Asega 2 online versie pdf
Create successful ePaper yourself
Turn your PDF publications into a flip-book with our unique Google optimized e-Paper software.
A S E G A<br />
jaargang 38, nummer 2 Februari 2020<br />
CRIME CULTURE<br />
ȧ<br />
ȧ<br />
ȧ<br />
ȧ<br />
De Nederlandse strafcultuur<br />
Het onbeperkte spreekrecht<br />
De rookwolken van het terrorisme<br />
Strafrecht, religie en cultuur<br />
ȧ<br />
ȧ<br />
Het vervolgingsbeleid van het<br />
Openbaar Ministerie<br />
Religieuze uitingen versus<br />
strafrechtelijke bepalingen<br />
Simon van der Aa<br />
Vereniging voor Strafrecht en Criminologie<br />
www.simonvanderaa.nl
De Haan<br />
strafrechtadvocaten:<br />
Want iedereen heeft recht<br />
op een goede verdediging.<br />
Turfsingel 33<br />
9712 KJ Groningen<br />
050 31 81 344<br />
turfsingel@dehaanlaw.nl<br />
www.dehaanstrafrecht.nl
inhoudsopgave<br />
vereniging<br />
Namens de redactie 4<br />
Namens het bestuur 5<br />
Verslag bezoek Centrum Internationale Kinderontvoering 6<br />
Agenda 53<br />
Artikelen<br />
Het vervolgingsbeleid van het Openbaar Ministerie 33<br />
Nikki Evertse<br />
Het onbeperkte spreekrecht 7<br />
Eske Schuring<br />
Religieuze uitingingen versus strafrechtelijke bepalingen 19<br />
Miranda van Tuinen<br />
Strafrecht, religie en cultuur<br />
Prof. mr. H.D. Wolswijk 40<br />
Vaste rubrieken & interview<br />
Actualiteitenrubriek: de liquidatie van Derk Wiersum 26<br />
Miranda van Tuinen<br />
Aanwezig of niet? 16<br />
Hertoghs Advocaten<br />
De Rechter 31<br />
Jesse van Muylwijck<br />
<strong>Asega</strong>-aanraders 51<br />
Romy ter Horst<br />
Zittingszaal 14 45<br />
Rob Zijlstra<br />
columns<br />
Cold case: Piet Baams 29<br />
Mark de Boer<br />
De rookwolken van het terrorisme 47<br />
Mark de Boer<br />
De Nederlandse strafcultuur 12<br />
Romy ter Horst<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 3
COLOFON<br />
-<br />
Jaargang 38, nummer 2<br />
Februari 2020<br />
De <strong>Asega</strong> is het drie keer<br />
per jaar verschijnende<br />
tijdschrift van de vereniging<br />
voor strafrecht en<br />
criminologie ‘Simon van<br />
der Aa’ van de Faculteit der<br />
Rechtsgeleerdheid aan de<br />
Rijksuniversiteit Groningen.<br />
Redactie<br />
Romy ter Horst<br />
Mark de Boer<br />
Nikki Evertse<br />
Miranda van Tuinen<br />
Eske Schuring<br />
Eileen van Dussen<br />
Lay-out<br />
Eileen van Dussen<br />
Oplage<br />
50<br />
Druk<br />
Copy Copy<br />
ISSN<br />
0920-2919<br />
Copyright<br />
Niets uit deze uitgave mag<br />
worden verveelvoudigd en/<br />
of openbaar gemaakt zonder<br />
voorafgaande schriftelijke<br />
toestemming van de uitgever.<br />
Met speciale dank aan<br />
Prof. mr. H.D. Wolswijk<br />
R. Zijlstra<br />
J. van Muylwijck<br />
E-mail<br />
asega@simonvanderaa.nl<br />
Volgende editie<br />
Mei 2020<br />
Namens de redactie<br />
Beste lezer,<br />
Voor u ligt alweer de tweede editie van de <strong>Asega</strong> van dit verenigingsjaar,<br />
en tevens de eerste van het kalenderjaar 2020. Wij willen u<br />
allemaal een fijn nieuw jaar wensen en hopen dat u heeft genoten<br />
van de vorige <strong>Asega</strong>.<br />
Tussen a lle feestdrukte door zijn wij hard bezig geweest om ook<br />
dit nummer weer te vullen met interessante artikelen en columns.<br />
Deze editie is getiteld ‘Crime Culture’ en gaat over strafrechtelijke<br />
cultuur en religie in de breedste zin van het woord. Om een zo gevarieerd<br />
mogelijke <strong>Asega</strong> te bieden, hebben wij ervoor gekozen om<br />
het woord ‘cultuur’ ruim op te vatten. Zo behandelen we onderwerpen<br />
als godsdienstvrijheid en terrorisme, maar gaan we ook in<br />
op de Nederlandse strafrechtcultuur en dat wat het Nederlandse<br />
strafrechtsysteem typeert.<br />
Eske schreef bijvoorbeeld een artikel over het slachtofferrecht, nu<br />
de positie van slachtoffers in het Nederlandse strafprocesrecht<br />
steeds sterker wordt. Ik schreef een column over de oriëntatiepunten<br />
van de rechtspraak en de wijze waarop de rechters in Nederland<br />
tot een straf komen. Naast de zittende magistratuur is er<br />
ook aandacht besteed aan de werkwijze van het Openbaar Ministerie,<br />
Nikki nam namelijk het vervolgingsbeleid onder de loep. De<br />
grenzen van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van godsdienst<br />
komen aan bod in het artikel van Miranda, dat ingaat op de<br />
Nashville-verklaring en het boerkaverbod. Daarnaast schreef Mark<br />
een kritische column over de manier waarop terrorisme bestreden<br />
wordt in het Nederlandse straf(proces)recht.<br />
Ook deze <strong>Asega</strong> bevat weer een strip van Jesse van Muylwijck, een<br />
Zittingszaal 14 van Rob Zijlstra en een Vaklunch van Hertoghs Advocaten.<br />
De cold case is dit keer geschreven door Mark en betreft<br />
de zaak van Piet Braams. Miranda besteedde voor de actualiteitenrubriek<br />
aandacht aan de moord op advocaat Derk Wiersum. Deze<br />
editie is daarnaast ook weer voorzien van de <strong>Asega</strong> Aanraders. Ditmaal<br />
zocht ik voor u naar de interessantste series, boeken en podcasts.<br />
Een ware toevoeging aan deze editie is het artikel geschreven<br />
door prof. mr. H.D. Wolswijk, docent strafrecht aan onze universiteit.<br />
Hij schreef over een aantal topics als groepsbelediging en het<br />
