melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus
melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus
melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
kunnen geven Luther, die het boekje hoogschatte, dacht er anders over en wilde de<br />
gewetens <strong>van</strong> elke binding aan het kerkelijke gebod om te biechten vrijmaken<br />
Oecolampadius was tevoren kapelaan bij Franz von Sickingen geweest, rijksridder die<br />
bij Luther zeer goed bekend stond, en had toen enige voorzichtige Reformatorische<br />
verbeteringen op de Ebernburg teweeg gebracht. Maar de eensgezindheid met Luther<br />
heeft niet lang geduurd. Samen met de Fransman Adlige de Coct en met Pellicanus<br />
schreef hij te Bazel, waar hij evenals voornoemde <strong>hoogleraar</strong> was, in 1524-25 dat zij<br />
drieën de leer <strong>van</strong> Karlstadt inzake het Avondmaal toegedaan waren en dat De Coct<br />
persoonlijk tegen Luther zou schrijven, indien deze niet <strong>van</strong> inzicht veranderde.<br />
Luther moet op het bericht hier<strong>van</strong> gezegd hebben: 'Zo ziet men de toverkunsten <strong>van</strong><br />
de satan!'<br />
Een zeer opmerkelijke kruisverbinding vormt de correspondentie rond<br />
Oecolampadius' gebundelde colleges op Jesaja, gehouden in 1523 en uitgegeven in<br />
1525. Luther had gehoord, dat Erasmus niet gecharmeerd was <strong>van</strong> de inhoud er<strong>van</strong>, en<br />
vond het nodig om Oecolampadius een hart onder de riem te steken. Hij moet zich <strong>van</strong><br />
Erasmus, zo schrijft Luther in juni 1523, maar niet teveel aantrekken, want die zal tot<br />
de hogere studiën niet komen, omdat hem daartoe de Godsvrucht ontbreekt. Eerder<br />
moet Oecolampadius zich maar verheugen over het negatieve oordeel <strong>van</strong> iemand die<br />
in het aangezicht een vriend, maar achter de rug een vijand is. Luther zelf achtte de<br />
publicatie zeer hoog. Twee maanden later schrijft Erasmus geprikkeld aan Zwingli<br />
over deze behandeling <strong>van</strong> de zijde <strong>van</strong> Luther: wanneer de Wittenberger hem niet<br />
vertrouwt in zaken die de Geest aangaan, dan wil Erasmus '<strong>van</strong> u, geleerde Zwingli',<br />
wel graag horen, over welke geest het eigenlijk gaat. Deze correspondentie toont aan,<br />
te midden <strong>van</strong> welk gezelschap Oecolampadius zich beweegt en tegelijk bevestigt zij<br />
het gevoelen dat Zwingli - en waarschijnlijk ook Oecolampadius - over Erasmus'<br />
manier <strong>van</strong> exegetiëren toegedaan is. In dezen vormen Wittenberg en Zürich meer een<br />
eenheid, dan Zürich en het kamp <strong>van</strong> de prins der humanisten.<br />
Toch bleef Oecolampadius hopen op verbetering in de verhoudingen, bijvoorbeeld<br />
tussen Luther en Erasmus, en hij heeft nog in hetzelfde jaar waarin hij de depreciatie<br />
<strong>van</strong> Erasmus over zijn boek ervaren had, meegewerkt aan het herstel <strong>van</strong> die<br />
verhoudingen door - evenals Bucer - als bode te functioneren tussen Reide partijen.<br />
Bornkamm spreekt <strong>van</strong> het 'unverbesserliche Optimismus des Friedensvermittlers<br />
Oekolampad'. Luther heeft Oecolampadius als taalkundige hoog geschat en het<br />
daarom des temeer betreurd, dat deze tot het 'kamp <strong>van</strong> de Schwämgeister overging.<br />
Waarschijnlijk is daarbij, dat Luther aan Oecolampadius' vertrouwdheid met de<br />
geloofsleer en de kerkvaders, gezien het verloop <strong>van</strong> de Avondmaalsstrijd, heel wat<br />
minder waarde toe- I mle en vooral diens inbreng <strong>van</strong> de gedachte <strong>van</strong> de tropos zeer<br />
onverstandig vond.<br />
BESLUIT<br />
Het standpunt <strong>van</strong> Adolf von Harnack, waarmee dit hoofdstuk begon, is in zoverre<br />
mijns inziens onjuist, dat Luther en Zwingli beide de aanduiding Reformator<br />
verdienen, en dat Zwingli op dit punt niet <strong>van</strong> Luther afhankelijk was, maar een<br />
geheel eigen weg is gegaan. Het meest duidelijk komt dat naar voren in hun<br />
Avondmaalsopvatting. Beider bedoeling had recht <strong>van</strong> spreken. Luthers angsten voor<br />
een symbolische sacramentsviering zonder directe verbinding met de presente<br />
Christus waren evenzeer gerechtvaardigd als Zwingli's protest tegen de<br />
alomtegenwoordigheid <strong>van</strong> Christus' lichaam. In de decennia die op Marburg volgden,<br />
zijn Zürich en Straatsburg eerder in de richting <strong>van</strong> Wittenberg gekomen wat betreft<br />
74