Wijze_Lessen_digitaal_160919
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
142 |
Wijze Lessen
(de zogenaamde lag; vertraging) moet 10 tot 20 procent zijn van de tijd
tussen de oefening en het moment waarop het leerstof wordt getoetst
(het retentie interval, zie figuur 21). Als bijvoorbeeld tien dagen na de
introductie van de leerstof wordt getoetst, dan zou je het beste na één of
twee dagen de (eerste) oefening kunnen plannen. Dit vereist dus dat je
een tegenintuïtieve kijk op oefenen gaat ontwikkelen: de leerstof wordt
namelijk in zo’n schema geoefend op momenten dat er wellicht alweer
andere (nieuwe) leerstof wordt geïntroduceerd. Dit werkt vanzelfsprekend
enkel binnen de grenzen van de praktijk: een vak dat zes lesuren per week
heeft, kan dit makkelijker realiseren dan een vak dat slechts twee lesuren
per week heeft. Deze 20-procentregel is echter een goed uitgangspunt,
maar het succes hangt ook van andere zaken af. Bijvoorbeeld: hoe goed
de leerstof tijdens de introductie al is geleerd, hoe complex de nieuwe
leerstof is en hoe succesvol de oefening verloopt. Het is belangrijk dat het
oefenen uitdagend blijft voor de leerling, maar ook dat de leerling erin
kan slagen het oefenen succesvol te voltooien.
Lag (20%)
Retentie interval (100%)
Intiële
leermoment
Tussentijdse
oefeningen
Toets
Figuur 21 – Visuele weergave van de 20-procentregel.
Naast het kiezen van de juiste tijd tussen het initiële oefenmoment en de
tussentijdse oefening is het ook belangrijk om de verschillende oefeningen
met de leerstof te spreiden over de tijd, in plaats van ze kort achter
elkaar te plannen. Je kunt bijvoorbeeld om de paar dagen een oefening
plannen met de leerstof, in plaats van alle oefening te concentreren in één
lesmoment. Dit wordt weergegeven in figuur 22. We benadrukken nogmaals
dat het niet gaat om méér oefenen (een leraar heeft zelden lestijd
te veel!) maar wel om het verspreiden van de oefentijd die je toch al had
voorzien in je planning.