melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus
melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus melanchton 'de hoogleraar van duitsland' - Heidelberger Catechismus
120 besluiten. Hij werd in 1562 met de overige Lutheranen verdreven, en in 1567 niet met hen teruggeroepen. Zonder vast verblijf, overal verstoten, dwaalde hij nu rond, tot dat hij kort voor zijn dood in 1575 toch zijn overijlde uitdrukking nog terugnam. In hem was een stout en krachtig karakter en een verbazende geleerdheid onder de deels zelfveroorzaakte deels onverdiende ongunst van de omstandigheden verloren gegaan. V. De krypton-Calvinistische strijd (1552-1574) voornamelijk over de leer van het avondmaal., de uitverkiezing en de alomtegenwoordigheid van het lichaam van Christus. MELANCHTON was tot de overtuiging gekomen, dat door het Calvinistische leerstuk van een geestelijk genot van het lichaam en bloed van CHRISTUS (door middel van het geloof) bij het avondmaal geen wezenlijk godsdienstig beginsel geschonden werd, en vermeed, om een vereniging voor te bereiden, het hem geheel onwezenlijk schijnende onderscheid van belijdenis en leer. Dat wilden echter de strenge Lutheranen geenszins toegeven, en zo ontstonden langdurige, uiterst hartstochtelijk gevoerde twisten. De strijd bleef echter niet alleen bij de avondmaalsleer bepaald, maar ging ook tot haar diepere grond terug. LUTHER namelijk, nog verder gaande dan het 3 e en 4 de oecumenisch concilie had geleerd, dat de persoonlijke vereniging van de beide naturen in CHRISTUS een mededeling van de eigenschappen van de Goddelijke aan de menselijke natuur ten gevolge had (communicatie idiomatum), dat derhalve CHRISTUS, sedert Hij door zijn hemelvaart wederom in het volle gebruik van Zijn Goddelijke eigenschappen getreden was, als Godmens, ook naar Zijn lichaam, alomtegenwoordig was (ubiquitas corporis Christi), - en had zich door het onbegrijpelijke van een alomtegenwoordig lichaam voor het (beperkte) aardse verstand niet van het spoor laten leiden. De strijd werd geopend door de predikant JOACHIM WESTPHAL te Hamburg met een aanval tegen CALVIJNS leer en haar geheime begunstiging van de kant van vele Lutherse godgeleerden (1552). Het hevigst ontbrandde de strijd te Bremen, waar de domprediker HARDENBERG het artikel van het avondmaal in de Augsburgse Confessie openlijk aantastte. TILEMANN HESHUSIUS, die, uit Heidelberg verdreven, kort daarop tot superintendent beroepen werd, sprak openlijk de ban over hem uit en dreef door, dat hij van zijn ambt werd afgezet (1561). Nu ontstond er een alle perken te buiten gaande hartstochtelijke partijstrijd, die met de verjaging van 14 Lutherse predikanten en de zegepraal van het calvinisme eindigde. Dezelfde uitslag had de strijd in de Palts, waar dezelfde HESHUSIUS met zijn Calviniserende diaken KLEBITZ zelfs aan het altaar in de ergerlijkste strijd geraakte (1559). Beiden werden afgezet. De keurvorst vroeg MELANCHTON om diens schriftelijke mening en ging in 1560 tot de Gereformeerde kerk over. Ook te Wittenberg werkten de Philippisten G. MAJOR, PAULUS EBER, PAULUS CRELL, enz., ondersteund door de veelvermogende keurvorstelijke lijfarts KASPAR PEUCER, de schoonzoon van MELANCHTON , sedert 1559 aan de invoering van het calvinisme. MELANCHTON zelf zou de daaruit ontstaande verwarringen niet beleven, een waar genadebewijs van God voor de diep gedrukte, buitendien nog door hypochondrie gekwelde man, die reeds lang gesmacht had, om verlost te worden a rabie theologorum. Hij stierf de 19 de april 1560. Terwijl keurvorst AUGUST meende, dat zijn Wittenberg nog altijd het grote bolwerk van het echte Lutherdom was, gingen de Philippisten altijd overmoediger met de uitvoering van hun plan verder en poogden zij door bezetting van alle posten met gelijkgezinden, en door anonieme Calviniserende schriften, de grond voor zich te bereiden. Eindelijk liet de keurvorst zich van het gevaar, dat het Lutherdom bedreigde,
