16.06.2022 Views

De Somfy Factor Deel #2 NL

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

<strong>De</strong> <strong>Somfy</strong> <strong>Factor</strong> <strong>#2</strong><br />

Reductie van energieverbruik en CO₂-uitstoot in kantoorgebouwen<br />

door het toepassen van dynamische zonwering<br />

1


2


4


Lichtend voorbeeld.<br />

<strong>De</strong> kwal.<br />

Onbemind.<br />

Dus onbekend.<br />

Geheel ten onrechte.<br />

Want de kwal kan ons veel leren.<br />

Over lichtabsorptie.<br />

Over transparantie.<br />

En over bioluminescentie.<br />

Ofwel het vermogen van een organisme<br />

om zelf licht te genereren.<br />

Met de kwal als lichtend voorbeeld,<br />

ontwikkelde <strong>Somfy</strong> iets unieks.<br />

Techniek die gebouwen in staat stelt om<br />

op een bijzondere manier met licht te spelen.<br />

Die ze laat anticiperen op licht en schaduw.<br />

Die buitenlicht en binnenlicht op een<br />

harmonieuze manier samenbrengt.<br />

Om op die manier een aangenaam<br />

binnenklimaat te creëren.<br />

Dat zich duurzaam vertaalt in een<br />

optimaal gevoel van comfort en welzijn:<br />

de <strong>Somfy</strong> <strong>Factor</strong>.<br />

5


6


INHOUD<br />

<strong>De</strong> <strong>Somfy</strong> <strong>Factor</strong> <strong>#2</strong><br />

Reductie van energieverbruik en CO2-uitstoot in kantoorgebouwen<br />

door het toepassen van dynamische zonwering<br />

Voorwoord 11<br />

1 Duurzame ontwikkeling 13<br />

2 Klimaat en verduurzaming in Nederland 27<br />

3 Klimaatwetgeving 37<br />

4 Uitstoot van broeikasgassen 65<br />

5 Energieverbruik en uitstoot van gebouwen en bouwactiviteiten 79<br />

6 Certificering voor de utiliteitsbouw 103<br />

7 Glas, gevels en dynamische zonwering 123<br />

8 Eigenschappen van technische weefsels in<br />

dynamische zonwering 143<br />

Bijlagen 161<br />

9 Parametrisch ontwerpen 173<br />

10 Model voor energieverbruik en CO2-uitstoot<br />

in een kantoorruimte 183<br />

11 Productiviteits- en energie-effecten van dynamische<br />

zon- en lichtwering in kantoorgebouwen 195<br />

Bijlagen 227<br />

12 Duurzaamheid als topprioriteit 241<br />

Toegift - Roderik Henderson 245<br />

7


8


9


VOORWOORD<br />

Onder het motto “belofte maakt schuld” is de <strong>Somfy</strong> <strong>Factor</strong>,<br />

deel 2 nu ook een feit.<br />

Voor het tweede boek is als vertrekpunt de verduurzaming van onze<br />

samenleving gekozen. Inmiddels is er door duizenden wetenschappers<br />

overal ter wereld heel veel werk verzet om de invloeden van de mens op<br />

(de verandering van) het klimaat en het milieu in kaart te brengen.<br />

Uit de noodzaak iets te doen is inmiddels veel nieuwe wetgeving ontstaan<br />

die iedereen op aarde direct of indirect treft. <strong>De</strong> invloeden daarvan laten zich<br />

de komende jaren progressief voelen.<br />

Onderzoek wijst uit dat gebouwen een serieuze impact hebben op<br />

klimaatverandering en dus wordt er op allerlei manieren geprobeerd<br />

de invloeden te minimaliseren of liever nog te elimineren. <strong>De</strong> invloeden<br />

komen van de constructiewerkzaamheden en het voortbrengen van<br />

bouwmaterialen maar ontstaan voor een heel groot deel tijdens het gebruik.<br />

Invloeden door gebruik hebben heel veel te maken met energieverbruik voor<br />

verlichting, verwarming en koeling van gebouwen. Daarmee komen we al<br />

snel op de façade van een gebouw, met daarin de ramen onder andere om<br />

daglicht binnen te krijgen. Dat heeft alles te maken met het gebruik van<br />

kunstlicht, maar ook met de temperatuur in het gebouw.<br />

We hebben ons verdiept in de invloed van daglicht op temperatuur en<br />

andere binnenmilieu parameters. Het is duidelijk dat aan een vorm van het<br />

managen van daglicht in gebouwen niet te ontkomen valt. Natuurlijk kan<br />

dat op verschillende manieren, waarvan het toepassen van dynamische<br />

zonwering er een is.<br />

Het boek beschrijft het tot stand komen van een integraal model<br />

om de invloeden van het toepassen dynamische zonwering op<br />

10


innenmilieuparameters, energieverbruik en CO2-uitstoot in individuele<br />

kantoorgebouwen in kaart te brengen. Binnen het model worden kosten<br />

en opbrengsten voor een kantoorgebouw gekwantificeerd met het doel<br />

het model te kunnen gebruiken bij het nemen van beter onderbouwde<br />

beslissingen als het gaat om de toepassing van dynamische zonwering in<br />

kantoorgebouwen.<br />

Op basis van de verworven kennis zijn we inmiddels doende om het model<br />

ook toepasbaar te maken voor gebouwen in andere sectoren, meer specifiek<br />

onderwijs en zorg. Het model is zo gemaakt dat het met klimaat plug-ins ook<br />

toepasbaar is in andere landen. <strong>De</strong> uitkomsten zijn namelijk sterk afhankelijk<br />

van de geografische ligging van het gebouw en dus land-specifiek, ook<br />

al omdat er daarnaast nog andere invloeden zijn, bijvoorbeeld kosten, die<br />

lokale aanpassingen vragen om goede uitkomsten te verkrijgen.<br />

Sven van Witzenburg<br />

Hoofddorp, maart 2022<br />

11


12


1<br />

DUURZAME ONTWIKKELING<br />

13


MONDIALE DUURZAME ONTWIKKELINGSAGENDA<br />

<strong>De</strong> Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDG’s: Sustainable <strong>De</strong>velopment Goals) zijn in 2015 door<br />

de Verenigde Naties vastgesteld als de nieuwe mondiale duurzame ontwikkelingsagenda voor 2030.<br />

Ze worden gepromoot als de wereldwijde doelstellingen voor duurzame ontwikkeling. <strong>De</strong> SDG’s zijn van<br />

2016 tot 2030 van kracht, en vervangen de millenniumdoelstellingen die eind 2015 zijn vervallen.<br />

In totaal gaat het om 17 doelstellingen en 169<br />

onderliggende objectieven om de doelstellingen te<br />

verwezenlijken. <strong>De</strong> 193 lidstaten die zich achter het<br />

beleid schaarden, worden geacht zelf te zorgen voor de<br />

vertaling ervan naar hun nationaal beleid.<br />

Om de voortgang te monitoren is in VN-verband een lijst<br />

van indicatoren opgesteld: de Sustainable <strong>De</strong>velopment<br />

Goals Indicators.<br />

Status SDG’s in Nederland<br />

Nederland heeft op het gebied van natuur en milieu al<br />

diverse doelstellingen en beleidsprogramma's die in lijn<br />

zijn met de SDG’s.<br />

Het Centraal Bureau voor de Statistiek heeft in november<br />

2016 een eerste meting uitgevoerd hoe Nederland ervoor<br />

staat met de SDG’s. <strong>De</strong> aanleiding van dit onderzoek<br />

was een lijst van voorlopige indicatoren om de diverse<br />

subdoelstellingen van de SDG’s te monitoren. Het globale<br />

beeld dat uit de tot nu toe beschikbare cijfers naar<br />

voren komt, is dat het op veel terreinen goed gaat met<br />

Nederland, maar dat er ook belangrijke zorgpunten zijn.<br />

Volgens een rapport uit mei 2020 scoort Nederland<br />

relatief goed op het behalen van de Duurzame<br />

Ontwikkelingsdoelstellingen. Nederland heeft 26 van<br />

de 169 subdoelen bereikt, waarbij Nederland enkel<br />

wordt voorgegaan door de Scandinavische landen en<br />

een paar andere Europese landen. Verbeterpunten<br />

voor Nederland liggen met name op het dertiende<br />

doel, klimaatactie, en ook kan Nederland beter scoren<br />

op het vijfde doel, gendergelijkheid. Er zijn dus nog<br />

ontwikkelingen te behalen.<br />

14


DUURZAME ONTWIKKELINGSDOELSTELLINGEN<br />

SDG 1:<br />

Geen armoede<br />

<strong>De</strong> eerste doelstelling gaat over het beëindigen<br />

van armoede. Volgens de Verenigde<br />

Naties ook meteen het belangrijkste doel.<br />

Niemand mag in 2030 nog in extreme<br />

armoede leven. Onder de millenniumdoelen<br />

betekende extreme armoede dat iemand<br />

minder dan 1,25 dollar per dag te besteden<br />

had. <strong>De</strong> Wereldbank heeft deze grens in 2015<br />

verlegd naar 1,90 dollar per dag. In 2012<br />

leefde 12,8 procent van de wereldbevolking<br />

onder de grens van 1,90 dollar. Dit zijn<br />

896 miljoen mensen. In 1990 leefde nog<br />

37 procent van de wereldbevolking, of<br />

1,95 miljard mensen, onder deze grens.<br />

<strong>De</strong> verwachting is dat dit aantal in 2015<br />

is gedaald naar 9,5 procent van de<br />

wereldbevolking of 702 miljoen mensen.<br />

<strong>De</strong>ze doelstelling heeft in totaal 7 targets,<br />

waarvan er 5 behaald moeten zijn in 2030; de<br />

laatste 2 hebben geen specifieke einddatum<br />

maar kunnen worden gezien als ambitie.<br />

SDG 2:<br />

Geen honger<br />

In 2030 mag niemand op de wereld meer<br />

honger lijden. Iedereen moet toegang<br />

hebben tot veilig, voedzaam en voldoende<br />

voedsel, het hele jaar door. Volgens het<br />

Wereldvoedselprogramma hebben op dit<br />

moment 795 miljoen mensen niet genoeg<br />

voedsel om een gezond en actief leven te<br />

leiden. Dit is ongeveer 1 op de 9 mensen<br />

wereldwijd. In Sub-Sahara-Afrika lijden naar<br />

verhouding de meeste mensen honger, 1<br />

op de 4 mensen in deze regio is ondervoed.<br />

Ook sterft bijna de helft (45 procent) van<br />

de kinderen die voor hun vijfde komen te<br />

overlijden aan malnutritie. Wereldwijd gaan<br />

nog steeds 66 miljoen basisschoolkinderen<br />

met honger naar school.<br />

<strong>De</strong>ze doelstelling bestaat uit 8 targets en<br />

14 ambities, welke te maken hebben met<br />

het beëindigen van malnutritie, maar ook<br />

de productie van duurzame voedselbronnen<br />

en investeringen, onderzoek en nieuwe<br />

technologieën. Een studie gepubliceerd in het<br />

tijdschrift Nature wees overigens uit dat het<br />

onmogelijk lijkt om een einde te maken aan<br />

malnutritie voor het jaar 2030.<br />

SDG 3:<br />

Goede gezondheid en welzijn<br />

Doel 3 gaat over gezondheid en welzijn<br />

voor iedereen van jong tot oud. Volgens de<br />

Wereldgezondheidsorganisatie daalde het<br />

kindersterftecijfer in 2015 met 53 procent ten<br />

opzichte van 1990. Toch sterven er elk jaar<br />

nog steeds 6 miljoen kinderen voor hun vijfde<br />

levensjaar. Het merendeel van deze kinderen<br />

woont in Azië en Sub-Sahara-Afrika. 4 van<br />

de 5 kinderen die voor hun vijfde levensjaar<br />

overlijden, komen uit deze regio’s. <strong>De</strong> moedersterfte<br />

is in 2015 ten opzichte van 1990<br />

met 44 procent gedaald, aldus de Wereldgezondheidsorganisatie.<br />

Maar ook hier kunnen<br />

nog stappen worden gezet. <strong>De</strong> moedersterfte<br />

is in ontwikkelingslanden nog steeds 14 keer<br />

hoger dan in ontwikkelde landen.<br />

Naast bovengenoemde onderwerpen gaat het<br />

derde doel ook over de invloed van ziekten die<br />

niet van mens op mens overgedragen kunnen<br />

worden, ongelukken, vervuiling en universele<br />

gezondheidszorg voor allen.<br />

SDG 4:<br />

Kwaliteitsonderwijs<br />

Met name door de millenniumdoelen is er op<br />

het gebied van onderwijs de laatste jaren veel<br />

verbeterd, vooral voor vrouwen en meisjes. Op<br />

dit moment gaat 91 procent van de kinderen<br />

in ontwikkelingslanden naar de basisschool.<br />

Het aantal kinderen dat niet naar school gaat,<br />

is ten opzichte van 2000 gehalveerd: van 100<br />

miljoen in 2000 naar 57 miljoen in 2015. 50<br />

procent van de kinderen met een basisschoolleeftijd<br />

die niet naar school gaan, woont in<br />

conflictgebieden. En wereldwijd kunnen 103<br />

miljoen jongeren nog niet lezen of schrijven.<br />

Het vierde doel omvat tien targets die onder<br />

andere gaan over gratis basisonderwijs,<br />

goed middelbaar en- hoger onderwijs, maar<br />

ook over het bestrijden van discriminatie<br />

in het onderwijs, analfabetisme en onderwijs<br />

in duurzaamheid.<br />

SDG 5:<br />

Gendergelijkheid<br />

In de Universele Verklaring van de Rechten<br />

van de Mens is vastgesteld dat mannen en<br />

vrouwen dezelfde rechten hebben. “Gelijkheid<br />

tussen mannen en vrouwen is niet alleen<br />

een mensenrecht, maar ook de basis voor<br />

een vreedzame, welvarende en duurzame<br />

wereld”, aldus de Verenigde Naties. In de<br />

praktijk blijkt dat vrouwen en meisjes nog<br />

vaak achtergesteld worden ten opzichte van<br />

mannen en jongens. Het vijfde doel stelt<br />

dat in 2030 vrouwen en mannen ook in de<br />

praktijk gelijke rechten moeten hebben op<br />

faciliteiten als onderwijs, gezondheidszorg en<br />

werk. Daarnaast moeten vrouwen en mannen<br />

gelijk vertegenwoordigd zijn in politieke en<br />

economische besluitvorming.<br />

Het vijfde duurzaamheidsdoel omvat negen<br />

targets, die onder andere te maken hebben<br />

met het beëindigen van discriminatie, geweld<br />

en uitbuiting van vrouwen, genitale mutilatie<br />

en huwelijksdwang.<br />

SDG 6:<br />

Schoon water en sanitair<br />

Schoon drinkwater en goede en schone<br />

sanitaire voorzieningen hebben een positieve<br />

invloed op andere Global Goals zoals die met<br />

betrekking tot voedselveiligheid, onderwijs<br />

en gezondheid. Schoon drinkwater zorgt<br />

voor minder infecties en schone toiletten<br />

op scholen zorgen ervoor dat meer meisjes<br />

naar school gaan, ook als ze ongesteld zijn.<br />

Er is genoeg schoon drinkwater voor iedereen<br />

op de wereld, maar door problemen zoals<br />

een slechte infrastructuur of economie<br />

sterven er elk jaar nog miljoenen mensen aan<br />

15


ziekten die veroorzaakt worden door vervuild<br />

drinkwater of slechte hygiëne.<br />

Sinds 1990 hebben 2,6 miljard mensen<br />

toegang gekregen tot schoon drinkwater,<br />

maar 1,8 miljard mensen halen hun<br />

drinkwater nog steeds uit vervuilde bronnen.<br />

Daarnaast kunnen 2,4 miljard mensen op de<br />

wereld nog geen gebruikmaken van schone<br />

toiletten en ander sanitair.<br />

Het zesde duurzaamheidsdoel heeft<br />

zes verschillende targets die gaan over<br />

drinkwater, sanitair of hygiëne, die<br />

bijvoorbeeld behaald moeten worden door<br />

een programma wat handhygiëne promoot,<br />

maar ook door onderzoek naar hoe water<br />

efficiënt gebruikt kan worden en door het<br />

zoeken van mogelijkheden om drinkwater te<br />

filteren en op te slaan.<br />

SDG 7:<br />

Betaalbare en duurzame energie<br />

We hebben energie nodig voor onze welvaart<br />

en ons welzijn; om te leven, te wonen en te<br />

werken. <strong>De</strong> maatschappij zou zich niet zo<br />

kunnen ontwikkelen zoals die dat nu doet<br />

zonder energie. Daarom is het belangrijk dat<br />

iedereen gebruik kan maken van energie. Een<br />

op de vijf mensen heeft op dit moment nog<br />

geen toegang tot energie. Maar tegelijkertijd<br />

is energie ook een van de grootste problemen<br />

van deze eeuw. We halen te veel energie uit<br />

kolen, olie en gas. <strong>De</strong>ze grondstoffen raken<br />

een keer op en de brandstof veroorzaakt<br />

klimaatverandering. Ten minste 60 procent<br />

van de uitstoot van broeikasgassen wordt<br />

veroorzaakt door energie.<br />

<strong>De</strong> doelen omvatten toegang tot betaalbare<br />

en betrouwbare energie, waarbij technologie<br />

om energie te verbeteren en op te slaan een<br />

grote rol speelt.<br />

SDG 8:<br />

Eerlijk werk en economische groei<br />

In veel landen betekent het hebben van<br />

een baan niet automatisch dat je aan<br />

armoede kunt ontsnappen. Daarom richt<br />

doel 8 zich op fatsoenlijk werk voor iedereen<br />

en duurzame en inclusieve economische<br />

groei. Dit betekent dat iedereen die kan<br />

werken de mogelijkheid moet hebben om<br />

ook echt een baan te hebben, met goede<br />

werkomstandigheden. <strong>De</strong>ze banen moeten<br />

economische groei stimuleren zonder het<br />

milieu aan te tasten.<br />

Een van de targets voor 2020 is om de<br />

werkloosheid onder de jeugd terug te dringen.<br />

Duurzaamheidsdoel nummer 8 zorgt ook<br />

voor het versterken van financiële instituten<br />

om duurzame en economische ontwikkeling<br />

te bevorderen.<br />

SDG 9:<br />

Industrie, innovatie<br />

en infrastructuur<br />

Bij infrastructuur moeten we denken aan<br />

transport, wegen, irrigatie, energie en<br />

informatie- en communicatietechnologie.<br />

Om verbeteringen aan te brengen in<br />

onderwijs, gezondheidszorg of het drinkwater,<br />

is infrastructuur noodzakelijk. Zonder wegen<br />

of transport is het voor kinderen uit afgelegen<br />

dorpen bijvoorbeeld veel moeilijker om naar<br />

school te gaan. In veel ontwikkelingslanden<br />

ontbreekt deze fundamentele infrastructuur.<br />

Zonder infrastructuur is het moeilijker om een<br />

baan te krijgen, zaken te doen, informatie te<br />

ontvangen en brood te halen. Oftewel, door<br />

een betere infrastructuur is het makkelijker<br />

om andere doelen te bereiken en gaat de<br />

levenskwaliteit omhoog.<br />

Er zijn zeven targets, die gaan over<br />

infrastructuur en industrialisering. Een van<br />

de targets gaat over het verkrijgen van een<br />

mobiel signaal voor een betere connectiviteit.<br />

SDG 10:<br />

Ongelijkheid verminderen<br />

<strong>De</strong> inkomensongelijkheid tussen landen is<br />

in het eerste decennium van de 21e eeuw<br />

verminderd. <strong>De</strong> ongelijkheid binnen landen<br />

is alleen maar groter geworden. Tussen<br />

1990 en 2010 is de inkomensongelijkheid<br />

binnen ontwikkelingslanden met 11 procent<br />

toegenomen. Maar ook binnen ontwikkelde<br />

landen is de inkomensongelijkheid<br />

toegenomen. Het idee dat economische<br />

vooruitgang niet genoeg is om armoede te<br />

bestrijden, wordt wereldwijd steeds meer<br />

ondersteund. Economische groei moet<br />

inclusief zijn. Oftewel, iedereen moet erbij<br />

betrokken worden. En als we het hebben over<br />

economische groei, moeten we ook aandacht<br />

hebben voor sociale aspecten en het milieu.<br />

Dit ontwikkelingsdoel heeft tien targets<br />

die gaan over het verminderen van<br />

ongelijkheid tussen mensen. Dit kan op<br />

sociale, economische, financiële of politieke<br />

ongelijkheid slaan of te maken hebben met<br />

gelijke kansen en een einde maken aan<br />

discriminatie.<br />

SDG 11:<br />

Duurzame steden<br />

en gemeenschappen<br />

<strong>De</strong> helft van de wereldbevolking, zo’n 3,5<br />

miljard mensen, woont in de stad. <strong>De</strong><br />

verwachting is dat dat aantal alleen maar<br />

zal toenemen; in 2030 woont mogelijk bijna<br />

60 procent van alle mensen wereldwijd<br />

in stedelijke gebieden. Vrijwel al deze<br />

verstedelijking, 95 procent, vindt plaats in<br />

ontwikkelingslanden. Die groei van stedelijke<br />

gebieden vindt ook plaats in sloppenwijken.<br />

Nu wonen er al 823 miljoen mensen in<br />

zulke buurten, maar dat aantal zal naar<br />

verwachting blijven groeien.<br />

Dit doel gaat met name over de ontwikkeling<br />

van steden. Het is belangrijk dat deze<br />

ontwikkeling een balans aanbrengt<br />

tussen sociale, economische en<br />

omgevingsvriendelijke duurzaamheid. Met<br />

name tijdens de COVID-19-uitbraak is het<br />

duidelijk geworden dat veel besmettingen<br />

met dit virus te herleiden zijn tot<br />

dichtbevolkte gebieden.<br />

16


Daarnaast gaat dit doel over het ontwikkelen<br />

van carrièremogelijkheden, transport en<br />

natuurrampen.<br />

SDG 12:<br />

Verantwoorde consumptie<br />

en productie<br />

Dit doel verwijst naar de zorg voor duurzaam<br />

beheer en efficiënt gebruik van natuurlijke<br />

hulpbronnen. Het produceren van onze<br />

goederen moet met het oog op de groeiende<br />

wereldbevolking op een veel meer uitgekiende<br />

manier: meer produceren met minder.<br />

Dit doel heeft elf targets die gaan over<br />

het ecologisch verbeteren van de huidige<br />

voedselproductiemethoden en ook over het<br />

verminderen van afval. Het is belangrijk dat<br />

voedselproductie op een duurzame manier<br />

gebeurt, om de natuur te sparen en onze<br />

materiele voetafdruk te verminderen met als<br />

resultaat een positief effect op het klimaat.<br />

SDG 13:<br />

Klimaatactie<br />

Ieder land op ieder continent heeft te maken<br />

met klimaatverandering. <strong>De</strong> opwarming van<br />

de aarde heeft nu al invloed op het dagelijks<br />

leven en het inkomen van miljoenen mensen<br />

wereldwijd en die invloed zal in de toekomst<br />

alleen maar toenemen.<br />

Dit doel probeert klimaatverandering aan<br />

te pakken door vijf targets, die proberen de<br />

klimaatrampen te voorkomen, kennis te<br />

vergroten en zich te focussen op het beleid om<br />

grip te krijgen op het wereldwijde probleem.<br />

SDG 14:<br />

Leven in het water<br />

Oceanen zijn met hun temperatuur, hun<br />

stromingen en hun onderzeese leven de<br />

motor van mondiale systemen die de<br />

aarde bewoonbaar maken voor mensen. Ze<br />

bedekken drie kwart van het aardoppervlak.<br />

Ons drinkwater, ons weer, ons klimaat, de<br />

kusten, veel van ons eten en zelfs de lucht<br />

die we inademen zijn afhankelijk van de zee.<br />

Er zijn tien targets voor het ontwikkelingsdoel<br />

wat over water gaat. <strong>De</strong>ze betreffen onder<br />

meer vervuiling en bescherming van de<br />

ecosystemen door bijvoorbeeld overmatig<br />

vissen tegen te gaan. Vooral vervuiling<br />

van het water is een belangrijk onderwerp,<br />

aangezien wereldwijd veel plastic in de zee<br />

terechtkomt.<br />

SDG 15:<br />

Leven op het land<br />

Dit doel betreft het beschermen, herstellen<br />

en bevorderen van het duurzaam gebruik<br />

van ecosystemen: beheer bossen duurzaam,<br />

bestrijd woestijnvorming en landdegradatie<br />

en draai deze terug en roep het verlies aan<br />

biodiversiteit een halt toe.<br />

Bossen bedekken 30 procent van het<br />

landoppervlak van de aarde. Naast dat ze<br />

belangrijk zijn voor de voedselveiligheid<br />

en het bieden van onderdak, zijn ze<br />

ook essentieel voor het vechten tegen<br />

klimaatverandering en het beschermen van<br />

de biodiversiteit en vormen ze het leefgebied<br />

van inheemse bevolkingsgroepen. We<br />

verliezen jaarlijks 13 miljoen hectare bos,<br />

terwijl de landaantasting zorgt voor woestijnvorming<br />

van 3,6 miljard hectare aan land.<br />

Het ontwikkelingsdoel heeft twaalf targets<br />

die allemaal te maken hebben met het leven<br />

op land. Planten zijn belangrijk voor<br />

mensen en dier als voeding. en landbouw<br />

is een belangrijke bron. Daarnaast zijn<br />

er diersoorten die dreigen te verdwijnen,<br />

waardoor het ecosysteem weer verandert en<br />

andere diersoorten in gevaar brengt.<br />

SDG 16:<br />

Vrede, justitie en sterke<br />

publieke diensten<br />

Dit doel heeft betrekking op het bevorderen<br />

van vreedzame en inclusieve samenlevingen<br />

met het oog op duurzame ontwikkeling.<br />

Binnen de millenniumdoelstellingen was<br />

er nauwelijks aandacht voor, maar nu is<br />

vrijwel iedereen het erover eens dat zonder<br />

vrede, veiligheid en rechtvaardigheid bijna<br />

geen ontwikkeling mogelijk is. Corruptie,<br />

diefstal en belastingontwijking kosten<br />

ontwikkelingslanden 1,26 miljard dollar per<br />

jaar. Geld dat goed gebruikt kan worden<br />

voor armoedebestrijding of om kinderen<br />

naar school te laten gaan. <strong>De</strong> helft van de<br />

basisschoolleerlingen in conflictgebieden<br />

verlaat school zonder diploma. Vrede,<br />

justitie en sterke publieke diensten zorgen<br />

voor ontwikkeling, en andersom. Ze<br />

versterken elkaar.<br />

Het ontwikkelingsdoel heeft zestien targets,<br />

die gaan over geweld, vrede en gelijkheid.<br />

Het gevoel van veiligheid is een<br />

basisbehoefte. Het bestrijden van uitbuiting<br />

en mensensmokkel is een voorbeeld van een<br />

van de targets, maar je kan ook denken aan<br />

handhaving<br />

en navolging van de wet. Ook kan bij de<br />

targets gedacht worden aan stemrecht<br />

en participatie, het gevoel dat men in de<br />

samenleving gehoord wordt.<br />

SDG 17:<br />

Partnerschap om doelstellingen<br />

te bereiken<br />

Het laatste ontwikkelingsdoel bestaat<br />

uit vijf verschillende categorieën, welke<br />

weer bestaan uit subdoelen op verschillende<br />

terreinen: subdoelen op financieel en<br />

technologisch gebied, handel alsmede de<br />

ondersteuning in zelfontwikkeling.<br />

Het doel gaat in feite over samenwerking<br />

tussen landen, en probeert een beleid van<br />

duurzaamheid te promoten.<br />

Bij alle vijf de subdoelen is het van belang<br />

dat de initiatieven op een juiste en duurzame<br />

manier van de grond komen, waarbij het<br />

belangrijk is dat er op een zo eerlijk mogelijke<br />

manier gekeken wordt naar hoe de doelen<br />

gerealiseerd kunnen worden per land.<br />

17


18


Sinds de lancering ervan in 2015 heeft de Agenda 2030<br />

van de VN een blauwdruk gevormd voor gedeelde welvaart<br />

in een duurzame wereld, een wereld waarin alle mensen<br />

een productief, levendig en vredig leven kunnen leiden op<br />

een gezonde planeet. Over iets minder dan een decennium<br />

is het al 2030 en de vraag is of onze acties van vandaag<br />

de juiste basis leggen om de Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen<br />

(SDG's) uit de Agenda 2030 te bereiken.<br />

<strong>De</strong> Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen zijn een<br />

universele oproep tot actie om een einde te maken aan<br />

armoede, de planeet te beschermen en de levens en<br />

vooruitzichten van iedereen, waar ook ter wereld, te<br />

verbeteren. <strong>De</strong> zeventien doelen werden in 2015 goedgekeurd<br />

door alle lidstaten van de VN, als onderdeel van<br />

de Agenda 2030 voor duurzame ontwikkeling, waarin een<br />

vijftienjarenplan is vastgelegd om de doelen te bereiken.<br />

Doelstellingen direct gerelateerd<br />

aan klimaatverandering<br />

Bij nadere bestudering zijn er maar weinig SDG’s direct gerelateerd<br />

aan klimaatverandering. <strong>De</strong> doelstellingen die daar<br />

direct aan gerelateerd zijn zijn doelstelling 7, 9, 11 en 13.<br />

SDG 7:<br />

Betaalbare en duurzame energie<br />

Op dit moment heeft 13 procent van de wereldbevolking<br />

nog steeds geen toegang tot moderne elektriciteit.<br />

3 miljard mensen zijn afhankelijk van hout,<br />

kolen, houtskool of dierlijk afval voor koken en<br />

verwarmen. Energie is de belangrijkste oorzaak van<br />

klimaatverandering en is goed voor ongeveer 60 procent<br />

van de totale wereldwijde uitstoot van broeikasgassen.<br />

Luchtvervuiling binnenshuis door het gebruik van<br />

ontvlambare brandstoffen voor huishoudelijke energie<br />

19


zorgde voor 4,3 miljoen doden in 2012, waarvan 6 op<br />

de 10 vrouwen of meisjes waren. Het aandeel van<br />

hernieuwbare energie in het uiteindelijke energieverbruik<br />

was in 2015 slechts 17,5 procent.<br />

SDG 9:<br />

Industrie, innovatie en infrastructuur<br />

Het is al lang bekend dat groei in productiviteit en inkomens<br />

en verbeteringen in gezondheids- en onderwijsresultaten<br />

investeringen in infrastructuur vereisen. Productie is een<br />

belangrijke motor van economische ontwikkeling en<br />

werkgelegenheid. Een andere belangrijke factor om te<br />

overwegen is de uitstoot van koolstofdioxide tijdens<br />

productieprocessen. Die uitstoot is het afgelopen decennium<br />

in veel landen gedaald, maar het tempo van de daling is<br />

niet over de hele wereld gelijkmatig geweest.<br />

Technologische vooruitgang is de basis van<br />

inspanningen om milieudoelstellingen te bereiken,<br />

zoals een toename van hulpbronnen en energieefficiëntie.<br />

Zonder technologie en innovatie zal er geen<br />

industrialisatie plaatsvinden en zonder industrialisatie<br />

zal er geen ontwikkeling plaatsvinden. Er moet meer<br />

worden geïnvesteerd in hightechproducten die de<br />

efficiëntie verhogen met een focus op mobiele diensten.<br />

SDG 11:<br />

Duurzame steden en gemeenschappen<br />

<strong>De</strong> helft van de mensheid – 3,5 miljard mensen – woont<br />

tegenwoordig in steden en naar verwachting zullen<br />

er in 2030 5 miljard mensen in steden wonen. Naar<br />

verwachting zal 95 procent van de stedelijke groei in de<br />

komende decennia plaatsvinden in ontwikkelingslanden.<br />

<strong>De</strong> steden van de wereld beslaan slechts 3 procent van het<br />

aardoppervlak, maar zijn goed voor 60 tot 80 procent van<br />

het energieverbruik en 75 procent van de koolstofuitstoot.<br />

Vanaf 2016 ademde 90 procent van de stadsbewoners<br />

onveilige lucht in, wat resulteerde in 4,2 miljoen doden<br />

als gevolg van luchtvervuiling. Meer dan de helft van de<br />

wereldwijde stedelijke bevolking werd blootgesteld aan<br />

luchtvervuilingsniveaus die minstens 2,5 keer hoger<br />

waren dan de veiligheidsnorm.<br />

SDG 13:<br />

Klimaatactie<br />

Van 1880 tot 2012 steeg de gemiddelde mondiale<br />

temperatuur met 0,85 °C. Om dit in perspectief te<br />

plaatsen: voor elke graad temperatuurstijging dalen de<br />

graanopbrengsten met ongeveer 5 procent. Maïs, tarwe<br />

en andere belangrijke gewassen hebben tussen 1981 en<br />

2002 een aanzienlijke opbrengstdaling van 40 megaton<br />

per jaar ervaren, vanwege een warmer klimaat.<br />

Oceanen zijn opgewarmd, de hoeveelheid sneeuw en ijs<br />

is afgenomen en de zeespiegel is gestegen. Van 1901<br />

tot 2010 steeg de gemiddelde zeespiegel wereldwijd<br />

met 19 cm doordat de oceanen groter werden als gevolg<br />

van opwarming en het smelten van ijs. Het zee-ijs in het<br />

noordpoolgebied is sinds 1979 elke 10 jaar gekrompen,<br />

met een ijsverlies van 1,07 miljoen km² per ddecennium.<br />

Gezien de huidige concentraties en de aanhoudende<br />

uitstoot van broeikasgassen, is het waarschijnlijk dat<br />

tegen het einde van deze eeuw de mondiale temperatuur<br />

voor alle scenario's op 1 na meer dan 1,5 °C hoger zal zijn<br />

dan in 1850 tot 1900. <strong>De</strong> oceanen van de wereld zullen<br />

opwarmen en het smelten van ijs zal doorgaan.<br />

20


<strong>De</strong> voorspelde gemiddelde zeespiegelstijging is 24 tot<br />

30 cm in 2065 en 40 tot 63 cm in 2100. <strong>De</strong> meeste<br />

aspecten van klimaatverandering zullen nog vele eeuwen<br />

aanhouden, zelfs als de uitstoot wordt gestopt.<br />

<strong>De</strong> wereldwijde uitstoot van koolstofdioxide (CO2) is sinds<br />

1990 met bijna 50 procent toegenomen en deze uitstoot<br />

groeide tussen 2000 en 2010 sneller dan in elk van de 3<br />

voorgaande decennia.<br />

Het is nog steeds mogelijk om met behulp van een breed<br />

scala aan technologische maatregelen en gedragsveranderingen<br />

de toename van de gemiddelde wereldtemperatuur<br />

te beperken tot twee graden Celsius boven pre-industriële<br />

niveaus. Grote institutionele en technologische<br />

veranderingen kunnen het mogelijk maken dat de opwarming<br />

van de aarde deze drempel niet zal overschrijden.<br />

Bronnen van klimaatverandering<br />

<strong>De</strong> door de mens veroorzaakte opwarming kwam in<br />

2017 ongeveer 1 °C boven pre-industriële niveaus, met<br />

een gemiddelde toename van 0,2 °C per decennium.<br />

Een hogere opwarming dan het wereldwijde gemiddelde<br />

is al in veel regio's en seizoenen ervaren, waarbij de<br />

gemiddelde opwarming boven land hoger is dan die<br />

boven de oceaan.<br />

<strong>De</strong> meeste landgebieden ervaren een grotere<br />

opwarming dan het wereldgemiddelde, terwijl de meeste<br />

oceaangebieden langzamer opwarmen. Afhankelijk<br />

van de beschouwde temperatuurdataset, woont 20 tot<br />

40 procent van de wereldbevolking in regio's die in het<br />

decennium 2006-2015 in ten minste één seizoen al te<br />

maken hadden met een opwarming van meer dan 1,5 °C<br />

boven pre-industrieel niveau.<br />

Snelheid opwarming aarde<br />

Huidige opwarmsnelheid<br />

1.5˚C<br />

Door de mens veroorzaakte<br />

opwarming<br />

2017<br />

Klimaatonzekerheid<br />

voor 1,5 °C-traject<br />

Waargenomen opwarming<br />

1960 1980 2000 2020 2040 2060 2080 2100<br />

Bron: VN-rapport - The heat is on<br />

21


<strong>De</strong> uitstoot uit het verleden alleen zal de gemiddelde<br />

wereldtemperatuur waarschijnlijk niet doen stijgen tot<br />

1,5 °C boven pre-industriële niveaus, maar de uitstoot<br />

uit het verleden zorgt wel voor andere veranderingen,<br />

zoals een verdere stijging van de zeespiegel. Als alle<br />

antropogene uitstoot (inclusief aerosolgerelateerde)<br />

onmiddellijk tot nul zou worden gereduceerd, zou elke<br />

verdere opwarming boven de reeds ervaren 1 °C de<br />

komende 2 tot 3 decennia waarschijnlijk minder dan 0,5 °C<br />

zijn en in een eeuw tijd waarschijnlijk minder dan 0,5 °C,<br />

vanwege de tegengestelde effecten van verschillende<br />

klimaatprocessen en -factoren. Een opwarming van<br />

meer dan 1,5 °C is daarom niet geofysisch onvermijdelijk:<br />

of dit zal gebeuren hangt af van de toekomstige mate<br />

van uitstootreductie.<br />

energie- en landtransformatie en toename van<br />

hulpbronintensieve consumptie zijn echter belangrijke<br />

belemmeringen voor het bereiken van 1,5 °C-paden.<br />

Beschikbare berekeningen die streven naar geen of<br />

beperkte (minder dan 0,1 °C) overschrijding van 1,5 °C<br />

houden voor de uitstoot van broeikasgasemissies in<br />

2030 25 tot 30 GtCO2e yr−1 aan. Dit staat in contrast met<br />

de mediane schattingen, die uitgaan van 52-58 GtCO2e<br />

yr−1 in 2030.<br />

Trajecten die gericht zijn op het beperken van de<br />

opwarming tot 1,5 °C tegen 2100, na een tijdelijke<br />

temperatuuroverschrijding, gaan uit van grootschalige<br />

inzet van koolstofdioxide-verwijderingsmaatregelen, die<br />

onzeker zijn en duidelijke risico's met zich meebrengen.<br />

Alle 1,5 °C-trajecten betreffen het beperken van<br />

cumulatieve emissies van langlevende broeikasgassen,<br />

waaronder koolstofdioxide en stikstofoxide, en een<br />

aanzienlijke vermindering van andere stoffen die het<br />

klimaat beïnvloeden. Het beperken van cumulatieve<br />

emissies vereist ofwel het verminderen van de netto<br />

wereldwijde emissies van langlevende broeikasgassen<br />

tot nul voordat de cumulatieve limiet wordt bereikt, of<br />

het verminderen van de netto negatieve wereldwijde<br />

emissies (antropogene verwijderingen) nadat de limiet is<br />

overschreden.<br />

Bronnen die verband houden met 1,5 °C opwarming<br />

boven pre-industriële niveaus kunnen worden<br />

geïdentificeerd op basis van een reeks aannames over<br />

economische groei, technologische ontwikkelingen<br />

en levensstijlen. Gebrek aan mondiale samenwerking,<br />

gebrek aan bestuurlijke input wat betreft de vereiste<br />

In modeltrajecten met geen of een beperkte<br />

overschrijding van 1,5 °C, daalt de wereldwijde netto<br />

antropogene CO2-uitstoot tegen 2030 met ongeveer<br />

45 procent ten opzichte van de niveaus van 2010 en<br />

bereikt deze netto nul rond 2050. Voor het beperken van<br />

de opwarming van de aarde tot minder dan 2 °C met<br />

een waarschijnlijkheid van ten minste 66%, zal de CO2-<br />

uitstoot in de meeste extrapolaties dalen met ongeveer<br />

25% tegen 2030 en rond 2070 netto nul bereiken.<br />

Het beperken van de opwarming tot 1,5 °C vereist een<br />

duidelijke verschuiving in investeringen. Bijkomende<br />

jaarlijkse gemiddelde energiegerelateerde investeringen<br />

voor de periode 2016 tot 2050 in trajecten die de<br />

opwarming beperken tot 1,5 °C, ten opzichte van<br />

trajecten zonder nieuw klimaatbeleid, naast de al<br />

genomen paden (d.w.z. baseline), worden geschat op<br />

ongeveer 830 miljard USD.<br />

22


Verandering van de oppervlaktetemperatuur door cumulatieve CO2-uitstoot<br />

Verandering van oppervlaktetemperatuur van 1850-1900 (°C)<br />

3.0<br />

2.5<br />

2.0<br />

1.5<br />

1.0<br />

0.5<br />

0.0<br />

Gemiddelde historische ESMs/EMICs uit AR5<br />

Gemiddelde RCP8.5 ESMs/EMICs uit AR5<br />

ESMs/EMICs bereik uit AR5<br />

Historische opwarming (waargenomen)<br />

Historische opwarming (CMIP5)<br />

GMST historische opwarming (waargenomen)<br />

16-84% TCRE-bereik<br />

33-67% TCRE-bereik<br />

gemiddelde TCRE<br />

waargenomen gemiddelden<br />

0 1000 2000 3000 4000 5000 6000<br />

Cumulatieve kooldioxide-uitstoot sinds 1876 (GtCO2)<br />

Bron: VN-rapport - The heat is on<br />

<strong>De</strong> totale energiegerelateerde investeringen stijgen in<br />

1,5 °C-trajecten met ongeveer 12% ten opzichte van 2<br />

°C-trajecten. <strong>De</strong> gemiddelde jaarlijkse investeringen<br />

in koolstofarme energietechnologieën en energieefficiëntie<br />

zijn tegen 2050 met ongeveer een factor 6<br />

opgeschaald in vergelijking met 2015, waardoor fossiele<br />

investeringen wereldwijd rond 2025 worden ingehaald.<br />

Cumulatieve CO2-emissiebudgetten<br />

Een andere manier om doelstellingen voor<br />

emissiereductie ten opzichte van nu te bepalen, is<br />

gebaseerd op het idee van een CO2-budget, dat wil<br />

zeggen de maximale cumulatieve CO2-uitstoot die in de<br />

atmosfeer kan worden uitgestoten, terwijl een redelijke<br />

kans wordt behouden om een bepaald niveau van<br />

opwarming van de aarde te voorkomen.<br />

Op basis van schattingen voor het CO2-budget uit 2011<br />

zijn er verschillende scenario’s bepaald:<br />

- Voor een kans van 50% om de doelstelling van<br />

2 °C minimaal te behalen, 1.300 Gt CO2-eq.<br />

- Voor een kans van 66% om de doelstelling van<br />

2 °C minimaal te behalen, 1.000 Gt CO2-eq.<br />

- Voor een kans van 50% om de doelstelling van<br />

1,5 °C minimaal te behalen, 550 Gt CO2-eq.<br />

<strong>De</strong> cumulatieve CO2-uitstoot tussen 2012 en 2016 komt<br />

uit op ongeveer 184 Gt CO2-eq, hetgeen betekent dat<br />

de wereld tussen 2012 en 2016 een zesde, een vijfde en<br />

een derde van het beschikbare CO2-budget vanaf 2011<br />

verbruikt voor 50% kans om het 2 °C-doel te bereiken,<br />

66% kans om het 2 °C-doel te bereiken, en 50% kans om<br />

het 1,5 °C-doel te bereiken.<br />

23


Resterende CO2-budget voor het beperken van opwarming tot 2 °C/1,5 °C<br />

met verschillende waarschijnlijkheden snelheid opwarming aarde<br />

CO2-budget om temperatuurstijging<br />

onder de 2 °C te houden met een<br />

waarschijnlijkheid van 50%<br />

CO2-budget om temperatuurstijging<br />

onder de 2 °C te houden met een<br />

waarschijnlijkheid van 66%<br />

CO2-budget om temperatuurstijging<br />

onder de 1,5 °C te houden met een<br />

waarschijnlijkheid van 50%<br />

Rest Uitstoot 2012-2016<br />

Bron: UN/Climate action and support trends 2019<br />

<strong>De</strong> berekeningen wijzen uit dat op het huidige<br />

emissieniveau het resterende CO2-budget snel wordt<br />

verbruikt. <strong>De</strong> situatie is extremer onder de scenario's met<br />

een hogere waarschijnlijkheid en/of die van het beperken<br />

van de opwarming tot lagere niveaus. Zodra het budget<br />

voor een scenario is opgebruikt, wordt het behalen van<br />

het temperatuurdoel minder waarschijnlijk, duurder of<br />

beide. Een CO2-budget verstandig beheren is de uitstoot<br />

zodanig verlagen dat wereldwijde CO2-neutraliteit<br />

wordt bereikt voordat het budget op is. Volgens de data<br />

hebben de emissies nog geen hoogtepunt bereikt. Hoe<br />

later de uitstoot piekt en daalt, hoe meer CO2 zich in de<br />

atmosfeer zal hebben verzameld.<br />

Cumulatieve CO2-uitstoot wordt binnen een budget<br />

gehouden door de wereldwijde jaarlijkse CO2-uitstoot te<br />

verminderen tot netto nul. <strong>De</strong>ze analyse suggereert een<br />

resterend budget van ongeveer 420 GtCO2 voor een twee<br />

derde kans om de opwarming te beperken tot 1,5 °C,<br />

en van ongeveer 580 GtCO2 voor een gelijke kans. Het<br />

resterende koolstofbudget wordt hier gedefinieerd als<br />

cumulatieve CO2-uitstoot vanaf het begin van 2018<br />

tot het moment van netto nul wereldwijde uitstoot<br />

voor opwarming van de aarde, gedefinieerd als een<br />

verandering in de wereldwijde luchttemperatuur nabij<br />

het oppervlak. Binnen een resterend koolstofbudget van<br />

580 GtCO2 blijven houdt in dat de CO2-uitstoot binnen<br />

ongeveer 30 jaar CO2-neutraliteit bereikt, teruggebracht<br />

tot 20 jaar voor een resterend CO2-budget van 420 GtCO2.<br />

Invloed van gebouwen<br />

Gebouwen zijn verantwoordelijk voor 32% van het wereldwijde<br />

energieverbruik (IEA, 2016c) en hebben een groot<br />

energiebesparingspotentieel met beschikbare technologieën<br />

zoals energie-efficiëntieverbeteringen in technische<br />

installaties, in thermische isolatie (Toleikyte et al., 2018) en<br />

in energievoorziening (Thomas et al., 2017). Kuramochi et al.<br />

(2018) tonen aan dat 1,5 °C-consistente trajecten vereisen<br />

24


dat de emissies van gebouwen tegen 2050 met 80 tot 90%<br />

worden verminderd, dat nieuwbouw tegen nagenoeg 2020<br />

fossielvrij is en dat de bestaande gebouwen sneller worden<br />

gerenoveerd, tot 5% per jaar in OESO-landen (Organisatie voor<br />

Economische Samenwerking en Ontwikkeling).<br />

om de energie-efficiëntie in gebouwen en steden te<br />

versnellen. 1008 Sommige steden in ontwikkelingslanden<br />

maken al gebruik van deze technologieën om<br />

koolstofarme infrastructuren, gebouwen en apparaten<br />

te realiseren. 1009<br />

Gebaseerd op de IEA-ETP (IEA, 2017g) wordt een<br />

groot besparingspotentieel in verwarming en koeling<br />

geïdentificeerd door een verbeterd gebouwontwerp en<br />

efficiëntere apparatuur en verlichting.<br />

Inmiddels zijn verschillende voorbeelden van nettonul-<br />

energie in gebouwen beschikbaar 1001 . In bestaande<br />

gebouwen maakt renovatie energiebesparing mogelijk 1002 ,<br />

evenals kostenbesparingen 1003 .<br />

Het verminderen van het gebruik van energie ten behoeve<br />

van de productie van bouwmaterialen zorgt draagt bij<br />

aan de verdere reductie van het totale energieverbruik<br />

alsmede aan een reductie van de uitstoot van broeikasgassen<br />

1004 , met name door een toegenomen gebruik van<br />

duurzame materialen 1005 en houtconstructie 1006 .<br />

Het recyclen van materialen en het ontwikkelen van<br />

een circulaire economie kan institutioneel uitdagend<br />

zijn, omdat het geavanceerde mogelijkheden 1010 en<br />

organisatorische veranderingen 1011 vereist, maar heeft<br />

voordelen op het gebied van kosten, gezondheid,<br />

governance en milieu. 1012 Een analyse van de effecten<br />

ervan op energieverbruik en milieuproblemen is niet<br />

beschikbaar, maar substitutie kan een grote rol spelen<br />

bij het verminderen van uitstoot 1013 , hoewel het potentieel<br />

ervan afhankelijk is van de vraag naar materiaal en<br />

de omzetsnelheid van bijvoorbeeld gebouwen. 1014<br />

Materiaalvervanging en CO2-opslagopties zijn in<br />

ontwikkeling, bijvoorbeeld het gebruik van algen<br />

en hernieuwbare energie voor de productie van koolstofvezels,<br />

die een nettokoolstofput van CO2 kunnen worden. 1015<br />

Het VN-Milieuprogramma (UNEP3) schat dat verbetering<br />

van de belichaamde energie, thermische prestaties en<br />

het directe energieverbruik van gebouwen de uitstoot<br />

kan verminderen met 1,9 GtCO2e yr −1 (UNEP, 2017b),<br />

met een extra reductie van 3 GtCO2e yr −1 door energieefficiënte<br />

apparaten en verlichting (UNEP, 2017b).<br />

Verdere verhoging van de energie-efficiëntie van<br />

apparaten en verlichting, verwarming en koeling biedt<br />

het potentieel voor verdere besparingen. 1007<br />

Slimme technologie, gebaseerd op het 'internet der<br />

dingen' en gebouwinformatiemodellering, biedt kansen<br />

Notes:<br />

1001 Wells et al., 2018<br />

1002 Semprini et al., 2017; Brambilla et al., 2018;<br />

D’Agostino en Parker, 2018; Sun et al., 2018<br />

1003 Toleikyte et al., 2018; Zangheri et al., 2018<br />

1004 Cabeza et al., 2013; Oliver en Morecroft, 2014;<br />

Koezjakov et al., 2018<br />

1005 Lupíšek et al., 2015<br />

1006 Ramage et al., 2017<br />

1007 Parikh en Parikh, 2016; Garg et al., 2017<br />

1008 Moreno-Cruz en Keith, 2013; Hoy, 2016<br />

1009 Newman et al., 2017; Teferi en Newman, 2017;<br />

Cross-Chapter Box 13 in hoofdstuk 5<br />

1010 Henry et al., 2006<br />

1011 Cooper-Searle et al., 2018<br />

1012 Ali et al., 2017<br />

1013 Åhman et al., 2016<br />

1014 Haas et al., 2015<br />

1015 Arnold et al., 2018<br />

25


26


2<br />

KLIMAAT EN VERDUURZAMING IN NEDERLAND<br />

27


VERKENNINGEN<br />

Om mondiale milieuveranderingen aan te pakken en het menselijk welzijn te verbeteren hebben<br />

landen internationale verdragen en overeenkomsten gesloten. Ook Nederland heeft zich daaraan<br />

gecommitteerd. Op verzoek van twee ministeries heeft het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL)<br />

de hoofdboodschappen van vijf recent uitgekomen mondiale milieuverkenningen* op een rij gezet,<br />

met als focus de aanpak van klimaatverandering, landdegradatie en verlies van biodiversiteit en<br />

ecosysteemdiensten. Gelijktijdig is er gekeken naar wat voor lessen er zijn voor de transities die<br />

Nederland heeft ingezet: die een duurzame energievoorziening, naar kringlooplandbouw en naar<br />

een circulaire economie.<br />

<strong>De</strong> vijf milieuverkenningen hebben een eenduidige<br />

boodschap: urgente actie is nodig om verdere<br />

milieudegradatie te stoppen en internationaal<br />

afgesproken doelen te halen. Zelfs als de bestaande<br />

nationale plannen om klimaatverandering tegen te<br />

gaan volledig worden uitgevoerd, koerst de wereld<br />

af op 3 graden mondiale temperatuurstijging, terwijl<br />

in het klimaatakkoord van Parijs maximaal 2 graden<br />

is afgesproken. Waar mondiaal is afgesproken om<br />

landdegradatie en biodiversiteitsverlies te stoppen, wijst<br />

een voortzetting van huidige trends op aanhoudende<br />

verandering van landgebruik (met name ontbossing<br />

voor de landbouw), afnemende bodemvruchtbaarheid<br />

en verdere achteruitgang, mogelijk zelfs versneld,<br />

van natuur en ecosysteemdiensten. <strong>De</strong> negatieve<br />

effecten van milieudegradatie zijn nu al zichtbaar met<br />

onevenredig grote gevolgen voor arme gemeenschappen<br />

en kwetsbare groepen wereldwijd. Doorgaan op de<br />

huidige weg betekent dat internationaal afgesproken<br />

milieudoelen niet worden gehaald. Dit zet de realisatie<br />

van de Sustainable <strong>De</strong>velopment Goals (SDG’s) onder<br />

druk en daarmee het welzijn van huidige en toekomstige<br />

generaties. Bovendien is nu actie ondernemen in veel<br />

gevallen goedkoper en minder ingrijpend dan later actie<br />

ondernemen en verdere milieuschade terugdraaien.<br />

Onderlinge verwevenheid<br />

Klimaatverandering, landdegradatie en<br />

biodiversiteitsverlies zijn milieuveranderingen die sterk<br />

met elkaar zijn verbonden. Niet alleen beïnvloeden ze<br />

elkaar negatief en hebben ze dezelfde grondoorzaken,<br />

ook de mogelijke oplossingen ervan zijn sterk met<br />

elkaar verweven en kunnen elkaar zowel versterken als<br />

tegenwerken. Verandering van consumptiepatronen,<br />

efficiëntere omgang met natuurlijke hulpbronnen<br />

en herstel van bodem en ecosystemen dragen bij<br />

aan het oplossen van meerdere milieuproblemen en<br />

sociaaleconomische vraagstukken tegelijk (synergie).<br />

Daarentegen gaan klimaatmitigatiemaatregelen<br />

waar land voor nodig is (denk aan bio-energie en<br />

herbebossing) en intensivering van de landbouw<br />

vaak gepaard met talrijke uitruilen. Grootschalige<br />

productie van biomassa kan bijvoorbeeld botsen met de<br />

bescherming van biodiversiteit en het verbeteren van de<br />

voedselzekerheid, terwijl intensivering van de landbouw<br />

gepaard kan gaan met toenemende stikstofoverschotten<br />

en een toenemende vraag naar water. Het benutten<br />

van synergie en het vermijden of verminderen van<br />

uitruilen vereist een integrale benadering gericht op<br />

beleidsintegratie en coherentie, waarbij milieuproblemen<br />

in samenhang worden aangepakt.<br />

28


Consumptiepatroon<br />

<strong>De</strong> vijf milieuverkenningen bespreken een breed scala<br />

aan gedrags-, technologische en beheermaatregelen.<br />

<strong>De</strong> omvang en urgentie van de opgave maken dat<br />

maatregelen uit alle drie de categorieën noodzakelijk<br />

zijn. Consumptieveranderingen versterken de synergie<br />

tussen het behalen van tal van milieu- en sociale doelen.<br />

Daarnaast groeit ook het bewustzijn dat technologische<br />

oplossingen hun keerzijden hebben. Grotere nadruk op<br />

consumptieveranderingen verlaagt de afhankelijkheid van<br />

technologische oplossingen, maar vraagt wel een sterke<br />

verandering van het welzijnsparadigma van materiële<br />

consumptie en economische groei en dan met name van<br />

huidige generaties met een grote milieuvoetafdruk.<br />

Ondanks beleidsinspanningen en geboekte voortgang is<br />

de uitstoot van broeikasgassen In Nederland nog steeds<br />

hoog, loopt de veehouderij tegen haar ecologische<br />

en sociale grenzen aan en staat de biodiversiteit<br />

onder grote druk. Nederland scoort in vergelijking met<br />

andere Europese landen erg laag. Daarnaast hebben<br />

Nederlandse consumenten een relatief hoge, en voor<br />

sommige indicatoren toenemende, milieuvoetafdruk,<br />

met een grote impact over de grens.<br />

Uit de belangrijkste inzichten van de vijf mondiale<br />

verkenningen is een aantal algemene lessen te<br />

trekken voor drie Nederlandse transities: naar een<br />

duurzame energievoorziening (Klimaatakkoord 2019),<br />

naar kringlooplandbouw (visie LNV 2018) en naar een<br />

circulaire economie (Rijksbrede Programma 2016).<br />

Misschien het allerbelangrijkste, maar tegelijkertijd<br />

wellicht ook de grootste uitdaging, zijn consumptiepatronen,<br />

zoals het minderen van de vlees- en<br />

zuivelconsumptie. Het bevorderen van gedragsverandering<br />

is een uitdaging, omdat het raakt aan<br />

het wereldbeeld van mensen en hun opvattingen over<br />

levenskwaliteit. Consumptiepatronen worden in hoge<br />

mate bepaald door sociale routines die niet van de<br />

ene op de andere dag veranderen.<br />

Ecologische voetafdruk<br />

Een groot deel van de milieudruk wordt veroorzaakt<br />

door de productieprocessen waarmee goederen voor<br />

onze consumptie worden gemaakt. Het Klimaat-panel<br />

van de VN roept dan ook op tot het veranderen van<br />

de huidige manier van consumeren en produceren.<br />

Het Nederlandse kabinet heeft als reactie hierop het<br />

streefdoel geformuleerd om de ecologische voetafdruk<br />

van de Nederlandse consumptie te halveren in 2050.<br />

<strong>De</strong> milieudruk die samenhangt met productie en<br />

consumptie wordt wel aangeduid met de ecologische<br />

voetafdruk. <strong>De</strong> Nederlandse ecologische voetafdruk<br />

drukt het beslag uit dat de nationale consumptie legt op<br />

de mondiaal beschikbare hernieuwbare grondstoffen.<br />

<strong>De</strong> voetafdruk omvat de grondstofbehoefte in de hele<br />

waardeketen van primaire productie tot industriële<br />

verwerking tot de uiteindelijke consumptie. Hierbij gaat<br />

het om de gezamenlijke consumptie van de Nederlandse<br />

burgers, inclusief de consumptie van de overheid.<br />

<strong>De</strong> ecologische voetafdruk wordt uitgedrukt in global<br />

hectares, de hoeveelheid ruimte die mondiaal gemiddeld<br />

nodig is om biologische grondstoffen voor onze<br />

consumptie te produceren. Daarbij wordt ook de ruimte<br />

29


30


meegenomen die nodig zou zijn om de CO₂-emissies<br />

van de consumptie te compenseren door opname van<br />

koolstof in bossen. <strong>De</strong>ze ruimte wordt wel als virtueel<br />

bestempeld, omdat deze niet echt wordt ingenomen.<br />

<strong>De</strong> ecologische voetafdruk van de Nederlandse<br />

consumptie is kenmerkend voor het consumptiepatroon<br />

van welvarende westerse landen. <strong>De</strong> ecologische<br />

voetafdruk van de Nederlandse consumptie groeide<br />

vanaf begin jaren 80 tot ongeveer 2007, waarna een<br />

lager energiegebruik ervoor zorgde dat de voetafdruk<br />

langzaam kleiner werd. <strong>De</strong> Nederlandse ecologische<br />

voetafdruk bestaat voor een groot deel uit het benodigde<br />

oppervlak voor de productie van het voedsel, papier en<br />

hout dat we consumeren, en voor ruim de helft uit ruimte<br />

voor compensatie van de broeikasgasemissies van het<br />

energiegebruik voor de Nederlandse consumptie.<br />

<strong>De</strong> landvoetafdruk van de Nederlandse consumptie<br />

was in 2017 ongeveer net zo groot als driemaal het<br />

landoppervlak van Nederland. Na een krimp tijdens<br />

de economische crisis van het afgelopen decennium<br />

is deze weer groter aan het worden. Ongeveer 80<br />

procent van dit landgebruik ligt buiten Nederland. <strong>De</strong><br />

broeikasgasvoetafdruk van de energieconsumptie<br />

kwam in 2015 uit op 230 megaton CO₂-equivalenten.<br />

Ongeveer een derde van deze emissies is gerelateerd<br />

aan huishoudelijk energiegebruik, zowel directe emissies<br />

bij de consument thuis als indirecte emissies in de keten<br />

voor de productie van elektriciteit en brandstoffen.<br />

Net als bij de landvoetafdruk ligt een flink deel van de<br />

broeikasgasvoetafdruk buiten Nederland (ongeveer 40<br />

procent), en dat hangt samen met het produceren van<br />

goederen en diensten in het buitenland.<br />

Om de Nederlandse voetafdruk te kunnen halveren is ook<br />

Nederlands internationaal beleid voor handel nodig. Veel<br />

goederen en producten die we consumeren, zoals voedsel,<br />

energie en grondstoffen zoals metalen, worden namelijk<br />

geïmporteerd. Het Nederlandse consumptiepatroon heeft<br />

dus zowel effecten op natuur in de directe leefomgeving<br />

als op natuur en milieuomstandigheden elders in de<br />

wereld, zoals de bossen die worden gekapt om op<br />

die grond veevoer te kunnen produceren. Het streven<br />

naar halvering van de voetafdruk vraagt dus om zowel<br />

nationaal beleid voor de binnenlandse consumptie en<br />

binnenlandse productie, als om internationaal beleid<br />

voor de milieueffecten van productie elders. Overigens<br />

worden bij de consumptievoetafdruk de grondstoffen<br />

niet meegenomen die in Nederland worden gebruikt<br />

voor de productie van voedsel en goederen die worden<br />

geëxporteerd, zoals melk en kaas bestemd voor<br />

buitenlandse consumptie. Een deel van de milieudruk door<br />

productie in Nederland valt daarmee buiten het streefdoel.<br />

Sustainable <strong>De</strong>velopment Goals (SDG’s)<br />

Om de VN-doelen voor duurzame ontwikkeling<br />

te realiseren zijn hulpbronnen en grondstoffen<br />

onontbeerlijk. Bij het produceren, verwerken en gebruiken<br />

van grondstoffen ontstaat milieudruk, en ontstaan er<br />

effecten op de natuur op land en in water waarvoor<br />

SDG’s zijn geformuleerd. In het ontwikkelingsdoel voor<br />

duurzame consumptie- en productiepatronen wordt<br />

nagestreefd om de vraag naar grondstoffen enerzijds en<br />

het beperken van effecten op milieu en natuur anderzijds<br />

in balans te brengen. Daarbij kan gebruik worden<br />

gemaakt van meerdere voetafdrukindicatoren die de<br />

relaties tussen vraag en effecten afdekken.<br />

31


Samenhang tussen duurzame<br />

ontwikkelingsdoelen en voetafdrukindicatoren<br />

Menselijke behoeften<br />

Bron: JRC 2019; bewerking PBL<br />

Broeikasgasvoetafdruk van Nederland<br />

<strong>De</strong> totale broeikasgasvoetafdruk door consumptie van<br />

Nederland in 2015 was 232 megaton CO₂-equivalenten,<br />

en dat komt neer op bijna 14 ton CO₂-eq/per capita<br />

(Wilting et al., 2021). Ongeveer een derde van deze<br />

emissies is gerelateerd aan huishoudelijk energiegebruik.<br />

Broeikasgasvoetafdruk door Nederlandse<br />

consumptie per persoon<br />

Bron: PBL<br />

Geen honger<br />

Betaalbare en<br />

duurzame energie<br />

Vraag naar<br />

hulpbronnen<br />

Industrie, innovatie<br />

en infrastructuur<br />

Duurzame steden en<br />

gemeenschappen<br />

ton CO2 - equivalenten per persoon<br />

20<br />

15<br />

10<br />

5<br />

Verantwoorde<br />

consumptie en<br />

productie<br />

Voetafdrukindicatoren<br />

Grondstoffengebruik<br />

Ecologische voetafdruk<br />

Materialen<br />

Water<br />

Milieudruk<br />

Broeikasgassen<br />

Stikstof<br />

Fosfaat<br />

Fijnstof<br />

Ozon<br />

Landgebruik<br />

Effecten<br />

Biodiversiteit<br />

Eutrofiëring<br />

Ecosysteemdiensten<br />

Impact<br />

pbl.nl<br />

Natuurlijk kapitaal<br />

Schoon water en sanitair<br />

Klimaatactie<br />

Leven in het water<br />

Leven op het land<br />

0<br />

2005 2007<br />

2009 2011 2013 2015<br />

Energie in de keten<br />

Energie bij huishoudens<br />

Overige diensten<br />

Handel en transportdiensten<br />

overige goederen<br />

Voedingsmiddelen<br />

pbl.nl<br />

Het gaat hierbij zowel om directe emissies die<br />

bij de consument optreden door verwarming en<br />

autorijden, als om indirecte emissies in de keten voor<br />

de productie van de geconsumeerde elektriciteit en<br />

brandstoffen. Diensten (waaronder handel en transport)<br />

droegen in 2015 voor bijna 40 procent bij aan de<br />

broeikasgasvoetafdruk. Ook de broeikasgasvoetafdruk<br />

ligt voor een flink deel buiten Nederland (ongeveer 40<br />

procent) vanwege de samenhang met de locaties waar<br />

producten en diensten voor Nederland worden gemaakt.<br />

<strong>De</strong> trend in de broeikasgasvoetafdruk van Nederland<br />

laat op een aantal fluctuaties na een gestaag krimpend<br />

beeld zien over de periode van 2007 tot aan 2015.<br />

Recentere trends tot aan 2020 zijn nog niet bekend,<br />

omdat internationale databases voor berekening van het<br />

buitenlandse deel nog niet beschikbaar zijn.<br />

Verkleining van voetafdrukken<br />

<strong>De</strong> mogelijkheden om in te grijpen in de productieen<br />

consumptieketen zullen verschillen in de mate<br />

waarin ze kunnen bijdragen aan het verkleinen van de<br />

voetafdrukken en aan de doelen voor biodiversiteit.<br />

Zo neemt het energieverbruik bij consumenten af door<br />

isolatie van huizen of, meer algemeen, wat er gedaan<br />

kan worden aan het energieverbruik in gebouwen.<br />

<strong>De</strong> behoefte aan primaire grondstoffen kan beperkt<br />

worden met strategieën voor circulair gebruik. Het<br />

gaat hier niet alleen om recycling van producten, het<br />

gebruik van afval, maar ook om het delen van producten,<br />

hergebruik en een ander productontwerp.<br />

Relevantie voor en van de zonweringsbranche<br />

Voor de branche liggen de consumptiepatronen<br />

wellicht wat verder weg. Er zijn echter wel degelijk<br />

32


aandachtspunten die veel dichterbij liggen: klimaat en<br />

energie, evenals de circulaire economie.<br />

Voor wat betreft klimaat en energie is er een directe bijdrage<br />

van het product zonwering: door toepassing kan dynamische<br />

zonwering het energieverbruik in gebouwen verminderen en<br />

gelijktijdig een bijdrage leveren aan een vermindering van<br />

de emissie van broeikasgassen. <strong>De</strong> uitdagingen die de<br />

branche heeft, zijn het verhaal goed over de bühne te krijgen,<br />

de bewijslast te leveren in gebouwspecifieke situaties<br />

alsook aan te tonen dat de hele waardeketen per saldo<br />

minder milieubelastend is dan de opbrengst tijdens de<br />

technische levensduur van de voortgebrachte installaties.<br />

In samenwerking met DGMR heeft <strong>Somfy</strong> Nederland<br />

een model ontwikkeld dat het mogelijk maakt om<br />

energieverbruik in een ruimte – voor het model is een<br />

kantoorruimte genomen – te ensceneren. Op basis<br />

daarvan was het mogelijk de uitkomsten te extrapoleren<br />

naar een heel kantoorgebouw. <strong>De</strong> prioriteit ligt op dit<br />

moment op kantoorgebouwen, maar het ligt voor de<br />

hand de methode ook in te zetten voor andere typen<br />

gebouwen. In feite geeft de methode de mogelijkheid<br />

concreet antwoord te geven op twee opgaven, namelijk de<br />

reductie van het energieverbruik door het toepassen van<br />

dynamische zonwering in een (kantoor)gebouw en de<br />

daarmee samenhangende reductie van de CO2-emissie.<br />

Op die manier leveren we een bijdrage aan de eerste<br />

twee uitdagingen eerder beschreven in dit hoofdstuk.<br />

Het derde genoemde punt is ooit al eens onderwerp van<br />

onderzoek geweest in Duitsland (zie <strong>De</strong> <strong>Somfy</strong> <strong>Factor</strong>/<br />

eerste druk, bladzijde 69) en blijft hier nog onbeantwoord.<br />

Het doel van een volledig circulaire economie in 2050 en het<br />

tussendoel van een halvering van het gebruik van primaire<br />

abiotische grondstoffen in 2030 vragen verdere concretisering.<br />

Voor het tussendoel omvat die concretisering onder<br />

andere de vraag of dit doel ook van toepassing is op fossiele<br />

brandstoffen, het gebruik van een ketenbenadering om<br />

goed inzicht te krijgen in het totale grondstoffenverbruik<br />

(inclusief milieudruk over de grens) en het hanteren van<br />

zowel een productie- als een consumptieperspectief omdat<br />

beide relevante aangrijpingspunten voor beleid bieden.<br />

<strong>De</strong> huidige sturing op input van grondstoffen draagt niet<br />

per definitie bij aan een lagere milieudruk en zekerheid<br />

voor levering, terwijl die twee juist de einddoelen zijn van<br />

de transitie naar een circulaire economie.<br />

Op dit punt is er nog wel een weg te gaan voor de<br />

zonweringsbranche. Het initiatief zal moeten komen van<br />

grote fabrikanten die de kennis en de middelen hebben<br />

hun processen op dit punt in kaart te brengen en vast te<br />

stellen in hoeverre hun producten circulair zijn. Na het<br />

vaststellen van de status quo is er hopelijk bereidheid tot<br />

een verbetertraject. Zonder de feiten te kennen, ligt het voor<br />

de hand aan te nemen dat er verbeteringen mogelijk zijn.<br />

Ons bewust zijn en worden is hier effectiever en sneller<br />

dan nieuwe wetgeving afwachten, want die kan nog<br />

jaren op zich laten wachten. Het verbetertraject kan<br />

versneld worden door de consument op dit punt beter<br />

te informeren. Zo ontstaat er druk vanuit de markt<br />

op producenten en dat stimuleert innovatie, brengt<br />

mogelijkheden om waarde toe te voegen in de keten en<br />

geeft mogelijkheden tot differentiatie.<br />

* Volledigheidshalve de vijf verkenningen waar het om gaat: Global Land Outlook: first edition (UNCCD-2017), Global Warming of 1.5 °C (2018 IPCC), Global Environment Outlook 6: Healthy Planet, Healthy<br />

