melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus
melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus
144 brikken. De Lutheranen zouden aan zijn zijde staan, zo meende hij. Maar keurvorst August van Saksen wilde in de politieke status quo geen verandering, die het resultaat van de religievrede in gevaar zou brengen. Daarom liet hij alle pogingen om de Palts uit te schakelen vastlopen. Deze rijksdag, de eerste na de invoering van de Heidelbergse catechismus en de kerkorde was van de grootste betekenis. Ook de Nederlandse kerken waren met een smeekschrift present, maar het bracht hun geen vrede. Wel werd na deze rijksdag duidelijk dat het gereformeerde protestantisme aangewezen was op een nauwe aaneensluiting, die ook politieke vorm zou moeten krijgen. Een tweede factor van betekenis is in dit verband, dat de structuur van de gereformeerde kerken bijzonder geschikt was voor een crisistijd als waarin die kerken zich bevonden. Het is niet toevallig dat het systeem van presbyteria en synoden floreerde in gebieden waar men onder zware druk stond. In Frankrijk én in Nederland kon de kerk zich slechts onder de druk en tegenstand staande houden doordat kleine eenheden, de kerkenraden, de gemeenten leiding gaven. Hier vinden we een van de oorzaken dat ook in dc Nederlanden, toen de vrijheid daagde, de kerken toch aan dit systeem ge hecht waren. In de begintijd functioneerden de kerkenraden wel als bronnen van informatie, die voor de Prins van belang kon zijn, als haarden waarin het verzet zich organiseerde. En dit hing samen met de wordingsgeschiedenis van de kerken onder het kruis. Eerst na Emden (1571) hebben de kerken zich toegelegd op een specifiek kerkelijke taak. Toen zij zich tegen de godsdienst politiek van Oranje zelfstandig hadden opgesteld hebben zij dit ook voor de toekomst vastgelegd in de bepaling dat op een kerkelijke vergadering alleen kerkelijke zaken en dat op kerkelijke wijze behandeld mochten worden. De gereformeerden hebben zo hun kerkelijk leven gevrijwaard van zaken, die de eigenlijke taak: de verkondiging van het Evangelie, zouden kunnen schaden. Maar dit betekent geenszins, dat zij daarmee het verzet zelf hebben opgegeven. Naarmate het inzicht won, dat de kerken zich buiten de eigenlijke strijd hadden te houden, nam het besef toe en werd het theologisch sterk gemaakt, dat het recht van verzet voor de onderdanen wel degelijk bestond. Deze grondovertuiging is eerst goed uit de wikkels van het vage besef gekomen na de verschrikkingen van de Bartholomeüsnacht. Voordien was er aarzeling maar daarna is er overtuiging die niet meer te stuiten is. In 1573 verschijnt van Frans Hotman Franco Gallia, opgedragen aan Frederik van de Palts. In 1574 geeft Beza zijn De iure magistratuum in subditos, het recht van de overheid ten opzichte van haar onderdanen. In 1579 verschijnt onder het pseudoniem Brutus Vindiciae contra tyrannos. Men noemt deze schrijvers gewoonlijk monarchomachen, koningsbestrijders. Het zijn Calvinisten: Hotman, Beza, Duplessis-Mornay, die men samen met Languet voor de schrijver van Vindiciae houdt. Zij hebben de verzetstheorie geleverd, die Frederik van Palts, Johan van Nassau, Willem van Oranje en andere Calvinistische leidslieden moest inspireren tot verzet tegen de macht van het rijk van de keizer. Vier vragen worden in Vindiciae behandeld: Of de onderdanen ook dan hun vorsten moeten gehoorzamen, wanneer deze iets bevelen, wat tegen de goddelijke wet ingaat. Of het geoorloofd is verzet te plegen tegen een heerser, die de wet van God schendt of de kerk verwoest. Of het is toegestaan, een vorst te weerstaan, die het politieke gemenebest ruïneert en hoever zulk een verzet kan gaan, of door welk recht dit verzet kan worden gefundeerd. Tenslotte of genabuurde vorsten verplicht zijn om de onderdanen van andere vorsten te hulp te komen, wanneer de ware religie onderdrukt wordt, of wanneer zij op een tirannieke manier regeren.
