. Het
invoeren van de wat luchtere Franse gevechtspakken bracht verlichting. De Franse gevechtspakken
waren wel wat ruim. De meeste mannen lieten ze vermaken. Militairen uit Haris en Al Yatun waren te
herkennen omdat hun vermaakte Franse gevechtspakken een naad voor op de broek hadden. Dat
wilden wij bij de C-compagnie dus per se niet. Wij wilden niet aangezien worden voor de zg. ‘soft
sector’.
Veldpost en communicatie naar NL
NL DET UNIFIL NAPO 25
3509 VP Utrecht-Veldpost
Dit adres kende iedereen, militairen en familieleden. Brieven en pakjes waren extreem belangrijk. Op
de dagen dat de post moest komen, sprak iedereen er de hele dag al over: “Vanavond post, hè“.
’s achts rond 2 .00u kwam de post aan op de commandopost van de aostcompagnie. Wij stuurden
dan een voertuig daarnaartoe om de post van de C-compagnie op te halen. Daarna werd de post
meteen op 7-4 gesorteerd voor alle posten en vervolgens daar afgeleverd of opgehaald.
65
Post sorteren op 7-4
De post was bijna van levensbelang. Als iemand geen post had gekregen had betrokkene een baaldag.
Omdat post naar en van Nederland lang onderweg was (gemiddeld duurde dat wel twee weken)
kregen de meesten meerdere brieven of pakjes tegelijk. Vooral op de afgelegen posten waar niet veel
gebeurde werden veel brieven geschreven en gelezen.
Sld Sintniklaas van 3 Pel had een brief gestuurd naar het weekblad Story. Dat (vrouwen)blad had
een afdeling genaamd ‘Lieve ona’ waar mensen een vraag naar toe konden sturen om een
probleem aan Mona voor te leggen. Het probleem dat Sintniklaas voorlegde was dat hij en zijn
maten in Libanon zaten en graag post wilden ontvangen van vrouwelijke leeftijdsgenoten. Die brief
leidde ertoe dat na een paar weken er postzakken vol met brieven en kaarten (ruim 500!) naar
betrokkene werden gestuurd. Zoveel zelfs dat hij ze verdeelde over zijn collega’s. De brieven met
foto’s van de mooiste meisjes beantwoordde hij natuurlijk zelf. f deze actie heeft geleid tot
blijvende relaties is niet bekend.
Het bleef niet alleen bij brieven. Er werden ook pakketjes verzonden met allerlei lekkernijen uit
Nederland. Ook gingen er veel postpakketjes vanuit Libanon naar Nederland. Deze pakketjes moesten
van te voren open worden aangeboden aan de csm, sergeant-majoor Hans Bruggeman. Hij
controleerde het pakje dan op verboden waar, zoals messen, wapens, drugs, etc. Ook deed hij de
valproef: het pakje van 1 ½ meter laten vallen om te zien of de waar goed genoeg was verpakt om
heelhuids in Nederland aan te komen. De pakketjes bevatten veelal Libanese kleding, kleedjes,
waterpijpen, cassettebandjes, flessen alcoholische dranken, en souvenirs.
WZZ en souvenirs
De Welzijnszorg (WZZ) had een winkeltje in Haris waar je allerlei spulletjes zoals Dutchbatt- of UNIFILhanddoeken,
schildjes, trainingspakken, T-shirtjes, petjes, muziekcassettes, radio’s, fotorolletjes, etc,
kon kopen. Ze hadden ook een mobiele winkel, de zg. ‘klep-kar’, genoemd naar kapitein lepke , één
van de eerste commandanten van de WZZ in Libanon. Om de paar weken kwam de klepkar ook naar
de posten van de C-compagnie.
66
Bij de WZZ haalden we videorecorders en videobanden voor gebruik op de posten. Via de WZZ konden
ook foto’s’ worden ontwikkeld en afgedrukt. mdat niet altijd alle foto’s’ werden ontwikkeld (omdat
er mogelijk DFF-personeel of materieel op stond) en fotorolletjes regelmatig zoek raakten, stuurden
veel mensen hun fotorolletje per post naar Nederland om ze daar te laten ontwikkelen en afdrukken.
De WZZ zorgde ook voor sportmateriaal voor op de posten en voor Nederlandse kranten en
tijdschriften. Op verzoek van de plvcc die min of meer als grap was bedoeld, kregen we op een gegeven
moment zelfs surfplanken voor onze compagnie.
Regelmatig kwamen plaatselijke handelaartjes met hun auto bij de posten om hun waar te verkopen.
