melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus
melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus
dat dagelijks boeren naar de stad kwamen om de mis in de landstaal bij te wonen. Maar de leiders van de Reformatie wierpen deze verdachtmakingen verre van zich. Inderdaad werden zij gemoeid in de Boerenoorlog, die ook de Elzas niet voorbijging. Maar hun activiteiten beperkten zich tot bemiddelen. Op 18 april 1525 begaven Capito, Zell en Bucer zich naar de opstandige boeren om hen te overtuigen dat het evangelie, zoals het op een nieuwe manier in Straatsburg gepredikt werd, toch iets anders bedoelde, dan wat de boeren op liet oog hadden, 'want wij moeten onszelf verloochenen, wanneer wij christenen willen zijn. Hoe kunnen we dan tegelijkertijd het onze zoeken met zulk een oproer?' Men moet niet onder de schijn van het evangelie zichzelf willen zoeken. Toen deze bemiddelingspogingen niet het gewenste resultaat hadden werden niet alleen de muren en poorten van de stad sterker bewapend, maar openden zich de laatsten ook voor een stroom van vluchtelingen. Zij werden in het leegstaande voormalige Franciscanenklooster ondergebracht, terwijl de vrouw van Zell, Katharina, de zorg op zich nam voor 2000 vrouwen en kinderen. Een prachtig voorbeeld van particulier initiatief en van evangelische bewogenheid. Trouwens heel de armenzorg had de volle aandacht van de magistraat en ook van de predikanten. Straatsburg was daarin een voorbeeld voor vele evangelische steden. Niet voor niets had Bucer in zijn eerste tractaat betoogd, dat een christen niet voor zichzelf heeft te leven maar voor de ander. En de weg daartoe was die van het geloof in Christus en de vernieuwing door de Heilige Geest. Oriëntatie op Luther Bij dit alles wist men zich in Straatsbug in overeenstemming met Luther en diens opvattingen. Van meet af aan heeft Bucer deze overtuiging gehad. In een uitvoerige nota, vervaardigd in oktober/november 1523, heeft hij Luthers theologie aan een nauwgezet onderzoek onderworpen. Hij rapporteerde daarover aan de magistraat: 'Dat de leer van Luther en zijn volgelingen, zoals die in hun boeken vervat is in de hoofdartikelen en punten christelijk en goed is. En dat het niet een nieuwe maar de oude en eeuwige leer is en zal blijven'. De Schrift is de enige norm. En Christus is de enige middelaar. Heel duidelijk blijkt de overeenstemming met Luther in de fundamentele stukken. Maar tevens kondigt zich een eigen lijn aan, die van Luther zich onderscheidt, vooral wat het pneumatisch principe betreft. Dit komt tot uiting in de opvatting van de rechtvaardiging, maar vooral ook in de gestalte van de kerk met haar priesterschap van de gelovigen dat bij Bucer vooral gebouwd is op de leiding door de Heilige Geest. Voor Bucer is het een vaststaand feit, dat Luthers overtuiging in overeenstemming is met de Heilige Schrift. In de eerste jaren zou daarin geen enkele verandering komen. Wél boog de ontwikkeling van Bucers denken meer en meer in de richting van Zwingli. Vooral in de opvatting van het Avondmaal zou dit zich tonen. Maar voor zijn eigen besef was dit niet een afwending van Luther. Integendeel. Ook toen Luther zich, na verschillende harde uitspraken over Bucer en de Straatsburgers gedaan te hebben, liet vinden voor een gesprek over het Avondmaal in Marburg (1529) kreeg hij het vertrouwen van Bucer. Aan het einde van dit gesprek had Bucer behoefte om de opvattingen van de Straatsburgers aan Luther voor te leggen en er zijn oordeel over te vernemen. Bij die gelegenheid vielen harde woorden van Luther: niets geen gebroeder en niets geen praat over dat wij leden van elkaar zijn: Gij zijt van een andere geest dan wij! Dat woord moet hard zijn aangekomen, omdat het, naar Bucers besef niet waar was. 84