culturele verweer.<br />
Dan rest mij niets anders dan u, namens de <strong>Asega</strong>commissie 2019-<br />
2020, veel leesplezier te wensen!<br />
Met vriendelijke groet,<br />
Namens de <strong>Asega</strong>commissie 2019-2020,<br />
Romy ter Horst<br />
Voorzitter 2019-2020<br />
Kopij voor de <strong>Asega</strong> dient in<br />
overleg te geschieden en tijdig<br />
kenbaar gemaakt te worden.<br />
4 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
namens het bestuur<br />
Beste lezer,<br />
De tijd vliegt en voor u ligt dan ook al weer de tweede <strong>Asega</strong> van het<br />
verenigingsjaar. In november vond de halfjaarlijkse Algemene Ledenvergadering<br />
plaats en toen kwam voor ons als bestuur het besef dat de<br />
helft van het jaar er alweer op zit. Ondanks dat de tijd snel gaat, staat<br />
er nog genoeg leuks op de planning de komende periode. Daarnaast<br />
zou ik van deze gelegenheid gebruik willen maken om kort terug te<br />
blikken op de hoogtepunten uit de afgelopen periode.<br />
Op woensdag 13 november heeft Simon een bezoek gebracht aan het<br />
Politie Opleidings- en Trainingscentrum. Het was een zeer geslaagde<br />
ochtend waar de deelnemers onder andere een rondleiding kregen en<br />
zelf mochten schieten op de schietbaan. Daarnaast mochten zij zelf<br />
ook scenario’s naspelen en ervoeren zij hoe het is om pepperspray in<br />
te ademen. Op maandag 18 november vond het eerste kroegcollege<br />
van het verenigingsjaar plaats. Dit keer stond het in het teken van<br />
drugsgebruik op festivals. De belangstelling was groot en de zaal zat<br />
afgeladen vol. Het was een zeer interessante avond waarop het publiek<br />
ook hun eigen mening konden delen aan de hand van stellingen<br />
die werden voorgelegd. Op 3 december vond de pleittraining bij de<br />
Haan Advocaten & Notarissen plaats. Het was een leerzame training<br />
waar de deelnemers in duo´s leerden pleiten. 16 december stond<br />
in het teken van kerst en hebben wij heerlijk met zijn allen gegeten.<br />
Tevens heeft prof. Knigge het onderwerp van het congres bekend gemaakt.<br />
Het congres zal in het teken staan van euthanasie. Het beloofd<br />
een zeer interessante dag te worden. Op 18 december heeft er een<br />
kantoorbezoek bij Bakx & Snorn strafrechtadvocaten plaatsgevonden.<br />
Het was een erg interessante middag die werd afgesloten met<br />
een heerlijke borrel.<br />
Tot slot nog één laatste mededeling. Wij zien tot onze grote spijt alweer<br />
het einde van ons bestuursjaar naderen en zijn daarom voor het<br />
nieuwe jaar weer opzoek naar nieuwe bestuurders en commissieleden<br />
die Simon van der Aa volgend jaar draaiende houden. Op woensdag<br />
4 maart houden wij daarom een informatieborrel. Hou voor meer informatie<br />
onze website en socials in de gaten.<br />
Er rest mij dan ook verder niets anders dan u veel leesplezier te<br />
wensen met deze <strong>Asega</strong>.<br />
Met vriendelijke groet,<br />
Namens het 39 ste bestuur,<br />
Puck van Roosmalen<br />
Voorzitter 2019-2020<br />
Adres<br />
Oude Kijk in ’t Jatstraat 26<br />
9712 EK Groningen<br />
Internet<br />
www.simonvanderaa.nl<br />
E-mail<br />
bestuur@simonvanderaa.nl<br />
Bestuur<br />
Puck van Roosmalen<br />
Voorzitter<br />
voorzitter@simonvanderaa.nl<br />
Tel.: 06-25546920<br />
Ilse Ekkel<br />
Secretaris<br />
secretaris@simonvanderaa.nl<br />
Tel.: 06-50716459<br />
Melissa Allison van Suijllekom<br />
Penningmeester<br />
penningmeester@<br />
simonvanderaa.nl<br />
Tel.: 06-52888651<br />
José Horsten<br />
Commissaris intern<br />
intern@simonvanderaa.nl<br />
Tel.: 06-15686494<br />
Matthijs de Bruin<br />
Commissaris extern<br />
extern@simonvanderaa.nl<br />
Tel.: 06-53884370<br />
De contributie van Simon van<br />
der Aa bedraagt €12,50. De<br />
betaling hiervan geschiedt<br />
door middel van automatische<br />
incasso (rekeningnummer:<br />
NL28RABO0157637549).<br />
Leden ontvangen hiervoor<br />
de <strong>Asega</strong> en kunnen gratis<br />
of tegen gereduceerd tarief<br />
deelnemen aan activiteiten<br />
die door Simon van der<br />
Aa worden georganiseerd.<br />
Een lidmaatschap wordt<br />
automatisch verlengd, behalve<br />
wanneer het lidmaatschap<br />
tijdig wordt opgezegd. Dit<br />
dient schriftelijk te gebeuren<br />
bij de secretaris van de<br />
vereniging en wel voor 15<br />
september van elk collegejaar.<br />
Adreswijzigingen via de<br />
website of t.a.v. de secretaris<br />
van Simon van der Aa, p.a.<br />
Oude Kijk in ’t Jatstraat 26,<br />
9712 EK Groningen. Zo ook<br />
klachten over de bezorging.<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 5
vereniging<br />
Bezoek Centrum Internationale Kinderontvoering<br />
verslag activiteitencommissie<br />
Op woensdag 27 november 2019 is de activiteitencommissie van Simon van der Aa met negen<br />
studenten afgereisd naar Hilversum om het Centrum Internationale Kinderontvoering (hierna:<br />
Centrum IKO) te bezoeken. Om 8.00 uur ’s ochtends verzamelde de groep zich op station Groningen<br />
om vervolgens een treinreis richting Hilversum tegemoet te gaan. Om 10.00 uur kwamen<br />
we aan in Hilversum en na een kwartiertje lopen kwamen we aan bij het Centrum IKO. De groep<br />
werd vrolijk onthaald door twee medewerksters. Iedereen kon eerst genieten van een kopje thee<br />
