Your document headline
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
Ruud Abma<br />
Kousbroeks rationele therapie<br />
Page 1 of 4<br />
‘Slachtofferschap is in. Het verovert de wereld.' Zo opent Rudy Kousbroek het derde deel van zijn<br />
bundel Het Oostindisch kampsyndroom. Kousbroek heeft het in dit deel vooral over Nederlanders<br />
die tijdens de Tweede Wereldoorlog in de ‘Jappenkampen' hebben gezeten. Over hun lotgevallen<br />
zijn de afgelopen decennia tal van publicaties verschenen, die Kousbroek, zelf ex-kampbewoner,<br />
kritisch tegen het licht houdt. In veel gevallen staat de inhoud of teneur van de publicaties volgens<br />
Kousbroek op gespannen voet met de waarheid, en worden de verschrikkingen van deze kampen<br />
overdreven. Hij baseert zich bij zijn kritiek niet alleen op zijn eigen ervaringen, maar ook op<br />
ooggetuigeverslagen van anderen en officiële bronnen.<br />
Een van de suggesties waartegen hij zich herhaaldelijk keert is dat de Jappenkampen in ellende<br />
zouden kunnen wedijveren met de concentratiekampen van de Nazi's. Een auteur die meldt dat hij<br />
in het ‘Bergen-Belsen van Azië' heeft gezeten, krijgt door Kousbroek de sterftecijfers<br />
voorgeschoteld: in het betreffende Indische kamp (waarin hij zelf één jaar zat) is 6% van de<br />
geïnterneerden omgekomen, in Bergen-Belsen 70%. Maar, zo voegt hij er aan toe, het gaat niet<br />
om een verschil in graad, maar om een verschil in soort: de Duitse kampen waren<br />
vernietigingskampen, en in de Indische kampen, hoe ellendig ook, was van systematische<br />
uitroeiing geen sprake. En zo komen er in de geschriften en verhalen van ex-kampgevangenen uit<br />
Indië tal van kwesties aan de orde waarbij volgens Kousbroek de juiste proporties uit het oog zijn<br />
verloren.<br />
Waarom doen deze mensen dat, zo vraagt hij zich af, en waarom zijn de reacties zo heftig als<br />
de Jappenkampen ter sprake worden gebracht? Duidelijk is dat er sprake is van een<br />
diepgewortelde haat tegen de Japanners, die de gevangenen dwongen om te ‘buigen in naam van<br />
de keizer'. De haat is des te dieper omdat de geïnterneerden eigenlijk neerkeken op het volk<br />
waardoor ze geknecht werden. Dit leidt ertoe dat ook in de huidige tijd de Japanners geen goed<br />
meer kunnen doen: wanneer het na veel aandringen tot een officiële Japanse spijtbetuiging komt,<br />
wordt deze als onoprecht getypeerd. Kousbroek citeert een van de zegslieden: ‘Je moet de Jappen<br />
kennen om te weten wat er achter hun glimlach zit die er zo vriendelijk uitziet.'<br />
Dit is echter maar een deel van de verklaring. Een andere factor betreft de strijd om erkenning<br />
van het leed die de kampslachtoffers moesten voeren bij hun terugkeer in Nederland: de<br />
Nederlandse regering bleek niet bereid tot enige substantiële financiële hulp aan de slachtoffers.<br />
Maar hun lot werd ook overschaduwd door dat van de slachtoffers van Nazi-Duitsland, waarmee de<br />
Nederlandse bevolking eerder en veel indringender geconfronteerd werd. De door de Japanners<br />
veroorzaakte ellende werd daardoor vrijwel genegeerd, en Kousbroek kan de daaruit<br />
voortvloeiende gegriefdheid billijken, al houdt hij ook hier de proporties in het oog: ‘Het probleem<br />
is namelijk reëel. Gevoelens zijn niet te meten. Het is letterlijk waar dat niemand weet wat je<br />
doormaakt als je je been breekt. En het is inderdaad een ellende als niemand er notitie van neemt,<br />
