melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus
melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus
zeker in de richting werken, waarin de gemeente als bewuste Avondmaalsgemeenschap samenkomt. Nú nog is de situatie zo, dat men 'noch rups und raps durch einander mussen gon lassen'. Het middel van de tucht ontbreekt nog. Maar Bucer ziet het als een doel dat nagestreefd moet worden. Wanneer straks de Dopersen met hun bezwaren komen, kan hij hen te woord staan vanuit een innerlijke overtuiging, die open staat voor hun bezwaren, maar die zich ook weet te voegen binnen de mogelijkheden. Des te gereder kon Bucer dit, omdat in deze fase van zijn denken grote nadruk viel op de noodzaak van de Geest. Zó gezien is het Avondmaal, evenals de doop een uiterlijk ding. Daarom kon hij vrij relativerend spreken over de zich reeds aankondigende Avondmaalsstrijd. Karlstadt krijgt geen gelijk van hem met zijn spiritualisme. Bucer verwijt hem, dat hij Luther niet begreep. Luther dringt immers ook aan op de Geest en op het geloof. Daarom zou Karlstadt zijn spitsvondige, nijdige en lichtvaardige woorden hebben kunnen sparen. Men moet bovendien meer letten op het doel van de Avondmaalsviering dan op de vraag, wat de tekenen in zichzelf zijn. 'Wanneer wij het brood en de wijn tot Zijn gedachtenis ontvangen, waarom moeten wij dan terwille van brood en wijn twisten? Moeten wij niet veel meer de dood van onze Heiland met een eenvoudig geloof genieten. Paulus schrijft: zo dikwijls gij van dit brood eet en deze beker drinkt, zo verkondigt de dood des Heeren. En wij willen vanwege het brood en de beker een twistzieke disputatie beginnen!' Wij moeten dienaren van de Geest zijn en over uiterlijke dingen niet met elkaar strijden. Dit standpunt zou Bucer in staat stellen om voortdurend tussen de partijen in de Avondmaalsstrijd te bemiddelen. De gemeente bemerkte de verandering het meest in de nieuwe liturgie die werd ingevoerd en die Bucer als volgt beschrijft: 'Wanneer op de zondag de gemeente samenkomt, vermaant de dienaar haar tot belijdenis van de zonden en tot gebed om genade en hij biecht voor God in de plaats van de gehele gemeente, bidt om genade en verkondigt de gelovigen vergeving der zonden. Daarop zingt de gehele gemeente enkele korte psalmen of lofgezangen. Vervolgens doet de dienaar een kort gebed en leest voor de gemeente iets uit de geschriften van de apostelen en verklaart dit in het kort. Daarop zingt de gemeente de tien geboden of iets anders en dan verkondigt de priester het evangelie en houdt de preek, waarop de gemeente de artikelen van het geloof zingt. Daarop doet de priester voor de overheid en voor alle mensen en in het bijzonder voor de gemeente die tegenwoordig is een gebed, waarin hij bidt om vermeerdering van het geloof, van de liefde en de genade, teneinde de gedachtenis van de dood van Christus met vrucht te houden. Daarop vermaant hij hen, die met hem het Avondmaal des Heren willen houden, dat zij dit tot gedachtenis aan de dood van Christus zó willen houden, dat zij van hun zonden afsterven, hun kruis gewillig dragen, hun naaste in waarheid liefhebben en in het geloof gesterkt worden, hetgeen wel geschieden moet, wanneer wij met een gelovig hart er op letten welke onmetelijke genade en weldaad Christus ons heeft bewezen doordat Hij Zijn lichaam en bloed voor ons aan het kruis heeft opgeofferd. Na deze vermaning verkondigt hij het evangelie van het Avondmaal van Christus, zoals de drie evangelisten, Mattheüs, Marcus en Lucas het met Paulus hebben beschreven. Hierna deelt de priester het brood en de beker des Heren onder hen, en gebruikt deze zelf ook. Daarna zingt de gemeente opnieuw een lofzang waarna de dienaar het Avondmaal besluit met een kort gebed, het volk zegent en laat heengaan in de vrede des Heeren. Dit is de manier en het gebruik, waarmee wij van nu af het Avondmaal van Christus op de zondag alleen houden'. Tal van bijzondere missen waren hiermee vervallen. De soberheid van de eredienst zoals deze in grote lijnen zou blijven, was daarmee vastgelegd. 82