Bijv. Sammy ‘gold’, die zijn waren uitstalde op de motorkap van zijn auto. Het in vergelijking met
Nederland donkerder 18 karaat goud mocht je meenemen naar NL om het daar te laten testen.
Sammy Gold
Initiatiefrijke Libanese jongens begonnen in de buurt van VN-posten winkeltjes waar van alles te
koop was. Bij ons was dat Hassan. Hassan trad ook vaak op voor ons als tolk. Geliefd waren gouden
sieraden voor de familie thuis, muziekcassettebandjes, horloges en Ray-Ban zonnebrillen. En dat
allemaal natuurlijk voor een ‘special price for a special friend’.
67
Winkeltje van Hassan
Je kon betalen in dollars of in Libanese livres (ponden), meestal ‘Libanese lipjes (LL)’ of kortweg
‘lipjes’ genoemd. ok populair waren de ierre Cardin herenslipjes voor 3LL, ca fl , 0.
De WZZ nodigde ook artiesten uit om in het Dutchbatt-gebied op te treden. Eén ervan is de bij Libanonveteranen
bijna legendarische Ierse country-en rockzanger Michael Robinson die maar liefst 13 keer
heeft opgetreden voor de militairen van Dutchbatt. Hij heeft ook voor de C-compagnie opgetreden bij
Shariff.
Optreden Michael Robinson bij Shariff
Anders dan andere artiesten was hij ook niet te beroerd om te voet of desnoods per ezel naar
buitenposten te gaan om daar voor de bemanning op te treden. Hij vond dat het dankbaarste publiek.
Het verhaal gaat dat hoe meer hij dronk hoe beter hij ging zingen. Hij is later gaan samenwonen met
68
Wendy Broesder; ten tijde van onze uitzending was zij kapitein korpsadministrateur in Haris. Michael
is in 2014 overleden.
Op Koninginnedag trad Hansje Ravensteijn met een uitdagende show op in Haris. De wulpse blondine
trad op in een gewaagd tijgerjurkje. Om de locals niet te shockeren hadden wij bij het optreden van
Hansje op post 7-4 het podium (laadbak van een drietonner) buiten het zicht van de bewoners
geplaatst. In Haris vond het optreden echter plaats op het dorpsplein toegankelijk voor alle inwoners
van Haris. Toen Libanese jongeren haar op het podium wilden betasten en een Libanese jongen met
zijn brommer het publiek inreed brak er een grootschalige vechtpartij uit tussen UNIFIL-militairen
( ederlanders, iji’s en anderen) en mannelijke inwoners, waarbij ook door locals werd geschoten.
De WZZ officier werd met een stoel op zijn hoofd geslagen en de geluidsinstallatie en podium werden
vernield. Na inzet van een deel van de FMR keerde de rust weer terug. De WZZ-majoor werd
afgevoerd naar het VN-hospitaal van Swedmedcoy in Naquara. Toen ze daar hoorden wat er was
gebeurd, dat betrokkene door locals werd bedreigd en dat hij van joodse komaf was, werd hij direct
uit het hospitaal ontslagen. Omdat de majoor niet terug durfde naar Haris werd hij ondergebracht op
post 7-4 en sliep hij op de kamer van de plvcc (cc was in die periode op verlof). Hij probeerde
tevergeefs de plvcc ervan te overtuigen dat de concertina’s op -4 opgehoogd moesten worden en
de beveiliging verscherpt. Hij bleef op 7-4 totdat hij naar NL werd gerepatrieerd.
Een deel van de C-cie die het optreden van Hansje op post 7-4 vanwege diensten niet had kunnen
bijwonen waren o.l.v. tlnt Tom Everts naar Haris gegaan. Conform de opdracht van de cc zijn zij direct
vertrokken toen de ongeregeldheden daar begonnen.
69
Wapenveiligheid
Vanaf de opleiding in Nederland was veel aandacht gevestigd op wapenveiligheid. In Libanon liep
iedereen buiten de post met een (half)geladen wapen. Zodra je een post opkwam werd je door de
wacht ter plaatse gevraagd om je wapen te ontladen. Deze procedure werd bij elke post strikt
toegepast.
De nieuwe S3 (Hoofd operaties) van Dutchbatt bezocht in het kader van zijn inwerkprogramma enkele
posten van de C-compagnie. Bij aankomst bij post 7-22 moest hij zoals verplicht zijn pistool ontladen.
Daarbij ging het pistool af. Het schot ging rakelings achter de rug om van de plvcc die de S3
begeleidde. De bemanning van 7-22 kwam met wapens in aanslag naar buiten gestormd. De S3
mompelde dat het een test was hoe men zou reageren. Wij wisten wel beter.
