07.01.2021 Views

culture

Create successful ePaper yourself

Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.

De geschiedenis van de Chinezen in Indonesië

oudsher een goede verstandhouding tussen de Javanen en de Chinezen. Raden Ayu

Yudakusuma leende vaak geld van de Chinezen, en veel Chinezen vochten mee aan de

kant van Prins Diponeogoro; ze leverden zilvergeld, opium en wapens aan het Javaanse

leger toen die tegen de Nederlanders oorlog voerden. Bovendien streden Chinezen zij aan

zij met de Javanen. 126

Het antwoord op Setiono's vraag is wellicht te vinden in Het Rijk van Insulinde van

Van den Doel, en in het artikel van Anthony Reid, „The origins of revenue farming in

Southeast Asia‟. Bij het uiteenzetten van de oorzaken van de Java-oorlog vermeldt Van

den Doel dat in de Javaanse Vorstenlanden Europeanen en Chinezen landerijen huurden

van de Javaanse vorsten en van inheemse ambtenaren die in apanages 127 werden

uitbetaald. De Chinese huurders verwierven op die manier ook soevereine rechten,

waaronder het recht herendiensten te laten verrichten door degenen die op hun

landgoederen woonden. 128 Misschien veroorzaakte deze gang van zaken reeds

ontevredenheid bij de Javanen. Ook de Soesoehoenan van Soerakarta maakte bepaalde

delen van zijn gebied tot apanage ten behoeve van zijn eigen familieleden. Het bestuur

over deze apanages, waarbij ook het recht tot het heffen van belastingen behoorde, werd

in handen gegeven van demangs. Volgens Van den Doel waren deze districtshoofden

vaak niet van Javaanse, maar van onder meer Chinese komaf, „die bepaald niet

toegeeflijk tegenover de boeren optraden‟. 129 De boeren werden hierdoor gedwongen een

steeds hogere belasting te betalen, waardoor hun economische positie verslechterde.

Van den Doel heeft het ook over de tolpoorten. Na de bestorming van de kraton van

Jogjakarta in 1812 door het Engelse leger als gevolg van een conflict met Sultan

Hamengku Buwono II, eiste de Britse luitenant-gouverneur Raffles de inkomsten van de

markten en de tolpoorten op voor de koloniale regering. Het beheer van deze markten en

tolpoorten werd verder verpacht aan Chinezen. De Javaanse boeren moesten nu overal

tolgeld betalen, zodat de tol die uiteindelijk in rekening werd gebracht vaak hoger was

dan de totale waarde van de naar de markt vervoerde producten. Het optreden van de

Chinezen zorgde ervoor dat het bedrag dat het koloniale gouvernement vanuit Jogjakarta

tussen 1812 en 1824 ontving met meer dan 700 percent toenam. Chinezen handhaafden

ook het gouvernementsmonopolie op de verkoop van opium en het organiseren van

gokspelen. Alleen zij kregen vergunning speelhuizen en opiumkitten te exploiteren. 130

Volgens Van den Doel hadden de Javaanse boeren tot 1755 nooit met iets als

tolpoorten te maken gehad. Reid echter toont aan dat reeds in de zeventiende eeuw de

Javaanse hoofden hun voordeel trokken uit het opereren van het systeem van de

tolpoorten. Amangkurat I verving de Javanen die de havens hadden bestuurd vanaf 1660

met syahbandar uit het handelaarsmilieu. Deze „meesters van de haven‟ waren vaak

Chinezen, en hun functie onder de vorst van Mataram geleek meer op die van pachters

dan ambtenaren of vazallen. Onder Amangkurat II werden deze functies na 1680 geveild

aan de hoogste bieder, en omvatten zowel de gewone monopolies van markten, wagen, de

productie van arak (een distillaat uit suikerriet) en dobbelen onder de Chinezen als

havengelden. Amangkurat was tijdens zijn verblijf in Japara in 1677-1678 zeer onder de

126 Setiono 2002, pag. 172.

127 Een apanage is een 'gebied of fonds, aan jongere zonen van een vorst of aan andere leden van een vorstenhuis

toegewezen om van de inkomsten of opbrengst daarvan naar hun staat te leven‟ (WNT, online editie 2007).

128 Van den Doel 1996, pag. 18.

129 Van den Doel 1996, pag. 40.

130 Van den Doel 1996, pag. 41.

64

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!