People (2019 - UNEP), Global Resources Outlook 2019: Resources for the future we want (2019 - IRP) en The Global Assessment Report on Biodiversity and Ecosystem Services (2019 - IPBES).<br />

33


34


35


36


3KLIMAATWETGEVING<br />

37


OPWARMING VAN DE AARDE<br />

<strong>De</strong> aarde wordt warmer als gevolg van de enorme hoeveelheid broeikasgassen die in de atmosfeer<br />

terechtkomen. <strong>De</strong> boosdoeners zijn vooral methaan (CH4), lachgas (N2O) en kooldioxide (CO2). Hoewel<br />

deze gassen in beginsel thuishoren in de atmosfeer, is de concentratie ervan de afgelopen 150 jaar<br />

enorm toegenomen door menselijke activiteit. Als verzamelnaam worden deze gassen aangeduid met<br />

broeikasgassen. Voor de goede orde: zonder basisconcentratie zou de gemiddelde temperatuur op<br />

aarde -18 graden Celsius zijn. <strong>De</strong> broeikasgassen houden de warmte van de zon vast in de atmosfeer.<br />

Bij verhoogde concentraties loopt dit effect echter op, met verschillende gevolgen zoals een hogere<br />

temperatuur, het stijgen van de zeespiegel en het verstoren van de circulaties in de oceanen.<br />

<strong>De</strong> opwarming van de aarde mogen we inmiddels<br />

beschouwen als een gegeven. Inschattingen van de<br />

effecten ervan op de gemiddelde temperatuur lopen<br />

uiteen. Het verschil tussen 1,5 graad en 2 graden stijging<br />

is volgens de berekeningen van de VN het equivalent van<br />

2,6 keer zoveel extreme hitte, 10 keer zo vaak een zomer<br />

zonder ijs op de Noordpool, 2,3 keer zo veel mislukte<br />

oogsten, af en toe een allesverwoestende overstroming,<br />

verwoestende bosbranden zoals bijvoorbeeld in Australië<br />

of Californië en 50% minder vruchtbare landbouwgronden.<br />

We kunnen er niet omheen: de mens is de grootste<br />

vervuiler. <strong>De</strong> belangrijkste oorzaak zijn de fossiele<br />

brandstoffen zoals olie, steenkool, bruinkool en aardgas.<br />

Fossiele brandstoffen brengen CO2, gevormd uit resten<br />

plantaardig en dierlijk leven die meer dan 300 miljoen<br />

jaar in de aardkorst opgeslagen hebben gezeten, (terug)<br />

in de atmosfeer. Meer dan de helft van de totale uitstoot<br />

van CO2 door de mens vond plaats in de afgelopen 30<br />

jaar. Geen wonder dat de aarde protesteert!<br />

Zeer waarschijnlijk is het reëler getallen die nu circuleren<br />

met een factor 2 te vermenigvuldigen.<br />

Stijging zeespiegel<br />

Eind 2019 maakten wetenschappers in een publicatie in<br />

Nature bekend dat het ijs op Groenland vier keer sneller<br />

smelt dan in de vorige eeuw. Velen herinneren zich<br />

ongetwijfeld de beelden nog van de zomer van 2020<br />

toen op TV kolkende watermassa’s op Groenland te zien<br />

waren als gevolg van een hittegolf met temperaturen<br />

die opliepen tot 20 graden Celsius.<br />

Gaat het smelten in dit tempo door, dan stijgt de zeespiegel<br />

tegen het einde van deze eeuw met 67 centimeter (!). Kennisinstituut<br />

<strong>De</strong>ltares berekende dat de zeespiegel voor de<br />

Nederlandse kust de afgelopen eeuw gemiddeld met 1,86<br />

millimeter per jaar steeg, een tempo waarin op dit moment<br />

geen versnelling is te zien. <strong>De</strong> stijging voor onze kust loopt<br />

daarmee achter op het gemiddelde, onder andere doordat<br />

het smeltwater van Groenland hier (nog) niet terechtkomt.<br />

<strong>De</strong> inschattingen van de opwarming van de aarde die circuleren<br />

in de politiek zijn al lang achterhaald. Klimaat wetenschappers<br />

van de universiteit van Wyoming werken inmiddels<br />

met modellen waarin de opwarming accelereert in de tijd.<br />

Andere landen gaan wellicht eerder last krijgen van<br />

de stijgende zeespiegel en komen vroeg of laat voor<br />

existentiële keuzes te staan; land onder water laten<br />

lopen of grote infrastructurele projecten.<br />

38


39


<strong>De</strong> Fiji-eilanden en de Malediven moeten voor hun<br />

voortbestaan vrezen bij een stijging van de zeespiegel.<br />

<strong>De</strong>ze landen verdwijnen gewoon letterlijk in de oceaan<br />

als er niet snel adequaat gereageerd wordt. Op termijn<br />

speelt dat voor Nederland natuurlijk net zo goed.<br />

Elon Musk heeft daar overigens een revolutionaire<br />

oplossing voor bedacht. Hij suggereert om met<br />

reusachtige graafmachines de zeebodems af te graven<br />

en met de gewonnen materie het aardoppervlak te<br />

verhogen. Sommige wetenschappers spreken van het<br />

meest realistische plan van Musk tot nog toe.<br />

Klimaatmitigatie<br />

Het voorkomen van verdere klimaatverandering door de<br />

uitstoot van broeikasgassen te verminderen, heet klimaatmitigatie.<br />

Dit kan het beste worden gedaan als landen<br />

samenwerken, hetgeen op regeringsniveau wordt gedaan.<br />

Nederland heeft zich verbonden aan een aantal<br />

internationale afspraken. <strong>De</strong> belangrijkste daarvan zijn:<br />

VN-klimaatakkoord van Parijs<br />

Het klimaatakkoord van 2016 is ingegaan in 2020. Het<br />

akkoord werd ondertekend door de (toen) 28 lidstaten<br />

van de Europese Unie en beoogt dat de EU in 2030<br />

minimaal 40% minder broeikasgassen moet uitstoten.<br />

<strong>De</strong> Europese Commissie toetst de klimaatplannen van<br />

de EU-lidstaten aan de gestelde doelen.<br />

Europese Green <strong>De</strong>al<br />

Klimaatverandering en milieuaantasting zetten de<br />

toekomst van Europa en de wereld op het spel. Als<br />

antwoord daarop werd door de Europese Commissie de<br />

Europese Green <strong>De</strong>al geformuleerd, een aanpak die de<br />

EU omvormt tot een moderne, grondstoffenefficiënte en<br />

concurrerende economie, met als primaire doelstellingen:<br />

- een netto-uitstoot van broeikasgassen van nul<br />

tegen 2050;<br />

- economische groei zonder uitputting van<br />

grondstoffen;<br />

- geen mens of regio die aan zijn lot wordt<br />

overgelaten.<br />

- Klimaatverdrag van de Verenigde Naties (VN) uit<br />

1992, het eerste klimaatverdrag.<br />

- Kyoto-protocol uit 1997, waarin staat dat de<br />

emissiereducties van land tot land verschillen en<br />

onder elkaar verhandeld kunnen worden.<br />

- <strong>De</strong> VN-klimaattop in Parijs (de Conference of the<br />

Parties - COP21) in 2016, waar Nederland heeft<br />

ingestemd met een nieuw VN-klimaatakkoord, met<br />

als doel de opwarming van de aarde te beperken<br />

tot ruim onder de 2 graden Celsius, met een<br />

duidelijk zicht op 1,5 graden Celsius.<br />

<strong>De</strong> Europese Green <strong>De</strong>al levert de blauwdruk voor deze<br />

ingrijpende transformatie. Alle 27 EU-lidstaten zijn<br />

vastbesloten om van de EU uiterlijk in 2050 het eerste<br />

klimaatneutrale continent te maken. Daarom hebben<br />

zij zich ertoe verbonden de uitstoot vóór eind 2030 met<br />

minstens 55% te verminderen ten opzichte van 1990.<br />

<strong>De</strong> Green <strong>De</strong>al wordt bekostigd met één derde van de 1,8<br />

biljoen euro voor het herstelplan NextGenerationEU en uit<br />

de zevenjarenbegroting van de EU.<br />

40


Anders dan de naam doet vermoeden is de Green<br />

<strong>De</strong>al geen ondertekend akkoord, maar een initieel<br />

wetsvoorstel om de EU tegen 2050 klimaatneutraal<br />

te maken. Mogelijk biedt de Green <strong>De</strong>al Europa de<br />

gelegenheid zich te profileren als leider in de wereld en<br />

kan Europa aan China en de VS de weg wijzen en zich<br />

daarmee dan wellicht herpakken op de VS en China in<br />

economische en technologische zin.<br />

Een aantal belangrijke elementen uit de Europese Green<br />

<strong>De</strong>al, die in totaal vijftig klimaatacties omvat:<br />

- Er komt een einde aan subsidies op fossiele brandstoffen.<br />

Volgens een schatting van de OECD wordt<br />

daar per jaar in de EU € 39 miljard aan uitgegeven.<br />

- Er zal een fonds komen om landen die het zwaarst<br />

getroffen worden door de beoogde energietransitie<br />

financieel te ondersteunen.<br />

- Doordat de energiesector verantwoordelijk is<br />

voor 75% van de uitstoot van broeikasgassen<br />

zullen fossiele brandstoffen worden uitgefaseerd.<br />

Er komen fondsen voor het ontwikkelen van<br />

hernieuwbare energie.<br />

- <strong>De</strong> prijs van vervuilend vervoer zal een eerlijke<br />

reflectie worden van de uitstoot daarvan.<br />

Belastingvrijstellingen voor lucht- en zeevaart<br />

zullen heroverwogen worden.<br />

- Er zullen duurzaamheidsstandaarden komen<br />

voor Europees voedsel alsmede een plan om de<br />

voedselvoorziening te vergroenen en er komt een<br />

plan voor een schonere en circulaire industrie.<br />

Zoals bekend zijn de Verenigde Staten onder Trump uit<br />

het klimaatakkoord gestapt, terwijl Biden een andere<br />

positie in lijkt te nemen. China neemt op dit moment,<br />

onder invloed van de economische situatie, een<br />

afwachtende houding aan.<br />

In de Europese Green <strong>De</strong>al is overigens de mogelijkheid<br />

opengelaten een CO2-heffing op te tuigen voor producten<br />

die afkomstig zijn uit landen die hun klimaatbeleid niet<br />

aanscherpen. Dit natuurlijk om te voorkomen dat de<br />

Europese concurrentiepositie wordt aangetast, maar het<br />

is gelijktijdig een stimulans om dat wel te doen. Het wekt<br />

geen verbazing dat China hiervan geen voorstander is.<br />

Berekeningen wijzen overigens uit dat met het huidige<br />

pakket van maatregelen van alle landen bij elkaar de<br />

gemiddelde temperatuur op aarde met meer dan 3<br />

graden stijgt ten opzichte van de tijd voor de industriële<br />

revolutie, hetgeen het dubbele van de grens is die ooit<br />

werd aangegeven om gevaarlijke klimaatveranderingen<br />

te voorkomen. In de tussentijd gaan de investeringen in<br />

fossiele brandstoffen gewoon op een hoog niveau door<br />

(sinds 2015 naar schatting $1.900 miljard).<br />

Kennelijk zijn bomen weer hip in Europa. Frans<br />

Timmermans heeft zijn zinnen gezet op 2 miljard extra<br />

bomen in de EU, hetzelfde getal als Jeremy Corbyn<br />

noemde voor het VK alleen in de komende 20 jaar. Dat is<br />

nogal wat: het betekent iedere dag 24 uur lang 3 nieuwe<br />

bomen per seconde. Beiden realiseren zich dat bomen<br />

CO2 uit de lucht halen, hetgeen helpt in de race naar<br />

Europa klimaatneutraal in 2050.<br />

41


42


43


Klimaattop Madrid<br />

<strong>De</strong> uitkomst van de klimaattop van Madrid heeft<br />

niemand tevredengesteld. China en de Verenigde Staten<br />

praten wel mee, maar zijn terughoudend, terwijl juist<br />

zij vervuilers nummer 1 en 2 van de wereld zijn. Het<br />

systeem van de emissierechten blijkt in de praktijk niet<br />

te werken. Een ander moeilijk punt is de wijze waarop<br />

arme landen tegemoetgekomen moet worden in de<br />

kosten van de transitie.<br />

Nederland: Klimaatakkoord<br />

Op 28 juni 2019 heeft het kabinet het Klimaatakkoord<br />

gepresenteerd en is de uitvoering daarvan gestart. Het<br />

akkoord bevat meer dan zeshonderd afspraken om de<br />

uitstoot van broeikasgassen tegen te gaan, voornamelijk<br />

onder verantwoordelijkheid van de ministeries van<br />

Economische Zaken en Klimaat (elektriciteit en industrie),<br />

Binnenlandse Zaken (gebouwde omgeving), Landbouw,<br />

Natuur en Voedselkwaliteit (landbouw en landgebruik) en<br />

Infrastructuur en Waterstaat (mobiliteit).<br />

<strong>De</strong> belangrijkste punten uit het Klimaatakkoord:<br />

- <strong>De</strong> driehonderd meest vervuilende bedrijven<br />

gaan een nationale CO2-belasting betalen<br />

over de uitstoot die gereduceerd moet zijn om<br />

in 2030 de klimaatdoelen te behalen, terwijl<br />

de subsidiemogelijkheden voor de afvang en<br />

ondergrondse opslag van CO2 beperkt zullen<br />

worden.<br />

- <strong>De</strong> kolencentrale Amsterdam-Hemweg is<br />

inmiddels gesloten, de kolencentrale op de<br />

Maasvlakte sluit in 2030 of gaat over op biomassa,<br />

hetgeen ook van toepassing zal zijn op de centrale<br />

van Geertruidenberg. In 2030 moet meer dan<br />

70% van de elektriciteitsproductie uit hernieuwde<br />

energiebronnen komen.<br />

- Gas gaat duurder worden en elektriciteit<br />

goedkoper. Er komt een warmtefonds voor<br />

particulieren, jaarlijks groot € 50 tot 80 miljoen,<br />

waarmee burgers tegen gunstige voorwaarden<br />

een lening kunnen afsluiten voor bijvoorbeeld de<br />

aanschaf van een warmtepomp. Daarnaast opent<br />

het kabinet een subsidieregeling van € 100 miljoen<br />

per jaar voor investeringen in isolatie- en warmteinstallaties.<br />

In 2021 moeten alle gemeenten<br />

bovendien bekendmaken welke wijken wanneer<br />

van het gas gehaald worden.<br />

- Ook voor de mobiliteit worden grote veranderingen<br />

van kracht, waarbij het rekeningrijden als<br />

alternatief weer op tafel ligt. Vanaf 2030 worden<br />

alle nieuw verkochte auto’s geacht elektrisch te<br />

zijn. Gelijktijdig gaat de accijns op diesel omhoog.<br />

<strong>De</strong> wegenbelasting voor bestelbussen gaat in een<br />

aantal stappen tussen 2021 en 2024 omhoog.<br />

- Er komt geld beschikbaar voor de glastuinbouw<br />

om te verduurzamen en er wordt geld vrijgemaakt<br />

voor agrariërs uit veenweidegebieden om te<br />

stoppen of hun bedrijf te verplaatsen. Er komt ook<br />

geld vrij voor een sanering van de varkenshouderij.<br />

44


Er komt wetgeving om de bouw en bebouwing te verduurzamen<br />

en er zal er een kennis- en innovatie platform in<br />

het leven worden geroepen voor de verduur zaming van<br />

maatschappelijk vastgoed.<br />

Inmiddels hebben een groot aantal organisaties,<br />

bedrijven en koepelorganisaties waaronder de financiële<br />

sector (banken, pensioenfondsen, verzekeraars en<br />

vermogensbeheerders) zich gecommitteerd aan het<br />

Klimaatakkoord.<br />

Klimaatwet in Nederland (2019)<br />

<strong>De</strong> Klimaatwet stelt vast met hoeveel procent ons land de<br />

CO2-uitstoot moet terugdringen en beoogt dus zekerheid<br />

te over de klimaatdoelen. <strong>De</strong> klimaatdoelen zijn:<br />

- 49% minder CO2-uitstoot in 2030 ten opzichte van<br />

1990. Om dit doel te halen, hebben de overheid,<br />

bedrijven en maatschappelijke organisaties een<br />

klimaatakkoord gesloten. Daar staan ook afspraken<br />

in die partijen onderling hebben gemaakt.<br />

- 95% minder CO2-uitstoot in 2050 ten opzichte<br />

van 1990.<br />

Daarnaast moet de Nederlandse staat eind 2020<br />

ten minste 25% minder broeikasgassen uitstoten ten<br />

opzichte van 1990. Dat heeft de rechter in 2015 bepaald<br />

in de klimaatzaak van Urgenda tegen de Nederlandse<br />

Staat. In het hoger beroep in 2018 en het cassatieberoep<br />

in 2019 heeft de rechter het vonnis bevestigd. <strong>De</strong><br />

uitspraak is hiermee onherroepelijk geworden.<br />

Klimaatwet, Klimaatplan,<br />

Klimaat- en Energieverkenning<br />

<strong>De</strong> Klimaatwet stelt naast de doelstellingen ook vast dat<br />

het kabinet een Klimaatplan moet maken. Het eerste<br />

Klimaatplan geldt voor de periode 2021 - 2030 en omvat<br />

de hoofdlijnen van het beleid waarmee het kabinet de<br />

doelstellingen uit de Klimaatwet wil halen alsmede<br />

een aantal beschouwingen, bijvoorbeeld over de<br />

laatste wetenschappelijke inzichten op het gebied van<br />

klimaatverandering en over de economische gevolgen<br />

van het beleid.<br />

Een van de aspecten die ook in het Klimaatplan tot<br />

uitdrukking dient te komen zijn de gevolgen die het<br />

te voeren klimaatbeleid van de regering heeft voor<br />

de financiële positie van huishoudens, bedrijven en<br />

overheden, de werkgelegenheid inclusief scholing en<br />

opleiding van werknemers, de ontwikkeling van de<br />

economie, het tot stand komen van een eerlijke en<br />

betaalbare transitie en de betrouwbaarheid van de<br />

energievoorziening.<br />

Om de twee jaar wordt over de voortgang van de<br />

uitvoering gerapporteerd en, als deze daartoe<br />

aanleiding geeft in het licht van de doelstellingen van<br />

de Klimaatwet, worden maatregelen genomen. Het<br />

Planbureau voor de Leefomgeving brengt eenmaal per<br />

jaar aan de minister van Economische Zaken en Klimaatr<br />

een Klimaat- en Energieverkenning uit. <strong>De</strong> Klimaat- en<br />

Energieverkenningg is een wetenschappelijk rapport<br />

over de gevolgen van het gevoerde klimaatbeleid in het<br />

voorafgaande kalenderjaar.<br />

Jaarlijks op de vierde donderdag van oktober stuurt<br />

de minister van Economische Zaken en Klimaat aan<br />

beide Kamers der Staten-Generaal de de Klimaatnota.<br />

<strong>De</strong> Klimaatnota bevat onder andere het totaalbeeld<br />

van de realisatie van het klimaatbeleid zoals dit is<br />

45


opgenomen in het Klimaatplan, de gevolgen voor de<br />

departementale begrotingen van het klimaatbeleid, de<br />

financiële gevolgen voor huishoudens, ondernemingen<br />

en overheden van significante ontwikkelingen in het<br />

klimaatbeleid die afwijken van het Klimaatplan alsmede<br />

de rapportage over de voortgang van de uitvoering van<br />

het Klimaatplan.<br />

Het kabinet kondigde op Prinsjesdag 2021 aan om<br />

€ 6,8 miljard extra uit te geven aan klimaatmaatregelen.<br />

Daaronder vallen bijvoorbeeld vermindering van<br />

de uitstoot van broeikasgassen, subsidies voor<br />

verduurzaming van woningen en infrastructuur.<br />

Een onafhankelijke adviescommissie onder leiding van<br />

voormalig ombudsman Alex Brenninkmeijer deed in 2021<br />

onderzoek naar hoe burgers beter betrokken kunnen<br />

worden bij het klimaatbeleid. Dit gebeurde op verzoek van<br />

het kabinet-Rutte III. Het onderzoek resulteerde in het<br />

adviesrapport 'Betrokken bij klimaat’.<br />

Een van de belangrijkste conclusies in het rapport<br />

is dat er naar de inzet van verschillende vormen van<br />

burgerbetrokkenheid bij klimaatbeleid nog beperkt<br />

systematisch onderzoek is gedaan, waardoor overzicht<br />

ontbreekt. <strong>De</strong>rgelijk onderzoek is echter wel wenselijk en<br />

zou bij een vervolg op deze advisering uitgevoerd kunnen<br />

worden. Een andere conclusie is dat er wel degelijk<br />

veel gebeurt op het gebied van burgerparticipatie en er<br />

leerzame voorbeelden voorhanden zijn die inzicht kunnen<br />

bieden. Dit empirisch materiaal biedt een kans voor meer<br />

systematische vormen van onderzoek en monitoring.<br />

46


Green <strong>De</strong>al-aanpak<br />

Al in 2011 is de overheid gestart met een “Green <strong>De</strong>alaanpak”.<br />

Met deze interactieve werkwijze wil de overheid<br />

vernieuwende, duurzame initiatieven uit de samenleving<br />

de ruimte geven. Dit doet zij door knelpunten in de<br />

wet- en regelgeving weg te nemen, nieuwe markten<br />

te creëren, goede informatie te geven en te zorgen<br />

voor optimale samenwerkingsverbanden. Door heldere<br />

onderlinge afspraken kunnen deelnemers werken aan<br />

concrete resultaten, waarbij iedere betrokken partij haar<br />

eigen verantwoordelijkheid heeft.<br />

<strong>De</strong>ze nog vrij nieuwe manier van werken levert de nodige<br />

win-winsituaties op. Niet alleen de overheid is hiermee<br />

gebaat; ook ondernemingen kunnen op deze manier<br />

profiteren, door met de uitwerking van hun duurzame<br />

ideeën te groeien naar betere concurrentieposities en<br />

grotere exportkansen te creëren. <strong>De</strong> ontwikkelingen en<br />

innovaties die voortkomen uit de Green <strong>De</strong>al-aanpak<br />

kunnen daarmee een belangrijke bijdrage aan de groene<br />

economische groei leveren. Inmiddels zijn er sinds begin<br />

2019 meer dan 200 Green <strong>De</strong>als afgesloten met meer<br />

dan 1.300 partijen.<br />

Het belangrijkste uitgangspunt van de Green <strong>De</strong>alaanpak<br />

is te zorgen voor spin-offs; succesvolle deals<br />

zouden anderen in de samenleving inspireren tot brede<br />

navolging. <strong>De</strong> drijvende kracht achter de transitie zou de<br />

samenleving zelf moeten worden. Aangenomen wordt<br />

dat juist door deze aanpak een sterke economie voor<br />

onze toekomstige generaties kan worden verkregen,<br />

we de milieudruk kunnen verminderen en kunnen werken<br />

aan een uitgebalanceerde natuur en leefomgeving.<br />

47


Duurzaam bouwen<br />

Duurzame woningen zijn beter voor het milieu dan<br />

traditionele gebouwen. Duurzaam bouwen bespaart<br />

grondstoffen. Duurzame gebouwen zijn energiezuiniger<br />

in het gebruik en vaak zijn ze gezonder voor bewoners<br />

en gebruikers. Bij de ontwikkeling van duurzame<br />

gebouwen staat het respect voor mens en milieu voorop.<br />

Bij duurzaam bouwen gaat het niet alleen over een<br />

laag energieverbruik, maar ook over: het gebruik van<br />

duurzame materialen die rekening houden met het milieu<br />

en de gezondheid van bewoners en gebruikers; een<br />

gezond binnenmilieu, bijvoorbeeld door goede ventilatie;<br />

prettige en leefbare huizen, gebouwen, wijken en steden;<br />

duurzaam slopen, om zo materialen die vrijkomen bij de<br />

sloop opnieuw te gebruiken (hergebruik); verantwoord<br />

watergebruik; het voorkomen dat grondstoffen voor<br />

bouwmaterialen opraken.<br />

Als alleen de stichtingskosten (de grond- en bouwkosten)<br />

worden bekeken, lijkt het of duurzaam bouwen duurder is.<br />

Maar vaak zijn de kosten voor het onderhoud van<br />

een duurzaam gebouw een stuk lager. Ook worden<br />

de kosten van de energie- en waterbesparende<br />

maatregelen tijdens het gebruik van de woning<br />

terugverdiend. <strong>De</strong>ze zorgen namelijk voor een lagere<br />

energie- en waterrekening.<br />

Voor de kopers of gebruikers van een woning of gebouw<br />

is dat een voordeel.<br />

<strong>De</strong> Rijksoverheid stimuleert duurzaam bouwen in het<br />

bouwonderwijs op mbo-, hbo- en wo-niveau. Studenten<br />

zijn straks bouwvakker, aannemer of architect. Hoe<br />

eerder zij met duurzaam bouwen in aanraking komen,<br />

hoe vanzelfsprekender het gebruik van duurzame<br />

methoden in hun werk.<br />

Aan het (ver)bouwen en het gebruik van woningen en<br />

andere gebouwen zijn bouwregels verbonden. In het<br />

Bouwbesluit 2012 staan de minimale bouwtechnische<br />

voorschriften waaraan gebouwen moeten voldoen.<br />

Dit zijn voorschriften op het gebied van veiligheid,<br />

gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid en milieu.<br />

Er zijn verschillende benaderingen, visies, stappen of<br />

richtlijnen bij het ontwerp van duurzame woningen en<br />

gebouwen. <strong>De</strong> bekendste en nog steeds actuele aanpak<br />

is de Trias Energetica.<br />

Daarom heeft de Rijksoverheid de publicatie “Basisdoc:<br />

XS 2 duurzaam bouwen” laten opstellen. <strong>De</strong> publicatie is<br />

een hulpmiddel bij leerdoelen en leerstof voor duurzaam<br />

bouwen en duurzame stedenbouw. Aan bod komen<br />

onderwerpen als energie, materialen, drinkwater,<br />

binnenmilieu en gezondheid alsmede de leefomgeving.<br />

Duurzaam bouwen zet aan tot nieuwe producten.<br />

<strong>De</strong>nk aan verf op waterbasis en zogenaamde high-solidverven<br />

met minder schadelijke stoffen of aan zuinige<br />

HR-verwarmingsketels en ventilatiesystemen of aan<br />

warmtepompen, zonneboilers en zonnepanelen.<br />

<strong>De</strong> industrie ontwikkelde deze zuinige apparaten toen er<br />

een wet kwam over de energieprestatie van gebouwen<br />

(EPC). Het gebruik van dit soort producten is nu<br />

standaard, maar kwam voort uit duurzaam denken.<br />

48


Duurzaam verbouwen<br />

<strong>De</strong> vraag naar goede woningen en andere gebouwen blijft<br />

groeien. Alleen nieuwbouw voldoet niet aan die vraag.<br />

Gebouwen renoveren verhoogt de kwaliteit ervan en<br />

maakt gebouwen weer comfortabel. Renovatie is vaak<br />

duurzamer, goedkoper en minder schadelijk voor het<br />

milieu dan sloop gevolgd door nieuwbouw.<br />

<strong>De</strong> publicatie “Verbeteren in plaats van slopen” gaat<br />

over duurzame stedelijke ontwikkeling en beschrijft<br />

zes voorbeelden van oude wijken waar gekozen is voor<br />

vernieuwing in plaats van sloop.<br />

Het transformeren van leegstaande kantoorgebouwen naar<br />

bijvoorbeeld woningen is vaak duurzamer dan slopen.<br />

Het verlengen van de levensduur van een gebouw is<br />

een zeer effectieve manier van duurzaam bouwen.<br />

Renovatie bespaart vaak veel materialen en kosten voor<br />

bijvoorbeeld nieuwe wegen en riolering en voorkomt<br />

bouw- en sloopafval. Tegelijk biedt het renoveren van<br />

woningen een goede gelegenheid om de woningen<br />

energiezuiniger en gezonder te maken.<br />

In het onderzoek “Kiezen voor nieuwbouw of het<br />

verbeteren van het huidige kantoor” van RVO worden<br />

aan de hand van vijf scenario’s de voor- en nadelen van<br />

renovatie afgezet tegen die van sloop en nieuwbouw. Het<br />

document Renovatieconcepten en bouwstenen geeft een<br />

overzicht van de verschillende manieren van renoveren.<br />

Een deel van het gebouw blijft namelijk behouden en voor<br />

het renoveren zijn minder materialen nodig dan wanneer<br />

de woningen nieuw worden gebouwd.<br />

Het ministerie van BZK heeft onderzocht wat niet goed<br />

gaat bij de verandering van kantoren in woningen. <strong>De</strong><br />

resultaten staan in het onderzoeksrapport “Transformatie<br />

kantoren gaat niet vanzelf”.<br />

In Nederland staan naar schatting 40.000 verdiepingen<br />

boven winkels leeg. Dat is ongeveer gelijk aan 1.500<br />

hectare nieuwbouw. <strong>De</strong>ze gedeeltelijk lege gebouwen<br />

betekenen een verspilling van ruimte en na sluitingstijd<br />

49


van de winkels dragen (gedeeltelijk) leegstaande<br />

gebouwen bij aan een onveilige sfeer in binnensteden.<br />

<strong>De</strong> gemeente Hoorn heeft via een stimuleringsregeling<br />

geld beschikbaar gesteld voor de realisering van<br />

woningen boven winkels. <strong>De</strong> brochure “Wonen boven<br />

winkels”, van de overheid, laat zien hoe ook andere<br />

gemeenten de leegstand hebben aangepakt.<br />

Subsidies<br />

<strong>De</strong> Rijksoverheid ondersteunt duurzaam bouwen daarom<br />

met verschillende regelingen. Enkele voorbeelden zijn:<br />

- Regeling groenprojecten: belastingvoordeel bij<br />

investeringen in erkende duurzame projecten.<br />

- NESK: voor energieneutrale scholen en kantoren.<br />

- MIA: belastingvoordeel voor duurzame<br />

bedrijfsinvesteringen.<br />

Er zijn ook diverse subsidies van gemeenten<br />

en provincies.<br />

Een verbouwing kan aanleiding zijn energiebesparende<br />

maat regelen te nemen, zoals bijvoorbeeld het aanbrengen<br />

van isolatieglas, spouwmuurisolatie of een<br />

warmtepomp. In een aantal gevallen zijn daarvoor<br />

subsidieregelingen in het leven geroepen.<br />

Er zal in nieuwbouwwijken niet meer standaard<br />

een gasnet worden aangelegd. Het kabinet wil de<br />

aansluitplicht van gas vervangen door een warmterecht.<br />

Als gevolg daarvan worden de energieprestatie-eisen<br />

voor nieuwbouw aangescherpt.<br />

Bestaande woningen zullen ook duurzamer moeten<br />

worden. Dit gaat stapsgewijs. Het kabinet maakt<br />

afspraken met gemeenten, provincies, waterschappen<br />

en netbeheerders om de gebouwde omgeving<br />

te verduurzamen.<br />

Bouwregels en -wetten<br />

Opdrachtgevers in de bouw moeten zich houden aan de<br />

volgende wetten en regels:<br />

- Woningwet<br />

<strong>De</strong>ze wet vormt de basis voor de bouw- en<br />

gebruiksvoorschriften uit het Bouwbesluit 2012<br />

en de Regeling Bouwbesluit 2012.<br />

- Bouwbesluit 2012<br />

Dit besluit bevat voorschriften over (ver)bouw van<br />

bouwwerken, over de staat en het gebruik van<br />

bouwwerken, open erven en terreinen, over sloop<br />

en over veiligheid tijdens bouwen en slopen.<br />

- Regeling Bouwbesluit 2012<br />

<strong>De</strong>ze regeling bevat voorschriften voor onder<br />

meer CE-markeringen en de aansluiting van gas,<br />

elektriciteit en water.<br />

- Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo)<br />

<strong>De</strong>ze wet bundelt de aanvraag van verschillende<br />

vergunningen in één omgevingsvergunning.<br />

- Besluit omgevingsrecht (Bor)<br />

Dit besluit werkt de Wabo-voorschriften uit,<br />

zoals de vergunningplicht en het aanwijzen<br />

van het bevoegd gezag en ook de voorschriften<br />

voor vergunningvrij bouwen.<br />

- Ministeriële regeling omgevingsrecht<br />

In deze regeling staat welke documenten,<br />

zoals een bouwtekening, en gegevens,<br />

zoals een sterkteberekening, vereist zijn bij<br />

de vergunningsaanvraag (de zogenoemde<br />

indieningsvereisten).<br />

50


In de Nederlandse regelgeving heeft men ook te maken<br />

met Europese regels. Dit is bijvoorbeeld het geval bij<br />

bouwproducten. Bouwproducten moeten in heel Europa<br />

op dezelfde manier worden getest en beoordeeld.<br />

Daarnaast is er een richtlijn voor de energieprestatie van<br />

gebouwen. <strong>De</strong>ze zorgt ervoor dat de energieprestatie van<br />

gebouwen in de Europese Unie verbetert.<br />

<strong>De</strong> gemeente handhaaft de bouwregelgeving door<br />

toe te zien op de naleving van de voorschriften, vanaf<br />

de vergunningsaanvraag tot de oplevering van het<br />

bouwwerk. Het beleid hiervoor legt de gemeente vast<br />

in een handhavingsplan. <strong>De</strong> provincies houden sinds<br />

1 oktober 2012 toezicht op de gemeenten.<br />

Bouwbesluit 2012<br />

Een bouwwerk mag geen gevaar opleveren voor<br />

bewoners, gebruikers en omgeving. Daarom heeft de<br />

overheid in het Bouwbesluit 2012 voorschriften voor<br />

veiligheid, gezondheid, bruikbaarheid, energiezuinigheid<br />

en milieu vastgelegd. Het Bouwbesluit is van toepassing<br />

zowel bij bouwen met als zonder vergunning.<br />

Bij het Bouwbesluit 2012 hoort de Regeling Bouwbesluit<br />

2012. Om te voldoen aan de voorschriften van het<br />

Bouwbesluit 2012 zijn er hulpmiddelen beschikbaar<br />

zoals rekenmethoden, checklijsten en richtlijnen.<br />

Een overzicht:<br />

- In NEN-normen staan (reken)methoden om te<br />

bepalen of aan een voorschrift uit het Bouwbesluit<br />

wordt voldaan.<br />

- Erkende kwaliteitsverklaringen waarin staat of het<br />

bouwmateriaal of bouwdeel voldoet aan de eisen<br />

van het Bouwbesluit.<br />

- Bepalingen ten aanzien van gelijkwaardige<br />

oplossingen waarmee aan het Bouwbesluit<br />

kan worden voldaan. Hierdoor ontstaat de<br />

mogelijkheid af te wijken van de prestatie-eis<br />

uit het besluit, mits voldaan wordt aan het doel<br />

van de functionele eis.<br />

- Nederlandse Praktijkrichtlijnen (NPR’s), waarin<br />

aanwijzingen staan om te checken of er voldaan<br />

wordt aan de minimumeisen van het Bouwbesluit.<br />

- Nederlandse Technische Afspraken (NTA’s) ofwel<br />

richtlijnen die gaan over de praktische uitwerking<br />

van een norm uit het Bouwbesluit.<br />

Het Bouwbesluit 2012 is intussen een aantal<br />

keren aangepast:<br />

- Per 1 januari 2018 gelden er normen voor de<br />

milieuprestatie bij de bouw van nieuwe woningen<br />

en bedrijven van 100 m2 of groter. Naast regels<br />

voor energiezuinigheid van gebouwen geldt dan<br />

ook een grenswaarde voor de milieueffecten van<br />

het materiaalgebruik in de bouw. Bij de berekening<br />

telt de hele cyclus van een product mee voor de<br />

milieubelasting. Van winning van de grondstof,<br />

productie en transport tot gebruik en sloop van<br />

het bouwwerk. Recycling en hergebruik tellen ook<br />

mee. Zie ook het “Infoblad invoering grenswaarde”.<br />

- Sinds 1 juli 2016 moeten eigenaren van overdekte<br />

zwembaden verplicht aantonen dat er geen<br />

gevaarlijk roestvrij staal meer aanwezig is.<br />

Chloorlucht in zwembaden verzwakt roestvrij staal.<br />

Om gevaar voor bezoekers te voorkomen moet de<br />

eigenaar het metaal verwijderen of vervangen.<br />

51


52


53


Voortschrijdend inzicht ten aanzien<br />

van gebouwen<br />

Woningbouw<br />

We worden geconfronteerd met steeds warmere zomers,<br />

waardoor de noodzaak om maatregelen te treffen<br />

tegen oververhitting van gebouwen toeneemt. Nieuwe<br />

woningen worden zo energiezuinig mogelijk gebouwd en<br />

houden daardoor hun warmte meer vast. In de zomer kan<br />

dat problemen opleveren; hogere binnentemperaturen<br />

leiden tot gezondheidsrisico’s en overlast. Het achteraf<br />

installeren van inefficiënte mobiele airco’s om de<br />

binnentemperatuur op een acceptabel niveau te houden,<br />

werkt averechts op het beleid zoveel mogelijk energie te<br />

besparen. Met het doordacht ontwerpen van een gebouw<br />

kan oververhitting zoveel mogelijk worden voorkomen.<br />

Daarvoor zijn er verschillende opties.<br />

Een mogelijkheid is ervoor te zorgen dat er bij de<br />

oplevering van een nieuwe woning zonwering aanwezig<br />

is, dat er goed nagedacht is over de ventilatie binnen<br />

woningen en/of dat er rekening gehouden is met de<br />

ligging van de woning ten opzichte van de zon. <strong>De</strong> nieuwe<br />

eis ten aanzien van oververhitting is per 1 juli 2020<br />

gelijktijdig ingegaan met de eisen voor bijna-energieneutrale<br />

nieuwbouw (BENG). Minister Ollongren heeft de<br />

bouwsector daarmee verplicht tot het verkleinen van het<br />

risico op oververhitting van de woning.<br />

<strong>De</strong> Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) heeft<br />

W/E adviseurs onderzoek laten verrichten naar het<br />

criterium en de grenswaarde voor het beperken van het<br />

risico op oververhitting in nieuwbouwwoningen.<br />

Het onderzoek heeft geresulteerd in het rapport<br />

'Grenswaarden zomercomfort nieuwe woningen in<br />

Bouwbesluit'. Op basis daarvan adviseerde RVO het<br />

ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties<br />

om de TOjuli op te nemen in de bouwregelgeving<br />

(Advies eis vermindering risico oververhitting<br />

nieuwbouwwoningen in Omgevingsregeling).<br />

Voor nieuw te bouwen woningen zal in de bouwregelgeving<br />

een grenswaarde worden opgenomen voor de TOjuli.<br />

Dit is een indicatiegetal waarmee per oriëntatie van het<br />

gebouw inzicht gegeven wordt in het risico op temperatuuroverschrijding.<br />

<strong>De</strong> TOjuli volgt uit de energieprestatieberekening<br />

conform NTA 8800. <strong>De</strong> grenswaarde wordt<br />

gesteld op een maximale waarde van 1,0.<br />

Een temperatuuroverschrijdingsberekening met een<br />

dynamisch simulatieprogramma kan specifieker<br />

voorspellen wat het risico op temperatuuroverschrijding<br />

is. Indien de TOjuli de grenswaarde van 1,0 overstijgt, mag<br />

aan de hand van een dynamisch simulatieprogramma<br />

alsnog aangetoond worden dat het risico op<br />

oververhitting acceptabel blijft.<br />

<strong>De</strong> grenswaarde voor de Gewogen<br />

Temperatuuroverschrijding (GTO), conform vastgestelde<br />

uitgangspunten voor de berekening, wordt gesteld op 450<br />

uur. <strong>De</strong>ze uitgangspunten zullen in de bouwregelgeving<br />

worden opgenomen en nader worden uitgewerkt.<br />

Utiliteitsbouw<br />

Op de website van de Rijksdienst voor Ondernemend<br />

Nederland is een belangrijke aanwijzing te lezen voor<br />

de toepassing van automatische buitenzonwering in de<br />

54


utiliteitsbouw.<br />

Bij ieder gebouw is een comfortabel binnenklimaat<br />

een belangrijk uitgangspunt voor de keuze van<br />

klimaatinstallaties. Dit heeft gevolgen voor het koelen<br />

van een gebouw. Met duurzame koelinstallaties kan een<br />

comfortabel binnenklimaat worden gerealiseerd met een<br />

gering energiegebruik.<br />

Er komen steeds meer duurzame koeltechnieken<br />

beschikbaar voor gebouwen, zoals koelmachines met<br />

natuurlijke koudemiddelen, installaties die koude uit<br />

de omgeving (bodem, lucht en water) onttrekken en<br />

diabatische koeling*.<br />

* Dauwpuntkoeling, ook wel diabatische koeling genoemd, is een nieuwe technologie voor het<br />

koelen van gebouwen zoals sporthallen en kleinere kantoorgebouwen. Het is een energiezuinige<br />

en milieuvriendelijke techniek, die gebruikmaakt van water als koelmedium.<br />

Een eerste stap om energie te besparen is echter de<br />

koelvraag te verminderen, bijvoorbeeld door het gebouw<br />

goed te isoleren. Om te voorkomen dat het binnen het<br />

gebouw te warm wordt, zijn er maatregelen nodig in<br />

de bouw, zoals het gebruikmaken van overstekken,<br />

regelbare zonwering aan de buitenkant van het gebouw<br />

en het inzetten van schaduw van bomen en struiken.<br />

Goede zonwering is het meest effectief als deze<br />

automatisch geregeld kan worden.<br />

BENG-eisen<br />

Sinds 1 januari 2013 gelden de voorschriften uit<br />

het Bouw besluit 2012 voor de berekening van de<br />

milieuprestatie van gebouwen. Eind 2020 zijn we in<br />

Nederland gestopt met de EPC-methodiek (Energie<br />

Prestatie Coëfficiënt) en zijn we overgegaan naar een<br />

nieuwe methodiek om de energetische prestaties van<br />

gebouwen vast te stellen en te toetsen.<br />

Dat werd ook de hoogste tijd, want de EPG-wetgeving<br />

dateerde al uit 1994. In EPC-berekeningen was het<br />

aandeel energiewinst door het glas lager dan het energieverlies<br />

via het glas. Inmiddels is de warmteopbrengst van<br />

de zon echter veel belangrijker geworden.<br />

Tot eind 2020 bepaalden we de energieprestatie van<br />

gebouwen nog conform NEN 7120:2011 om aan te tonen<br />

dat nieuwe bouwwerken voldeden aan de wetgeving met<br />

betrekking tot de energieprestatie van gebouwen (EPG).<br />

Vanaf 1 januari 2021 gelden er aangescherpte eisen voor<br />

nieuwbouw, de zogenaamde BENG-eisen.<br />

Nieuwe gebouwen moeten vanaf 1 januari 2021 voldoen<br />

aan strengere eisen voor energiegebruik: de eisen voor<br />

bijna energieneutrale gebouwen (BENG-eisen). <strong>De</strong> nieuwe<br />

eisen maken per 1 januari 2021 deel uit van het Bouwbesluit<br />

2012 en moeten ervoor zorgen dat een nieuw gebouw<br />

straks energiezuiniger is. <strong>De</strong> energieprestatie van<br />

gebouwen wordt bepaald met behulp van een Nederlandse<br />

Technische Afspraak, de zogenaamde NTA 8800.<br />

Tegenwoordig zorgen glasoppervlakken namelijk voor<br />

een jaarlijkse netto-energiewinst, waarbij de opbrengsten<br />

van het glas dus hoger zijn dan de verliezen. Gebouwen<br />

worden mede daardoor steeds vaker ‘’ontworpen op de<br />

zon’’, om de ‘’gratis’’ passieve zonne-energie te benutten.<br />

<strong>De</strong> BENG-norm houdt daar meer rekening mee,<br />

waardoor glas beter gewaardeerd wordt. <strong>De</strong> eisen<br />

die door de EU (EPDB 2016) opgelegd zijn, gaan er<br />

van uit dat er zo min mogelijk warmte verloren gaat,<br />

een en ander in lijn met de Trias Energetica, stap 1<br />

inzake het reduceren van de energievraag.<br />

55


56


<strong>De</strong> energieprestatie bij BENG wordt bepaald aan de<br />

hand van drie individueel te behalen eisen, namelijk<br />

(BENG 1) de maximale energiebehoefte in kWh per m2<br />

gebruiksoppervlak per jaar (kWh/m2.jr), (BENG 2) het<br />

maximale primair fossiel energiegebruik, eveneens in<br />

kWh per m2 gebruiksoppervlak per jaar (kWh/m2.jr) en<br />

(BENG 3) het minimale aandeel hernieuwbare energie<br />

in procenten (%).<br />

Woningbouw:<br />

In plaats van de energieprestatie-eisen uit te drukken in<br />

een EPC-waarde, zijn de nieuwe indicatoren voor bijna<br />

energieneutrale gebouwen, de BENG-indicatoren, van<br />

toepassing. <strong>De</strong> BENG-indicatoren worden bepaald met de<br />

nieuw ontwikkelde NTA 8800, die als bepalingsmethode<br />

in plaats komt van NEN 7120. Voor de berekening van de<br />

BENG-indicatoren wordt gebruik gemaakt van een nieuw<br />

ontwikkelde validatietool NTA 8800.<br />

Om marktpartijen inzicht te geven in de consequenties<br />

van de nieuwe bepalingsmethode en de nieuwe BENGeisen,<br />

zijn in opdracht van RVO voorbeeldconcepten<br />

ontwikkeld en doorgerekend. <strong>De</strong> voorbeelden maken<br />

inzichtelijk met welke maatregelenpakketten woningen<br />

aan de BENG-eisen kunnen voldoen. Naast de BENGeisen<br />

is ook onderzocht of de woningen voldoen aan de<br />

TOjuli-eis. <strong>De</strong> indicator TOjuli geeft aan of er een risico<br />

op oververhitting in de woningen is. Toetsing aan die<br />

eis is alleen nodig voor rekenzones waarin geen actief<br />

koelsysteem aanwezig is. In het Bouwbesluit staan voor<br />

deze rekenzones grenswaarden voor de TOjuli-indicator.<br />

Utiliteitsbouw:<br />

Een belangrijk aandachtspunt is het risico van<br />

oververhitting. Oververhitting is te voorkomen<br />

door het toepassen van onder andere overstekken,<br />

zomernachtventilatie en buitenzonwering. Het is van<br />

belang vanaf het eerste schetsontwerp rekening<br />

te houden met de samenhang tussen ontwerp en<br />

energieprestaties door energieberekeningen. In het<br />

ontwerpstadium wordt veelal impliciet vastgelegd<br />

welke keuzemogelijkheden er later nog zijn.<br />

Om de warmtevraag te verminderen zijn goede isolatie<br />

van de thermische schil, gebruik van tripelglas en een<br />

goede luchtdichtheid bepalend. In dat verband is het van<br />

belang voor een optimale verdeling van het percentage<br />

glas in de utiliteitsbouw rekening te houden met zowel<br />

de koudevraag in de zomer als de warmtewinst in de<br />

winter, hetgeen kan betekenen: minder glasoppervlak op<br />

het zuiden om zo min mogelijk koelvermogen nodig te<br />

hebben om aan de comforteisen in de zomer te voldoen.<br />

Dynamische zonwering wordt daarom steeds vaker<br />

gebruikt bij utiliteitsgebouwen.<br />

<strong>De</strong> BENG-eisen zijn verschillend voor ieder gebouwtype.<br />

<strong>De</strong> Europese richtlijn EPBD stelt dat overheidsgebouwen<br />

een voorbeeldfunctie hebben en daarom moeten<br />

nieuwe overheidsgebouwen bij aanvraag van de<br />

omgevingsvergunning vanaf 1 januari 2019 bijna<br />

energieneutraal zijn.<br />

57


Energieprestatieberekening en energielabel<br />

bij woongebouwen<br />

Bij de aanvraag van de omgevingsvergunning en<br />

oplevering van een nieuw woongebouw moeten de<br />

BENG-eisen worden getoetst op gebouwniveau (pand-<br />

ID). Daarnaast moet ook per individueel verblijfsobject<br />

(bijvoorbeeld de individuele appartementen in een<br />

woongebouw) de energieprestatie berekend en<br />

geregistreerd worden. Dit is nodig zodat tijdig de<br />

energieprestatie bekend is voor potentiële kopers en<br />

gebruikers. Ook is dan het risico op oververhitting per<br />

verblijfsobject inzichtelijk.<br />

Het risico van te hoge temperaturen wordt voor een<br />

verblijfsobject per rekenzone en per oriëntatie bepaald<br />

(TOjuli-indicator, volgt automatisch uit de rekensoftware).<br />

<strong>De</strong> toetsing aan de TOjuli-eis voor nieuwe woningen<br />

is alleen nodig voor rekenzones waarin geen actief<br />

koelsysteem aanwezig is. In het Bouwbesluit staan voor<br />

deze rekenzones grenswaarden voor de TOjuli-indicator.<br />

Rekenzones waarin geen actief koelsysteem is<br />

aangebracht, moeten aan dit criterium voldoen.<br />

Bij registratie van de energieprestatie op verblijfsobjectniveau<br />

voor een vergunningsaanvraag, wordt een<br />

energielabel afgegeven met de status 'voorlopig'.<br />

Bij oplevering moet elk individueel verblijfsobject een<br />

geregistreerd energieprestatierapport (energielabel)<br />

hebben. Hiervoor wordt de energieprestatie ter plaatse<br />

opgenomen. Voor de geregistreerde energieprestatie<br />

wordt een energielabel afgegeven met de status 'definitief'.<br />

Europese richtlijn energieprestatie gebouwen<br />

In de Europese richtlijn energieprestatie gebouwen is<br />

afgesproken dat alle nieuwe gebouwen bijna energieneutraal<br />

moeten zijn. In het kort komt dat op het<br />

volgende neer:<br />

- <strong>De</strong> richtlijn stimuleert de verbetering van de energieprestatie<br />

van gebouwen, met inachtneming van<br />

zowel de klimatologische en plaatselijke omstandigheden<br />

buiten het gebouw als de eisen voor het<br />

binnenklimaat en kostenefficiëntie.<br />

- <strong>De</strong> richtlijn voorziet in voorschriften met betrekking<br />

tot: a) het algemeen, gemeenschappelijk kader<br />

voor een methode voor de berekening van de<br />

geïntegreerde energieprestatie van gebouwen en<br />

gebouwunits; b) de toepassing van minimumeisen<br />

op de energieprestatie van nieuwe gebouwen<br />

en nieuwe gebouwunits; c) de toepassing van<br />

minimumeisen op de energieprestatie van: i)<br />

bestaande gebouwen, gebouwunits en onderdelen<br />

van gebouwen die een ingrijpende renovatie<br />

ondergaan; ii) tot de bouwschil behorende<br />

onderdelen van gebouwen die, na te zijn vernieuwd<br />

of vervangen, een significant effect op de<br />

energieprestatie van de bouwschil hebben; iii)<br />

technische bouwsystemen wanneer ze worden<br />

geïnstalleerd, vervangen of verbeterd.<br />

- In nationale plannen wordt voorzien in: een toename<br />

van het aantal bijna energieneutrale gebouwen; de<br />

energiecertificering van gebouwen of gebouwunits;<br />

regelmatige keuring van verwarmings- en<br />

airconditioningsystemen in gebouwen;<br />

onafhankelijke systemen voor de controle van<br />

energieprestatiecertificaten; inspectieverslagen.<br />

58


- <strong>De</strong> vereisten in de richtlijn zijn minimumvereisten<br />

en beletten niet dat een lidstaat verdergaande<br />

maatregelen handhaaft of treft. Zulke maatregelen<br />

moeten verenigbaar zijn met het Verdrag<br />

betreffende de werking van de Europese Unie. Zij<br />

worden ter kennis van de EU gebracht.<br />

en voor de Environmental Accounts (milieurekeningen)<br />

alsmede de milieumodule bij de nationale rekeningen.<br />

Om internationaal beleid te kunnen voeren om het<br />

versterkte broeikaseffect tegen te gaan, is door het<br />

Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC)<br />

een voorschrift opgesteld (IPCC, 2006 + revisies), aan<br />

de hand waarvan ieder land moet rapporteren. <strong>De</strong> zo<br />

gerapporteerde emissies zijn tussen landen onderling<br />

vergelijkbaar en ook op te tellen tot een mondiaal getal<br />

(Olivier et al., 2002). <strong>De</strong> emissie van de kortcyclische<br />

CO2 in het overzicht van de feitelijke emissies wordt niet<br />

meegenomen omdat ze geacht wordt geen nettobijdrage<br />

aan de broeikasproblematiek te leveren.<br />

<strong>De</strong> waarden die worden gebruikt door het IPCC worden<br />

ook gebruikt om de te behalen reductie te berekenen. Als<br />

afzonderlijk getal wordt door de IPCC ook de bunkeremissie<br />

gevraagd. <strong>De</strong> bunkeremissies omvatten de emissies van<br />

het gebruik van kerosine en brandstof van de internationale<br />

zeescheepvaart welke verkocht zijn in Nederland.<br />

Emissiewaarden<br />

Onder feitelijke emissies voor Nederland wordt<br />

verstaan de CO2-uitstoot op Nederlands grondgebied.<br />

<strong>De</strong> emissiewaarde is opgebouwd uit een aantal<br />

basiselementen: stationaire bronnen, kortcyclische CO2<br />

en mobiele bronnen. <strong>De</strong>ze emissies zijn terug te vinden<br />

op www.emissieregistratie.nl en worden gebruikt als<br />

input voor modelberekeningen (concentraties; transport)<br />

Voor de milieurekeningen wordt uitgegaan van de<br />

grondslagen van de nationale rekening van het CBS.<br />

Daarbij gaat het om de emissie van activiteiten door<br />

Nederlandse ingezetenen.<br />

Het IPCC-getal wordt ook gebruikt om de te behalen<br />

reductie te berekenen. Nederland streeft naar een reductie<br />

van 55% in 2030 en 95% in 2050 ten opzichte van 1990.<br />

<strong>De</strong> klimaatwetgeving infiltreert langzaam maar zeker<br />

in allerlei sectoren en gaat dus steeds meer gevolgen<br />

krijgen voor particulieren en bedrijven.<br />

59


Financiële sector<br />

Circa vijftig banken, verzekeraars, pensioenfondsen en<br />

vermogensbeheerders en hun koepels hebben zich op<br />

10 juli 2019 gecommitteerd aan de klimaatdoelen van<br />

het kabinet. Zij hebben hun handtekening gezet onder<br />

een commitment waarmee zij zich verplichten vanaf<br />

2020 te rapporteren over de klimaatimpact van hun<br />

financieringen en beleggingen. Daarnaast zullen ze<br />

uiterlijk in 2022 actieplannen klaar hebben die bijdragen<br />

aan een vermindering van de uitstoot van CO2.<br />

in de verschillende sectoren van de economie en de<br />

samenleving goed vorm te geven. Ook gaat de sector de<br />

samenwerking tussen verschillende soorten financiële<br />

instellingen, waaronder Invest-<strong>NL</strong>, versterken om de<br />

financieringsmogelijkheden voor klimaatvriendelijke<br />

projecten te vergroten.<br />

Zoals is vastgelegd in het commitment, organiseren<br />

de vier financiële koepels (Nederlandse Vereniging van<br />

Banken, Verbond van Verzekeraars, Pensioenfederatie en<br />

DUFAS) werkconferenties over het meten van en sturen<br />

op klimaatimpact. Hierbij is het Platform voor Duurzame<br />

Financiering betrokken. Doel is om onderling kennis<br />

en ervaringen te delen. Dit betreft kennis over zowel<br />

financiering van verduurzamingsprojecten als het meten<br />

van het CO2-gehalte van financieringen en beleggingen.<br />

<strong>De</strong> sector draagt daarmee zowel nationaal<br />

als internationaal bij aan het bereiken van de<br />

klimaatdoelstellingen van Parijs. <strong>De</strong> toezeggingen zijn<br />

niet vrijblijvend. <strong>De</strong> inzet van de financiële sector wordt<br />

continu gemonitord en de afspraken worden elke vijf jaar<br />

opnieuw beoordeeld.<br />

<strong>De</strong> financiële sector wil een substantiële bijdrage leveren<br />

aan verduurzamingsprojecten om de energietransitie<br />

Een voorbeeld. Bij ABN AMRO zit de grootste<br />

klimaatimpact in de hypotheekportefeuille, met<br />

800.000 woningen die energie verbruiken. ABN AMRO<br />

biedt hypotheeknemers een gratis energiescan aan. Zo<br />

verwerven ze inzicht in mogelijke verbeteringen aan de<br />

woning en de kosten en de opbrengst daarvan. Eventueel<br />

biedt ABN AMRO een lening aan tegen een lagere rente<br />

om de woning energiezuiniger te maken. <strong>De</strong> ABN AMRO<br />

streeft ernaar dat alle woningen in hun portefeuille<br />

gemiddeld een A-energielabel hebben in 2030.<br />

Woningeigenaren hebben de keuze uit een groot<br />

aantal verduurzamingsmaatregelen. Hierbij is inzicht<br />

in de verwachte terugverdientijd van groot belang.<br />

Investeringen in energiebesparing hebben doorgaans<br />

een kortere terugverdientijd dan investeringen in het<br />

opwekken van duurzame energie.<br />

60


Wie verwacht niet zo lang meer in de huidige woning<br />

te blijven, kan dan ook beter voor spouwmuurisolatie<br />

(terugverdientijd 3,3 jaar) dan voor zonnepanelen (10<br />

jaar) kiezen. <strong>De</strong> terugverdientijd van vloerisolatie (9 jaar)<br />

en dakisolatie (7 jaar) valt daar tussenin.<br />

Er zijn ook gevolgen te verwachten op het punt van de<br />

bedrijfsfinancieringen. Banken blijven de belangrijkste<br />

financier voor het Nederlandse mkb, zeker voor het<br />

kleinbedrijf. Volgens de Nederlandse Vereniging van<br />

Banken is het overgrote deel (ruim 80%) van alle<br />

uitstaande kredieten verstrekt door de drie grootbanken<br />

in de categorie tot 250.000 euro. In de categorie leningen<br />

tot 250.000 euro hebben die banken ruim 390.000<br />

klanten, naast 60.000 klanten met een financiering<br />

tussen de 250.000 en 1 miljoen euro en 28.000 klanten<br />

met een financiering van 1 miljoen euro of meer.<br />

Zowel banken en vermogensbeheerders als verzekeraars<br />

en pensioenfondsen spreken bedrijven actief aan op hun<br />

klimaatbeleid, onder andere via Climate Action 100+.<br />

Dit internationale samenwerkingsverband van zo’n 600<br />

investeerders en vermogensbeheerders heeft als doel de<br />

activiteiten van de 167 meest koolstofintensieve bedrijven<br />

in lijn te brengen met het klimaatakkoord van Parijs.<br />

Bovendien hebben verschillende bedrijven, op aandringen<br />

van investeerders, net-zero commitments uitgebracht.<br />

Met deze aanpak vervult de financiële sector in Europees<br />

opzicht een voortrekkersrol en wil hij als voorbeeld<br />

dienen voor andere sectoren. <strong>De</strong> metingen en jaarlijkse<br />

rapportages geven financiële instellingen het benodigde<br />

inzicht om hun CO2-uitstoot te verminderen. Voorbeelden<br />

zijn investeringen in impactbeleggingen en lagere rentes<br />

voor duurzame hypotheekproducten en het faciliteren<br />

van de aanleg van groene daken.<br />

Zo wordt op portefeuilleniveau bijvoorbeeld als indicator<br />

voor de absolute CO2-voetafdruk de PCAF-methode<br />

gehanteerd en voor de CO2-intensiteit de PACTA. <strong>De</strong>ze<br />

indicatoren verschaffen verschillende inzichten en<br />

kunnen dus naast elkaar gebruikt worden.<br />

Indicatoren voor de CO2-uitstoot van portefeuilles<br />

in de financiële sector<br />

CO2e intensiteit indicatoren<br />

Indicatoren van<br />

CO2-gehalte<br />

Totale / Absolute<br />

CO2-uitstoot<br />

CO2e-voetafdruk<br />

CO2e-intensiteit<br />

CO2e intensiteit naar<br />

portefeuille-gewicht<br />

CO2e intensiteit naar<br />

portefeuille-gewicht<br />

(sectorspecifiek)<br />

Beschrijving<br />

Indicatoren voor de CO2e-uitstoot van portefeuilles<br />

Totale CO2e-voetafdruk<br />

van de portefeuille<br />

Genormaliseerde<br />

CO2-voetafdruk<br />

per euro geïnvesteerd<br />

VolumeCO2-uitstoot<br />

per EUR omzet<br />

CO2e intensiteitnaar<br />

portefeuillegewicht<br />

Sectorspecifieke<br />

indicatoren van<br />

gefinancierde<br />

activiteiten<br />

CO2e<br />

Indicator<br />

CO2e / € geïnvesteerd<br />

CO2e / €omzet<br />

bedrijvenwaarin<br />

geïnvesteerd<br />

CO2e / €omzet<br />

bedrijvenwaarin<br />

geïnvesteerd<br />

CO2e / MWh<br />

CO2/ km<br />

CO2/ m2<br />

CO2/ ton …<br />

Bron: KPMG/Overzicht klimaatmeetmethoden in de financiële<br />

sector in Nederland<br />

Ruim de helft van de financiële instellingen die het<br />

klimaatcommitment hebben ondertekend, publiceert<br />

nu al over het CO2-gehalte van hun beleggingen<br />

en financieringen. Vanaf 2020 wordt er jaarlijks<br />

gerapporteerd over de voortgang van de financiële sector<br />

om de CO2-uitstoot terug te dringen.<br />

61


Hieronder een voorbeeld van een CO2-rapportage door het ABP, een van de grootste beleggers in Nederland.<br />