en pepernoten, waarna we deze interessante dag aanvingen met een quiz over internationale<br />
kinderontvoering. Met deze quiz was ook een prijs te winnen; een kinderboek over internationale<br />
kinderontvoering dat speciaal voor het Centrum IKO was geschreven. Na deze quiz gaven<br />
de twee medewerksters ons een presentatie over wat internationale kinderontvoering precies<br />
inhoudt en wat de getroffen ouders hiertegen kunnen ondernemen. Zowel de civielrechtelijke als<br />
de strafrechtelijke opties kwamen aan bod. Hierna was het tijd voor een lunch op het kantoor.<br />
We konden genieten van verse broodjes die eenieder zelf kon beleggen. Tijdens de lunch kwam<br />
de directeur van het Centrum IKO ons nog wat extra informatie vertellen over de organisatie.<br />
Op een informele sfeer werd kennis gemaakt met het werk dat het Centrum IKO verricht. Na de<br />
lunch werd de groep opgesplitst in twee kleinere groepen waarin verschillende casussen werden<br />
besproken. Op de casussen werden de eerder uitgelegde civielrechtelijke en strafrechtelijke maatregelen<br />
toegepast. Rond 15.00 uur kwam de dag tot een einde. Het was een zeer interessante dag<br />
waarbij de groep veel nieuwe dingen heeft geleerd. De sfeer was informeel en iedereen was erg<br />
enthousiast. Al met al hebben we een leuke dag gehad die zeker voor herhaling vatbaar is!<br />
6 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
het onbeperkte spreekrecht<br />
Eske schuring<br />
De afgelopen jaren is er steeds meer aandacht voor de rechtspositie van slachtoffers<br />
van misdrijven. Sinds 2011 heeft het slachtoffer een eigen titel in het Wetboek<br />
van Strafvordering (hierna: Sv), Titel IIIa, en daarmee een eigen positie in het<br />
strafproces. 1 In 2012 en 2016 vonden er belangrijke wetswijzigingen plaats over de<br />
spreekgerechtigden en het onbeperkt spreekrecht. Het slachtoffer heeft door deze<br />
wijzigingen een meer erkende rol in het strafproces gekregen. 2 In dit essay wordt<br />
eerst uiteengezet hoe het spreekrecht zich sinds 2005 geleidelijk heeft uitgebreid.<br />
Daarna zullen de relevante wetsartikelen voor de uitoefening van het onbeperkte<br />
spreekrecht worden besproken. Als laatste zullen twee (mogelijke) gevolgen van<br />
het onbeperkte spreekrecht worden besproken. Ten eerste het risico op secundaire<br />
victimisatie en ten tweede een potentiële botsing met de onschuldpresumptie jegens<br />
de verdachte. Er zijn in de praktijk meer gevolgen aan te wijzen betreffende<br />
de invoering van het onbeperkt spreekrecht in het strafproces. Hierbij kan bijvoorbeeld<br />
gedacht worden aan de invloed van social media, nu er hier ook meer aandacht<br />
is voor de rol van het slachtoffer. 3<br />
essay<br />
Het onbeperkte spreekrecht<br />
Een aantal jaren geleden hadden slachtoffers<br />
van misdrijven maar een beperkte positie in het<br />
Nederlandse strafprocesrecht. Slechts wanneer<br />
zij schade hadden geleden, konden zij zich als<br />
benadeelde partij voegen in het strafproces. 4<br />
Op 1 januari 2005 werd het spreekrecht, door<br />
een initiatiefwet van kamerlid Dittrich (D66),<br />
ingevoerd in Nederland voor een beperkt aantal<br />
strafbare feiten. 5 Na de invoering van deze<br />
wet mocht het slachtoffer zich uitlaten over de<br />
gevolgen die het strafbare feit voor hem had<br />
veroorzaakt. Dit spreekrecht was nog strikt afgebakend<br />
en slechts slachtoffers van ernstige<br />
misdrijven konden hier een beroep op doen. 6<br />
Op 1 september 2012 vond er opnieuw een<br />
wijziging van het spreekrecht plaats. Uit een<br />
evaluatierapport van Pemberton, Lens en<br />
Groenhuijsen volgde dat slachtoffers de strikte<br />
toepassing van het spreekrecht in de praktijk<br />
als beperkend ervaarden. 7 Daarom werd onder<br />
andere de kring spreekgerechtigden uitgebreid.<br />
Wanneer iemand vanwege zijn minderjarige<br />
leeftijd of feitelijke toestand niet in staat was<br />
om zelf gebruik te maken van zijn spreekrecht,<br />
kon dit sinds de wetswijziging van 2012 worden<br />
uitgeoefend door een familielid of een vertegenwoordiger.<br />
Daarnaast werd het spreekrecht<br />
ten opzichte van de nabestaanden uitgebreid. 8<br />
De wetswijziging van 2012 ging enkel over de<br />
uitbreiding van de spreekgerechtigden en gaf<br />
geen uitbreiding over wat zij mochten zeggen.<br />
De spreekgerechtigden mochten na deze<br />
wetswijziging nog steeds alleen een verklaring<br />
afleggen over de gevolgen die het strafbare feit<br />
op hen heeft gehad. Het spreekrecht was dus<br />
nog relatief beperkt.<br />
In 2012 zorgde een Amsterdamse zedenzaak<br />
voor een publiek en politiek debat omtrent<br />
het spreekrecht. 9 Deze zaak ging over seksueel<br />
misbruik dat plaatsvond op meerdere kinderdagverblijven.<br />
Hier was het spreekrecht van<br />
de ouders van de misbruikslachtoffers een belangrijk<br />
discussiepunt, aangezien de slachtoffers<br />
zelf nog te jong waren om het spreekrecht<br />
uit te oefenen. Uiteindelijk heeft de rechter het<br />
spreekrecht toegekend aan de ouders van de<br />
misbruikslachtoffers. De grote (media-)aandacht<br />
die deze zaak kreeg was één van de aanleidingen<br />
om het spreekrecht nogmaals uit te<br />
breiden. Dit gebeurde door middel van de wet<br />
