melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus

melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus

theologienet.nl
from theologienet.nl More from this publisher
19.12.2012 Views

meer op zijn plaats in zo belangrijke zaken iemand, die de openbare zaak dient, met liefde te vermanen en te helpen, zoals sommige collega's van mij gedaan hebben en nog doen, dan afgesneden stukken eruit te lichten en zo te misvormen en in hun theater te critiseren, dat ze haat en tweedracht stoken, zoals mijn vijanden doen, van wie sommige listiglijk, terwijl ze op de manier van Arkesilaos er slechts op uit zijn het werk van anderen te ondermijnen, hun mening over de belangrijke dingen verhullen, waarvan een lelijk voorbeeld is Stancarus, die judaïzeert . Ontveinsd kan niet worden, dat er bij deze omwenteling een grote verscheidenheid van meningen ontstaan is. Een periode van anarchie geeft nu eenmaal de gelegenheid aan kwade vernuften om afschuwelijke leerstellingen te verzinnen. Hoe moeilijk het is in zulk een tijd enerzijds het waardevolle uit te kiezen en anderzijds dat juist en duidelijk toe te lichten, weten de verstandigen. Naar waarheid echter verzeker ik dit: toen God mij deze schoolse last oplegde, had ik niets liever gewild dan met vrome toewijding, zoals in een Catechismus behoort te geschieden, aan de jeugd dienstige stof voor te zetten en te trachten die in de daarbij passende taal toe te lichten en overdrijvingen, onhoudbare en dubbelzinnige dingen te vermijden, die slechts tweedracht voortbrengen. Daar ik wist, hoe grote moeilijkheid dit inheeft, heb ik altijd gewenst, dat vrome en geleerde mannen bijeen zouden komen en, na rustig overleg over de gehele leer, dezelfde definities en termen aan het nageslacht zouden onderwijzen en zoveel als mogelijk de zaden van tweedracht zouden uitroeien. Dit zou een zorg van de vorsten moeten zijn. Met goed overleg heb ik een definitie van de zichtbare Kerk ontworpen, en terecht heb ik deze onderwezen. Op dit punt ben ik echter onder de horzels terecht gekomen, daar het noodzakelijk is te erkennen, dat er een zichtbare Kerk bestaat, waarvan de Zoon Gods zegt: zeg het aan de Kerk, en waarvan Paulus zegt: wij zijn een schouwspel voor de gehele wereld, voor engelen en mensen. Wat voor een schouwspel zou dat zijn, dat niet gezien kan worden? Waar doelt dan ook die vreemde spreekwijze op, die geheel ontkent dat er enige zichtbare Kerk bestaat? Deze vernietigt immers alle getuigenissen van de oudheid, zij schaft alle beoordelingen af, veroorzaakt een onbegrensde anarchie en die soort staatsinrichting van de Cyclopen, die Euripides beschrijft, wanneer Silenus aan iemand, die hem vraagt, wie daar regeert, antwoordt: wij zijn Nomaden, niemand luistert in enig opzicht naar iemand. Ik weet echter dat evengoed als bij alle anderen, aan wie eervolle opdrachten ten deel gevallen zijn, zo ook in het bijzonder bij degenen, die onderwijs geven, het bewustzijn van een rechtschapen wil en een matige ijver aanwezig moet zijn. Zoals Paulus zegt: vereist wordt, dat wij betrouwbaar zijn. Vervolgens moeten zij getuigenissen hebben van enkele vrome en rechtvaardig oordelende mensen en zich niet onttrekken aan wettige beoordelingen. Ik verzeker, dat ik èn lust èn de vrome wil heb tot goed onderwijzen en ik hoop dat mijn moeiten en uitspraken bij vele vromen en geleerden erkenning ondervinden; steeds heb ik mijzelf en al mijn uitspraken en handelingen onderworpen, gelijk ik ze nog onderwerp, aan het oordeel van alle vromen en deskundigen; ik bid hen echter, dat zij bij het oordelen de openhartigheid aanwenden, die wijze mensen past. Ik weet immers, dat ik niet zonder gebreken ben. En als ergens uitleg gewenst wordt, bied ik mij daarvoor aan. Daar een nieuw geschrift van mijn hand over het onderzoek in Beieren naar de vele strijd van deze tijd mijn mening duidelijk aantoont, wens ik, dat dit bij mijn vroegere geschriften gevoegd wordt. Staphylus en Stancarus en hun bondgenoten flansen niets dan lasteringen bij elkaar en, zoals men wel zegt, drukte makend zoals oude vrouwen 44