ABP: PCAF om de CO2e-uitstoot te meten van de beleggingsportefeuille<br />

PCAF bij ABP17,18<br />

Pensioenfonds ABP maakt sinds 2015 de CO2e-uitstoot van haar<br />

beleggings-portefeuille bekend. ABP berekent de uitstoot van beleggingen<br />

in aandelen en gaat ook andere activaklassen, zoals obligaties<br />

en vastgoed, in kaart brengen17. <strong>De</strong> analyse geeft een indruk van<br />

degeaggregeerde absolute CO2e-uitstoot van alle beleggingen.<br />

Highlight: trendanalyse CO2e-voetafdruk en sectoren<br />

ABP stuurt op het verlagen van CO2e-emissies en gebruikt daarvoor<br />

de relatieve CO2e-uitstoot. ABP kan hierbij trends analyseren in<br />

CO2e-indicatoren, zoals:<br />

– Absolute CO2e-uitstoot ten opzichte van een benchmark<br />

– Welke sectoren het meest bijdragen aan de CO2e-uitstoot<br />

– Reductie in relatieve CO2e-uitstoot vanbedrijven per belegde euro,<br />

wat toegeschreven kan worden aan vermindering van uitstoot door<br />

bedrijven in de portefeuille<br />

– Ontwikkelingen in relatieve CO2e-voetafdruk in CO2e-intensievesectoren<br />

ABP absolute en relatieve CO2e-voetafdruk van aandelenportefeuille<br />

Absolute CO2-voetafdruk t.o.v. de benchmark<br />

Relatieve CO2-voetafdruk aandelenportefeuille<br />

2014 2015 2016 2017 2018 2019<br />

40<br />

20%<br />

+12%<br />

10%<br />

30<br />

0%<br />

0%<br />

20<br />

-10%<br />

10<br />

-15%<br />

-20%<br />

Doelstelling<br />

0<br />

-30%<br />

-28% -28%<br />

2014 2016 2017 2018 2019<br />

ABP aandelen benchmark<br />

-40%<br />

-37%<br />

Bron: ABP Duurzaam Beleggen 2019<br />

ABP ontwikkelingen in sectoren<br />

Bijdrage sector aan de CO2-voetafdruk (2019)<br />

Ontwikkeling CO2-intensieve sectoren<br />

100<br />

75<br />

9%<br />

32%<br />

50<br />

17%<br />

25<br />

27%<br />

Basismaterialen<br />

Nutsbedrijven<br />

Energie<br />

Industrie<br />

Overig<br />

0<br />

Basismaterialebedrijven<br />

Nuts-<br />

Energie Industrie overig<br />

2014 2019<br />

Bron: ABP Duurzaam Beleggen 2019<br />

Bron: KPMG/Overzicht klimaatmeetmethoden in de financiële sector In Nederland<br />

Daarnaast trekt de sector gezamenlijk op, zoals<br />

bij het ‘Net Zero Investment Framework’. Ruim<br />

300 investeerders wereldwijd, waaronder ook veel<br />

Nederlandse financiële partijen, werken bijvoorbeeld<br />

samen in het Climate Action 100+ initiative. Een ander<br />

voorbeeld is de ‘Financieringswijzer’. In de komende<br />

periode verwacht de Nederlandse financiële sector<br />

nog veel meer stappen te zetten om publiek-private<br />

investeringen van de grond te krijgen.<br />

IVBN-leden hebben samen circa 5 miljoen m² kantoren in<br />

portefeuille. <strong>De</strong> totale voorraad kantoren in Nederland is<br />

ongeveer 49 miljoen m².<br />

- Winkels<br />

IVBN-leden hebben samen circa 4,5 miljoen m² winkels<br />

in portefeuille, verdeeld in solitaire winkels (high street)<br />

en winkelcentra. <strong>De</strong> totale voorraad winkels in Nederland<br />

is ongeveer 28 miljoen m².<br />

Beleggers in vastgoed<br />

<strong>De</strong> Vereniging van Institutionele Beleggers in Vastgoed,<br />

Nederland (IVBN) behartigt de belangen van leden die<br />

beleggen in woningen alsmede van leden die beleggen in:<br />

- Kantoren<br />

Ook hier zijn er allerlei bewegingen gaande die uiteindelijk<br />

bedrijven en particulieren gaan treffen. Een paar voor beelden,<br />

specifiek van toepassingen op beleggingen in kantoren:<br />

- IVBN-leden ontwikkelen portefeuilleroutekaarten<br />

(uiterlijk 2021) en rapporteren over de (jaarlijkse)<br />

62


CO2-reductie met ten minste 49% in 2030 en een<br />

uiterlijk in 2050 CO2-neutrale vastgoedportefeuille.<br />

- IVBN-leden werken samen met huurders om<br />

duurzaamheidsdoelstellingen te halen, onder<br />

andere door het sluiten van green leases, het delen<br />

van data en periodiek overleg met huurders en door<br />

concrete verduurzamingsprojecten samen op te<br />

pakken, zoals het plaatsen van zonnepanelen.<br />

- IVBN-leden certificeren zoveel mogelijk gebouwen<br />

(met bijvoorbeeld BREEAM, Well, GPR, DGBC<br />

Woonmerk) voor een zo goed mogelijk inzicht in de<br />

duurzaamheid van de vastgoedportefeuille.<br />

Een in de investeringswereld veelgebruikte term<br />

voor duurzaamheid is ‘ESG’ (Environmental, Social<br />

& Governance). Het houdt in dat factoren als<br />

energieverbruik, klimaat, gezondheid, veiligheid en goed<br />

ondernemingsbestuur worden meegewogen.<br />

ESG staat voor het zoeken naar een balans tussen<br />

financieel-economische resultaten, transparantie,<br />

sociale belangen en het milieu. Er zijn steeds meer<br />

aanwijzingen dat een goede balans leidt tot betere<br />

resultaten voor zowel het bedrijf en de investeerders<br />

als de samenleving.<br />

Een ander voorbeeld heeft betrekking op de verhuur van<br />

winkelruimte. <strong>De</strong> IVBN heeft met onder andere INretail<br />

overeenstemming bereikt over een standaardmodel<br />

green lease retail. Dit standaardmodel kan worden<br />

gebruikt in aanvulling op de ROZ-modelhuurovereenkomst<br />

winkelruimte en er worden afspraken in vastgelegd met<br />

betrekking tot de inrichting van het gehuurde, installatie<br />

van meetapparatuur, duurzaam onderhoud en gebruik, het<br />

delen van data, gezondheid en welzijn en (gezamenlijke)<br />

investeringen. Het standaardmodel green lease kan worden<br />

gezien als een ‘minimumstandaard’ in de markt bij het<br />

sluiten van nieuwe huurovereenkomsten. Het model moet<br />

ervoor zorgen dat partijen sneller duurzaamheidsafspraken<br />

kunnen maken met minder discussie over wederzijdse<br />

verplichtingen en inspanningen.<br />

Private equity<br />

Op de website van de Nederlandse Vereniging van<br />

Participatiemaatschappijen (NVP) is te lezen dat<br />

duurzaamheidsaspecten een steeds belangrijkere<br />

rol spelen bij de selectie en het beheer van bedrijven.<br />

<strong>De</strong> leden van de NVP zijn de afgelopen jaren een steeds<br />

grotere rol in de economie gaan spelen. Die rol brengt<br />

een maatschappelijke verantwoordelijkheid met zich<br />

mee. Dat betekent dat participatiemaatschappijen<br />

steeds meer rekening houden met duurzaamheid in hun<br />

investeringsselectie en bij het beheer van hun bedrijven.<br />

In het gehele investeringsproces – van selectie tot<br />

exit – kan duurzaamheid een rol spelen. Doordat<br />

participatiemaatschappijen in de regel nauw bij<br />

portefeuillebedrijven betrokken zijn, hebben zij alles in<br />

huis om invulling te geven aan duurzaam investeren.<br />

Duurzaamheid kan een belangrijke bijdrage leveren aan<br />

het succes van ondernemingen en dus aan waardecreatie.<br />

Er zijn inmiddels veel nationale en internationale<br />

richtlijnen, frameworks en andere initiatieven ontwikkeld<br />

om duurzaamheid onder de aandacht te brengen van<br />

participatiemaatschappijen en hen handvatten te geven<br />

om dit te kunnen integreren in hun investeringsproces.<br />

63


64


4<br />

UITSTOOT VAN BROEIKASGASSEN<br />

65


UITSTOOT BROEIKASGASSEN WERELDWIJD<br />

<strong>De</strong> totale uitstoot van broeikasgassen (BKG's) groeide tussen 2009 en 2018 met 1,5 procent per jaar<br />

zonder verandering van landgebruik (LUC) en 1,3 procent per jaar met LUC-uitstoot, en bereikte in<br />

2018 een recordhoogte van 51,8 GtCO2e zonder LUC-uitstoot en 55,3 GtCO2e2 met LUC. <strong>De</strong> toename<br />

van BKG-uitstoot was in 2018 2,0 procent en er lijkt geen piek te zijn in een van de BKG-emissies.<br />

Wereldwijde broeikasgasuitstoot uit alle bronnen<br />

<strong>De</strong> uitstoot van methaan (CH4), het op een na<br />

belangrijkste broeikasgas, groeide het afgelopen<br />

Global greenhouse gas emissions (GtCO2e)<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

1990<br />

1995 2000 2005 2010 2015 2018<br />

Land-use change (LUC)<br />

Fluorinated gasses (F-gas)<br />

N2O<br />

CH4<br />

Fossil CO2<br />

decennium met 1,3 procent per jaar en 1,7 procent in<br />

2018. <strong>De</strong> uitstoot van stikstofoxide (N2O) neemt gestaag<br />

toe, met 1,0 procent per jaar in het afgelopen decennium.<br />

Gefluoreerde gassen (SF6, HFK's, PFK's) nemen het<br />

snelst toe, met 4,6 procent per jaar in het afgelopen<br />

decennium en 6,1 procent in 2018.<br />

Bron: Olivier en Peters (2019), Houghton en Nassikas (2017) voor<br />

uitstoot door veranderingen in landgebruik, en Friedlingstein et al.<br />

(2019) voor updates van 2016 tot 2018/Emissions Gap Report 2019<br />

<strong>De</strong> uitstoot van broeikasgassen is sinds de wereldwijde<br />

financiële crisis in 2009 elk jaar toegenomen. <strong>De</strong><br />

toename van fossiele CO2-uitstoot was te wijten aan<br />

een krachtige toename van het energieverbruik. CO2-<br />

emissies uit LUC vormen ongeveer 7 procent van de<br />

totale broeikasgassen en hebben een grote onzekerheid<br />

en interjaarlijkse variabiliteit, en zijn het afgelopen<br />

decennium relatief stabiel gebleven (IPCC 2019).<br />

<strong>De</strong> BKG-uitstoot wordt gedomineerd door CO2, maar de<br />

niet-CO2-uitstoot vertegenwoordigt meer dan 34 procent<br />

van de totale uitstoot van broeikasgassen, inclusief LUC.<br />

OESO-economieën hebben slechts een zeer beperkte<br />

groei wat betreft CH4 en N2O ervaren, maar een snelle<br />

groei van gefluoreerde gassen, hetgeen leidde tot een<br />

lichte daling van de totale BKG-uitstoot. Niet-OESOeconomieën<br />

hadden te maken met een toename van alle<br />

niet-CO2-gerelateerde broeikasgassen, hetgeen heeft<br />

geleid tot een algemene toename van de BKG-uitstoot<br />

met 2,5 procent per jaar tussen 2009 en 2018.<br />

66


Geografisch beeld<br />

<strong>De</strong> grootste uitstoters van broeikasgassen, exclusief<br />

emissies door verandering van landgebruik door gebrek<br />

aan betrouwbare gegevens op landniveau, op absolute<br />

basis (boven) en per hoofd van de bevolking (onder)<br />

<strong>De</strong> top 4 van uitstoters (China, EU27, India en de Verenigde<br />

Staten van Amerika) dragen meer dan 55 procent bij aan<br />

de totale uitstoot van broeikasgassen in het afgelopen<br />

decennium exclusief LUC. <strong>De</strong> top 7 (inclusief Japan,<br />

Rusland en internationaal transport) is goed voor<br />

65 procent, terwijl G20-leden 78 procent bijdragen.<br />

China is verantwoordelijk voor meer dan een kwart<br />

(26 procent) van de wereldwijde uitstoot (exclusief LUC),<br />

en ondanks een significante bijdrage aan de vertraging<br />

van de wereldwijde uitstoot van 2014 tot 2016, stijgt<br />

de uitstoot in het land nu weer met 2,5 procent in de<br />

afgelopen 10 jaar en 1,6 procent in 2018, waarbij in 2018<br />

een recordhoogte van 13,7 GtCO2e werd bereikt.<br />

<strong>De</strong> Verenigde Staten van Amerika zorgen voor 13 procent<br />

van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen, met een<br />

geleidelijke daling van de uitstoot van broeikasgassen<br />

met 0,1 procent per jaar in het afgelopen decennium,<br />

maar een toename van 2,5 procent in 2018 vanwege de<br />

toegenomen energievraag door een ongewoon warme<br />

zomer en koude winter.<br />

<strong>De</strong> Europese Unie is verantwoordelijk voor 8,5 procent<br />

van de wereldwijde uitstoot van broeikasgassen en had<br />

het afgelopen decennium te maken met een gestage<br />

daling van 1 procent per jaar en in 2018 van 1,3 procent.<br />

India, goed voor 7 procent van de wereldwijde uitstoot,<br />

bleef het afgelopen decennium snel groeien met<br />

3,7 procent per jaar en 5,5 procent in 2018.<br />

Bron: Emissions Gap Report 2019 (fig. 2.3)<br />

<strong>De</strong> Russische Federatie (4,8 procent) en Japan<br />

(2,7 procent) zijn daarna de grootste uitstoters.<br />

67


Als LUC-emissies zouden worden meegerekend, zou de rangorde<br />

veranderen en zou Brazilië waarschijnlijk de grootste uitstoter zijn.<br />

<strong>De</strong> ranglijst van landen verandert drastisch wanneer de uitstoot<br />

per hoofd van de bevolking wordt bekeken.<br />

<strong>De</strong> BKG-uitstoot van de EU daalde in 2017 met 22 procent ten opzichte<br />

van het niveau van 1990 naar 4,3 miljard ton, terwijl de economie in<br />

dezelfde periode met 58 procent groeide en een 2020-doelstelling van<br />

20 procent overtrof in die periode. Het tempo van de reducties is de<br />

afgelopen jaren vertraagd en de uitstoot steeg in 2017 met 0,6 procent,<br />

aangedreven door industrie en transport.<br />

<strong>De</strong> 27 landen tellende Europese Unie heeft als doel in haar NDC om de<br />

BKG-uitstoot tegen 2030 met minstens 55 procent te hebben verminderd,<br />

onder het niveau van 1990.<br />

Uitstoot van broeikasgassen per secto r<br />

Momenteel zijn de energievoorziening, industrie, transport en landbouw de<br />

dominante sectorale bronnen van uitstoot. Van de 50,8 Gt CO2-eq-uitstoot in<br />

2016 was 17,3 Gt afkomstig uit de energievoorziening, 11,4 Gt uit verbranding<br />

en processen in de industrie (inclusief het gebruik van gefluoreerde gassen)<br />

en 7,0 Gt uit transport (exclusief internationaal transport).<br />

Uitstoot van broeikasgassen per sector in 2016<br />

Land use and forests<br />

4%<br />

Waste<br />

2%<br />

International transport<br />

2%<br />

Buildings<br />

8%<br />

Agriculture<br />

13%<br />

Energy supply<br />

34%<br />

Transport<br />

14%<br />

Industry<br />

22%<br />

Bron: UN/Climate action and support trends 2019<br />

68


69


Energievoorziening en industrie waren goed voor het<br />

grootste deel van de uitstootverhoging tussen 2010<br />

en 2016. <strong>De</strong> uitstoot van broeikasgassen nam in alle<br />

sectoren toe, behalve in de sector bossen en ander<br />

landgebruik, waar de uitstoot afnam en een deel van<br />

de toename in andere sectoren werd gecompenseerd.<br />

Terwijl de meeste sectoren een vergelijkbare procentuele<br />

bijdrage leverden aan de toename van BKG-uitstoot<br />

in 2010 en 2016, kenden de wereldwijde transportemissies<br />

een onevenredige groei, wat betekent dat<br />

de transportsector in 2016 een groter aandeel in de<br />

wereldwijde uitstoot had dan in 2010.<br />

Bijdrage aan wereldwijde toename van uitstoot<br />

in 2010-2016 per sector<br />

Contribution to emissions growth 2010-2016<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

-10<br />

-20<br />

47% 45% 29% 19% 6% 3% 0% -48%<br />

Energy supply<br />

Industry<br />

Transport<br />

Agriculture<br />

Waste<br />

Buildings<br />

Land use and forests<br />

tegen 5 GtCO2e in 1995, waarbij de bijdrage van deze<br />

productie gedurende deze periode steeg van 15 procent<br />

naar 23 procent van de totale wereldwijde uitstoot<br />

(Hertwich, 2019).<br />

<strong>De</strong> grootste bijdrage komt van de productie van<br />

bulkgoederen, zoals ijzer en staal, cement, kalk en<br />

gips, andere mineralen die meestal als bouwproducten<br />

worden gebruikt, evenals kunststoffen en rubber.<br />

Twee derde van het materiaal wordt gebruikt om<br />

kapitaalgoederen te maken, waarvan gebouwen en<br />

voertuigen tot de belangrijkste behoren. Hoewel de<br />

uitstoot van de materialen die in de geïndustrialiseerde<br />

landen worden geconsumeerd in de periode 1995-2015<br />

binnen het bereik van 2-3 GtCO2e bleef, vond er in<br />

ontwikkelingslanden en opkomende economieën<br />

een snelle groei plaats van materiaalgerelateerde<br />

uitstoot (Hertwich, 2019). Groei van investeringen gaat<br />

gepaard met een sterke groei van metaalverbruik.<br />

Ontwikkelingslanden groeien sterker in metaalconsumptie<br />

dan geïndustrialiseerde landen, omdat een groter deel van<br />

hun bbp investeringen omvat (Zheng et al., 2018).<br />

International transport<br />

-30<br />

-40<br />

-50<br />

Bron: UN/Climate action and support trends 2019<br />

Uitstoot gerelateerd aan de productie<br />

van materialen<br />

<strong>De</strong> productie van materialen is een belangrijke bron<br />

van BKG-uitstoot. In 2015 veroorzaakte de productie<br />

van materialen een BKG-uitstoot van 11 GtCO2e,<br />

70


BKG-uitstoot in GtCO2e geassocieerd met materiaalproductie per materiaal (links) en door het eerste gebruik<br />

van materialen in daaropvolgende productieprocessen of eindverbruik (rechts)<br />

GtCO2e<br />

10<br />

11.5 GtCO2e<br />

1.4 Plastic and rubber<br />

0.9 Wood products<br />

Services<br />

0.6<br />

Final use<br />

0.8<br />

5<br />

1.1 Other minerals<br />

0.4 Glass<br />

2.9 Cement<br />

0.5 Others metals<br />

Other products<br />

1.0<br />

0.3<br />

Electronics<br />

0.9<br />

Transport<br />

equipment<br />

11.5<br />

GtCO2e<br />

5.0<br />

Construction<br />

0.6 Aluminium<br />

0.9<br />

Metal<br />

products<br />

3.7 Iron and steel<br />

2.0<br />

Machinery<br />

0<br />

Bron: Emissions Gap Report 2019 (fig. 7.1)<br />

Nieuwste projecties<br />

Jaarlijks produceert de VN de “Emission Gap Reports”. Ten<br />

tijde van het schrijven van dit boek was het VN-emissierapport<br />

van 2021 de laatst bekende versie; de uitstoot<br />

voor 2021 was daarin nog niet verwerkt. We beperken<br />

ons hieronder tot de meest belangrijke uitkomsten in het<br />

kader van dit boek.<br />

<strong>De</strong> COVID-19-pandemie leidde tot een ongekende<br />

daling van de CO2-uitstoot met 5,4 procent in 2020. Van<br />

2010 tot 2019 groeide de uitstoot van broeikasgassen<br />

gemiddeld met 1,3 procent per jaar, zowel met als zonder<br />

verandering in landgebruik (LUC).<br />

Wereldwijde uitstoot broeikasgassen 1970-2020<br />

Global greenhouse gas emissions (GtCO2e)<br />

60<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

10<br />

0<br />

1970<br />

1975<br />

1980<br />

1985<br />

1990<br />

1995<br />

Bron: Emissions Gap Report 2021 (fig. 2.1)<br />

2000<br />

2005<br />

2010<br />

2015<br />

Fossil CO2 LULUCF CO2 CH4 N2O F-gases<br />

2020<br />

71


<strong>De</strong> broeikasgasemissies bereikten in 2019 een<br />

recordhoogte van 51,5 gigaton CO2-equivalent (GtCO2e)<br />

zonder LUC-emissies en 58,1 GtCO2e wanneer LUC<br />

wordt meegerekend.<br />

Fossiele CO2-emissies domineren de totale broeikasgasemissies,<br />

waaronder LUC (66 procent sinds 2010).<br />

<strong>De</strong> fossiele CO2-uitstoot bereikte in 2019 een record<br />

van 37,9 GtCO2, maar daalde in 2020 naar 36,0 GtCO2.<br />

<strong>De</strong> CO2-uitstoot van LUC vormt sinds 2010 10 procent<br />

van de cumulatieve broeikasgasemissies en kan van<br />

jaar tot jaar aanzienlijk veranderen als gevolg van de<br />

klimaatomstandigheden (Friedlingstein et al., 2020;<br />

Canadell et al., 2021).<br />

<strong>De</strong> COVID-19-pandemie leidde in 2020 tot een<br />

ongekende daling van de fossiele CO2-uitstoot, zowel<br />

in relatieve als in absolute zin. <strong>De</strong> wereldwijde fossiele<br />

CO2-uitstoot daalde met 5,4 procent volgens de dataset<br />

van het 2021-rapport. <strong>De</strong> verandering in fossiele<br />

CO2-uitstoot varieerde van land tot land. Ondanks de<br />

pandemie groeide de Chinese fossiele CO2-uitstoot in<br />

2020 met 1,3 procent, terwijl de meeste andere grote<br />

uitstoters een daling van de uitstoot zagen, waaronder<br />

de Verenigde Staten van Amerika (10 procent), de EU27<br />

(10 procent) en India (6,2 procent), waarbij de uitstoot<br />

van het internationale transport (scheepvaart en<br />

luchtvaart) met 20 procent daalde.<br />

Verandering in de uitstoot van broeikasgassen/land<br />

Brazil<br />

China<br />

EU27<br />

France<br />

Germany<br />

India<br />

Italy<br />

Japan<br />

Rest of world<br />

Russian Federation<br />

Spain<br />

UK<br />

USA<br />

World<br />

-25%<br />

-20%<br />

-15%<br />

-10%<br />

-5%<br />

0%<br />

5%<br />

10%<br />

2020/2019 2021/2019<br />

Bron: Emissions Gap Report 2021 (fig. 2.2)<br />

72


In 2021 wordt een sterk herstel van de uitstoot verwacht.<br />

In april 2021 schatte het Internationaal Energie Agentschap<br />

(IEA) een toename van de uitstoot met 4,8 procent in 2021,<br />

na de daling van 5,8 procent in 2020 (IEA, 2021). <strong>De</strong> koolstofmonitror<br />

(Liu et al., 2020) schat op basis van gegevens<br />

van januari tot juli 2021 de wereldwijde fossiele CO2-uitstoot<br />

in 2021 slechts iets lager (1 procent) dan in dezelfde periode<br />

in 2019. Van de grote uitstoters laten alleen Brazilië, China<br />

en de Russische Federatie een stijging van de uitstoot zien<br />

van januari tot juli 2021 ten opzichte van 2019. Op basis<br />

van de gegevens van het IEA en de koolstofmonitor wordt<br />

verwacht dat de fossiele CO2-uitstoot in 2021 een bijna<br />

volledig herstel zal hebben, met emissieniveaus die slechts<br />

iets lager zijn dan de recordhoogte in 2019.<br />

Ondanks de grote daling van de CO2-uitstoot in 2020<br />

groeide de concentratie CO2 in de atmosfeer met ongeveer<br />

2,3 deeltjes per miljoen, in lijn met recente trends.<br />

Het is onwaarschijnlijk dat de emissiereducties in 2020<br />

waarneembaar zullen zijn in de groeisnelheid van BKG's<br />

in de lucht om drie redenen<br />

1. Hoewel de emissieniveaus daalden, waren ze nog<br />

steeds hoog en ongeveer op dezelfde niveaus als<br />

die in de vroege jaren 2010, wat betekent dat de<br />

hoeveelheid CO2 die in de atmosfeer achterblijft naar<br />

verwachting slechts marginaal minder zal zijn dan<br />

wanneer de emissies zouden groeien.<br />

2. CO2 een cumulatieve verontreinigende stof met een<br />

lange levensduur, dus zijn duurzame emissiereducties<br />

nodig om een verandering in het atmosferische<br />

signaal te zien.<br />

3. <strong>De</strong> natuurlijke variabiliteit van ongeveer één deel<br />

per miljoen is veel groter dan het effect van een<br />

vermindering van de uitstoot met 5,4 procent.<br />

Vergelijkbare factoren betekenen dat de methaan- en<br />

lachgasconcentraties ook bleven groeien in lijn met<br />

de trends; de toename van deze concentraties in<br />

2020 is de hoogste ooit geregistreerd. Het gebrek aan<br />

verandering in atmosferische concentraties ondanks<br />

een recorddaling van emissies benadrukt dat het<br />

oplossen van het klimaatprobleem snelle en duurzame<br />

emissiereducties vereist.<br />

In de besluittekst die de Overeenkomst van Parijs<br />

vergezelde (1/CP.21) werd partijen waarvan de<br />

voorgenomen nationaal bepaalde bijdragen (NDC's) een<br />

tijdschema tot 2025 bevatten, een nieuwe NDC mee te<br />

delen en dat partijen waarvan de NDC een tijdsbestek tot<br />

2030 bevatte, die bijdrage tegen 2020 zouden meedelen<br />

of bijwerken.<br />

Op 30 september 2021 hadden 121 partijen (waaronder<br />

de Europese Unie en haar 27 lidstaten, die één NDC<br />

indienen), die ongeveer 52 procent van de wereldwijde<br />

binnenlandse broeikasgasemissies van 2018<br />

vertegenwoordigen (Climate Watch, 2021), 94 nieuwe of<br />

bijgewerkte NDC's ingediend. <strong>De</strong> tot nu toe meegedeelde<br />

NDC's weerspiegelen opkomende trends met betrekking<br />

tot de ambitie, vorm, dekking en conditionaliteit van<br />

toezeggingen inzake broeikasgasmitigatie, alsook<br />

het verwachte gebruik van marktmechanismen bij de<br />

verwezenlijking ervan.<br />

73


Effect van NDC’s ingediend in 2021 of de uitstoot van broeikasgassen in 2030<br />

New or updated NDC with lower<br />

2030 emissions than prior NDC<br />

New or updated NDC with equal or<br />

higher 2030 emissions than prior NDC<br />

No new or updated NDC submitted<br />

New or updated NDC not comparable<br />

to prior NDC<br />

Bron: Emissions Gap Report 2021 (fig. 2.3)<br />

74


Van de 94 nieuwe of bijgewerkte NDC's zou iets minder<br />

dan de helft (46 NDC's uit landen die 32 procent van de<br />

wereldwijde broeikasgasemissies vertegenwoordigen)<br />

resulteren in lagere emissies in 2030 ten opzichte van<br />

de vorige NDC's. 18 procent (17 NDC's uit landen die<br />

13 procent van de wereldwijde broeikasgasemissies<br />

vertegenwoordigen) heeft in de nieuwe of bijgewerkte<br />

NDC meegedeeld dat de emissies in 2030 niet zouden<br />

verminderen ten opzichte van de vorige NDC's. 34<br />

procent (32 NDC's uit landen die 7 procent van de<br />

wereldwijde emissies vertegenwoordigen) kon niet<br />

worden vergeleken met de vorige NDC's in termen van<br />

emissies in 2030, meestal als gevolg van onvoldoende<br />

informatie in de vorige NDC's, aangezien de transparantie<br />

in de huidige NDC's is verbeterd.<br />

<strong>De</strong> nieuwe of bijgewerkte onvoorwaardelijke NDC's<br />

zullen naar schatting leiden tot een vermindering van<br />

de wereldwijde broeikasgasemissies in 2030 met<br />

ongeveer 2,9 GtCO2e, vergeleken met de vorige NDC's.<br />

<strong>De</strong>ze schatting omvat reducties van ongeveer 0,3<br />

GtCO2e en is het gevolg van andere factoren, waaronder<br />

lagere prognoses van de emissies van de internationale<br />

lucht- en scheepvaart, en aanpassingen van landen<br />

die naar verwachting hun NDC-doelstellingen zullen<br />

overschrijden. Als de aangekondigde toezeggingen<br />

van China, Japan en de Republiek Korea worden<br />

meegerekend, stijgt deze reductie naar 4,1 GtCO2e.<br />

Als we de G20-leden nader bekijken, is de<br />

gecombineerde impact van de ingediende NDC's en de<br />

aangekondigde broeikasgasreductiedoelstellingen voor<br />

2030 een jaarlijkse reductie van ongeveer 3 GtCO2e<br />

in vergelijking met de vorige NDC's. Ter vergelijking:<br />

de totale impact van de nieuwe of bijgewerkte NDCinzendingen<br />

voor de niet-G20-leden is een jaarlijkse<br />

vermindering van ongeveer 0,8 GtCO2e tegen 2030.<br />

Gezamenlijk zullen de G20-leden naar verwachting<br />

tekortschieten in hun nieuwe of bijgewerkte<br />

onvoorwaardelijke NDC's en andere aangekondigde<br />

mitigatiebeloften voor 2030. Evenzo wordt verwacht<br />

dat de G20-leden collectief tekort zullen schieten ten<br />

opzichte van hun vorige onvoorwaardelijke NDC's (per<br />

november 2020).<br />

Als groep liggen de G20-leden niet op schema om hun<br />

oorspronkelijke of nieuwe beloftes voor 2030 te bereiken.<br />

Slechts 10 G20-leden (Argentinië, China, EU27, India,<br />

Japan, de Russische Federatie, Saoedi-Arabië, Zuid-Afrika,<br />

Turkije en het Verenigd Koninkrijk) zullen waarschijnlijk<br />

hun oorspronkelijke onvoorwaardelijke NDC-doelstellingen<br />

onder het huidige beleid bereiken. Onder hen zullen<br />

naar verwachting 3 leden (India, de Russische Federatie<br />

en Turkije) hun emissies verminderen tot niveaus<br />

die ten minste 15 procent lager zijn dan hun eerdere<br />

onvoorwaardelijke NDC-emissiedoelstellingen onder het<br />

huidige beleid, wat aangeeft dat deze landen aanzienlijke<br />

ruimte hebben om hun NDC-ambitie te verhogen.<br />

Per 30 september 2021 hebben India en Turkije nog geen<br />

nieuwe of bijgewerkte NDC ingediend, terwijl de Russische<br />

Federatie een nieuwe NDC heeft ingediend die de uitstoot<br />

vermindert, maar nog steeds resulteert in hogere<br />

emissies dan geïmpliceerd door het huidige beleid.<br />

75


Het is vermeldenswaard dat Canada en de Verenigde<br />

Staten van Amerika versterkte NDC-doelen hebben<br />

ingediend, terwijl onafhankelijke studies suggereren<br />

dat ze niet op schema liggen om hun eerdere NDCdoelen<br />

te halen met het momenteel geïmplementeerde<br />

beleid. <strong>De</strong>ze twee landen moeten daarom aanzienlijke<br />

extra inspanningen leveren om hun nieuwe NDCdoelstellingen<br />

te halen.<br />

<strong>De</strong> emissiekloof voor 2030 wordt gedefinieerd<br />

als het verschil tussen de wereldwijde totale<br />

broeikasgasemissies van de goedkoopste scenario's die<br />

de opwarming van de aarde beperken tot 2 °C, 1,8 °C<br />

of 1,5 °C met verschillende waarschijnlijkheidsniveaus<br />

en de geschatte wereldwijde broeikasgasemissies als<br />

gevolg van een volledige implementatie van NDC's en<br />

aangekondigde reductietoezeggingen.<br />

Het huidige beleidsscenario zal naar schatting de<br />

wereldwijde broeikasgasemissies in 2030 verminderen<br />

tot ongeveer 55 GtCO2e, 9 GtCO2e lager dan in het<br />

beleidsscenario van 2010. Het is ook 4 GtCO2e<br />

lager dan de mediane schatting van het huidige<br />

beleidsscenario van het 2020 UNEP Emissions Gap<br />

Report. <strong>De</strong> implementatiekloof, het verschil tussen de<br />

emissies die in het huidige beleidsscenario worden<br />

verwacht en de emissies die nodig zijn om de NDC's<br />

en aangekondigde reductietoezeggingen te bereiken,<br />

wordt geschat op respectievelijk 3 GtCO2e en 5 GtCO2e<br />

voor de onvoorwaardelijke en voorwaardelijke NDC's en<br />

toezeggingsscenario's.<br />

Veranderingen in projecties uitstoot BKG’s in 2030<br />

= Emissions Gap Report 2020<br />

70<br />

60<br />

-4<br />

-4<br />

-4<br />

= Change between<br />

Emissions Gap Report 2020 and<br />

Emissions Gap Report 2021<br />

Global GHG emissions<br />

(GtCO2e/yr) values for 2030<br />

50<br />

40<br />

30<br />

20<br />

-2<br />

-2<br />

10<br />

0<br />

Year 2010<br />

policies<br />

Current<br />

policies<br />

Unconditional NDCs<br />

and pledges<br />

Conditional NDCs<br />

and pledges<br />

2°C<br />

pathways<br />

1.8°C<br />

pathways<br />

1.5°C<br />

pathways<br />

Bron: Emissions Gap Report 2021 (fig. 4.1)<br />

76


<strong>De</strong> voorgaande afbeelding illustreert de emissiekloof in<br />

2030 en benadrukt dat hoewel de nieuwe en bijgewerkte<br />

NDC's samen met aangekondigde mitigatietoezeggingen<br />

de kloof enigszins verkleinen in vergelijking met<br />

eerdere NDC's, ze zeer ontoereikend zijn om de kloof<br />

te overbruggen. Ze nemen slechts 7,5 procent van de<br />

verwachte uitstoot in 2030 weg, vergeleken met eerdere<br />

onvoorwaardelijke NDC's, terwijl 30 procent nodig is voor<br />

2 °C en 55 procent nodig is voor 1,5 °C.<br />

Volledige implementatie van onvoorwaardelijke NDC's<br />

en aangekondigde reductietoezeggingen zal naar<br />

schatting resulteren in een kloof naar een traject van<br />

1,5 °C van 28 GtCO2e (bereik: 25-30). Dit is ongeveer 4<br />

GtCO2e lager dan de kloof die is beoordeeld in het rapport<br />

van 2020 (United Nations Environment Programme<br />

[UNEP], 2020, vanwege de bijgewerkte NDC's en<br />

aangekondigde reductiebeloften. Als de voorwaardelijke<br />

NDC's en aangekondigde reductietoezeggingen ook<br />

volledig worden uitgevoerd, wordt de emissiekloof verder<br />

verkleind met ongeveer 3 GtCO2e. <strong>De</strong> emissiekloof<br />

tussen onvoorwaardelijke NDC's en aangekondigde<br />

reductiebeloften en trajecten onder de 2 °C is ongeveer<br />

13 GtCO2e (bereik: 10-16 GtCO2e), wat ongeveer 2 GtCO2e<br />

lager is dan vorig jaar. Terwijl NDC en aangekondigde<br />

mitigatiebeloften de wereldwijde emissies met ongeveer<br />

4 GtCO2e verminderen in vergelijking met eerdere<br />

NDC's, is de bijgewerkte 2 °C-scenarioraming voor 2030<br />

ongeveer 2 GtCO2e lager dan in eerdere Emissions Gap<br />

Reports, hetgeen betekent dat het gat slechts met<br />

ongeveer 2 GtCO2e wordt verkleind.<br />

Dit jaar is de methode om de uitstoot door te rekenen<br />

naar 2100 en het gebruikte klimaatmodel geactualiseerd<br />

op basis van verbeterde methoden en de nieuwste<br />

klimaatbeoordeling van IPCC AR6 Werkgroep I. <strong>De</strong>ze<br />

updates alleen al resulteren in temperatuurprognoses<br />

die ongeveer 0,2 °C lager zijn dan in eerdere Emissions<br />

Gap Reports, waarmee rekening moet worden<br />

gehouden bij het vergelijken van de onderstaande<br />

resultaten met eerdere schattingen. Een voortzetting<br />

van de inspanningen die worden geïmpliceerd door de<br />

laatste onvoorwaardelijke NDC's en aangekondigde<br />

toezeggingen wordt momenteel geschat op een<br />

opwarming van ongeveer 2,7 °C (bereik: 2,2-3,2 °C)<br />

met een kans van 66 procent. Dit impliceert een kans<br />

van 50 procent dat de opwarming tegen het einde van<br />

de eeuw wordt beperkt tot 2,5 °C (bereik: 2,0-2,9 °C)<br />

en een kans van 90 procent dat deze wordt beperkt tot<br />

3,3 °C (bereik: 2,7-3,9 °C).<br />

<strong>De</strong> netto-nultoezeggingen, die door veel landen zijn<br />

aangekondigd, verlagen deze temperatuurschattingen<br />

met ongeveer 0,5 °C, indien volledig uitgevoerd.<br />

<strong>De</strong> 65-procent, 50-procent en 90-procent percentiele<br />

opwarming projecties van de aarde zouden dan 2,2 °C<br />

(2,0-2,5 °C), 2,0 °C (1,8-2,3 °C) en 2,7 °C (respectievelijk<br />

2,3–3,1 °C) worden.<br />

Zelfs met de implementatie van de huidige NDC's<br />

en alle netto-nuldoelstellingen is er nog steeds meer<br />

dan 15 procent kans dat de opwarming van de aarde<br />

tegen het einde van de eeuw de 2,5 °C zal overschrijden<br />

er een net geen 5 procent kans is dat deze de 3 °C<br />

zal overschrijden.<br />

77


78


5<br />

ENERGIEVERBRUIK EN UITSTOOT<br />

VAN GEBOUWEN EN BOUWACTIVITEITEN<br />

79


<strong>De</strong> vastgoed- en bouwsector namen in 2018 36% van het uiteindelijke energieverbruik en 39% van<br />

de energie- en procesgerelateerde kooldioxide-uitstoot (CO2-uitstoot) voor hun rekening, waarbij 11%<br />

voortkwam uit de fabricage van bouwmaterialen en producten zoals staal, cement en glas.<br />

Wereldwijd aandeel in de uiteindelijke energie en uitstoot van gebouwen en constructie, 2018<br />

Energy<br />

Other<br />

4%<br />

Transport<br />

28%<br />

Non-residential<br />

8%<br />

Residentia<br />

22%<br />

Emissions<br />

Other<br />

7%<br />

Transport<br />

23%<br />

Residential (direct)<br />

6%<br />

Residential (indirect)<br />

11%<br />

Non-residential (direct)<br />

3%<br />

Other industry<br />

32%<br />

Other industry<br />

31%<br />

Non-residential (indirect)<br />

8%<br />

Construction industry<br />

6%<br />

Construction industry<br />

11%<br />

Bron: 2019 IAE Wereldwijd statusverslag voor gebouwen en constructie<br />

Energietrends<br />

Het uiteindelijke wereldwijde energieverbruik in gebouwen<br />

in 2018 nam toe met 1% in vergelijking met 2017, en met<br />

meer dan 8 EJ (ongeveer 7%) sinds 2010. Terwijl sterke<br />

groei in de voornaamste bouwsector voortkwam uit uitbreiding<br />

van vloeroppervlak en personeel die de voordelen<br />

uit energiebesparing oversteeg, wordt de groei van het<br />

vloeroppervlak nog steeds losgekoppeld van de energiebehoefte,<br />

waarbij het vloeroppervlak in 2018 steeg met<br />

3% ten opzichte van 2017 en met 23% sinds 2010. Van<br />

2010 tot 2018 is het wereldwijde verbruik van elektriciteit<br />

in gebouwen gestegen met meer dan 6,5 EJ, ofwel 19%.<br />

<strong>De</strong> uitstoot voortkomend uit brandstofbronnen die worden<br />

gebruikt voor het opwekken van elektriciteit en nog steeds<br />

hoge concentraties steenkool bevatten, in het bijzonder in<br />

opkomende economieën, steeg ook in 2018. Het doorlopend<br />

koolstof-arm maken van de elektriciteitsvoorziening dient<br />

daarom te worden omgezet in koolstofarme gebouwen<br />

met schone energie. Tussen 2010 en 2018 waren duurzame<br />

energiebronnen de snelst groeiende energiebron voor<br />

gebouwen, waarbij het gebruik steeg met 21% (3% meer<br />

alleen al in 2017-2018). Het gebruik van aardgas steeg in<br />

diezelfde periode met 8%, waarmee werd voldaan aan de<br />

nieuwe vraag evenals aan het verdringen van het gebruik<br />

van steenkool, dat daalde met bijna 10% wereldwijd<br />

tussen 2010 en 2018 (-2% van 2017 tot 2018).<br />

Het uiteindelijke gebruik van energie in de wereldwijde<br />

bouwsector per brandstoftype<br />

Final energy (EJ)<br />

150<br />

120<br />

90<br />

60<br />

30<br />

0<br />

2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018<br />

Fuel type<br />

Bron: 2019 IAE Wereldwijd statusverslag voor gebouwen en constructie<br />

Coal<br />

Oil<br />

Biomass (traditional)<br />

Commercial heat<br />

Renewables<br />

Natural gas<br />

Electricity<br />

80


Wereldwijd resulteert het verhoogde energieverbruik door<br />

eindgebruikers vanwege het sterk toegenomen elektriciteits<br />

verbruik sinds 2010 voor het koelen van ruimtes,<br />

toestellen en heet water, tot meer uitstoot. <strong>De</strong> vraag naar<br />

ruimtekoeling steeg met meer dan 33% tussen 2010 en<br />

neemt de behoefte aan koeling echter toe. Omdat betere<br />

gebouwschillen essentieel zijn om het energieverbruik<br />

voor verwarming en koeling terug te dringen, moeten de<br />

bouwvoorschriften voorrang krijgen in het beleid, evenals<br />

technologische verbeteringen.<br />

2018 en met 5% in 2017 en 2018, terwijl de energievraag<br />

voor apparaten in 2018 steeg met 18%, in vergelijking<br />

met 2010, en met 11% voor de verwarming van water.<br />

Tegelijkertijd verminderde de vraag naar ruimteverwarming<br />

met 1% vanaf 2010, hoewel die stabiel is gebleven gedurende<br />

de afgelopen 5 jaar op een derde van de totale wereldwijde<br />

energiebehoefte in gebouwen.<br />

Het energieverbruik van de wereldwijde<br />

bouwsector per eindgebruiker<br />

Uiteindelijke energie-intensiteit van de wereldwijde<br />

bouwsector per type bron<br />

Change in energy intensity since 2010<br />

10%<br />

5%<br />

0%<br />

-5%<br />

-10%<br />

-15%<br />

-20%<br />

-25%<br />

2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018<br />

Space cooling<br />

Appliances and<br />

other<br />

Cooking<br />

Water heating<br />

Lighting<br />

Space heating<br />

Bron: 2019 IAE Wereldwijd statusverslag voor gebouwen en constructie<br />

Final energy (EJ)<br />

150<br />

125<br />

100<br />

75<br />

50<br />

25<br />

0<br />

2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018<br />

Space heating<br />

Space cooling<br />

Water heating<br />

Lighting<br />

Cooking<br />

Appliances and other<br />

<strong>Factor</strong>en die het energieverbruik in de wereldwijde<br />

bouwsector beïnvloeden zijn bijvoorbeeld: veranderingen<br />

in personeelsbestand, vloeroppervlak, de vraag naar<br />

energieservice (bijv. meer huishoudelijke apparaten<br />

en koel apparatuur), variaties in klimaat en de manier<br />

Bron: 2019 IAE Wereldwijd statusverslag voor gebouwen en constructie<br />

waarop gebouwen worden ontwikkeld en gebruikt. <strong>De</strong><br />

factoren die sinds 2010 het meest hebben bijgedragen<br />

Van 2010 tot 2018 tonen veranderingen in energieintensiteit<br />

per vloeroppervlakte-eenheid (als<br />

substituut voor energiezuinigheid) dat de grootste<br />

verbeteringen (bijv. besparingen) plaatsvonden in<br />

wereldwijde gemiddelde ruimteverwarming (-20%) en<br />

verlichting (-17%) (figuur 5). Lichtdiodes (leds) blijven<br />

belangrijk bij het beperken van het energieverbruik<br />

voor verlichting, nu het vloeroppervlak toeneemt en<br />

de verminderde consumptie van ruimteverwarming<br />

aangeeft dat gebouwschillen zijn verbeterd. Omdat het<br />

vloeroppervlak snel wordt uitgebreid in warme landen,<br />

aan de hogere energievraag zijn vloeroppervlak,<br />

populatie en het gebruik van gebouwen, terwijl de<br />

verbeteringen in de gebouwschillen (bijv. betere isolatie<br />

en ramen) en in de uitvoering van energiesystemen<br />

in gebouwen (bijv. verwarming, koeling en ventilatie)<br />

hebben bijgedragen aan het neutraliseren van de<br />

groeiende energievraag. Niettemin blijft de totale<br />

energievraag in gebouwen toenemen en zijn er<br />

grotere investeringen nodig in efficiëntie en passieve<br />

ontwerpstrategieën om paal en perk te stellen aan de<br />

vraag en om de energie-intensiteit terug te dringen.<br />

81


<strong>Factor</strong>en die het energieverbruik in gebouwen beïnvloeden, per type gebouw<br />

150<br />

Residential PJ<br />

Energy saved owing to efficiency<br />

Non-Residential PJ<br />

150<br />

120<br />

120<br />

90<br />

90<br />

Energy saved owing to efficiency<br />

60<br />

60<br />

30<br />

30<br />

0<br />

2010<br />

energy use<br />

Activity Structure Efficiency 2018<br />

energy use<br />

0<br />

2010<br />

energy use<br />

Activity Structure Efficiency 2018<br />

energy use<br />

Bron: 2019 IAE Wereldwijd statusverslag voor gebouwen en constructie<br />

Het uiteindelijke energieverbruik in residentiële gebouwen<br />

was goed voor meer dan 70% van het wereldwijde totaal<br />

in 2018, waarbij de groei voornamelijk voortkwam uit<br />

meer vloeroppervlak en toegenomen bevolking, terwijl<br />

vloeroppervlak zelf de grootste driver van hoger verbruik<br />

in niet-residentiële gebouwen blijft (afbeelding 7). Het<br />

In tegenstelling tot in de voorgaande vijf jaar lijken de<br />

emissies in de bouwsector te zijn gestegen naar 9,7<br />

GtCO2 in 2018 - een toename van 2% sinds 2017, en 7%<br />

meer dan in 2010. Gebouwen vertegenwoordigen 28%<br />

van de wereldwijde energiegerelateerde CO2-uitstoot<br />

(39% als we de bouwsector meetellen).<br />

verbruik in woonhuizen steeg met meer dan 5 EJ tussen<br />

2010 en 2018, in niet-residentiële gebouwen met 3 EJ. <strong>De</strong><br />

groei in residentiële vraag blijft de toename aan bevolking<br />

en vloeroppervlak weerspiegelen, evenals de ontwikkeling<br />

in opkomende economieën en een verschuiving van<br />

het traditionele gebruik van biomassa naar moderne<br />

brandstoffen (bijv. elektriciteit, lpg en aardgas).<br />

Emissietrends<br />

Energiegerelateerde uitstoot in de wereldwijde<br />

bouwsector per type gebouw<br />

Indirecte uitstoot (bijv. vanwege energieopwekking voor<br />

elektriciteit en commerciële verwarming) nemen het<br />

grootste deel van de energiegerelateerde CO2-uitstoot in<br />

de bouwsector voor hun rekening, met zo'n 68% van de<br />

totale gebouw-gerelateerde uitstoot uit energieverbruik<br />

in 2018 (afbeeldingen 8 en 9). <strong>De</strong> toename van uitstoot<br />

in 2016 en 2017 komt overeen met de uitbreiding van<br />

het vloeroppervlak en de bevolking evenals de groei van<br />

de elektriciteitsvraag (d.w.z. indirecte uitstoot). Uitstoot<br />

door bouwconstructies - degene die verband houden<br />

Emissions (GtCO2)<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018<br />

Non-residential<br />

(indirect)<br />

Non-residential<br />

(direct)<br />

Residential<br />

(indirect)<br />

Residential<br />

(direct)<br />

met fabricage van bouwmaterialen bedroeg verder<br />

11 GtCO2 in 2018, een totaal van 39% van de wereldwijde<br />

energiegerelateerde uitstoot.<br />

Bron: 2019 IAE Wereldwijd statusverslag voor gebouwen en constructie<br />

82


83


Wijzigingen in vloeroppervlak, populatie, energieverbruik<br />

in de bouwsector en energiegerelateerde uitstoot<br />

25%<br />

20%<br />

15%<br />

10%<br />

5%<br />

0%<br />

-5%<br />

Change since 2010<br />

Bron: 2019 IAE Wereldwijd statusverslag voor gebouwen en constructie<br />

Conclusies<br />

2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018<br />

- <strong>De</strong> vastgoed- en bouwsector zouden een<br />

primair doel moeten zijn voor pogingen om<br />

broeikasgassen te verminderen, omdat zij 36%<br />

van het uiteindelijke energieverbruik voor hun<br />

rekening nemen en 39% van de energie- en<br />

procesgerelateerde uitstoot in 2018.<br />

- Het hogere energieverbruik van de afgelopen jaren<br />

heeft gezorgd voor verdere stijging van CO2-uitstoot.<br />

- Hoewel ruimte, verwarming van water en koken<br />

de voornaamste vraag naar eindgebruiker-energie<br />

in de bouwsector blijven, vormt ruimtekoeling de<br />

snelst groeiende vraag.<br />

- <strong>De</strong> uitstoot van de wereldwijde bouwsector wordt<br />

gedomineerd door indirecte bronnen, voornamelijk<br />

elektriciteitsopwekking.<br />

- Ondanks alle inspanningen steeg de uitstoot<br />

door de wereldwijde bouwsector in 2018 voor het<br />

tweede opeenvolgende jaar, met 2% vanaf 2017,<br />

naar een recordhoogte van 9,7 GtCO2, vanwege<br />

het toegenomen vloeroppervlak en de vraag<br />

naar elektriciteit die nog steeds voornamelijk uit<br />

fossiele brandstoffen wordt gegenereerd.<br />

Floor area<br />

Population<br />

Energy<br />

Emissions<br />

Nieuwe nationaal bepaalde bijdragen 2020<br />

In 2020 zal landen worden gevraagd om hun nieuwe<br />

of bijgewerkte nationaal bepaalde bijdragen (NDC's) te<br />

communiceren bij het vastleggen van hun inspanningen<br />

om de landelijke uitstoot te beperken en zich aan te passen<br />

aan de effecten van klimaatverandering, en daarom<br />

is 2020 voor landen een belangrijk jaar om hun NDC's<br />

te verbeteren en zich te verbinden aan meer ambitieuze<br />

doelen. Naast de NDC's blijven ook de verspreiding en<br />

macht van bouwbesluiten op het gebied van energieprestaties<br />

en het certificeringsbeleid zich uitbreiden.<br />

Rapportage inzake NDC's is een internationaal vereiste<br />

voor landen om hun afspraken op nationaal niveau<br />

omtrent het beperken van uitstootlevel aan te kondigen,<br />

waarbij de stijging van de gemiddelde temperatuur<br />

wereldwijd in het jaar 2100 wordt beperkt tot minder dan<br />

2 graden Celsius (°C) boven de pre-industriële niveaus,<br />

zoals vastgelegd in het klimaatakkoord van Parijs.<br />

Tot op heden hebben de meeste landen (184) en de<br />

Europese Unie hun NDC's ingestuurd en vele landen (136)<br />

noemen hierbij gebouwen, alhoewel de meeste NDC's<br />

nog steeds geen expliciete acties bevatten rond het<br />

energieverbruik en de uitstoot in de bouwsector.<br />

Om landen te helpen met het aanpakken van gebouwgerelateerde<br />

uitstoot, heeft GlobalABC begeleiding<br />

ontwikkeld omtrent het betrekken van gebouwen in<br />

de NDC's. GlobalABC steunt ambitieuze bouwsectorklimaatacties<br />

waarbij de veerkracht en het adaptief<br />

vermogen van de bebouwde omgeving toenemen.<br />

84


Energienormen voor gebouwen<br />

Energienormen voor gebouwen zijn vereisten gesteld door een rechtsbevoegdheid<br />

(nationaal of subnationaal) die zich concentreert op vermindering van de hoeveelheid<br />

energie die gebruikt wordt voor een specifiek eindgebruik of gebouwcomponent.<br />

In 2018 hadden 73 landen verplichte of vrijwillige energienormen voor gebouwen of<br />

waren deze aan het ontwikkelen.<br />

Energienormen voor gebouwen spelen een belangrijke rol bij het beperken van de<br />

energievraag op lange termijn van de bouwsector. Voor een maximaal effect is het<br />

belangrijk dat energienormen voor gebouwen krachtig zijn en in de loop der tijd<br />

progressief kunnen worden verbeterd middels effectieve implementatiemogelijkheden.<br />

Landen zouden verplichte energienormen voor gebouwen moeten toepassen voor<br />

zowel woningbouw als niet-residentiële gebouwen.<br />

Landen die energienormen voor gebouwen toepassen<br />

Mandatory for entire sector<br />

Mandatory for part of sector<br />

Mandatory for part of sector<br />

in major city<br />

Voluntary for part of sector<br />

Code in development<br />

No known code<br />

Bron: 2019 IAE Wereldwijd statusverslag voor gebouwen en constructie<br />

Energiecertificering van gebouwen behelst programma's en beleid die de prestaties van<br />

een gebouw en zijn energieservicesystemen evalueren. Certificering kan zich richten<br />

op het beoordelen van het operationele of verwachte (nominale) energieverbruik en kan<br />

verplicht of vrijwillig zijn voor een gedeelte van of voor de gehele specifieke bouwsector.<br />

Het doel van de certificering voor de energieprestatie van gebouwen is het leveren van<br />

informatie aan consumenten omtrent hun gebouwen en om gaandeweg een markt te<br />

creëren voor efficiëntere gebouwen.<br />

85


Vanaf 2018 hadden 85 landen certificeringsprogramma's<br />

voor energieprestaties van gebouwen ingevoerd en een<br />

aantal landen en subnationale rechtsgebieden hebben<br />

ook hun certificeringsbeleid voor energie van gebouwen<br />

bijgewerkt in 2017-2018. Het gebruik van certificeringsprogramma's<br />

is groeiende, met vrijwillige certificering,<br />

waarbij goed presterende gebouwen een populaire<br />

manier worden om waarde toe te voegen, maar er is nog<br />

een gebrek aan grootschalige invoering van verplichte<br />

certificeringsprogramma's buiten de Europese Unie en<br />

Australië. Dit betekent dat het volgen van energieprestaties<br />

van gebouwen in de loop der tijd, en aansluitend de<br />

openbaring van de informatie, nog steeds beperkt is.<br />

Landen die NDC's, energienormen voor gebouwen<br />

of bouwcertificering toepassen<br />

NDC submissions<br />

NDCs<br />

Buildings<br />

136<br />

194<br />

Building energy codes<br />

Country policy<br />

Country NDC<br />

62<br />

46<br />

0 Number of Parties 197<br />

bouwsystemen. Binnen Europa hebben overheden ofwel<br />

uitbreiding in investeringen begrensd (bijv. het Verenigd<br />

Koninkrijk en Frankrijk) of erin gesneden (bijv. Duitsland).<br />

Ter vergelijking is in China de totale investering in<br />

vastgoed sinds 2015 gegroeid met 6% per jaar tot meer<br />

dan USD 1,8 biljoen in 2018. Chinese investeringen<br />

richten zich voornamelijk op residentiële gebouwen,<br />

waarbij investeringen stijgen tot USD 27 miljard in<br />

2018, een stijging van 33% ten opzichte van 2015. In de<br />

Verenigde Staten zijn investeringen in zowel residentiële<br />

als niet-residentiële gebouwen gegroeid met 3,8%, van<br />

2015 tot 2018, tot een hoogte van USD<br />

biljoen, maar het deel van de investeringen voor<br />

verbetering van de energiezuinigheid van gebouwen<br />

is aan het dalen, tot 2% van de totale investering<br />

in 2018. <strong>De</strong> vastgoedmarkt gaat door met het<br />

verwelkomen van en investeren in groene gebouwen en<br />

classificatiesystemen voor groene gebouwen, wat een<br />

veelbelovend teken is voor de sector (GRESB, 2019).<br />

Energy<br />

efficiency<br />

104<br />

Building energy certifications<br />

Country policy 84<br />

Investeringen in wereldwijde energiezuinigheid<br />

en totale uitgaven voor gebouwen, 2018<br />

Renewables<br />

51<br />

Country NDC<br />

2<br />

0 Number of Parties 197<br />

0 Number of Parties 197<br />

Bron: 2019 IAE Wereldwijd statusverslag voor gebouwen en constructie<br />

USD 4.5 trillion<br />

Total spending on<br />

buildings construction<br />

and renovation<br />

2018 energy efficiency<br />

spending in buildings<br />

Envelope<br />

Investering in en financiering<br />

van duurzame gebouwen<br />

<strong>De</strong> totale energiezuinigheidsuitgaven voor gebouwen<br />

bedroegen in 2018 USD 139 miljard, een daling van 2%<br />

ten opzichte van 2017 (IEA, 2019). Aanleiding voor deze<br />

afremming is de stagnatie in investeringen binnen de<br />

Europese Unie, ondanks dat de Verenigde Staten en<br />

China doorgaan met investeren in meer energiezuinige<br />

USD 139 billion<br />

HVAC<br />

Lighting<br />

Appliances<br />

Bron: 2019 IAE Wereldwijd statusverslag voor gebouwen en constructie<br />

86


87


Waar staan we in 2021?<br />

Aan de hand van diverse rapporten van het IAE kijken we<br />

naar gebouwen, gevels, verwarming en koeling.<br />

Gebouwen<br />

<strong>De</strong> directe en indirecte emissies van bouwactiviteiten<br />

kelderden tot ongeveer 9 Gt in 2020, na sinds 2010<br />

gemiddeld 1% per jaar te zijn gestegen. Hoewel de<br />

minimumprestatienormen worden aangescherpt, de<br />

inzet van warmtepompen en hernieuwbare apparatuur<br />

versnelt en de energiesector verder koolstofvrij wordt,<br />

is de daling van de CO2-uitstoot van de bouwsector in<br />

2020 voornamelijk het gevolg van een lagere activiteit in<br />

de dienstensector. Ondanks het feit dat het verwachte<br />

herstel van de emissies in 2021 wordt getemperd door<br />

de aanhoudende decarbonisatie van de energiesector,<br />

blijven gebouwen behoorlijk verwijderd van het spoor om<br />

tegen 2050 koolstofneutraliteit te bereiken. Om deze<br />

doelstelling te halen, zouden alle nieuwe gebouwen en<br />

20% van het bestaande gebouwenbestand al in 2030<br />

koolstofvrij moeten zijn.<br />

In 2020 was de daling van de CO2 uitstoot vooral een<br />

gevolg van de COVID-19-pandemie en het koolstofvrij<br />

maken van de energieopwekking. Verminderde activiteit<br />

in de dienstensector (als gevolg van telewerken,<br />

gesloten scholen en lege hotels en restaurants) was de<br />

belangrijkste reden waarom in utiliteitsgebouwen de<br />

grootste daling van de energievraag ooit registreerden.<br />

Tegelijkertijd zorgde de toegenomen opwekking van<br />

hernieuwbare energie in combinatie met een lagere<br />

totale elektriciteitsvraag ervoor dat elektriciteit in 2020<br />

koolstofarm was ten opzichte van 2019. Naarmate de<br />

economische activiteiten weer toenemen, zal de vraag<br />

naar elektriciteit weer opveren en het ligt voor de hand<br />

dat het verbruik en de emissies in 2021 weer stijgen.<br />

Merkbare vooruitgang op het gebied van energieefficiëntie<br />

in het afgelopen jaar heeft de vooruitgang<br />

bij het loskoppelen van het energieverbruik en de groei<br />

van het vloeroppervlak van de bouwsector gestimuleerd.<br />

Het uiteindelijke energieverbruik in gebouwen steeg<br />

van 118 EJ in 2010 tot bijna 130 EJ in 2019 met een<br />

Emissions (GtCO2)<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

2<br />

0<br />

2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020e<br />

Non-residential (indirect) Non-residential (direct) Residential (indirect) Residential (direct)<br />