Doop Wat de doop aangaat, ook hier vielen tal van gebruiken weg, die voorheen nogal aandacht kregen: zalving, olie, kaarsen, zout etc. Op dit punt omvatte de Reformatie als belangrijkste moment, dat men de gemeente wees op de innerlijke reiniging, de wedergeboorte en vernieuwing. Omdat de doop een uiterlijk teken is, kan men de kinderdoop handhaven. Ook hier horen we reeds van opkomend verzet van Doperse zijde: 'Er zijn er echter, die het absoluut noodzakelijk achten dat men een derde Reformatie zou invoeren, een verandering, namelijk dat men de kinderen niet meer doopt. Zij menen dat men daarvan geen woord en ook geen voorbeeld in de Bijbel heeft'. Deze 'dritte reformation', naast de andere opvatting en naast de andere praktijk, acht Bucer niet noodzakelijk. Hij pleit nu voor geduld met hen, die met de kinderdoop moeite hebben, wanneer dit tenminste met het oog op de onderlinge liefde en eenheid zich verdraagt. Op dit punt behoeft het niet tot een breuk te komen. 'Het lijkt er op, dat de duivel ons gaarne vanwege uiterlijke zaken zou willen scheiden, nu hij ons in de hoofdzaken niet tot onenigheid kan brengen'. Later zou Bucer over de doop positiever gaan denken. Het grote treffen met de Dopersen moest nog komen. Zo heeft Bucer met behulp van de Schrift verantwoording afgelegd omtrent de veranderingen in de gemeente: ook de feestdagen werden afgeschaft, omdat iedere dag ons oproept om de zonde los te laten en God in ons te laten werken. De dwaling moet worden vermeden, dat de ene dag meer betekent dan de andere. Er is geen feest, of het heeft het bijgeloof en overdaad in de hand gewerkt. Daarom houdt men zich aan de zondag alleen. De beelden moeten verwijderd worden. Maar dit is de taak van de overheid. De invoering van de gemeentezang verdedigt Bucer met een beroep op de Schrift. 'Omdat wij weten, dat alleen de Geest van God de dingen van God kent en ook dat de Schrift alle goeds bevat, zo gebruiken wij in onze gemeente van God geen gezang noch gebed, dat niet uit de goddelijke Schrift is genomen'. De landstaal deed het Latijn wijken. Men moest in gemeiner Teütscher sprach, das der ley gemeincklich moge amen sprechen, wie das der Geist Gottes lemet'. Van de prediking van het Woord van God verwachtte Bucer alles. Waar deze in het gedrang kwam, daar kon men op geen verbetering hopen. Maar waar deze in getrouwheid geschiedde, daar zouden de zaken vanzelf een keer nemen. Zo heeft Bucer de eerste verantwoording gegeven van de Reformatie in Straatsburg. Zijn geschrift was mede ondertekend door Wolfgang Capito, Caspar Hedio, Mattheus Zell, Symphorian Pollio, Theobaldus Niger, Jo. Latomus, Antonius Firn en Martinus Hag. Zij stonden allen achter de zaak. Zij hebben ieder met eigen krachten die zaak verdedigd. Reformatie en revolutie Opmerkelijk is aan het einde van dit belangrijke geschrift van Bucer de distantie tot de revolutie: 'Revolutionair en met rumoer kan er niets bereikt worden. Wie daarom zonder voorafgaande prediking met geweld iets zou willen forceren, voordat zij die daartoe verkozen zijn erin bewilligd hebben, die zouden wij niet erkennen als een der onzen. Evenmin als zij die niet geloof en liefde als het voornaamste in hun prediking zouden brengen'. Bucer grijpt hier terug op het verwijt dat van meer dan één zijde werd gemaakt, alsof de Reformatie de oorzaak zou zijn van opstand. Erasmus dacht zo over wat er in Straatsburg aan de hand was. Ook de bisschop van Straatsburg maakte dit verwijt. Het is te beluisteren in de klacht van inwoners van Straatsburg zelf, die wisten te berichten 83