Maar heeft Luther mogelijk over het hoofd gezien, dat men over de Heilige Geest op een indringende manier kan spreken, zonder een dweper te zijn. Was hij er blind voor, dat Bucer iets geheel anders bedoelde dan Karistadt? Of was het naar buiten en ook naar Wittenberg toe niet duidelijk geworden wat de Straatsburgers wel bedoelden met hun houding tegenover de Dopersen? Toen in 1529 de mis werd afgeschaft in Straatsburg werd door de leidende figuren ingezien, dat het nog maar een begin was. Jacob Sturm wist tegen het einde van de rijksdag in Spiers een aantal rijkssteden mee te krijgen met de protestatie op een formule, die naar letter en principe niet tegen de leer van Straatsburg was. Men moest er maar niet al te veel over disputeren, zo schreef hij aan de raad. Het was een voorspel van wat de stad te wachten stond in de komende jaren van moeizame arbeid om zich in het rijk staande te houden. De afschaffing van de mis was een begin, beslissend voor het verdere verloop der geschiedenis van de Reformatie in Straatsburg. 2. DOORVOERING Leiding van de magistraat Bij de doorvoering van de Reformatie in Straatsburg hebben een aantal factoren een rol gespeeld. Eerst is er het verzet van de geestelijkheid binnen de stad, dat vrij snel en radicaal werd gebroken. Maar ook naar buiten moest de positie van de rijksstad geconsolideerd worden. Intussen diende de relatie tot de Dopersen, die reeds sinds het midden van het vorige decennium zich geducht hadden geroerd, tot klaarheid te worden gebracht. Daarbij bleef de vraag open hoe de verhouding tot Luther moest worden gezien. In 1536 kwam daaromtrent meer duidelijkheid. Als teken van innerlijke kracht bij alle onrust van de tijd staat in het jaar 1538 het gymnasium, waaraan mannen van naam verbonden waren. Terwijl ten slotte in hetzelfde jaar 1538 een werk van Bucers hand verschijnt, dat een rijpe vrucht is van zijn theologische en praktische ontwikkeling: Von der waren Seelsorge. Het boek is een spiegel van werkelijke verhoudingen en tegelijk van hoge idealen. Terstond na de afschaffing van de mis maakte de magistraat ernst met de doorvoering van de Reformatie in de kerken van de stad. Al spoedig werd daar liet evangelie verkondigd en het Avondmaal bediend. Ook na 1529 boden nog drie kapittels tegenstand tegen elke verandering, vooral het machtige domkapittel. Maar de magistraat was niet van plan de koers te wijzigen en toen n ien dit merkte vroegen de domheren verlof om ten minste nog 8 dagen de mis I e mogen lezen. Toen dit niet werd toegestaan moest men zich wel aan het Stadsbesluit onderwerpen. Terwijl vroeger de paus het recht had om opengevallen plaatsen in de k kapittels te bezetten, nam de magistraat ook dit recht over. Daardoor werd de invloed van de evangelische beweging steeds sterker. Nu vele geestelijken, ook uit de kloosters, openlijk kozen voor de Reformatie, konden de geestelijke lichamen, die voorheen allerlei bevoegdheden hadden, hun macht niet meer uitoefenen. Anderen hadden de stad reeds verlaten toen de overheid de eed vorderde. Een eerste zorg was om de kerken van beelden te ontdoen. Daarin zocht de magistraat leiding te geven. Toen Theobald Schwarz, verbonden aan de oude St.-Pieter, drie dagen na de afschaffing van de mis op eigen verantwoordelijkheid ertoe overging om met zijn helper en enkele gemeenteleden de altaren en heiligenbeelden weg te nemen en de muurschilderingen over te witten, sprak de overheid haar ernstig misnoegen er over uit en ontvingen alle gilden de aanzegging, dat zij dergelijke ondernemingen niet hadden te verrichten. Op 14 febr. 1530 besloot men om de beelden, crucifixen en schilderijen te laten 85