145 Was het Calvinisme? Zoals bij Duplessis, die uitgaat van een algemeen begrip van religie? Zéker bij Beza, die in zijn onderzoek naar het recht van de overheid principieel binnen de Calvijnse lijn blijft. Hoe dan ook, deze theologen hebben de theorie geleverd voor een praktijk, die soms reeds verder was en die vroeg om rechtvaardiging achteraf. Het recht van verzet was het, waardoor het gereformeerde protestantisme kracht won onder politiek dreigende omstandigheden. Het ging om de vraag, niet of men er mocht zijn - die vraag was overbodig - maar of men er zou zijn. Het calvinisme kon er slechts zijn wanneer het in verzet zou kunnen en mogen gaan. De lutheraan zei: neen. De Calvinist antwoordde met een daad: de opstand. GEREFORMEERDE IRENISCHE ACTIVITEITEN Van meet af hebben de gereformeerden oog gehad voor de noodzaak om de vrede van de kerken te bevorderen. De 'amabilis Ecclesiae concordia' waarover Erasmus een traktaat schreef: De sarcienda ecclesiae concordia. Capito vertaalde het geschrift en voorzag het van een voorwoord, waarin hij met de auteur instemming betuigde wat betreft de eenheid van de kerk, maar waarin hij tevens te kennen gaf, dat de leer van de genade wel het hoofdpunt was voor de kerk: 'Want wij dringen slechts aan op de noodzakelijke rechtvaardiging door het geloof in Christus alleen en op een trouwe eredienst, die iedereen tot Christus leidt'. Hier vond hij de kern van het geloof, waarvoor de Reformatoren moesten staan. Niet anders dacht Bucer er over. Hij ontwikkelde de gedachte van de fundamentele artikelen, die men zou moeten onderschrijven om tot eenheid van de kerk te komen. 'De ware kerk, dat is de op Christus gegronde en gevestigde gemeente, dwaalt niet in de hoofdzaken en noodzakelijke artikelen van het geloof, namelijk dat de Schrift waarachtig is en zij wijkt ook nimmer af van de leer dat wij door Christus alleen vroom en zalig worden'. Ook al houdt de kerk aan deze fundamentele artikelen vast, zij kan evenwel zondigen en dwalen. Bucer hanteerde dit beginsel in de Avondmaalsstrijd: 'Staat het geloof in Christus vast, dan kan men wat vele andere plaatsen van de Schrift betreft en zo ook omtrent de opvatting van het Avondmaal een verschillende opvatting hebben, als men slechts gelooft, dat Christus onze enige Heiland is en dat zijn woorden waarachtig zijn'. In een brief aan Zwingli uit 1531 hanteerde Bucer het begrip 'substantia christianismi', wezen van het christendom. Alle twisten bewerken slechts dat het wezen van het christendom in beide kampen in diskrediet wordt gebracht. 'Toch mag men de hoofdzaak van het christelijk geloof (praecipue christianismi) niet zo veronachtzamen en verwoesten terwille van een leer, die niet noodzakelijk is om zalig te worden'. Het wezen van het geloof bestaat niet in een aantal artikelen waarin men moet overeenstemmen, maar in het geloof als vertrouwen op God en Christus, dat in de liefde werkzaam is. Bucer heeft door deze gedachte zich laten leiden in al zijn activiteiten, die hem lieten kennen als de 'fanaticus van de eenheid'. In zijn gesprekken niet de Dopersen, in zijn ontmoetingen met de lutheranen, kortom in al zijn activiteiten was dit beginsel hem eigen, het had niets te maken met bescheidenheid. Er is niemand die kan zeggen: ik weet alles. Het getuigt integendeel van hoogmoed, wanneer men op alle ondergeschikte punten tot overeenstemming zou willen komen, voordat er sprake zou kunnen zijn valt werkelijke eenheid. Bij Calvijn liggen de zaken in feite niet anders. Men behoeft zijn uiteen zetting over de eenheid van de kerk maar in te zien, om te ontdekken dat wij hier in hetzelfde klimaat zijn. In de Institutie (IV, I, 12) spreekt hij over fundamentele artikelen niet anders dan Bucer. Men mag een kerk nooit verwerpen, zolang zij bij de zuivere
