You also want an ePaper? Increase the reach of your titles
YUMPU automatically turns print PDFs into web optimized ePapers that Google loves.
Ontslag hoofdelijke<br />
aansprakelijkheid<br />
HYPOTHEKEN – Na een scheiding kan een van de ex-partners aan de geldverstrekker<br />
ontslag uit hoofdelijke aansprakelijkheid vragen met betrekking<br />
tot de hypotheekschuld. In de praktijk zal dat vaak het geval zijn als de andere<br />
partner na de scheiding in de voormalige gezamenlijk bewoonde woning<br />
blijft wonen.<br />
Eerder heeft de geschillencommissie vastgesteld welke kaders de geldverstrekker<br />
bij een beslissing op een dergelijk verzoek in acht moet nemen: “Het<br />
ontslag uit de hoofdelijke aansprakelijkheid dient te worden aangemerkt als<br />
een wijziging van de bestaande geldleningsovereenkomst. Voor een dergelijke<br />
wijziging is instemming van de Bank noodzakelijk, tenzij het onthouden<br />
van die instemming naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar<br />
is. De Bank kan daarnaast worden gedwongen mee te werken aan<br />
het verzoek van Consument, indien sprake is van ‘onvoorziene omstandigheden<br />
van dien aard dat de wederpartij naar maatstaven van redelijkheid en<br />
billijkheid ongewijzigde instandhouding van de overeenkomst niet mag verwachten”<br />
(GC <strong>20</strong>19-133).<br />
In uitspraak <strong>20</strong><strong>20</strong>-378 maakt de commissie duidelijk zware eisen te stellen<br />
aan deze maatstaven van redelijkheid en billijkheid. De volgende omstandigheden<br />
wegen voor de commissie onvoldoende mee om tot de conclusie te<br />
komen dat er in voldoende mate sprake is van “redelijkheid en billijkheid”:<br />
1. de partner die alleen de hypotheeklasten wil blijven dragen was altijd alleenverdiener<br />
en is in staat gebleken de lasten te dragen;<br />
2. de woning heeft een significante overwaarde;<br />
3. de partner verklaart zich bereid de woning te verkopen indien hij de financieringslasten<br />
inderdaad niet zou kunnen opbrengen;<br />
4. indien de geldverstrekker niet akkoord gaat met het ontslag uit hoofdelijke<br />
aansprakelijkheid zal de ex partner verdeling van de woning vorderen;<br />
5. de partner die de hypotheeklasten wil blijven dragen zal dan geconfronteerd<br />
worden met een boete wegens vervroegde aflossing;<br />
6. ten behoeve van de hypotheek is een beleggingsrekening verpand. Deze zal<br />
alsdan met financieel nadeel voor de partner moeten worden beëindigd;<br />
7. een huurwoning zal leiden tot substantieel hogere kosten aan de zijde<br />
van de partner die de hypotheeklasten wil blijven dragen dan voortzetting<br />
van de hypotheek.<br />
De geschillencommissie spreekt uit dat ook onder deze omstandigheden<br />
de geldverstrekker in redelijkheid en billijkheid medewerking aan ontslag uit<br />
hoofdelijke aansprakelijkheid mag weigeren. – Uitspraak GC <strong>20</strong><strong>20</strong>-378<br />
Leren van KiFiD-uitspraken<br />
De uitspraken van Kifid bevatten regelmatig belangrijke leermomenten<br />
voor financieel advieskantoren en verzekeraars. In elk nummer vat <strong>VVP</strong><br />
recente uitspraken samen.<br />
EVR: geen standaardtermijn<br />
HYPOTHEKEN – In deze klacht gaat het om een<br />
hypothecair krediet waarin vaststaat dat de consument<br />
bij het aanvragen van het krediet de geldverstrekker<br />
op meerdere punten bewust onjuist<br />
heeft voorgelicht. Na ontdekking door de bank van<br />
deze feiten wordt de hypotheekovereenkomst opgezegd,<br />
de woning verkocht en uit de opbrengst<br />
hiervan de hypothecaire lening afgelost.<br />
De geldverstrekker gaat vervolgens over tot<br />
opname van de identiteit van de consument in<br />
het Incidentenregister en het Extern Verwijzingsregister,<br />
bij beide voor de duur van acht jaar. Ten<br />
aanzien van de keuze voor de termijn van acht<br />
jaar voert de geldverstrekker aan dat “hij de maximale<br />
termijn van acht jaar hanteert tenzij er verzachtende<br />
omstandigheden zijn”.<br />
De geschillencommissie geeft in deze uitspraak<br />
aan dat dit geen correcte werkwijze is. Het<br />
ligt op de weg van de Bank om in geval van registratie<br />
een individuele proportionaliteitstoets uit<br />
te voeren waarbij alle omstandigheden van het<br />
geval worden betrokken. Een standaardtermijn<br />
van acht jaar is, anders dan door de Bank is gesteld,<br />
zonder motivering niet toegestaan. – Uitspraak<br />
GC <strong>20</strong><strong>20</strong>-401<br />
De samenvatting Hypotheken<br />
wordt u aangeboden door de<br />
54 | <strong>VVP</strong> NR 4 SEPTEMBER <strong>20</strong><strong>20</strong>