121 overtuigen. De Philippisten werden nu allen verbannen en hun hoofden gevangen gezet. Met een dankgebed in alle kerken en een gedenkpenning werd de eindelijke volledige zegepraal van het Lutherdom in 1574 gevierd. Het Formula Concordiae, (formulier van eendracht) en het vraagstuk van de predestinatie (1574-1580). Reeds sedert geruime tijd had de geleerde kanselier JACOB ANDREAE te Tubingen onvermoeid aan de herstelling van de vrede onder de Godgeleerden van de Lutherse kerk gearbeid. In gemeenschap met MARTINUS CHEMNITZ, een bedaard en gematigd vereerder van MELANCHTON , stelde hij op grond van voorafgegane onderhandelingen met vele andere Godgeleerden een formulier van vereniging op (1574), dat op een theologische bijeenkomst in het Wurtembergsche klooster Maulbronn nogmaals grondig werd nagezien. Het aldus ontstane Maulbronnse formulier werd aan de beoordeling van vele aanzienlijke Godgeleerden onderworpen, en nu had te Torgau in 1576 een tweede theologische bijeenkomst plaats, die het formulier met de ingekomen beoordeling omwerkte tot het zogenaamde Torgausche boek. Ook over deze nieuwe bewerking werd door de evangelische vorsten veler oordeel gevraagd, en nu gingen eindelijk ANDREAS en CHEMNITZ met nog vier andere Godgeleerden in het klooster Bergen bij Maagdenburg tot de laatste bewerking van al deze stukken over. Zo ontstond in 1577 het Bergsche boek of het formulier van eendracht. Het karakter van dit belijdenisgeschrift was niet zozeer volkskerkelijk, als, overeenkomstig zijn aanleiding en zijn doel, wetenschappelijk theologisch. Bewonderenswaardig is evenzeer de bedachtzaamheid, gematigdheid en omzichtigheid, als de scherpte, duidelijkheid en diepte, waarmede het aan zijn bestemming heeft voldaan. 9000 ondertekeningen van kerk en schoolleraars getuigden, dat het aan zijn doel beantwoordde. Keurvorst AUGUST van Saksen deed nu alle Lutherse belijdenisgeschriften in het boek van eendracht bijeenverzamelen, dat, door 51 vorsten en 35 steden ondertekend, op de 25 e juni 1580 plechtig bekend gemaakt werd. Behalve de onderwerpen van de leer, in de voorgaande twisten aangeroerd, moest in het formulier van eendracht, voornamelijk ten gevolge van de beslissing van het synergistische (zekere medewerking) vraagstuk, ook de predestinatieleer noodzakelijk ter sprake komen, ofschoon er in de Lutherse kerk geen eigenlijke twist daarover plaats gegrepen had. LUTHER, die aanvankelijk een particularistische verkiezing geleerd had, was allengs daarvan teruggekomen; evenzo MELANCHTON ; slechts met dit belangrijke onderscheid, dat de eerste vroeger zoowel als later alle en elke medewerking van het mensen bij de bekering uitsloot, en de laatst e een zekeren graad van medewerking meende te moeten aannemen, zonder dat zelfs CALVIJNS berispende toespraak hem daarvan had kunnen terugbrengen. Terwijl het formulier van eendracht het synergisme op de uitdrukkelijkste wijze verwierp en beweerde, dat sedert de zondeval in de mens ook niet een enkele vonk (nescintitula quidem) van geestelijke krachten tot het zelfstandige vrije aangrijpen van de aangeboden genade overgebleven was, had het zich tegenover MELANCHTON op dezelfde bodem vastgezet, waarop CALVIJN stond. Daar nu, tengevolge ener strenglogische consequentie, CALVIJN tot de leer ener absolute predestinatie (van sommigen ter zaligheid, van de overigen ter verdoemenis) voortgedreven was. - Zo kon het formulier van eendracht het niet vermijden, om zich ten aanzien van CALVIJNS bespiegeling te verklaren. Het emancipeerde zich echter van diens gevolgtrekkingen daardoor, dat het de mens wel niet de vatbaarheid, om uit zichzelf de genade aan te grijpen en enigermate mede te werken, maar wel om haar te
