melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus

melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus

theologienet.nl
from theologienet.nl More from this publisher
19.12.2012 Views

gedachte wekken, dat Zwingli humanist is (gebleven), in wezen is hij evangelisch christen. Waar het in dit verband om gaat, is dat Zwingli niet naar het voorbeeld van anderen tot dit optreden is gekomen, maar via een eigen weg, waarlangs hij Christus als dè Reformator leerde kennen. Dat wordt ook bevestigd door de vergelijking, die Locher treft tussen de belangrijkste leerstellingen bij Luther en Zwingli. Beide Reformatoren getuigen van de troost van Gods vrije genade in Jezus Christus door het geloof. Maar de vorm van hun getuigenis is van meet af verschillend. Luther komt bijvoorbeeld tot de vrijheid van een christen als de bevrijding van het aangevochten geweten. Zwingli vat vooral de bevrijding van de gemeente en haar leden uit de macht van menselijke en kerkelijkhiërarchische geboden in het oog. Bij Luther maakt het geloof onderscheid tussen wet en Evangelie, bij Zwingli tussen het woord van mensen en Gods Woord. Luther stelt de toerekening der gerechtigheid steeds opnieuw centraal, bij Zwingli wordt de gerechtigheid van God en Christus verklaard met behulp van de effectieve vergeving der zonden. Zwingli veroordeelt niet de 'theologie van de glorie' op dezelfde manier als Luther dat deed. Wel wijst hij minstens zo fel de misbruiken en gedichtenkronkels van de Rooms-katholieke praktijk en theologie af, die hij bijna alle herleidt tot geld- en praalzucht. Het spreekt vanzelf dat lang niet ieder mens het eens is met deze grote these van Locher, waarbij hij bijna alle verschillen tussen Luther en Zwingli tot nuanceringen en accentverschillen reduceert. Het past op z'n minst om hier de vraag te formuleren, of er bij alle eenheid, die de Reformatie vooral ook dogmatisch vertoont, geen leerstellige verschillen hebben bestaan. Gaat het misschien toch om meer dan om verschillende formulering en onderscheiden accenten tussen Wittenberg en Zürich, de Noordduitsers en een groot deel van de Zuidduitsers? Had Luther gelijk, toen hij op het Avondmaalsgesprek te Marburg Bucer (en in hem ook Zwingli) toevoegde: 'Ihr habt einen anderen Geist als wir'? Ik denk in dit verband aan de relatie tussen Melanchthon en Zwingli en laat daarbij het begrip humanisme buiten beschouwing, maar vraag aandacht voor iets dat door het humanisme methodisch in het centrum van de belangstelling kwam te staan: de bestudering van het vroege christendom en de kerkvaders volgens oorspronkelijke teksten. Zwingli zegt van zichzelf, dat hij door de Schrift (Paulus) en Augustinus tot Reformator geworden is. Ook Melanchthon ging het in een groot deel van zijn arbeid om het blootleggen van de oorspronkelijke literaire bronnen van het christelijk geloof. Opmerkelijk is, dat beider beeld van Luther sterk bepaald wordt door de disputatie met Eck te Leipzig. En wanneer ik me niet vergis, dan mogen we zeggen dat het te Leipzig vooral ging om het primaat van Rome in het kader van de traditie der Kerk. Kooiman zegt in zijn boek over Melanchthon, dat voor diens geestelijke ontwikkeling het godsdienstgesprek van Leipzig beslissend is geworden, en het feit dat Luther, door Eck ertoe gedwongen, te Leipzig verklaarde dat ook concilies kunnen dwalen, heeft op Zwingli een geweldige en bevrijdende werking uitgeoefend. Van nu af spreekt hij over Luther als over David, Goliath, Hercules en Elia (bij wie vergeleken Erasmus meer op Eli lijkt!). Toch is het nog iets anders geweest, dat uit Luthers optreden te Leipzig voor Melanchthon en Zwingli zo belangrijk was. Dat omschrijft Karl Holl in zijn Gesammelte Aufsätze zur Kirchengeschichte, wanneer hij in deel I over het ontstaan van Luthers kerkbegrip handelt. Hij zegt dan, dat te Leipzig bij Luther een gedachte sterk naar voren kwam, die in de kiem reeds tevoren bij hem leefde. Namelijk deze, dat slechts de Heilige Schrift gezagsinstantie zonder dwaling zijn kan, en dat het recht 56