Bron: 2021 Global Status Report for Buildings and Construction | Globalabc<br />

88


gemiddeld jaarlijks percentage van 1%, achterblijvend bij<br />

de gemiddelde jaarlijkse 2% uitbreiding van het vloeroppervlak<br />

in dezelfde periode.<br />

Het snel toenemende eindgebruik van energie in<br />

gebouwen - voor ruimtekoeling, apparaten en elektrische<br />

stekkerbelastingen - stimuleert de groei van de elektriciteits<br />

vraag in de bouwsector. Terwijl elektriciteit in<br />

2020 een derde van het energieverbruik van gebouwen<br />

uitmaakte, is het gebruik van fossiele brandstoffen<br />

sinds 2010 ook gestegen met een marginale jaarlijkse<br />

gemiddelde groei van 0,7%.<br />

<strong>De</strong> daling van het energieverbruik per vierkante meter<br />

in gebouwen werd ingegeven door de ontwikkeling<br />

van energiecodes voor gebouwen in tachtig landen,<br />

aanvullende en strengere minimumnormen voor<br />

energieprestaties (MEPS) voor apparaten en een<br />

verschuiving naar verwarmingstechnologieën met een<br />

hoger rendement, zoals warmtepompen, waarvan de<br />

totale voorraad in 2020 180 miljoen eenheden bereikte,<br />

een stijging ten opzichte van 100 miljoen in 2010.<br />

Niettemin moet de energie-intensiteit van de bouwsector<br />

de komende tien jaar bijna vijf keer sneller dalen dan<br />

in de afgelopen vijf jaar om in overeenstemming te zijn<br />

met het scenario van netto-nulemissies tegen 2050.<br />

Daarmee moet het energieverbruik per vierkante meter<br />

in 2030 45% minder zijn dan in 2020.<br />

Bovendien moet het traditionele gebruik van vaste<br />

biomassa – uiterst inefficiënt en gekoppeld aan<br />

ongeveer 2,5 miljoen vroegtijdige sterfgevallen door<br />

huishoudelijke luchtvervuiling in 2020 – tegen 2030<br />

volledig zijn uitgefaseerd.<br />

Final energy (EJ)<br />

Other<br />

6%<br />

22%<br />

Residential<br />

140k<br />

120k<br />

Transport<br />

26%<br />

36%<br />

8%<br />

Non-residential<br />

100k<br />

80k<br />

Other industry 26%<br />

6%<br />

Buildings<br />

construction<br />

industry<br />

60k<br />

40k<br />

Other construction industry 6%<br />

20k<br />

0k<br />

2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019 2020e<br />

Space heating<br />

Space cooling<br />

Water heating<br />

Lighting<br />

Cooking<br />

Appliances and other<br />

Bron: 2021 Global Status Report for Buildings and Construction | Globalabc<br />

89


90


Sinds 2010 heeft de stijgende vraag naar energie diensten in<br />

gebouwen – met name elektriciteit voor het aandrijven van<br />

koelapparatuur, apparaten en aangesloten apparaten – de winst op<br />

het gebied van energie-efficiëntie en decarbonisatie overtroffen.<br />

Met name het aandeel huishoudens met toegang tot ruimtekoeling<br />

wereldwijd groeide van 27% in 2010 tot 35% in 2020.<br />

Zeer hoge temperaturen en langdurige hittegolven vestigen records<br />

in veel landen, waardoor de vraag naar airconditioning toeneemt.<br />

In feite was 2020 het warmste jaar ooit gemeten, gekoppeld aan<br />

2016 (toen een sterk El Niño-fenomeen en klimaatverandering<br />

de temperaturen over de hele wereld verhoogden), en 9 van de<br />

10 warmste maanden augustus (de maand met de grootste<br />

wereldwijde koelvraag) hebben plaatsgevonden sinds 2009.<br />

<strong>De</strong> gemiddelde temperaturen in Azië in de zomer van 2021 waren<br />

meer dan 1,5 °C hoger dan het pre-industriële gemiddelde en<br />

een aantal steden had recordtemperaturen, bijvoorbeeld Mexico<br />

(50,4 °C op 3 augustus 2021).<br />

Wereldwijd is het energieverbruik van koelkasten en airconditioners<br />

met 2/3 gestegen ten opzichte van 2010 en voor verlichting iets<br />

meer dan 75%. Het bereiken van het scenario voor netto nulemissies<br />

tegen 2050 voor de bouwsector vereist een snelle verschuiving<br />

naar de beste beschikbare technologieën in alle markten tegen<br />

2030. Historische voorbeelden laten zien dat het opwaarderen<br />

vruchten afwerpt. In de Europese Unie bijvoorbeeld moeten nieuwe<br />

koelkasten nu 75% efficiënter zijn dan 10 jaar geleden, terwijl<br />

vergelijkende etiketten in 2021 werden vernieuwd om consumenten<br />

te helpen de meest efficiënte producten te identificeren. Voor<br />

sommige technologieën blijft de vooruitgang echter traag. Het<br />

verlichtingsbeleid in veel landen is bijvoorbeeld niet herzien om<br />

halogeenlampen uit te faseren, die slechts ongeveer 5% efficiënter<br />

zijn dan gloeilampen.<br />

91


Final residential energy use covered by labels, 2000-2021<br />

100<br />

80<br />

60<br />

40<br />

20<br />

0<br />

Refrigerators Space cooling Space cooling<br />

2000 2010 2021<br />

Gedreven door het bestaande beleid gericht op het<br />

reduceren van emissies en enkele gerichte overheidsprogramma's<br />

kregen investeringen in energie-efficiëntie<br />

in gebouwen in 2020 een boost en bereikten ze bijna USD<br />

180 miljard - een groei van 11% ten opzichte van 2019.<br />

<strong>De</strong> totale investeringen in energie-efficiëntie in de<br />

wereldwijde bouwsector zullen naar verwachting in<br />

2021 nog meer toenemen. Bijna de helft van deze<br />

investeringen is voor de bouw van nieuwe efficiënte<br />

gebouwen, terwijl de rest wordt besteed aan energiegerelateerde<br />

retrofits en efficiënte apparaten. Het<br />

economisch herstel in de sectoren gebouwen en vervoer<br />

is de belangrijkste aanjager van de verwachte stijging<br />

van de totale investeringen in energie-efficiëntie<br />

wereldwijd in 2021.<br />

Ondanks de recente toename van efficiëntie investeringen,<br />

moeten de uitgaven tegen 2030 verdrievoudigen ten<br />

opzichte van het gemiddeldes van het afgelopen halve<br />

decennium om de netto-nulemissies tegen 2050 te<br />

bereiken. Scenario’s richten zich op het bereiken van<br />

hoge “energie-retrofitpercentages van ongeveer 2,5%<br />

per jaar” tegen 2030, en om ervoor te zorgen dat nieuwe<br />

gebouwen die in het komende decennium worden<br />

gebouwd, voldoen aan hoge efficiëntienormen.<br />

<strong>De</strong> bouwsector heeft een zeer grote koolstofvoetafdruk<br />

wanneer rekening wordt gehouden met indirecte<br />

emissies. Ongeveer 9% van de wereldwijde energie- en<br />

procesgerelateerde CO2-emissies is het gevolg van het<br />

gebruik van fossiele brandstoffen in gebouwen, nog eens<br />

18% is afkomstig van de opwekking van elektriciteit en<br />

warmte die in gebouwen wordt gebruikt, en nog eens 10%<br />

is gerelateerd aan de productie van bouwmaterialen.<br />

<strong>De</strong> gehele levenscyclus van een gebouw is daarom<br />

direct en indirect verantwoordelijk voor ongeveer 37%<br />

van de wereldwijde energie- en procesgerelateerde<br />

CO2-emissies, hetgeen emissiebeperkingen voor de<br />

hele levenscyclus vereist. Amerikaanse milieuproductverklaringen<br />

zijn een goed voorbeeld van openbaar<br />

beschikbare documenten die de milieueffecten van<br />

bouwmaterialen certificeren.<br />

<strong>De</strong> invoering van verplichte koolstofvrije bouw voorschriften<br />

voor CO2-neutraal bouwen tegen 2030 is van<br />

cruciaal belang om de gebouwen- en bouwsector op<br />

koers te zetten om tegen 2050 de belangrijkste mijlpalen<br />

voor het koolstofvrij maken van de netto-emissies te<br />

bereiken. <strong>De</strong>ze normen zouden betrekking moeten<br />

hebben op zowel de energie-intensiteit als de emissies in<br />

de operationele en bouwfase, in overeenstemming met<br />

de meest recente beleidsontwikkelingen van de EU, zoals<br />

de nieuwe RE2020-norm van Frankrijk, ondersteund door<br />

het E+/C-label. Ze zouden ook EV-laden, vraagbeheer en<br />

flexibiliteitsvereisten omvatten om gebouwen te helpen<br />

92


variabele hernieuwbare energiebronnen en een nettonul-elektriciteitssysteem<br />

te accommoderen.<br />

Regeringen moeten ervoor zorgen dat hun toezeggingen<br />

duidelijk en ambitieus zijn om marktsignalen voor de<br />

lange termijn vast te stellen. In dergelijke toezeggingen<br />

moeten specifieke beleidsmaatregelen worden vastgesteld,<br />

zoals belasting- en subsidieregelingen, om de<br />

invoering van essentiël technische oplossingen mogelijk<br />

te maken en aan te moedigen, met het doel de overgang<br />

naar schone energie te versnellen en de kosten te verlagen.<br />

In 2020 lanceerden het Super-efficient Equipment and<br />

Appliance <strong>De</strong>ployment initiative (SEAD initiative) en<br />

de Britse overheid de COP26 Product Efficiency Call<br />

to Action om de efficiëntie van belangrijke producten<br />

tegen 2030 te verdubbelen, waaronder algemene<br />

verlichtingsservicelampen, residentiële airconditioners<br />

en residentiële koelkasten en diepvriezers. Het IEA<br />

ontwikkelt een energieprestatieladder om verschillende<br />

beleidsmaatregelen voor de efficiëntie van apparaten<br />

samen te brengen onder consistente prestatiedrempels<br />

om de beleidsambitie geleidelijk te verhogen, of waar<br />

mogelijk over te stappen op de beste beschikbare<br />

producten. Productnormen en technische specificaties<br />

moeten gebaseerd zijn op kwantitatieve regels met<br />

wetenschappelijk bewijs om te voldoen aan codes en<br />

de MEPS te overtreffen. Het gebruik van hernieuwbare<br />

hulpbronnen moet worden bevorderd door middel van<br />

een strikt koolstofboekhoudingsmechanisme gedurende<br />

de levenscyclus dat is gebaseerd op bestaande<br />

internationale normen.<br />

<strong>De</strong> gebouwschil<br />

Ongeveer twee derde van de landen had in 2020 geen<br />

verplichte energiecodes voor gebouwen, hetgeen<br />

betekent dat in 2020 meer dan 3,5 miljard m2 werd<br />

gebouwd zonder verplichte energiegerelateerde<br />

prestatie-eisen - het equivalent van het huidige Franse<br />

patrimonium. Om in overeenstemming te zijn met het<br />

scenario voor netto-nulemissies tegen 2050, moeten<br />

alle landen uiterlijk in 2030 verplichten dat nieuwbouw<br />

CO2-neutraal geschiedt. Dit vereist dat 20% van het<br />

bestaande vloeroppervlak van gebouwen tegen 2030<br />

tot dit niveau wordt gerenoveerd, waarbij de jaarlijkse<br />

renovatiepercentages voor energie-efficiëntie stijgen van<br />

minder dan 1% vandaag naar 2,5% in 2030 wereldwijd.<br />

Het bebouwde vloeroppervlak in gebouwen wereldwijd<br />

is sinds 2000 met circa 65% toegenomen tot bijna<br />

245 miljard m2 in 2020. Tegelijkertijd is het gemiddelde<br />

energieverbruik per m2 echter met slechts ongeveer 25%<br />

gedaald. Daarmee is de hele inspanning in de periode<br />

ruim overschaduwd door de groei van het vloeroppervlak.<br />

Prestatieverbeteringen in de gebouwschil zijn van cruciaal<br />

belang om het grootste deel van de netto-nulemissies<br />

tegen 2050 te bereiken. Hoewel alle landen binnen het<br />

komende decennium verplichte bouwvoorschriften<br />

moeten implementeren om aan denet zero-ambities<br />

te voldoen, hebben de meeste er nog steeds geen<br />

expliciete beleidsprioriteit van gemaakt. Energiecodes<br />

voor bebouwing stellen bouwnormen vast voor gebouwen<br />

om te voldoen aan minimale energieprestatie-eisen.<br />

Ze zijn een bewezen, kosteneffectieve methode om<br />

de energieprestaties van zowel nieuwe als bestaande<br />

residentiële en commerciële gebouwen te verbeteren.<br />

93


Toch hebben minder dan 85 landen momenteel een<br />

verplichte of vrijwillige energiecode voor gebouwen.<br />

van gebouwen zes keer sneller dalen dan in het<br />

afgelopen decennium.<br />

Waar al energiecodes voor gebouwen van kracht zijn,<br />

is de voortdurende evolutie van normen belangrijk om<br />

de huidige en toekomstige status van bouwpraktijken,<br />

materialen en technologieën weer te geven en te<br />

stimuleren. Veel landen werken daarom hun energiecodes<br />

bij om de strengheid van de bouwvereisten in de<br />

loop van de tijd te vergroten.<br />

Volgens de Europese richtlijn energieprestatie gebouwen<br />

(EPBD) moet vanaf 2021 alle nieuwbouw bestaan uit<br />

bijna energieneutrale gebouwen (deze regel geldt sinds<br />

2019 voor openbare gebouwen). Bijna alle EU-lidstaten<br />

voldoen aan deze vereiste en hebben hun wetgeving<br />

dienovereenkomstig bijgewerkt.<br />

Ondanks verschillende positieve signalen op veel plaatsen<br />

in de wereld zijn er echter niet genoeg maatregelen<br />

genomen om de algehele snelle uitbreiding van het<br />

wereldwijde vloeroppervlak bij te houden. In het scenario<br />

voor netto-nulemissies tegen 2050 worden tegen 2030<br />

in alle landen voorschriften voor CO2-neutraal bouwen<br />

tegen 2030 geïmplementeerd, toegepast op zowel<br />

nieuwbouw als retrofits van gebouwen die grote renovatieof<br />

werkvereisten veroorzaken. Zij hebben niet alleen<br />

betrekking op emissies van bouwactiviteiten (scope 1 en<br />

2), maar ook van de vervaardiging van bouwmaterialen<br />

en -componenten (scope 3). Meer codedekking en strikt<br />

toezicht op de naleving zijn nodig om nieuwe highperformance<br />

constructies uit te breiden van de huidige<br />

150 miljoen m2 vloeroppervlak naar meer dan 8 miljard<br />

m2 in 2030. Tegelijkertijd moet de energie-intensiteit<br />

Op korte termijn zijn overheidsbeslissingen nodig om<br />

de voorschriften voor CO2-neutraal bouwen tegen 2030<br />

op tijd in te voeren. Er zijn ook uitvoeringsmechanismen<br />

nodig om deze overgang te ondersteunen, die kan<br />

worden bevorderd door bijvoorbeeld nalevingspraktijken<br />

die zijn opgenomen in bouwvoorschriften. Betere<br />

bouwsimulatietools, training, inspecties en testen,<br />

evenals beoordelingen en stimulansen, zijn belangrijke<br />

instrumenten om de nalevingspercentages van<br />

bouwvoorschriften te verhogen. Het gemiddelde<br />

retrofitpercentage van de gebouwenvoorraad is<br />

momenteel ongeveer 1% per jaar, waarbij retrofits over<br />

het algemeen een gemiddelde vermindering van de<br />

energie-intensiteit van minder dan 15% opleveren.<br />

Om het scenario van netto-nulemissies tegen 2050 te<br />

bereiken, moeten de retrofitpercentages echter tegen<br />

2030 naar ten minste een niveau van 2,5% gaan.<br />

Op verschillende fronten wordt echter wel vooruitgang<br />

geboekt, zoals de EU-herziening van de Europese<br />

gebouwenrichtlijn in juni 2018 om de renovatie van<br />

bestaande gebouwen te versnellen. <strong>De</strong> Europese<br />

Commissie lanceerde ook een renovatiegolf om<br />

investeringen voor de renovatie van gebouwen vrij te<br />

maken, met als doel de renovatie van gebouwen in de<br />

komende tien jaar te verdubbelen. In 2019 lanceerde<br />

het World Green Building Council-netwerk in Europa<br />

het BUILD UPON2-project om de lopende renovatieinspanningen<br />

van gebouwen op elkaar af te stemmen<br />

en erover te rapporteren. Een ander interessant project<br />

is iBRoad (Individual Building Renovation Roadmaps),<br />

94


dat een tool ontwikkelt om renovatieplannen van<br />

gebouwen op individueel gebouwniveau te schetsen.<br />

In 2021 heeft de werkgroep bouwenergiecodes van<br />

het Energy in Buildings and Communities Technology<br />

Collaboration Programme (EBC TCP) een rapport<br />

uitgebracht over verplichte regelgevende instrumenten<br />

die worden toegepast op bestaande gebouwen in<br />

economieën van IEA-lidstaten.<br />

In 2020 was de bouw goed voor 10% van de wereldwijde<br />

energie- en procesgerelateerde emissies, waarvan de<br />

gebouwschil meer dan de helft voor haar rekening nam,<br />

twee keer zoveel als in 2000. Daarin tellen de noodzakelijke<br />

hoeveelheden staal en cement heel zwaar mee.<br />

Ten opzichte van het verwachte vloeroppervlak daalt de<br />

cementbehoefte met meer dan 250.000 ton en in 2030<br />

is er 75.000 ton minder staal nodig. <strong>De</strong> vraag naar staal<br />

en cement vlakt daardoor af, ondanks een uitbreiding<br />

van het vloeroppervlak met 2% per jaar tot 2030.<br />

Act staatsaankopen aan om over te schakelen op<br />

koolstofarme materialen, en Marin County heeft zijn<br />

bouwcode gewijzigd om limieten op koolstofemissies<br />

van beton te integreren.<br />

<strong>De</strong> Europese Unie richt haar strategie ook op de levenscyclus-emissieboekhouding<br />

in haar herziene richtlijn<br />

betreffende de energieprestatie van gebouwen. Als aanvulling<br />

op het bevorderen van energieneutrale gebouwen,<br />

vertrouwt de richtlijn op de ontwikkeling van Lifecycle Carbon<br />

& Energy Performance Certificates om de rapportage en<br />

monitoring van belichaamde emissies te waarborgen.<br />

<strong>De</strong>ze EU-richtlijn heeft al tot actie aangezet: met<br />

name de Franse RE2020-verordening vereist dat alle<br />

gebouwen die na 2022 worden voltooid, voldoen aan<br />

zowel energie- als koolstofnormen, die worden berekend<br />

op basis van een dynamische levenscyclusanalyse die<br />

meer gewicht geeft aan emissiereducties die op korte in<br />

plaats van op lange termijn worden bereikt.<br />

Een aantal internationale initiatieven verenigt landen,<br />

organisaties uit de particuliere sector en steden om de<br />

uitstoot te verminderen, zoals WorldGBC's Bringing<br />

Embodied Carbon Upfront, waarbinnen 80 belanghebben<br />

den in de bouw- en constructie waardeketen<br />

een vermin de ring van 40% van de bouwgerelateerde<br />

emissies per vierkante meter nieuw vloeroppervlak<br />

tegen 2030 onderschrijven.<br />

Bovendien is onlangs in sommige Amerikaanse staten<br />

(bijv. Californië) en steden (bijv. San Francisco, Seattle en<br />

New York) wetgeving inzake duurzame bouwmaterialen<br />

aangenomen. In Californië moedigt de Buy Clean California<br />

Maatregelen om energiecodes voor gebouwen in te voeren,<br />

te upgraden en te handhaven zijn dringend nodig om<br />

de klimaatdoelstellingen te bereiken. Ze zullen de snelle<br />

uitbreiding van de bouwsector moeten opvangen en het<br />

thermisch comfort van gebouwen moeten verbeteren<br />

zonder de energievraag aanzienlijk te verhogen, terwijl<br />

ze ook de emissies van zowel de bouw als de exploitatie<br />

van gebouwen moeten aanpakken. Dit beleid moet<br />

nu worden ontwikkeld om tegen 2030 van kracht<br />

te zijn en over de ondersteunende instrumenten en<br />

marktcapaciteit te beschikken die nodig zijn om ervoor<br />

te zorgen dat de voorschriften voor CO2-neutraal bouwen<br />

tegen 2030 worden nageleefd.<br />

95


Het delen van kennis tussen landen om energiecodes<br />

voor gebouwen vast te stellen, te verbeteren en te<br />

handhaven, kan helpen bij het identificeren van beste<br />

praktijken en geschikte technologieën, bijvoorbeeld<br />

bij het gebruik van verbeterde isolatietechnieken voor<br />

gebouwschillen in koude klimaten om thermische<br />

verliezen te verminderen, en het gebruik van koele<br />

daken, dynamische zonwering en ramen met een lage<br />

emissiviteit (low-e) om de behoefte aan koelenergie in<br />

warme gebieden te verminderen.<br />

Overheden kunnen het goede voorbeeld geven om deze<br />

maatregelen uit te voeren, bijvoorbeeld door hoogwaardige<br />

constructies voor nieuwe openbare gebouwen te eisen<br />

en financiële prikkels te bieden om de marktacceptatie<br />

van hoogwaardige oplossingen te stimuleren.<br />

Bouwvoorschriften die overkoepelende vereisten voor<br />

de milieuprestaties van een gebouw gedurende de<br />

gehele levenscyclus beschrijven, zijn essentieel om<br />

de belichaamde emissies te verminderen. Een aantal<br />

internationale studies, zoals het Building System Carbon<br />

Framework van de WBCSD, bieden een kader dat alle<br />

leden van de waardeketen kunnen gebruiken om hun<br />

emissies te kwantificeren en kansen te identificeren om<br />

belichaamde koolstof te verminderen.<br />

Gestandaardiseerde koolstofboekhoudingssystemen<br />

op basis van dit type raamwerk en internationale<br />

normen (bijv. ISO 14025, ISO 14040, EN 15804, EN 15978,<br />

enz.) bieden labels en prestatiemetingen voor de hele<br />

levensduur die belanghebbenden in de hele waardeketen<br />

van gebouwen en constructies kunnen gebruiken.<br />

Het is duidelijk dat een nauwkeurige boekhouding<br />

van de levenscyclusemissies gegevens vereist. Het<br />

is daarom van cruciaal belang dat milieuverklaringen<br />

voor producten beschikbaar en gestandaardiseerd<br />

zijn, aangezien deze informatie de basis vormt van<br />

koolstofboekhoudingssystemen. Voorschriften voor<br />

CO2-neutraal bouwen tegen 2030 moeten niet beperkt<br />

blijven tot alleen nieuwe constructies, maar moeten ook<br />

betrekking hebben op retrofits van gebouwen. Overheden<br />

moeten gebouwontwerpen promoten die zich aanpassen<br />

aan lokale klimatologische omstandigheden, stedelijke<br />

vormen en bouwpraktijken, en die passieve strategieën<br />

zoals natuurlijke ventilatie en passieve koeling integreren.<br />

Bovendien kan het bekijken van gebouwen vanuit een<br />

levenscyclusperspectief - zelfs tijdens de bouwfase<br />

- worden aangemoedigd door het grotere gebruik van<br />

duurzame materialen, in combinatie met een verbeterd<br />

gebouwontwerp en wijk- en stedenbouwkundige<br />

maatregelen voor bouw en renovatie. <strong>De</strong>rgelijke acties<br />

kunnen ook de totale koolstofvoetafdruk van een<br />

gebouw verminderen.<br />

Bovendien moet de toepassing van simulatieoptimalisatietools<br />

voor het ontwerpen van gebouwen<br />

worden bevorderd, zodat technologische synergieën<br />

kunnen worden gerealiseerd tijdens de ontwerpfase van<br />

het gebouw. Het is belangrijk om ontwerpers, ingenieurs<br />

en installateurs op te leiden om de goedkeuring van<br />

best-practice-gebouwontwerpen te vergemakkelijken.<br />

96


97


<strong>De</strong> uitvoering van pakketten voor hoogwaardige bouw<br />

en renovatie vereist een betere toegang tot financiering<br />

en innovatieve bedrijfsmodellen die kredietnemers,<br />

kredietverstrekkers en regelgevers samenbrengen.<br />

Overheden kunnen dit mogelijk maken door middel van<br />

beleidsinterventies met maatregelen om de toegang tot<br />

financiering te verbeteren en het risico van investeringen<br />

in schone energie te verminderen.<br />

Maatregelen kunnen het gebruik van belastingvrijstellingen,<br />

subsidies, leningen, veilingen en<br />

verplichtingen omvatten. Overheden kunnen ook<br />

samenwerken met onder meer de financiële sector,<br />

banken en investeerders om een gemeenschappelijk<br />

classificatieschema en een robuuste wetenschappelijke<br />

basis voor dergelijke investeringen te creëren. Het<br />

standaardiseren van verificatieprocedures om de<br />

onzekerheden rond evaluaties van energiebesparingen<br />

te verminderen, zou investeerders helpen de<br />

voordelen van investeringen in gebouwen en de<br />

reproduceerbaarheid ervan te begrijpen, waardoor<br />

investeringen aantrekkelijker worden.<br />

Overheden zouden ook de R&D-financiering voor hoogwaardige<br />

gebouwschiltechnologieën met een grotere<br />

thermische capaciteit en een dunnere isolatielaag (zoals<br />

die met vacuümpanelen en aerogel) moeten uitbreiden.<br />

Het gaat erom de gebouwschil een beter vermogen te<br />

geven om zich aan te passen aan veranderingen en<br />

variërende behoeften, bijvoorbeeld door dynamische<br />

envelopcomponenten of geïntegreerde hernieuwbare<br />

energiebronnen in de gebouwschil op te nemen.<br />

Verwarming<br />

<strong>De</strong> dominantie van verwarmingstoestellen en<br />

boilers op basis van fossiele brandstoffen verzwakt<br />

noodzakelijkerwijs; hun gezamenlijke marktaandeel is<br />

inmiddels gedaald tot minder dan 50%. Ondanks deze<br />

positieve ontwikkeling brengen nieuwe verwarmingsketels<br />

gevoed door fossiele brandstoffen echter nog steeds<br />

het behalen van de netto-nuluitstootdoelstellingen<br />

in gevaar, omdat ze extra CO2-emissies vastzetten<br />

die tijdens toekomstige activiteiten zullen vrijkomen<br />

(ketelfabrikanten claimen snel een technische levensduur<br />

van 15 tot 20 jaar). Het installeren van dergelijke<br />

verwarmingsapparatuur moet daarom zo snel mogelijk<br />

stoppen, waarbij verwarmingsoplossingen op basis van<br />

fossiele brandstoffen tegen 2025 volledig moeten worden<br />

uitgefaseerd om tegen 2050 in overeenstemming te<br />

komen met het netto-nulemissiesscenario.<br />

<strong>De</strong> geleidelijke vervanging van conventionele olieen<br />

gasketels door condensatie-eenheden (met<br />

rendementen van meestal 90-95%) in het afgelopen<br />

decennium heeft de ketelemissies met 10% verminderd.<br />

<strong>De</strong> voortgang in het huidige tempo is volstrekt<br />

onvoldoende om de Net Zero-doelstelling te halen.<br />

<strong>De</strong> vooruitgang bij het verbieden van verwarmingsketels<br />

op fossiele brandstoffen is ongelijk verdeeld over de<br />

regio's. Noorwegen, Zweden en Finland hebben de<br />

verkoop van olieketels het afgelopen decennium al<br />

verboden. Het Verenigd Koninkrijk zal waarschijnlijk<br />

volgen met de publicatie van zijn heat and building<br />

strategy paper. Ook in veel andere landen, waaronder<br />

Frankrijk, Ierland en Oostenrijk, zullen olieketels tegen<br />

2025 of eerder in nieuwe gebouwen worden verboden.<br />

98


Om in lijn te zijn met het netto-nulscenario moet<br />

het aandeel van schone energietechnologieën zoals<br />

warmtepompen, thermische zonneverwarming,<br />

koolstofarme stadsenergiesystemen en biomassaketels<br />

tegen 2030 meer dan 80% van de verkoop van nieuwe<br />

verwarmingsapparatuur bedragen.<br />

Naast verbeteringen in de gebouwschil zou de<br />

inzet van deze koolstofarme hoogrenderende<br />

verwarmingstechnologieën helpen de gemiddelde<br />

energie-intensiteit van de wereldwijde verwarming<br />

in het komende decennium met ongeveer 4% per<br />

jaar te verminderen. <strong>De</strong> gecombineerde effecten<br />

van efficiëntieverbeteringen, brandstofverschuiving<br />

en decarbonisatie van de energiesector zouden de<br />

verwarmingsgerelateerde emissies van gebouwen<br />

egen 2030 met meer dan 50% verminderen.<br />

In 2020 waren 180 miljoen warmtepompen in<br />

verwarmingsmodus in bedrijf, tegen minder dan 100<br />

miljoen in 2010. Het grootste deel van deze groei<br />

is echter afkomstig van een hogere verkoop van<br />

omkeerbare eenheden die ook koeling kunnen bieden,<br />

wat de stijgende vraag naar koeling weerspiegelt.<br />

Over het algemeen voorzien warmtepompen nog<br />

steeds in niet meer dan 7% van de wereldwijde<br />

verwarmingsbehoeften in gebouwen. Om in lijn te zijn<br />

met het Net Zero-scenario moeten echter 600 miljoen<br />

warmtepompen in 2030 in 20% van de wereldwijde<br />

warmtevraag naar gebouwen voorzien.<br />

Ruimtekoeling<br />

Het energieverbruik voor ruimtekoeling is sinds 1990<br />

meer dan verdrievoudigd, met aanzienlijke gevolgen<br />

voor elektriciteitsnetten, vooral tijdens piekperioden en<br />

extreme hittegebeurtenissen. <strong>De</strong> wereldwijde vraag naar<br />

ruimtekoeling bleef ook in 2020 groeien, deels gedreven<br />

door grotere thuiskoeling naarmate meer mensen meer<br />

tijd thuis doorbrachten. Ruimtekoeling was in 2020 goed<br />

voor bijna 16% van het eindverbruik van elektriciteit in de<br />

bouwsector (ongeveer 1.885 TWh).<br />

Hoewel zeer efficiënte airconditioners (AC's) op de<br />

markt verkrijgbaar zijn, kopen de meeste consumenten<br />

modellen die twee tot drie keer minder efficiënt zijn.<br />

<strong>De</strong> implementatie van normen voor energie-efficiëntie<br />

zou de energieprestaties van AC’s tegen 2030 met<br />

ongeveer 50% kunnen verbeteren en de koeling op<br />

schema kunnen helpen met het scenario voor nettonulemissies<br />

tegen 2050. Samen met een verbeterd<br />

gebouwontwerp zijn efficiëntienormen een belangrijke<br />

maatregel om de lock-in van inefficiënte eenheden in<br />

de komende decennia te voorkomen.<br />

Over de hele wereld zijn er ongeveer 2 miljard AC-eenheden<br />

in gebruik. Hierdoor is ruimtekoeling een van de belangrijkste<br />

aanjagers van de stijgende vraag naar elektriciteit in<br />

gebouwen en van toevoegingen van opwekkingscapaciteit<br />

om aan de piekvraag naar stroom te voldoen. Hierin vormen<br />

wooneenheden bijna 70% van het totaal.<br />

<strong>De</strong> vraag naar ruimtekoeling is sinds 2000 met gemiddeld<br />

4% per jaar gestegen, twee keer zo snel als de vraag naar<br />

verlichting. Een hoger energieverbruik voor ruimtekoeling<br />

heeft met name invloed op de piekvraag naar elektriciteit,<br />

99


vooral tijdens warme dagen, wanneer apparatuur op volle capaciteit wordt gebruikt. Hoewel<br />

de prestaties van ruimtekoelapparatuur voortdurend verbeteren en de elektriciteitsproductie<br />

minder koolstofintensief wordt, neemt de CO2-emissie van ruimtekoeling snel<br />

toe – tussen 1990 en 2020 is de uitstoot bijna verdubbeld tot bijna 1 Gt.<br />

Wereldwijd steeg de vraag naar ruimtekoeling in 2020 met gemiddeld 1%. Met veel<br />

mensen die in 2020 en 2021 vanuit huis werkten, steeg de residentiële consumptie met<br />

meer dan 2%, terwijl de niet-residentiële consumptie met ongeveer 0,5% daalde.<br />

100


<strong>De</strong>ze trends zijn wellicht zeer regiospecifiek. Zo steeg<br />

het energieverbruik van koeling in China en India in zowel<br />

de residentiële als de dienstverlenende subsector, en<br />

in verschillende Europese landen daalde de vraag naar<br />

elektriciteit voor ruimtekoeling in 2020 als gevolg van<br />

een koelere zomer.<br />

In 2020 werd de AC-markt in verschillende regio's<br />

getroffen door lockdowns en hittegolven. In Europa<br />

bijvoorbeeld steeg de verkoop van woningen omdat een<br />

groot deel van de bevolking vanuit huis werkte, en in de<br />

Verenigde Staten stimuleerden hittegolven de vraag.<br />

<strong>De</strong> markt voor AC-units voor ruimtekoeling is de<br />

afgelopen 20 jaar aanzienlijk geëvolueerd. Het<br />

marktaandeel van China is de afgelopen 2 decennia<br />

verdubbeld, zodat het nu goed is voor 40% van de<br />

wereldwijde markt voor airconditioners en koelmachines.<br />

Terwijl China, de Verenigde Staten en Japan samen<br />

twee derde van de AC-markt bestrijken met meer dan<br />

1 miljard verkochte eenheden in deze landen in het<br />

afgelopen decennium, steeg de relatieve vraag naar<br />

AC's sneller in India en Indonesië, met een gemiddeld<br />

aantal jaarlijkse installaties dat sinds 2010 met ongeveer<br />

10% is toegenomen.<br />

Ondanks de stijging van de vraag naar koeling van<br />

de afgelopen jaren, zijn er nog steeds verschillen in<br />

AC-eigendom tussen huishoudens, afhankelijk van<br />

het gezinsinkomen. Wereldwijd bezit ongeveer 35%<br />

van de bevolking een airconditioner, maar van de 44%<br />

van de wereldbevolking die in een warm klimaat leeft,<br />

bezit slechts ongeveer 12% een AC-eenheid. Terwijl het<br />

AC-eigendom in de Verenigde Staten en Japan meer<br />

dan 90% bedraagt, blijft het minder dan 5% in Afrika ten<br />

zuiden van de Sahara en minder dan 10% in India, hoewel<br />

het aantal koeldagen (de metriek die wordt gebruikt<br />

om de behoefte aan koeldiensten te beoordelen) in die<br />

landen twee keer zo hoog is.<br />

Stijgende levensstandaarden, bevolkingsgroei en frequentere<br />

en extremere hittegolven zullen naar verwachting<br />

in het komende decennium een ongekende vraag naar<br />

koeling creëren (zie The Future of Cooling). Het aantal<br />

geïnstalleerde AC's zou dus naar verwachting tegen 2030<br />

met nog eens 40% kunnen toenemen, zodat de lock-in<br />

van inefficiënte apparatuur moet worden vermeden.<br />

Om in overeenstemming te zijn met het scenario voor<br />

netto-nulemissies tegen 2050, zou de gemiddelde<br />

efficiëntie van nieuwe AC-units op het lichtnet tegen<br />

2030 in alle markten met ten minste 50% moeten stijgen.<br />

Parallel aan de verhoogde efficiëntie van de apparatuur,<br />

wordt de vraag naar koeling in het Net Zero-scenario ook<br />

verminderd door een beter gebouwontwerp, waarbij 20%<br />

van het bestaande vloeroppervlak van het gebouw en<br />

alle nieuwe gebouwen in 2030 koolstofvrij zijn.<br />

Onder de maatregelen om het koelverbruik te<br />

verminderen, kunnen passieve en op de natuur<br />

gebaseerde oplossingen enkele van de meest<br />

betaalbare zijn. <strong>De</strong> Million Cool Roofs Challenge heeft<br />

als doel om 1 miljoen m2 koele daken (reflecterende<br />

oppervlakken die kunnen helpen de binnentemperatuur<br />

van gebouwen te verlagen) in te zetten. Bovendien<br />

heeft de regering in West-Sydney, Australië, een verbod<br />

op donkere daken aangekondigd om toekomstige<br />

hitte-eilanden te voorkomen.<br />

101


102


6<br />

CERTIFICERING VOOR DE UTILITEITSBOUW<br />

103


ENERGIEVERBRUIK BIJ CONSTRUCTIE VAN GEBOUWEN<br />

Hoewel het totale (eind)energieverbruik van de wereldwijde bouwsector in 2019 op hetzelfde niveau<br />

is gebleven in vergelijking met 2018, zijn de CO2-emissies samenhangend met de exploitatie van<br />

gebouwen gestegen tot het hoogste niveau ooit met ongeveer 10 GtCO2, ofwel 28% van de totale<br />

wereldwijde energiegerelateerde CO2-emissies. Met de uitstoot van de bouwsector neemt dit aandeel<br />

toe tot 38% van de totale wereldwijde energiegerelateerde CO2-uitstoot. Het iets lagere aandeel van<br />

de emissies van gebouwen in vergelijking met de 39% in 2018 was te wijten aan de toename van de<br />

emissies van transport en andere industrieën ten opzichte van gebouwen.<br />

Wereldwijd aandeel van gebouwen en de bouwsector/aandeel in finale energie en uitstoot 2019<br />

28%<br />

Transport<br />

8% Non-residential<br />

buildings<br />

22%<br />

Residential<br />

buildings<br />

23%<br />

Transport<br />

Non-residential<br />

buildings (indirect)8%<br />

3% Non-residential<br />

buildings (direct)<br />

11%<br />

Residential<br />

buildings<br />

(indirect)<br />

5%<br />

Other<br />

32%<br />

Other Industry<br />

35%<br />

ENERGY<br />

5%<br />

Buildings<br />

construction<br />

industry<br />

7%<br />

Other<br />

32%<br />

Other industry<br />

38%<br />

EMISSIONS<br />

6%<br />

Residential<br />

buildings<br />

(direct)<br />

10%<br />

Buildings<br />

construction<br />

industry<br />

Bron: GlobalABC – 2020 Global Status Report for buildings and constructions<br />

* Founded at COP21, hosted by the United Nations Environment Program (UNEP) and with over 150 members, including 30 countries, the GlobalABC is the leading global platform for governments,<br />

private sector, civil society, research, and intergovernmental organizations committed to a common vision: A zero-emission, efficient and resilient buildings and construction sector.<br />

<strong>De</strong> toename van de emissies in de bouwsector is het<br />

gevolg van een aanhoudend gebruik van steenkool, olie<br />

en aardgas voor verwarming en koken in combinatie met<br />

hogere activiteitsniveaus in regio's waar elektriciteitsopwekking<br />

koolstofintensief blijft, hetgeen resulteert in<br />

een stabiel niveau van directe emissies maar groeiende<br />

indirecte emissies (d.w.z. elektriciteit).<br />

Dit onderstreept het belang van een drievoudige strategie<br />

om zowel de energievraag als de emissies te verlagen:<br />

- Energievraag in de bebouwde omgeving radicaal<br />

verminderen.<br />

- Tegelijkertijd de energiesector koolstofvrij te<br />

maken en<br />

- Materiaalstrategieën te implementeren die de<br />

koolstofemissies gedurende de levenscyclus<br />

verminderen.<br />

104


<strong>De</strong> uitgaven voor energie-efficiënte gebouwen zijn in<br />

2019 voor het eerst in de afgelopen 3 jaar gestegen; het<br />

gaat om een stijging van 3% tot $ 152 miljard, echter<br />

nog steeds een klein deel van de $ 5,8 biljoen die wordt<br />

uitgegeven in de bouwsector. Investeringen in energieefficiëntie<br />

blijven achter bij investeringen in de sector als<br />

geheel en daarom zijn er meer inspanningen nodig om<br />

gebouwen koolstofvrij te maken; in de bouwsector wordt<br />

voor elke $ 1 die wordt uitgegeven aan energie-efficiëntie,<br />

$ 37 besteed aan conventionele bouwbenaderingen.<br />

Toch zijn er positieve tekenen dat decarbonisatie van<br />

gebouwen en energie-efficiëntie voet aan de grond<br />

krijgen in beleggingsstrategieën. Financiële instellingen<br />

en vastgoedbedrijven realiseren zich het sterke<br />

groeipotentieel en de investeringsmogelijkheden die<br />

beschikbaar zijn met duurzame bouwinvesteringen.<br />

<strong>De</strong> bouw en exploitatie van gebouwen waren in 2019<br />

goed voor het grootste aandeel van het wereldwijde totale<br />

eindenergieverbruik (35%) en de energiegerelateerde<br />

CO2-emissies (38%) in 2019. Het totale aandeel van de<br />

wereldwijde energie en emissies van het gebouwenbestand<br />

heeft vanaf 2018 (IEA, 2020b) een stabiel<br />

niveau gehandhaafd. Merk op dat in vergelijking met<br />

de 2018 Buildings-GSR, het iets lagere aandeel van de<br />

emissies van gebouwen in vergelijking met de 39% in 2018<br />

te wijten was aan de toename van de emissies van transport<br />

en andere industrieën ten opzichte van gebouwen.<br />

Bouwsector finaal energiegebruik wereldwijd 2010-2019<br />

Final energy (EJ)<br />

150<br />

120<br />

90<br />

60<br />

Van de 1.005 vastgoedbedrijven, ontwikkelaars, REIT's<br />

en fondsen die meer dan $ 4,1 biljoen aan beheerd<br />

vermogen vertegenwoordigen en die in 2019 aan<br />

The Global ESG Benchmark for Real Assets (GRESB)<br />

rapporteerden, stemt 90% hun projecten bijvoorbeeld<br />

af op de beoordelingsnormen voor groen bouwen voor<br />

bouw en exploitatie.<br />

Groene gebouwen vertegenwoordigen een van de<br />

grootste wereldwijde investeringsmogelijkheden van<br />

het komende decennium, geschat door de International<br />

Finance Corporation (IFC) op $ 24,7 biljoen in 2030.<br />

Overheden spelen een belangrijke rol bij het ontsluiten<br />

van deze kans.<br />

30<br />

0<br />

2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019<br />

Fuel type<br />

Coal<br />

Oil<br />

Bron: Source: IEA (2020b)<br />

Biomass (traditional)<br />

Commercial Heat<br />

Renewables<br />

Natural gas<br />

Het totale eindenergieverbruik voor de exploitatie<br />

van gebouwen bedroeg ongeveer 130 EJ, ongeveer<br />

30% van het totale eindverbruik, plus nog eens 21<br />

EJ voor gebouwen en constructie ofwel 5% van de<br />

totale vraag. Het elektriciteitsverbruik in gebouwen<br />

vertegenwoordigt nu ongeveer 55% van het wereldwijde<br />

elektriciteitsverbruik (IEA, 2020b). Het jaar 2019<br />

Electricity<br />

markeerde voor het eerst sinds 2012 een stabiel niveau<br />

van energieverbruik van gebouwen en ziet de energieintensiteit<br />

van het vloeroppervlak verbeteren (IEA, 2020a).<br />

105


Emissies (als gevolg van de constructie)<br />

van gebouwen<br />

Directe emissies en emissies gerelateerd aan energieverbruik<br />

bij de constructie van gebouwen stegen tot<br />

iets meer dan 3 GtCO2 en 6,9 GtCO2 in 2019, terwijl de<br />

gecombineerde directe en indirecte energiegerelateerde<br />

emissies van het gebruik van gebouwen stegen tot<br />

in combinatie met hogere activiteitsniveaus in regio's<br />

waar elektriciteit kool stofintensief blijft, wat resulteert in<br />

een stabiel niveau van directe emissies maar groeiende<br />

indirecte emissies (d.w.z. van elektriciteit) (IEA, 2020a).<br />

Hoewel elektriciteit lage directe emissies heeft, is het nog<br />

steeds voornamelijk afkomstig van fossiele brandstoffen,<br />

zoals steenkool en aardgas.<br />

ongeveer 10 GtCO2 in 2019, of ongeveer 28% van de totale<br />

wereldwijde CO2-emissies (IEA, 2020b). Daarnaast resulteerden<br />

de productie, het transport en het gebruik van<br />

alle bouwmaterialen voor gebouwen in een energie- en<br />

procesgerelateerde CO2-uitstoot van ongeveer 3,5 GtCO2<br />

in 2019, of 10% van alle emissies in de energiesector (IEA).<br />

Gebouwgerelateerde emissie wereldwijd 2010-2019<br />

10<br />

8<br />

6<br />

4<br />

Emissions (GtCO2)<br />

Non-residential<br />

(indirect)<br />

Non-residential<br />

(direct)<br />

Residential<br />

(indirect)<br />

Emissiegegevens gebruik en constructie van gebouwen, 2019<br />

Buildings use phase 9953<br />

Coal 496<br />

Oil 939 9%<br />

Natural gas 1663<br />

2019 (MtCO2) Share<br />

direct emissions<br />

Electricity and heat 6855 19% indirect emissions<br />

Buildings construction 130<br />

Construction energy use 130<br />

Material manufacturing 3430<br />

Cement- and steelmanufacturing<br />

for construction<br />

2038<br />

Other 1 391<br />

Buildings and construction<br />

value chain<br />

10% indirect buildings and<br />

construction value<br />

chain emissions<br />

13512 38% of total energy related<br />

emissions<br />

Bron: IAE 2020b (Energy Technology Perspectives 2020)<br />

2<br />

0<br />

2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019<br />

Residential<br />

(indirect)<br />

Emissies van de productie van bouwmaterialen en de<br />

constructie van gebouwen worden grotendeels gedreven<br />

Bron: 2019 Global Status Report for Buildings and Construction<br />

Gecombineerd schat het IEA dat de energiegerelateerde<br />

emissies van de bouw en de bouwsector verantwoordelijk<br />

zijn voor 38% van de wereldwijde CO2-uitstoot. Emissies van<br />

de productie van bouwmaterialen en de constructie van<br />

gebouwen worden grotendeels gedreven door de productie<br />

van cement en staal (IEA 2020b); de groei van het gebruik<br />

is een belangrijke aanjager van gebouwgerelateerde<br />

koolstofemissies. <strong>De</strong> toename van de emissies in de<br />

bouwsector is te wijten aan een aanhoudend gebruik van<br />

steenkool, olie en aardgas voor verwarming en koken<br />

door de productie van cement en staal (IEA 2020b); de<br />

groei van het gebruik is een belangrijke aanjager van<br />

gebouwgerelateerde koolstofemissies. Het ontwerp en<br />

het type van gebouwen (hoogbouw) hebben geleid tot een<br />

verhoogde vraag naar staal en cement, hoewel dergelijke<br />

gebouwen daardoor een langere levensduur kunnen<br />

hebben. Wereldwijd is de bouwsector goed voor ongeveer<br />

50% van de vraag naar cement en 30% van staal. <strong>De</strong>ze<br />

factoren tonen het belang aan van het verlengen van<br />

de levensduur van gebouwen, het verminderen van het<br />

gebruik van deze materialen dan wel het vervangen ervan<br />

door materialen met een lagere belichaamde koolstof.<br />

106


Talrijke analyses tonen aan dat decarbonisatie van de<br />

sector mogelijk is, maar die vereist duidelijke paden die<br />

moeten worden ontwikkeld en geïmplementeerd om de<br />

noodzakelijke overgang voor gebouwen te versnellen om<br />

tegen 2050 netto nul koolstof te bereiken.<br />

Landen kunnen deze overgang op verschillende<br />

manieren ondersteunen, zoals met de implementatie van<br />

progressieve bouwvoorschriften, marktregulering en het<br />

ondersteunen van investeringen in energie-efficiëntie<br />

voor bestaande gebouwen. Uit een analyse van de<br />

Climate Action Tracker (CAT) blijkt dat het nodig is om de<br />

emissiereductie verder te versterken.<br />

Volgens een recent rapport moeten de emissiereducties<br />

van gebouwen hoog zijn en snel plaatsvinden, met<br />

aanzienlijke reducties tegen 2030 en bijna volledige<br />

decarbonisatie tegen 2040. Met behulp van het<br />

gemiddelde voor alle scenario's die door CAT zijn<br />

gemodelleerd, moeten de totale directe CO2-emissiereducties<br />

van de sector tegen 2030 ten minste 45%,<br />

tegen 2040 65% en tegen 2050 ten opzichte van<br />

2020 75% bedragen.<br />

<strong>De</strong> indirecte emissies van de energiesector zouden<br />

sneller moeten afnemen. Uit de CAT-analyse blijkt dat<br />

het met behulp van bestaande technologieën mogelijk<br />

is om emissies van gebouwen tegen 2050 volledig te<br />

elimineren. Dit vereist echter aanzienlijke investeringen<br />

in koolstofvrije verwarmings- en koelingsbronnen en<br />

verbeteringen aan gebouwschillen. In het kader van het<br />

scenario voor duurzame ontwikkeling schat het IEA<br />

dat de directe emissies tegen 2030 met meer dan 30%<br />

dalen in het VIB en dat de totale directe en indirecte<br />

emissies in de periode 2019-30 met 3,5 Gt CO2 dalen<br />

(IEA, 2020a). In het scenario voor netto-nulemissies<br />

tegen 2050 (NZE2050), dat zich richt op acties die<br />

ertoe zouden leiden dat de energiesector tegen 2050<br />

netto-nulemissies bereikt, schetst het IEA echter<br />

dat de CO2-emissies van directe gebouwen met 50%<br />

moeten afnemen en de indirecte emissies van de<br />

bouwsector tegen 2030 met 60% moeten dalen door een<br />

vermindering van de emissies van energieopwekking<br />

tegen 2030 (IEA, 2020a). <strong>De</strong>ze inspanningen zouden<br />

ervoor moeten zorgen dat de emissies van de<br />

bouwsector tussen 2020 en 2030 met ongeveer 6%<br />

per jaar dalen. Ter vergelijking: de CO2-uitstoot van de<br />

wereldwijde energiesector is tijdens de pandemie naar<br />

schatting met 7% gedaald.<br />

<strong>De</strong> meeste landen moeten hun tweede nationaal<br />

bepaalde bijdrage (NDC) nog indienen, waardoor er<br />

een aanzienlijke kans is om specifiek mitigatiebeleid<br />

voor gebouwen te integreren en gebruik te maken van<br />

codes, normen en certificering die de sector naar nul<br />

koolstofemissies sturen.<br />

Begin 2020 werd de landen verzocht hun nieuwe of<br />

bijgewerkte NDC’s in te leveren bij het secretariaat<br />

van het Raamverdrag van de Verenigde Naties inzake<br />

klimaatverandering, als onderdeel van de vijfjarige cyclus<br />

van herziening van de doelstellingen en verbintenissen<br />

van landen in het kader van de Overeenkomst van Parijs.<br />

107


Buildings sector emissions coverage in NDCs, 2018-2020<br />

New in 2020<br />

New in 2019<br />

New in 2018<br />

NDC: >75% coverage<br />

NDC:


109


Buildings energy codes by jurisdiction, 2018-2019<br />

Mandatory for entire sector<br />

Mandatory for part sector<br />

Mandatory for entire sector<br />

in major city<br />

Voluntary part of sector<br />

Code in development<br />

No known code<br />

This map is without prejudice to the status of or sovereignty over any territory, to the delimitation of international frontiers and bounderies, and to the name of any territory, city or area.<br />

Source: GlobalABC/IEA/UNEP (2019). All rights reserved. Adapted from “Energy efficiency policies: Buildings”.<br />

Ondanks het feit dat energiecodes voor gebouwen het<br />

meest voorkomen in landen met een hoog inkomen, wordt<br />

er over de hele wereld aanzienlijke vooruitgang geboekt bij<br />

het formaliseren en reguleren van de bouwsector.<br />

In de GlobalABC-ledenenquête benadrukten de respondenten<br />

de belangrijkste ontwikkelingen in zowel<br />

energiecodes voor gebouwen als energiecertificeringsschema's<br />

voor gebouwen. Een duidelijke meerderheid<br />

(79%) van de respondenten meldde dat hun regio of<br />

land een energiecode voor gebouwen had, waarbij 14%<br />

aangaf dat ze dat (nog) niet hadden. Certificering van de<br />

energie- en/of duurzaamheidsprestaties van een gebouw<br />

geeft een marktsignaal aan duurzaamheidsbewuste<br />

investeerders, huurders, beleidsmakers of consumenten.<br />

Certificeringen voor groen of duurzaam bouwen spelen<br />

een belangrijke rol voor ontwikkelaars en eigenaren in<br />

het onderscheidend maken van hun gebouwen, maar<br />

benadrukken ook hun inzet op het gebied van duurzaam<br />

bouwen en exploiteren.<br />

Het gebruik van certificeringen biedt een vergelijkende<br />

beoordeling van hoe goed een gebouw voldoet aan<br />

gedefinieerde criteria voor een norm en of aan relevante<br />

vereisten wordt voldaan. <strong>De</strong> certificering van gebouwen<br />

is een instrument voor kwaliteitsborging tijdens ontwerp,<br />

bouw en exploitatie. Vanwege het gebrek aan holistische<br />

en ambitieuze wetgeving in bijna alle landen en op voorwaarde<br />

dat certificeringssystemen de gestelde emissieniveaus<br />

van de Overeenkomst van Parijs omarmen,<br />

110


Buildings energy certification programmes by jurisdiction, 2017-2018<br />

Partial mandatory with<br />

widespread voluntary<br />

Partial mandatory<br />

Widespread voluntary<br />

Widespread voluntary with<br />

only a few projects<br />

No certification<br />

or no infotmation<br />

This map is without prejudice to the status of or sovereignty over any territory, to the delimitation of international frontiers and bounderies, and to the name of any territory, city or area.<br />

Source: IEA (2019b). All rights reserved. Adapted from “Energy efficiency policies: Buildings”<br />

kunnen certificeringssystemen de leemte opvullen en<br />

werken als een markttransformatie-instrument dat de<br />

beweging van de markt en al zijn belanghebbenden naar<br />

een ambitieuzere bouwpraktijk versnelt.<br />

Met het toenemende begrip en de toenemende vraag<br />

van uit de financiële sector kunnen certificeringen<br />

ook worden gebruikt om de vereisten rond duurzame<br />

financierings praktijken zoals het taxonomie-initiatief in<br />

de EU te verifiëren. Certificering van groene gebouwen<br />

moet er uiteindelijk op gericht zijn om de gebouwen naar<br />

een steeds hoger kwaliteitsniveau te stuwen en transparantie<br />

te brengen. In 2020 is het aantal certifi ceringsnormen<br />

voor groene/duurzame gebouwen blijven groeien<br />

en worden meer gebouwen dan ooit gecertificeerd.<br />

Wereldwijd worden certificeringen zoals LEED,<br />

BREEAM, Passivehouse, DGNB en EDGE op steeds<br />

grotere schaal gebruikt.<br />

Certificering van groen bouwen en andere duurzame<br />

certificeringen gericht op gebouwen met lage en bijna-nulemissies<br />

of energie zijn een belangrijk ingrediënt bij het<br />

bereiken van een koolstofarm gebouwenbestand, maar<br />

moeten gebaseerd zijn op gemeenschappelijke definities<br />

naast verplichte bouwvoorschriften en progressief beleid.<br />

Veel van deze schema's zijn vrijgegeven en certificeren<br />

gebouwen die netto nul bereiken op basis van prestatiegegevens,<br />

waaronder negen normen van Green Building<br />

Councils, waaronder LEED Zero van USGBC, de EDGE Zero<br />

Carbon- en ILFI Zero Carbon-certificeringen.<br />

111


Investeren in groene gebouwen<br />

<strong>De</strong> incrementele investering in energie-efficiëntie van<br />

gebouwen wereldwijd bedroeg in 2019 ongeveer $ 152<br />

miljard, een stijging van 3% ten opzichte van 2018<br />

(IEA, 2020c). Dit is een positieve verandering ten opzichte<br />

van de vlakke investering in 2017 en 2018, die ongeveer<br />

$ 148 miljard bedroeg. Dit percentage is echter minder<br />

dan het groeitempo van de investeringen in de bouw<br />

van gebouwen die 4,9% bedroeg, wat overeenkomt met<br />

$ 5,9 biljoen.<br />

Building construction and energy efficiency<br />

investment and breakdown<br />

USD<br />

5.8<br />

trillion<br />

Total spending on buildings<br />

construction and renovation<br />

USD<br />

152<br />

billion<br />

Source: IEA (2019b). All rights reserved. Adapted from<br />

“Energy efficiency policies: Buildings”<br />

79 Envelope<br />

39 HVAC<br />

18 Lighting<br />

16 Appliances<br />

2019 energy efficiency spending<br />

in buildings (USD billion)<br />

<strong>De</strong>ze toename van investeringen in energieefficiëntie<br />

wordt gedreven door zowel de toename<br />

van de investerings activiteit in de bouwsector op de<br />

wereldmarkt, met een stijging van 4,9% ten opzichte van<br />

het niveau van 2018, als een voortdurende inspanning<br />

in het beleid, met name door Europese landen en in<br />

China, om meer investeringen in energieprestaties van<br />

gebouwen te sturen.<br />

Tussen 2014 en 2018 bedroeg de jaarlijkse groei van<br />

de energie-efficiëntie in gebouwen, gemeten als de<br />

verbetering van de energie-intensiteit, 3,5%, wat in<br />

lijn is met de groei van 3% - een percentage dat nodig<br />

is om de doelstellingen van Parijs en de Duurzame<br />

Ontwikkelingsdoelstelling 7 te bereiken. Dit percentage<br />

is echter lager dan het groeitempo van de investeringen<br />

in de bouw van gebouwen, dat in dezelfde periode<br />

4,5% bedraagt, hetgeen betekent dat de groei van de<br />

investeringen in energie-efficiëntie geen gelijke tred<br />

houdt met de bouw van gebouwen wereldwijd, wat<br />

dan leidt tot geringe veranderingen in het uiteindelijke<br />

energieverbruik in het wereldwijde gebouwenbestand.<br />

Opvallend, maar niet geheel onverwacht is overigens het<br />

enorme aandeel van de schil van het gebouw.<br />

Koeling in gebouwen<br />

In de komende dertig jaar zou de energiebehoefte<br />

voor ruimtekoeling kunnen verdrievoudigen<br />

(IEA, 2018), vooral in warme en tropische landen.<br />

Huizen zijn verantwoordelijk voor meer dan twee derde<br />

van deze toename.<br />

<strong>De</strong> wereldwijde verkoop van airconditioningsystemen<br />

per jaar is sinds 1990 bijna verviervoudigd. Ongeveer<br />

2,8 miljard mensen wonen het hele jaar door op plaatsen<br />

met gemiddelde dagelijkse temperaturen boven de<br />

25 °C en slechts 8% van hen heeft naar schatting AC<br />

(GlobalABC, 2018; IEA, 2018).<br />

<strong>De</strong>ze trend zal zich voortzetten en intensiveren, gedreven<br />

door stijgende inkomens, de verwachte verdubbeling<br />

van het vloeroppervlak van gebouwen tegen 2060<br />

(IEA, 2019a) en een opwarmende planeet met hogere<br />

temperaturen en frequentere hittegolven.<br />

112


Er blijft een kritieke uitdaging om in de toekomst aan de<br />

koelvraag te voldoen vanwege de enorme hoeveelheid<br />

bouwruimte over de hele wereld die wordt gebouwd<br />

met weinig aanpassingsvermogen aan het omringende<br />

klimaat. Met behulp van staal, beton en glas, zonder de<br />

juiste thermische onderbrekingen, (dynamische zonne-)<br />

zonwering, ventilatie of isolatie, kunnen slecht ontworpen<br />

gebouwen gevoelig zijn voor oververhitting. Als gevolg<br />

hiervan hebben ze, om thermisch comfort te bieden, een<br />

overmatige hoeveelheid energie nodig voor mechanische<br />

koeling. Een andere uitdaging is de capaciteit van het<br />

electriciteitsnetwerk dat ook in ontwikkelde landen veelal<br />

aan het maximum zit.<br />

Betere gebouwontwerpen kunnen de energievraag<br />

naar ruimtekoeling verminderen of zelfs vermijden.<br />

Klimaatgecorrigeerde gebouwschillen, buitenkleuren,<br />

ramen, natuurlijke ventilatie, oriëntatie en vegetatie<br />

bieden grote mogelijkheden om de energievraag voor<br />

koeling te verminderen.<br />

Als gebouwen zijn aangepast aan het lokale klimaat<br />

en passieve koeltechnieken gebruiken, kunnen ze op<br />

natuurlijke wijze koel blijven. Variaties zijn afhankelijk<br />

van de klimaatzone, de lokale bouwcultuur en het<br />

gebruik van gebouwen.<br />

Hoewel er veel variaties zijn, zijn de volgende principes<br />

van toepassing: in vochtige klimaten zorgen lichte tot<br />

middelzware structuren en open, ruime lay-outs voor<br />

constante natuurlijke ventilatie. In droge klimaten<br />

moeten gebouwen massief zijn om de hitte overdag te<br />

blokkeren en 's nachts op natuurlijke wijze af te koelen.<br />

Anderzijds accelereren de klimaatveranderingen,<br />

waardoor dergelijke vuistregels van minder grote<br />

betekenis zijn.<br />

Geschikte zonne-oriëntatie van gebouwen biedt een<br />

belangrijke ontwerpbenadering. Ramen moeten worden<br />

beschaduwd en de raam-tot-muurverhouding moet<br />

worden aangepast aan de klimaatzone, terwijl toch<br />

voldoende natuurlijk daglicht wordt gegarandeerd.<br />

113


Certificeringen<br />

Op www.buildings.com zien we een overzicht van bekende internationale certificeringen voor gebouwen.<br />