Op 15 juni 1982 stond een soldaat alleen op wacht bij het roadblock. Bij het naderen van een voertuig
pakte hij zijn wapen, een UZI, en wilde naar het voertuig lopen. Conform de instructies was zijn wapen
half geladen met de veiligheidsregelaar op safe. Zijn wapen gleed uit zijn handen en raakte de kolf de
harde grond waardoor ondanks de drie veiligheidssystemen van de UZI (vuurregelaar, deksel- en
greepveiligheid) meerdere schoten automatisch vuur uit het wapen kwamen. Eén van deze schoten
schampte rakelings langs zijn schedel. Hij kwam er dus gelukkig relatief goed van af, maar de juist
aangetreden Commandant Dutchbatt besloot betrokkene vanwege roekeloosheid en nalatigheid te
repatriëren als voorbeeld voor anderen.
In 2017 heeft de compagniesleiding met succes een brief geschreven naar Commandant
Landstrijdkrachten om het besluit van Com Dutchbatt aan te vechten vanwege onjuiste juridische,
procedurele en inhoudelijke argumenten. Betrokkene is volledig ere hersteld en heeft in 2017 alsnog
de Herinneringsmedaille VN-Vredesoperaties met gesp Libanon 1979 en het draaginsigne Nobelprijs
ontvangen uit de handen van een generaal, de Directeur Personeel Koninklijke Landmacht.
P.S. In de blauwe baret van betrokken zat echt een 9-mm gat;d e kogel is door de flap, binnendoor
langs de band weer naar buiten is gegaan!
70
In de jaren 1979 tot 1985 dat Nederland deelnam aan UNIFIL zijn negen Nederlandse militairen om het
leven gekomen, waarvan vier door wapenongevallen.
Sportwedstrijden
Binnen UNIFIL en Dutchbatt werden diverse sportwedstrijden georganiseerd, zoals hardlopen,
basketbal, geweer-en pistoolschieten, etc. Gezien de drukke taak bij de C-compagnie en het tekort
aan personeel was het voor de C-compagnie meestal niet mogelijk mee te doen. In enkele gevallen
lukte dat wel, bijv. deelname aan de Infantry Run op 7 maart, een 12 km lang parcours met
hindernissen, zoals Nekaf duwen, handgranaat werpen, touwbaan, brancardrace en pistoolschieten.
C-compagnie werd 3 e van de 10 deelnemende (internationale ) teams.
Hygiëne
Het leven en functioneren in Libanon werd in hoge mate beïnvloed door handhaving van de hygiëne.
Dagelijks douchen was door de beperkte watervoorraad onmogelijk; gemiddeld één keer per week
was de norm. Niemand had daar problemen mee. Bereden patrouilles gingDe sanitaire voorzieningen
waren vrij primitief. Toiletten waren meestal een kunststof WC (‘schijtraket’) op een door de genie
gesprongen gat.
In de schijtraket stonden vaak wijze spreuken, zoals deze:
“Thuis is mijn vriendin mijn rechterhand. Hier is mijn rechterhand mijn vriendin”
Om verschillende redenen (niet-drinkbaar water, lokaal voedsel, gebrek aan hygiëne, etc) hadden veel
mannen last van het zg. ‘bruine monster’, of in goed ederlands een hardnekkige buikloop. Het
schoonmaken en schoonhouden van de toiletten was dan ook essentieel. Je ziek voordoen kwam niet
voor, want iedereen wist dat als jij je ziek meldde iemand anders jouw taken moest overnemen.
Huisdieren en ongedierte
Veel posten hadden een hond als huisdier. Of overgenomen van onze voorgangers of zelf geadopteerd.
Formeel was volgens de UNIFIL-regels het houden van huisdieren verboden. Het werd bij Dutchbatt
echter gedoogd.
De honden gingen mee op patrouille, waren waakzaam op de post
en een goed gezelschap en afleiding voor de mannen. Toen de
nieuwe bataljonscommandant, overste Geerlings, het commando
over Dutchbatt had overgenomen in juni 1982 besloot hij dat alle
huisdieren om hygiënische redenen waren verboden. Alle honden
moesten weg, d.w.z. (ver) wegbrengen of af laten maken. Dit
laatste was een taak voor de cc, second of csm van de compagnie
en is bij de C-compagnie in een aantal gevallen ook gebeurd.