- Page 33 and 34: Tenslotte, hoewel de sacramenten ze
- Page 35 and 36: wijze aan te roepen, en zich het ge
- Page 37 and 38: groot deel uw openbare en particuli
- Page 39 and 40: Op hen beroep ik mij. En ik bid de
- Page 41 and 42: het grote, z.g. Konkordienbuch afge
- Page 43 and 44: niet aan Karel is opgedrongen zonde
- Page 45 and 46: die dansen, jagen zij niets dan law
- Page 47 and 48: Vastenpreken, en wel over I Petrus
- Page 49 and 50: hij een toelichting volgen en daarv
- Page 51 and 52: mocht leren kennen en uit de veelvu
- Page 53 and 54: verschenen die het gewaagd heeft te
- Page 55 and 56: jegens allerlei andere gezagdragers
- Page 57 and 58: van de christen niet aan de kerkeli
- Page 59 and 60: tegenstander gaat, duidelijk als vo
- Page 61 and 62: ijvoorbeeld tussen wet en Evangelie
- Page 63 and 64: verborgen zit. In de kloof tussen G
- Page 65 and 66: Reformatoren, maar een kwestie van
- Page 67 and 68: van 'ken uzelf' gekomen was en zich
- Page 69 and 70: oude Joden zelf hebben gedaan (…)
- Page 71 and 72: ewijzen dat ze het Evangelie niet v
- Page 73 and 74: Bekenntnis) en Bremen met Albert va
- Page 75 and 76: de objectiviteit van het heil in he
- Page 77 and 78: hij binnen de stad een vrij sterke
- Page 79 and 80: geestelijken met hun ambten door ee
- Page 81 and 82: tot de oude gebruiken, waarbij beda
- Page 83: Doop Wat de doop aangaat, ook hier
- Page 87 and 88: Straatsburg een vrijhaven voor alle
- Page 89 and 90: de gemeente van God: 'Onder voorwen
- Page 91 and 92: denken, het is duidelijk dat ze nu
- Page 93 and 94: In deze tijd komt met kracht een ni
- Page 95 and 96: de zuidelijke Nederlanden. In 1538
- Page 97 and 98: leek steeds meer dat het zwaartepun
- Page 99 and 100: voorwendsel van evangelische vrijhe
- Page 101 and 102: 101 betere tijden zouden zijn aange
- Page 103 and 104: 103 geopend door de dood van Flaciu
- Page 105 and 106: 105 Gereformeerde leer is, dat Gods
- Page 107 and 108: 107 was ook in de Palts, toen daar
- Page 109 and 110: 109 voorkeur verdienden, en omdat s
- Page 111 and 112: 111 en wij in onze kerken teren er
- Page 113 and 114: 113 al meer aan de geestelijke pols
- Page 115 and 116: 115 Kettler een wereldlijk hertogdo
- Page 117 and 118: 117 een nieuwe uitgave van de Augsb
- Page 119 and 120: 119 noodzakelijk zijn ter zaligheid
- Page 121 and 122: 121 overtuigen. De Philippisten wer
- Page 123 and 124: 10. CALVINISME EN LUTERANISME, Prof
- Page 125 and 126: 125 gezag verleende moet men niet v
- Page 127 and 128: 127 door de heilige Paulus en Luthe
- Page 129 and 130: 129 rabies theologorum ging, om een
- Page 131 and 132: 131 Avondmaal verklaard. Menigeen e
- Page 133 and 134: 133 eeuwige dood in het hospitaal h
Maar heeft Luther mogelijk over het hoofd gezien, dat men over de Heilige Geest op<br />
een indringende manier kan spreken, zonder een dweper te zijn. Was hij er blind voor,<br />
dat Bucer iets geheel anders bedoelde dan Karistadt? Of was het naar buiten en ook<br />
naar Wittenberg toe niet duidelijk geworden wat de Straatsburgers wel bedoelden met<br />
hun houding tegenover de Dopersen?<br />
Toen in 1529 de mis werd afgeschaft in Straatsburg werd door de leidende figuren<br />
ingezien, dat het nog maar een begin was. Jacob Sturm wist tegen het einde <strong>van</strong> de<br />
rijksdag in Spiers een aantal rijkssteden mee te krijgen met de protestatie op een<br />
formule, die naar letter en principe niet tegen de leer <strong>van</strong> Straatsburg was. Men moest<br />
