melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus
melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus
melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
elang hun gezindheid te onderzoeken, of zij ernstig berouw hadden. En toch nam<br />
door bijgelovigheid de strengheid <strong>van</strong> dit gebruik toe en er komen enige plaatsen bij<br />
Cyprianus voor, die men moeilijk waar kan maken, zoals waar hij beweert, dat<br />
absolutie niet geldig is wanneer er geen handeling <strong>van</strong> genoegdoening bij komt.<br />
In zijn ongunstig oordeel over de poenitentie en de satisfactie bij Cyprianus verliest<br />
Melanchton uit het oog, dat deze door en door pastoraal gemotiveerd was. Hij beoordeelt<br />
ze naar de uitwendige vormen, die er in de practijk <strong>van</strong> overgebleven waren en<br />
die hij dan als burgerlijke zeden opvat. Hij onderschatte zodoende het oorspronkelijke,<br />
geestelijke en zedelijke motief bij Cyprianus.<br />
Aan deze dingen is noch de kwijtschelding <strong>van</strong> schuld verbonden, noch <strong>van</strong> straffen,<br />
die trouwens God oplegt; veeleer wil God, dat de straffen zelf ons tot tekenen <strong>van</strong><br />
schuld strekken. Toen David uit zijn koninkrijk verjaagd werd en hij <strong>van</strong> die grote<br />
glorie niet alleen <strong>van</strong> de koningstitel, maar ook <strong>van</strong> wijsheid en dapperheid beroofd<br />
was, werd hij, misvormd door God, als het ware met de tekenen <strong>van</strong> schuld bekleed.<br />
Zo erkende hij de toorn Gods, erkende zijn schuld en riep naar waarheid uit: "Tegen U<br />
alleen heb ik gezondigd, opdat Gij gerechtvaardigd wordt in Uw woorden", enz.<br />
Zo moeten wij begrijpen, dat de gemeenschappelijke en de persoonlijke straffen, die<br />
wij hebben te doorstaan, de dood, ziekten, en overige ellenden niet bij toeval plaatsgrijpen,<br />
zoals de Epicureërs verkeerdelijk menen, maar uitingen zijn <strong>van</strong> de toorn <strong>van</strong><br />
God tegen de zonden en dat wij onszelf daarin als schuldigen moeten erkennen en<br />
onze toevlucht nemen tot de Zoon Gods, die ons tot verzoening is geworden. Maar ik<br />
houd op over dit punt nog meer te zeggen, ook al is er niets nuttigers in de Kerk dan<br />
dikwijls en ernstig over de alomvattende penitentie, boete, te handelen, en ik weet, dat<br />
dit met ijver door de onzen gedaan wordt. Maar die weldoorvoede monnik, die het<br />
boek der commissie opgesteld heeft, doet wat huichelaars gewoonlijk doen: hij legt<br />
een satisfactie op, die hijzelf allerminst volbrengt.<br />
Het is echter niet de taak <strong>van</strong> een in traagheid en zelfverzekerdheid verkerend gemoed<br />
om over de diepten <strong>van</strong> de zonde, de toorn Gods en het geloof, dat de vergeving<br />
verkrijgt, te preken. Maar deze dingen vormen de bijzondere en geheime wijsheid <strong>van</strong><br />
de Kerk Gods en deze wordt niet geleerd dan in waarachtige strijd, waarachtige<br />
worsteling en aanroeping <strong>van</strong> God. Vervolgens komt het aan deze wijsheid toe om<br />
duidelijk onderscheid te maken tussen burgerlijke zeden en de gerechtigheid <strong>van</strong> de<br />
Geest. De canonieke satisfactie nu, waar<strong>van</strong> Cyprianus spreekt, was een burgerlijke<br />
zede. Maar de bekering, waarover profeten en apostelen prediken, betreft de<br />
bewegingen <strong>van</strong> het gemoed, nl. de vreze Gods, het geloof, de liefde, de gehoorzaamheid<br />
onder het kruis en de andere vruchten <strong>van</strong> de Geest, zoals Paulus ze<br />
noemt .<br />
(6) Daar echter deze gehele zaak reeds dikwijls nauwkeurig is uitgelegd en, naar ik<br />
meen, tot overvloedige voldoening <strong>van</strong> de vromen, die de geschriften der onzen<br />
gelezen hebben, is een uitvoeriger weerlegging hier in het geheel niet nodig. Ik zal dus<br />
nog enkele dingen over de aanroeping der gestorvenen zeggen, op welk punt hij<br />
dikwijls de oudheid tegenover ons stelt. Hij zegt dat Theodosius zich neerwierp om<br />
zijn gebeden bij de graven der gestorvenen te zeggen, enz.<br />
In de eerste plaats zal ik mij daarom over de tijd en het gezag <strong>van</strong> de oude schrijvers<br />
uitspreken. Er is één blijvende en zuivere leer <strong>van</strong> de Kerk Gods, overgeleverd door<br />
de apostelen, die de getuigenissen <strong>van</strong> de Kerk ook der volgende eeuwen vóór zich<br />
heeft. Maar sommige schrijvers zijn zuiverder dan anderen, zoals het geheel <strong>van</strong> de<br />
leer, indien iemand kundig oordeelt, bij Augustinus bijvoorbeeld zuiverder is dan bij<br />
Origenes. Alle eeuwen mengen er op hun beurt wat verkeerds bij, gelijk de menselijke<br />
28