van de christen niet aan de kerkelijke autoriteiten of hiërarchie maar aan de heldere woorden van de Bijbel getoetst moet worden. Wat nu in het totaal van Luthers ontwikkeling door Holl een geheel nieuw begin van Luthers leer van de zichtbare kerk genoemd wordt, bevestigde langs een andere lijn het denken van Melanchthon zo goed als van Zwingli, dat de Bijbel alleen over alle zaken moet beslissen. Echter Melanchthons en Zwingli's relatie tot de officiële bronnen van het christendom betrof niet alleen de Schrift, doch ook de kerkvaders, een verzamelbegrip waarmee ik de officiële documenten van de vroege kerk bedoel samen te vatten. Het is niet waarschijnlijk dat Melanchthon en Zwingli over deze zaken van gedachten hebben gewisseld. Peter Fraenkel zegt in zijn studie Testimonia Patrum, over de functie van de kerkvaders in Melanchthons theologie, ergens dat Melanchthon niet zeer geporteerd was van Zwingli. Hij ervoer de latere geschillen tussen Wittenberg en Zürich als een zaak, die niet aan Zwingli's humanisme, maar aan zijn 'barbaria', zijn onbeschaafdheid in wetenschappelijke zin, te wijten was. Door wat wij thans van Zwingli's vorming en werkkracht juist ook in het studeervertrek weten, wordt deze mening ruimschoots weerlegd, maar zij betekent wel dat Melanchthon en Zwingli tijdens hun leven niet veel gemeenschappelijks hadden. Wanneer ze op dit punt toch met elkaar vergeleken worden, dan is dat een mening a posteriori. We weten wel dat Melanchthon en Zwingli een van de voorbereidende gesprekken te Marburg gevoerd hebben, en dat dit gesprek een gunstige afloop had: een misverstand over Zwingli's leer van de erfzonde werd uit de weg geruimd en Melanchthon liet de mening vallen dat de woorden der consecratie bij het Avondmaal Christus' reële aanwezigheid zouden bewerken. Hij werd het ook met Zwingli eens over wat Augustinus reeds gesteld had: geloven= geestelijk eten. Hoewel Melanchthon door zijn scholastische uitdrukkingswijzen weinig tot de verzoeningspogingen heeft bijgedragen, die aan het eind van de Marburger ontmoeting hebben plaatsgehad, vertoont het vervolg van de geschiedenis wel, dat lang na Zwingli's dood de Zürichers en Melanchthon op grond van diens 'Filippisme' met elkaar zijn verzoend en dat men zelfs pogingen heeft ondernomen om Melanchthon naar Zürich te halen. Hoe zit het met de houding van Melanchthon en Zwingli ten opzichte van de kerkvaders, dit in relatie tot Luthers opstelling? Johannes Eck heeft na Leipzig Melanchthon diens relativistische instelling ten opzichte van de vaders verweten, mede omdat Melanchthon beweerd had, dat Eck ten slotte niet alleen met de vaders overhoop kwam te liggen, maar vooral ook met de Schriflten. In zekere zin heeft Eck toch doel getroffen. Melanchthon kende de doctores der kerk, zoals hij ze noemde, een relatieve en afhankelijke, maar positieve plaats toe, aldus Fraenkel. Men moet hen geloven en tegelijk hen onder kritiek van de Bijbel stellen, zodat ze ook echt geloofd kunnen worden en kunnen helpen door hun getuigenis voor de absolute waarheid. Ook de dwalingen zijn volgens Melanchthon betrekkelijk en doen hun getuigenis van de waarheid niet teniet, maar zullen in een positief getuigenis veranderen, wanneer zij onderworpen worden aan een theologische (lees Bijbelse) oordeelvelling. Op grond van dit alles meent Fraenkel, dat er geen grote afstand bestaat tussen de Leipziger disputatie en Melanchthons latere patrologie, zijn dogmatiek en mannen als Flacius, Chemnitz en Gerhard met hun claim op de katholieke consensus. Melanchthon maakte in zijn patrologie onderscheid tussen de elementen van echte oudheid bij de vaderen, en een gefingeerde oudheid, die niet van de vaders afkomstig is, maar hun toegeschreven wordt. Uiteindelijk moet in het onderwijs van de vaders het Woord van 57

<strong>van</strong> de christen niet aan de kerkelijke autoriteiten of hiërarchie maar aan de heldere<br />

woorden <strong>van</strong> de Bijbel getoetst moet worden. Wat nu in het totaal <strong>van</strong> Luthers<br />

ontwikkeling door Holl een geheel nieuw begin <strong>van</strong> Luthers leer <strong>van</strong> de zichtbare kerk<br />

genoemd wordt, bevestigde langs een andere lijn het denken <strong>van</strong> Melanchthon zo<br />

goed als <strong>van</strong> Zwingli, dat de Bijbel alleen over alle zaken moet beslissen.<br />