- Page 31 and 32: om God te binden aan dit beeld en h
- Page 33 and 34: Tenslotte, hoewel de sacramenten ze
- Page 35 and 36: wijze aan te roepen, en zich het ge
- Page 37 and 38: groot deel uw openbare en particuli
- Page 39 and 40: Op hen beroep ik mij. En ik bid de
- Page 41 and 42: het grote, z.g. Konkordienbuch afge
- Page 43 and 44: niet aan Karel is opgedrongen zonde
- Page 45 and 46: die dansen, jagen zij niets dan law
- Page 47 and 48: Vastenpreken, en wel over I Petrus
- Page 49 and 50: hij een toelichting volgen en daarv
- Page 51 and 52: mocht leren kennen en uit de veelvu
- Page 53 and 54: verschenen die het gewaagd heeft te
- Page 55 and 56: jegens allerlei andere gezagdragers
- Page 57 and 58: van de christen niet aan de kerkeli
- Page 59 and 60: tegenstander gaat, duidelijk als vo
- Page 61 and 62: ijvoorbeeld tussen wet en Evangelie
- Page 63 and 64: verborgen zit. In de kloof tussen G
- Page 65 and 66: Reformatoren, maar een kwestie van
- Page 67 and 68: van 'ken uzelf' gekomen was en zich
- Page 69 and 70: oude Joden zelf hebben gedaan (…)
- Page 71 and 72: ewijzen dat ze het Evangelie niet v
- Page 73 and 74: Bekenntnis) en Bremen met Albert va
- Page 75 and 76: de objectiviteit van het heil in he
- Page 77 and 78: hij binnen de stad een vrij sterke
- Page 79 and 80: geestelijken met hun ambten door ee
- Page 81: tot de oude gebruiken, waarbij beda
- Page 85 and 86: Maar heeft Luther mogelijk over het
- Page 87 and 88: Straatsburg een vrijhaven voor alle
- Page 89 and 90: de gemeente van God: 'Onder voorwen
- Page 91 and 92: denken, het is duidelijk dat ze nu
- Page 93 and 94: In deze tijd komt met kracht een ni
- Page 95 and 96: de zuidelijke Nederlanden. In 1538
- Page 97 and 98: leek steeds meer dat het zwaartepun
- Page 99 and 100: voorwendsel van evangelische vrijhe
- Page 101 and 102: 101 betere tijden zouden zijn aange
- Page 103 and 104: 103 geopend door de dood van Flaciu
- Page 105 and 106: 105 Gereformeerde leer is, dat Gods
- Page 107 and 108: 107 was ook in de Palts, toen daar
- Page 109 and 110: 109 voorkeur verdienden, en omdat s
- Page 111 and 112: 111 en wij in onze kerken teren er
- Page 113 and 114: 113 al meer aan de geestelijke pols
- Page 115 and 116: 115 Kettler een wereldlijk hertogdo
- Page 117 and 118: 117 een nieuwe uitgave van de Augsb
- Page 119 and 120: 119 noodzakelijk zijn ter zaligheid
- Page 121 and 122: 121 overtuigen. De Philippisten wer
- Page 123 and 124: 10. CALVINISME EN LUTERANISME, Prof
- Page 125 and 126: 125 gezag verleende moet men niet v
- Page 127 and 128: 127 door de heilige Paulus en Luthe
- Page 129 and 130: 129 rabies theologorum ging, om een
- Page 131 and 132: 131 Avondmaal verklaard. Menigeen e
zeker in de richting werken, waarin de gemeente als bewuste Avondmaalsgemeenschap<br />
samenkomt. Nú nog is de situatie zo, dat men 'noch rups und raps durch<br />
einander mussen gon lassen'. Het middel <strong>van</strong> de tucht ontbreekt nog. Maar Bucer ziet<br />
het als een doel dat nagestreefd moet worden. Wanneer straks de Dopersen met hun<br />
bezwaren komen, kan hij hen te woord staan <strong>van</strong>uit een innerlijke overtuiging, die<br />
open staat voor hun bezwaren, maar die zich ook weet te voegen binnen de<br />
mogelijkheden.<br />
Des te gereder kon Bucer dit, omdat in deze fase <strong>van</strong> zijn denken grote nadruk viel op<br />
de noodzaak <strong>van</strong> de Geest. Zó gezien is het Avondmaal, evenals de doop een uiterlijk<br />
ding. Daarom kon hij vrij relativerend spreken over de zich reeds aankondigende<br />
Avondmaalsstrijd. Karlstadt krijgt geen gelijk <strong>van</strong> hem met zijn spiritualisme. Bucer<br />