die dansen, jagen zij niets dan lawaai en stof op. De synagoge van Flacius en het leger van Gallus), die wel degelijk iets aan mij te danken hebben, als streden zij over noodzakelijke dingen. (Matthias Flacius Illyricus, scherp Lutheraan, tegenstander van Melanchtons dogmatiek; Nikolaus Gallus medestander van Flacius, beiden te Maagdenburg.) Nochtans houden ze niet op lasteringen te verzinnen en wat zij vermogen uit mijn geschriften te pikken, dat rakelen zij op, het verdraaiend en lasterend. Maar nu zij eenmaal besloten hebben alles tegen mij te doen en in elkaar te zetten, heb ik hierna ook niets anders te wachten dan dat zij zullen trachten alles aan te pakken wat zij menen dat mijn naam schande kan aandoen. Ik zie echter niet in wat zij met hun twisten bedoelen en waar deze op uit zullen lopen en ik meen niemand te zien die onbekend is met hun raadslag. Het is echter bekend, dat de krijgsdienst der Kerk ten allen tijde in dit sterfelijk leven bezwaarlijk is en dat de vijanden van hen, die de waarheid onderwijzen, talrijk zijn en er verschillende legers van vijanden zijn: allen goddelozen en huichelaars, die betoverd zijn door de gewoonte, voorts de klaplopers van het hof en de dwepers. Aangezien deze algemene schade in de Kerk mij ook zeer hard treft, worde er geen oordeel gegeven over mijn leer op grond van mijn lijden en de veelheid van mijn vijanden. De verwarring van het leven toont, dat het spreekwoord maar al te waar is: een menigte met onkunde is een vreselijk kwaad. (Euripidus). Ik bid echter de Zoon Gods, onze Heere Jezus Christus, die zit aan de rechterhand van de eeuwige Vader en die gaven schenkt aan de mensen, dat Hij altijd in deze gebieden zijn eeuwig Koninkrijk bijeenbrenge en mij genadiglijk regere en make dat wij, zovelen als mogelijk is, één zijn in God. Dikwijls ook nadenkend over de wreedheid der vijanden, haal ik dit woord van Tertullianus voor mijzelf en anderen aan: Indien gij bij God het u aangedane onrecht hebt neergelegd, is Hij de wreker; indien schade, is Hij de hersteller; indien smart is Hij de heelmeester, indien de dood, is Hij de opwekker. De gelovigen weten, dat dit gezegde overeenstemt met de goddelijke vertroostingen, waaraan een ieder in zijn eigen zwarigheden denkt. Vaarwel, lezer. In het jaar 1560, 16 Februari, op de dag waarop ik mijn 64ste levensjaar inging, dat voor mij voorspoedig en gelukkig make DE ZOON GODS. Bron: Opera Melanchton is, Corpus Reform. IV, 1050-1055. Melanchtons Werke in Auswahl, VI. Bd., herausg. von R. Stupperich, Gatersloh 1955, blz. 5-11. 45

die dansen, jagen zij niets dan lawaai en stof op. De synagoge <strong>van</strong> Flacius en het leger<br />

<strong>van</strong> Gallus), die wel degelijk iets aan mij te danken hebben, als streden zij over<br />

noodzakelijke dingen. (Matthias Flacius Illyricus, scherp Lutheraan, tegenstander <strong>van</strong><br />

Melanchtons dogmatiek; Nikolaus Gallus medestander <strong>van</strong> Flacius, beiden te Maagdenburg.)<br />

Nochtans houden ze niet op lasteringen te verzinnen en wat zij vermogen uit<br />

mijn geschriften te pikken, dat rakelen zij op, het verdraaiend en lasterend. Maar nu<br />

zij eenmaal besloten hebben alles tegen mij te doen en in elkaar te zetten, heb ik<br />

hierna ook niets anders te wachten dan dat zij zullen trachten alles aan te pakken wat<br />

zij menen dat mijn naam schande kan aandoen. Ik zie echter niet in wat zij met hun<br />

twisten bedoelen en waar deze op uit zullen lopen en ik meen niemand te zien die<br />

onbekend is met hun raadslag.<br />

Het is echter bekend, dat de krijgsdienst der Kerk ten allen tijde in dit sterfelijk leven<br />

bezwaarlijk is en dat de vijanden <strong>van</strong> hen, die de waarheid onderwijzen, talrijk zijn en<br />

er verschillende legers <strong>van</strong> vijanden zijn: allen goddelozen en huichelaars, die<br />

betoverd zijn door de gewoonte, voorts de klaplopers <strong>van</strong> het hof en de dwepers.<br />

Aangezien deze algemene schade in de Kerk mij ook zeer hard treft, worde er geen<br />

oordeel gegeven over mijn leer op grond <strong>van</strong> mijn lijden en de veelheid <strong>van</strong> mijn<br />

vijanden. De verwarring <strong>van</strong> het leven toont, dat het spreekwoord maar al te waar is:<br />

een menigte met onkunde is een vreselijk kwaad. (Euripidus).<br />

Ik bid echter de Zoon Gods, onze Heere Jezus Christus, die zit aan de rechterhand <strong>van</strong><br />

de eeuwige Vader en die gaven schenkt aan de mensen, dat Hij altijd in deze gebieden<br />

zijn eeuwig Koninkrijk bijeenbrenge en mij genadiglijk regere en make dat wij,<br />

zovelen als mogelijk is, één zijn in God. Dikwijls ook nadenkend over de wreedheid<br />

der vijanden, haal ik dit woord <strong>van</strong> Tertullianus voor mijzelf en anderen aan: Indien<br />

gij bij God het u aangedane onrecht hebt neergelegd, is Hij de wreker; indien schade,<br />

is Hij de hersteller; indien smart is Hij de heelmeester, indien de dood, is Hij de<br />

opwekker. De gelovigen weten, dat dit gezegde overeenstemt met de goddelijke<br />

vertroostingen, waaraan een ieder in zijn eigen zwarigheden denkt. Vaarwel, lezer.<br />

In het jaar 1560, 16 Februari, op de dag waarop ik mijn 64ste levensjaar inging, dat<br />

voor mij voorspoedig en gelukkig make DE ZOON GODS.<br />

Bron: Opera Melanchton is, Corpus Reform. IV, 1050-1055. Melanchtons Werke in<br />

Auswahl, VI. Bd., herausg. von R. Stupperich, Gatersloh 1955, blz. 5-11.<br />

45

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!