Naam Proces Begincertificering Hernieuwing Focusgebieden Bouwtypen<br />

BOMA 360<br />

PERFORMANCE<br />

PROGRAM<br />

Verzamel alle benodigde<br />

documentatie. Maak een<br />

online account aan en vul<br />

het aanmeldingsformulier<br />

in. Aanmeldingen worden<br />

elke dag geaccepteerd en<br />

toewijzingen worden elk<br />

kwartaal gedaan.<br />

Tarieven zijn gebaseerd op<br />

oppervlakte in vierkante<br />

meter. BOMA-leden<br />

ontvangen aanzienlijke<br />

korting, en het certificeren<br />

van tien of meer gebouwen<br />

tegelijk levert 15%<br />

portfoliokorting op bij de<br />

aanmeldingskosten.<br />

Vernieuw elke drie jaar om<br />

de toewijzing te behouden.<br />

Gebouwen dienen ook<br />

hun prestaties jaarlijks te<br />

verifiëren, maar aan deze<br />

jaarlijkse verificatie zijn geen<br />

kosten verbonden.<br />

Bouwwerkzaamheden<br />

en -management,<br />

persoonlijke veiligheid<br />

en risicomanagement,<br />

opleiding en onderwijs,<br />

energie, milieu en<br />

duurzaamheid, en<br />

huurderrelaties en<br />

maatschappelijke<br />

betrokkenheid.<br />

In gebruik genomen<br />

commerciële kantooren<br />

industriegebouwen.<br />

Gebouwen die voor meerdere<br />

doeleinden gebruikt worden,<br />

worden alleen beoordeeld op<br />

hun kantoorgedeelte.<br />

BREEAM<br />

Meld uw project aan en<br />

vul de zelfbeoordeling in.<br />

Ontvang een ongeverifieerde<br />

score. Laat een beoordelaar<br />

de score verifiëren om<br />

volledige certificering te<br />

ontvangen.<br />

$1.000 voor toegang tot de<br />

tools voor zelfbeoordeling.<br />

$750 per certificaat voor alle<br />

drie delen.<br />

$250 voor het vernieuwen<br />

van elk certificaat<br />

zonder verandering. Dit<br />

is tweemaal mogelijk. Na<br />

ingrijpende veranderingen<br />

of twee hernieuwingen is<br />

hercertificeren noodzakelijk;<br />

dit kost $750 per certificaat.<br />

Management, gezondheid en<br />

welzijn, energie, transport,<br />

water, materialen, afval,<br />

landgebruik, en ecologie en<br />

vervuiling.<br />

Alle bestaande commerciële<br />

gebouwen.<br />

CLASS-G<br />

Vul de checklist voor<br />

zelfbeoordeling in en<br />

publiceer deze. Bestel<br />

een plakkaat. Andere<br />

geregistreerde gebruikers<br />

kunnen commentaren<br />

insturen ter herziening, die<br />

door u en Class-G zullen<br />

worden bestudeerd.<br />

Standaard jaarlijkse<br />

abonnementsprijs tussen<br />

$300 en $1.200, afhankelijk<br />

van het aantal locaties en de<br />

duur van de toezegging.<br />

Het abonnement wordt elk<br />

jaar hernieuwd.<br />

Lucht en gezondheid,<br />

energie, water, materialen<br />

en afvalvermindering.<br />

Alle gebouwen en bedrijven<br />

die zich inzetten voor een<br />

duurzame werking. Er is<br />

een aparte scorekaart<br />

beschikbaar voor<br />

datacentra.<br />

ENERGY STAR<br />

FOR BUILDINGS<br />

Voer gebouwgegevens in in<br />

de Portfolio Manager, deze<br />

geeft aan of u mogelijk<br />

in aanmerking komt. Als<br />

dit zo is, voltooi dan het<br />

verificatieproces en meld<br />

u aan. Gebouwen die in<br />

aanmerking komen, scoren<br />

minstens 75 van de 100 en<br />

zijn geverifieerd door een<br />

ingenieur of architect.<br />

Wordt eenmaal per jaar<br />

uitgevaardigd. Aan de<br />

aanmelding zijn geen kosten<br />

verbonden.<br />

Kan jaarlijks vernieuwd<br />

worden. Gebouwen die de<br />

ENERGY STAR verdienen<br />

kunnen zich een jaar<br />

na de datum van de<br />

laatste energiegegevens,<br />

meegestuurd met de<br />

aanmelding van het<br />

voorgaande jaar, opnieuw<br />

aanmelden.<br />

ENERGY STAR is een<br />

certificering met<br />

enkelvoudig kenmerk<br />

waarbij de focus ligt op<br />

energiegebruik, maar de<br />

Portfolio Manager-tool<br />

kan ook afval en water<br />

bijhouden.<br />

Er zijn 21 gebouwtypes die<br />

in aanmerking komen voor<br />

een score.<br />

FITWEL<br />

Evalueer uw gebouw<br />

met behulp van de juiste<br />

scorekaart. Stel een<br />

maatstaaf in voor prestaties<br />

en volg deze door de tijd<br />

heen. Upload documentatie<br />

voor beoordeling door twee<br />

onafhankelijke beoordelaars.<br />

$500 per jaar voor<br />

registratie, plus eenmalige<br />

projectkosten van $6.000.<br />

Lagere tarieven zijn<br />

beschikbaar voor bedrijven<br />

die een heel portfolio<br />

certificeren.<br />

Certificering blijft drie jaar<br />

geldig. Hercertificering<br />

kost $500, plus 80<br />

procent van het geldende<br />

certificeringtarief.<br />

Locatie, bouwtoegang,<br />

buitenruimten,<br />

ingangen en begane<br />

grond, trappenhuizen,<br />

binnenomgevingen, werken<br />

woonruimten, gedeelde<br />

ruimten, watertoevoer,<br />

voedseldiensten of<br />

kruidenierszaken,<br />

verkoopautomaten<br />

of micromarkten, en<br />

noodprocedures.<br />

Voor kantoren of meerdere<br />

gezinnen.<br />

GREEN GLOBES<br />

Gebruik de beoordelingstool<br />

in de cloud om gegevens<br />

te verzamelen en beste<br />

praktijken te implementeren.<br />

Wanneer u klaar bent voor<br />

een formele evaluatie,<br />

bezoekt een beoordelaar<br />

van een derde partij uw<br />

terrein om begeleiding<br />

en kwaliteitsgarantie te<br />

bieden. Op het eindrapport<br />

verschijnen uw score en<br />

waardering.<br />

Aanmelding kost $1.500.<br />

<strong>De</strong> kosten per vierkante<br />

meter zijn afhankelijk<br />

van de grootte en<br />

eigenschappen van het<br />

gebouw, soort certificering,<br />

en soort en aantal formele<br />

beoordelingen dat u nodig<br />

heeft.<br />

Green Globes stimuleert<br />

hercertificering na drie jaar.<br />

Energie, water, afval- en<br />

grondstoffenmanagement,<br />

uitstoot en vervuiling,<br />

kwaliteit binnenmilieu<br />

en algemeen<br />

milieumanagement.<br />

Alle commerciële<br />

constructies op vaste<br />

plekken groter dan 37<br />

vierkante meter, met<br />

gespecialiseerde middelen<br />

voor kantoorgebouwen<br />

en gebouwen voor de<br />

gezondheidszorg.<br />

LEED FOR<br />

BUILDING<br />

OPERATIONS<br />

AND<br />

MAINTENANCE<br />

Meld u aan om toegang<br />

te krijgen tot tools en<br />

bronnen die u nodig heeft<br />

voor de certificering,<br />

waaronder een online<br />

projectmanagementtool.<br />

Standaard<br />

aanmeldingskosten, plus<br />

certificeringkosten die<br />

variëren afhankelijk van<br />

de projectgrootte en het<br />

waarderingssysteemen.<br />

Termijn varieert afhankelijk<br />

van LEED-specialisatie.<br />

LEED O+M vereist<br />

voortdurende<br />

hercertificering om ervoor te<br />

zorgen dat hoge prestaties<br />

bewaard blijven. <strong>De</strong> andere<br />

LEED-systemen vereisen<br />

geen hernieuwing.<br />

Locatie en transport,<br />

terreinbeheer, water,<br />

energie, materiaal conditie,<br />

kwaliteit binnenmilieu.<br />

Alle commerciële en<br />

institutionele gebouwen,<br />

hoewel er voor sommigen<br />

(datacentra, horeca,<br />

scholen en anderen)<br />

op maat gemaakte<br />

waarderingssystemen<br />

bestaan.<br />

114


Naam Proces Begincertificering Hernieuwing Focusgebieden Gebouwtypen<br />

LIVING BUILDING<br />

CHALLENGE<br />

Meld uw project aan en<br />

verzamel de vereiste<br />

documentatie voor alle 20<br />

verplichte opdrachten. Een<br />

onafhankelijke auditor zal<br />

een inhoudelijk overzicht en<br />

een terreinbezoek uitvoeren,<br />

waarop uw certificering<br />

wordt gebaseerd.<br />

Kosten zijn afhankelijk van<br />

de gebouwgrootte, soort<br />

certificering (volledig vs.<br />

gedeeltelijk of alleen zeroenergy)<br />

en of u wel of geen<br />

vooronderzoek nodig heeft.<br />

Niet nodig. Één keer<br />

afgegeven.<br />

Plaats, water, energie,<br />

gezondheid en geluk,<br />

materialen, gelijkheid en<br />

schoonheid. Gedeeltelijke<br />

certificaten zijn<br />

beschikbaar; zero-carbon en<br />

zero-energy-aanduidingen<br />

ook.<br />

Ieder gebouwtype dat in<br />

staat is aan de eisen te<br />

voldoen.<br />

NATIONAL<br />

GREEN<br />

BUILDING<br />

STANDARD<br />

Neem de score van uw<br />

gebouw op met behulp<br />

van het te downloaden<br />

spreadsheet. Huur een<br />

erkend controleur in om<br />

twee inspecties uit te<br />

voeren. Een controlerapport<br />

zal bevestigen of u in<br />

aanmerking komt voor<br />

certificering.<br />

Voor projecten bestaat een<br />

standaardtarief voor ieder<br />

gebouw en toegevoegde<br />

kosten van $20 tot $30 per<br />

appartement.<br />

Niet nodig. Één keer<br />

afgegeven.<br />

Perceel- en<br />

terreinontwikkeling, efficiënt<br />

gebruik van grondstoffen,<br />

efficiënt gebruik van<br />

energie, efficiënt gebruik<br />

van water, kwaliteit<br />

binnenmilieu en voorlichting<br />

voor huiseigenaren.<br />

Voor meerdere<br />

gezinnen, waaronder<br />

appartementencomplexen,<br />

koopwoningen en de<br />

woongedeelten van<br />

gebouwen die voor meerdere<br />

doeleinden gebruikt worden.<br />

Alleen nieuwbouw of<br />

renovatie.<br />

PARKSMART<br />

Meld u aan en neem deel<br />

aan een plangesprek<br />

per telefoon. Verzamel<br />

documentatie en stuur<br />

deze in. Laat uw project<br />

beoordelen en teken voor de<br />

laatste beoordeling.<br />

$1.200 tot 1.500 voor de<br />

aanmelding, $4.500 tot<br />

6.500 voor de certificering.<br />

Certificering blijft<br />

drie jaar geldig. Het<br />

hercertificeringsproces is<br />

momenteel in ontwikkeling.<br />

Management, programma’s,<br />

en ontwerp van technologie<br />

en structuur.<br />

Alle parkeergebouwen met<br />

meerdere verdiepingen.<br />

PASSIVE HOUSE<br />

INSTITUTE US<br />

Stuur een<br />

certificeringscontract<br />

op en meld u aan bij het<br />

Passive House Institute.<br />

Upload projectdocumentatie<br />

naar Dropbox volgens de<br />

instructies. Passive House<br />

zal de prestaties van uw<br />

project beoordelen en<br />

certificering verstrekken.<br />

<strong>De</strong> kosten voor kleine<br />

gebouwen beginnen bij<br />

$1.500. Grotere gebouwen:<br />

$4.000 tot 33.125.<br />

Niet nodig. Één keer<br />

afgegeven.<br />

Luchtdichtheid, energiebron<br />

en klimatisatie.<br />

Commercieel, voor meerdere<br />

doeleinden, campussen en<br />

gemeenschappen, en voor<br />

meerdere gezinnen.<br />

PEER<br />

Meld u aan en betaal.<br />

Voltooi uw aanmelding<br />

met documentatie en<br />

stuur in voor beoordeling.<br />

Certificering wordt<br />

afgegeven in afwachting<br />

van de resultaten van de<br />

beoordeling.<br />

$1.200 voor aanmelding,<br />

$8.000 voor certificering.<br />

Er moeten jaarlijks gegevens<br />

worden opgestuurd om de<br />

certificering in stand te<br />

houden. Elke vijf jaar formeel<br />

hercertificeren.<br />

Betrouwbaarheid<br />

en bestendigheid;<br />

werkzaamheden,<br />

management en<br />

veiligheid; efficiënt<br />

energiegebruik en milieu;<br />

elektriciteitsnetdiensten;<br />

innovatie en voorbeeldige<br />

prestaties; en regionale<br />

prioriteit.<br />

Allerlei soorten<br />

energiesystemen,<br />

waaronder campussen,<br />

micro-elektriciteitsnetten,<br />

kritieke infrastructuur,<br />

stadselektriciteitsnetten en<br />

voorzieningengebieden.<br />

SERF<br />

Huur een professional<br />

in om u door het<br />

certificeringsproces te<br />

leiden en uw prestaties<br />

te controleren. Stuur<br />

geverifieerde gegevens<br />

naar SERF, uw aanmelding<br />

zal worden beoordeelt en<br />

certificering verstrekt.<br />

Beginkosten tussen $4.000<br />

en 12.000.<br />

Jaarlijkse<br />

hernieuwingskosten tussen<br />

$195 en 495. Als u wijzingen<br />

aanbrengt in uw gebouw<br />

welke de prestaties zouden<br />

kunnen beïnvloeden,<br />

hercertificeer dan volgens<br />

de huidige criteria.<br />

18 of meer categorieën,<br />

waaronder efficiënt gebruik<br />

van energie en water,<br />

schoonmaakwerkzaamheden,<br />

afvalmanagement<br />

en recycling, belichting,<br />

luchtkwaliteit, transport,<br />

landschapsarchitectuur en<br />

-onderhoud, en sommige<br />

categorieën voor specifieke<br />

gebouwtypen.<br />

Voor kantoren, meerdere<br />

gezinnen, verkoop, fabricage<br />

en distributie, ziekenhuizen<br />

en institutionele faciliteiten.<br />

SERF werkt mogelijk ook<br />

met gebouwen die niet in<br />

deze categorieën passen.<br />

SUSTAINABLE<br />

SITES<br />

Meld uw project aan om<br />

toegang te krijgen tot de<br />

werkbladen van SITES.<br />

Verzamel documentatie en<br />

stuur deze op. GBCI zal een<br />

eindbeoordeling uitvoeren<br />

en certificatie afgeven.<br />

$2.500 tot 3.000 voor<br />

aanmelding en $6.500 en<br />

9.000 voor certificering.<br />

Niet nodig. Één keer<br />

afgegeven.<br />

Terreincontext, pre-design<br />

planning, water, aarde<br />

en vegetatie, keuze van<br />

materialen, menselijke<br />

gezondheid en welzijn,<br />

bouw, werkzaamheden en<br />

onderhoud, voorlichting<br />

en prestatiebewaking, en<br />

innovatie.<br />

Nieuwbouw en bestaande<br />

terreinen die gerenoveerd<br />

zijn, met bouw in de<br />

afgelopen 2 jaar. Minimum<br />

185 vierkante meter.<br />

TRUE<br />

ZEROWASTE<br />

Meld uw project aan. Voltooi<br />

documentatie en stuur deze<br />

in voor beoordeling. Als uw<br />

documentatie is beoordeeld<br />

zal een beoordelaar<br />

langskomen om de naleving<br />

te controleren.<br />

$1.250 tot 1.500 voor<br />

aanmelding. Certificatie<br />

vereist een op maat<br />

gemaakte offerte.<br />

Gegevens over het scheiden<br />

van afvalstromen moeten<br />

jaarlijks worden opgestuurd.<br />

Het bereiken van een netto<br />

zero-waste toestand.<br />

Alle fysieke faciliteiten,<br />

waaronder campussen.<br />

WELL BUILDING<br />

STANDARD<br />

Meld u aan bij WELL Online<br />

en ontwikkel oplossingen<br />

die zijn aangepast aan<br />

uw project. Erkende<br />

professionals beoordelen<br />

uw documentatie en<br />

controleren de prestaties ter<br />

plaatse. Een laboratorium<br />

controleert technische<br />

metingen.<br />

WELL v2 varieert tussen<br />

$1.500 en $10.000,<br />

afhankelijk van het type en<br />

de grootte van het project.<br />

WELL v1 is ook nog steeds<br />

beschikbaar.<br />

Hercertificeringskosten voor<br />

v2 variëren van $1.29 tot<br />

$1.61 per vierkante meter, of<br />

standaardtarieven tussen<br />

$3.770 en $6.525 voor<br />

gebouwen onder de 4645<br />

vierkante meter.<br />

<strong>De</strong> nieuwe v2 breidt de lijst<br />

van categorieën uit naar<br />

lucht, water, voeding, licht,<br />

beweging, warmtecomfort,<br />

geluid, materialen, geest,<br />

gemeenschap en innovatie.<br />

WELL v2 is van toepassing<br />

op alle typen gebouwen,<br />

waaronder degene die zijn<br />

getest in proefversies van<br />

v1 (woningen voor meerdere<br />

gezinnen, commerciële<br />

keukens, verkoop,<br />

onderwijsfaciliteiten en<br />

restaurants).<br />

115


Conclusies na het analyseren van het overzicht:<br />

- Afhankelijk van de benadering zijn sommige<br />

van de certificeringssystemen voor de bouw<br />

gebaseerd op zelfbeoordeling; instellingen<br />

bieden software of webbased hulpmiddelen<br />

hiervoor. Andere zijn gebaseerd op certificering<br />

door derden.<br />

- Elf van de groep van in totaal zestien<br />

certificeringssystemen zijn van toepassing op<br />

commerciële en institutionele gebouwen.<br />

- Veel van de systemen zijn opgesteld na het jaar<br />

2000, maar er worden geen getallen gegeven wat<br />

betreft het aantal geregistreerde of gecertificeerde<br />

gebouwen. Alleen voor BREEAM en LEED worden<br />

getallen openbaar gemaakt. <strong>De</strong>ze werken beide<br />

met certificeringen en beoordelingen als een<br />

vorm van accreditatie. <strong>De</strong> gebruikte criteria zijn<br />

voornamelijk van toepassing op energie, water,<br />

vervuiling, materialen, kwaliteit, uitstoot, beheer<br />

en processen.<br />

- BREEAM is in 1988 opgericht in het VK, wordt<br />

aangeboden door de BRE-Group en beweert<br />

575.000 gebouwen te hebben gecertificeerd en<br />

2.300.000 gebouwen te hebben geregistreerd<br />

in ruim 85 landen.<br />

- Wat LEED betreft, opgericht in 1998 in de VS en<br />

aangeboden door de Green Building Council, zijn<br />

de aantallen aanzienlijk lager. Tegen de 50.000<br />

gebouwen zijn gecertificeerd en ruim 500.000<br />

gebouwen geregistreerd.<br />

BREEAM<br />

<strong>De</strong> BRE werkt al sinds 1921 aan de ontwikkeling<br />

van normen voor de gebouwde omgeving en is met<br />

name de laatste paar jaar flink gegroeid. Ze opereren<br />

internationaal met kantoren, vertegenwoordigers en<br />

partners over de hele wereld. <strong>De</strong> BRE is onderdeel<br />

van de BRE Trust, welke de winst van dienstverlening<br />

met name gebruikt om nieuwe onderzoeks- en<br />

onderwijsprogramma's te financieren. Het onafhankelijke<br />

certificeringsorgaan – BRE Global – biedt onpartijdige,<br />

externe certificeringsdiensten aan bedrijven, fabrikanten<br />

en dienstverleners over de hele wereld op het gebied<br />

van onder andere brandveiligheid en beveiliging,<br />

milieuproducten, building information modelling (BIM)<br />

en managementsystemen zoals BREEAM.<br />

Een specifiek aandachtspunt binnen BREEAMcertificering<br />

is 'gezondheid en welzijn'. In een rapport<br />

van BRE Trust dat in oktober 2019 is gepubliceerd,<br />

wordt onder meer aandacht besteed aan circadiaanse<br />

verlichting. Het doel van circadiaanse verlichting is<br />

het verbeteren van de alertheid tijdens werktijd door<br />

middel van felle verlichting, om vervolgens te helpen<br />

ontspannen door middel van minder fel, warmer licht.<br />

Ook publiceert de BRE Trust regelmatig rond drie<br />

essentiële aspecten van binnenruimtes: luchtkwaliteit<br />

binnen, verlichting en akoestiek. Gezondheid en welzijn<br />

van mensen in de utiliteitsbouw zijn ondertussen<br />

een integraal onderdeel geworden van de BREEAMcertificering.<br />

116


Voor wat betreft de daadwerkelijk verleende BREEAMcertificeringen<br />

in de utiliteitsbouw dateren de laatste<br />

gepubliceerde gegevens op dit moment van 2020.<br />

Aantal afgegeven certificaten “in-use” naar gebouwtypen<br />

Overige typen 4.12%<br />

Logies 7.22%<br />

Totaal is in Nederland tot en met 2020 20,6 miljoen m2<br />

vloeroppervlak gecertificeerd, waarvan 14,4 miljoen<br />

Industrie 11.34%<br />

Bijeenkomst 4.12%<br />

2020<br />

Kantoor 46.39%<br />

m2 betrekking heeft op gebouwen die in gebruik zijn en<br />

7,2 miljoen m2 nieuwbouw. <strong>De</strong> totalen betreffen zowel<br />

utiliteitsbouw als woningen, hoewel het aantal BREEAM-<br />

Winkels 26.80%<br />

gecertificeerde woningen zeer klein is.<br />

Bron: website BREEAM-<strong>NL</strong><br />

Het aantal gebouwen per jaar dat een BREEAMcertificaat<br />

ontvangt stijgt snel, maar is nog slechts een<br />

fractioneel deel van de totale bebouwing.<br />

Aantal uitgegeven certificaten “nieuwbouw”<br />

naar gebouwtypen<br />

Aantal BREEAM-certificaten in Nederland<br />

Overige typen 10.00%<br />

Kantoor 19.00%<br />

Winkels 1.00%<br />

2018 2019 2020<br />

2020<br />

350<br />

300<br />

Industrie 70.00%<br />

250<br />

200<br />

150<br />

100<br />

50<br />

0<br />

102 128 137 293 273 320<br />

Nieuwbouw<br />

In use<br />

Bron: website BREEAM-<strong>NL</strong><br />

Bron: website BREEAM-<strong>NL</strong><br />

Net zoals bij andere systemen worden maatregelen en<br />

voorzieningen in het gebouw gerubriceerd in categorieën<br />

met een puntensysteem. <strong>De</strong> punten tellen op tot<br />

een totaal en bepalen of de certificering kan worden<br />

toegekend en tot op welk niveau. Ook de BREEAMcertificering<br />

werkt met verschillende niveaus.<br />

Onderstaande illustraties geven een beeld per soort<br />

gebouw op basis van het aantal afgegeven certificaten.<br />

Hieruit blijkt duidelijk dat certificering van kantoren en<br />

industriële gebouwen het meeste voorkomt.<br />

Kijkend naar de opsomming van de categorieen die<br />

een rol spelen in de certificering dan zijn er een aantal<br />

categorieen waarin de toepassing van dynamische<br />

zonwering van belang zou kunnen zijn.<br />

117


BREEAM-<strong>NL</strong> Nieuwbouw 2020 V1.0<br />

(sub)categorie score type gebouw<br />

Gezondheid<br />

HEA 01 Visueel comfort 5 punten Kantoor/onderwijs/zorg<br />

HEA 04 Thermisch comfort 3 punten Kantoor/onderwijs/zorg<br />

Energie<br />

ENE 01 Energie-efficiency 15 punten Kantoor/onderwijs/zorg<br />

ENE 04 Passief ontwerp en milieu-impact 3 punten Kantoor/onderwijs/zorg<br />

BREEAM-<strong>NL</strong> In use V 6.0.0 Utiliteitsbouw<br />

(sub)categorie score type gebouw<br />

Gezondheid<br />

HEA 01 Daglicht 4 punten Kantoor/onderwijs/zorg<br />

HEA 04 Tegengaan lichthinder 4 punten Kantoor/onderwijs/zorg<br />

HEA 06 Uitzicht 3 punten Kantoor/onderwijs/zorg<br />

Beheer<br />

HEA 14 8 punten Kantoor/onderwijs/zorg<br />

Energie<br />

ENE 01 Energie-efficiency 40 punten Kantoor/onderwijs/zorg<br />

LEED<br />

<strong>De</strong> US Green Building Council is opgericht in 1993 met<br />

als missie om duurzaamheid-practices in de bouw te<br />

promoten. Sinds het beoordelingssysteem in 2000 werd<br />

geïntroduceerd, is het een internationale standaard<br />

geworden voor milieuvriendelijke gebouwen.<br />

LEED biedt een kader voor het bouwen van gezonde, zeer<br />

efficiënte en kostenbesparende groene gebouwen. LEED<br />

is er voor alle soorten gebouwen en bouwfases, zoals<br />

nieuwbouw, inrichting, exploitatie en onderhoud evenals<br />

ruwbouw. <strong>De</strong> LEED-systematiek is sterk vergelijkbaar<br />

met die van BREEAM en gebaseerd op punten die te<br />

verdienen zijn op basis van voorzieningen, uitvoeringen<br />

en specificaties in verschillende categorieën. <strong>De</strong> certificering<br />

wordt toegekend bij het behalen van een bepaald<br />

minimum, terwijl de certificatie zelf bepaalde gradaties<br />

kent, afhankelijk van het bereikte aantal punten.<br />

<strong>De</strong> visie van de US Green Building Council (USGBC) is<br />

dat gebouwen en gemeenschappen de gezondheid en<br />

vitaliteit van al het leven binnen één generatie moeten<br />

beschermen, onderhouden en revitaliseren. <strong>De</strong> missie<br />

is het transformeren van de manier waarop gebouwen<br />

en gemeenschappen worden ontworpen, gebouwd en<br />

beheerd met als doel het mogelijk maken van een<br />

mens- en milieuvriendelijke, gezonde en welvarende<br />

omgeving die de kwaliteit van leven verbetert.<br />

<strong>De</strong> US Green Building Council is in 1993 opgericht door<br />

Rick Fedrizzi, David Gottfried en Mike Italiano met als<br />

doel duurzaamheidsdenken in de bouw te bevorderen.<br />

Wereldwijd hebben andere landen dit voorbeeld gevolgd<br />

en vergelijkbare organisaties opgericht die alle onder<br />

leiding staan van een Green Building Council.<br />

118


<strong>De</strong> groeiende interesse leidde tot de oprichting van de<br />

'Verenigde naties van de Green Building Councils', met<br />

als missie het ondersteunen van de Green Building<br />

Councils over de hele wereld en ze te verenigen met een<br />

gedeelde stem en doelstelling. Green Building Councils<br />

zijn onafhankelijke, non-profitorganisaties die actief<br />

zijn ten behoeve van de bouwsector. Ze werken aan het<br />

stimuleren van groen bouwen in hun eigen landen, maar<br />

bundelen ook hun krachten met andere Green Building<br />

Councils om economische, sociale en milieudoelen op<br />

een grotere, wereldwijde schaal waar te maken.<br />

In april 2018 kwam de World Green Building Council met<br />

een nieuw rapport, waarin de tastbare economische<br />

voordelen van groen bouwen worden benadrukt. Het<br />

rapport toont aan dat de tevredenheid onder gebruikers<br />

toeneemt wanneer bedrijven nieuwe gezondheids-,<br />

welzijns- en productiviteitsnormen implementeren in<br />

bestaande groene gebouwen. Het rapport evalueert<br />

gezondheids- en welzijnseigenschappen die in de<br />

faciliteiten zijn geïntegreerd, zoals verbeterde circulatie<br />

van frisse lucht, akoestische privacy, betere inval van<br />

daglicht en het gebruik van biofilische ontwerpelementen<br />

zoals groene wanden en veel binnenplanten.<br />

Bedrijven die gezondheids- en welzijnseigenschappen<br />

hadden toegevoegd aan groen-gecertificeerde<br />

gebouwen ontdekten dat het verzuim minder werd,<br />

de exploitatiekosten daalden en dat werknemers zich<br />

productiever en gezonder voelden.<br />

Het rapport, dat is gebaseerd op een enquête onder<br />

meer dan 2.000 deelnemers uit de sector, waaronder<br />

architecten, ingenieurs, aannemers, eigenaren,<br />

specialisten/consultants en investeerders uit 86 landen,<br />

heeft als doel het analyseren van de mate van groene<br />

activiteit, de impact van groene standaarden in de bouw<br />

op de bedrijfsvoering, maatregelen die de grootste kans<br />

hebben om te leiden tot verdere groei van de groene<br />

markt en mogelijke obstakels die dit in de weg staan.<br />

In totaal hebben 45 Green Building Councils (GBC's) van<br />

over de hele wereld meegedaan aan het onderzoek. In<br />

het rapport worden 19 landen in het bijzonder uitgelicht.<br />

<strong>De</strong> landen zijn verspreid over 6 continenten. Verwacht<br />

wordt dat elk van hen aanzienlijke groei zal laten zien wat<br />

betreft het percentage groene projecten.<br />

Er ligt een extra nadruk op sociale impact in dit onderzoek,<br />

zoals een hogere productiviteit onder werknemers,<br />

het scheppen van een gemeenschapsgevoel en het<br />

ondersteunen van de binnenlandse economie. Enkele<br />

belangrijke bevindingen in het rapport:<br />

- Klimaatverandering blijft een drijfveer voor groen<br />

bouwen: 77% van de respondenten geeft aan dat het<br />

verlagen van de uitstoot van broeikasgassen een<br />

belangrijke reden is voor hun organisatie om groen<br />

te bouwen. In elke regio was energiebesparing de<br />

belangrijkste milieureden voor groen bouwen, wat<br />

nauw verwant is aan de uitstoot van broeikasgassen.<br />

- <strong>De</strong> sociale voordelen van groen bouwen als drijfveer<br />

zitten in de lift, vooral wat betreft de gezondheid en<br />

het welzijn van gebruikers. Dit benadrukt het belang<br />

van mensen in de gebouwde omgeving.<br />

- Commerciële bouw is nog steeds de sterkste<br />

sector voor groen bouwen, maar nieuwe<br />

woningbouw laat ook sinds 2015 een stabiele groei<br />

zien wat betreft groene projecten.<br />

119


<strong>De</strong> internationale markt voor groene bouwprojecten is<br />

de afgelopen tien jaar flink gegroeid en de vraag naar<br />

groene bouwactiviteit zal waarschijnlijk de komende drie<br />

jaar gaan groeien, aldus een nieuw rapport en en een<br />

nieuwe sectorenquête die in 2019 zijn gepubliceerd door<br />

Dodge Data & Analytics.<br />

WELL<br />

Mensen brengen zo'n 90% van hun leven door in<br />

gebouwen – de omstandigheden en cultuur in die<br />

gebouwen hebben daarom een grote impact op onze<br />

gezondheid. Wanneer onze omgeving is ontworpen met<br />

welzijn in gedachten, zullen mensen in het algemeen beter<br />

gedijen, efficiënter zijn en hogere prestaties verrichten.<br />

<strong>De</strong> WELL Building Standard is gelanceerd in oktober<br />

2014, na zes jaar onderzoek en ontwikkeling. WELL is<br />

ontwikkeld door wetenschappelijk en medisch onderzoek<br />

gericht op gezondheid, gedrag, gezondheidsgevolgen<br />

en demografische risicofactoren die gezondheid<br />

beïnvloeden te combineren met de beste werkwijzen<br />

wat betreft het ontwerpen, bouwen en beheren van<br />

gebouwen. WELL-certificering wordt extern uitgevoerd,<br />

vaak in samenhang met BREEAM-certificering voor<br />

het gebouw.<br />

Inmiddels is het International WELL Building Institute<br />

(IWBI) betrokken om gebouwen en gemeenschappen<br />

te transformeren op manieren die mensen helpen beter<br />

te gedijen in gebouwen. Het IWBI levert het wereldwijde<br />

beoordelingssysteem: WELL Building Standard, over<br />

de manieren waarop gebouwen, en alles daarbinnenin,<br />

kunnen zorgen voor beter comfort, betere keuzes en<br />

betere gezondheid en welzijn in het algemeen.<br />

Het IWBI brengt een wereldwijd netwerk van organisaties<br />

samen door middel van het IWBI-lidmaatschap, werkt<br />

aan relevant onderzoek, ontwikkelt onderwijsmateriaal<br />

en is betrokken bij beleidsvorming die gezondheid en<br />

welzijn waar dan ook stimuleert.<br />

Volgens de informatie op de website van het IWBI zijn er<br />

eind 2021 wereldwijd meer dan 35.103 projecten gaande<br />

of afgerond in totaal in 109 landen die tot meer dan 33<br />

miljoen m2 bebouwing omvatten.<br />

<strong>De</strong> insteek van WELL is om de mensen in een gebouw<br />

centraal te stellen. WELL biedt een raamwerk voor het<br />

optimaliseren van de gezondheid en het welzijn van<br />

iedereen die werkt, op bezoek komt of een andere<br />

ervaring heeft in een gebouw. Vergelijkbaar met LEED<br />

en BREEAM werkt WELL met verschillende categorieën<br />

om te komen tot een gezamenlijke eindscore voor een<br />

gebouw dat uitgedrukt wordt in Silver, Gold en Platinum.<br />

Met WELL is het mogelijk om verschillende soorten<br />

gebouwen te certificeren zoals nieuwbouw, bestaande<br />

bouw en de inrichting daarvan.<br />

WELL is in Nederland nog redelijk onbekend, maar<br />

wordt als standaard in ieder geval omarmd door de<br />

Dutch Green Building Counsil (DGBC). <strong>De</strong>ze organisatie<br />

beheert ook de BREEAM-<strong>NL</strong>-certificering. Het ligt in de<br />

bedoeling meer samenwerking te creëren tussen de<br />

verschillende certificeringen.<br />

120


121


122


7<br />

GLAS, GEVELS EN DYNAMISCHE ZONWERING<br />

123


ZONNESTRALING<br />

<strong>De</strong> zon produceert ongeveer 3,85 x 1026 joules per seconde (W), waarvan 1,74 x 1017 W de aarde bereikt,<br />

gemeten aan de buitenzijde van de atmosfeer. <strong>De</strong> aarde ontvangt van de zon in minder dan 1 uur<br />

de hoeveelheid energie die de mensheid per jaar verbruikt. <strong>De</strong> energie bereikt de aarde in de vorm<br />

van straling van verschillende golflengtes, bestaande uit uv, waarneembaar licht en infrarood.<br />

<strong>De</strong> atmosfeer filtert en reduceert de straling, zodat slechts een deel de oppervlakte van de aarde<br />

bereikt. Infrarode straling tussen de 780-2500 nm wordt ook wel korte straling genoemd, in tegenstelling<br />

tot de ange-golf-infraroodstraling (5.000 – 25.000 nm) of thermische infrarood straling,<br />

welke wordt uitgestraald door objecten in onze omgeving.<br />

Straling die als korte golf een ruimte in komt door glas<br />

wordt binnen geabsorbeerd en daar wordt omgezet<br />

als lange golfstraling kan niet meer uit de ruimte<br />

ontsnappen langs dezelfde weg omdat glas deze straling<br />

niet doorlaat. Als gevolg daarvan wordt binnenkomende<br />

straling in de ruimte omgezet in temperatuurstijging.<br />

Zonnehoek<br />

<strong>De</strong> hoeveelheid energie die door gevelglas de binnenruimte<br />

kan betreden is afhankelijk van de hoek<br />

waaronder de straling het glasoppervlak bereikt, dan wel<br />

de hoeveelheid energie die direct op het glasoppervlak<br />

valt. Achterliggende oorzaken zijn de zomer- en<br />

winterstand van de zon ten opzichte van de aarde als<br />

gevolg van het feit dat de aarde rondom de zon draait,<br />

maar ook het tijdstip van de dag als gevolg van het feit<br />

dat de aarde om haar as draait.<br />

Naast de direct invallende straling ontvangen glasoppervlakken<br />

in een gevel ook diffuus licht vanuit de<br />

lucht en gereflecteerd licht van de omgeving inclusief<br />

het aardoppervlak.<br />

In de grafieken hieronder is de straling weergegeven<br />

op verticale oppervlakten op dagen zonder bewolking<br />

in zomer en winter. Zij geven een goede indruk van de<br />

maximale zonnestraling op een verticaal oppervlak<br />

zoals een gevel.<br />

Zonnestraling op glas<br />

40º Latitude N<br />

<strong>De</strong>cember 2021<br />

March 2021<br />

September 2021<br />

June 2021<br />

26.5º<br />

50º<br />

º<br />

73.5º<br />

Bron: REVA Handbook solarshading<br />

124


Zonnestraling op verticale oppervlakten<br />

1000<br />

800<br />

North Facade<br />

21 jun<br />

21 dec<br />

1000<br />

800<br />

East Facade<br />

21 jun<br />

21 dec<br />

W/m 2<br />

600<br />

400<br />

W/m 2<br />

600<br />

400<br />

200<br />

200<br />

0<br />

4 6 8 10 12 14 16 18 20<br />

0<br />

4 6 8 10 12 14 16 18 20<br />

1000<br />

800<br />

South Facade<br />

21 jun<br />

21 dec<br />

1000<br />

800<br />

West Facade<br />

21 jun<br />

21 dec<br />

W/m 2<br />

600<br />

400<br />

W/m 2<br />

600<br />

400<br />

200<br />

200<br />

0<br />

4 6 8 10 12 14 16 18 20<br />

0<br />

4 6 8 10 12 14 16 18 20<br />

Bron: REVA Handbook solarshading<br />

Uit de voorgaande grafieken blijkt duidelijk dat de straling op de oostgevel van een<br />

gebouw juist voor de middag een hoogtepunt bereikt, de straling op de zuidgevel rond het<br />

middaguur maximaal is en de straling op de westgevel juist na het middaguur maximaal<br />

is. Juist in de winter kan de hoeveelheid straling op de zuidgevel de hoeveelheid in de<br />

zomer overtreffen vanwege het feit dat de zon in de winter lager aan de horizon staat en<br />

er dus meer horizontaal naar binnen schijnt.<br />

125


Vlakglas<br />

In de jaren 60 van de vorige eeuw werd dubbelglas<br />

ontwikkeld, gevolgd door een verdere verfijning door het<br />

vullen van de ruimte tussen de twee glasoppervlakken met<br />

gassen waarmee de isolerende werking ervan kon worden<br />

geoptimaliseerd. Er werden ook manieren gevonden<br />

om glas te kleuren dan wel te voorzien van coatings die<br />

bepaalde functionaliteiten van glas kunnen versterken.<br />

Glas kan het beste worden gekarakteriseerd aan de<br />

hand van drie waarden:<br />

Transmissie van warmte (U-waarde)<br />

<strong>De</strong> U-waarde van glas wordt uitgedrukt in W/m2K<br />

en is een indicator voor het vermogen van het<br />

glas om de warmte door te geven als gevolg van<br />

temperatuurverschillen tussen buiten en binnen.<br />

Transmissie van licht (Tv)<br />

<strong>De</strong> transmissiewaarde van het glas is een indicator voor<br />

de hoeveelheid licht die het glas doorlaat.<br />

G-waarde<br />

<strong>De</strong> g-waarde is een indicator voor de totale hoeveelheid<br />

zonne-energie die wordt doorgelaten en binnen in de<br />

ruimte wordt omgezet in warmte. Het getal voor de<br />

g-waarde is afhankelijk van de hoek waaronder het<br />

zonlicht op het oppervlakte valt.<br />

In het algemeen laat glas behoorlijk wat warmte door. Om<br />

die reden ontstond er ook vraag naar dubbelglas. <strong>De</strong> ruimte<br />

tussen de twee glasoppervlakken (al dan niet gevuld met<br />

gas) zorgt voor een buffer en verhoogt de isolatiewaarde<br />

van het glas. Door het glas te voorzien van een heel dunne<br />

laag van een metaaloxide kan de U-waarde sterk worden<br />

verlaagd (low-e-coating). <strong>De</strong> U-waarde van helder enkelglas<br />

is ongeveer 10 keer zo hoog als de U-waarde van<br />

drievoudig low-e-glas U-waarde (rond de 0,6 W/m2K).<br />

<strong>De</strong> verschillen tussen de verschillende glassoorten in<br />

de andere waarden zijn veel kleiner. Andere soorten van<br />

dubbelglas beïnvloeden juist specifiek de g-waarde,<br />

bijvoorbeeld door meer warmte te laten absorberen of<br />

reflecteren in de buitenste laag dan wel door gebruik te<br />

maken van speciale coatings die een invloed hebben op<br />

de doorgelaten spectraalwaarden van invallend licht.<br />

Productieproces van glas<br />

Glas wordt gemaakt uit een mengsel van zand, kalk<br />

en soda. <strong>De</strong>ze grondstoffen worden in een smelt verhit<br />

tot een temperatuur van rond de 1.500 graden Celsius.<br />

Daarna wordt de vloeibare massa die daaruit ontstaat in<br />

een oven gecontroleerd afgekoeld. Wanneer de vloeistof<br />

de oven verlaat, ontstaat er een bijna oneindig glaslint.<br />

Een computergestuurde installatie snijdt daarna het<br />

glas op de gewenste maat. <strong>De</strong> grote en kleine glasplaten<br />

worden aan het einde van de productielijn gesorteerd en<br />

afzonderlijk van elkaar in kratten gezet om ze vervolgens<br />

met een vrachtauto bij de klant te bezorgen.<br />

Isolerende werking van vlakglas<br />

Warmteverliezen in een gebouw worden veroorzaakt door<br />

drie belangrijke factoren:<br />

- Thermische isolatie van de constructie inclusief<br />

ramen en deuren.<br />

- Thermische bruggen, ook wel koudebruggen<br />

genoemd.<br />

- Mate van luchtdichtheid van kieren en naden.<br />

126


<strong>De</strong> thermische isolatie wordt uitgedrukt in de energie<br />

die verloren gaat tussen de ene zijde van de constructie<br />

waar het 20 graden is (binnen) en de andere zijde<br />

van de constructie. <strong>De</strong> waarde wordt berekend als de<br />

hoeveelheid Watt per m2 per graad Kelvin (delta T tussen<br />

binnen en buiten) W/m2K ook wel de U-waarde genoemd.<br />

Hoe lager de U-waarde, hoe beter de isolatie. In<br />

Nederland kennen we ook het omgekeerde de R-waarde<br />

in m2 K/W. <strong>De</strong> Rc-waarde (gehele constructie) is niet<br />

alleen afhankelijk van de dikte van de isolatie, maar<br />

ook van Rse en Rsi warmteovergangsweerstand van de<br />

buiten respectievelijk de binnenzijde van de constructie.<br />

In een formule:<br />

metalen als zilver en goud wordt de geleiding kleiner en<br />

de straling teruggekaatst.<br />

Traditioneel dubbelglas zonder coating heeft maar een<br />

U-waarde van 2,6 W/m2K, maar dubbelglas met coating(s)<br />

heeft een U-waarde van tussen de 1,6 tot 1,2 W/m2K.<br />

<strong>De</strong> optimale maat van de luchtspouw is 15 à 16 mm. Het<br />

smaller of breder maken van de spouw heeft een negatief<br />

effect op de U-waarde, hoewel een grotere spouw van<br />

20 mm bijvoorbeeld wel beter is om geluid te weren.<br />

Door de spouw te vullen met een edelgas, zoals argon<br />

of krypton, wordt de U-waarde nog beter, namelijk 1,2<br />

tot 0,8 W/m2K. Edelgassen isoleren namelijk beter dan<br />

gewone droge lucht.<br />

Rc =((ΣRm+Rsi+Rse)/1+α) - Rsi - Rse<br />

Rm = dikte van het materiaal<br />

λ (lambda) = de warmtegeleidingscoëfficiënt is<br />

van het materiaal uitgedrukt in W/mK.<br />

Andersom is de U-waarde = λ x de dikte.<br />

Isolerend glas werd voorheen voor de thermische werking<br />

altijd ingedeeld in klassen:<br />

Standaard isolatieglas .......................................... 2,8 W/m2K.<br />

HR ............................................ 1,6 > U-waarde U-waarde en


Bij het ontwerpen van een gebouw is het constant zoeken<br />

naar de optimale waarden, waarbij ook het percentage<br />

glas in een gevel in hoge mate bepalend is.<br />

Wanneer een gevel voor 85% bestaat uit glas, is het beter<br />

om de U-waarde omlaag te brengen en de ZTA-waarde<br />

lager te houden, bijvoorbeeld een U-waarde van 0,6 W/m2K<br />

en een ZTA-waarde van 40%. Een verhouding van 35% glas<br />

in een gevel, als minimum voorgeschreven in het Bouwbesluit,<br />

vraagt eerder om een U-waarde van 0,7 W/m2K en<br />

een g-waarde van 57% om energetisch optimaal te zijn.<br />

<strong>De</strong> U-waarde van glas geeft aan hoeveel warmte er door<br />

het glas verloren gaat, echter zonder het warmteverlies<br />

van de gehele buitenwandopening. Dit bestaat namelijk<br />

uit het transmissieverliezen via het glasoppervlak en<br />

verliezen via het kozijn (U-glas en U-frame).<br />

<strong>De</strong> zontoetredingsfactor wordt ook wel de ZTA-waarde of<br />

g-waarde genoemd. <strong>De</strong> waarde geeft aan in welke mate<br />

het glas de (warmte)straling tegenhoudt. Zonwerende<br />

beglazing zorgt ervoor dat het binnen minder warm wordt,<br />

hetgeen vooral tijdens de tijdens de zomer een uitkomst<br />

kan zijn. Hoe hoger de zontoetredingsfactor, hoe meer<br />

warmte er via de zon binnenkomt. Het verschil tussen de<br />

internationale g-waarde en de ZTA-waarde is dat de laatste<br />

gemeten wordt onder een hoek van 45°. <strong>De</strong> g-waarde<br />

wordt daarentegen loodrecht op het glas gemeten.<br />

45º<br />

g-waarde<br />

90º<br />

<strong>De</strong> zontoetredingsfactor van een raamsysteem is de<br />

verhouding tussen de door dat raamsysteem binnenkomende<br />

zonnewarmtestroomdichtheid en de op<br />

dat raamsysteem vallende zonnestralingsdichtheid<br />

(NEN 1068; NEN 7120: 11.7.2).<br />

<strong>De</strong> NEN-norm 7120 tabellen 11.7 en 11.2 geven de<br />

volgende waarde:<br />

Raam ................................................................ g-waarde (ZTA)<br />

Blank enkelglas .................................................................. 0,80<br />

Blank dubbelglas of enkelglas met voorzetraam ........ 0,70<br />

Warmtereflecterend, niet-zonwerend dubbelglas ....... 0,60<br />

Diverse zonwerende glassoorten ........................ 0,15 - 0,60<br />

Veel utiliteitsgebouwen worden voorzien van beter<br />

isolerende glassoorten dan standaarddubbelglas.<br />

<strong>De</strong> glassoorten met een hoog rendement HR, HR+ en HR++<br />

hebben een neutrale, niet specifiek zonwerende coating<br />

met een hoge lichtdoorlatendheid. Voor deze glassoorten<br />

zal de waarde voor g in de regel forfaitair 0,60 bedragen.<br />

Voor utiliteitsgebouwen met zonwerende beglazingen<br />

kunnen aanzienlijk lagere g-waarden worden verkregen.<br />

Hoe lager de g-waarde, hoe beperkter de reductie op het<br />

energiegebruik voor verwarming is, maar hoe hoger de<br />

reductie op het energiegebruik voor koeling.<br />

Bij de keuze van het type beglazing gaat het om de balans,<br />

kijkend naar de zomer en winter. In de zomer is het<br />

aangenaam dat er warmte wordt tegengehouden terwijl<br />

in de winter binnenkomende warmte juist gewenst is.<br />

ZTA-waarde<br />

Bron: www.aaglas.nl<br />

Om oververhitting in de zomer tegen te gaan wordt in de<br />

bouwpraktijk vaak nagestreefd om de zontoetreding zo<br />

128


Violet<br />

laag mogelijk te houden en de lichttoetreding zo hoog<br />

mogelijk. <strong>De</strong> zonnewarmte blijft daardoor buiten terwijl<br />

het daglicht wel mooi naar binnen schijnt. Het reduceren<br />

van de ZTA-waarde is niet de meest effectieve maatregel<br />

om oververhitting te voorkomen. Schaduw die ontstaat<br />

door het toepassen van dynamische of vaste zonwering,<br />

overstekken of bomen is een betere mogelijkheid om<br />

de warmte in de zomer buiten te houden. Bij dit soort<br />

maatregelen kan de zonnewarmte in de winter namelijk<br />

wel in het gebouw terechtkomen en in de winter willen<br />

we deze warmte juist zoveel mogelijk binnen benutten.<br />

Oververhitting in gebouwen is overigens ook uitstekend te<br />

voorkomen door benutting van de koele buitenlucht tijdens<br />

de nachtelijke uren. Daarbij wordt de koudere buitenlucht<br />

via roosters op de begane grond binnen gelaten, waarbij<br />

de opgewarmde lucht uiteindelijk boven in het gebouw<br />

via een opening ergens kan ontsnappen (nachtventilatie).<br />

Lichttoetreding<br />

<strong>De</strong> lichttoetredingsfactor (LTA), ook wel de LT-factor<br />

genoemd, is de verhouding tussen de binnenkomende en<br />

de opvallende zichtbare zoninstraling. Hoe hoger<br />

deze factor, hoe meer licht er via het raam binnenkomt.<br />

Solar Radiation<br />

External glass<br />

Direct Energy<br />

Reflection R e<br />

External radiated<br />

Energy a<br />

Lichtdoorlaat per glastype (verschillende lichttransmissies):<br />

Enkelglas (blank floatglas) ............................................... 90%<br />

Dubbelglas (blank floatglas met spouw) ...................... 82%<br />

Drievoudig glas (blank floatglas met spouw) ................ 74%<br />

Zonwerend dubbelglas ....................................................... 61%<br />

Bij de lichtkenmerken wordt uitsluitend rekening gehouden<br />

met het zichtbare deel van het zonnespectrum (van 380 tot<br />

780 nm). <strong>De</strong> lichttransmissiefactor tv (of LTA) en de lichtweerkaatsingsfactor<br />

rv (of LR) zijn respectievelijk de fracties<br />

van het doorgelaten zichtbare licht en het door de beglazing<br />

weerspiegelde licht. Aangezien de straling die door de<br />

beglazing wordt geabsorbeerd geen enkele visuele waarde<br />

heeft, wordt ze doorgaans buiten beschouwing gelaten.<br />

Spectrum zonnestraling<br />

Energy properties of glass<br />

Absoption<br />

Internal glass<br />

Solar <strong>Factor</strong><br />

g = T e<br />

+ q i<br />

Direct Energy<br />

Transmission T e<br />

Internal radiated<br />

Energy q i<br />

Bron: www.glazingguru.org<br />

<strong>De</strong> lichtdoorlatendheid van een raam of een gevel<br />

wordt beïnvloed door de glasmassa, het toepassen van<br />

een isolerende of zonwerende coating, het aanbrengen<br />

van een zeefdruk op het glas, het aanbrengen van<br />

een kleurenfolie in gelaagd glas, het toepassen<br />

van dynamisch glas (elektrochromatischglas) of<br />

(dynamische) zonwering.<br />

Radiation intensity (amount)<br />

Ultraviolet<br />

7%<br />

Visible<br />

light<br />

Red<br />

44% 37%<br />

Near<br />

infrared<br />

Far<br />

infrared<br />

11%<br />

Microwaves<br />

Less than 1%<br />

TV Waves<br />

0.4 0.7 1.0 1.5 0.001<br />

Wavelength (μm)<br />

Wavelength (m)<br />

Bron: Iowa State University/<strong>De</strong>partment of Agronomy<br />

129


130


<strong>De</strong> zonne-energie die een ruimte binnenkomt is<br />

afkomstig van het gehele zonnespectrum. Dat wil<br />

zeggen ultraviolette straling, zichtbaar licht en de<br />

korte infraroodstraling. <strong>De</strong>ze energie kan worden<br />

beperkt zonder het licht te beperken, door isolerend<br />

gecoat glas te gebruiken dat wél de uv- en ir-straling<br />

tegenhoudt, maar niet het zichtbare licht.<br />

<strong>De</strong>ze gecoate glasproducten hebben een functie die<br />

we 'selectiviteit' noemen.<br />

<strong>De</strong> selectiviteit van een beglazing is de verhouding<br />

tussen lichttransmissie LTA en zontoetredingsfactor ZTA<br />

(selectiviteit = LTA / ZTA). <strong>De</strong> selectiviteit ligt altijd tussen<br />

de 0,00 en 2,33 waarbij de 0 staat voor ondoorschijnend<br />

glas met een lichttransmissie van nul en 2,33 staat voor<br />

de best mogelijke selectiviteit Het zichtbare deel van<br />

het licht maakt namelijk 43% van het zonnespectrum<br />

uit. Hoe meer men in de buurt komt van 2,33, des te<br />

selectiever is de beglazing.<br />

Natuurlijke lichtinval draagt sterk bij aan een gezond<br />

binnenklimaat en een duurzaam woon-/werkcomfort.<br />

Met name glasdaken en grote raampartijen zorgen voor<br />

veel binnenvallend daglicht en warmte van de zon. Ook<br />

het soort glas heeft invloed op de hoeveelheid licht die<br />

binnenkomt. Er zijn ook nadelen verbonden aan het<br />

gebruik van normale beglazing; warmte en hinderlijke<br />

schitteringen worden vrijwel volledig doorgelaten.<br />

Om oververhitting en hinder van de zon tegen te gaan,<br />

kan het glas echter worden voorzien van dynamische<br />

zonwering binnen of buiten, vaste luifels of zonwerend glas.<br />

Thermische eigenschappen van beglazing<br />

<strong>De</strong> lineaire uitzettingscoëfficiënt van glas(α) bedraagt<br />

8-9∙10-6/K en de warmtegeleidingscoëfficiënt van glas<br />

(λ) bedraagt 0,8 W/m2K.<br />

Isolerend of dubbelglas heeft door de ingesloten spouw<br />

hogere isolatiewaarden. <strong>De</strong> warmtedoorgangscoëfficiënt<br />

van glas (= Ugl-waarde) wordt hoofdzakelijk bepaald<br />

door de dikte van de luchtspouw die zich tussen beide<br />

samenstellende glasplaten bevindt. Maatgevend voor de<br />

werking van het isolerend dubbelglas is dat de lucht in de<br />

spouw zo droog is dat normaal geen condensatie tussen<br />

de ruiten kan optreden. Een relatief lage Ugl-waarde kan<br />

worden bereikt door de spouw te vullen met een speciaal<br />

gasmengsel (argon of krypton).<br />

<strong>De</strong> norm NEN 7120 Energieprestatie van gebouwen<br />

(EPG) schrijft voor alle transparante delen gezamenlijk<br />

een gemiddelde warmtedoorgangscoëfficiënt van 1,65<br />

W/m2K voor, die moet worden berekend volgens NTA<br />

8800, met een maximum van 2,2 W/m2K per afzonderlijk<br />

transparant deel. Bij actieve gevels moet worden<br />

gestreefd naar nog lagere waardes van 1,2-0,5 W/m2K.<br />

<strong>De</strong> U-waarde van een kozijn of pui met beglazing wordt<br />

niet alleen bepaald door de Ugl (voor het glas), maar ook<br />

door U-fr (voor het frame). <strong>De</strong> U-fr varieert globaal tussen<br />

de 7,6 en de 0,81 W/m2K, afhankelijk van het gebruikte<br />

materiaal voor het kozijn. Om op een zo laag mogelijke<br />

U-waarde uit te komen, wordt aangeraden zoveel<br />

mogelijk glas te verwerken met zo min mogelijk profielen.<br />

* Bij actieve gevels wordt vóór de traditionele gevel een (meestal glazen) buitenschil geplaatst. <strong>De</strong> spouw tussen gevel en scherm staat in directe<br />

verbinding met de buitenlucht. Bij een brede spouw is sprake van een tweedehuidgevel of tweedehuidfaçade.<br />

131


Straling en absorptie door beglazing<br />

<strong>De</strong> zonwerende werking van glas wordt gekenmerkt<br />

door de verhouding tussen de hoeveelheid doorgelaten<br />

zonnestraling (zowel direct als indirect) en de totale<br />

hoeveelheid opvallende zonnestraling.<br />

Het quotiënt van deze twee grootheden wordt de absolute<br />

zontoetredingsfactor (ZTA) die in veel publicaties ook wel<br />

gelijkgesteld wordt aan de g-waarde. Maar de g-waarde is<br />

altijd hoger dan de ZTA omdat de zontoetreding loodrecht<br />

op het glas minder reflectie geeft. <strong>De</strong> g-waarde voor glas<br />

wordt volgens NEN-EN 410 vastgesteld.<br />

Lichttoetredingsfactor<br />

Het verminderen van de hoeveelheid door een glasopening<br />

doorgelaten zonnewarmte gaat gepaard met het<br />

verminderen van de hoeveelheid doorgelaten daglicht<br />

(de zichtbare zonnestraling). In veel gevallen is dit een<br />

gewenst nevendoel, maar soms wordt dit ook ervaren<br />

als een ongewenst bijverschijnsel. <strong>De</strong> waarneembare<br />

hoeveelheid doorgelaten daglicht is afhankelijk van de<br />

intensiteit van de opvallende lichtstraling, de spectrale<br />

doorlaatbaarheid van beglazing (en eventueel zonweringsysteem),<br />

de spectrale gevoeligheid van het menselijk<br />

oog en de spectrale samenstelling van het zonlicht.<br />

Toetreding van licht en warmte<br />

Licht en warmte die van de zon door de dampkring op de<br />

aarde komt, kent een stralingsgolflengte uitgedrukt in<br />

nanometers. Afhankelijk van de golflengte van het licht<br />

wordt gewoonlijk onderscheid gemaakt tussen uv-licht,<br />

zichtbaar licht, (kort) infraroodlicht en de warmtestraling<br />

(lang infraroodlicht).<br />

Het zichtbare licht tussen de golflengte van 380 en 780<br />

nm bestaat uit verschillende kleuren die we bijvoorbeeld<br />

terugzien in een regenboog, als het licht zich splitst.<br />

Normaal gesproken nemen we dit licht waar als “wit”. <strong>De</strong><br />

warmtestraling of infraroodstraling van de zon is een<br />

kortegolfstraling die loopt van het zichtbaar licht tot ca.<br />

2500 nm. Infrarood in het langegolfgebied is warmte die<br />

wordt opgewekt door mensen dan wel vrijkomt uit de<br />

afgifte van warmte uit objecten. Lange infraroodstraling<br />

kent vele verschillende bronnen, zoals het menselijk<br />

lichaam, radiatoren, kunstlicht en andere warmtebronnen.<br />

Diffuse straling, bijvoorbeeld het opvallende licht op de<br />

noordzijde van een gebouw, is midden op de dag toch al<br />

snel 100 W/m². <strong>De</strong> op een verticaal gevelvlak vallende<br />

energie in de zomer is bijna de helft van de energie die op<br />

een koude zonnige dag op de gevel schijnt.<br />

<strong>De</strong> laatstgenoemde drie factoren bepalen de waarneembare<br />

hoeveelheid daglicht. <strong>De</strong> absolute lichttoetredingsfactor,<br />

Tv-waarde (= oude LTV), bestaat uit het quotiënt<br />

van de hoeveelheid doorgelaten daglicht en de totale<br />

hoeveelheid opvallend daglicht en is kenmerkend voor de<br />

lichtwerende werking van het zonweringsysteem.<br />

In de zomer staat de zon immers hoger aan de hemel dan<br />

in de winter. <strong>De</strong> zon in de zomerochtend komt rond 5 uur<br />

in het noordoosten al heel laag op. <strong>De</strong>ze ochtendzon<br />

zorgt ervoor dat de warmte intern niet opbouwt en<br />

oververhitting veroorzaakt.<br />

132


ENERGIE<br />

Zon<br />

Korte golven<br />

Verwarming<br />

Lange golven<br />

licht<br />

UV<br />

Korte infrarood<br />

Lange infrarood<br />

280 380 780 1000 2000 2480 3000 50.000<br />

Golflengte in nm<br />

Bron: staka-dakluiken.nl<br />

Directe straling in zomer<br />

1000<br />

Directe straling in winter<br />

Intensiteit zonnestraling (W/m2)<br />

800<br />

600<br />

400<br />

200<br />

Oostgevel<br />

in zomer<br />

Oostgevel<br />

in winter<br />

Platdak<br />

in zomer<br />

Zuidgevel<br />

in winter<br />

Zuidgevel<br />

in zomer<br />

Diffuse straling<br />

in zomer<br />

Westgevel<br />

in winter<br />

Diffuse straling<br />

Westgevel<br />

in zomer<br />

0<br />

4<br />

Diffuse straling<br />

in winter<br />

6 8 10 12 14 16 18 20<br />

Uur van de dag (h)<br />

Bron: agcnederland.nl<br />

133


Isolatie door glas<br />

Tot ongeveer de jaren ‘80 van de vorige eeuw was er<br />

in glas weinig mogelijk. In die tijd hadden we al wel<br />

zonwerend glas door het glas door en door te kleuren<br />

waardoor de warmte geabsorbeerd werd. Daarna is men<br />

flinterdunne coatings gaan gebruiken. Daarbij wordt<br />

nadat het glas uit de oven komt op het warme glas een<br />

metaaloxide laag aangebracht die zowel het licht als<br />

de warmtestraling reflecteert. <strong>De</strong>rgelijke oplossingen<br />

reduceren de zonnewarmte, maar tegelijkertijd gaat er<br />

ook (veel) lichtinval verloren.<br />

In de utiliteitsbouw wordt ook gekeken naar de<br />

zomerse omstandigheden vanwege het verminderen<br />

van het gebruik van koeling in de zomer met het doel<br />

het energieverbruik te optimaliseren en verlies aan<br />

productiviteit te voorkomen. <strong>De</strong>rgelijke overwegingen zijn<br />

met name van belang omdat in de utiliteitsbouw vaak<br />

volledige gevels van glas worden toegepast en het glas<br />

dus in hoge mate de optimalisatie van het binnenklimaat<br />

bepaalt. <strong>De</strong> capaciteit van de koeling wordt dan bepaald<br />

aan de hand van de zonwerende eigenschappen van<br />

glas. In ideale gevallen wordt een gebouw in de zomer<br />

zodanig geoptimaliseerd dat de temperatuur binnen de<br />

23 °C niet overschrijdt.<br />

Er bestaat daarbij een verhoogde foutkans omdat men<br />

rekent met een te lage buitentemperatuur omdat de<br />

gemiddelde temperatuur sterk stijgt als gevolg van<br />

klimaatveranderingen. Zo zijn er steden waar de laatste<br />

jaren de buitentemperatuur gemiddeld 5°C hoger is<br />

geworden dan waar mee gerekend wordt. Ook kan<br />

gebeuren het dat de beglazing niet het uitgangsniveau<br />

voor de zonwerende eigenschappen behaalt.<br />

Een ruit heeft eigenlijk heel slechte isolerende<br />

eigenschappen, want glas heeft een hoge emissiewaarde<br />

alsmede een hoge warmtetransmissie. Enkelglas haalt<br />

nog een beetje isolatiewaarde omdat aan weerszijden<br />

van de ruit een luchtlaagje heerst dat isoleert (de<br />

zogenoemde overgangsweerstanden).<br />

Als gevolg van de EPC-norm uit het Bouwbesluit<br />

worden in de woningbouw veelal HR++ ruiten toegepast.<br />

<strong>De</strong> toegepaste beglazing heeft warmte werende<br />

eigenschappen maar geen zonwerende eigenschappen.<br />

Bij de moderne Europese zonwerende glastypen<br />

wordt zowel rekening gehouden met de winter- als<br />

de zomersituatie. Daarom heeft een ruit zonwerende<br />

eigenschappen met een goede isolatiewaarde van<br />

rond de U=1,0 W/m²K. Voor de beoordeling van de<br />

werkelijke isolatiewaarde van beglazing is het niet alleen<br />

noodzakelijk te kijken naar het verlies in warmte door<br />

de ruit (U-waarde) maar ook naar de energie die de ruit<br />

oplevert, de zogenaamde g-waarde. <strong>De</strong> energie die door<br />

de ruit komt wordt uitgedrukt in de equivalente U-waarde:<br />

Ueq = U-waarde – (g-waarde*f).<br />

134


<strong>De</strong> gewenste temperatuur<br />

Uit onderzoek van Prof. Dr. Hauser uit Kassel blijkt dat<br />

de gewenste temperatuur binnen in de zomer veelal<br />

niet gehaald wordt en een aanmerkelijk aantal uren per<br />

jaar sprake is van te hoge binnentemperaturen, ondanks<br />

het gebruik van zonwerende beglazing. <strong>De</strong> grafische<br />

weergave hieronder geven de resultaten van zijn<br />

onderzoek. Het onderzoek werd uitgevoerd met<br />

- warmtewerend glas met een g-waarde van 60%<br />

en regelbare jaloezieën;<br />

- zonwerend glas met een g-waarde van 40%<br />

en schakelbaar glas.<br />

Sommersituation<br />

Übertemperaturgradstunden Ghx (Kh/a)<br />

2000h<br />

1500h<br />

1000h<br />

500h<br />

<strong>De</strong> metingen wijzen uit dat zonwerend glas eigenlijk<br />

onvol doende is om met de overschrijding van de acceptabele<br />

temperatuur onder de maximale 500 uur per jaar te blijven.<br />

Warmteclassificatie volgens NEN-EN 14501<br />

Naast de warmtelast spelen de lichttoetreding (visueel<br />

comfort), doorzicht, privacy en schittering een rol bij het<br />

creëren van een goede werkplekomgeving.<br />

Doorzicht<br />

0h<br />

323 Kh 575 Kh 1167 Kh 2062 Kh<br />

Wärmeschutzglas,<br />

g-Wert 60% + regelbare Jalousie<br />

Sonnenschutzglas,<br />

g-Wert 40% statisch<br />

Bron: staka-dakluiken.nl<br />

Fassadenorientierung: Ost<br />

Nachtlüftung: n = 2/h, ohne Kühlung<br />

Schaltbares Glas<br />

Temperaturregelung im Raum<br />

ab 21 ºC wird gedimmt<br />

70% Fensterflächenanteil 90% Fensterflächenanteil<br />

Onder doorzicht wordt verstaan het zicht van binnen naar<br />

buiten. Doorzicht is een classificatie om bij een gesloten<br />

86 Kh<br />

144 Kh<br />

Zulässig, künfiger Anforderungswert<br />

nach DIN 4108 T.2<br />

of neergelaten zonwering goed contact met buiten te<br />

garanderen. Het doorzicht wordt bepaald aan de hand<br />

van twee parameters: de normale transmissie van licht<br />

en het diffuse deel van de lichttransmissie.<br />

Privacy<br />

Privacy is het tegenovergestelde van doorzicht; het gaat<br />

hier juist om het zicht van buiten naar binnen. Privacy<br />

is een classificatie om bij een gesloten c.q. neergelaten<br />

zonwering de mate van inkijk in de ruimte te bepalen c.q.<br />

te garanderen.<br />

Schittering (glare)<br />

Schittering is de weerkaatsing van zonlicht, anders<br />

gezegd schittering is een classificatie om bij een<br />

gesloten c.q. neergelaten zonwering de mate van<br />

reflectie op werkplekken aan te geven. Een lichte kleur<br />

van het doek van de zonwering zal bijvoorbeeld meer<br />

licht in de ruimte “strooien” dan een donkere kleur.<br />

Er zal dus moeten worden afgewogen wat als behaaglijk/<br />

comfortabel wordt ervaren, een licht oppervlak met<br />

gering(er) contact met buiten of een donker oppervlak<br />

met diverse lichtpuntjes (directe schittering tot gevolg)<br />

en beter contact met buiten.<br />

Klasse 2 is voor optimale beeldscherm-werkplekken<br />

toereikend. Bij klasse 3 en 4 wordt de ruimte steeds meer<br />

verduisterd en wordt kunstlicht veelal noodzakelijk.<br />

<strong>De</strong>ze aspecten zijn vastgelegd in klassen volgens de<br />

norm NEN EN 14501. Meer algemeen zijn in deze norm de<br />

thermische en visuele eigenschappen van warmte- en<br />

lichtregeling geclassificeerd en wel als volgt.<br />

135


136


Energiestromen<br />

Schematische voorstelling belangrijkste energiestromen<br />

in een raamopening/buitenzonwering<br />

Convection<br />

Absorption<br />

Secondary<br />

long wave<br />

radiation<br />

Directly<br />

transmitted<br />

short wave<br />

radiation<br />

Shade<br />

Bron: REHVA Solar shading guidebook<br />

Als invallend licht een oppervlak raakt, is er steeds sprake van absorptie, transmissie en<br />

reflectie. Absorptie verhoogt de oppervlaktetemperatuur en van het doek (in de zonwering)<br />

en het glas (in het raam) en wordt deels ook omgezet in straling met een lange golf; anders<br />

gezegd een deel van de energie wordt ook weer afgegeven aan de omgeving. Iedere<br />

massa van stilstaand gas of stilstaande lucht heeft een isolerende werking, dus ook de<br />

luchtmassa tussen het weefsel van de dynamische zonwering en het glasoppervlak.<br />