- Page 93 and 94: In deze tijd komt met kracht een ni
- Page 95 and 96: de zuidelijke Nederlanden. In 1538
- Page 97 and 98: leek steeds meer dat het zwaartepun
- Page 99 and 100: voorwendsel van evangelische vrijhe
- Page 101 and 102: 101 betere tijden zouden zijn aange
- Page 103 and 104: 103 geopend door de dood van Flaciu
- Page 105 and 106: 105 Gereformeerde leer is, dat Gods
- Page 107 and 108: 107 was ook in de Palts, toen daar
- Page 109 and 110: 109 voorkeur verdienden, en omdat s
- Page 111 and 112: 111 en wij in onze kerken teren er
- Page 113 and 114: 113 al meer aan de geestelijke pols
- Page 115 and 116: 115 Kettler een wereldlijk hertogdo
- Page 117 and 118: 117 een nieuwe uitgave van de Augsb
- Page 119 and 120: 119 noodzakelijk zijn ter zaligheid
- Page 121 and 122: 121 overtuigen. De Philippisten wer
- Page 123 and 124: 10. CALVINISME EN LUTERANISME, Prof
- Page 125 and 126: 125 gezag verleende moet men niet v
- Page 127 and 128: 127 door de heilige Paulus en Luthe
- Page 129 and 130: 129 rabies theologorum ging, om een
- Page 131 and 132: 131 Avondmaal verklaard. Menigeen e
- Page 133 and 134: 133 eeuwige dood in het hospitaal h
- Page 135 and 136: 135 Heidelberg en Bazel gezonden. M
- Page 137 and 138: 137 Zoon van God en de Zoon des men
- Page 139 and 140: 139 van de gezamenlijke ouderlingsc
- Page 141 and 142: 141 waar men beslist niet in deze r
- Page 143: 143 troepen door Frederik III van d
- Page 147 and 148: 147 die niet in de Schrift genoemd
- Page 149 and 150: 149 de belijdenis van de Franse ker
- Page 151 and 152: 151 En inderdaad, hetgeen zeer te p
- Page 153 and 154: 12. CALVIJN EN LUTHER / MELANCHTON
- Page 155 and 156: 155 moest nemen. Zij mag haar orden
- Page 157 and 158: 157 gekruisigd word, word ik ook vo
- Page 159 and 160: 159 wijze komt het inderdaad tot "g
- Page 161 and 162: 161 27 Calvin, Der Brief an die Gal
- Page 163 and 164: 163 daarin, een overwinning van dez
- Page 165 and 166: 13. MELANCHTONS WIJSHEID EN INVLOED
- Page 167 and 168: 167 Hemmingsen studeerde van 1537-1
- Page 169 and 170: 169 werd. Dit werk is vooral bekend
- Page 171 and 172: zijn dood. Toch heeft het wel navol
- Page 173 and 174: 173 Eind 1527 begon Melanchton met
- Page 175 and 176: 175 vruchtbaar gebruik kunnen maken
- Page 177 and 178: 177 Het Melanchthonjaar 2010 ging t
- Page 179 and 180: 179 Deze leefregel van de wet van d
- Page 181 and 182: 6. AAN JOHANN VON STAUPITZ, Wittenb
- Page 183: 8. MELANCHTHONS VOORREDE VOOR DE SA
145<br />
Was het Calvinisme? Zoals bij Duplessis, die uitgaat <strong>van</strong> een algemeen begrip <strong>van</strong><br />
religie? Zéker bij Beza, die in zijn onderzoek naar het recht <strong>van</strong> de overheid<br />
principieel binnen de Calvijnse lijn blijft. Hoe dan ook, deze theologen hebben de<br />
theorie geleverd voor een praktijk, die soms reeds verder was en die vroeg om<br />
rechtvaardiging achteraf. Het recht <strong>van</strong> verzet was het, waardoor het gereformeerde<br />
protestantisme kracht won onder politiek dreigende omstandigheden. Het ging om de<br />
vraag, niet of men er mocht zijn - die vraag was overbodig - maar of men er zou zijn.<br />
Het calvinisme kon er slechts zijn wanneer het in verzet zou kunnen en mogen gaan.<br />
De lutheraan zei: neen. De Calvinist antwoordde met een daad: de opstand.<br />
GEREFORMEERDE IRENISCHE ACTIVITEITEN<br />