- Page 69 and 70: oude Joden zelf hebben gedaan (…)
- Page 71 and 72: ewijzen dat ze het Evangelie niet v
- Page 73 and 74: Bekenntnis) en Bremen met Albert va
- Page 75 and 76: de objectiviteit van het heil in he
- Page 77 and 78: hij binnen de stad een vrij sterke
- Page 79 and 80: geestelijken met hun ambten door ee
- Page 81 and 82: tot de oude gebruiken, waarbij beda
- Page 83 and 84: Doop Wat de doop aangaat, ook hier
- Page 85 and 86: Maar heeft Luther mogelijk over het
- Page 87 and 88: Straatsburg een vrijhaven voor alle
- Page 89 and 90: de gemeente van God: 'Onder voorwen
- Page 91 and 92: denken, het is duidelijk dat ze nu
- Page 93 and 94: In deze tijd komt met kracht een ni
- Page 95 and 96: de zuidelijke Nederlanden. In 1538
- Page 97 and 98: leek steeds meer dat het zwaartepun
- Page 99 and 100: voorwendsel van evangelische vrijhe
- Page 101 and 102: 101 betere tijden zouden zijn aange
- Page 103 and 104: 103 geopend door de dood van Flaciu
- Page 105 and 106: 105 Gereformeerde leer is, dat Gods
- Page 107 and 108: 107 was ook in de Palts, toen daar
- Page 109 and 110: 109 voorkeur verdienden, en omdat s
- Page 111 and 112: 111 en wij in onze kerken teren er
- Page 113 and 114: 113 al meer aan de geestelijke pols
- Page 115 and 116: 115 Kettler een wereldlijk hertogdo
- Page 117 and 118: 117 een nieuwe uitgave van de Augsb
- Page 119: 119 noodzakelijk zijn ter zaligheid
- Page 123 and 124: 10. CALVINISME EN LUTERANISME, Prof
- Page 125 and 126: 125 gezag verleende moet men niet v
- Page 127 and 128: 127 door de heilige Paulus en Luthe
- Page 129 and 130: 129 rabies theologorum ging, om een
- Page 131 and 132: 131 Avondmaal verklaard. Menigeen e
- Page 133 and 134: 133 eeuwige dood in het hospitaal h
- Page 135 and 136: 135 Heidelberg en Bazel gezonden. M
- Page 137 and 138: 137 Zoon van God en de Zoon des men
- Page 139 and 140: 139 van de gezamenlijke ouderlingsc
- Page 141 and 142: 141 waar men beslist niet in deze r
- Page 143 and 144: 143 troepen door Frederik III van d
- Page 145 and 146: 145 Was het Calvinisme? Zoals bij D
- Page 147 and 148: 147 die niet in de Schrift genoemd
- Page 149 and 150: 149 de belijdenis van de Franse ker
- Page 151 and 152: 151 En inderdaad, hetgeen zeer te p
- Page 153 and 154: 12. CALVIJN EN LUTHER / MELANCHTON
- Page 155 and 156: 155 moest nemen. Zij mag haar orden
- Page 157 and 158: 157 gekruisigd word, word ik ook vo
- Page 159 and 160: 159 wijze komt het inderdaad tot "g
- Page 161 and 162: 161 27 Calvin, Der Brief an die Gal
- Page 163 and 164: 163 daarin, een overwinning van dez
- Page 165 and 166: 13. MELANCHTONS WIJSHEID EN INVLOED
- Page 167 and 168: 167 Hemmingsen studeerde van 1537-1
- Page 169 and 170: 169 werd. Dit werk is vooral bekend
120<br />
besluiten. Hij werd in 1562 met de overige Lutheranen verdreven, en in 1567 niet met<br />
hen teruggeroepen. Zonder vast verblijf, overal verstoten, dwaalde hij nu rond, tot dat<br />
hij kort voor zijn dood in 1575 toch zijn overijlde uitdrukking nog terugnam. In hem<br />
was een stout en krachtig karakter en een verbazende geleerdheid onder de deels<br />
zelfveroorzaakte deels onverdiende ongunst <strong>van</strong> de omstandigheden verloren gegaan.<br />
V. De krypton-Calvinistische strijd (1552-1574) voornamelijk over de leer <strong>van</strong> het<br />
avondmaal., de uitverkiezing en de alomtegenwoordigheid <strong>van</strong> het lichaam <strong>van</strong><br />
Christus. MELANCHTON was tot de overtuiging gekomen, dat door het<br />