verwijt hem, dat hij Luther niet begreep. Luther dringt immers ook aan op de Geest en<br />
op het geloof. Daarom zou Karlstadt zijn spitsvondige, nijdige en lichtvaardige<br />
woorden hebben kunnen sparen. Men moet bovendien meer letten op het doel <strong>van</strong> de<br />
Avondmaalsviering dan op de vraag, wat de tekenen in zichzelf zijn. 'Wanneer wij het<br />
brood en de wijn tot Zijn gedachtenis ont<strong>van</strong>gen, waarom moeten wij dan terwille <strong>van</strong><br />
brood en wijn twisten? Moeten wij niet veel meer de dood <strong>van</strong> onze Heiland met een<br />
eenvoudig geloof genieten. Paulus schrijft: zo dikwijls gij <strong>van</strong> dit brood eet en deze<br />
beker drinkt, zo verkondigt de dood des Heeren. En wij willen <strong>van</strong>wege het brood en<br />
de beker een twistzieke disputatie beginnen!' Wij moeten dienaren <strong>van</strong> de Geest zijn<br />
en over uiterlijke dingen niet met elkaar strijden. Dit standpunt zou Bucer in staat<br />
stellen om voortdurend tussen de partijen in de Avondmaalsstrijd te bemiddelen.<br />
De gemeente bemerkte de verandering het meest in de nieuwe liturgie die werd<br />
ingevoerd en die Bucer als volgt beschrijft: 'Wanneer op de zondag de gemeente<br />
samenkomt, vermaant de dienaar haar tot belijdenis <strong>van</strong> de zonden en tot gebed om<br />
genade en hij biecht voor God in de plaats <strong>van</strong> de gehele gemeente, bidt om genade en<br />
verkondigt de gelovigen vergeving der zonden. Daarop zingt de gehele gemeente<br />
enkele korte psalmen of lofgezangen. Vervolgens doet de dienaar een kort gebed en<br />
leest voor de gemeente iets uit de geschriften <strong>van</strong> de apostelen en verklaart dit in het<br />
kort. Daarop zingt de gemeente de tien geboden of iets anders en dan verkondigt de<br />
priester het e<strong>van</strong>gelie en houdt de preek, waarop de gemeente de artikelen <strong>van</strong> het<br />
geloof zingt. Daarop doet de priester voor de overheid en voor alle mensen en in het<br />
bijzonder voor de gemeente die tegenwoordig is een gebed, waarin hij bidt om<br />
vermeerdering <strong>van</strong> het geloof, <strong>van</strong> de liefde en de genade, teneinde de gedachtenis <strong>van</strong><br />
de dood <strong>van</strong> Christus met vrucht te houden. Daarop vermaant hij hen, die met hem het<br />
Avondmaal des Heren willen houden, dat zij dit tot gedachtenis aan de dood <strong>van</strong><br />
Christus zó willen houden, dat zij <strong>van</strong> hun zonden afsterven, hun kruis gewillig<br />
dragen, hun naaste in waarheid liefhebben en in het geloof gesterkt worden, hetgeen<br />
wel geschieden moet, wanneer wij met een gelovig hart er op letten welke onmetelijke<br />
genade en weldaad Christus ons heeft bewezen doordat Hij Zijn lichaam en bloed<br />
voor ons aan het kruis heeft opgeofferd. Na deze vermaning verkondigt hij het<br />
e<strong>van</strong>gelie <strong>van</strong> het Avondmaal <strong>van</strong> Christus, zoals de drie e<strong>van</strong>gelisten, Mattheüs,<br />
Marcus en Lucas het met Paulus hebben beschreven. Hierna deelt de priester het<br />
brood en de beker des Heren onder hen, en gebruikt deze zelf ook. Daarna zingt de<br />
gemeente opnieuw een lofzang waarna de dienaar het Avondmaal besluit met een kort<br />
gebed, het volk zegent en laat heengaan in de vrede des Heeren. Dit is de manier en<br />
het gebruik, waarmee wij <strong>van</strong> nu af het Avondmaal <strong>van</strong> Christus op de zondag alleen<br />
houden'.<br />
Tal <strong>van</strong> bijzondere missen waren hiermee vervallen. De soberheid <strong>van</strong> de eredienst<br />
zoals deze in grote lijnen zou blijven, was daarmee vastgelegd.<br />
82