Schematische voorstelling belangrijkste energiestromen<br />

in een raamopening/binnenzonwering<br />

Convection<br />

Convection<br />

Secondary<br />

long wave<br />

radiation<br />

Absorption<br />

Directly<br />

transmitted<br />

short wave<br />

radiation<br />

Reflection<br />

Bron: REHVA Solar shading guidebook<br />

137


Bij de toepassing van dynamische zonwering binnen<br />

valt de volledige hoeveelheid zonne-energie eerst op het<br />

raam, waardoor een groot deel van de energie in feite al<br />

binnen is, behoudens het deel dat reflecteert op de naar<br />

buiten gerichte zijde van het weefsel dat wordt toegepast<br />

in de binnenzonwering. In veel gevallen is dat stof, net<br />

als bij zonwering buiten. <strong>De</strong> energie die de ruimte is<br />

binnengedrongen wordt afgegeven aan de omgeving en<br />

verdwijnt voor een klein deel weer via het raam naar buiten.<br />

Dat komt doordat de stilstaande lucht tussen het weefsel<br />

en het raam opwarmt, daardoor warmte afgeeft aan het<br />

glas en vervolgens zal het glas door temperatuurverschillen<br />

tussen binnen en buiten de warmte deels afgeven naar<br />

buiten, afhankelijk van de U-waarde van het glas. In het<br />

totale systeem is deze uitgaande warmte relatief klein. In<br />

feite spelen er ook hier twee factoren naast de transmissie:<br />

de reflectie op de achterzijde van het doek en de absorptie<br />

van energie door het weefsel zelf.<br />

<strong>De</strong> oppervlaktetemperatuur van het glas, met name<br />

de laag aan de binnenzijde van het dubbele glas onder<br />

maximale belasting zonder zonwering aan de buitenzijde,<br />

varieert in Amsterdam van 35 tot 40 graden Celsius. In<br />

alle gevallen worden de maximale waarden bereikt met<br />

low-e-beglazing in vergelijking tot gewoon dubbelglas en<br />

speciaal zonwerend glas.<br />

Het toepassen van zonwering buiten resulteert in een<br />

verlaging van deze oppervlaktetemperatuur van tussen<br />

de 5 en 10 graden Celsius, waardoor de waarden onder<br />

de 32 graden Celsius blijven, ook weer gemeten onder<br />

piekbelasting. In de zomer werkt dat gunstig uit op<br />

de temperatuur binnen; in de winter is het belang in<br />

bepaalde omstandigheden juist tegenovergesteld.<br />

In het algemeen zal gelden dat de hogere oppervlaktetemperatuur<br />

van het glas de operatieve temperatuur binnen<br />

doet oplopen, met gevolgen voor het thermisch comfort.<br />

<strong>De</strong> energiebehoefte ten gevolge van het gebruik<br />

van kunstverlichting kan in een kantoorgebouw met<br />

traditionele verlichting snel oplopen tot 40% van het<br />

totale energieverbruik van het gebouw met traditionele<br />

verlichting. Met moderne ledverlichting is dat overigens<br />

significant minder. Zonwering reduceert de invallende<br />

straling en daarmee het invallende licht. <strong>De</strong> vraag<br />

zou zich kunnen stellen of de reductie van de kosten<br />

van koeling door gebruik van zonwering zou opwegen<br />

tegen de extra kosten van verlichting door toegenomen<br />

vraag. <strong>De</strong> universiteit van Lund deed in 2007 onderzoek<br />

naar dit vraagstuk en kwam tot de conclusie dat in<br />

dit geval zonwering binnen in combinatie van low-ebeglazing<br />

geen noodzaak gaf gedurende het gebruik<br />

van de zonwering om kunstlicht bij te schakelen, omdat<br />

de gemeten lichtwaarden niet onder de minimaal<br />

noodzakelijke hoeveelheid zakte.<br />

Energie-effecten van zonwering<br />

Aangezien de resultaten mede bepaald worden door<br />

de geografische locatie beperken we de conclusies<br />

tot de situatie in Nederland. Voor een modelkantoor in<br />

Amsterdam zijn de behoeften aan koeling en verwarming<br />

ongeveer in balans:<br />

- Door zonnewarmte in de winter is de behoefte<br />

aan verwarming op zuidgevels aanzienlijk<br />

minder dan op het noorden georiënteerde gevels.<br />

Anderzijds is er in de zomer een aanzienlijke<br />

behoefte aan koeling, met het daaraan<br />

gekoppelde energieverbruik.<br />

138


- In algemene zin is de energievraag van een kantoor<br />

uitgerust met dynamische zonwering op de gevel in<br />

de zomer lager dan een kantoor zonder dynamische<br />

zonwering. Het effect van de dynamische zonwering<br />

is echter in hoge mate van de oriëntatie van de gevel<br />

op de zon. Gemeten aan de zuidgevel bespaart de toepassing<br />

van dynamische zonwering ongeveer 40 tot<br />

50% energie voor verwarming, koeling en verlichting.<br />

- <strong>De</strong>rgelijke besparingen kunnen onder dezelfde<br />

omstandigheden ook gerealiseerd worden aan<br />

oost- en westgevels.<br />

Koellast als functie van de geveloriëntatie<br />

van invloed op het thermisch comfort. <strong>De</strong>ze invloed is<br />

het grootst vlak bij het raam; zo kan de temperatuur in<br />

een ruimte gemakkelijk een aantal graden verschillen,<br />

afhankelijk van de plaats waar deze wordt gemeten.<br />

Visueel comfort<br />

Binnen in een gebouw is er gedurende de dag veelal<br />

sprake van een mix van daglicht en kunstlicht. <strong>De</strong><br />

hoeveelheid daglicht is afhankelijk van tijdstip, seizoen,<br />

weersomstandigheden, omvang van vensters en even tuele<br />

maatregelen om invallend licht te reguleren. Een ander<br />

punt betreft de weerkaatsing van licht op opper vlakken;<br />

zij kunnen het visueel comfort behoorlijk verstoren.<br />

W/m2<br />

200<br />

150<br />

100<br />

50<br />

0<br />

north<br />

east south west<br />

Een goede praktische richtlijn voor visueel comfort is de<br />

regel 1:3:10, ofwel voor goed visueel comfort overdag zou<br />

de hoeveelheid licht in het centrum van het gezichtsveld<br />

(computerscherm) ongeveer 1/3 van de hoeveelheid<br />

licht op de werkplek moeten zijn en zou de omgeving<br />

maximaal 3 keer lichter mogen zijn.<br />

Bron: REHVA Solar shading guidebook<br />

<strong>De</strong> niet-onderbroken lijnen in de grafiek representeren<br />

de koellast zonder zonwering toe te passen en de<br />

onderbroken lijnen geven de koellast bij toepassing van<br />

dynamische zonwering.<br />

Thermisch comfort<br />

<strong>De</strong> door het menselijk lichaam ervaren thermische sensatie<br />

is afhankelijk van de luchttemperatuur en de temperatuur<br />

van de omliggende objecten; het gecombineerde<br />

effect wordt wel de operatieve temperatuur genoemd.<br />

Vanzelfsprekend is de hoeveelheid invallend zonlicht<br />

Simulaties in de ontwerpfase van een gebouw kunnen<br />

helpen om voorspellingen te doen ten aanzien van<br />

lichtinval en temperatuur. Daarbij spelen allerlei<br />

variabelen een rol. Een indirect gevolg van lichtinval<br />

is ook de luchtkwaliteit in het gebouw.<br />

Door thermische effecten wordt de luchtkwaliteit in een<br />

ge bouw beïnvloed. Invallende zonnestraling doet de<br />

tempera tuur in het gebouw immers verhogen, maar verhoogt<br />

ook de temperatuur van het glasoppervlak en de<br />

massa van het gebouw. <strong>De</strong> toepassing van dynamische<br />

zonwering heeft in die zin invloed op zowel temperatuur<br />

als lichtinval als luchtkwaliteit.<br />

139


Zon- en lichttoetreding bij verschillende<br />

typen zonwering<br />

Uitvalschermen<br />

<strong>De</strong> g-waarde is berekend door TNO–Bouw en vastgelegd in het<br />

rapport B-92-0268 van 16 maart 1992. Als uitgangspunten<br />

voor de berekening werden de volgende aannames gedaan:<br />

- Voor de zonhoogte is uitgegaan van een hoek van<br />

45° en recht voor het scherm.<br />

- <strong>De</strong> windsnelheid is gesteld op 1 m/sec.<br />

- <strong>De</strong> buitentemperatuur is 5 °C en de<br />

binnentemperatuur 20 °C.<br />

- <strong>De</strong> afstand van het scherm tot de gevel bedraagt<br />

50 mm met vrije ventilatie.<br />

<strong>De</strong> g-waarde hangt vooral af van de kleur van het<br />

doek. <strong>De</strong> kleuren groen en blauw hebben een lage<br />

transmissie, terwijl de kleuren wit en geel een veel hogere<br />

transmissiewaarde hebben. Het omgekeerde geldt voor<br />

absorptie, terwijl de reflectiewaarde nauwelijks varieert.<br />

Bij een hogere windsnelheid zal de g-waarde verder afnemen<br />

en de g-waarde zal bij schuin op de gevel staande<br />

zon en kleinere zonhoogte (laagstaande zon) toenemen.<br />

Screens<br />

<strong>De</strong> g-waarde is eveneens berekend door TNO-Bouw,<br />

met dezelfde uitgangspunten als die bij uitvalschermen.<br />

In de berekening is rekening gehouden met dubbelglas<br />

4/12/4-EN 14501.<br />

en het Bartenbach Lichtlabor Prüfinstitut te Innsbruck.<br />

<strong>De</strong> daarbij gehanteerde uitgangspunten zijn:<br />

- Complete zonwering.<br />

- Afstand zonwering tot gevel 50 mm met<br />

vrije ventilatie.<br />

- Windsnelheid 1 m/sec.<br />

- Lamelstand optimaal ten opzichte van<br />

de zonnestand.<br />

<strong>De</strong> g-waarde hangt af van de lamelvorm en in beperkte<br />

mate van de kleur van de lamel, maar beweegt zich<br />

tussen de 0,04 en 0,19. Bij dit type zonwering is de<br />

lichtinval naar behoefte te regelen.<br />

Donkergekleurde lamellen reduceren de lichtreflectie.<br />

Er zijn systemen ontwikkeld waarbij het mogelijk is de<br />

lamelstand van de bovenste lamellen te laten afwijken<br />

van die van de rest, waardoor extra daglicht in de ruimte<br />

wordt toegelaten (ook wel genoemd daglichttransport).<br />

Op die manier kan op de kosten van het gebruik van<br />

verlichting worden bespaard.<br />

Zonneroosters en schoepenzonwering<br />

Voor zover bekend zijn er voor deze systemen geen algemene<br />

berekeningen gedaan. <strong>De</strong> systemen zijn zo specifiek<br />

dat per project een berekening zou moeten worden gemaakt.<br />

Bij vaste, uitkragende roostersystemen is de mate van<br />

uitkraging en de lamelafstand bepalend voor de g- waarde.<br />

Immers wanneer de zon lager staat zal er meer<br />

ongehinderde zoninstraling op het glas plaatsvinden.<br />

Buitenjaloezieën<br />

<strong>De</strong> g-waarde is onder ander berekend door het<br />

Fraunhofer-Institut für Solare Energiesysteme te Freiburg<br />

Vooral de beweegbare systemen zullen een gunstige<br />

g-waarde kunnen bereiken omdat de lichtinval naar<br />

behoefte regelbaar is.<br />

140


Geluid<br />

Hoewel misschien niet zo voor de hand liggend is ook<br />

geluid een aspect dat speelt bij het toepassen van<br />

dynamische zonwering.<br />

Geluid door wind<br />

Resonantie of ander geluid onder invloed van wind<br />

zou zich in de praktijk voor kunnen doen. Dit is<br />

sterk afhankelijk van de specifieke bouwkundige<br />

omstandigheden, montageondergrond, afmetingen,<br />

windkrachten op de gevel.<br />

Bewegingsgeluiden<br />

Bij het bewegen van de zonwering zijn er geluiden<br />

hoorbaar die te maken hebben met de aandrijving,<br />

wrijving tussen bewegende delen of geluiden van veren<br />

die in de armen worden gebruikt van uitvalschermen.<br />

Veelal is de zonwering voorzien van een cassette ter<br />

bescherming van het doek die geluiden kan versterken.<br />

Versterking van het geluid kan ook gebeuren in<br />

uitsparingen waarin de zonwering is geplaatst of in<br />

de vorm van contactgeluiden door de wijze waarop de<br />

zonwering is opgehangen.<br />

141


142


8<br />

EIGENSCHAPPEN VAN TECHNISCHE WEEFSELS<br />

IN DYNAMISCHE ZONWERING<br />

143


VEELVOORKOMENDE MATERIALEN<br />

Polyester<br />

Polyester is een synthetische stof die gemaakt wordt uit aardolie. <strong>De</strong>ze stof is een van 's werelds<br />

meest populaire textielsoorten en wordt gebruikt in duizenden verschillende consumenten- en<br />

industriële toepassingen. Chemisch gezien is polyester een polymeer die voornamelijk bestaat uit<br />

verbindingen binnen een functionele groep van esters.<br />

Het was W.H. Carothers (DuPont) die ontdekte dat alcoholen<br />

en carboxylzuren met succes konden worden gemengd<br />

om vezels te maken. Het waren uiteindelijk twee Britse<br />

wetenschappers – Whinfield en Dickson - die de<br />

ontdekking patenteerden in 1941. Polyethyleentereftalaat<br />

vormt de basis voor synthetische vezels zoals dacron,<br />

teryleen en polyester. Later in 1941 werd de eerste<br />

polyestervezel - terylene - gemaakt door Whinfield en<br />

Dickson, samen met Birtwhistle en Ritchiethey.<br />

Terylene werd voor het eerst geproduceerd door Imperial<br />

Chemical. In 1946 kocht DuPont alle rechten van ICI. In<br />

1950 produceerde DuPont een polyestervezel, die ze<br />

dacron noemden. Mylar werd geïntroduceerd in 1952.<br />

Polyester werd voor het eerst geïntroduceerd bij het<br />

Amerikaanse publiek in 1951 als de magische stof die<br />

niet gestreken hoefde te worden. PET (Polyethylene<br />

Terephthalate) en PEN (Polyethylene Naphthalate) zijn<br />

varianten die bepaalde prestaties verbeteren. Beide zijn<br />

handelsmerken van DuPont als variaties op polyethyleen.<br />

<strong>De</strong> polyestermarkt onderging na de Tweede Wereldoorlog<br />

een snelle expansie en overal in Amerika ontstonden<br />

textielfabrieken. <strong>De</strong> goedkope en duurzame vezel werd<br />

erg populair en de industrie breidde zich snel uit tot de<br />

jaren 1970. Tegenwoordig wordt polyester beschouwd als<br />

een goedkope stof voor kleding die nogal ongemakkelijk<br />

is voor de gevoelige menselijke huid om te dragen.<br />

<strong>De</strong> opkomst van luxe vezels zoals polyester microvezel<br />

en verschillende andere polyestermengsels heeft<br />

later toch weer voor een opleving gezorgd. Het idee<br />

was toen meer om te focussen op de “wash and go”-<br />

eigenschappen van polyester in plaats van het als een<br />

goedkope stof te verkopen.<br />

Ook Hoechst Fibers Industries speelde een rol. Zij<br />

voerden verschillende studies uit van 1981 tot 1983 en<br />

ontdekten dat 89% van de mensen geen onderscheid<br />

kon maken tussen polyester en andere, natuurlijke vezels<br />

zoals katoen, wol en zijde. Ook bleek dat mensen meer<br />

geïnteresseerd waren in het uiterlijk van de kleding dan<br />

in de stof waarvan deze was gemaakt. <strong>De</strong> ontdekking<br />

van microvezels vormden een grote bijdrage aan de<br />

aantrekkingskracht van polyester. Microvezels geven<br />

polyester het gevoel van zijde.<br />

Polyester is een term die vaak wordt gedefinieerd als<br />

"polymeren met een lange keten die chemisch zijn<br />

samengesteld uit ten minste 85 gewichtsprocent van<br />

een ester en een dihydriealcohol en een tereftaalzuur".<br />

Het is het koppelen van verschillende esters in vezels.<br />

<strong>De</strong> reactie van alcohol met carbonzuur resulteert in de<br />

vorming van esters.<br />

Polyester kan ook worden geclassificeerd als verzadigde<br />

en onverzadigde polyesters. Verzadigde polyesters<br />

144


verwijzen naar die familie van polyesters waarin de<br />

polyester ruggengraat verzadigd is. Ze bestaan uit<br />

vloeistoffen met een laag molecuulgewicht die worden<br />

gebruikt als weekmakers. Onverzadigde polyesters<br />

verwijzen naar die familie van polyesters waarin de<br />

ruggengraat bestaat uit alkyl thermohardende harsen<br />

gekenmerkt door vinyl. Ze worden meestal gebruikt in<br />

versterkte kunststoffen.<br />

Vanwege de sterkte wordt polyester ook gebruikt om<br />

touwen te maken. PET-flessen zijn tegenwoordig een van<br />

de meest populaire toepassingen van polyester.<br />

Polyester stoffen en vezels zijn extreem sterk, duurzaam,<br />

bestand tegen de meeste chemicaliën, uitrekkend en<br />

krimpend, kreukbestendig, meeldauw- en slijtvast.<br />

Polyester is sneldrogend en het kan worden gebruikt<br />

voor isolatie door holle vezels te produceren. Polyester<br />

behoudt zijn vorm en is daarom goed voor het maken van<br />

outdoor kleding voor gebruik in zeer koude of natte klimaten.<br />

Polester kleding is gemakkelijk te wassen en te drogen.<br />

Polyester is van nature een heldere vezel. Bij de productie<br />

wordt polyestervezel over het algemeen uitgetrokken<br />

tot ongeveer vijf keer de oorspronkelijke lengte. Door het<br />

nog verder uit te trekken, wordt het dunner (microvezels).<br />

Een normale polyestervezel is lang en glad. Door deze<br />

te krimpen, kan de vezel meer volume en textuur krijgen<br />

en daarmee kunnen de isolatiemogelijkheden ervan<br />

worden verbeterd. Zodra de polyestervezel klaar is, wordt<br />

deze gebruikt om gesponnen garens te maken.<br />

<strong>De</strong> garens kunnen worden gemengd met andere vezels<br />

om gemengde stoffen te maken. Polyester en katoen is<br />

een populaire combinatie.<br />

In 2000 bedroeg de wereldwijde productie van PET<br />

30 miljoen ton. <strong>De</strong> productie van PET-textiel stijgt met<br />

5 procent per jaar, van PET-flessen met 10 procent per<br />

jaar. China produceert de meeste polyesters.<br />

Trevira CS<br />

Trevira CS is een vlamvertragende polyester en wordt<br />

geproduceerd door Trevira GmbH. Zij verwerken het<br />

materiaal tot textiele polyesterproducten, met name<br />

vezel-, vlak-, filament- en getextureerde garens voor<br />

huishoudtextiel, functionele kleding, evenals voor<br />

technisch textiel en hygiëneproducten. Specialiteiten<br />

van de onderneming zijn vezels en garens voor<br />

vlamvertragend technische textiele weefsels (merk<br />

Trevira CS) en voor textiel met een permanent<br />

antimicrobiële werking (merk Trevira Bioactive).<br />

Sinds 2019 zijn alle gerecyclede Trevira-producten<br />

gecertificeerd door Control Union volgens de GRS-norm.<br />

Pvc-weefsels (polyvinylchloride)<br />

Vinylchloride of chloretyleen (IUPAC-naam) is een<br />

gechloreerde organische verbinding met brutoformule<br />

C2H3 Cl. <strong>De</strong> stof komt voor als een kleurloos gas, dat<br />

moeilijk is op te lossen is in water.<br />

<strong>De</strong> historie begint eigenaardig genoeg in twee<br />

afzonderlijke jaren - 1838 en 1872 - toen de Franse<br />

natuurkundige Henri Victor Regnault en de Duitse<br />

chemicus Eugen Baumann respectievelijk pvc voor<br />

de eerste (en tweede) keer ontdekten. Beide keren<br />

materialiseerde het polymeer zich als een "witte vaste<br />

stof" (poedervorm) in kolven gevuld met vinylchloridegas.<br />

145


Na deze onafhankelijke ontdekkingen beheerste niemand<br />

het gebruik van pvc in commerciële toepassingen tot<br />

1913, toen een Duitse uitvinder met de naam Friedrich<br />

Heinrich August Klatte besloot het eerste patent op<br />

het materiaal af te sluiten. Zijn polymerisatiemethode<br />

van vinylchloride maakte gebruik van zonlicht en in de<br />

daaropvolgende decennia begonnen bedrijven over de<br />

hele wereld te experimenteren.<br />

Rond het begin van de 20e eeuw huurde B.F. Goodrich<br />

de industrieel wetenschapper Waldo Semon in om een<br />

nieuw, synthetisch alternatief te ontwikkelen voor het<br />

steeds duurder wordende natuurlijke rubber. Er werden<br />

experimenten gestart met polyvinylchloride, maar het<br />

project werd al snel bedreigd door de recessie van 1920.<br />

Nadat het idee ontstond pvc te gebruiken als<br />

waterbestendige coating voor stoffen, nam de verkoop<br />

van het materiaal een vlucht, met een piek in de vraag<br />

aan het begin van de Tweede Wereldoorlog, toen pvc werd<br />

gebruikt als isolator voor bedrading, onder andere op<br />

militaire schepen.<br />

Tegen de jaren 1950 steeg de pvc-productie over de hele<br />

wereld. Vijf bedrijven in het bijzonder begonnen met het<br />

testen van revolutionaire toepassingen voor pvc en vonden<br />

nieuwe toepassingen voor het materiaal in opblaasbare<br />

structuren en weefselcoatings. <strong>De</strong> bouwsector verwelkomde<br />

al snel het duurzame plastic, grotendeels vanwege<br />

de weerstand tegen licht, chemicaliën en corrosie,<br />

waardoor het een belangrijk product werd in de bouw.<br />

Verdere verbeteringen werden aangebracht aan de<br />

temperatuurbestendigheid van pvc, in de jaren 1980. Het<br />

is rond dezelfde tijd dat men het materiaal in duizenden<br />

Amerikaanse huizen ging toepassen in sanitaire<br />

systemen. Vandaag de dag zien we het materiaal terug in<br />

vele sectoren, zoals in de gezondheidszorg, IT, transport,<br />

textiel en de bouw.<br />

Pvc wordt geproduceerd door polymerisatie van vinylchloridemonomeer<br />

(VCM). Polymerisatie is een proces<br />

waarbij relatief kleine moleculen, monomeren genaamd,<br />

chemisch gecombineerd worden om een zeer groot<br />

ketenachtig of netwerkmolecuul te produceren, een<br />

polymeer genaamd.<br />

Ongeveer 80% van de productie verloopt via suspensiepolymerisatie.<br />

Eerst wordt de grondstof VCM onder druk<br />

gezet en vloeibaar gemaakt en vervolgens wordt deze<br />

in de polymerisatiereactor gevoerd, die vooraf water<br />

en suspensiemiddelen bevat. pvc vormt zich als kleine<br />

deeltjes die groeien en wanneer ze een gewenste grootte<br />

bereiken, wordt de reactie gestopt en wordt elk nietgereageerd<br />

vinylchloride gedestilleerd en opnieuw gebruikt.<br />

Het pvc wordt afgescheiden en gedroogd tot een wit poeder.<br />

In een ander proces worden vezels uit een massa watten<br />

getrokken en gedraaid tot draden; hierdoor komen vezels<br />

samen tot een garen. Spinnen kan met de hand, maar<br />

wordt op grote schaal gedaan met behulp van machines.<br />

Het spinnen van pvc is het proces waarbij een materiaal<br />

wordt gevormd tot een vezel.<br />

146


147


Om een polymeer tot een vezel te vormen, moet het<br />

polymeer in een verwerkbare vloeibare toestand worden<br />

gebracht, hetgeen kan geschieden door droog of nat<br />

te spinnen. In het droge spinproces wordt het polymeer<br />

opgelost met behulp van aceton, gefilterd en met 70<br />

tot 100 graden door spinmolens in een kamer gepompt,<br />

voorzien van verwarmde wanden en waarin lucht wordt<br />

ingebracht. Op de bodem van de kamer worden de<br />

vezels door een fijne opening verwijderd en op een klos<br />

gewikkeld. <strong>De</strong> vezels worden vervolgens uitgerekt om<br />

ervoor te zorgen dat de moleculaire ketens georiënteerd<br />

raken en de vezels sterker worden. In het natte<br />

spinproces wordt pvc opgelost in THF (tetrahydrofuran)<br />

om een sterk geconcentreerde oplossing te geven, die<br />

door een draaiende trechter in water wordt gesponnen.<br />

Specifieke eigenschappen van een pvc-vezel:<br />

- Trekt samen bij temperaturen boven de 78 graden<br />

C en krimpt tot de helft van zijn oorspronkelijke<br />

lengte bij 100 graden C.<br />

- Excellente weerstand tegen zonlicht.<br />

- Zeer resistent tegen insecten en microorganismen.<br />

- Niet ontvlambaar.<br />

- Exceptioneel bestand tegen natronloog,<br />

salpeterzuur en zwavelzuur en verder tegen<br />

vele chemicaliën waaronder bleekmiddelen.<br />

Weven is een methode van textielproductie waarbij twee<br />

verschillende sets garens of draden haaks op elkaar<br />

worden verweven om een stof of doek te vormen.<br />

<strong>De</strong> longitudinale draden worden de schering genoemd en<br />

de laterale draden zijn de inslag.<br />

Pvc-vinylweefsels zijn synthetische technische<br />

stoffen die sterk, duurzaam en flexibel zijn. Zij zijn<br />

goed bestand tegen slijtage en vervorming. Pvc-stoffen<br />

hebben ook de voorkeur van veel fabrikanten vanwege<br />

hun gebruiksgemak, veelzijdigheid, water- en chemische<br />

bestendigheid, levensduur en vanwege het feit dat er<br />

minder energie nodig is bij het produceren ervan dan bij<br />

de meeste andere soorten industrieel weefsel. Pvc heeft<br />

een amorfe structuur en bevat halogenen zoals chloor<br />

en fluor, die bekendstaan als stabiel. <strong>De</strong>ze chemische<br />

stabiliteit zorgt ervoor dat pvc goed bestand is tegen<br />

vlammen, chemicaliën en olie. Pvc-vinylweefsels zijn<br />

geschikt voor een breed scala toepassingen, zoals:<br />

- Beschermende pakken voor astronauten,<br />

brandweerlieden en militair personeel.<br />

- Industriële zeilen, hydraulische slangen,<br />

transportbanden, geomembranen, zakken<br />

en containers.<br />

- Automotive toepassingen zoals airbags,<br />

stoelhoezen, hemelbekleding, cabriodaken.<br />

- Lucht- en ruimtevaarttoepassingen<br />

zoals heteluchtballonnen, luchtschepen,<br />

ruimtelandingsairbags en parachutes.<br />

- Marine toepassingen zoals afdekkappen voor<br />

boten, zeilen, reddingsvesten, hovercraftrokken.<br />

- Architecturale en structurele toepassingen zoals<br />

dakbedekking, luifels en opblaasbare structuren.<br />

- Stoffen voor de gezondheidszorg, waaronder<br />

brandwerende matrassen en antimicrobiële<br />

privacygordijnen.<br />

Pvc-gecoate stoffen zijn populair voor architecturale<br />

toepassingen. Architecturale pvc-gecoate stoffen<br />

worden meestal gemaakt met een vloeibare pvc-coating.<br />

148


Vinyl en pvc kunnen gemakkelijk met elkaar worden<br />

verward, maar deze twee materialen zijn niet hetzelfde.<br />

Vinyl is een aardolieproduct van verschillende ethyleenverbindingen<br />

en pvc is polyvinylchloride en een polymeer<br />

van vinylchloride.<br />

Polyvinylchloride heeft van nature een zeer slechte<br />

warmtestabiliteit. Om deze reden worden additieven<br />

die het materiaal stabiliseren bij hogere temperaturen<br />

meestal tijdens de productie aan het materiaal<br />

toegevoegd. Polyvinylchloride stoot giftige dampen uit<br />

wanneer het wordt gesmolten of wordt blootgesteld aan<br />

een brand. <strong>De</strong> meeste geweven vinylstoffen beginnen<br />

met een polyestergaren als kern, dat vervolgens wordt<br />

geëxtrudeerd met pvc. <strong>De</strong> pvc-coating betekent dat er<br />

geen vocht de polyestervezel kan bereiken, waardoor<br />

deze extreem duurzaam is.<br />

Fiberglas<br />

Geweven glasvezeldoekweefsel is een anorganische<br />

composietstof die bestaat uit glasstrengen van<br />

verschillende groottes. Alle fiberglasweefsels zijn<br />

geweven voor vezeloriëntatie en elke stof heeft zijn<br />

eigen unieke gewicht, sterkte en stofeigenschappen. Het<br />

vroegste patent werd in 1880 in de VS toegekend aan de<br />

Pruisische uitvinder Hermann Hammesfahr (1845-1914).<br />

Massaproductie van glasstrengen werd per ongeluk<br />

ontdekt in 1932 toen Games Slayter, een onderzoeker<br />

bij Owens in Illinois, een straal perslucht op een stroom<br />

gesmolten glas richtte en daarmee vezels produceerde.<br />

Oorspronkelijk was fiberglas een glaswol met vezels die<br />

veel gas bevatten, waardoor het nuttig is als isolator,<br />

vooral bij hoge temperaturen.<br />

Een geschikte hars voor het combineren van de glasvezel<br />

met een kunststof om een composietmateriaal te<br />

produceren werd in 1936 ontwikkeld door DuPont.<br />

Na de oorlog werd het materiaal meer bekend als<br />

bouwmateriaal. Veel glasvezelcomposieten bleven<br />

"glasvezel" worden genoemd (als generieke naam) en<br />

de naam werd ook gebruikt voor het glaswolproduct met<br />

lage dichtheid dat gas bevat in plaats van plastic.<br />

Het proces van de productie van glasvezel wordt<br />

pultrusie genoemd. Het productieproces voor glasvezels<br />

die geschikt zijn voor wapening maakt gebruik van<br />

grote ovens om zand en andere mineralen geleidelijk<br />

te smelten totdat zich een vloeistof vormt. <strong>De</strong>ze wordt<br />

vervolgens geëxtrudeerd door bussen, dat zijn bundels<br />

van zeer kleine openingen.<br />

<strong>De</strong>ze vezels worden vervolgens gecoat met een<br />

chemische oplossing en vervolgens in grote aantallen<br />

gebundeld. <strong>De</strong>ze bundels worden vervolgens direct<br />

gebruikt in een composiettoepassing. <strong>De</strong> term glasvezel<br />

verwijst naar een groep producten gemaakt van<br />

individuele glasvezels gecombineerd in verschillende<br />

vormen. Glasvezels kunnen worden onderverdeeld<br />

in twee grote groepen op basis van hun geometrie:<br />

continue vezels die worden gebruikt in garens en textiel,<br />

en de discontinue (korte) vezels die worden gebruikt<br />

voor dekens of platen voor isolatie en filtratie. Glasvezel<br />

kan worden gevormd tot garen, net als wol of katoen,<br />

en geweven worden tot een stof.<br />

Een lange, continue draad kan worden geproduceerd<br />

door nadat het glas door de gaten in de bus stroomt,<br />

meerdere strengen worden gerold op een snelle winder.<br />

149


150


<strong>De</strong> winder draait op ongeveer 2 mijl (3 km) per minuut,<br />

veel sneller dan de stroomsnelheid van de bussen.<br />

<strong>De</strong> spanning trekt de draad terwijl deze nog steeds<br />

gesmolten is. Hierdoor worden strengen gevormd die<br />

een fractie zijn van de diameter van de openingen in de<br />

bus. Er wordt een chemisch bindmiddel aangebracht,<br />

dat helpt voorkomen dat de vezel breekt tijdens latere<br />

verwerking. <strong>De</strong> gloeiende draad wordt vervolgens op<br />

buizen gewikkeld.<br />

Glasvezelgarens worden veelal bedekt met een pvccoating.<br />

Glasvezeldoeken hebben een uitstekende<br />

mechanische weerstand (breken en scheuren), kunnen<br />

onder spanning worden geplaatst zonder uit vorm<br />

te raken om contouren en volumes te creëren. Het<br />

materiaal raakt niet uit vorm bij blootstelling aan hitte,<br />

vertoont nauwelijks krimp en blijft kleurvast als het wordt<br />

blootgesteld aan zonlicht (hoge uv-bestendigheid).<br />

G-waarde en U-waarde<br />

<strong>De</strong> g-waarde is een maat voor de hoeveel zonnewarmte<br />

(infraroodstraling) door een bepaald deel van een<br />

gebouw wordt binnengelaten. Een lage g-waarde geeft<br />

aan dat een raam/doek een laag percentage van de<br />

zonnewarmte doorlaat.<br />

<strong>De</strong> U-waarde is een maat voor hoeveelheid warmte die<br />

er ontsnapt via bijvoorbeeld de ramen, muren en het dak.<br />

<strong>De</strong> U-waarde wordt vaak gemeten voor de gehele raamstruc<br />

tuur met de combinatie van glas en kozijn. Hoe lager de<br />

U-waarde, hoe beter het isolerend vermogen van het raam.<br />

In een gewoon woonhuis treffen we naar schatting<br />

gemiddeld 25 tot 30 m² vensterglas aan. <strong>De</strong> woning<br />

bevat normaal gezien isolatieglas met een U-waarde van<br />

1,2 en de 1,6. In theorie komt een verschil in U-waarde<br />

van 0,1 eenheden overeen met een energieverbruik van<br />

ca. 9 kWh/m2 glas per jaar. Het verschil tussen 1,6 en<br />

1,2 is 0,4 eenheden, hetgeen een besparing geeft van<br />

(verschil in U-waarde) x (meerverbruik) x (oppervlakte<br />

glas) = 4 x 9 kWh/m² x 30 m² = 1.080 kWh/jaar.<br />

Europese norm EN 14501<br />

Thermische en optische waarden, zoals gedefinieerd<br />

in de Europese norm EN 14501 (jaloezieën en rolluiken,<br />

thermisch en visueel comfort, prestatiekenmerken<br />

en classificatie), worden gebruikt om de zonwerende<br />

eigenschappen van een stof/weefsel te meten. <strong>De</strong> norm<br />

is gebaseerd op een aantal criteria en stelt verschillende<br />

classificaties vast voor comfort.<br />

<strong>De</strong> zonfactor wordt gebruikt voor thermisch comfort<br />

en visueel comfort refereert aan opaciteit: privacy 's<br />

nachts, zicht naar buiten alsmede weerkaatsing en<br />

het gebruik van natuurlijk licht. Er zijn vijf niveaus van<br />

prestatieclassificaties:<br />

0 zeer weinig effect<br />

1 klein effect<br />

2 matig effect<br />

3 goed effect<br />

4 zeer goed effect<br />

<strong>De</strong> EN 14501 definieert de totale zonfactor gtot (stof<br />

gebruikt voor de zonwering + vlakglas in het kozijn) als<br />

de belangrijkste eigenschap voor thermisch comfort<br />

en de tv-waarde als de belangrijkste eigenschap voor<br />

visueel comfort.<br />

151


Om de totale zonfactor te berekenen, worden twee<br />

standaarden gebruikt:<br />

<strong>NL</strong> 13363-1<br />

<strong>De</strong>ze standaard is een vereenvoudigde methode<br />

en berekent de geschatte waarden voor de totale<br />

energiedoorlatendheid (gtot) van beglazing en zonwering<br />

gecombineerd. Inputs voor deze berekening zijn optische<br />

en thermische parameters van beglazing en zonwering.<br />

<strong>De</strong> berekeningsprocedure kan eenvoudig worden<br />

uitgevoerd in een spreadsheet. <strong>De</strong> resultaten van deze<br />

berekening zijn over het algemeen hoger (tot 0,1) dan de<br />

preciezere waarden verkregen uit EN 13363-2.<br />

Thermisch comfort<br />

<strong>De</strong> zonfactor bepaalt het percentage zonne-energie dat<br />

een ruimte binnenkomt via de zonwering en de beglazing<br />

en wordt uitgedrukt door een index van 0 tot 1. Hoe<br />

dichter de index van de stof bij 0 ligt, hoe efficiënter deze<br />

is in termen van bescherming tegen de hitte.<br />

<strong>NL</strong> 13363-2<br />

<strong>De</strong> gedetailleerde berekeningsmethode berekent<br />

nauwkeuriger waarden voor de totale zonfactor (gtot)<br />

van beglazing en zonwering gecombineerd. <strong>De</strong>ze<br />

berekening is gebaseerd op de spectrale transmissie- en<br />

reflectiegegevens van de zonwering en de beglazing.<br />

<strong>De</strong> berekening vereist gespecialiseerde software om het<br />

niet-lineaire systeem van vergelijkingen op te lossen. <strong>De</strong><br />

uitkomsten van berekeningen volgens EN 13363-2 zijn<br />

geschikt als input voor koellastberekeningen.<br />

Straling van de zon wordt altijd gedeeltelijk door het<br />

weefsel doorgegeven, geabsorbeerd of gereflecteerd. <strong>De</strong><br />

som van alle 3 is gelijk aan 100% van de op het oppervlak<br />

vallende energie van de zon.<br />

Over het algemeen biedt externe (dynamische) zonwering<br />

een betere thermische bescherming dan zonwering<br />

binnen omdat de zonnestraling, die gedeeltelijk (As) door<br />

de stof wordt geabsorbeerd voordat de beglazing wordt<br />

bereikt, naar buiten wordt gereflecteerd.<br />

Donkere kleuren beschermen beter tegen de hitte dan<br />

lichte kleuren omdat ze meer zonne-energie absorberen<br />

(lagere Ts-waarde).<br />

Ts + Rs + As = 100% zonne-energie.<br />

Omgekeerd zijn lichte kleuren binnenshuis efficiënter. Ze<br />

absorberen minder warmte (lagere As) en reflecteren het<br />

licht meer (Rs) dan donkere kleuren.<br />

152


<strong>Factor</strong>en die bepalend zijn voor thermisch comfor<br />

Lichtdoorlatendheid<br />

Aandeel energie dat door het weefsel wordt getransporteerd.<br />

Een laag percentage betekent dat de stof goed<br />

presteert bij het verminderen van de temperatuur.<br />

Reflectie<br />

Rs<br />

Rs<br />

Ts<br />

Ts<br />

Ts<br />

Totale zonfactor (gtot)<br />

<strong>De</strong> totale zonfactor geeft de energie die daadwerkelijk<br />

door de zonwering en de beglazing OF een achterliggende<br />

ruimte binnendringt. Een lage waarde betekent goede<br />

thermische prestaties. <strong>De</strong> zonfactor wordt bepaald voor<br />

4 gestandaardiseerde beglazingen zoals gedefinieerd<br />

in bijlage A van EN 14501. <strong>De</strong> basisbeglazing is type C<br />

(thermische transmissiefactor van de beglazing alleen U =<br />

1,2 W/m²K – zonfactor van de beglazing alleen gv = 0,59).<br />

<strong>De</strong> impact van de verwarmings- en<br />

airconditioningsystemen van gebouwen op<br />

zowel het milieu als het klimaat is aanzienlijk: ze<br />

vertegenwoordigen 30 tot 40% van de uitstoot van<br />

koolstofdioxide en andere broeikasgassen. Het<br />

verbeteren van de thermische prestaties van gebouwen<br />

is van vitaal belang om de doelstellingen van het<br />

Kyoto-protocol te bereiken en te voldoen aan zowel<br />

Tv<br />

internationale als lokale regelgeving.<br />

Tv<br />

OF<br />

OF<br />

Rv<br />

Rv<br />

Rv<br />

Rs<br />

Aandeel van de zonnestraling gereflecteerd door het<br />

weefsel. Een hoog percentage betekent dat de stof goed<br />

presteert bij het reflecteren van zonne-energie.<br />

Absorptie van warmte<br />

As<br />

As<br />

As<br />

Aandeel van de zonnestraling geabsorbeerd door het<br />

weefsel. Een laag percentage betekent dat de stof weinig<br />

energie absorbeert.<br />

Technische weefsels die gebruikt worden voor<br />

Tv<br />

zonweringsdoeken hebben een tweeledig effect: op het<br />

energieverbruik door het verminderen van het gebruik<br />

van verwarming en airconditioning en op comfort en op<br />

het welzijn en welbevinden van mensen in gebouwen<br />

T&F<br />

door licht- en temperatuurregeling in winter/zomer.<br />

T&F<br />

Er is een brede keus aan weefsels met verschillende<br />

T&F<br />

openheidsfactoren en kleuren waarmee bepaald kan<br />

worden hoeveel daglicht er wordt binnengelaten. <strong>De</strong><br />

hoeveelheid beschikbaar daglicht bepaalt tevens de<br />

hoeveelheid benodigd kunstlicht.<br />

153


Afhankelijk van de richting van de gevels van een<br />

gebouw en het ruimtegebruik moet het licht in meer<br />

of mindere mate worden gefilterd om verblinding te<br />

voorkomen. Hoe dichter en donkerder de stof, hoe<br />

effectiever verblinding wordt gecontroleerd. Omgekeerd,<br />

om de inval van natuurlijk licht te bevorderen, moet een<br />

lichtgekleurde stof worden geselecteerd naast een stof<br />

met een hoge openheidsfactor.<br />

Het gebruik van natuurlijk licht verbetert de energieprestaties<br />

van een gebouw, verbetert het welzijn van de<br />

gebruikers en verhoogt de productiviteit.<br />

Emissiviteit<br />

<strong>De</strong> emissiviteit van een materiaal is het vermogen om<br />

de energie die wordt ontvangen door geleiding (warmte/<br />

koude) opnieuw uit te zenden. Een stof met een lage<br />

emissiviteit, binnen toegepast, zal het effect van<br />

inwendige straling beperken. <strong>De</strong> energie die door deze<br />

reflectie wordt uitgestraald, blijft binnen, waardoor het<br />

verbruik energie voor verwarming wordt verminderd.<br />

Visueel comfort<br />

Donkere kleuren bieden betere transparantie en geven<br />

betere mogelijkheden om verblinding tegen te gaan.<br />

Daarentegen verspreiden vooral lichtere kleuren meer<br />

natuurlijk licht.<br />

Rs<br />

Rs<br />

Ts<br />

Ts<br />

Rs<br />

As<br />

Ts<br />

Openheid van het weefsel (Tvnn)<br />

Het gaat hier om de openingen in de stof. <strong>De</strong> factor is<br />

onafhankelijk van de kleur. Voor stoffen van hetzelfde<br />

weefsel moet worden gemeten met de donkerste kleur<br />

in het bereik.<br />

Lichtdoorlatendheid (Tvnh)<br />

Tv<br />

<strong>De</strong> factor refereert aan het totale percentage licht dat<br />

door het weefsel wordt uitgestraald over een golflengte<br />

van 380 tot 780 nm (nanometer), ook wel het zichtbare<br />

spectrum genoemd.<br />

Lichtreflectie (Rvnh)<br />

OF<br />

OF<br />

OF<br />

Rv<br />

Rv<br />

Rv<br />

Tv<br />

Tv<br />

T&F<br />

T&F<br />

T&F<br />

As<br />

As<br />

Het betreft hier het deel van het licht dat gereflecteerd<br />

wordt door de stof.<br />

154


Natuurlijk licht vormt een belangrijke factor voor het<br />

welzijn. Natuurlijk licht regelt een aantal endocriene<br />

functies en reguleert de slaap en de waterbalans van het<br />

lichaam. Het verbetert de arbeidsomstandigheden die<br />

werknemers ervaren. Afhankelijk van de omstandigheden<br />

is het echter noodzakelijk om een meer of mindere mate<br />

van natuurlijk licht te hebben of om te voorkomen dat het<br />

in een ruimte terechtkomt.<br />

Het niveau van het invallende licht varieert afhankelijk<br />

van de openheid van het weefsel. Hoe hoger de openheid<br />

van het doek is, hoe meer het licht erdoorheen komt. <strong>De</strong><br />

lichtdoorlatendheid is mede afhankelijk van de kleur en<br />

bepaalt de helderheid of schittering.<br />

liggen binnen een bereik van 16 tot 150 Cd/m². Een vel<br />

papier is ongeveer 100 Cd/m² en een computerscherm<br />

is ongeveer 50 Cd/m².<br />

Transparantie van zonwerende stoffen<br />

Zicht naar buiten stelt je in staat een begrip van tijd en<br />

ruimte te behouden, en is essentieel voor de mentale<br />

balans. Het vermindert stress en draagt bij aan het<br />

verbeteren van de productiviteit.<br />

Bepalend is de openheid van het weefsel dat wordt gebruikt.<br />

Donkere kleuren vergemakkelijken de transparantie.<br />

Voor een maximale transparantie is het noodzakelijk een<br />

openheidsfactor te hebben van groter dan 5 %.<br />

Verblinding<br />

Natuurlijk licht moet goed worden beheerd om verblinding<br />

te voorkomen. Schittering is een bron van oogvermoeidheid,<br />

vooral schittering op computer schermen. Net als bij<br />

warmte garandeert visueel comfort de efficiëntie van<br />

werknemers tijdens het werk. <strong>Factor</strong>en die het mogelijk<br />

maken de verblinding te beheersen zijn openheid van het<br />

weefsel en de lichtdoorlatendheid ervan.<br />

<strong>De</strong> keuze van stoffen hangt mede samen met geolocatie<br />

en de lay-out van gebouwen. Zonwerend weefsel maakt het<br />

mogelijk om het luminantieniveau van het raam te regelen<br />

(natuurlijk licht verspreid in de kamer) alsmede een vermindering<br />

van storende licht- en donkercontrasten binnen<br />

het gezichtsveld. Afhankelijk van de kleur kan een zonwerend<br />

weefsel een lichtbron worden als zonlicht er direct op valt.<br />

Het luminantieniveau van oppervlakken wordt volgens<br />

de norm NF X 35-103 gemeten. Acceptabele waarden<br />

Omgekeerd, als het om privacy gaat, met name wanneer<br />

een pand 's nachts wordt verlicht, heeft het de voorkeur<br />

om te kiezen voor een verduisterend zonwerend weefsel.<br />

Warmtehuishouding<br />

Zonweringsdoeken spelen een belangrijke rol in gevels<br />

door de invloed op het energieverbruik verband houdend<br />

met het gebruik van airconditioning en verwarming in<br />

het gebouwen.<br />

Zomercomfort<br />

Stoffen voor buitenzonwering bieden een betere<br />

thermische bescherming omdat de zonnestraling,<br />

die gedeeltelijk door de stof wordt geabsorbeerd<br />

(As) voordat deze de beglazing bereikt, naar buiten<br />

wordt gereflecteerd. Donkere kleuren beschermen<br />

beter tegen de hitte dan lichte kleuren omdat ze meer<br />

zonne-energie absorberen (lagere T's).<br />

155


Omgekeerd zijn lichte kleuren binnenshuis efficiënter. Ze<br />

absorberen minder warmte (lagere As) en reflecteren het<br />

meer (Rs) dan donkere kleuren. Bovendien verminderen<br />

stoffen met een lage emissie het gevoel van warmte dat<br />

door de ramen wordt afgegeven.<br />

In de zomer bevorderen zonweringsdoeken energiebesparing,<br />

door het gebruik van koelinstallaties en<br />

airconditioning te beperken.<br />

Wintercomfort<br />

Zonwerende stoffen hebben een isolerende werking<br />

op glas en helpen om 's nachts warmteverlies te<br />

verminderen en tegelijkertijd het verkoelende effect van<br />

glas overdag te bestrijden. Door gebruik te maken van<br />

binnenzonwering om de helderheid te regelen, wordt het<br />

energieverbruik geprikkeld omdat het nulkosteneffect van<br />

de zon gedeeltelijk behouden blijft. In de winter bevorderen<br />

zonwerende stoffen energiebesparing door verwarming.<br />

Impact van kleuren voor zonwerende stoffen<br />

Er zijn vier belangrijke aspecten om te overwegen bij het<br />

kiezen van een stof.<br />

Lichtdoorlatendheid (Tv%)*<br />

Met lichtdoorlatendheid wordt gerefereerd aan het<br />

aandeel zichtbaar licht dat het weefsel doorlaat. Over het<br />

algemeen hebben donkere kleuren een lagere waarde<br />

dan lichte kleuren. Stoffen met een openheidsfactor<br />

van meer dan 3% laten grotere hoeveelheden zichtbaar<br />

licht door de stof. Een Tv-waarde van 7% wordt gezien als<br />

het maximale niveau van zichtbare lichttransmissie in<br />

bijvoorbeeld scholen en kantoren.<br />

* Ook wel bekend als openheidsfactor.<br />

<strong>De</strong> volgende drie factoren worden samen bekeken en<br />

gaan over wat er met alle energie gebeurt; het gaat<br />

hier dus om de combinatie van licht en warmte. <strong>De</strong><br />

gecombineerde percentages lopen altijd op naar 100%.<br />

Lichtabsorptie (As%)<br />

Onder lichtabsorptie wordt verstaan de hoeveelheid<br />

zonne-energie die door de stof wordt geabsorbeerd. Het<br />

is een algemeen bekend feit dat donkere kleuren meer<br />

zonne-energie absorberen dan lichte stoffen en dus een<br />

hoge As%-waarde zullen hebben. Als warmteopbouw een<br />

probleem is, kiest men voor een lichtgekleurde stof of<br />

een donkere stof met een reflecterende achterkant voor<br />

toepassingen binnen.<br />

Reflectiewaarde (Rs%)<br />

<strong>De</strong> reflectiewaarde geeft aan hoeveel zonne-energie<br />

door de stof wordt gereflecteerd. Een hoge waarde<br />

betekent dat de stof goed presteert in het terugkaatsen<br />

van zonne-energie naar buiten. Stoffen met een<br />

reflecterende gemetalliseerde achterkant hebben in<br />

het algemeen de beste reflectiewaarden.<br />

Lichttransmissie (Ts%)<br />

<strong>De</strong> lichttransmissie geeft het percentage zonne-energie<br />

dat door de stof wordt doorgegeven aan de omgeving.<br />

Een lage Ts%-waarde betekent dat de stof goed presteert<br />

in het verminderen van de hoeveelheid zonne-energie die<br />

door het glas het gebouw binnenkomt. Donkere kleuren<br />

bieden een lager Ts% dan lichte kleuren omdat ze meer<br />

licht blokkeren.<br />

Veelal ontstaat er een conflict tussen het verminderen<br />

van warmte (lichte kleuren hebben de voorkeur) en het<br />

156


verminderen van licht (donkere kleuren hebben de voorkeur).<br />

Daarom worden 'best-of-both-worlds' grijze kleuren<br />

veel gebruikt als zonwerend weefsel in de utiliteitsbouw.<br />

snel naar een weefsel dat er goed uitziet aan de muur<br />

of in de gevelpartij, maar mogelijk geen bevredigende<br />

daglichtprestaties biedt.<br />

Het ultieme compromis is veelal een stof te kiezen<br />

voor binnen met een sterk reflecterende achterzijde.<br />

<strong>De</strong> gemetaliseerde laag is naar het glas gericht en<br />

geeft een hoge Rs%- waarde. Tegelijkertijd creëert deze<br />

achterkant een solide coating op de garens van de stof,<br />

waardoor het licht dat door het garen wordt verspreid<br />

aanzienlijk wordt verminderd waardoor er ook een lage<br />

lichtdoorlatendheid (Ts%) wordt gerealiseerd, ongeacht<br />

de kleur van de stof. Zo zijn er stoffen beschikbaar die<br />

82% van het licht reflecteren, 15% absorberen en dus<br />

slechts 3% van de zonne-energie door het weefsel in het<br />

gebouw doorlaten.<br />

Kiezen van het juiste type weefsel voor<br />

toepassing in zonwering<br />

In het algemeen geldt dat bij het kiezen van de beste stof<br />

voor de zonwering het belangrijk is om inzicht te hebben<br />

in wat de invloed is van een specifieke kleur. Dus naast<br />

de technische eigenschappen van het weefsel (primair)<br />

is ook de kleur van de stof van invloed, hoewel de invloed<br />

daarvan zich beperkt tot enkele procentpunten.<br />

Vaak wordt de zonweringsstof geselecteerd op basis van<br />

de kleur en stijl die het beste bij het interieur past. Helaas<br />

houdt deze op esthetiek gebaseerde benadering geen<br />

rekening met het vermogen van de stof om verblinding<br />

te beheersen, het zicht te behouden, diffuus daglicht<br />

in de ruimte toe te laten of de zonnewarmtewinst te<br />

verminderen. Wanneer kleur de belangrijkste overweging<br />

is bij het selecteren van een stof grijpt men waarschijnlijk<br />

<strong>De</strong> openheidsfactor (OF) van een weefsel verwijst naar de<br />

hoeveelheid licht die dwars door de stof kan gaan. Een<br />

openheidsfactor van 5 procent betekent dat 5 procent<br />

van het zonlicht wordt doorgelaten onder een hoek die<br />

loodrecht op de ruit staat. <strong>De</strong> resterende 95 procent van<br />

het licht wordt diffuus, gereflecteerd of geabsorbeerd.<br />

Zichtbare lichtdoorlatendheid (Tv) verwijst naar de<br />

totale hoeveelheid licht en omvat zowel het directe<br />

als het diffuse licht. <strong>De</strong> Tv-waarde van een kleur wordt<br />

voornamelijk beïnvloed door de fysieke openheid in het<br />

weefsel en de kleur van de draden van de stof, maar<br />

wordt ook beïnvloed door de vorm en het specifieke<br />

patroon van het weefsel.<br />

Donkere stoffen absorberen meer van het beschikbare<br />

daglicht dan lichtgekleurde stoffen. Bij gelijke<br />

openheidsfactoren zal een donkergekleurde stof vaak<br />

een lagere Tv-waarde hebben dan een lichtgekleurde<br />

schaduwstof. Er kunnen echter aanzienlijke<br />

prestatieverschillen zijn tussen stoffen van dezelfde<br />

kleur. Bij de keuze van het weefsel is het dus belangrijk<br />

de Tv-waarde te bekijken om beter te begrijpen hoe het<br />

product presteert.<br />

<strong>De</strong> reflectiewaarde (Rs) verwijst naar het percentage van<br />

de totale zonnestraling dat wordt gereflecteerd door de<br />

buitenkant van de stof. <strong>De</strong> reflectiewaarden worden voor<br />

een groot deel bepaald door de kleur of de eventuele<br />

coatings op de buitenkant van de stof.<br />

157


Donkere kleuren absorberen meer van de beschik bare<br />

lichtenergie en bieden daarom lagere reflectiewaarden.<br />

Lichter gekleurde stoffen reflecteren meer van de lichtenergie<br />

en zorgen voor hogere zonnereflectiewaarden.<br />

Een standaard zwart weefsel biedt bijvoorbeeld meestal<br />

een Rs-waarde in de buurt van minder dan 10 procent,<br />

waar een witte stof een Rs-waarden van 50 procent kan<br />

leveren. Als algemene regel geldt dat Rs-waarden van<br />

meer dan 30 procent enige bescherming bieden tegen<br />

zonnewarmte, terwijl een Rs-waarde van 50 procent of<br />

meer een goede thermische bescherming biedt.<br />

Daarbij moet worden aangetekend dat er manieren zijn<br />

om de reflectiewaarde van een stof met een gegeven<br />

kleur te beïnvloeden. In dergelijke gevallen wordt een<br />

coating aangebracht op de naar buiten gerichte zijde<br />

van het weefsel.<br />

OPENNESS<br />

FACTOR<br />

(OF)<br />

Verschillende eigenschappen houden verband met elkaar.<br />

Het verband laat zich eenvoudig uitdrukken in de formule<br />

die al eerder aan de orde kwam:<br />

VISIBLE<br />

TRANSMITTANCE<br />

(TV)<br />

GLARE Use low OF Use low Tv<br />

DAYLIGHTING<br />

Use high Tv<br />

VIEWS Use high OF Use low Tv<br />

SOLAR HEAT<br />

As (in %) + Rs (in %) + Ls (in %) = 100%<br />

SOLAR<br />

REFLECTANCE<br />

(RS)<br />

Use high Rs<br />

In projecten worden vaak weefsels met verschillende<br />

openheidsfactoren overwogen om het beste aan te<br />

sluiten bij de behoefte aan het reguleren van direct<br />

zonlicht afhankelijk van de geveloriëntatie en hoogte.<br />

Op oost- en westgevels, met name in gevallen waarbij<br />

de gevel is uitgerust met helder glas, die directe<br />

blootstelling aan de zon ervaren tijdens zonsopgang<br />

en zonsondergang, wordt vaak voor weefsels gekozen<br />

met een openheidsfactor van 3 procent of minder<br />

(aanbevolen: 1 procent). <strong>De</strong> kleinere openheidsfactor<br />

creëert een fijner filter over de ruit en verspreidt effectief<br />

zelfs de bol van de zon wanneer deze in het zicht is.<br />

Stoffen met openheidsfactoren van 4 procent of minder<br />

(aanbevolen: 2 procent) worden meestal toegepast op<br />

ramen/gevels op het zuiden. Ramen met noordelijke<br />

belichtingen zijn vaak uitgerust met stoffen met grotere<br />

openheidsfactoren, waardoor meer van het direct<br />

beschikbare omgevingslicht in de ruimte komt.<br />

Een weefsel met een lage Tv-waarde zorgt ook voor<br />

een goede diffuse daglichtregeling en beperkt de kans<br />

dat de stof te helder wordt bij het omgaan met intense<br />

daglichtomstandigheden. Vergeet niet dat witte stoffen,<br />

zelfs met lage openheidsfactoren, een zeer heldere<br />

verblindingsbron kunnen worden in combinatie met<br />

direct zonlicht.<br />

Als het ontwerpdoel is om de hoeveelheid verblindingsvrij<br />

daglicht als in een ruimte wordt toegelaten te maximaliseren<br />

teneinde de grootst mogelijke mate van energiebesparing<br />

te bereiken, is het beter weefsels met de hoge<br />

Tv-waardes te kiezen. Met een hogere Tv-waarde verhoogt<br />

men de hoeveelheid licht, zowel direct als diffuus, die<br />

door het weefsel in de ruimte wordt toegelaten.<br />

158


<strong>De</strong> scherpte en helderheid van het zicht door een<br />

weefsel kunnen worden voorspeld als een functie<br />

van de Tv-waarde en openheidsfactor. Donkere<br />

stoffen met hogere openheidsfactoren bereiken<br />

over het algemeen een hogere mate van helderheid,<br />

gevolgd door donkergekleurde stoffen met lage<br />

openheidsfactoren. Lichtgekleurde stoffen bieden<br />

meestal de meeste interferentie met het uitzicht<br />

naar buiten en bieden enigszins verwarde of<br />

gedempte versies van de omringende kleuren.<br />

Tot voor kort bestond er geen statistiek die de<br />

helderheid van de weergave definieerde om een<br />

ontwerpteam te helpen bij het specificeren van<br />

een weefsel in een specifiek project. <strong>De</strong> View<br />

Clarity Index (VCI) rangschikt de helderheid van<br />

de weergave van 0 tot 100 procent. Een waarde<br />

van 100 procent betekent dat de stof geen<br />

waarneembare interferentie veroorzaakt met het<br />

uiterlijk. Bij 50 procent zijn de meeste objecten<br />

aan de buitenkant herkenbaar, hoewel de randen<br />

wazig zijn en kleuren zichtbaar, maar uitgewassen.<br />

Een waarde van nul geeft aan dat er geen zicht<br />

is door de stof.<br />

Fabrikanten hebben kleuren ontwikkeld die<br />

het thermisch beheer verbeteren zonder het<br />

behoud van het zicht negatief te beïnvloeden.<br />

Dubbelzijdige stoffen werden geïntroduceerd<br />

om een aanzienlijk verbeterde Rs-waarde te<br />

bieden, vaak boven de 50 procent, hetgeen de<br />

warmteafstoting van de stof drastisch verbetert,<br />

zonder de helderheid van de objecten of kleuren<br />

aan de andere kant op te offeren.<br />

Samenvattend:<br />

Lichte kleuren<br />

- Lichte kleuren hebben een hogere Rs-waarde,<br />

hetgeen betekent dat er meer warmte wordt<br />

gereflecteerd. In een warme omgeving kan dit<br />

leiden tot lagere kosten voor koeling.<br />

- Lichte kleuren hebben ook een hogere Tv, ofwel<br />

geven meer verblinding dan een donkerdere<br />

kleur. Voor een ruimte waar de focus ligt op<br />

een computerscherm, kan dit een probleem<br />

veroorzaken.<br />

- Lichte kleuren behouden echter natuurlijk licht<br />

en kunnen daarom de behoefte aan lampen of<br />

bovenlichten verminderen.<br />

Donkere kleuren<br />

- Lagere Tv-waarden zorgen voor een uitstekende<br />

verblindingscontrole. Een donkerdere<br />

kleur zou een betere keuze zijn voor een<br />

entertainmentruimte.<br />

- Een hogere As betekent dat er meer licht en<br />

warmte door de stof wordt opgenomen, waardoor<br />

de kosten van koeling minder zullen worden<br />

verlaagd dan bij een lichtere kleur. In een zeer<br />

warm gebied en een raam met uitzicht op de zon<br />

gedurende de dag, is een donkere kleur misschien<br />

niet de beste keuze.<br />

- Donkere kleuren hebben overdag een beter<br />

zicht naar buiten, waardoor de omgeving beter<br />

zichtbaar is.<br />

- Donkere kleuren vertonen minder vuil dan lichte<br />

kleuren, iets dat kan worden meegewogen op<br />

basis van de locatie.<br />

159


160


BIJLAGEN<br />

161


BIJLAGE 1: KLEUREN<br />

Alles wat een individu visueel waarneemt dat niet te maken heeft met zijn of haar perceptie van vorm,<br />

grootte, oppervlaktetextuur, toon en beweging van objecten, kan 'kleur' worden genoemd.<br />

Sommige stoffen, zoals zuurstof, zijn kleurloos. Om kleur<br />

waar te nemen of een gevoel van kleur te veroorzaken,<br />

moet aan voorwaarden worden voldaan. Licht (een vorm<br />

van elektromagnetische straling) van een bepaalde<br />

golflengte moet worden uitgezonden of gereflecteerd door<br />

een object. <strong>De</strong> golflengte bepaalt of de kleur groen, rood<br />

of blauw is of een combinatie hiervan. Alleen ingeval de<br />

mens of het wezen een goed functionerend fysiologisch<br />

systeem heeft, kunnen kleuren worden waargenomen.<br />

Kleur kan alleen worden waargenomen door de<br />

aanwezigheid van licht. <strong>De</strong> meeste lichtbronnen<br />

produceren verschillende lichtgolfcombinaties. Visueel<br />

licht bestaat uit een breed scala van verschillende<br />

kleuren die kunnen worden gezien door een prisma te<br />

gebruiken. Met een prisma kan men licht splitsen in de<br />

samenstellende kleuren. Het kleurenbereik wordt wel<br />

het 'spectrum' genoemd en de kleuren, elk met een<br />

andere golflengte, zijn altijd in dezelfde volgorde, van<br />

rood aan het ene uiteinde via oranje, geel, groen, blauw<br />

en indigo tot violet aan het andere uiteinde. Rood wordt<br />

geassocieerd met lange golven, groen met middellange<br />

golven en blauw met korte golven.<br />

162


380<br />

V B G Y O R<br />

450<br />

495<br />

570<br />

590<br />

620<br />

750<br />

Color Wavelength Frequency Photon energy<br />

violet 380 - 450 nm 668 - 789 THz 2.75 - 3.26 eV<br />

blue 450 - 495 nm 606 - 668 THz 2.50 - 2.75 eV<br />

green 495 - 570 nm 526 - 606 THz 2.17 - 2.50 eV<br />

yellow 570 - 590 nm 508 - 526 THz 2.10 - 2.17 eV<br />

orange 590 - 620 nm 484 - 508 THz 2.00 - 2.10 eV<br />

red 620 - 750 nm 400 - 484 THz 1.65 - 2.00 eV<br />

Bron: quora.com<br />

Kosmische<br />

straling<br />

Röntgen<br />

straling<br />

Ultravioletstraling<br />

Zichtbaar<br />

spectrum<br />

Infrarood<br />

Radar<br />

Radio<br />

1x tot 100pm<br />

100pm tot 1nm<br />

1nm tot 380nm<br />

380nm tot 700nm<br />

700nm tot 1mm<br />

1mm tot 30cm<br />

30cm tot 100m<br />

380nm<br />

Violet<br />

380nm<br />

Violet<br />

380nm<br />

Violet<br />

380nm<br />

Violet<br />

380nm<br />

Violet<br />

380nm<br />

Violet<br />

380nm<br />

Violet<br />

Het zichtbare kleurenspectrum<br />

Bron: marijkevanloon.nl<br />

Bron: Wikipedia<br />

163


In werkelijkheid zijn heel veel verschillende kleuren in het spectrale bereik omdat het bereik naadloos<br />

is en de ene kleur geleidelijk overgaat in de andere. Elke kleur heeft zijn eigen golflengte van licht die<br />

het menselijk oog stimuleert om de verschillende kleursensaties te produceren.<br />

Als we zeggen dat een sinaasappel oranje is, zou het nauwkeuriger zijn om te zeggen dat een gevoel<br />

van oranje wordt gegenereerd door een gebied van het netvlies (aan de achterkant van het oog) dat<br />

overeenkomt met waar lichtstralen van de sinaasappel worden ontvangen.<br />

Anatomie van het oog<br />

Netvlies (retina)<br />

Straalachtig lichaam<br />

Vaatvlies<br />

Hoornvlies<br />

Oogzenuw<br />

Iris<br />

Lens<br />

Blinde vlek<br />

Harde oogrok (sclera)<br />

Glasachtig lichaam<br />

© Oogfonds<br />

Bron: oogfonds.nl<br />

Wit licht bevat drie primaire kleuren: rood, groen en blauw. <strong>De</strong>ze kleuren zijn 'primair' omdat het<br />

kleuren op zichzelf zijn en zij niet kunnen worden gerepliceerd door andere kleuren (licht) te mengen.<br />

Wanneer de drie opnieuw worden gecombineerd, leveren ze wit licht op, een proces dat 'additive color'<br />

wordt genoemd en dat wordt bijvoorbeeld gebruikt in projectoren en computerschermen.<br />

Ze kunnen worden gecombineerd om elke andere kleur te creëren en worden ook wel 'spectrale'<br />

kleuren genoemd.<br />

In pigmenten, kleurstoffen en inkten komen die primaire kleuren bijna altijd terug. Ze kunnen worden<br />

gemengd om een andere kleur te produceren en staan bekend als subtractieve primaire kleuren omdat<br />

elke kleur die een combinatie is het resultaat is van het aftrekken (of absorberen) van wit licht, gedeeltelijk<br />

of volledig . <strong>De</strong>ze eigenschappen worden gebruikt door schilders en drukkers. Als alle drie de kleuren<br />

worden gemengd, wordt een zwarte kleur gemaakt.<br />

164


165


BIJLAGE 2: GREENGARD GOLD (LEED) CERTIFICAAT<br />

The Low-Emitting Materials Third Party Certification table lists acceptable<br />

certifications and programs for the LEED v4 EQ Credit Low-Emitting Materials.<br />

LEED v4 EQ Credit Low-Emitting Materials Third Party Certifications and Labels September 8, 2021<br />

The following table lists acceptable certifications and programs for EQ Credit Low Emitting Materials.<br />