omdat iemand anders verlamd in een wagentje zit.' (p.366-367)<br />
Maar Kousbroek hekelt ook de meer algemene cultuur van het slachtofferschap die in de<br />
afgelopen decennia is ontstaan, en spreekt zonder omwegen over de ‘aantrekkelijkheid’ van het<br />
slachtofferschap: het biedt behalve de mogelijkheid van materiële claims ook psychologische<br />
voordelen. Hij noemt er twee. De eerste betreft de mogelijkheid van attributie: ‘De meeste mensen<br />
hebben nu eenmaal de neiging hun successen aan eigen verdienste, maar hun mislukkingen aan<br />
uitwendige omstandigheden toe te schrijven. Van alle alibi's voor eigen fouten en tekortkomingen<br />
is het slachtofferschap onovertroffen in effectiviteit. Slapeloos? Gedeprimeerd? Huwelijk mislukt?<br />
Voor examen gezakt? Bang voor de tandarts? Weinig ex-geïnterneerden weerstaan de verleiding<br />
het aan hun kampervaringen te wijten (...).' (p.299)<br />
Het tweede psychologische voordeel is dat van immunisering: de status van slachtoffer<br />
vrijwaart van kritiek en tegenspraak - slachtoffers hebben altijd gelijk. Wie hun verhalen ter<br />
discussie stelt kwetst hen in hun diepste gevoelens en krijgt daarvoor de rekening gepresenteerd,<br />
zoals Kousbroek zelf bij herhaling heeft mogen ondervinden. Kousbroeks voornaamste grief is ‘dat<br />
de voortdurende intimidatie door de Indische oorlogsslachtoffers dat zij "in hun leed worden<br />
gekwetst" iedere redelijke discussie onmogelijk heeft gemaakt, zodat de werkelijke proporties nu<br />
volkomen zoek zijn'. (p.298)<br />
De kampsyndroom-psychiatrie<br />
Kousbroek vindt het uitvergroten van het geleden leed als middel om aandacht en erkenning te<br />
krijgen dus begrijpelijk, maar niet terecht - het strookt niet met de feiten, en het middel kan wel<br />
eens erger zijn dan de kwaal. Hij richt daarbij zijn pijlen niet zozeer op de getroffenen zelf, die<br />
voor het merendeel hun leed in stilte dragen, maar vooral op hun ‘zaakwaarnemers': de<br />
organisaties die de kampslachtoffers vertegenwoordigen, en de deskundigen die met ‘een zekere<br />
geestdrift' de psychische hulpverlening aan deze groep op gang hebben gebracht. Zij hebben<br />
vastgesteld dat zich bij ex-genterneerden psychische en somatische problemen voordoen die<br />
voortkomen uit hun kampervaringen, en hebben dit ook een naam gegeven: het kampsyndroom.<br />
http://www.uu.nl/uupublish/defaculteit/organisatie/afdelingen/algemenesocialew/alge...<br />
15-10-2010
Page 2 of 4<br />
Kousbroek gaat deze stelling als een onvervalste Popperiaan te lijf: zij is onweerlegbaar - hoe<br />
kun je bij deze categorie nu vaststellen of latere psychische problemen niet tot kampervaringen<br />
zijn te herleiden? Kenmerkend voor de kampsyndroom-psychiatrie is immers dat zij het niet<br />
mogelijk acht dat je er géén last van hebt. In een formule: ‘Er zijn onder de ex-geïnterneerden<br />
twee categorieën: zij die last hebben van hun kampverleden en zij die ontkennen er last van te<br />
hebben' - gewoon er geen last van hebben kan niet, in de "kampsyndroom-psychiatrie" is iedereen<br />
patiënt. (...) Zo ontstaat de paradox dat iemand eigenlijk alleen maar normaal is als hij toegeeft<br />
dat hij ziek is.' (p.371-372)<br />
Kousbroek wil hiermee in het geheel niet zeggen ‘dat de mensen in de Japanse kampen niets<br />
hebben meegemaakt en dat dat geen sporen heeft achtergelaten'. En hij zou de onweerlegbaarheid<br />