van 14 april 2016, die in werking trad op 1 juli<br />
2016. 10<br />
Sinds deze wet hebben we in Nederland het<br />
onbeperkte spreekrecht. De staatssecretaris<br />
van Justitie en Veiligheid omschreef het begrip<br />
‘onbeperkt’ als volgt: ‘‘Het onderhavige wetsvoorstel<br />
strekt ertoe de bestaande belemmering<br />
dat alleen mag worden gesproken over de<br />
gevolgen die het slachtoffer of de nabestaande<br />
zelf heeft ondervonden op te heffen. Onbelemmerd<br />
spreekrecht heeft tot gevolg dat aan het<br />
slachtoffer geen beperkingen worden opgelegd<br />
over hetgeen hij in het kader van de strafzaak<br />
aan de orde wil stellen’’. 11 Hieruit blijkt dat het<br />
slachtoffer tijdens een strafzaak alles aan de<br />
orde mag stellen. Onlangs heeft er opnieuw<br />
een wijziging plaatsgevonden op het gebied<br />
van het onbeperkte spreekrecht door middel<br />
van de wetswijziging van 1 april 2017 en de<br />
Wet implementatie richtlijn minimumnormen<br />
slachtoffers. 12 Hierbij is de definitie van ‘slachtoffer’<br />
gewijzigd waardoor ook nabestaanden,<br />
wanneer zij afhankelijk zijn van het slachtoffer,<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 7
ESKE SCHURING |<br />
HET ONBEPERKTE SPREEKRECHT<br />
onder deze definitie vallen.<br />
De uitoefening van het spreekrecht<br />
Titel IIIA van het Wetboek van Strafvordering<br />
bevat de bepalingen die betrekking hebben op<br />
het slachtoffer in het strafproces. Uit deze titel<br />
volgen dus ook de relevante bepalingen betreffende<br />
de uitoefening van het spreekrecht. In de<br />
eerste plaats geeft het aan wie er gebruik mag<br />
maken van het spreekrecht. Artikel 51e Sv geeft<br />
de doelgroep van het onbeperkte spreekrecht<br />
aan. Hieruit volgt dat het spreekrecht slechts<br />
van toepassing is bij misdrijven waarop naar<br />
de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf<br />
van acht jaar of meer is gesteld, of bij één van<br />
de genoemde delicten in dit artikel. Spreekgerechtigd<br />
is in de eerste plaats het slachtoffer<br />
(art. 51e lid 2 Sv) en de vader en/of moeder<br />
van een minderjarig slachtoffer (art. 51e lid 3<br />
Sv). Ook spreekgerechtigd is een minderjarige<br />
die de leeftijd van twaalf jaren heeft bereikt en<br />
in staat wordt geacht om te spreken bij de zitting<br />
(art. 51e lid 5 Sv) en een wettelijk vertegenwoordiger<br />
wanneer een minderjarige de<br />
leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt<br />
of niet in staat wordt geacht om te spreken op<br />
de zitting (art. 51e lid 6 Sv). Doordat de nabestaanden<br />
van slachtoffers ook onder de term<br />
‘slachtoffer’ vallen, zijn ook spreekgerechtigd:<br />
de echtgenoot, de geregisteerde partner, een<br />
andere levensgezel, een bloedverwant in rechte<br />
lijn, een persoon in de zijlijn tot en met de vierde<br />
graad en een persoon die afhankelijk is<br />
van het slachtoffer (art. 51a lid 1b Sv jo. 51e lid 7<br />
Sv). Wat betreft het spreekrecht van bloedverwanten<br />
volgt uit art. 51e lid 4 Sv dat dit beperkt<br />
is tot drie spreekgerechtigden.<br />
Op grond van artikel 51b lid 1 Sv heeft een<br />
slachtoffer of nabestaande het recht om kennis<br />
te nemen van de processtukken die van belang<br />
zijn voor het slachtoffer. Uit artikel 149a<br />
lid 2 Sv volgt de definitie van processtukken:<br />
‘alle stukken die voor de ter terechtzitting door<br />
de rechter te nemen beslissingen redelijkerwijs<br />
van belang kunnen zijn, behoudens het<br />
bepaalde in artikel 149b.’ Relevant is dus of de<br />
processtukken wel of niet van belang zijn voor<br />
het slachtoffer. Een mogelijk probleem hierbij<br />
is het feit dat het slachtoffer zich mag uitlaten<br />
over het gehele strafproces. Daar vallen ook het<br />
bewijs en de persoon van de verdachte onder.<br />
Hierdoor is het niet duidelijk welke processtukken<br />
het slachtoffer niet zou kunnen verkrijgen.<br />
13 Uit artikel 51b lid 2 Sv volgt daarnaast<br />
dat het slachtoffer de officier van justitie kan<br />
verzoeken om stukken die hij relevant acht<br />
voor de beoordeling van de zaak aan het dossier<br />
toe te voegen.<br />
Uit de Aanwijzing slachtofferrechten volgt dat<br />
het in de eerste plaats aan het openbaar ministerie<br />
is om als vertegenwoordiger van de<br />
maatschappij de belangen van het slachtoffer<br />
op zich te nemen. 14 Het is de taak van de officier<br />
van justitie om het slachtoffer en de nabestaanden<br />
over het spreekrecht in te lichten. 15 Van belang<br />
is dat het spreekrecht een recht is en geen<br />
plicht. Slechts wanneer het slachtoffer of de<br />
nabestaande wenst om zich uit te laten over de<br />
zaak, zal het spreekrecht worden uitgeoefend.<br />
Tijdens de zitting is de spreekgerechtigde geen<br />
procespartij, maar een procesdeelnemer. 16 De<br />
spreekgerechtigde mag eenmalig tijdens de zitting<br />
het woord voeren. Op dit moment is nog<br />
8 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
ESKE SCHURING | HET ONBEPERKTE SPREEKRECHT<br />
niet wettelijk vastgelegd wanneer dit plaatsvindt<br />
tijdens de procedure. Er is echter een wetsontwerp<br />
aanhangig waarin onder andere is<br />
bepaald op welk moment de spreekgerechtigde<br />
gebruik mag maken van zijn spreekrecht. 17 Afgelopen<br />