De cc was op een dag bij post 7-18 waar hij een hond zag. Hij vroeg een van de soldaten of dat hun
hond was. Die bevestigde dat en zei dat de hond nog afgeschoten moest worden. De kap zou dat
wel even doen. Hij schoot op de hond maar raakte die niet goed. De hond vluchtte naar het
noorden richting de iji’s. De kap er achter aan om hem nog eens te schieten. Daarop werd hijzelf
onder vuur genomen door de iji’s, die zagen dat iemand hun hond wilde doodschieten.
71
In het gebied van de C-cie wemelde het van dieren en ongedierte zoals schorpioenen, vleermuizen,
grote spinnen, hagedissen, kameleons en slangen. Een beet was niet gevaarlijk, maar kon wel pijnlijk
zijn.
Een van de manschappen van post 7-18 had een gewonde roofvogel verzorgd. Toen die genezen
was, zei Shariff, de uitbater van het restaurant tegenover 7-18, dat hij die wel wilde hebben voor in
zijn volière. In de volière vol met kleine vogels zag de roofvogel zijn kans schoon en begon op de
vogeltjes te jagen. In woede ontstoken pakte Shariff een stok, sloeg de roofvogel dood en gooide
hem op straat. De soldaat die de vogel had verzorgd pakte zijn wapen en ging op Shariff af. Gelukkig
konden zijn maten hem tegenhouden.
Ongevallen en ongelukken
In een omgeving als Libanon waar wij een diversiteit aan activiteiten uitvoerden, overdag en ’s nachts,
te voet en bereden (met oude voertuigen in slechte staat) was het niet vreemd dat er af en toe een
ongeluk plaatsvond. Zo ook bij de C-compagnie. Gelukkig zijn daarbij slechts een paar licht gewonden
gevallen.
In maart kantelde een YP 408 van 2 Pel (?) op zijn kant door een stuurfout van de chauffeur. Niemand
raakte gewond. Bij de YP waren slechts een paar luiken ontzet.
72
Op 20 mei 1982 werd een BBQ georganiseerd op het Charlie-strand. Bij uitzondering mocht daar
alcohol worden gedronken. De second had een drum rode wijn bij de Fransen geregeld, die werd
opgesteld op een bok van het COG. Iedereen kon daar met zijn mok wijn tappen. Per persoon waren
ook twee blikjes bier toegestaan. Op een gegeven moment werd geroepen dat er iemand de zee was
ingegaan en in de problemen zat. Inderdaad was ver op zee iets te zien. Via de radio werd een VNheli
opgeroepen. De plvcc en een soldaat, die alle twee geen alcohol hadden gedronken besloten er
naar toe te zwemmen. Daar aangekomen bleek het een afgedreven boei te zijn. Daarmee was het
‘feest’ nog niet voorbij. Iemand had de BBQ omgegooid en de brandende kolen met een laagje zand
bedekt. Dat laagje bleek niet voldoende toen onze toenmalige compagniesarts, kap Westbroek, er
met blote voeten overheen liep. Hij liep ernstige brandwonden op. Later die maand roteerde hij terug
naar Nederland in een rolstoel.
Op 27 mei 1982 reed een YP 408 van 3 Pel van 7-4 terug naar de enclave. Om onduidelijke redenen, of
de chauffeur had door de rem getrapt of hij heeft verkeerd geschakeld waardoor de versnelling in zijn
vrij stond, had de chauffeur het voertuig dat met een vrij hoge snelheid de steile helling vanaf 7-4
afreed niet meer onder controle. De YP reed dwars over een begraafplaats en maakte tweemaal een
sprong van een ravijn van enkele meters hoog. Toen kwam de YP tot stilstand. De chauffeur was licht
gewond, had enkele hechtingen aan zijn kin nodig en was een paar tanden verloren. De bijrijder, sgt
Willem Konink, die in het boordschuttersluik zat was uit het voertuig gevallen en had slechts enkele
lichte kneuzingen. De assen van de YP waren door de klappen helemaal doorgebogen.
