Wijze_Lessen_digitaal_160919
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
BOUWSTEEN 7
Ondersteun bij moeilijke opdrachten
| 135
Recht uit de klas
1. VERLENGDE INSTRUCTIE. Stel je
voor dat leerlingen les krijgen over het
oplossen van kwadratische vergelijkingen.
Nadat de lerares wiskunde heeft gemodelleerd
en hardop heeft verteld hoe ze
de vergelijkingen heeft opgelost (dus het
proces zichtbaar maakt), maakt ze – stap
voor stap - nog twee oefeningen samen
met de klas. Daarbij stelt ze vooral vragen
aan de klas. Vervolgens schrijft ze een
vergelijking op het bord en geeft de leerlingen
twee minuten om de vergelijking
individueel op te lossen. De leerlingen die
geen problemen hebben bij dat formatief
toetsje, kunnen meteen zelfstandig aan
de slag. De lerares deelt correctiemodellen
uit waarmee deze leerlingen kunnen
nagaan of ze op het juiste spoor zitten. De
leerlingen die nog problemen ondervinden,
komen in een kring rond de lerares
zitten. Daar modelleert ze de oplossingsmethode
nogmaals, totdat de leerlingen
duidelijk maken dat ze klaar zijn voor
zelfstandig werk. Na de extra uitleg loopt
de lerares tussen de leerlingen, kijkt waar
potentiële problemen opduiken en geeft
nog meer uitleg waar nodig. Soms geeft
ze hints door alleen maar een probleem
in de oplossingsmethode op het papier
aan te wijzen met haar vinger. Sterkere
leerlingen geven extra uitleg aan klasgenoten
die het nog niet helemaal begrijpen.
In de klas zitten twee leerlingen die tegen
het einde van de les zeggen dat ze het nog
niet helemaal onder de knie hebben. Die
krijgen in de pauze nog wat extra uitleg
van de lerares.
2. ONDERSTEUNING BIJ LEESVAAR-
DIGHEID. Bij het lezen van een tekst
ondersteunt de leraar Nederlands de
leesvaardigheid van de leerlingen. Hij
kadert de tekst eerst in zijn socio-historische
context, opdat leerlingen verbanden
kunnen vinden tussen de auteur en
haar werk. Bij het lezen van de roman
'De Japanse minnaar' van Isabel Allende
bespreekt hij klassikaal de stroming van
het magisch realisme. Leerlingen krijgen
achtergrondinformatie over het leven en
werk van Isabel Allende of moeten dit zelf
opzoeken. Hij haalt uit de roman verschillende
elementen uit de werkelijkheid
die relevant zijn voor het boek. Dit kan
variëren van historische figuren (Malcolm
X) tot toeristische informatie (de Golden
Gate Bridge in San Francisco). Daarna
wordt de woordenschat die de leerlingen
nodig hebben om de tekst te begrijpen
besproken. Tijdens het lezen modelleert
de leraar door zichzelf vragen te stellen.
Hij gebruikt daarbij prompts zoals ‘wie’,
‘waarom’, en ‘hoe’ (zogenoemde epistemische
vragen, vragen die tot kennisontwikkeling
leiden). Zo leren de leerlingen
zichzelf ook die vragen te stellen tijdens
het lezen. Leerlingen aanleren zichzelf
vragen te stellen, helpt het leesbegrip.
Deze ondersteuning vermindert naarmate
leerlingen sterker worden, maar het is
een utopische gedachte dat vanaf een
bepaalde leeftijd die ondersteuning niet
meer nodig is.