november is dit wetsvoorstel ingediend<br />
bij de Tweede Kamer. In het wetsvoorstel<br />
uitbreiding slachtofferrechten is ook een verschijningsplicht<br />
voor verdachten van ernstige<br />
zeden- of geweldsdelicten opgenomen. Door<br />
deze toevoeging wordt zeker gesteld dat het<br />
slachtoffer zijn spreekrecht kan uitoefenen in<br />
het bijzijn van de verdachte. Met dit conceptwetsvoorstel<br />
over de uitbreiding van de slachtofferrechten<br />
wil de minister voor Rechtsbescherming<br />
de positie van het slachtoffer in het<br />
strafproces verder versterken. 18<br />
Secundaire victimisatie<br />
Tot nu toe zijn de totstandkoming van het onbeperkte<br />
spreekrecht en de relevante bepalingen<br />
betreffende de uitvoering van dit onbeperkte<br />
spreekrecht besproken. Sinds 1 juli<br />
2017 hebben we in het Nederlandse strafproces<br />
het onbeperkte spreekrecht. Wat voor gevolgen<br />
heeft dit gehad voor ons strafproces? Aangezien<br />
het onbeperkte spreekrecht nog maar relatief<br />
kort van toepassing is, zijn er (nog) geen concrete<br />
gevolgen aan te wijzen. Wel zijn er vele<br />
critici die spreken over de mogelijke effecten<br />
die het onbeperkte spreekrecht zal gaan hebben.<br />
Voor de rechter is er geen wettelijke plicht om<br />
te motiveren op welke manier hij wel of juist<br />
geen rekening heeft gehouden met de verklaring<br />
van het slachtoffer of de nabestaande. Men<br />
zou zich dus kunnen afvragen of de uitbreiding<br />
van het spreekrecht wel een merkbaar effect<br />
heeft op het strafproces en/of de positie van<br />
de verdachte. Een van de grootste bezwaren<br />
die is genoemd tegen de invoering van het onbeperkte<br />
spreekrecht, is het risico op secundaire<br />
victimisatie. 19 Hiermee wordt bedoeld<br />
dat een slachtoffer extra beschadigd kan raken<br />
doordat de behandeling tijdens het strafproces<br />
als onbevredigend wordt ervaren, waardoor<br />
het slachtoffer als het ware opnieuw slachtoffer<br />
wordt. 20 Volgens critici zou secundaire victimisatie<br />
op twee wijzen kunnen ontstaan. In<br />
de eerste plaats zou secundaire victimisaite<br />
kunnen ontstaan door onderwerping aan het<br />
ondervragingsrecht en daarnaast doordat de<br />
verwachtingen van de spreekgerechtigden niet<br />
waargemaakt zouden worden. 21<br />
In beginsel mag de rechter de verklaring van<br />
de spreekgerechtigde niet gebruiken ter onderbouwing<br />
van het bewijs. 22 De Raad voor de<br />
Rechtspraak heeft echter opgemerkt dat er<br />
gezien de vrije spreekruimte vaker discussies<br />
over het bewijs zullen ontstaan op de zitting. 23<br />
Om de verklaring van de spreekgerechtigde<br />
mee te nemen in de bewijsoverweging, zal de<br />
spreekgerechtigde als getuige beëdigd en gehoord<br />
moeten worden. Van belang is wel dat<br />
het slachtoffer pas beëdigd wordt indien hij<br />
tijdens het uitoefenen van zijn spreekrecht<br />
zaken te melden heeft die voor het bewijs relevant<br />
kunnen zijn. 24 Wanneer een slachtoffer<br />
beëdigd is als getuige, komt aan de verdediging<br />
het ondervragingsrecht toe. Bij het ondervragingsrecht<br />
mag de verdediging vragen stellen<br />
aan een getuige. De reden hiervoor is dat een<br />
getuigenverklaring door de rechter gebruikt<br />
kan worden als bewijsmiddel en de verdediging<br />
de kans moet krijgen om de getuige te bevragen.<br />
25 Wanneer de verdediging gebruik maakt<br />
van het ondervragingsrecht, is het mogelijk dat<br />
(de advocaat van) de verdachte de nadruk legt<br />
op de geloofwaardigheid en de integriteit van<br />
het slachtoffer. 26 Uit onderzoek is gebleken dat<br />
de ondervraging van het slachtoffer tijdens het<br />
verhoor door (de advocaat van) de verdachte<br />
op zitting tot secundaire victimisatie kan<br />
leiden. 27 Of dit risico op secundaire victimisatie<br />
inderdaad een bezwaar is tegen het onbeperkte<br />
spreekrecht, is afhankelijk van de vraag of het<br />
onbeperkte spreekrecht zal leiden tot het vaker<br />
horen van spreekgerechtigden ter terechtzitting<br />
als getuige. De toekomst zal dit moeten<br />
uitwijzen.<br />
Naast de net besproken vorm van secundaire<br />
victimisatie, zou secundaire victimisatie ook<br />
kunnen ontstaan omdat de verwachtingen van<br />
de spreekgerechtigden (mogelijk) niet worden<br />
waargemaakt. Zoals eerder genoemd, hoeven<br />
de rechter en andere procespartijen niets met<br />
de verklaringen van de spreekgerechtigden<br />
te doen. Aangezien er geen motiveringsplicht<br />
is opgenomen in de wet met het oog op de<br />
verklaring van een spreekgerechtigde, mogen<br />
alle procespartijen in het geheel voorbijgaan<br />
aan hetgeen de spreekgerechtigde heeft verklaard.<br />
28 Doordat spreekgerechtigden vaak de<br />
verwachting hebben dat hun verklaring relevant<br />
is in het strafproces, zou dit in de praktijk<br />
kunnen leiden tot secundaire victimisatie. 29<br />
Aan het begin van deze paragraaf werd al geconstateerd<br />
dat er nog geen duidelijke effecten<br />
van het onbeperkte spreekrecht op het strafproces<br />
aangewezen kunnen worden. Of het<br />
onbeperkte spreekrecht dus daadwerkelijk een<br />
verhoogd risico op secundaire victimisatie met<br />
zich meebrengt is voor alsnog onduidelijk. Hier<br />
zal waarschijnlijk pas over enkele jaren meer<br />