van de oorzaak-gevolg-relatie in het kampsyndroom nog voor lief nemen, als er werkelijk sprake<br />
was van identieke of tenminste opvallend gelijksoortige symptomen bij ex-kampslachtoffers. Maar<br />
bij het doorspitten van de psychiatrische literatuur hierover is hem daarvan niets gebleken: de<br />
psychiatrie verzuimt om na te gaan of er sprake is van systematische gevolgen, en de naar voren<br />
gebrachte feiten worden niet geverifieerd, aldus Kousbroek (zie p.373-375).<br />
Als er al sprake is van een Oostindisch kampsyndroom dan schuilt dat in iets anders, namelijk<br />
‘(...) de onwil om na te gaan hoe het werkelijk geweest is en liever vast te houden aan een<br />
onwaarachtige voorstelling van zaken, een mythe.' (p.445) Een andere component ervan is het<br />
optreden van de groep van zaakwaarnemers, ‘die gerucht maakt zonder zelf in psychiatrische<br />
behandeling te zijn, (....) de mensen die zich als groep op die psychiatrische gegevens beroepen en<br />
zich in feite substitueren voor de echte patiënten, met het doel of de consequentie dat zij niet<br />
mogen worden tegengesproken.' (p.377-378)<br />
Kortom: er is door de gegroeide acceptatie van het slachtofferschap, die nog versterkt is door<br />
de invoering van het kampsyndroom, een klimaat ontstaan waarin het ten eerste voor exgeïnterneerden<br />
mogelijk en aantrekkelijk wordt problemen die zij ervaren toe te schrijven aan hun<br />
kampervaringen, en ten tweede het ontkrachten van feitelijke onjuiste verhalen als kwetsend<br />
wordt gezien.<br />
Toetsen en vergelijken<br />
Nu kan men natuurlijk Kousbroeks kritiek op het psychiatrisch kampsyndroom en op de<br />
uitvergroting van het leed zien als een hardvochtige en goedkope aanval op zijn lotgenoten. Er is<br />
echter ook een andere interpretatie mogelijk: hij heeft gekozen voor een andere methode om zijn<br />
kampverleden te verwerken, een strategie die spoort met zijn rationele instelling.<br />
Wij weten niet in welke mate Kousbroek zelf als kind onder zijn internering geleden heeft; hij<br />
heeft het daar bijna nergens in zijn boek over. Of er hier sprake is van verdringing weten wij niet,<br />
en ook K. zelf merkt, daartoe uitgedaagd, op dat hij dat niet weet, en ook niet kan weten<br />
(verdringing houdt immers in dat iets onbewust is). Wat wij wel weten is dat hij zich uitgebreid<br />
met deze periode en met het vroegere Nederlands-Indië heeft beziggehouden: hij heeft zich<br />
verdiept in alle <strong>document</strong>atie die hij over de internering, Japan, het lot van de Indonesiërs, de<br />
oorlogstribunalen te pakken kon krijgen. Iedere nieuwe publicatie hierover voorzag hij van<br />
commentaar, en hij gaf daarbij blijk van een rationele, objectiverende houding: kloppen de feiten,<br />
en is de verbinding tussen feiten en conclusies logisch? Hij wil kortom de waarheid achterhalen, en<br />
daarmee ‘onwaarachtige clichés en vrome leugens' bestrijden.<br />
De tweede component van zijn ‘verwerkingsstrategie' bestaat in de vergelijking. Eén manier<br />
waarop hij dat doet is door zijn kampervaringen te confronteren met het leven in het<br />
jongensinternaat waarin hij een deel van zijn jeugd heeft doorgebracht. Er blijken veel punten van<br />
overeenkomst te zijn: de gezinsscheiding, de beperkte bewegingsvrijheid, het gebrek aan privacy,<br />
de corvees, de collectieve straffen, het isolement, de onzekerheid, de angst, de machteloosheid.<br />
Maar dat was allemaal van een andere orde dan de gang van zaken in de Duitse<br />