73
Ongeval met een YP
YP met doorgezakte assen terug op post 7-4
Verlof
Omdat de C-compagnie een uitzendduur had van zes maanden hadden we recht op een verlof van
twee keer twee weken. Om het verlofschema rond te krijgen moesten de eersten al na een paar weken
op verlof en de laatsten pas na bijna drie maanden. Het was mogelijk om naar Nederland op verlof te
gaan. Een retourvliegticket KLM kostte toen ca $400 (Koers ca fl 2,50). De meesten kozen er echter
voor om in de buurt te blijven, in Israël of Egypte, en ook Cyprus was geliefd. In Haris had Dutchbatt
een reisbureau waar je je vakantie naar NL of naar elders kon boeken. Via Haris was het vervoer met
een UNIFIL-bus naar Tel Aviv gratis. Sommigen lieten hun vrouw of vriendin overkomen naar Israël. In
Tel Aviv was het Holland Huis, een militair tehuis voor Nederlandse militairen net als het PMT
(Protestants Militair Tehuis) en KMT (Katholiek Militair Tehuis) bij de kazernes in Nederland. Het
Holland Huis had ook een ‘garderobe’-functie. We moesten verplicht in militair uniform (nette broek
met overhemd en korte mouw) reizen. In het Holland Huis kleedden de verlofgangers zich om in
burger. Het Holland Huis diende als basis vanwaar de verlofgangers individueel of in groepjes
uitzwierven door Israël. Eilat was een populaire bestemming. Berucht was ook de Cactus Bar in Tel Aviv
(alias ‘Tel wip’).
Vanwege de uitzendtoelage ( $22,50 of $ 16,50 per dag afhankelijk of je gehuwd was of niet) hadden
de meeste soldaten een aardig bedrag om te besteden. Veel als vakantieliefdes ogende meisjes uit
Israël, Egypte of Cyprus hebben daar profijt van gehad. Sommige militairen kwamen zelfs voortijdig
platzak terug.
74
De dag voor de Israëlische invasie op 6 juni werden alle verloven ingetrokken. Op 20 juni werd de
verlofregeling weer (deels) hersteld.
Na de Israëlische invasie controleerde de IDF de Coastal Road. Verlofgangers uit Israël konden niet
terugkeren naar hun posten in het Dutchbatt-gebied en zaten vast op het UNIFIL-hoofdkwartier in
Naquara. Met de 1-tonner gewondentransport die wel de weg mocht gebruiken, hebben we toen
de verlofgangers van de C-compagnie opgehaald. Dat dit in strijd was met de Conventie van Geneve
(misbruik van het teken ‘ ode ruis’) zaten we niet mee.
Medalparade
De UNIFIL-militair die negentig dagen zijn taak naar behoren had verricht had recht op de VN UNIFILmedaille
‘In the service of peace’. lle soldaten keken hier naar uit. iet zozeer om de medaille zelf,
maar na het krijgen van deze medaille hoorde je tot de ‘ouden’ (dit in tegenstelling tot de mensen die
net waren aangekomen ‘de versen’). Een veel gehoorde term was daarna dan ook: “Daar zit de oude
niet mee”.
De medalparade vond in Haris plaats. Aangezien het werk op de posten gewoon doorging werd een
afvaardiging van de C-compagnie gestuurd. De medailles werden uitgereikt door de
bataljonscommandant. De achterblijvers die niet mee naar Haris waren gekomen kregen de medaille
later opgespeld door de cc.
Medaille-uitreiking bij 3 Pel voor vertrek naar NL
Voor de Israëlische invasie kregen Dutchbatt militairen voor vertrek naar Nederland op het vliegveld
van Beiroet de Nederlandse herinneringsmedaille opgespeld. Na de inval gingen de vluchten naar NL
via het vliegveld van Tel-Aviv. Hier waren dit soort happenings niet toegestaan. Op 26 juli werd voor
de eerste keer de Nederlandse herinneringsmedaille uitgereikt op Al Yatun. Tlnt Tom Everts was ook
uitgenodigd en kreeg het cijfer 2. Op 19 sept ontving hij van C-Dutchbatt persoonlijk het cijfer 3. Bij
terugkeer in Nederland had hij een totaal verblijf van 18 maanden in Libanon erop zitten gedurende
twee uitzendingen.
Een groot deel van de C-compagnie kreeg de Nederlandse herinneringsmedaille uitgereikt op 15 sept
in Al Yatun.
75
Medaille-uitreiking Al Yatun
76
Nabeschouwing
De eerste fase, -de periode voor de Israëlische invasie-, die de compagnie in het gebied doorbracht
was de meest intensieve, actieve en spannende fase. We voerden de opdracht volgens het mandaat
uit en we deden waarvoor we hadden getraind.
De tweede fase, -de Israëlische inval-, was overweldigend, maar ook ongemakkelijk, omdat we de
invasie gelaten over ons heen moesten laten komen en omdat de IDF daarna het gebied bezette en
ons beperkingen oplegde.