duidelijkheid over zijn. 30 Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 9
eSKe SchUring |<br />
het onBePerKte SPreeKrecht<br />
De onschuldpresumptie<br />
Naast het risico op secundaire victimisatie,<br />
zijn er nog andere mogelijke gevolgen van<br />
het onbeperkte spreekrecht op het strafproces.<br />
Verschillende critici zijn van mening dat<br />
het onbeperkte spreekrecht een botsing kan<br />
veroorzaken met de onschuldpresumptie.<br />
Zoals eerder genoemd mag de spreekgerechtigde<br />
zich onbeperkt uitlaten op de zitting,<br />
dus ook over het bewijs, de schuldvraag,<br />
de op te leggen straf en de strafmaat. Hierbij<br />
hoeft de spreekgerechtigde geen rekening te<br />
houden met de onschuldpresumptie. 31 Het<br />
slachtoffer wordt daarnaast niet onderworpen<br />
aan tegenspraak of verhoor vanuit (de advocaat<br />
van) de verdachte of de rechter. Dit verhoor<br />
mag slechts plaatsvinden wanneer het<br />
slachtoffer wordt beëdigd als getuige, maar<br />
vanaf dat moment spreekt het slachtoffer dus<br />
ook als getuige. Zijn woorden dienen dan niet<br />
meer een therapeutisch doel, maar mogen worden<br />
betwist ten behoeve van de waarheidsvinding.<br />
32 Als we kijken naar de onschuldpresumptie,<br />
een belangrijk beginsel voor de procedurele<br />
rechtvaardigheid, kan de dubbelzinnige positie<br />
van het slachtoffer bij het uitoefenen van het<br />
spreekrecht hiermee op gespannen voet staan.<br />
Wanneer een slachtoffer tijdens de zitting de<br />
verdachte als de dader behandelt, kan dat botsen<br />
met de onschuldpresumptie. 33<br />
Aan de andere kant kan ook gezegd worden dat<br />
de erkenning als slachtoffer ten opzichte van de<br />
verdachte te vroeg komt. Wanneer het daderschap<br />
van de verdachte nog niet vaststaat in<br />
juridische zin, kan immers ook het slachtofferschap<br />
van het slachtoffer nog niet vaststaan ten<br />
opzichte van deze verdachte. 34 Wanneer een<br />
slachtoffer in de rechtszaal zijn spreekrecht<br />
uitoefent, wordt dit spreekrecht ontleend aan<br />
het vermoeden dat het gaat om een slachtoffer.<br />
Totdat het tegendeel is bewezen, gaat het dus<br />
om een vermoedelijk slachtoffer. 35 Sommigen<br />
zien dit als onrechtvaardig, aangezien dit voor<br />
het slachtoffer onvoordelig of zelfs schadelijk<br />
voor zijn rechten en waardigheid kan zijn, terwijl<br />
het onschuldvermoeden bij de verdachte in<br />
zijn voordeel werkt. 36 Nu ook een vermoedelijk<br />
slachtoffer in de rechtszaal behandeld dient te<br />
worden als vrij en gelijk persoon en volledig gerespecteerd<br />
dient te worden in zijn menselijke<br />
waardigheid, is de term vermoedelijk slachtoffer<br />
niet misplaatst. 37<br />
Strafadvocaat Peter Plasman heeft op 23 juni<br />
2017 een voordracht gehouden tijdens het Nationaal<br />
Strafrecht Congres, waarin hij betoogt<br />
dat de onschuldpresumptie wordt aangetast<br />
door de uitbreiding van de slachtofferrechten.<br />
38 Hij vindt dat het slachtoffer geen deel<br />
mag uitmaken van de rechtszitting, zolang de<br />
schuld van de verdachte nog niet vaststaat. In<br />
een reactie op het pleidooi van Plasman, betogen<br />
letselschadeadvocaten Edwin Bosch en<br />
Maarten de Klerk dat niet de slachtofferrechten,<br />
maar juist de onschuldpresumptie te ver is<br />
doorgeschoten. 39 De meningen over dit onderwerp<br />
zijn dus verdeeld. In de praktijk zal het<br />
de taak van de rechterlijke macht zijn om, indien<br />
nodig, een nuancering aan te brengen bij<br />
uitspraken van de spreekgerechtigde. Voor de<br />
verdachte dient het voldoende duidelijk te zijn<br />
dat de uitspraken van het slachtoffer de visie<br />
van het slachtoffer is en daarmee niet automatisch<br />
ook de visie van de rechter. 40<br />
Conclusie<br />
Uitbreiding van het spreekrecht heeft gezorgd<br />
voor een meer erkende rol van het slachtoffer<br />
in het strafproces. In dit essay zijn twee van de<br />
(mogelijke) gevolgen van het onbeperkte spreekrecht<br />
op het strafproces besproken. Een conclusie<br />
die nu kan worden getrokken, is dat er in<br />
het Wetboek van Strafvordering een normatief<br />
kader omtrent het spreekrecht ontbreekt. Er is<br />
nergens opgenomen of, en zo ja, op welke wijze<br />
de rechter in de overwegingen van het vonnis<br />
de slachtofferverklaring moet meenemen.<br />
De rechter mag zelf bepalen of de slachtofferverklaring<br />
een rol speelt bij de strafmaat. Hij<br />
mag (onderdelen van) de slachtofferverklaring<br />
opnemen in het vonnis of het arrest, maar is<br />
daartoe niet verplicht. 41 Hierbij kan een wat al<br />
te begripvolle houding van de rechter voor de<br />
positie van het slachtoffer op gespannen voet<br />
komen te staan met de onschuldpresumptie jegens<br />
de verdachte. Ook het feit dat de verdachte<br />
strafvorderlijk geen mogelijkheid krijgt om de<br />
slachtofferverklaring ter discussie te stellen,<br />
doet afbreuk aan de positie van de verdachte. 42<br />
10 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
ESKE SCHURING | HET ONBEPERKTE SPREEKRECHT<br />
Wat de uiteindelijke effecten van het onbeperkte<br />
spreekrecht op het strafproces zullen<br />
zijn, kan nog niet duidelijk worden vastgesteld.<br />
Wel is er bijvoorbeeld in de Anne Faber zaak<br />