vernietigingskampen (de tweede vergelijking). Ten slotte confronteert hij het lot van de<br />
Nederlanders in de kampen met dat van de Indonesische bevolking in dezelfde periode. Door de<br />
Japanse kant van de zaak te onderzoeken, weet hij bovendien te ontkomen aan de<br />
traumatiserende vernedering, die veel geïnterneerden ondervonden doordat zij als blanke<br />
Europeanen door Aziërs (die zij als inferieur beschouwden) gevangen werden gehouden.<br />
Men zou kunnen zeggen dat hij met deze vergelijkingen een verkleiningsstrategie volgt: hij<br />
vergelijkt het objectieve lot van mensen in de Indische kampen met dat van anderen die door een<br />
erger lot getroffen zijn (de kampslachtoffers van Nazi-Duitsland), met dat van niet-westerlingen,<br />
wier lot doorgaans vergeten wordt (de Indonesiërs), en hij relativeert zijn eigen kampervaringen<br />
door deze op systematische wijze te vergelijken met zijn internaatsperiode.<br />
Door dit alles loopt hij natuurlijk het risico het leed te bagatelliseren (dat verwijt is hem ook<br />
meermalen gemaakt), maar hij neemt dat voor lief: ‘Niemand kan bewijzen dat de overdrijving<br />
erger is dan het understatement, in laatste instantie is het een kwestie van keuze van<br />
metaforen.' (p.369) Hij is er zelfs van beschuldigd te lijden aan een ‘omgekeerd kampsyndroom' en<br />
aan identificatie met de vijand, maar hij wijst dit resoluut van de hand: ‘Als ik iets over de<br />
Japanners beweer is de vraag niet of ik lijd aan een omgekeerd kampsyndroom, het enige waar het<br />
om gaat is of wat ik beweer juist is of niet.' (p.379) Kousbroek verzet zich daarmee tegen een<br />
psychologisering van zijn kampervaringen<br />
http://www.uu.nl/uupublish/defaculteit/organisatie/afdelingen/algemenesocialew/alge...<br />
15-10-2010
Rationele therapie<br />
Hoe moeten we dit alles nu interpreteren? Kousbroek relativeert zijn kampervaringen door een<br />
reeks van vergelijkingen en objectiveringen. Zijn vertrekpunt is niet wat hij zelf aan ellende heeft<br />
meegemaakt, maar hoe die ellende zich verhoudt tot de ellende van anderen. Met andere<br />
woorden: Kousbroek zet een eventueel kampsyndroom om in een realiteitstoetsende strategie, en<br />
kennelijk werkt dat.<br />
Kousbroeks methode is natuurlijk bekend uit de wetenschapstheorie, maar zij kent ook een<br />
parallel in de psychotherapie: zijn werkwijze en uitgangspunten komen in hoge mate overeen met<br />
die van de Rational-Emotive Therapy (RET) (zie Ellis 1973). Deze stelt dat psychische stoornissen<br />
niet veroorzaakt worden door (externe) gebeurtenissen in de realiteit, maar door de irrationele<br />
beoordeling die de persoon van deze gebeurtenissen maakt en de ‘inadequate' emoties die dit<br />
teweegbrengt. Kenmerkend voor dit irrationele denken is vooral dat men bepaalde gebeurtenissen<br />
mythologiseert, hun betekenis overdrijft en aan deze mythes een welhaast dogmatisch geloof<br />
hecht. Dit alles is volgens de RET schadelijk (dysfunctioneel) voor de emotiehuishouding. De<br />
therapeutische strategie van de RET is onder meer gericht op het vervangen van irrationeel denken<br />
door rationele overwegingen, door de gekoesterde mythes te toetsen aan de realiteit: is wat u<br />
denkt dat er gebeurd is wel waar? Dit nu is precies wat Kousbroek doet: kloppen de verhalen over<br />
de ‘Jappenkampen' wel met de feiten?<br />
Ook de tweede strategie die Kousbroek volgt vinden we op een bepaalde manier terug in de<br />