De derde fase,- de periode na de invasie-, was ondanks de onzekerheid van en voorbereidingen op een
evt. nieuwe inzet de rustigste. Dit was ook de fase waarin zich veel vragen voordeden. Wat is de zin
van de blauwe baret? Heeft UNIFIL gefaald? Wat doen we hier nog? Voor velen van ons was de
overgang van voor 6 juni en daarna moeilijk. Om de Israëlische invasie gedwee langs ons heen zien
trekken leidde tot gevoelens van onmacht en overbodigheid, ondanks dat het geen taak was van
U I IL om zo’n invasie tegen te houden.
Zeker is dat de bevolking in het gebied blij was met de aanwezigheid van UNIFIL, ook na de Israëlische
invasie. Dat was toen en dat is het nu, ruim veertig jaar later, nog steeds het geval.
Was onze missie succesvol? Deze vraag is niet eenduidig te beantwoorden. We hebben de opdracht
om de diverse partijen gescheiden te houden en de bevolking enige vorm van rust en veiligheid te
bieden goed uitgevoerd. We hebben relatief weinig ernstige problemen met de diverse partijen gehad,
en ook het aantal incidenten met één of meerdere groeperingen is beperkt gebleven. Met hulp aan de
bevolking hebben we minder voor elkaar gekregen dan we hadden willen bereiken, maar dat lag ook
aan de inwoners zelf.
Hoe hebben we het er zelf vanaf gebracht? Gelukkig hadden we bij de C-compagnie geen dodelijke
slachtoffers of zwaar gewonden te betreuren. Dat mag deels geluk zijn geweest, maar het was ook een
kwestie van ‘geluk afdwingen’ door een gedegen opleiding en training, strakke discipline, en een
zelfverzekerde en robuuste houding en optreden, als individuele militair én als eenheid.
Voor velen van ons was de overgang van de uitzending naar Libanon naar het gewone leven in
Nederland niet eenvoudig.
Voor de beroeps was de overgang van het echte operationele optreden in Libanon naar het
vredesleger in Nederland groot. In Libanon kon je heel zelfstandig je werk doen met heel veel vrijheid.
Dat was op de kazerne in Nederland met vaste orders en andere regeltjes echt heel anders.
De dienstplichtigen van de C-compagnie gingen weer terug in de burgermaatschappij en moesten hun
draai daar zien te vinden. Zeker werd in het begin het teamwork en de onderlinge kameraadschap die
we in Assen en Libanon hadden ervaren gemist.
De eerste weken was er bij collega’s, partners, ouders en vrienden en bekenden nog wel enige
belangstelling voor onze verhalen uit Libanon, maar die verflauwde snel. Trots en voldoening over de
uitzending, ingrijpende belevenissen, en de manier van leven en werken in Libanon waren moeilijk te
delen met ‘buitenstaanders’.
Voor velen was de motivatie om naar Libanon te gaan: “Geld, avontuur, iets van de wereld zien, twee
maanden korter dienen.” Dat is voor de meesten wel gelukt. Voor velen heeft de U I IL-periode ook
meer gebracht: veel levenservaring opgedaan, en snel volwassen geworden. Helaas zijn er ook
enkelen, die door Libanon psychisch hebben geleden, tijdens en/of na de uitzending.
Ongeacht hoe je de uitzending naar Libanon hebt beleefd, het was een belangrijke fase in je leven en
een onvergetelijke ervaring.
77
“In de zee van activiteiten die nodig zijn om de toekomst van Libanon te verbeteren, was
onze bijdrage misschien niet meer dan een druppel. Maar wel een druppel om trots op te
zijn !” (Rob Sondag)
78
Namenlijst
Hieronder staan de namen van de mannen die deel uit maakten van de C-compagnie Dutchbatt lichting
81-5. De namen staan vermeld conform de zg. appellijst, d.w.z. zoals zij organiek in de compagnie
waren ingedeeld.
Het dienstplichtig personeel kreeg gedurende hun uitzending tijdelijk de rang die bij functie hoorde.
Na afzwaaien met klein verlof werden zij effectief in de rang bevorderd.
Bij de mensen waarvan bij het schrijven van dit boek bekend was dat zij zijn overleden staat een †.
Compagniesstaf
Aalbregt C, Cor Kapitein Compagniescommandant (cc)
Sondag RT, Rob Eerste luitenant Plaatsvervangend cc (plvcc)
Bruggeman,J.H., Hans Sergeant-majoor Compagnies sergeant-majoor (csm)
Van Beest, RAJ,Rob Soldaat Chauffeur Nekaf cc
Zwarts G, Sjors Tijd Korporaal Chauffeur YP 408 cc / monteur
…… .. Boordschutter YP 408 cc
Le Coq, BJM,Bernard Korporaal TS Chauffeur YP 408 plvcc
Stoter, G, Gerard Soldaat Boordschutter YP 408 plvcc
Bogaards TA, Taco Tijd Sergeant Hoofd verbindingen
…..