Echter Melanchthons en Zwingli's relatie tot de officiële bronnen <strong>van</strong> het christendom<br />

betrof niet alleen de Schrift, doch ook de kerkvaders, een verzamelbegrip waarmee ik<br />

de officiële documenten <strong>van</strong> de vroege kerk bedoel samen te vatten. Het is niet<br />

waarschijnlijk dat Melanchthon en Zwingli over deze zaken <strong>van</strong> gedachten hebben<br />

gewisseld. Peter Fraenkel zegt in zijn studie Testimonia Patrum, over de functie <strong>van</strong><br />

de kerkvaders in Melanchthons theologie, ergens dat Melanchthon niet zeer<br />

geporteerd was <strong>van</strong> Zwingli. Hij ervoer de latere geschillen tussen Wittenberg en<br />

Zürich als een zaak, die niet aan Zwingli's humanisme, maar aan zijn 'barbaria', zijn<br />

onbeschaafdheid in wetenschappelijke zin, te wijten was. Door wat wij thans <strong>van</strong><br />

Zwingli's vorming en werkkracht juist ook in het studeervertrek weten, wordt deze<br />

mening ruimschoots weerlegd, maar zij betekent wel dat Melanchthon en Zwingli<br />

tijdens hun leven niet veel gemeenschappelijks hadden. Wanneer ze op dit punt toch<br />

met elkaar vergeleken worden, dan is dat een mening a posteriori.<br />

We weten wel dat Melanchthon en Zwingli een <strong>van</strong> de voorbereidende gesprekken te<br />

Marburg gevoerd hebben, en dat dit gesprek een gunstige afloop had: een misverstand<br />

over Zwingli's leer <strong>van</strong> de erfzonde werd uit de weg geruimd en Melanchthon liet de<br />

mening vallen dat de woorden der consecratie bij het Avondmaal Christus' reële<br />

aanwezigheid zouden bewerken. Hij werd het ook met Zwingli eens over wat<br />

Augustinus reeds gesteld had: geloven= geestelijk eten.<br />

Hoewel Melanchthon door zijn scholastische uitdrukkingswijzen weinig tot de<br />

verzoeningspogingen heeft bijgedragen, die aan het eind <strong>van</strong> de Marburger<br />

ontmoeting hebben plaatsgehad, vertoont het vervolg <strong>van</strong> de geschiedenis wel, dat<br />

lang na Zwingli's dood de Zürichers en Melanchthon op grond <strong>van</strong> diens 'Filippisme'<br />

met elkaar zijn verzoend en dat men zelfs pogingen heeft ondernomen om<br />

Melanchthon naar Zürich te halen.<br />

Hoe zit het met de houding <strong>van</strong> Melanchthon en Zwingli ten opzichte <strong>van</strong> de<br />

kerkvaders, dit in relatie tot Luthers opstelling? Johannes Eck heeft na Leipzig<br />

Melanchthon diens relativistische instelling ten opzichte <strong>van</strong> de vaders verweten,<br />

mede omdat Melanchthon beweerd had, dat Eck ten slotte niet alleen met de vaders<br />

overhoop kwam te liggen, maar vooral ook met de Schriflten. In zekere zin heeft Eck<br />

toch doel getroffen. Melanchthon kende de doctores der kerk, zoals hij ze noemde,<br />

een relatieve en afhankelijke, maar positieve plaats toe, aldus Fraenkel. Men moet hen<br />

geloven en tegelijk hen onder kritiek <strong>van</strong> de Bijbel stellen, zodat ze ook echt geloofd<br />

kunnen worden en kunnen helpen door hun getuigenis voor de absolute waarheid.<br />

Ook de dwalingen zijn volgens Melanchthon betrekkelijk en doen hun getuigenis <strong>van</strong><br />

de waarheid niet teniet, maar zullen in een positief getuigenis veranderen, wanneer zij<br />

onderworpen worden aan een theologische (lees Bijbelse) oordeelvelling. Op grond<br />

<strong>van</strong> dit alles meent Fraenkel, dat er geen grote afstand bestaat tussen de Leipziger<br />

disputatie en Melanchthons latere patrologie, zijn dogmatiek en mannen als Flacius,<br />

Chemnitz en Gerhard met hun claim op de katholieke consensus. Melanchthon maakte<br />

in zijn patrologie onderscheid tussen de elementen <strong>van</strong> echte oudheid bij de vaderen,<br />

en een gefingeerde oudheid, die niet <strong>van</strong> de vaders afkomstig is, maar hun toegeschreven<br />

wordt. Uiteindelijk moet in het onderwijs <strong>van</strong> de vaders het Woord <strong>van</strong><br />

57

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!