al gebruik gemaakt van het spreekrecht door<br />
de nabestaanden. 43 Toekomstige zaken waarin<br />
gebruik wordt gemaakt van het onbeperkte<br />
spreekrecht, zullen moeten uitwijzen hoe<br />
dit onbeperkte spreekrecht in de praktijk zal<br />
plaatsvinden en wat de concrete gevolgen zullen<br />
zijn voor het slachtoffer, de dader en het<br />
strafproces in het algemeen.<br />
Eindnoten<br />
1 Titel IIIA, art. 51a e.v. Sv; Wet van 17 december 2009 tot<br />
wijziging van het Wetboek van Strafvordering, het Wetboek<br />
van Strafrecht en de Wet schadefonds geweldsmisdrijven<br />
ter versterking van de positie van het slachtoffer<br />
in het strafproces, Stb. 2010, 1.<br />
2 Wet van 12 juli 2012 tot wijziging van het Wetboek van<br />
Strafvordering ter uitbreiding van het spreekrecht van<br />
slachtoffers en nabestaanden in het strafproces, Stb.<br />
2012, 345.<br />
3 J.H.B. Bemelmans, ‘Totdat het tegendeel is bewezen.<br />
De onschuldpresumptie in rechtshistorisch, theoretisch,<br />
internationaalrechtelijk en Nederlands strafprocesrechtelijk<br />
perspectief ‘ Deventer: Wolters Kluwer, 2018.<br />
4 R.Kool, M. Moerings, ‘The victim has the floor.’ European<br />
Journal of Crime, Criminal Law and Criminal Justice,<br />
12(1), 46-60.<br />
5 Stb. 2004, 382.<br />
6 Verdonk, M.C.F. (2004). Wet van 21 juli 2004 tot wijziging<br />
van enige bepalingen van het Wetboek van Strafvordering<br />
(invoering van spreekrecht voor slachtoffers en<br />
nabestaanden)<br />
7 K. Lens, A. Pemberton, M. Groenhuijsen, ‘Het spreekrecht<br />
in Nederland een bijdrage aan het emotioneel herstel<br />
van slachtoffers?’, Intervict 2010, (<strong>online</strong> via www.<br />
wodc.nl), p.58, 86.<br />
8 Kamerstukken II 2011/12, 33 176, 3, p. 3-6.<br />
9 Rb. Amsterdam 21 mei 2012,<br />
ECLI:NL:RBAMS:2012:BW6148<br />
10 Stb. 2016, 160.<br />
11 Kamerstukken II 2014/15, 34082.<br />
12 Stb. 2017, 90<br />
13 N.A. Elbers, ‘Slachtofferadvocatuur. De rol van de advocatuur<br />
in de bijstand van slachtoffers van ernstige gewelds-<br />
en zedenmisdrijven’, WODC, 2018.<br />
14 Aanwijzing slachtofferrechten, par. 2.2, wetten.overheid.nl.<br />
15 Aanwijzing slachtofferrechten, par. 1.1 en 4.1, wetten.<br />
overheid.nl<br />
16 ‘Onbeperkt spreekrecht voor slachtoffers met ingang<br />
van 1 juli 2016’, 7 januari 2018, Rijksoverheid.nl.<br />
17 ‘Wetvoorstel uitbereiding slachtofferrechten’, 28 juni<br />
2018, Rijksoverheid.nl.<br />
18 ‘Waarschuwingen tegen uitbreiding slachtofferrechten’,<br />
NJB, 2018/1691.<br />
19 S.M. van Beek, ‘De bezwaren tegen het onbeperkte<br />
spreekrecht, terecht of onterecht?’, TPWS, 2017/4.<br />
20 A.K. de Graauw, ‘Spreekrecht ter zitting’, Trema 2004,<br />
afl. 8, p. 351.<br />
21 S.M. van Beek, ‘De bezwaren tegen het onbeperkte<br />
spreekrecht, terecht of onterecht?’, TPWS, 2017/4.<br />
22 HR 6 maart 2012, ECLI:NL:HR:2012:BR1149, r.o.<br />
3.8.2.<br />
23 Advies Raad voor de Rechtspraak aan de Staatssecretaris<br />
van Veiligheid en Justitie, ‘Advies Conceptwetsvoorstel<br />
Wijziging van het Wetboek van Strafvordering ter<br />
aanvulling van het<br />
spreekrecht van slachtoffers en nabestaanden in het strafproces<br />
en wijziging van de Wet schadefonds geweldsmisdrijven<br />
ter uitbreiding van de mogelijkheid van uitkering<br />
aan nabestaanden’, 19 december 2013, p. 7.<br />
24 Kamerstukken II 2001/02, 27 632, nr. 8, p. 5 en nr.<br />
12, p. 2.<br />
25 Artikel 339 lid 1 sub 3 Wetboek van Strafvordering<br />
26 Kamerstukken I 2015/16, 34082, G, p. 3 (NV).<br />
27 M. de Boer, M. Weijers, ‘Een keer is genoeg. Verkennend<br />
onderzoek naar secundaire victimisatie van slachtoffers<br />
als getuigen in het strafproces’, WODC, 2010, p.<br />
143.<br />
28 B.F. Keulen, ‘Het slachtoffer, de modernisering van<br />
het Wetboek van Strafvordering en de rechter’, Strafblad<br />
2015/3, p. 249 en M.J. Borgers, ‘Op het bord van de rechter’,<br />
DD 2015/64, afl. 9, p. 680.<br />
29 S.M. van Beek, ‘De bezwaren tegen het onbeperkte<br />
spreekrecht, terecht of onterecht?’, TPWS, 2017/4.<br />
30 Kamerstukken II 2015/06, 34082 nr. 6.<br />
31 Kamerstukken I 2007/08, 30143 D, 1.<br />
32 Kamerstukken I 2015/16, 34082 E, 2-3.<br />
33 V.Geeraets, W. Veraart, ‘Over verplichte excuses en<br />
spreekrecht’ Netherlands Journal of Legal Philosophy<br />
2017 (46) 2.<br />
34 V.Geeraets, W. Veraart, ‘Over verplichte excuses en<br />
spreekrecht’ Netherlands Journal of Legal Philosophy<br />
2017 (46) 2.<br />
35 P. van den Eshof, N.M. Nierop, ‘Beschuldigingen in zedenzaken:<br />
onschuldpresumptie en slachtofferpresumptie,’<br />
Delikt en Delinkwent 58(8) (2015): 616.<br />
36 M. Groenhuijsen en R. Letschert, ‘Over spreekrecht<br />
plus en een twee fasen proces.’, Liber amicorum, 2012.<br />
37 V.Geeraets, W. Veraart, ‘Over verplichte excuses en<br />
spreekrecht’ Netherlands Journal of Legal Philosophy<br />
2017 (46) 2.<br />
38 P. Plasman, ‘Plasman bepleit inperking spreekrecht<br />
voor slachtoffers’, Advocatenblad, 23 juni 2017.<br />
39 E. Bosch, M. De Klerk, ‘Niet het spreekrecht, maar de<br />
onschuldpresumptie is doorgeschoten’ Advocatenblad,<br />
10 oktober 2017.<br />
40 E. van Sliedregt, ‘Tien tegen één. Een hedendaagse<br />
bezinning op de onschuldpresumptie’, Den Haag: Boom<br />
Juridische uitgevers, 2009.<br />