Radio-telefonist
...…
Lijnwerker
…….
Lijnwerker
Van de Belt DJ, Dirk
Van de Nieuwendijk J, Jaap
Smeink PJ, Peter
Van de Groep J, Sjaak
Verhoeven AJA, Arnold Soldaat ?
Van Riel CWAM, Soldaat ?
Schijveschuurder M, Mario Soldaat ?
Administratie-en bevoorradingsgroep
Timmermans FJA, Felix Tijd Sergeant-majoor Hoofd Administratie
Nijboer WM, Wibo Tijd korporaal Hulp Administrateur
79
Maris RH, Tijd Sergeant Sergeant Verzorging (Foerier)
Roelofs AK,Bert Tijd korporaal Chauffeur 3-ton Sergeant Verzorging
… … Chauffeur 3-ton Waterwagen
… … Chauffeur 3-ton BOS-wagen
Compagniesonderhoudsgroep
Henar E , Ed Sergeant 1 Commandant Onderhouds Groep (tot mei)
Van Lierop FPH, Frans Sergeant 1 Commandant Onderhouds Groep (vanaf mei)
Terlouw AE, Andre Tijd korporaal Monteur wielvoertuigen
Meier E, Erwin Tijd korporaal Monteur wielvoertuigen
De Rijk DJA Tijd korporaal Monteur verbindingen?
Harbers A, Andre Tijd korporaal Monteur wielvoertuigen?
Lie Kien Tsoen FK Soldaat Wapenhersteller
Keukengroep
Van Ingen W, Wilfried Tijd korporaal Hoofd Keukengroep
Verhaegh PJM, Peter Soldaat Kok
Tinneveld RABM, Renald Soldaat Kok
Neijs RH, Ruud † Soldaat Kok/chauffeur 3-tonner
Patrouillegroep
Oechies GJ, Gerrit Jan Soldaat Chauffeur Nekaf
Schermers TA, Theo Soldaat Chauffeur Nekaf
Van Silfhout JA, John Soldaat Chauffeur Nekaf
Geneeskundige groep
Westbroek GJ Kapitein Compagniesarts (tot mei)
Frankenmolen W, Willem Kapitein Compagniesarts (vanaf mei)
.. Tijd Korporaal Chauffeur YP 408 gewondentransport
… .. Chauffeur 1-tonner gewondentransport
1 Peloton
Commandogroep
Vuijk DJ, Dirk Tweede Luitenant Pelotonscommandant (pc)
Tjalsma D, Douwe † Sergeant 1 Pelotonssergeant (ps)
Kostense WF, Erik Korporaal TS Chauffeur YP 408 pc
Hendrickx ADM, Ardon Soldaat
Laseur NJC, Niek
Soldaat
Hartjes TJM,Theo
Soldaat
Weterings AJM, Ad Soldaat
Van Zon WALM, Willy Soldaat
A-groep
Czerniawski SE, Stef Sergeant Groepscommandant (gpc)
Drenth EL,Erik Tijd sergeant Plv gpc
Wertheim-Salomons HM Tijd Korporaal Chauffeur YP 408
Smits EJT, Erik
Soldaat
De Jonge P, Peter
Soldaat
Steensma SR,Sjoerd Soldaat
Verbeek RJC, Remco Soldaat
80
Egges B, † Soldaat
Uljee MJJ,Marc
Soldaat
Verzijl J,
Soldaat
B-groep
Van der Put MR,Marcel Tijd Sergeant Groepscommandant (gpc)
Groot JA, Jan Tijd Korporaal Plv gpc
Van Eijck ELCL Tijd Korporaal Chauffeur YP 408
Den Ten AWJ, Arno Soldaat
Pol FA, Ferdinand
Soldaat
Van Gulik PE
Soldaat
Van Stegeren DJ, Dick Soldaat
Ten Kleij GJ
Soldaat
Van de Brand RAJ,Ronald Soldaat
Nijzingh H, Henk
Soldaat
C-groep
Biegstraten AM,Andy Tijd Sergeant Groepscommandant (gpc)
Steeneken TW, Titus Tijd Korporaal Plv gpc
Schootstra FJ, Folkert Tijd Korporaal Chauffeur YP 408
Van de Leden MG,Mark Soldaat
Dassen MHJM, Maurice Soldaat
Driehuis G,Gerard Soldaat