Van meet af hebben de gereformeerden oog gehad voor de noodzaak om de vrede <strong>van</strong><br />
de kerken te bevorderen. De 'amabilis Ecclesiae concordia' waarover Erasmus een<br />
traktaat schreef: De sarcienda ecclesiae concordia. Capito vertaalde het geschrift en<br />
voorzag het <strong>van</strong> een voorwoord, waarin hij met de auteur instemming betuigde wat<br />
betreft de eenheid <strong>van</strong> de kerk, maar waarin hij tevens te kennen gaf, dat de leer <strong>van</strong><br />
de genade wel het hoofdpunt was voor de kerk: 'Want wij dringen slechts aan op de<br />
noodzakelijke rechtvaardiging door het geloof in Christus alleen en op een trouwe<br />
eredienst, die iedereen tot Christus leidt'. Hier vond hij de kern <strong>van</strong> het geloof,<br />
waarvoor de Reformatoren moesten staan.<br />
Niet anders dacht Bucer er over. Hij ontwikkelde de gedachte <strong>van</strong> de fundamentele<br />
artikelen, die men zou moeten onderschrijven om tot eenheid <strong>van</strong> de kerk te komen.<br />
'De ware kerk, dat is de op Christus gegronde en gevestigde gemeente, dwaalt niet in<br />
de hoofdzaken en noodzakelijke artikelen <strong>van</strong> het geloof, namelijk dat de Schrift<br />
waarachtig is en zij wijkt ook nimmer af <strong>van</strong> de leer dat wij door Christus alleen<br />
vroom en zalig worden'. Ook al houdt de kerk aan deze fundamentele artikelen vast,<br />
zij kan evenwel zondigen en dwalen.<br />
Bucer hanteerde dit beginsel in de Avondmaalsstrijd: 'Staat het geloof in Christus vast,<br />
dan kan men wat vele andere plaatsen <strong>van</strong> de Schrift betreft en zo ook omtrent de<br />
opvatting <strong>van</strong> het Avondmaal een verschillende opvatting hebben, als men slechts<br />
gelooft, dat Christus onze enige Heiland is en dat zijn woorden waarachtig zijn'.<br />
In een brief aan Zwingli uit 1531 hanteerde Bucer het begrip 'substantia christianismi',<br />
wezen <strong>van</strong> het christendom. Alle twisten bewerken slechts dat het wezen <strong>van</strong> het<br />
christendom in beide kampen in diskrediet wordt gebracht. 'Toch mag men de<br />
hoofdzaak <strong>van</strong> het christelijk geloof (praecipue christianismi) niet zo veronachtzamen<br />
en verwoesten terwille <strong>van</strong> een leer, die niet noodzakelijk is om zalig te worden'. Het<br />
wezen <strong>van</strong> het geloof bestaat niet in een aantal artikelen waarin men moet<br />
overeenstemmen, maar in het geloof als vertrouwen op God en Christus, dat in de<br />
liefde werkzaam is.<br />
Bucer heeft door deze gedachte zich laten leiden in al zijn activiteiten, die hem lieten<br />
kennen als de 'fanaticus <strong>van</strong> de eenheid'. In zijn gesprekken niet de Dopersen, in zijn<br />
ontmoetingen met de lutheranen, kortom in al zijn activiteiten was dit beginsel hem<br />
eigen, het had niets te maken met bescheidenheid. Er is niemand die kan zeggen: ik<br />
weet alles. Het getuigt integendeel <strong>van</strong> hoogmoed, wanneer men op alle<br />
ondergeschikte punten tot overeenstemming zou willen komen, voordat er sprake zou<br />
kunnen zijn valt werkelijke eenheid.<br />
Bij Calvijn liggen de zaken in feite niet anders. Men behoeft zijn uiteen zetting over<br />
de eenheid <strong>van</strong> de kerk maar in te zien, om te ontdekken dat wij hier in hetzelfde<br />
klimaat zijn. In de Institutie (IV, I, 12) spreekt hij over fundamentele artikelen niet<br />
anders dan Bucer. Men mag een kerk nooit verwerpen, zolang zij bij de zuivere