er maar niet al te veel over disputeren, zo schreef hij aan de raad. Het was een<br />
voorspel <strong>van</strong> wat de stad te wachten stond in de komende jaren <strong>van</strong> moeizame arbeid<br />
om zich in het rijk staande te houden. De afschaffing <strong>van</strong> de mis was een begin,<br />
beslissend voor het verdere verloop der geschiedenis <strong>van</strong> de Reformatie in<br />
Straatsburg.<br />
2. DOORVOERING<br />
Leiding <strong>van</strong> de magistraat<br />
Bij de doorvoering <strong>van</strong> de Reformatie in Straatsburg hebben een aantal factoren een<br />
rol gespeeld. Eerst is er het verzet <strong>van</strong> de geestelijkheid binnen de stad, dat vrij snel en<br />
radicaal werd gebroken. Maar ook naar buiten moest de positie <strong>van</strong> de rijksstad<br />
geconsolideerd worden. Intussen diende de relatie tot de Dopersen, die reeds sinds het<br />
midden <strong>van</strong> het vorige decennium zich geducht hadden geroerd, tot klaarheid te<br />
worden gebracht. Daarbij bleef de vraag open hoe de verhouding tot Luther moest<br />
worden gezien. In 1536 kwam daaromtrent meer duidelijkheid. Als teken <strong>van</strong><br />
innerlijke kracht bij alle onrust <strong>van</strong> de tijd staat in het jaar 1538 het gymnasium,<br />
waaraan mannen <strong>van</strong> naam verbonden waren. Terwijl ten slotte in hetzelfde jaar 1538<br />
een werk <strong>van</strong> Bucers hand verschijnt, dat een rijpe vrucht is <strong>van</strong> zijn theologische en<br />
praktische ontwikkeling: Von der waren Seelsorge. Het boek is een spiegel <strong>van</strong><br />
werkelijke verhoudingen en tegelijk <strong>van</strong> hoge idealen.<br />
Terstond na de afschaffing <strong>van</strong> de mis maakte de magistraat ernst met de doorvoering<br />
<strong>van</strong> de Reformatie in de kerken <strong>van</strong> de stad. Al spoedig werd daar liet e<strong>van</strong>gelie<br />
verkondigd en het Avondmaal bediend. Ook na 1529 boden nog drie kapittels<br />
tegenstand tegen elke verandering, vooral het machtige domkapittel. Maar de<br />
magistraat was niet <strong>van</strong> plan de koers te wijzigen en toen n ien dit merkte vroegen de<br />
domheren verlof om ten minste nog 8 dagen de mis I e mogen lezen. Toen dit niet<br />
werd toegestaan moest men zich wel aan het Stadsbesluit onderwerpen.<br />
Terwijl vroeger de paus het recht had om opengevallen plaatsen in de k kapittels te<br />
bezetten, nam de magistraat ook dit recht over. Daardoor werd de invloed <strong>van</strong> de<br />
e<strong>van</strong>gelische beweging steeds sterker. Nu vele geestelijken, ook uit de kloosters,<br />
openlijk kozen voor de Reformatie, konden de geestelijke lichamen, die voorheen<br />
allerlei bevoegdheden hadden, hun macht niet meer uitoefenen. Anderen hadden de<br />
stad reeds verlaten toen de overheid de eed vorderde.<br />
Een eerste zorg was om de kerken <strong>van</strong> beelden te ontdoen. Daarin zocht de magistraat<br />
leiding te geven. Toen Theobald Schwarz, verbonden aan de oude St.-Pieter, drie<br />
dagen na de afschaffing <strong>van</strong> de mis op eigen verantwoordelijkheid ertoe overging om<br />
met zijn helper en enkele gemeenteleden de altaren en heiligenbeelden weg te nemen<br />
en de muurschilderingen over te witten, sprak de overheid haar ernstig misnoegen er<br />
over uit en ontvingen alle gilden de aanzegging, dat zij dergelijke ondernemingen niet<br />
hadden te verrichten.<br />
Op 14 febr. 1530 besloot men om de beelden, crucifixen en schilderijen te laten<br />
85