Note that the LEED v4 credit also requires reporting on TVOC levels. The programs deemed acceptable<br />

may already include this information-if they do not, project teams must request this additional<br />

information.<br />

Certification or<br />

Program<br />

BIFMA level (if 7.6.1<br />

and/or 7.6.2 were<br />

achieved in e3- 2011<br />

or later)<br />

Benchmark VOC<br />

Green Building<br />

Product<br />

FloorScore<br />

Green Label Plus<br />

Green Seal GS-11<br />

(Edition 4.0)<br />

Intertek Clean Air<br />

Silver<br />

Program<br />

Documents and<br />

Revision Dates<br />

ANSI/BIFMA e3-2011<br />

11/17/11<br />

WI-012 Version 0,<br />

Revision 8/30/2018<br />

SCS-EC10.3-2014<br />

September 2015<br />

Process and<br />

Procedures Manual<br />

11/10/2015<br />

GS-11 Standard for<br />

Paints, Coatings,<br />

Stains, and<br />

Sealers, Edition 4.0<br />

September 2021<br />

A2LA accreditation<br />

3/15/2016<br />

Testing Standard<br />

Referenced in Credit<br />

ANSI/BIFMA M7.1-<br />

2011<br />

CDPH Standard<br />

Method v1.1<br />

ANSI/BIFMA M7.1-<br />

2011 (R2016)<br />

Composite Wood<br />

Products Regulation<br />

CDPH Standard<br />

Method v1.1<br />

CDPH Standard<br />

Method v1.1<br />

CDPH Standard<br />

Method v1.2-2017<br />

CARB<br />

ANSI/BIFMA M7.1-<br />

2011<br />

General Emissions<br />

Evaluation<br />

Yes<br />

Yes Hard surface<br />

flooring and flooring<br />

adhesives<br />

Yes Carpet, adhesive<br />

and cushion<br />

Yes<br />

Emissions and Content Requirements Eligibility<br />

VOC Content for<br />

Wet-Applied<br />

Yes<br />

Composite Wood<br />

Evaluation<br />

Yes (if certificate<br />

includes NAF or<br />

ULEF exemption)<br />

Furniture Evaluation<br />

Yes<br />

Yes (ANSI/BIFMA<br />

e3-7.6.2)<br />

Yes (ANSI/BIFMA<br />

e3-7.6.1)<br />

Certification or<br />

Program<br />

Intertek Clean Air<br />

Gold<br />

MAS Certified Green<br />

NSF/ ANSI 332<br />

SCS Indoor<br />

Advantage Gold—<br />

Building Materials<br />

SCS Indoor<br />

Advantage —<br />

Furniture<br />

SCS Indoor<br />

Advantage Gold—<br />

Furniture<br />

TPC list CARB<br />

ULEF label or CARB<br />

Exempt<br />

UL Greenguard<br />

Certified<br />

Program<br />

Documents and<br />

Revision Dates<br />

A2LA accreditation<br />

3/15/2016<br />

MAS CG Program<br />

Summary <strong>De</strong>c 2012<br />

NSF 332-2015 Jan<br />

2015<br />

SCS-EC10.3-2014<br />

September 2015<br />

SCS-EC10.3-2014<br />

September 2015<br />

SCS-EC10.3-2014<br />

September 2015<br />

Per CARB website<br />

UL 2818 3/14/2014<br />

and UL 2821<br />

3/14/2014<br />

Testing Standard<br />

Referenced in Credit<br />

CDPH Standard<br />

Method v1.1<br />

ANSI/BIFMA M7.1-<br />

2011<br />

CDPH Standard<br />

Method v1.1<br />

CARB or SCAQMD<br />

ANSI/BIFMA M7.1-<br />

2011<br />

CDPH Standard<br />

Method v1.1<br />

CDPH Standard<br />

Method v1.1<br />

CARB or SCAQMD<br />

ANSI/BIFMA M7.1-<br />

2011<br />

ANSI/BIFMA M7.1-<br />

2011<br />

Composite Wood<br />

Products Regulation<br />

ANSI/BIFMA M7.1-<br />

2011<br />

General Emissions<br />

Evaluation<br />

Yes<br />

Yes<br />

Yes resilient flooring<br />

Yes<br />

Emissions and Content Requirements Eligibility<br />

VOC Content for<br />

Wet-Applied<br />

Yes<br />

Yes<br />

Composite Wood<br />

Evaluation<br />

Yes<br />

Furniture Evaluation<br />

Yes (ANSI/BIFMA<br />

e3-7.6.2)<br />

Yes<br />

Yes (ANSI/BIFMA e3<br />

7.6.1)<br />

Yes (ANSI/BIFMA e3<br />

7.6.2)<br />

Yes (ANSI/BIFMA e3<br />

7.6.1)<br />

166


Certification or Program<br />

UL Greenguard Gold<br />

Berkeley Analytical<br />

ClearChem<br />

Collaborative for High<br />

Performance Schools<br />

(CHPS)<br />

Blue Angel Floor<br />

Covering Adhesives<br />

and other Installation<br />

Materials<br />

Blue Angel Elastic<br />

floorings<br />

Blue Angel Textile<br />

floorings<br />

Blue Angel Thermal<br />

Insulation Material and<br />

Suspended Ceilings<br />

Program Documents<br />

and Revision Dates<br />

UL 2818 3/14/2014 and<br />

UL 2821 3/14/2014<br />

BkA-CC-01.2 8/31/2015<br />

Procedures and<br />

Standards for Product<br />

Inclusion Version 2.0 +<br />

July 2012 CHPS Criteria<br />

Interpretation 7/1/2012<br />

RAL UZ 113 May 2009<br />

RAL UZ 120April 2010<br />

RAL UZ 128 July 2011<br />

RAL UZ 132 Oct 2010<br />

Testing Standard<br />

Referenced in Credit<br />

CDPH Standard Method<br />

v1.1<br />

ANSI/BIFMA M7.1-2011<br />

CDPH Standard Method<br />

v1.1<br />

CARB or SCAQMD<br />

CDPH Standard Method<br />

v1.1<br />

AgBB<br />

AgBB<br />

AgBB<br />

AgBB<br />

General Emissions<br />

Evaluation<br />

Yes<br />

Acceptable for first party claims<br />

Yes<br />

Yes products with<br />

selfcertified claims<br />

but excluding products<br />

recognized only via CHPS<br />

approved thirdparty<br />

certifications<br />

For projects outside the U.S.<br />

Yes** (if additional<br />

low formaldehyde<br />

requirement is also met)<br />

Yes** (if additional<br />

low formaldehyde<br />

requirement is also met)<br />

Yes** (if additional<br />

low formaldehyde<br />

requirement is also met)<br />

Yes** (if additional<br />

low formaldehyde<br />

requirement is also met)<br />

Emissions and Content Requirements Eligibility<br />

VOC Content for Wet-<br />

Applied<br />

Yes<br />

Composite Wood<br />

Evaluation<br />

Furniture Evaluation<br />

Yes (ANSI/BIFMA e3<br />

7.6.2)<br />

Certification or Program<br />

Program Documents<br />

and Revision Dates<br />

Testing Standard<br />

Referenced in Credit<br />

General Emissions<br />

Evaluation<br />

Emissions and Content Requirements Eligibility<br />

VOC Content for Wet-<br />

Applied<br />

Composite Wood<br />

Evaluation<br />

Furniture Evaluation<br />

Blue Angel Flooring<br />

underlays (cushion)<br />

RAL UZ 156 Feb 2011<br />

AgBB<br />

Yes** (if additional<br />

low formaldehyde<br />

requirement is also met)<br />

eco-INSTITUT-Label<br />

Construction products<br />

& floor coverings March<br />

2015<br />

AgBB<br />

Yes** (if additional<br />

low formaldehyde<br />

requirement is also met)<br />

NaturePLUS<br />

GL0100, GL0400,<br />

GL0600, GL0700,<br />

GL0800, GL0900,<br />

GL1000, GL1200,<br />

GL1300, GL1400, GL1700,<br />

GL1800 June 2015<br />

AgBB<br />

EMICODE EC1 07/28/2010 AgBB<br />

EMICODE EC1 PLUS 7/28/2010<br />

GUT GUT Test Criteria 2011<br />

Indoor Air Comfort<br />

Indoor Air Comfort GOLD<br />

Blue Angel Composite<br />

wood panels<br />

Indoor Air Comfort<br />

version 7 May 2021<br />

Indoor Air Comfort<br />

version 7 May 2021<br />

AgBB+ low formaldehyde<br />

requirement<br />

AgBB + low<br />

formaldehyde<br />

requirement<br />

EN 16516<br />

AgBB + low<br />

formaldehyde<br />

requirement<br />

Yes** (if additional<br />

low formaldehyde<br />

requirement is also met)<br />

Yes** (if additional<br />

low formaldehyde<br />

requirement is also<br />

met. EMICODE has<br />

formaldehyde limit of 50<br />

μg/m3 after 3 days)<br />

Yes***<br />

Yes textile floorings<br />

Yes***<br />

Yes***<br />

Yes<br />

Yes Yes Yes<br />

RAL-UZ 76 Apr 2011 EN-717-1:2004 Yes<br />

Byggvaru bedömningen (BVB) November 9, 2011 EN-717-1:2004<br />

Yes, Recommended<br />

criteria met in 8.3<br />

Certification or Program<br />

Program Documents<br />

and Revision Dates<br />

Testing Standard<br />

Referenced in Credit<br />

General Emissions<br />

Evaluation<br />

Emissions and Content Requirements Eligibility<br />

VOC Content for Wet-<br />

Applied<br />

Composite Wood<br />

Evaluation<br />

Furniture Evaluation<br />

French VOC emissions<br />

labeling<br />

March 25, 2012 ISO 16000 Yes, Class A or A+<br />

Finnish Emission<br />

Classification of Building<br />

Materials<br />

TÜVRheinland Green<br />

Product Mark Furniture<br />

Taiwan Healthy Building<br />

Material Label<br />

M1-The emission<br />

classification of building<br />

materials November<br />

15, 2017<br />

ISO 16000 + low<br />

formaldehyde<br />

requirement<br />

Yes, M1<br />

LVI 05-10440 en EN-717-1:2004 Yes, M1<br />

M1- The emission<br />

classification of building<br />

materials November<br />

15, 2017<br />

ANSI/BIFMA M7.1-2011<br />

Yes, M1 (ANSI/BIFMA e3<br />

7.6.2)<br />

2PfG E1992:12.2012 ANSI/BIFMA M7.1-2011 Yes (ANSI/BIFMA e3 7.6.1)<br />

Operation Directions for<br />

Taiwan Healthy Building<br />

Material Label and<br />

v1/02.11.2019<br />

CDPH Standard Method<br />

v1.2-2017<br />

**The formaldehyde limit of 10 μg/m3 at 28 days must also be met when using the AgBB alternative, as specified for class A+ in French compulsory VOC emission class labeling.<br />

***Additional information regarding the formaldehyde limit at 28 days is not required for products meeting EMICODE EC1plus. Additionally, products meeting EMICODE EC1 or EC1plus<br />

automatically meet the wet-applied VOC content requirements, without additional documentation.<br />

Yes<br />

167


BIJLAGE 3: OEKO-STANDAARD<br />

STANDARD 100 van OEKO-TEX® is een label<br />

waaruit blijkt dat het textiel is getest op<br />

toepassing van schadelijke stoffen.<br />

<strong>De</strong> standaard geeft aan dat het artikel is<br />

getest op schadelijke stoffen en dat het artikel<br />

daarom onschadelijk is voor de menselijke<br />

gezondheid. <strong>De</strong> test wordt uitgevoerd door onze<br />

onafhankelijke OEKO-TEX®-partnerinstituten op<br />

basis van in een catalogus vastgelegde criteria.<br />

<strong>De</strong> test houdt rekening met tal van gereguleerde en<br />

niet-gereguleerde stoffen, die schadelijk kunnen zijn<br />

voor de menselijke gezondheid. In veel gevallen gaan<br />

de grenswaarden voor de STANDARD 100 verder dan<br />

nationale en internationale eisen. <strong>De</strong> criteriacatalogus<br />

wordt minstens één keer per jaar bijgewerkt en<br />

uitgebreid met nieuwe wetenschappelijke kennis of<br />

wettelijke vereisten.<br />

In principe zijn alle textielartikelen in elke fase van de<br />

verwerking geschikt voor een STANDARD 100-certificering<br />

en het kan dus gaan om halffabrikaten of afgewerkte<br />

artikelen, zoals bijvoorbeeld babytextiel, kleding,<br />

huistextiel of decoratieve materialen.<br />

<strong>De</strong> productklasse IV omvat decoratiematerialen en omvat<br />

alle artikelen, inclusief initiële producten en accessoires<br />

die worden gebruikt voor meubels en interieur (zoals<br />

tafelkleden, gordijnen, meubelstoffen)<br />

168


169


BIJLAGE 4: EIGENSCHAPPEN TECHNISCHE WEEFSELS<br />

Weefsels voor toepassing binnen: voorbeeld Kvadrat technical fabrics<br />

812 816<br />

KVADRAT TECHNICAL FABRICS<br />

Originals<br />

849 878 890<br />

103<br />

Comfort screen<br />

203<br />

Silver screen<br />

Omniscreen<br />

3%<br />

Silverscreen<br />

2% Low E<br />

Silverscreen<br />

4%<br />

Openness factor (%) 5 23 2 0 0 3 3 3-4 2 4<br />

Energy behaviour:<br />

Absorption in % 29 27 30 29 30 31 13 20 15 17<br />

Reflection in % 62 44 65 68 70 62 82 74 82 77<br />

Transmission in % 9 29 5 3 0 7 5 6 3 6<br />

Composition Trevira CS Trevira CS Trevira CS Trevira CS Laminated PVC 75% PVC 75% PVC 75%<br />

Polyester PET 25% PET 25% PET 25%<br />

Weight (g/m2) 95 70 132 142 325 250 450 440 400 400<br />

Thickness (mm) 0,2 0,23 0,26 0,23 0,33 0,44 0,58 0,55 0,5 0,5<br />

Certification:<br />

OEKO TEX 100 IV V V V V V V V V<br />

GreenGuard Gold (LEED) V V V V V V V<br />

Flame retardant V V V V V V V V V V<br />

Anti microbial V V V V V<br />

PVC-free V V V V V<br />

Helioscreen<br />

Serge 3% Serge 1% Staccato Scale<br />

Openness factor (%) 3 1 5 5<br />

Energy behaviour:<br />

Absorption in % 14 61 65 72<br />

Reflection in % 67 32 28 21<br />

Transmission in % 19 7 7 7<br />

Composition PVC coated PVC coated PVC coated PVC coated<br />

Glass fiber Glass fiber Glass fiber Glass fiber<br />

Glass 41,5% Glass 41,5% Glass 41% Glass 41%<br />

PVC 58,5% PVC 58,5% PVC 59% PVC 59%<br />

Weight (g/m2) 544 474 457 601<br />

Thickness (mm) 0,8 0,6 0,58 0,79<br />

Certification:<br />

OEKO TEX 100 IV V V<br />

Flame retardant V V V V<br />

BREEAM<br />

Visueel comfort is een belangrijk aspect in BREEAM,<br />

een toonaangevende en de meest gebruikte<br />

milieubeoordelingsmethode voor gebouwen In Europa.<br />

Er zijn meerdere credits te verdienen, afhankelijk<br />

van de toegepaste stoffen, voor het managen van<br />

daglichttoetreding, verblindingscontrole en uitzicht naar<br />

buiten. Stoffen dragen veelal ook bij aan thermisch<br />

comfort en energiebesparing.<br />

Zonweringsstoffen helpen om credits te verkrijgen in<br />

verschillende categorieën:<br />

- Vermindering van het energieverbruik van het<br />

gebouw (MAN 05)<br />

- Visueel comfort (HEA 01)<br />

- Kwaliteit van de binnenlucht (HEA 02)<br />

- Thermisch comfort (HEA 03)<br />

- Akoestische prestaties (HEA 05)<br />

- Vermindering van de CO2-uitstoot (ENE 1)<br />

- Innovatie (IN1)<br />

<strong>De</strong> Nederlandse versie van BREEAM eist zelfs een<br />

verblindingsklasse van 3.<br />

170


LEED<br />

LEED is het Noord-Amerikaanse equivalent van BREEAM<br />

en staat voor Leadership in Energy and Environmental<br />

<strong>De</strong>sign. Het doel is om milieubewustzijn te stimuleren<br />

bij overheidsinstanties, architecten, ingenieurs,<br />

ontwikkelaars en bouwers. <strong>De</strong> nieuwste versie van LEED<br />

heet LEED v4. LEED v4 hanteert een meer op prestaties<br />

gebaseerde benadering van ontwerp, bewerkingen en<br />

onderhoud die meetbare resultaten vereist gedurende de<br />

hele levenscyclus van een project.<br />

Zonweringsstoffen helpen om credits te verkrijgen in<br />

verschillende categorieën:<br />

- Ecologisch siteontwerp<br />

- Energie en sfeer<br />

- Materialen en middelen<br />

- Kwaliteit van het interieur (lage emissies,<br />

natuurlijke ventilatie, thermisch comfort,<br />

natuurlijke verlichting en akoestisch comfort)<br />

- Innovatie<br />

171


172


9PARAMETRISCH ONTWERPEN<br />

173


PARAMETRISME<br />

Parametrisme is een stijl die rond het eind van de 20ste eeuw, begin 21ste eeuw binnen de architectuur<br />

en productontwerp opkwam. <strong>De</strong> architecte Zaha Hadid wordt wel gezien als de grondlegger ervan.<br />

Bij het ontwerpproces wordt veel gebruikgemaakt van parametervergelijkingen en het leunt sterk op<br />

het gebruik van software, algoritmes en computers. Vanaf circa 2020 worden zo niet alleen delen van<br />

de buitenschil van gebouwen ontworpen, maar ook plattegronden en zichtlijnen.<br />

Kenmerkend aan gebouwen met een parametrische<br />

vormgeving zijn patronen die vaak driedimensionaal zijn<br />

uitgevoerd. <strong>De</strong> patronen bij het parametrisme hangen<br />

niet geheel los of vast in een raster, maar hebben wel<br />

een zekere samenhang die door berekeningen (de<br />

parametervergelijkingen) worden samengesteld. <strong>De</strong>ze<br />

patronen veranderen veelal over een bepaalde afstand.<br />

Bij parametrische ontwerpen van gebouwen wordt<br />

er vaak voor gekozen functies niet in de vormgeving<br />

terug te laten komen, zoals bij het rationalisme en het<br />

futurisme gebruikelijk was. Ontwerpen hebben vaak een<br />

duidelijk hoofdvorm waarin de functionele ruimtes veelal<br />

in elkaar overlopen zonder dat ze goed te scheiden zijn.<br />

Zaha Hadid<br />

Zaha werd geboren op 31 oktober 1950 in Bagdad, Irak,<br />

studeerde eerst wiskunde aan de Amerikaanse universiteit<br />

in Beiroet, Libanon, en studeerde daarna architectuur<br />

bij de Architectural Association in Londen, waar zij ook<br />

voor het eerst architect Rem Koolhaas heeft ontmoet.<br />

Na haar afstuderen in 1977 werkte ze bij het Office for<br />

Metropolitan Architecture (OMA) van architect Rem<br />

Koolhaas. In 1979 begon ze haar eigen bureau. Haar<br />

ontwerpen van die tijd zijn in de deconstructivistische<br />

stijl: hoekige meetkundige vlakken geïnspireerd door het<br />

suprematisme van Malevitsj en El Lissitzky. Langzamerhand<br />

werd haar werk minder bruut en confronterend.<br />

Naderhand kregen de ontwerpen van haar hand een veel<br />

meer sensueel lijnenspel; de gebouwen kregen ook ronde<br />

welvingen. Ze behaalde vervolgens de beste score bij<br />

verschillende internationale prijsvragen. <strong>De</strong>ze ontwerpen<br />

bleven allemaal ongebouwd. Haar eerste belangrijke<br />

uitgevoerde ontwerp in Europa was in 1993 de brandweerkazerne<br />

op het fabrieksterrein van Vitra in Weil<br />

am Rhein. Daarna volgde een lange rij van ontwerpen,<br />

verwierf zij internationale bekendheid en kon zij over de<br />

hele wereld indrukwekkende gebouwen realiseren.<br />

1992: Vitra Fire Station (1989–93) in<br />

Weil am Rhein, Duitsland<br />

1993: IBA Housing (1989–93) in Berlin, Duitsland<br />

1999: Millennium Dome in Greenwich, UK<br />

2002: Skischans in Innsbruck, Oostenrijk<br />

2003: Contemporary Arts Center in Cincinnati, USA<br />

2005: Centrale Gebouw van de BMW-fabriek<br />

in Leipzig, Duitsland<br />

2008: Pabellón Puente (brug) voor de Wereldtentoonstelling,<br />

Zaragoza, Spanje<br />

2012: Aquatics Centre voor de Olympische<br />

Zomerspelen 2012 te Londen, UK<br />

Als industrieel vormgever ontwierp zij ook loungezetels,<br />

ergonomische kookeilanden, bouwbeslag, een conceptauto<br />

en damesschoenen. Voor de Amerikaanse kunsthandelaar<br />

Kenny Schachter bedacht zij een acht meter<br />

174


Zaha Hadids laatste project:<br />

het One Thousand Museum in Miami, VS<br />

175


lange aerodynamische speedboot met asymmetrische<br />

vormen. Hadids bureau bedacht ook het decor voor een<br />

tournee van de Pet Shop Boys.<br />

Aan het einde van haar leven was haar eigen bureau<br />

(Zaha Hadid Architects in Londen) uitgegroeid tot een<br />

organisatie met bijna 400 werknemers en had zij meer<br />

dan 950 projecten gerealiseerd in 44 landen.<br />

<strong>De</strong> architecte overleed op 31 maart 2016 aan een<br />

hartaanval. Ze verbleef op dat moment in een ziekenhuis<br />

in Miami voor een behandeling in verband met bronchitis.<br />

Parametrisch ontwerpen<br />

Bij parametrisch ontwerpen wordt op basis van data en<br />

relaties tussen onderdelen een ontwerp gegenereerd.<br />

Essentieel daarbij is het leggen van relaties. Het is een<br />

digitaal proces, waarbij in een model de gevolgen van<br />

veranderingen of alternatieven worden doorgerekend.<br />

Kennis is verwerkt in een datamodel dat werkt als een<br />

dynamisch systeem.<br />

Menselijke hersenen kunnen maar een paar variabelen<br />

tegelijk aan. Met parametrisch ontwerpen is het mogelijk<br />

geworden heel veel alternatieven tegen elkaar af te<br />

wegen; eigenlijk realiseer je het ontwerp door variaties<br />

door te rekenen met gespecialiseerde software en<br />

daarmee de gevolgen duidelijk te krijgen. Bovendien kun<br />

je (met artificial intelligence) het systeem ook proactief<br />

vragen suggesties te doen.<br />

Bij parametrisch ontwerpen (geïnformeerd ontwerpen of<br />

associatief ontwerpen) kunnen dankzij de inzet van algoritmes<br />

ontwerpen worden gegenereerd in plaats van dat<br />

deze zelf worden gemaakt: men noemt het daarom ook<br />

wel generatief ontwerpen.<br />

Naast het ontwerpen van complexe geometrie en constructies<br />

biedt parametrisch ontwerpen ook mogelijkheden<br />

om tot in een laat stadium van het ontwerpproces<br />

wijzigingen in een responsief model door te voeren.<br />

<strong>De</strong> aanpassingen en scenario’s kunnen worden getest<br />

en gevolgen worden inzichtelijk gemaakt.<br />

Omdat bij het ontwerpen ook parameters kunnen worden<br />

toegevoegd (geometrische beperkingen, constructieve<br />

eisen, materiaaleigenschappen) ontstaat ook een beter<br />

inzicht in de gevolgen voor de realisatie of productie in<br />

het geval van een industrieel productieproces.<br />

Een parametrisch proces reduceert de foutkans en maakt het<br />

mogelijk de verschillende ontwerpen inzichtelijk te maken<br />

onder meer door simulatie. Er bestaat een grotere ontwerpvrijheid,<br />

zonder dat de efficiency direct in gevaar komt.<br />

In het proces moeten er relaties (bewerkingslogica)<br />

tussen de parameters bestaan. <strong>De</strong> ontwerper definieert<br />

niet alleen de parameters maar ook de bewerkingslogica<br />

(modelleren). <strong>De</strong> software werkt dus volgens de definities<br />

van de ontwerper, waarbij de ontwerper steeds in staat<br />

is het model bij te sturen. Vaak wordt zo’n model door<br />

architecten in samenwerking met programmeurs<br />

gemaakt. Modelleren is complex, maar niet ieder project<br />

begint bij nul. <strong>De</strong> modellen kunnen namelijk prima<br />

worden hergebruikt in andere projecten.<br />

Parametrisch ontwerpen leidt dus wel tot een verschuiving<br />

van werkzaamheden. Van herhaaldelijk repetitief werk naar<br />

176


projectoverstijgend investeren in goede modellen en<br />

tijdens de projecten is er dan meer tijd voor integrale<br />

afstemming en het creëren van echte meerwaarde<br />

(planverbetering, kostenverlaging etc.).<br />

<strong>De</strong> rol van de architect bij parametrisch ontwerpen<br />

Door de inzet van algoritmes – die door de architect in<br />

samenwerking met programmeurs worden gemaakt –<br />

kunnen er ontwerpen worden gegenereerd (generatief<br />

ontwerpen). <strong>De</strong> rol van de architect verandert hierdoor;<br />

uit al de mogelijke alternatieven dient immers een<br />

optimale oplossing gekozen te worden. <strong>De</strong> architect is<br />

zo beter in staat om zijn tijd efficiënt te besteden aan<br />

andere aspecten van het gebouw.<br />

Visueel programmeren<br />

Tegenwoordig wordt steeds meer de visuele wijze<br />

van parametrisch ontwerpen gebruikt, omdat deze<br />

laagdrempeliger en toegankelijker is. Door visueel<br />

programmeren ontstaat de mogelijkheid om een logisch<br />

model op te zetten zonder tekstuele code.<br />

In het geval van tekstueel programmeren wordt ook wel<br />

gesproken over een ‘codebenadering’, bij scripting van een<br />

‘low codebenadering’ (scripting biedt een tekstuele programmeerwijze<br />

om voorgeprogrammeerde bouwblokken<br />

te combineren) en bij parametrisch modelleren van een ‘no<br />

codebenadering’, omdat er visueel geprogrammeerd wordt.<br />

Parametrisch modelleren biedt belangrijke nieuwe<br />

mogelijkheden om logica en redenaties vast te leggen<br />

in de computer en geautomatiseerd ‘af te spelen’. Bij<br />

verandering van een parameter (input) wordt het logisch<br />

model opnieuw berekend langs de gedefinieerde relaties.<br />

Voorbeelden van veelgebruikte visuele softwarepakketten<br />

zijn Grasshopper, Dynamo en Generative-<br />

Components. Het is tegenwoordig ook mogelijk om<br />

parametrische modellen in een online of gedeelde<br />

omgeving te gebruiken, zodat alleen een webbrowser<br />

nodig is om toegang te verkrijgen tot het model.<br />

Spreadsheets zijn strikt genomen geen parametrische software,<br />

maar gedragen zich hetzelfde. Er kunnen parameters<br />

(getallen in een cel) worden gedefinieerd en relaties<br />

worden gelegd (formules toevoegen). Bij veranderingen in<br />

de invoer worden wijzigingen door de gedefinieerde logica<br />

automatisch verwerkt in de spreadsheet.<br />

Het gebruik van parametrische software is sterk in opkomst<br />

in aanvulling op BIM, maar biedt ook steeds meer<br />

koppelingen naar andere simulatie- en analyse software,<br />

die vaak gebruikt kunnen worden als plug-in. Om<br />

optimaal gebruik te maken van Grasshopper heb je plugins<br />

nodig. Zo helpt de Kangaroo-plug-in de constructie<br />

van je ontwerp te optimaliseren (form-finding) en helpt<br />

de Ivy-plug-in bij het maken van tweedimensionale<br />

oppervlakken van een driedimensionaal ontwerp,<br />

hetgeen vaak nodig is om een ontwerp te produceren.<br />

Parametrisch ontwerp kan ook gemakkelijk worden<br />

ingezet om stakeholders te overtuigen en daardoor<br />

betere keuzes te maken. Je kunt ze live laten zien wat de<br />

consequenties zijn van bepaalde keuzes. Als we weten<br />

dat het meeste licht uit het zuiden en het oosten komt,<br />

is dat een goede reden om bepaalde ruimtes daarop<br />

te oriënteren. Grasshopper helpt om inzicht krijgen in<br />

hoelang de zon gedurende de dag naar binnen schijnt en<br />

hoeveel daglicht daadwerkelijk binnenkomt.<br />

177


178


Uitgangspunten kiezen<br />

Zo kan met parametrisch ontwerpen bijvoorbeeld de gezondheid<br />

en het welzijn van de gebruikers van gebouwen centraal<br />

gesteld worden. Het gaat dan niet primair om een bijzonder<br />

ontwerp van een gebouw als doel, maar door een parametrisch<br />

model als optimalisatieproces in te zetten kan het een gebouw<br />

ook meetbaar gezonder en duurzamer worden gemaakt.<br />

Om een parametrisch model te creëren, worden data en relaties<br />

tussen delen van een bouwwerk geanalyseerd op basis van<br />

algoritmes. <strong>De</strong> algoritmes kunnen bijvoorbeeld worden ingezet<br />

om een optimale hoeveelheid daglicht in een pand te krijgen.<br />

Voor BREEAM en WELL zou je graag de eisen voor lichtinval<br />

maximaliseren, terwijl je tegelijkertijd ook de opwarming wilt<br />

minimaliseren, zodat je geen grote klimaatinstallatie nodig hebt.<br />

Veel architecten neigen dan naar een glazen gebouw, maar dat<br />

past helemaal niet meer in deze tijd. 9001<br />

Link tussen welzijn, welbevinden en de gevel<br />

<strong>De</strong> link tussen gezondheid, welzijn en welbevinden en de gevel<br />

is via licht en ventilatie snel gelegd. Omdat de gevel onderdeel<br />

uitmaakt van de gebouwschil, expliciet een belangrijke focus<br />

van de architect, ligt hier een belangrijk kruispunt. Kijkend<br />

naar de gebouwschil vormt de gevel immers ook meestal een<br />

belangrijk onderdeel van de signatuur van het ontwerp.<br />

Met parametrisch ontwerpen ontwikkel je meer continu,<br />

in plaats van op basis van trial en error totdat er een<br />

ontwerpoptimum is bereikt. Het optimum ligt normaal<br />

gezien vooraf vast. Wijzigingen in een ontwerp zijn haast<br />

onontkoombaar, maar veel efficiënter door te voeren op<br />

basis van parametrisch ontwerpen.<br />

179


Als een gevel geprogrammeerd is aan de hand van<br />

diverse elementen en eisen in een dataset, kun<br />

je die altijd opnieuw laten genereren op basis van<br />

aanpassingen in het ontwerp. Dat levert ook nog eens<br />

tijd- en geldwinst op. Parametrisch ontwerpen is in<br />

het voortraject tijdsintensief, maar achteraf levert die<br />

digitaliseringsslag alleen maar winst op. 9001<br />

Waarom associatief ontwerpen?<br />

Parametrisch ontwerpen kan ook worden aangeduid<br />

als ‘parametrisch en associatief ontwerpen’. Associatief<br />

betekent dat er relaties (bewerkingslogica) tussen de<br />

parameters bestaan. Bij parametrisch ontwerpen moet<br />

de ontwerper niet alleen de parameters maar ook de<br />

bewerkingslogica expliciet definiëren (modelleren).<br />

Dit betekent feitelijk dat parametrisch ontwerpen precies<br />

gaat doen wat de ontwerper wil bereiken. <strong>De</strong> software<br />

is geen ‘black box’ die zijn interne werking verbergt; de<br />

ontwerper definieert de regels, kent de waardes toe, kan<br />

precies zien wat er gebeurt en initieert de aanpassingen.<br />

Het parametrisch model versterkt het creatieve proces<br />

door te laten zien hoeveel er binnen de gestelde<br />

randvoorwaarden mogelijk is. Vaak is dat veel meer dan<br />

de ontwerper op voorhand zou bedenken. Gedurende het<br />

proces is het mogelijk waardes toe te voegen en aan te<br />

passen. Zo wordt het model steeds verfijnder, totdat het<br />

gewenste resultaat is bereikt.<br />

of andere sferische constructies, kan een parametrisch<br />

model helpen om snel een 3D-model te genereren.<br />

Productie<br />

Bij een hoge mate van herhaling van dezelfde soort<br />

berekeningen, kunnen parametrische modellen<br />

het productieproces versnellen, bijvoorbeeld door<br />

het genereren van hoeveelheden, rapporten en<br />

ontwerptekeningen.<br />

Optimalisatie<br />

Constructies waarvoor een volledig parametrisch model<br />

is gemaakt, zijn vaak geschikt voor optimalisatiestudies.<br />

Evolutionaire algoritmes worden ingezet om efficiëntere<br />

optimalisaties uit te voeren. Galapagos van Grasshopper<br />

is een voorbeeld van een dergelijk algoritme.<br />

Flexibiliteit<br />

Flexibiliteit is waardevol tijdens het ontwerpproces. Aan<br />

het begin van een ontwerpproces is nog veel onduidelijk.<br />

Een parametrisch model stelt de ontwerper in staat snel<br />

veranderingen door te voeren en de gevolgen daarvan<br />

in kaart te brengen. Als er wijzigingen optreden, hoeven<br />

dezelfde handelingen niet opnieuw te worden uitgevoerd.<br />

In de markt is er wellicht sprake van een zekere<br />

terughoudendheid ten aanzien van het gebruik van een<br />

nieuwe technologie. Daarnaast vraagt parametrisch<br />

ontwerpen ook een andere werkwijze.<br />

Belangrijkste motieven voor parametrisch ontwerpen:<br />

Vormgeving<br />

Bij complexe vormen, zoals dubbel gekromde vlakken<br />

Parametrisch ontwerpen kan leiden tot een verschuiving<br />

van werkzaamheden en herhaaldelijk repetitief werk naar<br />

meer tijd voor integrale afstemming.<br />

Mogelijk zou het ook kunnen leiden tot andere business-<br />

180


en verdienmodellen. Betaalt de markt voor het leveren<br />

van een ontwerp, voor elke variant, voor het inzicht in<br />

ontwerpkeuzen of voor de toegevoegde waarde een advies?<br />

Zeer waarschijnlijk zal er een verschuiving zijn naar meer<br />

hoogwaardig advies waarbij de kwaliteit van de oplossing,<br />

bijdrage of besparing aan het ontwerp telt in plaats van<br />

een vergoeding voor het leveren van de eerste oplossing.<br />

<strong>De</strong> voorzichtige conclusies voor parametrisch ontwerpen:<br />

- Het proces is accuraat, er wordt exact voldaan aan<br />

vooraf gegeven regels.<br />

- Meer constante kwaliteit en minder menselijke fouten.<br />

- Modellen kunnen worden hergebruikt in andere<br />

projecten.<br />

- Simulatie maakt het mogelijk verschillende ontwerpoplossingen<br />

te verkennen en inzichtelijk te maken.<br />

- <strong>De</strong> relatieve prestatie ten opzichte van<br />

alternatieven kan worden gekwantificeerd.<br />

- Oplossingen kunnen worden geoptimaliseerd.<br />

- Het geeft flexibiliteit voor het ontwerpproces,<br />

er kan worden geanticipeerd op wijzigingen.<br />

- Ontwerpvrijheid wordt behouden.<br />

- Het proces wordt efficiënter: minder inzet en<br />

verkorting van doorlooptijd.<br />

Notes<br />

9001 Lennaert van Capelleveen oprichter van ArchiTech Company<br />

Geraadpleegde bronnen:<br />

- Interview Maria Selkou (1985), architect bij ZJA Zwarts & Jansma Architecten<br />

voor de BNA Academy<br />

- Kennisportaal Constructieve Veiligheid; Best practices voor parametrisch<br />

ontwerpen Taakgroep Digitale Ontwikkelingen Versie d.d. 16 februari 2021<br />

- Architectuur <strong>NL</strong>: BNA Academie/Workshop parametrisch ontwerpen verzorgd<br />

door Pim van Wylick en Gijs Joosen.<br />

- Blog Architectenweb: gesprek Lennaert van Capelleveen oprichter van<br />

ArchiTech Company<br />

- Wikipedia<br />

- The Guardian, 8 september 2013 Rowan More, “Zaha Hadid, Queen of the curve”<br />

181


182


10<br />

MODEL VOOR ENERGIEVERBRUIK EN<br />

CO2-UITSTOOT IN EEN KANTOORRUIMTE<br />

183


I<strong>NL</strong>EIDING<br />

In dit hoofdstuk onderzoeken we de mogelijkheden om inzicht te krijgen in het energieverbruik in een<br />

kantoorruimte.<br />

<strong>De</strong>ze vraag is voortgekomen uit de behoefte de relatie te onderzoeken tussen energieverbruik in een<br />

vertrek dat in gebruik is als kantoor en het toepassen van dynamische zonwering. Het is een tweede<br />

belangrijke stap in onze zoektocht antwoord te krijgen op vier vragen:<br />

- Welke invloed heeft het toepassen van<br />

dynamische zonwering op de productiviteit,<br />

primair van mensen in een kantooromgeving?<br />

- Wat is de relatie tussen het toepassen van<br />

dynamische zonwering in een kantooromgeving<br />

en energieverbruik met de daarmee samenhangende<br />

CO2-uitstoot.<br />

- Kunnen we al deze invloeden samenbrengen in<br />

één model zodat we een onderbouwd antwoord<br />

kunnen geven op vragen die belangrijk zijn bij het<br />

doen van investeringen in dynamische zonwering<br />

met betrekking tot terugverdientijd en return on<br />

investment?<br />

- Is er voor dezelfde vragen een parallel te trekken<br />

voor utiliteitsbouw in andere sectoren zoals<br />

onderwijs en zorg?<br />

een uitwerking tot stand gekomen waarvoor de invalshoek<br />

productiviteit werd aangepast. <strong>De</strong> resultaten<br />

daarvan worden gepubliceerd in een tweede gewijzigde<br />

herdruk van het eerste deel.<br />

Voor wat betreft de uitwerking van de vraagstellingen rond<br />

energieverbruik en CO2-uitstoot in kantoorgebouwen is<br />

gekozen voor een aanpak in twee stappen, waarbij eerst<br />

geprobeerd is de relatie te leggen tussen het toepassen van<br />

dynamische zonwering en energieverbruik alsmede CO2-uitstoot<br />

voor een kantoorvertrek gevolgd door een model waarin<br />

dezelfde relatie in kaart gebracht wordt voor een heel gebouw.<br />

Zodra de relatie is vastgelegd voor een kantoorgebouw<br />

volgt in een later stadium een soortgelijke opzet voor<br />

gebouwen die gebruikt worden in het onderwijs en de zorg.<br />

<strong>De</strong> vraagstukken betreffen dus enerzijds gebouwen met heel<br />

verschillende gebruiksdoelen terwijl ze anderzijds ook heel<br />

verschillende terreinen van de wetenschap betreden, reden<br />

waarom er besloten is de vraagstukken eerst te splitsen en<br />

pas daarna te proberen zaken weer samen te voegen.<br />

<strong>De</strong> relatie tussen het toepassen van dynamische zonwering<br />

en productiviteit in een kantooromgeving is inmiddels in<br />

kaart gebracht, beschreven en gemodelleerd (zie verder <strong>De</strong><br />

<strong>Somfy</strong> <strong>Factor</strong> deel 1), met betrekking tot kantoorgebouwen.<br />

Op basis daarvan is voor de sectoren onderwijs en zorg<br />

In het kader van de opzet van dit boek probeerden we eerst<br />

te komen tot een model waarin we de relatie tussen<br />

dynamische zonwering en energieverbruik met daaraan<br />

gekoppeld CO2-uitstoot beschrijven. Daarbij deed<br />

zich de mogelijkheid voor om de vraagstukken rond<br />

productiviteit, energieverbruik en CO2-uitstoot samen<br />

te voegen in een integraal parametrisch model.<br />

Om dit model te realiseren werd een project opgezet dat<br />

in 3 fases gesplitst is, waarvan fase 1 onderwerp is van<br />

dit hoofdstuk van het boek:<br />

184


Fase 1: Model verband dynamische zonwering en<br />

energieverbruik in een vertrek dat in gebruik<br />

is als kantoor.<br />

Fase 2: Model fase 1 uitbreiden met beschikbaar<br />

data-onderzoek productiviteit in een<br />

kantooromgeving.<br />

Fase 3: Volledig model waarin alle aspecten<br />

overzichtelijk en integraal zichtbaar gemaakt<br />

worden, met een plug-in die het model tevens<br />

toepasbaar zou maken in andere landen.<br />

Energiehuishouding in een kantoor<br />

Parametrisch ontwerpen leent zich goed voor een<br />

studie waarbij de nodige variabelen worden gekoppeld<br />

aan een typische ruimte (modelkantoor 3,6 x 5,4 x 2,7 m).<br />

Op basis daarvan kunnen we diverse aspecten<br />

doorrekenen.<br />

Het gaat daarbij om aspecten als daglicht, uitzicht,<br />

energie, binnenklimaat, koudeval en ook geluid.<br />

Als vertrekpunt bij het construeren van het model nemen<br />

we de variabelen zoals we die hebben gebruikt voor het<br />

model van de productiviteit, zie hiervoor <strong>De</strong> <strong>Somfy</strong> <strong>Factor</strong><br />

deel 1 en zorgen we voor uitkomsten die van toepassing<br />

zijn op het Nederlandse klimaat.<br />

Voor het construeren van het model en het zichtbaar<br />

maken van de uitkomsten maken we gebruik van<br />

twee softwaretools: Ladybug Tools en EnergyPlus. <strong>De</strong><br />

klimaatdata zijn in eerste instantie weliswaar gericht op<br />

Nederland, maar kunnen daarna vrij makkelijk worden<br />

omgezet naar andere geografische gebieden, zodat<br />

ook voor andere locaties in de wereld een soortgelijke<br />

modellering te geconstrueerd kan worden.<br />

Werkwijze in stappen:<br />

185


Scripting<br />

Teneinde de berekeningen te kunnen doen is het nood zakelijk met behulp van software een script uit te werken.<br />

Overzicht modellering<br />

Hieronder een visualisatie van het model waarin de relaties tussen de verschillende elementen worden<br />

uitgewerkt op basis van de vooraf geformuleerde variabelen.<br />

Modelbouw: samenstellende delen<br />

1. Opbouw geometrie<br />

2. Dynamische zonwering<br />

186


3. <strong>De</strong>finiëren van de uitgangspunten voor de installaties<br />

Doorrekenen van alle mogelijkheden met behulp van software<br />

<strong>De</strong> volgende stap is het uitvoeren van de berekeningen door met behulp van de software alle<br />

mogelijkheden door te rekenen. Om een idee te krijgen: er zijn meer dan 550 verschillende scenario’s<br />

denkbaar die vervolgens op basis van hun uitkomsten gerangschikt worden.<br />

Alle variabelen voor de gevel (zie in de afbeelding hieronder in horizontale richting) worden voor het<br />

model gekalibreerd op de mogelijke uitkomsten (zie in afbeelding hieronder in verticale richting).<br />

Vervolgens worden alle mogelijke combinaties met behulp van de software doorgerekend. <strong>De</strong> mogelijke<br />

combinaties en hun uitkomsten worden weergegeven langs de verticale assen in het rechterdeel in de<br />

afbeelding hieronder. <strong>De</strong> gezochte uitkomsten zijn boven de assen in het blauw weergegeven (koellast<br />

in de zomer, warmtelast in de winter en reductie van de CO2-uitstoot op jaarbasis helemaal rechts).<br />

187


188


189


Vastlegging en selectie<br />

Voor alle scenario’s zijn de variabelen en hun uitkomsten vastgelegd volgens een vaste systematiek<br />

teneinde een vergelijking mogelijk te maken. <strong>De</strong> meest onwaarschijnlijke uitkomsten dan wel de<br />

scenario’s die overlappen en mogelijk minder waarschijnlijk dan wel minder relevant zijn, kunnen<br />

gemakkelijk worden geëlimineerd zodat op die manier het aantal relevante scenario’s en de mogelijke<br />

uitkomsten overzichtelijker wordt.<br />

Alle data blijven overigens ter beschikking in een onderliggende database en kunnen op ieder moment<br />

worden aangeroepen ter bestudering.<br />

Relevante resultaten selecteren<br />

<strong>De</strong> relevante resultaten kunnen daarna individueel worden geselecteerd en zichtbaar worden gemaakt<br />

in een dashboard.<br />

190


Op basis daarvan kunnen uit de berekeningen de<br />

resultaten van de verschillende opties worden<br />

gerangschikt.<br />

Door nu de uitkomsten van de juiste scenario’s met<br />

elkaar te vergelijken kan worden vastgesteld welke<br />

invloed het toepassen van dynamische zonwering<br />

heeft op het energieverbruik en de CO2-uitstoot van<br />

een kantoorvertrek. Daarbij zijn de oriëntatie van de<br />

gevel, de glas-gevelverhouding en de in de gevel<br />

toegepaste glassoort vrij instelbaar in combinatie met<br />

het wel en niet toepassen van dynamische zonwering.<br />

Voor de toegepaste zonwering voorziet het model in<br />

vier varianten: geen zonwering, binnenzonwering,<br />

buitenzonwering dan wel de combinatie van dynamische<br />

binnen- en Buitenzonwering.<br />

<strong>De</strong> uitkomsten geven dan het verschil (= besparing) tussen<br />

het niet toepassen van dynamische zonwering en het<br />

toepassen van dynamische zonwering voor vier mogelijke<br />

oriëntaties van de gevel: noord, oost, west en zuid.<br />

Samenvatting stap 1<br />

Uitgangspunten in de berekening:<br />

- Standaardkantoorvertrek met 1 gevel.<br />

- Afmetingen 3,6 m bij 5,4 m, 2,7 m hoog.<br />

- Klimaatgegevens van Amsterdam.<br />

- Reflectiefactoren voor wand (0,5), plafond (0,7)<br />

en vloer (0,2).<br />

- Rc-waarde van de gevel = 4,755 m²K/W.<br />

- Dikte van de wand is 0,3 m<br />

- Bezetting 1 persoon per 10m2 (2 personen).<br />

- Installatieconcept: plafondinductie-units.<br />

- CO2 omgerekend vanuit energiemix NTA 8800<br />

In de berekening is rekening gehouden met<br />

onderstaande variabelen:<br />

- Glaspercentage (30%, 50% en 70%).<br />

- Oriëntatie van de ruimte.<br />

- Type zonwering.<br />

- <strong>De</strong> plaatsing van het daglicht-control-point.<br />

- <strong>De</strong> controle bij automatische zonwering.<br />

Stap 2: uitbreiding van het model<br />

Nu we het model hebben geconstrueerd om de invloed<br />

van dynamische zonwering op energieverbruik en<br />

CO2-uitstoot in kaart te brengen hebben we een poging<br />

gewaagd om ook de elementen die de invloed van<br />

dynamische zonwering op productiviteit bepalen in het<br />

model op te nemen.<br />

Onder verwijzing naar <strong>De</strong> <strong>Somfy</strong> <strong>Factor</strong> deel 1 is het<br />

noodzakelijk een aantal elementen aan het model toe<br />

te voegen.<br />

Bij parametrisch ontwerpen is het ook mogelijk<br />

informatie uit Excel te ontsluiten. Daardoor kunnen we de<br />

resultaten uit het andere model omzetten in een matrix.<br />

Door de gebruikte formules uit het oorspronkelijke model<br />

om te bouwen kunnen we de verschillende aspecten voor<br />

productiviteit ook direct koppelen aan een ruimte zoals<br />

we die eerder hebben gedefinieerd. Hierdoor ontstaat<br />

een samengesteld model waarin we de invloed van<br />

dynamische zonwering op de essentiële parameters voor<br />

de productiviteit in een kantooromgeving in kaart kunnen<br />

worden gebracht. Het gaat om de luchttemperatuur, de<br />

stralingstemperatuur, verblinding, uitzicht (naar buiten)<br />

en controle over het binnenmilieu.<br />

191


Samenvatting stap 2<br />

Met deze toevoeging ontstaat een integraal model waarbij we resultaten direct aan elkaar<br />

kunnen linken. Er ontstaat één model waarin productiviteit, energie-aspecten en CO2-uitstoot zijn<br />

samengebracht. <strong>De</strong> resultaten kunnen worden samengebracht in een gebruiksklare tool waarin alles<br />

visueel inzichtelijk kan worden gemaakt voor alle relevante stakeholders die vervolgens in staat<br />

zijn op basis van kosten, besparingen en milieuaspecten gefundeerde besluiten te nemen die altijd<br />

onderbouwd zijn en bovendien op elk moment gereproduceerd kunnen worden.<br />

Stap 3: een integrale internationale benadering<br />

In stap 3 hebben we de aannames die gedaan werden als vereenvoudiging voor het modelleren van de<br />

invloed van het toepassen van dynamische zonwering geëlimineerd en vervangen door de variabelen<br />

uit het parametrisch model voor het berekenen van de invloed van dynamische zonwering op<br />

energieverbruik en CO2-uitstoot. Op die manier maximaliseren we de voordelen van het parametrisch<br />

modelleren. Een aantal variabelen in beide modellen komen overeen en zijn nu ook voor de berekening<br />

van de productiviteit variabel gemaakt, waardoor de uitkomsten niet alleen nauwkeurig worden, maar<br />

ook geheel consistent. Daarvoor delen we de productiviteit ook in de verschillende klassen, met als<br />

referentie het Programma van Eisen Gezonde Kantoren.<br />

Een groot voordeel van de aanpak is dat dit model ook is uit breiden naar andere landen door er dan<br />

een andere klimaatfile aan te koppelen.<br />

192


Door deze werkwijze ontstaat een enorme database aan resultaten die met <strong>De</strong>sign Explorer kan<br />

worden ontsloten in een soort dashboard. Door te variëren met de variabelen kunnen de passende<br />

situaties gefilterd worden en visueel zichtbaar worden gemaakt.<br />

Als voorbeeld hieronder een afbeelding waarin daglichtberekeningen zijn weergegeven.<br />

Om de resultaten ter beschikking te stellen aan de markt en samen met beslissers de mogelijkheden<br />

te bespreken is een webbased tool ontwikkeld waarmee voor specifieke situaties gemakkelijk<br />

simulaties kunnen worden gemaakt op basis van maximaal twintig redelijk eenvoudig te<br />

beantwoorden vragen.<br />

Als vervolgstap binnen het kader van dit boek is een model gemaakt waarmee de situatie<br />

in kantoorvertrekken te extrapoleren is naar een kantoorgebouw. Daarover meer in het<br />

volgende hoofdstuk.<br />

Buiten het kader van dit boek wordt er inmiddels gewerkt aan twee andere stappen:<br />

- Een model dat internationaal is toe te passen op basis van klimaat-plug-ins.<br />

- Instrumenten die het mogelijk maken de situatie in vertrekken en een gebouw real-time te<br />

volgen en daarmee gebruikers in staat te stellen corrigerende maatregelen te nemen, dan<br />

wel automatisering toe te passen (gevelbeheersysteem).<br />

193


194


11<br />

PRODUCTIVITEITS- EN ENERGIE-EFFECTEN VAN DYNAMISCHE<br />

ZON- EN LICHTWERING IN KANTOORGEBOUWEN<br />

195


I<strong>NL</strong>EIDING<br />

In dit hoofdstuk wordt beschreven op welke wijze vanuit het model voor de energie-effecten van<br />

dynamische zon- en lichtwering voor kantoorvertrekken een compleet model is gebouwd voor het<br />

bepalen van de energie-effecten in kantoorgebouwen. Het model is verder compleet gemaakt met<br />

de productiviteitseffecten 1101 en de database die nodig is om berekeningen te kunnen maken voor<br />

Nederlandse kantoorgebouwen. Het model is vervolgens als basis genomen voor een praktische<br />

webapplicatie voor dagelijks gebruik.<br />

Door de onderliggende database te voorzien van klimaatplug-ins<br />

en een aantal andere gegevens voor financiële<br />

berekeningen aan te passen kan het model ook worden<br />

toegepast op andere geografische locaties.<br />

Om te komen tot een bruikbaar eindresultaat zijn eerdere<br />

modellen bijgesteld en verbeterd, waarbij ook gelijk<br />

aandacht is besteed aan potentiële opschaling naar andere<br />

landen. Vervolgens zijn beide modellen geïntegreerd,<br />

waarbij het ook werd enkele bbinnenmilieuparameters te<br />

berekenen. Na een steekproefsgewijze verificatie van de<br />

resultaten is de database voor toepassing in Nederland<br />

gevuld met alle voor de berekeningen noodzakelijke data.<br />

Model en webapplicatie in hun onderlinge samenhang<br />

Input gebruiker<br />

Standaard kantoor<br />

• Klimaat<br />

• Gebruik<br />

• Bouwkundige kenmerken<br />

• Installaties<br />

Variabele gebouwkenmerken<br />

• % glas in de gevel;<br />

• Aanwezigheid zonwerende beglazing;<br />

• Verdeling werkplekken over gevels;<br />

• Aantal werkplekken loodrecht op gevel;<br />

• Aantal mensen werkzaam in één ruimte;<br />

• Aanwezigheid koeling;<br />

• Aanwezigheid op de werkplek.<br />

Parametrisch<br />

model<br />

Nabwerking<br />

Web-applicatie<br />

Referentie model<br />

• Productiviteitseffect<br />

• Energieprestaties<br />

• Binnenmillieuparameters<br />

Output<br />

Winst interventie variant 1<br />

• Productiviteitspotentieel<br />

• Energiepotentieel<br />

• Effect binnenmillieu<br />

Aan te brengen interventie<br />

• Lichtwering per gevel<br />

• Zonwering per gevel<br />

• Dynamische regeling<br />

Parametrisch<br />

model<br />

Nabwerking<br />

Web-applicatie<br />

Interventie variant 1<br />

• Productiviteitseffect<br />

• Energieprestaties<br />

• Binnenmillieuparameters<br />

Webapp<br />

• Terugverdientijd<br />

• Return of Investment<br />

196


<strong>De</strong> werking op hoofdlijnen:<br />

1. Input: de gebruiker van de webapplicatie voert<br />

de gebouwkenmerken in en geeft de gewenste<br />

interventies (zon- en lichtweringsysteem) aan.<br />

2. Parametrisch model: voor de verschillende<br />

inputgegevens zijn prestaties op het gebied<br />

van energie, productiviteit en binnenmilieu in<br />

kaart gebracht voor de verschillende varianten<br />

(afhankelijk van de input van de gebruiker). Alle<br />

benodigde berekeningen zijn uitgevoerd, de<br />

uitkomsten zijn opgeslagen in een database welke<br />

opgenomen is in de tool.<br />

de meest geavanceerde computermodellen waarmee<br />

honderden simulaties werden gedaan.<br />

Om een idee te krijgen in welke mate gebouwkenmerken<br />

van invloed zijn op het productiviteitspotentieel, is een<br />

“best educated guess” (inschatting) gemaakt van de<br />

invloed van zon- en lichtwering op het binnenmilieu<br />

afhankelijk van diverse gebouwkenmerken.<br />

In het algemeen geldt dat, ook als de gebouw- en<br />

installatiekenmerken van het model en die van het<br />

werkelijke gebouw overeenkomen, de uitkomsten sterk<br />

afhankelijk zijn van het gedrag van gebruikers.<br />

3. Nabewerking webapplicatie: de uitkomsten zoals<br />

opgenomen in de database op basis van het<br />

parametrisch model hebben een nabewerking<br />

nodig om bruikbare uitkomsten te kunnen<br />

genereren voor de gebruiker. <strong>De</strong>ze berekeningen<br />

worden uitgevoerd in de webapplicatie.<br />

4. Output: de voor de gebruiker relevante uitkomsten<br />

worden in de applicatie gepresenteerd. Hierbij<br />

wordt inzichtelijk gemaakt wat de impact is<br />

van het toepassen van dynamische zon- en<br />

lichtwering op het productiviteitspotentieel,<br />

de energieprestatie, het binnenmilieu en de<br />

financiële berekeningen.<br />

Het “<strong>Somfy</strong> productiviteits- en energiemodel kantoren”<br />

is ontwikkeld om de effecten van het toepassen van<br />

dynamische zon- en lichtwering in een kantoorgebouw<br />

inzichtelijk te maken. Het model is gebouwd op<br />

wetenschappelijke fundamenten en maakt gebruik van<br />

In het model kunnen de gebouwkenmerken op<br />

hoofdlijnen worden ingevuld, waarbij in de praktijk elk<br />

gebouw in meer of mindere mate zal afwijken van de<br />

aannames die gedaan zijn in dit model. <strong>De</strong> uitkomsten<br />

zijn dan ook bedoeld om met name het relatieve<br />

effect van verschillende interventies en de rol van<br />

gebouwkenmerken inzichtelijk te maken.<br />

Opzet en uitgangspunten parametrisch model<br />

Om een inschatting te maken van de invloed van<br />

dynamische zon- en lichtweringsystemen, is er allereerst<br />

een rekenmodel ontwikkeld voor een “standaardkantoorruimte”.<br />

Vervolgens zijn er een aantal variabele<br />

gebouwkenmerken toegevoegd, zodat de “standaardkantoorruimte”<br />

kan dienen als uitgangspunt voor<br />

berekeningen voor een kantoorgebouw. Op deze manier<br />

ontstaat de “referentiesituatie”. Het model geeft de<br />

mogelijkheid verschillende vormen van dynamische<br />

zon- en lichtweringsystemen toe te voegen per<br />

geveloriëntatie.<br />

197


Gebouwkenmerken “standaardkantoorruimte”<br />

<strong>De</strong> prestaties van de toe te passen interventies<br />

ten aanzien van de energie, productiviteit en het<br />

binnenmilieu zijn berekend met een parametrisch model<br />

in een visuele omgeving Rhino 3D in combinatie met<br />

Grasshopper-software en de plug-in Ladybug Tools.<br />

In het model is uitgegaan van een standaardkantoorruimte,<br />

waarbij vaste aannames zijn gedaan ten aanzien van:<br />

- Afmetingen van de ruimte.<br />

- Het klimaat.<br />

- <strong>De</strong> gebruikstijden.<br />

- Interne warmtelast t.g.v. personen, apparatuur<br />

en verlichting.<br />

- Constructie en isolatie van het gebouw.<br />

- Verwarming, ventilatie en spuiventilatie.<br />

Zie voor de daarbij gehanteerde uitgangspunten<br />

Bijlage 2 bij dit hoofdstuk.<br />

Variabele gebouwkenmerken<br />

Er zijn verschillende varianten van de standaardkantoorruimte<br />

berekend, waarbij de volgende<br />

gebouwkenmerken variabel zijn:<br />

- Geveloriëntatie (4 opties: noord, oost, zuid, west).<br />

- Percentage glas in de gevel (3 opties: veel: > 60%,<br />

gemiddeld: 30-60%, weinig glas).<br />

- Aanwezigheid zonwerende beglazing per gevel<br />

(2 opties: wel/geen zonwerende beglazing).<br />

- Aanwezigheid van koeling (3 opties: geen koeling,<br />

topkoeling, volledige koeling).<br />

Door het cumuleren van mogelijke combinaties zijn er in<br />

totaal 4 x 3 x 2 x 3 = 72 referentiemodellen doorgerekend.<br />

<strong>De</strong> waarden die de verschillende parameters aan kunnen<br />

nemen, staan beschreven in bijlage 2.<br />

Daarnaast zijn er een aantal gebouwkenmerken van<br />

(het gebruik van) de kantoorruimte, die aanvullend<br />

toegepast worden om een inschatting te maken van<br />

het productiviteitseffect. <strong>De</strong>ze aspecten worden niet<br />

in het parametrisch model meegenomen, maar als<br />

nabewerking in de webapplicatie. Het gaat hierbij om<br />

de volgende parameters:<br />

- Aantal werkplekken loodrecht op de gevel (2 opties).<br />

- Aantal personen dat gezamenlijk in één ruimte<br />

werkt (4 opties).<br />

- Aanwezigheid van de medewerkers op de<br />

werkplek (percentage van de tijd).<br />

- Verdeling van de werkplekken over de<br />

verschillende geveloriëntaties (percentage).<br />

Het eerste deel van de vragenlijst in bijlage 1 (I. Gebouwkenmerken)<br />

geeft de vragen weer waarmee de gebruiker<br />

de gewenste input van deze variabelen kan specificeren.<br />

Kenmerken interventie zon- en lichtwering<br />

In de tool zijn verschillende mogelijkheden voor het<br />

toepassen van dynamische zon- en lichtwering. Hierbij<br />

worden de volgende definities gehanteerd:<br />

- Lichtwering: producten die in het algemeen aan<br />

de binnenzijde van een gebouw worden toegepast<br />

(rolgordijnen, plissé etc.)<br />

- Binnenzonwering: dezelfde producten als onder<br />

lichtwering voorzien van een reflecterende<br />

aluminium microlaag, ook weer aan de binnenzijde<br />

toegepast.<br />

- Zonwering: screens aan de buitenzijde toegepast.<br />

198


<strong>De</strong> gebruiker kan per gevel kiezen voor het toepassen van<br />

(een combinatie van):<br />

- lichtwering (wel/niet);<br />

- zonwering (keuze uit vier typen/niet).<br />

Daarnaast zijn er verschillende typen regeling mogelijk:<br />

automatisch (schakelcriterium 150 W/m2) of handmatig<br />

(schakelcriterium 300 W/m2). <strong>De</strong> specificaties van<br />

deze systemen (zoals de LTA (lichttoetredingsfactor) en<br />

de g-waarden (zontoetredingsfactor) die gehanteerd<br />

zijn, zijn terug te vinden in bijlage 3, evenals de<br />

uitgangspunten voor de verschillende type regelingen<br />

van de systemen. <strong>De</strong> vragenlijst over de toe te passen<br />

interventie is weergegeven in bijlage 1 (III. Aan te brengen<br />

interventie).<br />

Energieprestaties<br />

Het model en de interventies zijn voor elk scenario<br />

gedurende een geheel jaar gesimuleerd. Hierbij is<br />

per uur gekeken naar de benodigde energie voor<br />

verwarming en koeling van de betreffende ruimte. In de<br />

calculatie is rekening gehouden met zowel interne als<br />

externe factoren die de koel- en verwarmingsbehoefte<br />

beïnvloeden. <strong>De</strong>ze uurgemiddelde waarden zijn<br />

vervolgens vertaald naar de hieronder beschreven<br />

uitkomstmaten, zodat de verschillende scenario’s<br />

met elkaar kunnen worden vergeleken. <strong>De</strong> volgende<br />

uitkomsten worden door het rekenmodel gegenereerd:<br />

- Energiebehoefte voor koeling per seizoen en per<br />

jaar in kWh/m².<br />

- Energiebehoefte voor verwarming seizoen en per<br />

jaar in kWh/m².<br />

- Totale energiebehoefte voor verwarmen en koelen<br />

per jaar in kWh/m².<br />

Er is voor gekozen om de hoeveelheid verwarmings- en<br />

koelenergie per m² te gebruiken, omdat deze eenvoudig<br />

vertaald kan worden naar een heel gebouw met gevels op<br />

verschillende oriëntaties. Bovendien kan met deze eenheid<br />

eenvoudig een vergelijking gemaakt worden tussen twee<br />

verschillende gebouwen van ongelijke grootte.<br />

Nabewerking in webapplicatie<br />

Indien er gekozen is voor het toepassen van zowel<br />

zonwering als lichtwering, is het uitgangspunt dat er in de<br />

herfst en winter gebruik wordt gemaakt van lichtwering<br />

om verblinding tegen te gaan en dat er in de lente en<br />

zomer gebruikgemaakt wordt van de zonwering om<br />

verblinding en ongewenste opwarming van de ruimte<br />

tegen te gaan. In het parametrisch model is nog geen<br />

rekening gehouden met de efficiëntie van de warmte- of<br />

koude-opwekker. <strong>De</strong> energiebehoefte wordt hiervoor nog<br />

gecorrigeerd met de “Coefficient of Performance” (COPwaarde)<br />

zoals opgegeven door de gebruiker (vraag 6,<br />

bijlage 1) om het bijbehorende energiegebruik in kaart te<br />

brengen. Om een inschatting te maken van de kosten die<br />

nodig zijn voor het koelen en verwarmen in verschillende<br />

scenario’s, wordt het berekende energiegebruik (kWh/m²)<br />

vermenigvuldigd met het aantal vierkante meter<br />

kantoorruimte. <strong>De</strong> inschatting voor het aantal vierkante<br />

meter kantoorruimte wordt gemaakt door het aantal fte's<br />

kantoormedewerkers (zie vraag 9 of 9a en 9b, bijlage 1) te<br />

vermenigvuldigen met het beschikbare vloeroppervlak per<br />

medewerker (fte) op kamerniveau (vraag 12 b, bijlage 1).<br />

199


200


201


Behalve naar het energiegebruik is ook gekeken naar de<br />

bijbehorende CO2-uitstoot en de kosten. Hiervoor worden<br />

de volgende uitgangspunten gehanteerd:<br />

- CO2-uitstoot: 0,34 kg/kWh (o.b.v. NTA 8800).<br />

- Energiekosten in euro’s, uitgangspunt is een<br />

energieprijs van € 0,25 per kWh (all-electric<br />

installatie).<br />

<strong>De</strong>ze kosten worden gebruikt om de terugverdientijd en de<br />

Return of investment (ROI) ten gevolge van het verschil<br />

in energiekosten te berekenen. <strong>De</strong> verwachte investering<br />

voor licht- en zonwering wordt hierbij gedeeld door het<br />

jaarlijkse verschil in energiekosten (variant – referentie).<br />

Productiviteitspotentieel per<br />

binnenmilieuparameter<br />

We gaan hier dieper in op de uitgangspunten die<br />

gehanteerd zijn om berekeningen te maken van het<br />

potentiële productiviteitseffect per parameter.<br />

Luchttemperatuur<br />

Uit de literatuurstudie 1101 komt naar voren dat het productivi<br />

teitspotentieel afneemt bij een toenemende temperatuur<br />

(vanaf ± 23 °C). Het theoretische productivi teits effect<br />

ten gevolge van de luchttemperatuur is bepaald per<br />

temperatuurinterval, zoals weergegeven in de volgende tabel.<br />

Overzicht aannames productiviteitseffect<br />

luchttemperatuur (kolom 1 en 2) en voorbeeld mogelijke<br />

uitkomsten van een variant (kolom 3)<br />

Temperatuur-range<br />

<strong>De</strong> luchttemperatuur in de ruimte is gemodelleerd op<br />

basis van de ingevoerde gebouwkenmerken. Voor alle<br />

mogelijke combinaties van de referentiemodellen en<br />

interventies is gemodelleerd welk percentage van de tijd<br />

(tijdens gebruikstijd) een bepaald temperatuurinterval<br />

voorkomt (zie berekening in de tabel, rechterkolom).<br />

Het productiviteitseffect per jaar per variant<br />

is vervolgens uitgerekend door het percentage van de<br />

tijd te vermenigvuldigen met het productiviteitseffect<br />

voor het betreffende temperatuurinterval (laatste rij in<br />

de tabel). Het productiviteitseffect ten gevolge van de<br />

luchttemperatuur per gevel is een directe uitkomst van<br />

het parametrisch model.<br />

Stralingswarmte<br />

Aanname<br />

productiviteitseffect<br />

% gebruikstijd<br />

Referentiemodel v1<br />

< 24 ºC 0% 59%<br />

24 < 26 ºC -0,8% 22%<br />

26 < 28 ºC -3,2% 19%<br />

28 < 30 ºC -6,4% 0%<br />

30 < 32 ºC -10,5% 0%<br />

≥ 32 ºC -13,9% 0%<br />

Productiviteitseffect -0,78%<br />

Behalve naar de invloed van de luchttemperatuur is<br />

ook gekeken naar de invloed van stralingswarmte<br />

ten gevolge van zoninstraling direct op personen die<br />

aanwezig zijn in het kantoorgebouw. <strong>De</strong> invloed hiervan<br />

op de productiviteit is bepaald op basis van de invloed<br />

van zoninstraling op de thermische sensatie volgens het<br />

PMV-model (bij een constante luchttemperatuur).<br />

Op basis van de literatuurstudie 1101 wordt het volgende<br />

uitgangspunt gehanteerd: één punt toename in de PMV<br />

202


(ten opzichte van neutraal) leidt tot een ingeschat productiviteitseffect van -2%. Om alleen<br />

de invloed van de zoninstraling in kaart te brengen, is de PMV-waarde twee keer berekend:<br />

