07.01.2021 Views

culture

You also want an ePaper? Increase the reach of your titles

YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.

De geschiedenis van de Chinezen in Indonesië

3.5.4.4. De Chinese officieren

De Chinezen waren in financieel opzicht een zo belangrijk deel van de bevolking, dat het

gouvernement het nodig achtte hen samen in een groep onder te brengen onder leiding

van hun eigen hoofd. Dat was al in de eerste jaren van het bestaan van Batavia het geval.

De eerste Chinese kapitan van Batavia (1619-1636) was So Bing Kong, of Bencon, zoals

de Europeanen hem noemden. Hij was handelaar en vluchtte naar Batavia uit Banten met

enkele honderden andere Chinezen toen Jacatra werd veroverd door de VOC in mei 1619.

Gouverneur-generaal J.P. Coen, die reeds in Banten met hem bevriend was geraakt,

benoemde hem tot „Cappiteyn ofte Overste der Chinesen‟. Bencons taak als Kapitein der

Chinezen was „het doen onderhouden van de policie‟. Hij mocht echter geen mensen

arresteren of aanhouden; dat mocht alleen de baljuw doen. Bencon hield zich daar niet

aan, hij arresteerde Chinezen en hield ze gevangen, hen verplichtend te betalen om uit de

gevangenis te blijven. Toch kreeg hij slechts een berisping en werd hij niet afgezet.

Samen met een ander lid van de Chinese elite had hij zitting in het College van

Schepenen om advies uit te brengen in Chinese zaken, hoewel geen van hen de

vergaderingen mocht voorzitten of een stem mocht uitbrengen. 216

De Chinese kapiteins kregen het spoedig zo druk dat ze assistenten nodig hadden.

Die werden luitenants genoemd. Later ontstond behoefte aan hogere ambten. In 1829

werd de eerste majoor in Semarang geïnstalleerd, Tan Tiang Tjhing. 217 Een oudere

officier die met pensioen ging, mocht Majoor of Kapitein titulair blijven.

Officieren werden niet gesalarieerd maar kregen een maandelijkse toelage en

hoefden geen drukkende plichten te vervullen zoals het betalen van de hoofdgelden. 218

Gewoonlijk was persoonlijke rijkdom een voorwaarde voor het bekleden van dit ambt.

Daarom kwamen de meeste officieren uit een elite groep van gevestigde families die

onder elkaar huwden en zo de cabang atas vormden, de „hoogste tak‟ van de Chinese

maatschappij. 219 De ambten gingen gewoonlijk over van vader op zoon, maar nieuwe

leden van de meest succesvolle immigranten kregen ook een kans. 220 Pachten waren een

belangrijke bron van inkomsten voor de Chinese officieren. Door hun financiële belangen

en taken als inners van belastingen, monopoliehouders, landeigenaars en pachters hadden

ze nauwe betrekkingen met de ambtenaren. De officieren waren de eerste Chinezen die

vergunning kregen om hun kinderen naar scholen voor Europeanen te zenden. In het

begin droegen de officieren een gewaad als dat van een mandarijn, maar tegen de

twintigste eeuw droegen ze officiële, Europees-uitziende uniformen met „plenty of gold

braid to emphasize their status‟. 221

In de wijken werden wijkmeesters aangesteld om de officieren te helpen in het

uitvoeren van hun taken. De wijkmeesters genoten weinig status in vergelijking met de

officieren, maar hadden vele taken en waren onmisbaar in het verlenen van diensten aan

de Chinese gemeenschap. Ze moesten bijvoorbeeld de gemeenschap helpen

regeringsreglementen te begrijpen en de ouderen bijstaan bij het schrijven van

216 Hesseling-Tjan 2003, pag. 106-107

217 Liem 2004, pag. 116.

218 Het hoofdgeld was de belasting of schatting per hoofd of van ieder hoofd van een gezin. Zie hoofdstuk over Pachters

en officieren.

219 Rush 1990, pag. 83

220 Dit was het geval met de reeds eerder genoemde Tan Tiang Tjhing, derde zoon van Tan Bing, een zeekapitein, (Tan

2002, pag 33-34) die volgens Liem „hanya bertangan kosong alias tidak kaya‟, slechts met lege handen en niet rijk, uit

China emigreerde. Liem 2004, pag. 88.

221 Pan 1998, pag. 155.

79

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!