Calvinistische leerstuk <strong>van</strong> een geestelijk genot <strong>van</strong> het lichaam en bloed <strong>van</strong><br />
CHRISTUS (door middel <strong>van</strong> het geloof) bij het avondmaal geen wezenlijk<br />
godsdienstig beginsel geschonden werd, en vermeed, om een vereniging voor te bereiden,<br />
het hem geheel onwezenlijk schijnende onderscheid <strong>van</strong> belijdenis en leer.<br />
Dat wilden echter de strenge Lutheranen geenszins toegeven, en zo ontstonden<br />
langdurige, uiterst hartstochtelijk gevoerde twisten. De strijd bleef echter niet alleen<br />
bij de avondmaalsleer bepaald, maar ging ook tot haar diepere grond terug. LUTHER<br />
namelijk, nog verder gaande dan het 3 e en 4 de oecumenisch concilie had geleerd, dat<br />
de persoonlijke vereniging <strong>van</strong> de beide naturen in CHRISTUS een mededeling <strong>van</strong><br />
de eigenschappen <strong>van</strong> de Goddelijke aan de menselijke natuur ten gevolge had<br />
(communicatie idiomatum), dat derhalve CHRISTUS, sedert Hij door zijn hemelvaart<br />
wederom in het volle gebruik <strong>van</strong> Zijn Goddelijke eigenschappen getreden was, als<br />
Godmens, ook naar Zijn lichaam, alomtegenwoordig was (ubiquitas corporis Christi),<br />
- en had zich door het onbegrijpelijke <strong>van</strong> een alomtegenwoordig lichaam voor het<br />
(beperkte) aardse verstand niet <strong>van</strong> het spoor laten leiden.<br />
De strijd werd geopend door de predikant JOACHIM WESTPHAL te Hamburg met<br />
een aanval tegen CALVIJNS leer en haar geheime begunstiging <strong>van</strong> de kant <strong>van</strong> vele<br />
Lutherse godgeleerden (1552). Het hevigst ontbrandde de strijd te Bremen, waar de<br />
domprediker HARDENBERG het artikel <strong>van</strong> het avondmaal in de Augsburgse<br />
Confessie openlijk aantastte. TILEMANN HESHUSIUS, die, uit Heidelberg<br />
verdreven, kort daarop tot superintendent beroepen werd, sprak openlijk de ban over<br />
hem uit en dreef door, dat hij <strong>van</strong> zijn ambt werd afgezet (1561).<br />
Nu ontstond er een alle perken te buiten gaande hartstochtelijke partijstrijd, die met de<br />
verjaging <strong>van</strong> 14 Lutherse predikanten en de zegepraal <strong>van</strong> het calvinisme eindigde.<br />
Dezelfde uitslag had de strijd in de Palts, waar dezelfde HESHUSIUS met zijn<br />
Calviniserende diaken KLEBITZ zelfs aan het altaar in de ergerlijkste strijd geraakte<br />
(1559). Beiden werden afgezet. De keurvorst vroeg MELANCHTON om diens<br />
schriftelijke mening en ging in 1560 tot de Gereformeerde kerk over.<br />
Ook te Wittenberg werkten de Philippisten G. MAJOR, PAULUS EBER, PAULUS<br />
CRELL, enz., ondersteund door de veelvermogende keurvorstelijke lijfarts KASPAR<br />
PEUCER, de schoonzoon <strong>van</strong> MELANCHTON , sedert 1559 aan de invoering <strong>van</strong> het<br />
calvinisme. MELANCHTON zelf zou de daaruit ontstaande verwarringen niet<br />
beleven, een waar genadebewijs <strong>van</strong> God voor de diep gedrukte, buitendien nog door<br />
hypochondrie gekwelde man, die reeds lang gesmacht had, om verlost te worden a<br />
rabie theologorum. Hij stierf de 19 de april 1560.<br />
Terwijl keurvorst AUGUST meende, dat zijn Wittenberg nog altijd het grote bolwerk<br />
<strong>van</strong> het echte Lutherdom was, gingen de Philippisten altijd overmoediger met de<br />
uitvoering <strong>van</strong> hun plan verder en poogden zij door bezetting <strong>van</strong> alle posten met<br />
gelijkgezinden, en door anonieme Calviniserende schriften, de grond voor zich te<br />
bereiden.<br />
Eindelijk liet de keurvorst zich <strong>van</strong> het gevaar, dat het Lutherdom bedreigde,