1. Stralingswarmte direct op een persoon en luchttemperatuur.<br />

2. Luchttemperatuur ten gevolge van zoninstraling zonder de stralingscomponent<br />

Het verschil tussen beide berekeningen is de toename in PMV-waarde die toe te schrijven<br />

is aan de stralingscomponent ten gevolge van zoninstraling.<br />

Stralingscomponent directe zoninstraling<br />

<strong>De</strong> bijdrage van de stralingswarmte wordt berekend als het verschil in de stralingstemperatuur<br />

ten gevolge van zoninstraling en luchttemperatuur (ΔMRT). <strong>De</strong> zoninstraling<br />

kan berekend worden op basis van de parameters weergegeven in onderstaande tabel.<br />

Parameters benodigd om stralingstemperatuur ten gevolge van zoninstraling te<br />

berekenen met de in de productiviteitstool gehanteerde waarde of range (ASHRAE-552) 1102<br />

Parameters stralingswarmte<br />

Gehanteerde<br />

waarde/range<br />

Afhankelijk van<br />

gebouwkenmerken<br />

1) Absorptie straling korte golflengte 0,7 Constant <strong>De</strong>fault – ASHRAE-55<br />

2) Zonnehoogte 38º Constant 52º NB (21 mrt en 21 sept)<br />

3) Hoek gevel t.o.v. persoon. 90º Constant ASHRAE-55 (loodrecht op gevel)<br />

4) <strong>De</strong>el van de lucht zichtbaar gebruiker; 0,1-0,3<br />

Afstand tot gevel Glas<br />

oppervlak<br />

ASHRAE-55<br />

5) <strong>De</strong>el lichaam blootgesteld zonlicht; 0,3-0,7 Glas oppervlak ASHRAE-55<br />

6) Zoninstraling Parametrisch model Geveloriëntatie Klimaatbestand<br />

7) Zontoetreding g-waarde Beglazing, interventie Bijlage 2 en 3.<br />

Bron<br />

<strong>De</strong> eerste 3 parameters worden in dit scenario aangenomen constant te zijn. Parameter<br />

4 en 5 zijn afhankelijk van de gebouwkenmerken (afstand werkplek tot de gevel en<br />

glasoppervlak): de invloed van stralingswarmte op de thermische sensatie neemt af<br />

naarmate men verder van het raam af zit (afstand werkplek tot gevel). Daarnaast is<br />

de invloed kleiner bij een kleiner glasoppervlak omdat er dan minder zoninstraling<br />

kan plaatsvinden. <strong>De</strong> te hanteren waarden zijn weergegeven op basis van ASHRAE-55<br />

(zie bijlage 4). <strong>De</strong> ΔMRT kan op basis van de 7 parameters in de voorgaande tabel<br />

berekend worden in een online PMV-calculator 1103 . Hiermee is, voor elke combinatie van<br />

gebouwkenmerken (zes mogelijkheden), een gebouwfactor berekend, waarvoor geldt:<br />

ΔMRT [°C] = gebouwfactor [°C/ (W/m2)] * zoninstraling *10-2 [W/m2] * g-waarde<br />

203


<strong>De</strong> berekende gebouwfactoren zijn gerecapituleerd in onderstaand overzicht.<br />

Gebouwfactor op basis van de gebouwkenmerken om de ΔMRT te berekenen in °C/(W/m2)<br />

2 bureaus of minder 3 of meer bureaus<br />

Weinig glas 60% 3,4 3<br />

Er is een vereenvoudiging aangebracht met het doel de mogelijke uitkomsten in het<br />

parametrisch model te beperken en de snelheid van de berekeningen in het model op een<br />

goed niveau te houden.<br />

Om die reden wordt de ΔMRT zonder gebouwfactor gebruikt: Δ MRTmodel = ΔMRT/<br />

gebouwfactor.<br />

<strong>De</strong> invloed van de gebouwfactor wordt echter in de nabewerking toegevoegd.<br />

Berekenen thermische sensatie (PMV-model)<br />

Inputparameters voor het PMV-model per seizoen<br />

Winter Lente Zomer Herfst<br />

Met straling<br />

Zonder<br />

straling<br />

Met straling<br />

Zonder<br />

straling<br />

Met straling<br />

Zonder<br />

straling<br />

Met straling<br />

Zonder<br />

straling<br />

Luchttemperatuur [ºC] Ta Tawinter Tawinter Talente Talente Tazomer Tazomer Taherfst Taherfst<br />

Stralingstemp [ºC] MRT MRTwinter Tawinter MRTlente Talente MRTzomer Tazomer MRTherfst Taherfst<br />

Luchtvochtigheid [%] RV 50<br />

Luchtsnelheid [m/s] V 0,1<br />

Activiteit [MET] A 1,1<br />

Kledingisolatie [clo]; I 1 0,8 0,6 0,8<br />

PMV [-] PMVwinter PMVzs_wnt PMVlente PMVzs_lnt PMVzomer PMVzs_zmr PMVherfst PMVzs_hrfst<br />

ΔPMV (=PMV-PMVzs) ΔPMVwinter ΔPMVlente ΔPMVzomer ΔPMVherfst<br />

<strong>De</strong> luchttemperatuur (Ta) en de stralingswarmte (MRT-model) worden berekend in het<br />

parametrisch model. <strong>De</strong> parameter “kledingisolatie” is afhankelijk gemaakt van het<br />

seizoen. <strong>De</strong> aannames voor luchtvochtigheid, luchtsnelheid en activiteit zijn vaste<br />

waarden. <strong>De</strong> berekening van de PMV-waarde wordt uitgevoerd conform NEN-EN-ISO 7730.<br />

204


Vervolgens kan per gevel de waarde berekend worden door het jaargemiddelde te berekenen<br />

van de vier seizoenen. <strong>De</strong> jaargemiddelde ΔPMV-waarde ten gevolge van<br />

stralingswarmte wordt in het parametrisch model met -2,0% vermenigvuldigd om een<br />

inschatting te maken van het productiviteitseffect per gevel. <strong>De</strong> uitkomst van het parametrisch<br />

model is het voorlopige productiviteitseffect ten gevolge van straling per gevel.<br />

Pstraling jaargem. = -2% * (ΔPMVwinter + ΔPMVlente + ΔPMVzomer + ΔPMVherfst)/4<br />

<strong>De</strong> invloed van het gebouw (gebouwkenmerken) wordt in de nabewerking meegenomen<br />

door rekening te houden met de afstand tot de gevel en het glasoppervlak. Het voorlopige<br />

productiviteitseffect ten gevolge van straling zoals berekend in het parametrisch model,<br />

wordt daarom in de webapplicatie vermenigvuldigd met een factor afhankelijk van de<br />

afstand tot de gevel en het glaspercentage in de gevel.<br />

Productiviteitseffect per gevel: Pstraling = Pstraling jaargem * gebouwfactor<br />

Verblinding<br />

Voor de invloed van verblinding op productiviteit is vanwege het beperkte aantal<br />

onderzoeken op dit gebied het gemiddelde genomen van de uitkomsten van verblinding<br />

en visueel comfort; respectievelijk -11% en -3%. 1101<br />

Omdat de wetenschappelijke onderbouwing van verblindingseffect matig is en de waarde<br />

voor verblinding zeer hoog, is het potentiële effect in het model met 50% gereduceerd: bij<br />

kans op verblinding wordt er met een productiviteitsreductie van 3,5% gerekend.<br />

In de praktijk is de kans op verblinding ten gevolge van daglicht (daylight glare probability<br />

(DGP)) afhankelijk van de positie en kijkrichting. Om van een gehele ruimte een beeld te<br />

krijgen van de kans op verblinding, is de UDI (useful daylight illuminance) aangehouden,<br />

ofwel bruikbare verlichtingssterkte ten gevolge van daglicht.<br />

205


<strong>De</strong> UDI hanteert de volgende categorieën:<br />

< 100 lux, te weinig daglicht<br />

100 – 300 lux, aanvullende verlichting<br />

noodzakelijk<br />

300 – 3000 lux, voldoende daglicht aanwezig,<br />

geen aanvullende verlichting noodzakelijk<br />

> 3000 lux, te veel daglicht, kans op hinder/<br />

verblinding<br />

<strong>De</strong> lichtintensiteit in een kantoorruimte ten<br />

gevolge van daglicht is op basis van de ingevoerde<br />

gebouwkenmerken gemodelleerd. Voor alle mogelijke<br />

combinaties van de referentiemodellen en interventies<br />

is berekend welk percentage van de tijd (tijdens<br />

gebruikstijd) de UDI-waarde hoger is dan 3000 lux (voor<br />

minimaal 50% van het vloeroppervlak) omdat in die<br />

gevallen kans is op verblinding ten gevolge van daglicht.<br />

Daarna vindt er nog een nabewerking plaats in de<br />

webapplicatie. Immers, hoe verder de mensen die in het<br />

kantoorgebouw aanwezig zijn gemiddeld genomen van<br />

de gevel af zitten, des te kleiner de kans op verblinding<br />

door daglicht. Het berekende percentage van de tijd dat<br />

de UDI-waarde hoger is dan 3000 lux, wordt daarom in<br />

de webapplicatie vermenigvuldigd met een factor die<br />

afhankelijk is van de afstand tot de gevel.<br />

206


<strong>Factor</strong> afstand tot gevel t.b.v. berekening productiviteitseffect verblinding<br />

<strong>Factor</strong><br />

twee bureaus of minder 1<br />

drie bureaus of meer 0,83<br />

Er is een reductie van het effect als de afstand 3 bureaus of meer bedraagt. Het percentage<br />

van de tijd wordt vervolgens vermenigvuldigd met het productiviteitseffect van 3,5%.<br />

Productiviteitseffect per gevel: PV-gevel = -3,5% * tijd daglicht > 3000 lux * gebouwfactor<br />

Uitzicht en daglicht<br />

Het hebben van uitzicht en daglicht draagt positief bij aan de productiviteit.<br />

Anders gezegd, het ontbreken of verminderen ervan kan het theoretische<br />

productiviteitspotentieel in het model tot 3% verminderen.<br />

In het parametrisch model wordt per gevel in kaart gebracht wat de kans is dat men geen<br />

of een verminderd uitzicht heeft ten opzichte van de referentiesituatie waarbij er zo min<br />

mogelijk obstructies zijn om daglicht binnen te laten. In het parametrisch model worden<br />

daarvoor een aantal uitkomsten gebruikt:<br />

- LTA-waarde gekozen zon- en/of lichtwering.<br />

- LTA-waarde glas.<br />

- % van de tijd dat de zon- en/of lichtwering in gebruik is.<br />

Vervolgens vindt er weer een nabewerking plaats in de webapplicatie omdat bij het<br />

toepassen van zonwering en lichtwering de mate van uitzicht en daglicht afneemt. In het<br />

model wordt de mate waarin de LTA afgenomen is ten opzichte van ‘standaard’-beglazing<br />

gebruikt om de mate van reductie in uitzicht en daglicht te berekenen. Hiervoor wordt de<br />

jaargemiddelde LTA-waarde tijdens gebruikstijd berekend:<br />

Jaargemiddelde LTA = LTA zonwering * % tijd in gebruik + LTA glas * (1 - % tijd)<br />

207


In het algemeen is de mate van uitzicht en daglicht afhankelijk van de volgende<br />

gebouwkenmerken:<br />

- Het percentage glas in de gevel (weinig/gemiddeld/veel); hoe meer glas in de<br />

gevel, hoe groter het uitzicht en de hoeveelheid daglicht.<br />

- <strong>De</strong> afstand van de bureaus tot de gevel (2 bureaus of minder/3 of meer bureaus);<br />

hoe dichter de werkplek bij de gevel, hoe meer uitzicht en daglicht.<br />

Hierbij wordt ervan uitgegaan dat de mate van uitzicht en daglichtblootstelling met 1/6<br />

afneemt wanneer het percentage glas afneemt (per categorie) en wanneer de afstand<br />

tot het raam toeneemt (1 = het meeste uitzicht en daglicht). Er zijn 6 gebouwfactoren<br />

berekend waardoor de mate van uitzicht en daglicht beïnvloed wordt.<br />

Gebouwfactoren uitzicht en daglicht op basis van de gebouwkenmerken<br />

2 bureaus of minder 3 of meer bureaus<br />

Weinig glas 60% 1,00 0,83<br />

Op basis van de literatuurstudie 1101 is het potentiële productiviteitsverlies ten gevolge van<br />

verminderd uitzicht en daglicht geschat op -3,0%. Het theoretische productiviteitsverlies<br />

per gevel wordt derhalve berekend volgens de formule:<br />

208


Persoonlijke beïnvloeding<br />

Persoonlijke beïnvloedingsmogelijkheden ten aanzien van het binnenmilieu dragen bij aan<br />

de tevredenheid en productiviteit. Bij volledige persoonlijke beïnvloedings mogelijkheden<br />

over de zon- en lichtwering wordt in het model gerekend met een productiviteitseffect<br />

van 1,2%. <strong>De</strong> mate van persoonlijke beïnvloedingsmogelijkheden door de aanwezigheid van<br />

zon- en/of lichtwering met handmatige en automatische bediening is afhankelijk van:<br />

- Percentage van de tijd dat de zon schijnt op de gevel en dus de gebruiker de<br />

mogelijkheid heeft om het binnenmilieu te beïnvloeden door het gebruik van<br />

de zon- en/of lichtwering. Uitgangspunt: zoninstraling op de gevel > 150 W/m2<br />

(uitkomst parametrisch model).<br />

- Het aantal personen dat samen in de ruimte werkt: hoe meer mensen er samen in<br />

één ruimte werken, des te kleiner de persoonlijke beïnvloedingsmogelijkheden (het<br />

wordt dan een gezamenlijke beslissing).<br />

- <strong>De</strong> aanwezigheid van dynamische licht- en/of zonwering; de<br />

beïnvloedingsmogelijkheden zijn het grootst wanneer de gebruiker de<br />

beschikking heeft over zowel lichtwering als zonwering. Wanneer een van de twee<br />

voorzieningen aanwezig is, nemen de beïnvloedingsmogelijkheden iets af.<br />

Als nabewerking is de invloed van het aantal personen en de aanwezigheid van dynamische<br />

licht- en zonwering opgenomen in de webapplicatie volgens een aantal factoren.<br />

Gecombineerde factor voor de beïnvloedingsmogelijkheden<br />

Aantal personen in één werkruimte<br />

Aanwezigheid zonwering<br />

én lichtwering<br />

Aanwezigheid zonwering<br />

óf lichtwering<br />

Geen zonwering<br />

óf lichtwering<br />

1 persoon 1 0,75 0<br />

2-3 personen 0,8 0,60 0<br />

4-8 personen 0,65 0,49 0<br />

>8 personen (grote open werkruimten) 0,5 0,38 0<br />

Het productiviteitsverlies ten gevolge van gebrek aan beïnvloedingsmogelijkheden ten<br />

aanzien van de zon- en lichttoetreding wordt per gevel berekend. Uitgangspunt hierbij is<br />

dat de optimale situatie als referentie dient (0% productiviteitsverlies als zowel zon- als<br />

lichtwering is toegepast en men met één persoon in een ruimte werkt).<br />

Productiviteitseffect per gevel: PC = -1,2% * (1 – controlefactor) * tijd zon op gevel<br />

209


Kantoorgebouw: berekening totale productiviteitseffecten en terugverdientijd<br />

Om de gemiddelde jaarlijkse productiviteitseffecten en terugverdientijd te berekenen,<br />

moet er een nabewerking op de uitkomsten voor de afzonderlijke binnenmilieuparameters<br />

worden gedaan in de webapplicatie.<br />

Gemiddelde gebouw<br />

Op basis van de berekeningen kan een inschatting gemaakt worden van het theoretische<br />

productiviteitseffect ten gevolge van de invloed van de interventie per binnenmilieuparameter<br />

(Px) voor het hele gebouw. In de berekening moet het gewogen gemiddelde<br />

van het effect per gevel berekend worden.<br />

Het jaargemiddelde potentiële productiviteitseffect van de vier gevels moet daarvoor<br />

vermenigvuldigd worden op basis van de verdeling van de werknemers over de gevels<br />

(% van de werknemers per gevel (WP)):<br />

Jaargem. productiviteitseffect = %WPnoord*Px noord + %WPoost*<br />

Px oost + %WPzuid*Px zuid + %WPwest*Px west<br />

Gemiddeld productiviteitseffect parameters<br />

Om het totale productiviteitspotentieel van de gekozen interventie te berekenen, moeten<br />

de afzonderlijke productiviteitseffecten (parameters) bij elkaar opgeteld worden.<br />

Omdat een productiviteitsreductie door een van de parameters de relatieve invloed<br />

van de andere parameters mogelijk kan beïnvloeden, moet hiervoor een correctie in de<br />

berekening worden toegepast. <strong>De</strong>ze correctie is een aanname op basis van een artikel<br />

van Oseland & Barton (2012) 1104 waarin de resultaten van drie multi-factor studies zijn<br />

vergeleken. <strong>De</strong> vergelijking die hieruit volgt is:<br />

Ptotaal = P1 + ⅔ P2 + ⅓ P3<br />

Uit deze formule is af te leiden dat het productiviteitsverlies als gevolg van de eerste<br />

parameter volledig wordt meegeteld, de tweede parameter wordt voor 2/3 meegeteld<br />

en de derde parameter wordt nog voor 1/3 meegeteld. In de webapplicatie zijn de<br />

volgende standaardaannames gedaan voor het berekenen van de gelijktijdigheid van<br />

de productiviteitseffecten:<br />

210


- <strong>De</strong> productiviteitsreductie ten gevolge van gebrek aan uitzicht door zon-/lichtwering<br />

vindt nooit gelijktijdig plaats met de productiviteitsreductie als gevolg van temperatuur,<br />

warmtestraling, verblinding of controle door gebruik van zon-/lichtwering ten<br />

opzichte van de startsituatie. Voor uitzicht wordt dan ook geen reductie toegepast.<br />

- <strong>De</strong> productiviteitsreducties als gevolg van stralingswarmte en luchttemperatuur worden<br />

zonder correctie bij elkaar opgeteld, omdat beide van invloed zijn op de temperatuurbeleving<br />

van de gebruikers. Uit de literatuurstudie blijkt dat extreme waarden zorgen voor<br />

een hogere productiviteitsreductie, minimaal gelijk aan de optelsom (PTS = PT + PS).<br />

- <strong>De</strong> weegfactoren worden toegepast in volgorde van effectgrootte. <strong>De</strong> grootste<br />

reductiefactor wordt toegepast op het kleinste productiviteitseffect. Voorbeeld: Als<br />

voor een situatie geldt PTS > PV > PC dan geldt: Ptotaal = PU + PTS + ⅔ PV + ⅓ PC.<br />

Dit totaal moet vervolgens vermenigvuldigd worden met het % van de tijd dat werknemers gemiddeld<br />

genomen hun werkzaamheden op de kantoorwerkplek uitvoeren (niet extern of thuis):<br />

Ppotentieel totaal = PTotaal * % van de werkzaamheden op kantoorwerkplek<br />

<strong>De</strong> waarde van het productiviteitspotentieel kan nu berekend worden op basis van de omzet of<br />

de totale kosten die gemaakt worden voor de werknemers, afhankelijk van het type organisatie.<br />

In gevallen waarbij sprake is van een bedrijf of organisatie met een winstoogmerk wordt<br />

het productiviteitspotentieel per jaar (in euro’s) berekend als het productiviteitspotentieel<br />

totaal (%) vermenigvuldigd met de omzet (in euro’s).<br />

In het geval van een bedrijf of organisatie zonder winstoogmerk wordt het<br />

productiviteitspotentieel per jaar (in euro’s) berekend door het productiviteitspotentieel<br />

totaal (%) te vermenigvuldigen met de totale jaarlijkse kosten voor personeel in euro’s.<br />

211


212


213


Invloeden op binnenmilieuparameters<br />

Temperatuur<br />

Om te vergelijken in welke mate de gekozen interventies bijdragen aan het voorkomen<br />

van temperatuuroverschrijdingen, zijn de uurgemiddelde temperaturen vergeleken met<br />

de klasse A, B en C bovengrenswaarde voor de temperatuur uit het Programma van Eisen<br />

(PvE) Gezonde Kantoren 2021.<br />

Daartoe is voor elke klasse (A, B en C) het aantal overschrijdingsuren per jaar berekend<br />

tijdens gebruikstijd. <strong>De</strong> resultaten zijn opgesplitst per seizoen om inzichtelijk te maken<br />

wanneer de dynamische zonwering het meest effectief is in het voorkomen van oververhitting.<br />

Berekende aantal overschrijdingsuren per klasse en per periode voor elke model*<br />

Klasse C Klasse B Klasse A<br />

27 ºC 26 ºC 25 ºC<br />

Jaar<br />

Winter<br />

Lente<br />

Zomer<br />

Herfst<br />

Op basis van het aantal overschrijdingsuren wordt daarnaast berekend met welke klasse<br />

(voor temperatuur in de zomer) uit het PvE de situatie overeenkomt. <strong>De</strong> eis hiervoor is dat<br />

er minimaal 95% van de tijd voldaan wordt aan de grenswaarde van de betreffende klasse.<br />

Stralingstemperatuur<br />

In welke mate directe zoninstraling op een persoon bijdraagt aan diens temperatuurbeleving,<br />

wordt in kaart gebracht aan de hand van de berekende ΔMRT inclusief de ge bouwfactoren.<br />

Het ervaren temperatuurverschil als gevolg van straling op lichaam = ½ * ΔMRT.<br />

Seizoen gemiddelde stralingstemperatuur door directe zoninstraling op een persoon*<br />

Gem. ervaren temperatuurverschil t.g.v.<br />

straling op het lichaam<br />

Winter Lente Zomer Herfst<br />

*<strong>De</strong> tabellen zijn opgenomen ter verduidelijking van de tekst en met opzet niet voorzien van getallen<br />

214


Verblinding<br />

Bij het bepalen van de invloeden van verblinding speelt de kans op verblinding een<br />

grote rol. In de praktijk is de kans op verblinding ten gevolge van daglicht (daylight glare<br />

probability (DGP)) afhankelijk van de positie en kijkrichting.<br />

In het model zijn echter een andere methode en metriek aangehouden, aangezien de DGPberekening<br />

slechts één kijkrichting in ogenschouw neemt. Bovendien vraagt de berekening<br />

een te hoge rekencapaciteit om alle mogelijke varianten door te rekenen. Om van een<br />

gehele ruimte een beeld te krijgen van de kans op verblinding, is de UDI aangehouden, wat<br />

staat voor ‘useful daylight illuminance’ ofwel bruikbare illuminatie ten gevolge van daglicht.<br />

Voor alle mogelijke combinaties van de referentiemodellen en interventies is berekend<br />

welk percentage van de tijd (tijdens gebruikstijd) de UDI-waarde > 3000 lux (voor<br />

minimaal 50% van het vloeroppervlak). In die gevallen is ervan uitgegaan dat er dus een<br />

kans op verblinding ten gevolge van daglicht bestaat. Op basis daarvan is de invloed<br />

uitgedrukt in een formule:<br />

Kans op verblinding = % tijd dat UDI > 3000 lux (minimaal 50% van het vloeroppervlak)<br />

Daglicht<br />

Voor daglicht wordt het % tijd weergegeven dat de lichtintensiteit ten gevolge van<br />

daglichttoetreding minimaal 300 lux bedraagt. Het effect van zontoetreding en zonwering<br />

wordt hierbij ook meegenomen. Om te toetsen of er voldoende daglicht een gebouw<br />

binnenkomt, wordt in dit model de Spatial Daylight Autonomy (sDA) gehanteerd.<br />

Dit is een door de Illuminating Engineering Society (IES) ontwikkelde gestandaardiseerde<br />

methode die vaststelt aan welke niveaus daglicht binnen voldoen. <strong>De</strong> sDA geeft<br />

aan voor welk percentage van een te analyseren gebied (in dit geval de ruimte in<br />

het kantoorgebouw) een minimale verlichtingssterkte ten gevolge van daglicht (e.g.<br />

300 lux) wordt behaald gedurende (50% van) de bedrijfstijd. Aangezien het een<br />

gestandaardiseerde berekening betreft die gebruikt wordt voor het wereldwijd inzichtelijk<br />

maken en vergelijken van de kwaliteit van daglicht, is hierbij de bedrijfstijd vastgesteld op<br />

een tijdvak van 08.00 tot 18.00 uur, inclusief weekenden.<br />

215


Beïnvloedingmogelijkheden<br />

Om de mate van beïnvloedingsmogelijkheden ten aanzien van de dynamische zon- en lichtwering<br />

in kaart te brengen, zijn de mogelijke opties gecategoriseerd op een vijfpuntsschaal:<br />

1. Geen controle dag- en zonlichttoetreding.<br />

2. Weinig controle dag- en zonlichttoetreding.<br />

3. Enige mate van controle dag- en zonlichttoetreding.<br />

4. Redelijke mate van controle dag- en zonlichttoetreding.<br />

5. Hoge mate van controle dag- en zonlichttoetreding.<br />

Score op vijfpuntsschaal controle over dag- en zonlichttoetreding<br />

Aantal personen in één werkruimte<br />

Aanwezigheid zonwering<br />

én lichtwering<br />

Aanwezigheid zonwering<br />

óf lichtwering<br />

Geen zonwering óf<br />

lichtwering<br />

1 persoon 5 5 1<br />

2-3 personen 5 4 1<br />

4-8 personen 4 3 1<br />

>8 personen (grote open werkruimten 3 2 1<br />

Visualisatie van de uitkomsten<br />

Bewust is ervoor gekozen de uitkomsten van alle berekeningen te visualiseren,<br />

om twee redenen:<br />

- Op die manier is het veel gemakkelijker de uitkomsten van alle berekeningen te<br />

bespreken met beslissers en beïnvloeders.<br />

- Met een visualisatie ontstaan ook meer mogelijkheden de situatie in de vorm van een<br />

cockpit op een meer permanente basis aan te bieden aan eigenaren en gebruikers.<br />

Het visualiseren van de uitkomsten in het traject om te komen tot het besluit tot<br />

dynamische zon- en lichtwering wordt gedaan met behulp van de webapplicatie.<br />

<strong>De</strong> structuur van de applicatie is als volgt opgezet:<br />

Input<br />

<strong>De</strong> gebruiker van de webapplicatie voert de gebouwkenmerken in via een 3D-model en<br />

geeft de gewenste interventies (zon- en lichtweringsysteem) aan.<br />

216


Verwerking gegevens in applicatie<br />

Voor de inputgegevens zijn prestaties op het gebied van energie, productiviteit en binnenmilieuparameters<br />

in kaart gebracht. <strong>De</strong> applicatie roept de gegevens aan en voert op<br />

basis van de projectspecifieke input een nabewerking uit om de resultaten te berekenen.<br />

Output<br />

<strong>De</strong> voor de gebruiker relevante uitkomsten worden in de applicatie gepresenteerd. Hierbij wordt<br />

inzichtelijk gemaakt wat de impact is van het toepassen van de gekozen zon- en lichtwering op<br />

het productiviteitspotentieel, de energieprestatie, het binnenmilieu en de terugverdientijd.<br />

<strong>De</strong> structuur van de uitkomsten is in het onderstaande schema weergegeven in de vorm van KPI’s.<br />

Overzicht<br />

Key Performance Indicatoren (KPI’s)<br />

Productiviteit Energie Binnenmillieu ROI<br />

Hoofdpagina<br />

thema<br />

Productiviteit<br />

overzicht<br />

Energie<br />

overzicht<br />

Binnenmillieu<br />

overzicht<br />

ROI overzicht<br />

Sub-thema<br />

Productiviteit<br />

per parameter<br />

Energie<br />

per onderdeel<br />

Prestaties<br />

per parameter<br />

Uitkomsten<br />

per onderdeel<br />

<strong>De</strong>tail weergave<br />

<strong>De</strong>tail prestaties<br />

Belangrijkste key performance indicatoren<br />

Als belangrijkste uitkomsten van de tool zijn er 4 KPI’s gekozen:<br />

- Productiviteitspotentieel totaal in % (verschil tussen interventie en referentie).<br />

- Reductie CO₂-emissie in kg/m² (verschil tussen interventie en referentie).<br />

- Klasse temperatuur zomer PvE Gezonde kantoren - binnenmilieu (interventie).<br />

- Return of investment in % (interventie).<br />

<strong>De</strong> webapplicatie biedt vervolgens voor alle thema’s de mogelijkheid de informatie verder<br />

in detail te bekijken.<br />

217


Productiviteitseffect<br />

<strong>De</strong> hoofdpagina productiviteit geeft het productiviteitspotentieel weer na toepassing van<br />

de interventie. Hierbij zijn de effecten opgesplitst per binnenmilieuparameter.<br />

Vervolgens kan verder worden gedetailleerd op de relevante subthema’s bij productiviteit:<br />

- Temperatuur: productiviteitspotentieel t.g.v. luchttemperatuur.<br />

- Straling: productiviteitspotentieel t.g.v. luchttemperatuur.<br />

- Verblinding: productiviteitspotentieel t.g.v. verblinding.<br />

- Uitzicht en daglicht: productiviteitspotentieel t.g.v. uitzicht en daglicht.<br />

- Beïnvloedingsmogelijkheden: productiviteitspotentieel t.g.v.<br />

beïnvloedingsmogelijkheden.<br />

Het jaargemiddelde productiviteitseffect ten gevolge van elk thema worden weergeven<br />

voor de referentie, de interventie (variant 1) en de “winst” (verschil interventie en<br />

referentie). Hierbij is het mogelijk om een extra variant toe te voegen om het effect van<br />

verschillende interventies te vergelijken.<br />

Subthema productiviteit: productiviteitseffect luchttemperatuur<br />

Energieprestatie<br />

<strong>De</strong> hoofdpagina geeft de reductie in CO2-emissie weer na toepassing van de interventie,<br />

uitgesplitst in het effect ten gevolge van koeling, verwarming en het totaal.<br />

218


Hoofdpagina energieprestatie<br />

<strong>De</strong> subthema’s bij energie zijn:<br />

- Energie: energiegebruik in kWh/m2 per seizoen.<br />

- Koude: energiegebruik koeling in kWh/m2 per seizoen.<br />

- Warmte: energiegebruik verwarming in kWh/m2 per seizoen.<br />

- Comfort: aantal overschrijdingsuren van de klasse B-eisen van PvE Gezonde<br />

Kantoren per seizoen.<br />

219


220


Een voorbeeldweergave van het subthema “energie” wordt weergegeven in figuur 5a en<br />

voor comfort in figuur 5b. Voor alle subthema’s kan de mogelijkheid geboden worden om<br />

de uitkomsten van de referentie en eventuele andere varianten toe te voegen, zodat deze<br />

vergeleken kunnen worden.<br />

Voorbeeld verdere verdieping subthema “energie”<br />

Voorbeeld verdere verdieping subthema “comfort”<br />

Binnenmilieuprestaties<br />

<strong>De</strong> hoofdpagina productiviteit geeft het productiviteitspotentieel weer na toepassing<br />

van de interventie. Hierbij zijn de effecten opgesplitst voor de relevante binnenmilieuparameters.<br />

Hoofdpagina binnenmilieuprestaties<br />

221


Vervolgens kunnen deze binnenmilieuthema’s weer verder worden gespecificeerd.<br />

<strong>De</strong> subthema’s bij productiviteit zijn:<br />

- Temperatuur: overschrijdingsuren temperatuur voor klasse A, B en C.<br />

- Straling: toename temperatuur t.g.v. zoninstraling op lichaam per seizoen.<br />

- Verblinding: percentage van de tijd kans op verblinding.<br />

- Uitzicht en daglicht: percentage van de tijd voldoende daglichttoetreding.<br />

- Beïnvloedingsmogelijkheden: score beïnvloedingsmogelijkheden zon- en<br />

daglichttoetreding.<br />

<strong>De</strong> uitkomsten per thema van de interventie worden weergegeven en vergeleken met de<br />

referentiesituatie onder specificatie van de verschillen. Ook hier kan weer de mogelijkheid<br />

geboden worden om een extra variant (indien aangemaakt) toe te voegen om het effect<br />

van verschillende interventies te vergelijken.<br />

Subthema binnenmilieu: prestaties temperatuur<br />

<strong>De</strong> detailpagina’s geven vervolgens inzicht in de uitkomsten per geveloriëntatie. Voor de<br />

luchttemperatuur, verblinding en daglicht is een detailpagina beschikbaar:<br />

- Temperatuur: hier worden de overschrijdingsuren voor alle klassen gespecificeerd<br />

per seizoen op gebouwniveau en per geveloriëntatie (voor elk een aparte grafiek).<br />

- Straling: toename temperatuur t.g.v. zoninstraling op lichaam per seizoen<br />

gespecificeerd voor de verschillende oriëntaties van de gevel (grafiek per gevel).<br />

- Verblinding: de kans op verblinding wordt per gevel weergegeven in een afbeelding<br />

voor de referentie, de situatie van de gekozen variant. Indien voor één gevel zowel<br />

zonwering als lichtwering is gekozen, wordt van beide een afbeelding weergegeven<br />

(met lichtwering en zonwering).<br />

- Daglichttoetreding: de daglichttoetreding per gevel in een afbeelding voor de<br />

referentie en de gekozen variant (pagina per gevel).<br />

222


- Beïnvloedingsmogelijkheden: score beïnvloedingsmogelijkheden zon- en<br />

daglichttoetreding per gevel (alle gevels in één grafiek).<br />

<strong>De</strong>tailpagina temperatuuroverschrijdingsuren gespecifieerd per seizoen en klasse<br />

(voorbeeld: gemiddelde waarde voor het gebouw)<br />

<strong>De</strong>tailpagina kans op verblinding in de ruimte per oriëntatie van de gevel<br />

ROI en terugverdientijd<br />

<strong>De</strong> hoofdpagina productiviteit geeft de Return of Investment (ROI) weer ten gevolge van<br />

de verwachte effecten op energie en productiviteit. Daarnaast zijn is de terugverdientijd<br />

(TVT) weergegeven, net als kosten en het budget.<br />

Hoofdpagina ROI en terugverdientijd<br />

223


<strong>De</strong>ze thema’s worden vervolgens weer verder meer in detail uitgewerkt in subthema’s:<br />

- Return of Investment (ROI): ROI totaal en uitgesplitst voor energie en productiviteit.<br />

- Terugverdientijd (TVT): TVT totaal en uitgesplitst voor energie en productiviteit.<br />

- Kosten: kosten voor de interventies totaal en per onderdeel (lichtwering,<br />

binnenzonwering en buitenzonwering).<br />

- Investeringsbudget: de berekende besparing op de energiekosten, het<br />

productiviteitspotentieel en het totaal.<br />

Varianten vergelijken<br />

<strong>De</strong> webapplicatie geeft bovendien de mogelijkheid verschillende varianten te vergelijken<br />

door een aangemaakte variant op te slaan en die te vergelijken met een alternatieve<br />

variant. Daarvoor biedt de applicatie de mogelijkheid de uitkomsten van de verschillende<br />

varianten naast elkaar te zetten en worden de verschillen grafisch zichtbaar gemaakt.<br />

224


1101 “bba literatuuronderzoek productiviteit – <strong>Somfy</strong>” van 17-06-2020.<br />

<strong>Somfy</strong> productiviteitstool DEF” van 20-10-2020.<br />

1102 Arens et al, (2018) Sunlight and indoor thermal comfort- Update to Standard 55,<br />

ASHRAE Journal July 2018<br />

1103 https://comfort.cbe.berkeley.edu/<br />

1104 Oseland, N., & Burton, A. (2012). Quantifying the impact of environmental<br />

conditions on worker performance for inputting to a business case to<br />

justify enhanced workplace design features. Journal of Building Survey,<br />

Appraisal & Valuation, 1(2), 151-165.<br />

225


226


BIJLAGEN<br />

227


BIJLAGE 1: VRAGE<strong>NL</strong>IJST<br />

Onderstaande vragen dienen beantwoord te worden in de tool om het productiviteitspotentieel<br />

van een gebouw te berekenen. <strong>De</strong> vragen zijn opgedeeld in 4 verschillende<br />

categorieën:<br />

I. Gebouwkenmerken<br />

II. Waarde productiviteitseffect<br />

III. Aan te brengen interventie<br />

IV. Investering<br />

I. Gebouwkenmerken<br />

1. Wat is (globaal) het percentage glas in de gevel welke voorzien wordt<br />

van zon- en daglichtwering?<br />

a. Weinig glas < 30%<br />

b. Gemiddeld 30-60%<br />

c. Veel glas > 60%<br />

2. Is het gebouw voorzien van zonwerende beglazing?<br />

Noord: ja nee<br />

Oost: ja nee<br />

Zuid: ja nee<br />

West: ja nee<br />

3. Hoe is (globaal) de verdeling van het aantal werkplekken per gevel?<br />

Noord: %<br />

Oost: %<br />

Zuid: %<br />

West: %<br />

228


4. Hoeveel bureaus staan er naast elkaar loodrecht op één gevel?<br />

a. 2 bureaus of minder<br />

b. 3 of meer bureaus<br />

5. Hoeveel mensen werken er samen in één ruimte (meest voorkomende situatie)?<br />

a. 1 persoon<br />

b. 2-3 personen<br />

c. 4-8 personen<br />

d. 8 of meer personen (grote open werkruimten)<br />

6. Is het gebouw voorzien van koeling?<br />

a. Koeling aanwezig<br />

b. Alleen topkoeling aanwezig<br />

c. Geen koeling<br />

Indien vraag 6 “C. Geen koeling” ga naar vraag 6b (sla 6a over).<br />

6a. Wat is het rendement (EER-waarde) van de koelmachine?<br />

<strong>De</strong>faultwaarde: 3 (lucht-waterwarmtepomp)<br />

6b. Wat is het rendement (COP-waarde) van de opwekker voor warmte?<br />

<strong>De</strong>faultwaarde: 4 (lucht-waterwarmtepomp)<br />

Toelichting: Houd voor een lucht-waterwarmtepomp een COP-waarde van 4 aan. Wordt de<br />

warmte opgewekt via een HR-ketel op gas? Kies dan voor een COP-waarde van 1.<br />

7. Welk percentage van de tijd wordt het werk (dat de omzet genereert) op de<br />

werkplek in het gebouw uitgevoerd?<br />

% van de tijd wordt werk op de kantoorwerkplek uitgevoerd (niet thuis of extern)<br />

II. Waarde productiviteitseffect<br />

8. Werkt de grote meerderheid (> 90%) van de medewerkers op kantoor?<br />

ja nee<br />

Indien vraag 8 “nee” ga naar vraag 9a. Indien vraag 8 “Ja” ga naar vraag 9.<br />

229


9. Hoeveel fte's zijn er in dienst? fte's<br />

Na vraag 9 door naar vraag 10.<br />

9a. Hoeveel fte's zijn er totaal in dienst? aantal<br />

9b. Welk percentage hiervan zijn kantoormedewerkers? %<br />

Vul bij de volgende vragen de gegevens in voor de hele organisatie.<br />

10. Zijn de medewerkers werkzaam voor een bedrijf of organisatie met een<br />

winstdoelstelling (voorbeeld: mkb “ja” en overheidsinstelling “nee”)<br />

ja nee Indien vraag 10 “nee” ga naar vraag 12. Indien vraag 10 “ja” ga naar vraag 11.<br />

11. Wat is de jaaromzet van de betreffende afdeling/organisatie?<br />

in miljoenen euro’s <strong>De</strong>faultwaarde: 350.000 euro/fte.<br />

Ga naar vraag 12b.<br />

12a. Wat zijn de totale jaarlijkse kosten per fte? (Bepaal de totale jaarlijkse uitgaven en deel die door het<br />

aantal fte's (loonkosten, huisvestigingskosten etc.))<br />

in euro’s <strong>De</strong>faultwaarde: 75.000 euro/fte.<br />

12b. Hoeveel m2 kantoorruimte is er gemiddeld beschikbaar per werknemer op kamerniveau (fte)?<br />

<strong>De</strong>faultwaarde: 20 m2.<br />

III. Aan te brengen interventie<br />

13. Lichtwering toepassen op:<br />

Noord: ja nee<br />

Oost: ja nee<br />

Zuid: ja nee<br />

West: ja nee<br />

14. Zonwering<br />

Noord:<br />

Oost:<br />

Zuid:<br />

West:<br />

230


Antwoordopties per gevel:<br />

Ja, binnenzonwering<br />

Ja, buitenzonwering lichte kleur<br />

Ja, buitenzonwering donkere kleur<br />

Ja, buitenzonwering met buitentemperatuurafhankelijke regeling (donkere kleur)<br />

Nee<br />

15. Type regeling:<br />

Automatische regeling met handmatige overrulemogelijkheid.<br />

Handmatig<br />

IV. Investering<br />

16. Wat is het totale glasoppervlak per gevel?<br />

Noord: m 2<br />

Oost: m 2<br />

Zuid: m 2<br />

West: m 2<br />

17. Wat zijn de kosten per m2<br />

Lichtwering<br />

Zonwering binnen<br />

Zonwering buiten<br />

<strong>De</strong>faultwaarde € 100,-/m²<br />

<strong>De</strong>faultwaarde € 160,-/m²<br />

<strong>De</strong>faultwaarde € 150,-/m²<br />

231


BIJLAGE 2: GEBOUWKENMERKEN “STANDAARDKANTOORRUIMTE”<br />

In deze bijlage worden de uitgangspunten en kenmerken beschreven die gehanteerd zijn voor de<br />

“standaardkantoorruimte” die gebruikt is voor de berekeningen.<br />

Parametrisch model<br />

Voor het model en de berekeningen is gebruikgemaakt<br />

van een aantal softwarepakketten en plug-ins. Het ruimtemodel<br />

wordt weergegeven in een modeleer omgeving<br />

genaamd Rhino 3D. Met behulp van een softwareprogramma<br />

om visueel te programmeren (Grasshopper) is<br />

het mogelijk om parametrische handelingen uit te voeren.<br />

Voor het uitvoeren van de berekeningen is de plug-in<br />

Ladybug Tools gebruikt. Met behulp van deze laatste<br />

plug-in is het mogelijk om zowel energie als zon-/daglichtstudies<br />

uit te voeren en deze te combineren.<br />

<strong>De</strong> gehanteerde rekenkernen voor energie en daglicht<br />

zijn EnergyPlus en Radiance. Beide rekenkernen zijn een<br />

product van het United States <strong>De</strong>partment of Energy.<br />

<strong>De</strong>ze rekenkernen worden wereldwijd in zowel opensourceals<br />

in commerciële softwareprogramma’s gebruikt.<br />

Voor de verschillende berekeningen is gebruikgemaakt<br />

van een IWEC-weerbestand, IWEC staat voor International<br />

Weather for Energy Calculations. <strong>De</strong>ze zijn afkomstig uit<br />

de ASHRAE-database. Het referentiejaar is opgebouwd<br />

op basis van meetgegevens van voorgaande jaren.<br />

Illustratie van rekenmodel en visualisatie van het resultaat.<br />

232


Algemene omschrijving opbouw model<br />

Het model begint met het maken van een (parametrisch)<br />

ruimtemodel. Hierin worden zes vlakken gemodelleerd.<br />

Aan deze vlakken worden vervolgens eigenschappen<br />

toegekend:<br />

- Aangrenzende constructie (grond, buitenlucht,<br />

identieke ruimte, etc).<br />

- Constructie-eigenschappen (materiaallagen,<br />

isolerende en reflecterende eigenschappen).<br />

- Het al dan niet aanwezig zijn van een raam, en de<br />

eigenschappen van het glas.<br />

Vervolgens worden aan de ruimte aanvullende<br />

eigenschappen gekoppeld zoals:<br />

- Zonwering, met bijbehorende eigenschappen en<br />

regel-strategieën.<br />

- Uitgangspunten ruimtetemperatuur verwarmen/<br />

koelen.<br />

- Uitgangspunten ruimte: personen, verlichting,<br />

apparaten, ventilatie, infiltratie etc.<br />

- Schema’s en gebruikstijden van bovengenoemde<br />

uitgangspunten.<br />

- Een installatieconcept met daarbij de<br />

verwarmings- en koelvermogens.<br />

Voor het onderdeel energie wordt vervolgens in de<br />

nabewerking op basis van de gemiddelde waarden per<br />

uur gekeken naar:<br />

- Warmte- en koudebehoefte.<br />

- Luchttemperaturen en aantal overschrijdingsuren<br />

van klasse A, B of C.<br />

- Stralingstemperatuur.<br />

- Operatieve temperatuur (een gemiddelde van de<br />

stralings- en luchttemperatuur).<br />

- PMV-overschrijdingen ten gevolge van<br />

zoninstraling op het lichaam.<br />

<strong>De</strong> warmte- en koudebehoefte geeft op ruimteniveau aan<br />

hoeveel koeling en verwarming er nodig is. Dit is nog niet<br />

het geleverde vermogen door een opwekkingsinstallatie<br />

zijnde een cv-ketel, koelmachine, warmtepomp of<br />

soortgelijk.<br />

Dit wordt in de nabewerking aangepast. Hier wordt<br />

ingevoerd wat voor type opwekker er aanwezig is in<br />

het gebouw, en het rendement van deze warmte-/<br />

koudeopwekker. Dit bepaalt het uiteindelijke<br />

energiegebruik van het kantoorvertrek. Hieronder een<br />

aantal richtwaarden welke gebruikt kunnen worden voor<br />

de invoer van de rendementen.<br />

In het bouwkundig model zijn de eigenschappen voor een<br />

energieberekening en een daglichtberekening gekoppeld.<br />

<strong>De</strong>ze informatie wordt vervolgens aan de rekenkern<br />

gekoppeld, waar een berekening of simulatie gedurende<br />

een heel jaar draait.<br />

233


Overzicht richtwaarden rendementen<br />

Verwarmen<br />

Koelen<br />

Installatie COP (rendement) Installatie EER (rendement)<br />

Cv-ketel 1 Koelmachine (LT) 3<br />

Lucht-waterwarmtepomp 4 Lucht-waterwarmtepomp (HT) 4<br />

Water-waterwarmtepomp 5 Vrije koeling (gesloten bron) 10<br />

Vrije koeling (open bron) 16<br />

Voor het onderdeel daglicht is de output per meetpunt een hoeveelheid zoninstraling per<br />

uur van het jaar. Dit voor zowel een scenario zonder als een met zonwering. Op basis van<br />

de regelstrategie worden de gewenste resultaten in de nabewerking geproduceerd. <strong>De</strong><br />

resultaten welke in de nabewerking geproduceerd worden, zijn onder andere:<br />

- Hoeveelheid energie op de gevel.<br />

- Aantal uren dat de zonwering omlaag is.<br />

- Kwaliteit van daglicht (sDA).<br />

- Kans op verblinding (UDI).<br />

Daarnaast worden er met de resultaten van bovengenoemde berekeningen ook de nodige<br />

productiviteitsparameters bepaald op basis van de uitgangspunten van het model.<br />

234


Algemene kenmerken en gebruik kantoorvertrek:<br />

Afmetingen<br />

Breedte: 3,6 meter<br />

Diepte: 5,4 meter<br />

Hoogte: 2,7 meter<br />

Constructie gebouw<br />

Binnenwand (Rc-waarde 2,0 m2 x K/W):<br />

Gipsplaat 2 x 12,5 mm<br />

Isolatie 75 mm<br />

Gipsplaat 2 x 12,5 mm (Rc = 2,0 m2 x K/W)<br />

Ventilatie<br />

Basisventilatie: 40 m3/uur per persoon (klasse B<br />

PvE Gezonde Kantoren) van 07.00 tot 19.00 uur<br />

Luchtinfiltratie: 0,0003 m³/s per m² buitengevel<br />

bij 4 Pa drukverschil.<br />

Gebruikstijd gebouw/ruimte<br />

Gebruikstijd: van 7.00 uur tot 19.00 uur, 5 dagen<br />

per week (1 januari t/m 31 december).<br />

Buitenmuur (Rc-waarde 4,7 m2 x K/W):<br />

Metselwerk buitenblad<br />

Spouw<br />

180 mm minerale wol<br />

Kalkzandstenen binnenblad<br />

Dikte gevel 400 mm<br />

Raam (Uw-raam 1,65 W/m2 x K):<br />

Kozijn<br />

HR++-glas (al dan niet zonwerend)<br />

ZTA 0,3 of 0,6, afhankelijk van berekening<br />

Vloer/plafond (Rc-waarde 2,5 m2×K/W)<br />

Linoleum<br />

50 mm dekvloer<br />

70 mm druklaag<br />

270 mm beton (kanaalplaatvloer)<br />

Spouw<br />

Akoestisch plafond<br />

Interne warmtelast<br />

Personen (120 watt per persoon)<br />

2 personen per kantoor 07.00 – 19.00 u<br />

Laptop (100 watt) 07.00 – 19.00 u<br />

Verlichting (5 W/m2 gebaseerd op ledverlichting)<br />

Verwarming<br />

Luchtverwarming onbeperkte capaciteit.<br />

Variabele gebouwkenmerken<br />

In het model zijn de volgende gebouwkenmerken<br />

variabel en afhankelijk van de invoer van de gebruiker<br />

en van invloed op het berekende binnenmilieu en<br />

de energieprestatie.<br />

Oriëntatie van het gebouw/de kantoorvertrekken.<br />

Percentage glas in de gevel.<br />

Voorzien van zonwerende beglazing per gevel.<br />

235


Percentage glas in de gevel<br />

Weinig glas: < 30% glaspercentage van 25% in het<br />

model<br />

Gemiddeld: 30-60% glaspercentage van 50% in<br />

het model<br />

Veel glas: > 60% glaspercentage van 80% in het<br />

model<br />

Voorziening zonwerende beglazing<br />

Zonwerende beglazing: g-waarde 0,3<br />

Standaardbeglazing: g-waarde 0,6<br />

Koeling<br />

Geen: 0 W/m²<br />

Topkoeling: 30 W/m²<br />

Volledige koeling: 60 W/m²<br />

Het vermogen van topkoeling is bepaald aan de hand<br />

van praktijkkennis. Hier wordt drie- à viervoudige ventilatie<br />

ingezet om een ruimte te voorzien van topkoeling.<br />

Bij volledige koeling is uitgegaan van een installatie met<br />

klimaatplafonds, plafondinductie-units of ventilatorconvectoren.<br />

Het vermogen zoals genoemd is hierbij de<br />

bovengrens van het afgiftevermogen van deze installaties.<br />

236


BIJLAGE 3: KENMERKEN INTERVENTIES<br />

Kenmerken zonwering en lichtwering<br />

In onderstaande tabel zijn de kenmerken van de zon- en lichtwering<br />

systemen weergegeven. Op basis van de aangeleverde<br />

eigenschappen van verschillende zonweringsdoeken zijn de<br />

volgende doeken als referentiedoeken aangenomen en meegenomen<br />

in de berekening:<br />

Kenmerken interventies toegepast bij “normale” beglazing en zonwerende beglazing<br />

Interventie Type Dikte in mm<br />

Binnenzonwering<br />

gemetalliseerd<br />

Zonwering licht<br />

(buiten)<br />

Zonwering donker<br />

(buiten)<br />

Verosol<br />

OmniaScreen<br />

293 FD-01<br />

Verosol Originals<br />

816 - 000<br />

Zuiver zwart doek<br />

(Sergé 3% Black)<br />

Transmissie<br />

zonnestraling<br />

Reflectie<br />

zonnestraling<br />

buitenzijde<br />

Openheidsfactor<br />

0,58 0,06 0,74 0,03<br />

0,20 0,29 0,44 0,23<br />

0,44 0,03 0,04 0,03<br />

Lichtwering Coulisse Paris 0,47 0,40 0,56 0,03<br />

Dynamische regeling<br />

Regeling (automatisch)<br />

- Automatische zonweringsregeling<br />

- Neer bij zoninstraling > 150 W/m²<br />

- Open bij zoninstraling < 150 W/m²<br />

Regeling (handmatig)<br />

- Automatische zonweringsregeling<br />

- Neer bij zoninstraling > 300 W/m²<br />

- Open bij 300 W/m²<br />

Buitentemperatuurafhankelijke regeling<br />

Regeling (automatisch)<br />

- Automatische zonweringsregeling<br />

- Neer bij zoninstraling > 150 W/m² en T-buiten > 15 °C<br />

- Open bij zoninstraling < 150 W/m²<br />

Regeling (handmatig)<br />

- Automatische zonweringsregeling<br />

- Neer bij zoninstraling > 300 W/m² en T-buiten > 15 °C<br />

- Open bij 300 W/m²<br />

237


BIJLAGE 4 UITGANGSPUNTEN<br />

PRODUCTIVITEITSEFFECTEN<br />

Voor de berekening van de invloed van zoninstraling op het licht<br />

wordt een waarde aangenomen voor het deel van de lucht dat<br />

zichtbaar is vanaf de werkplek en voor het deel van het lichaam<br />

dat blootgesteld wordt aan zonlicht. <strong>De</strong>ze waarden zijn afhankelijk<br />

van de gebouwkenmerken (afstand werkplek tot de gevel en<br />

glasoppervlak): de invloed van stralingswarmte op de thermische<br />

sensatie neemt af naarmate men verder van de gevel af zit<br />

(afstand werkplek tot gevel). Ook is de invloed kleiner bij een kleiner<br />

glasoppervlak, omdat er minder blootstelling aan zon plaats kan<br />

vinden. <strong>De</strong> te hanteren waarden hiervoor bepaald, zijn weergegeven<br />

op basis van ASHRAE-55 en in de tabellen hieronder gespecificeerd.<br />

Parameter 4: <strong>De</strong>el van de lucht zichtbaar vanuit gebruiker op basis van<br />

ASHRAE-55, afhankelijk van percentage glas in de gevel en afstand<br />

werkplekken tot het raam<br />

2 bureaus of minder 3 of meer bureaus<br />

Weinig glas < 30% 0,2 0,1<br />

Gemiddeld 30-60% 0,25 0,15<br />

Veel glas > 60% 0,3 0,2<br />

Parameter 5: <strong>De</strong>el van het lichaam blootgesteld<br />

zonlicht op basis van ASHRAE-55, afhankelijk van<br />

percentage glas in de gevel<br />

Exposure [-]<br />

Weinig glas < 30% 0,3<br />

Gemiddeld 30-60% 0,5<br />

Veel glas > 60% 0,7<br />

238


239


240


12<br />

DUURZAAMHEID ALS TOPPRIORITEIT<br />

241


EU-TAXONOMIE<br />

Met het oog op het behalen van de klimaat- en energiedoelstellingen van de EU is het van vitaal<br />

belang dat investeringen gericht zijn op duurzame projecten en activiteiten. Hiertoe is het noodzakelijk<br />

methodisch te werk te gaan en bovendien moet er een duidelijke definitie zijn van wat onder duurzaam<br />

wordt verstaan. In dat verband is er gewerkt aan een actieplan voor de financiering van duurzame<br />

groei alsmede aan de invoering van een gemeenschappelijk classificatiesysteem voor duurzame<br />

economische activiteiten, de EU-taxonomie genoemd.<br />

<strong>De</strong> EU-taxonomie is een classificatiesysteem voor een<br />

lijst van ecologisch duurzame economische activiteiten<br />

en zou een belangrijke rol moeten gaan spelen bij het<br />

opschalen van duurzame investeringen door de EU en de<br />

uitvoering van de Europese Green <strong>De</strong>al.<br />

<strong>De</strong> EU-taxonomie zou bedrijven, investeerders en<br />

beleidsmakers passende definities moeten bieden voor<br />

economische activiteiten die als ecologisch duurzaam<br />

kunnen worden beschouwd. Op deze manier moet<br />

er zekerheid worden gecreëerd voor investeerders,<br />

consumenten beschermen tegen greenwashing,<br />

bedrijven helpen klimaatvriendelijker te worden,<br />

marktfragmentatie verminderen en investeringen helpen<br />

verschuiven waar ze het meest nodig zijn.<br />

<strong>De</strong> taxonomieverordening is op 22 juni 2020<br />

bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese<br />

Unie en op 12 juli 2020 in werking getreden.<br />

klimaatverandering is op 21 april 2021 in beginsel<br />

goedgekeurd en op 4 juni 2021 formeel vastgesteld<br />

voor toetsing door de medewetgevers. <strong>De</strong> publicatie<br />

van de eerste gedelegeerde handeling ging vergezeld<br />

van richtlijnen voor de EU-taxonomie, richtlijnen<br />

voor duurzaamheidsverslaggeving voor bedrijven en<br />

richtlijnen om financieringen in te zetten voor het<br />

bereiken van de Europese Green <strong>De</strong>al.<br />

Op 6 juli 2021 heeft de Commissie aanvullend de<br />

methodologie en de presentatie gespecificeerd van<br />

de door financiële en niet-financiële ondernemingen<br />

openbaar te maken informatie over het aandeel van<br />

ecologisch duurzame economische activiteiten in hun<br />

bedrijfs-, beleggings- of kredietverleningsactiviteiten.<br />

Bedrijven kunnen hierdoor niet langer passief blijven.<br />

Nationale wetgeving zal worden aangepast en de hele<br />

financiële sector zal worden ingezet om de economie in<br />

de juiste richting te duwen.<br />

In het kader van de taxonomieverordening moest de<br />

Europese Commissie de feitelijke lijst van ecologisch<br />

duurzame activiteiten opstellen, evenals technische<br />

criteria voor elke milieudoelstelling.<br />

Een eerste handeling betreffende duurzame activiteiten<br />

met het oog op aanpassing aan en mitigatie van<br />

Zo maken banken, pensioenfondsen, verzekeraars en<br />

vermogensbeheerders in Nederland uiterlijk in 2022<br />

bekend op welke wijze zij tot 2030 het CO2-gehalte<br />

van hun portefeuille zullen gaan verminderen. Al vanaf<br />

2020 rapporteert de financiële sector in Nederland hoe<br />

hoog de CO2-uitstoot van leningen en beleggingen is.<br />

Daarnaast hebben 50 partijen uit de financiële sector in<br />

242


Nederland hun handtekening gezet onder een convenant<br />

dat de uitgangspunten en samenwerking om tot een<br />

duurzame samenleving te komen onderbouwt. Tezamen<br />

vertegenwoordigen de instellingen investeringen ter<br />

waarde van 3.000 miljard euro.<br />

<strong>De</strong> financiële sector past de beginselen die moeten<br />

leiden tot een reductie van de CO2-uitstoot toe op<br />

zakelijke klanten, maar ook de financiering van<br />

particulier onroerend goed zal onder de werkingssfeer<br />

komen te vallen.<br />

Uiteraard willen financiële instellingen niet het risico<br />

lopen dat zij blijven zitten met financieringen die niet<br />

kunnen worden terugbetaald omdat bedrijven door de<br />

transitie buiten spel komen te staan. Ook zullen banken<br />

tijdig zeker willen stellen dat onroerend goed dat als<br />

onderpand dient voor financieringen voldoet aan de<br />

standaarden.<br />

Greenwashing<br />

Greenwashing of groenwassen is het zich groener of<br />

maatschappelijk verantwoordelijker voordoen dan een<br />

bedrijf of organisatie daadwerkelijk is, door te doen<br />

alsof men weloverwogen met het milieu en/of andere<br />

maatschappelijke thema’s omgaat.<br />

Niet elke organisatie die aan greenwashing doet, doet dit<br />

bewust. In veel gevallen wil men iets maatschappelijks<br />

doen, maar ziet men niet in dat het kernproces van het<br />

bedrijf ook aangepast moet worden om daadwerkelijk<br />

maatschappelijk verantwoord bezig te zijn. Soms is<br />

greenwashing de eerste stap naar een daadwerkelijk<br />

maatschappelijk verantwoord beleid.<br />

Niet-duurzame portefeuilles van (hypothecaire) leningen<br />

dragen niet bij aan eigen duurzaamheidsdoelstellingen<br />

van financiële instellingen, maar vertegenwoordigen in<br />

toenemende mate een lagere waarde.<br />

Als het gaat om bedrijfsmatig onroerend goed, dan<br />

is er enkele jaren geleden al in wetgeving vastgelegd<br />

dat kantoren in 2023 minimaal energielabel C moeten<br />

hebben op straffe van het verbod dergelijke panden nog<br />

langer te gebruiken. Ook de wetgeving beweegt in de<br />

richting van duurzaamheid.<br />

243


244


RODERIK<br />

HENDERSON<br />

In het kader van ons onderzoek, waarin gebouwen centraal staan, hebben we<br />

Roderik Henderson gevraagd een fotografische bloemlezing te maken van de ontwikkelingen in<br />

de architectuur van kantoorgebouwen in Nederland, grofweg gebouwd in de laatste 30 jaar.<br />

In dat kader is hij gewapend met zijn onafscheidelijke rugzak gevuld met<br />

‘gereedschap’ Nederland door getrokken. Inmiddels is er een serie ontstaan van bijna 15.000 foto’s.<br />

Het materiaal is allemaal gemaakt in de afgelopen 3 maanden en het aantal foto's zal ongetwijfeld<br />

nog verder groeien. <strong>De</strong> tijd is te kort geweest om alles netjes te rubriceren en verder te bestuderen.<br />

Wij vonden het toch leuk om een heel kleine selectie, vrij willekeurig gekozen, toe te voegen aan deze uitgave.<br />

245


246


247


248


249


250


251


252


253


254


255


256


257


258


259


Fotograaf Roderik Henderson (geboren in 1965) zwierf<br />

met zijn vrouw Tanja jarenlang door het zuidwesten<br />

van de Verenigde Staten. Zij doorkruisten de woestijn<br />

in een niet meer zo piepjonge Jeep Wagoneer en<br />

een kleine Airstream Argosy-caravan. "Op jacht<br />

naar de helderheid van kale rotsen, brandend zand<br />

en oorverdovende stilte. Gedachteloos, droomloos,<br />

ambitieloos – gewoon totale, fenomenale leegte.<br />

Zoutvlaktes en lavabedden waren ons thuis."<br />

Na een paar winters in de Canadese wildernis te<br />

hebben doorgebracht, gingen Roderik en zijn vrouw,<br />

inmiddels vergezeld van twee kinderen, in januari<br />

2010 weer op pad voor een existentiële, artistieke<br />

reis door Chili.<br />

Roderik is winnaar van de World Press Photo Award<br />

2010, hij won de eerste prijs in de categorie Portretten.<br />

Roderik was ook genomineerde voor de <strong>Somfy</strong><br />

Photography Award 2020. Hij verhuisde onlangs<br />

naar Nederland.<br />

260


261


262


263


<strong>Somfy</strong> Nederland BV<br />

Jacobus Ahrendlaan 1<br />

Postbus 163<br />

2130 AD Hoofddorp<br />

Tel. +31 (0)23 55 44 900<br />

info.nl@somfy.com<br />

www.somfy.nl<br />

264

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!