Wijze_Lessen_digitaal_160919
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
154 |
Wijze Lessen
over de gebruikte oplossingsstrategie of verklaart hij/zij zelf welke tussenstappen
er gebruikt zijn. Bij deels-uitgewerkte voorbeelden lossen
leerlingen maar een deel van de oefening op omdat het begin of einde
van de oefening al opgelost is. Doelvrije oefeningen gebruik je vooral in
wetenschappelijk gerichte vakken. Dat zijn oefeningen waar leerlingen
gevraagd wordt om zoveel mogelijk te berekenen/doen wat ze kunnen
met aan hen gegeven informatie (bijvoorbeeld gewicht, massa, snelheid
van iets) zonder zich te moeten focussen op één welbepaald doel (bijvoorbeeld
alleen de versnelling of de afgelegde afstand). Een afwisseling
tussen deze oefeningtypen is geschikt als leerlingen hun eerste stappen
in de nieuwe leerstof zetten of als de oefeningen complex zijn.
• Wissel af tussen de verschillende productieve oefeningtypen (zie bouwsteen
4) wanneer leerlingen al meer voorkennis hebben over de leerstof.
Productieve oefeningtypen zijn oefeningtypen waarbij de leerlingen
de leerstof herkneden naar een nieuw geheel, door bijvoorbeeld een
tussentijdse samenvatting te maken. Je start een oefenreeks niet met
de moeilijkste opgaven maar bouwt de moeilijkheidsgraad stelselmatig
op. 1 Complexere en creatievere opdrachten, zoals een groot projectwerk,
kun je beter niet plannen als de leerlingen nog onvoldoende
(voor)kennis van zaken hebben.
• Varieer in samenwerkingsvormen. Leerlingen kunnen alleen, in duo’s
of in kleinere groepen oefenen. Samen oefenen lukt het best wanneer
leerlingen al voldoende vertrouwd zijn met het onderwerp en ‘klaar’ zijn
voor groepswerk (zie ook bouwsteen 7).
Wat onderzoek ons vertelt
Afwisseling van spijs doet leren
Veronderstel dat je als leraar kunstgeschiedenis je leerlingen de schilderstijlen
van twaalf verschillende landschapskunstenaars wilt leren herkennen.
Je wilt je leerlingen tien schilderijen van deze kunstenaars laten
bestuderen zodat ze, wanneer je nieuwe (ongeziene) schilderijen van de
bestudeerde kunstenaars laat zien, de schilder kunnen herkennen aan zijn
stijl. Als je kunt kiezen uit twee oefenschema’s, welke van de twee zou jij
kiezen?