RET: het terugbrengen van wat er wel heeft plaatsgevonden tot kleinere proporties. Kousbroek<br />
doet dit vooral door een sociologische manier van vergelijken (met andere groepen en situaties),<br />
de RET door een intrapsychische vergelijking: schiet u er iets mee op door uzelf louter te bezien als<br />
slachtoffer van traumatiserende omstandigheden? In de RET wordt slachtofferschap gezien als een<br />
‘overgeneralisering' van één element uit het persoonlijk leven, waartegenover in de therapie<br />
andere, meer positieve elementen uit de levensgeschiedenis ter relativering in het geweer worden<br />
gebracht. We vinden deze tegenwichtstrategie ook bij Kousbroek terug, in de vorm van mooie<br />
herinneringen aan het vooroorlogse Indië, die de eerste delen van Het Oostindisch kampsyndroom<br />
vullen.<br />
Een zwakke stee in de RET is haar geloof in het vermogen van patiënten om zelf hun eigen<br />
denkbeelden, en daarmee hun emoties, te sturen (‘Mensen zijn zelf verantwoordelijk voor hun<br />
denkbeelden'). Wie zich als slachtoffer beschouwt ‘ziet de dingen verkeerd'. Het probleem is<br />
natuurlijk dat mensen voor een deel irrationele wezens zijn, en dat een beroep op de menselijke<br />
rede niet altijd helpt. Kousbroek ziet dit wel in, en hij richt zich zoals gezegd dan ook niet tegen<br />
degenen die getraumatiseerd en onder behandeling zijn, maar tegen de zaakwaarnemers die het<br />
kampleed generaliseren en overdrijven, die menen dat er onvermijdelijk een kampsyndroom op<br />
moet volgen, en die zakelijke kritiek op een voorstelling van zaken te proberen te immuniseren<br />
door haar als kwetsend voor te stellen.<br />
Hoewel veel ex-geïnterneerden zich gekwetst hebben getoond door Kousbroeks commentaren,<br />
lijkt zijn ‘rationele strategie' mij toch eerder heilzaam dan schadelijk voor de geestelijke<br />
volksgezondheid, omdat zij een rem vormt op het aannemen en promoten van een (kamp)<br />
slachtofferidentiteit. De door Kousbroek gepresenteerde feiten kunnen mensen die het<br />
kampverleden redelijk verwerkt hebben, helpen de verleiding te weerstaan om actuele psychische<br />
problemen zonder meer toe te schrijven aan deze periode. Evenzo zullen de ‘zaakwaarnemers' zich<br />
noodgedwongen vooral moeten beperken tot de groep waarmee echt iets aan de hand is. Bij deze<br />
laatste categorie echter staat Kousbroek, net als de RET, met lege handen, of het moest zijn dat ze<br />
enige steun kunnen hebben aan het inzicht dat het leven na het kamp niet noodzakelijk een<br />
voortzetting is van het leven in het kamp.<br />
Literatuur<br />
Ellis, A. (1973) Humanistic psychotherapy. The rational-emotive approach. New York etc.: McGraw-<br />
Hill.<br />
Kousbroek, R. (1992) Het Oostindisch kampsyndroom. Anathema's 6. Amsterdam: Meulenhoff.<br />
Lees ook:<br />
- J. Withuis, Erkenning. Van oorlogstrauma naar klaagcultuur.<br />
- F. Begemann, Hulp aan slachtoffers van de Tweede Wereldoorlog. Een visie.<br />
Page 3 of 4<br />
Dr. R. Abma is universitair docent bij Algemene Sociale Wetenschappen, Universiteit Utrecht.<br />
Dit essay is gepubliceerd in De Psycholoog, 30, 1995, 190-192.<br />
http://www.uu.nl/uupublish/defaculteit/organisatie/afdelingen/algemenesocialew/alge...<br />
15-10-2010
gewijzigd: 23 november 2005<br />
dr. Ruud Abma<br />
http://www.uu.nl/uupublish/defaculteit/organisatie/afdelingen/algemenesocialew/alge...<br />
Page 4 of 4<br />
15-10-2010