Linschooten PF, Paul Soldaat
Boes A, Arie
Soldaat
Van Veen MCJ, Marc Soldaat
Paridaans FWL, Frank Soldaat
2 Peloton
Commandogroep
Van Lent JA, Hans Tweede Luitenant Pelotonscommandant (pc)
Van der Linden AJ, Adrie Sergeant 1 Pelotonssergeant (ps)
Postema J, Jack Tijd Korporaal Chauffeur YP 408 pc
Van Zuijlekom P,Peter Soldaat
Knol J, Johan
Soldaat
Ruijters MWJ, Marc Soldaat
Lodder JW, Rene
Soldaat
Molenaar PTM, Peter Soldaat
A-groep
Van Schaijik FJE, Frans Sergeant Groepscommandant (gpc)
Metselaar EF, Eduard Tijd Korporaal Plv gpc
Zwijnenburg AJ, Tijd Korporaal Chauffeur YP 408
Schleper R, Ronald Soldaat
Boerman MJM , Marcel Soldaat
Rommers CJA, Cor Soldaat
De Bruin T,
Soldaat
Van Iseli IV, Vincent Soldaat
Van Roon M
Soldaat
Groefsema E, Enno † Soldaat
81
B-groep
Bloemsma J,Hans Tijd Sergeant Groepscommandant (gpc)
Caarls HAW, Henk Tijd Korporaal Plv gpc ?
Van Tilborgh AMJ, Korporaal TS Chauffeur YP 408
Sweere HGA, Erik
Soldaat
Bruintjes A,
Soldaat
De Veer PA, Peter
Soldaat
Reijerink AA, Arno Soldaat
Peters E, Enrico
Soldaat
Verus RW, Rob
Soldaat
Vellema PF, Peter
Soldaat
C-groep
Van Veenendaal LBG, Luuk Tijd Sergeant Groepscommandant (gpc)
Van Zanten MC, Mari Tijd Korporaal Plv gpc
Van Dijk R, Rob Tijd Korporaal Chauffeur YP 408
De Boer S,
Soldaat
Van Amsterdam GCJ, Soldaat
Schrijnemaekers PGJ,Pascal Soldaat
Sanchez LF, Louis
Soldaat
Van de Linden JWJ, Jan Soldaat
Aarts ML, Martien Soldaat
Brouwers AWG, Andre Soldaat
3 Peloton
Commandogroep
Everts AJ, Tom † 24-5-‘20 Tweede Luitenant Pelotonscommandant (pc)
82
Konink WJF, Willem Sergeant Pelotonssergeant (ps)
Willemsen J,Jan Tijd Korporaal Chauffeur YP 408 pc
Sintniklaas P, Peter Soldaat
Lem JM, Joris
Soldaat
Oesterholt HP, Hans Soldaat
Brouwer JR, Jiles † Soldaat
Huijbers MJT †
Soldaat
A-groep
Vellema RT, Renso Tijd Sergeant Groepscommandant (gpc)
Elbertse CAH, Tijd Korporaal Plv gpc
Bruinsma SH, Sjoerd Tijd Korporaal Chauffeur YP 408
Hartman JPM,
Soldaat
Kloppenburg JH, Johnny Soldaat
Verschoor P, Piet
Soldaat
Voets JJ, Hans
Soldaat
Van Heumen NJC, Nico Soldaat
Versteeg JJ,
Soldaat
Appeldoorn SJG, Stephan Soldaat
B-groep
Krakau de Jong AJF, Auke Tijd Sergeant Groepscommandant (gpc)
De Groot HJ, Tijd Korporaal Plv gpc
Ter Horst JH, Jan Tijd Korporaal Chauffeur YP 408
Van Heeswijck HLG, Eric Soldaat
Cornelisse PJ, Pieter Soldaat
Volkering RJ, Rianne Soldaat
Van Hoek AC,
Soldaat
Westdorp PHC
Soldaat
Hendriks RAE, Roland Soldaat
Nuchelmans AJ, Bram Soldaat
C-groep
Van de Vlist NA, Tijd Sergeant Groepscommandant (gpc)
Doest HH, Henk Tijd Korporaal Plv gpc
Hillen GA, Gerhard Korporaal TS Chauffeur YP 408
De Later M, Maurice Soldaat
Van Hal TAE
Soldaat
Wendel IEM, Ivo
Soldaat
Crombach HLJ, Hans Soldaat
Van Hooren NEHM, Nico Soldaat
Bierma EP, Ed
Soldaat
Spaak HJ, Herman † Soldaat
83