41 S.M. van Beek, ‘De bezwaren tegen het onbeperkte<br />
spreekrecht, terecht of onterecht?’, TPWS, 2017/4.<br />
42 Jansen & De Lange, NJB 30 augustus 2018, afl. 28 p.<br />
2053 – 2059.<br />
43 Rb. Midden Nederland 17 juli 2018,<br />
ECLI:NL:RBMNE:2018:3330.<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 11
column<br />
de nederlandse strafcultuur<br />
romy ter horst<br />
‘Er wordt in Nederland veel te laag gestraft’. Dit is een stelling die iedereen vast wel<br />
eens voorbij heeft horen komen. 1 Maar hoe zit het eigenlijk met onze strafcultuur?<br />
Hoe komt een rechter tot zijn straf en hoe zit het straftoemetingssysteem in Nederland<br />
in elkaar? Als je veroordeeld wordt voor een strafbaar feit en je krijgt hiervoor<br />
een straf, dan mag je ervan uitgaan dat de rechter aan de hand van objectieve criteria<br />
tot een straf komt en dat gelijke gevallen gelijk behandeld worden. Maar hoe<br />
vanzelfsprekend is dit in Nederland en hoe wordt dit bewerkstelligd? Deze vragen<br />
zullen centraal staan in deze column waarin een blik wordt geworpen op de Nederlandse<br />
strafcultuur. Zo zal worden gekeken of er een zekere mate van uniformiteit<br />
is als het gaat om de straftoemeting. Het aantal factoren die een invloed hebben op<br />
de straftoemeting zijn immers talrijk, dus het is de moeite waard om te zien of en<br />
hoe die uniformiteit wordt gewaarborgd.<br />
Deze column zal zich vooral toespitsen op<br />
de ‘Oriëntatiepunten voor straftoemeting en<br />
LOVS-afspraken’ (hierna: oriëntatiepunten). 2<br />
Deze zijn ontwikkeld door het Landelijk Overleg<br />
Vakinhoud Strafrecht (hierna: LOVS) en<br />
vormen een vertrekpunt voor de rechter bij de<br />
op te leggen straf. Zo bieden ze de rechter handvatten<br />
en een mogelijkheid om bij de strafoplegging<br />
te verwijzen naar de landelijke praktijk.<br />
De oriëntatiepunten binden de rechter echter<br />
niet, de rechter blijft verantwoordelijk om per<br />
geval een passende straf op te leggen. Ze zijn<br />
ontwikkeld met het doel om de rechtseenheid<br />
met betrekking tot de strafmaat te bevorderen. 3<br />
Het is vanuit een maatschappelijk oogpunt niet<br />
gek om een bepaalde voorspelbaarheid van de<br />
straftoemeting te verwachten. Uiteenlopende<br />
straffen voor dezelfde gevallen zijn immers niet<br />
makkelijk te rechtvaardigen. 4 In deze column<br />
wordt gekeken naar de totstandkoming en de<br />
inhoud van de oriëntatiepunten, welke nadelen<br />
er aan de oriëntatiepunten zitten en of het echt<br />
tot meer gelijkheid leidt. Daarnaast wordt aandacht<br />
besteed aan de rechterlijke vrijheid bij de<br />
straftoemeting en hoe de Hoge Raad hieraan<br />
toetst.<br />
Oriëntatiepunten – hoe zit het in elkaar?<br />
De oriëntatiepunten worden op voorstel van<br />
de Commissie Rechtseenheid door het LOVS<br />
vastgesteld. De Commissie inventariseert de<br />
praktijk en gaat ten rade bij de gerechten. De<br />
oriëntatiepunten komen dan tot stand als een<br />
gemiddelde van de interne oriëntatiepunten<br />
van rechtbanken en gerechtshoven voor een<br />
bepaald delict. Mochten deze er niet zijn, dan<br />
wordt rechtspraak.nl geraadpleegd. De oriëntatiepunten<br />
vormen dus een weerspiegeling<br />
van de al geldende rechtspraktijk van de<br />
straftoemeting. 5<br />
De oriëntatiepunten kennen een deel dat<br />
bestaat uit oriëntatiepunten voor straftoemeting<br />
voor meerderjarigen en een deel voor<br />
minderjarigen. Beide delen bevatten daarnaast<br />
de LOVS-afspraken. Dit zijn algemene afspraken<br />
omtrent bijvoorbeeld de omzetting van een<br />
voorwaardelijke vrijheidsstraf naar een taakstraf<br />
en hoe de opbrengst van hennepteelt<br />
moet worden berekend. Per delict wordt omschreven<br />
welke straf voor welke vorm van het<br />
delict kan worden opgelegd. Zo is bij verkrachting<br />
24 maanden gevangenisstraf het uitgangspunt<br />
en bij belediging een boete van €150,-.<br />
Sommige delicten bevatten daarnaast een toelichting<br />
met strafverzwarende en/of strafverminderende<br />
factoren. Deze zijn specifiek omschreven<br />
voor dat delict. Zo zijn bij artikel<br />
240b Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) (kinderpornografie)<br />
het aantal afbeeldingen, de<br />
leeftijd van de slachtoffers en het type afbeeld-<br />
12 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
ROMY TER HORST | DE NEDERLANDSE STRAFCULTUUR<br />
ing factoren die invloed kunnen hebben op de<br />
strafmaat. 6 De toelichting van artikel 300/302<br />
Sr ((zware) mishandeling) vermeldt dat bij<br />
huiselijk geweld in principe geen geldboete opgelegd<br />
wordt en dat wanneer het feit begaan is<br />
tegen een hulpverlener de straf met 33-100%<br />
verhoogd kan worden. 7 Niet alle delicten bevatten<br />
echter zo’n toelichting.<br />
De oriëntatiepunten geven dus richting aan de<br />
strafmaat voor de ‘standaardgevallen’, maar<br />
wanneer er sprake is van een standaardgeval<br />
is niet duidelijk. Deze worden namelijk niet<br />
omschreven. Een standaardgeval op papier<br />
zetten is natuurlijk niet gemakkelijk en te veel<br />
detail zou de toepassing van een oriëntatiepunt<br />
bemoeilijken. Een heel globaal geformuleerd<br />
oriëntatiepunt dreigt daarentegen zijn betekenis<br />
te verliezen. 8 Het ofwel heel uitgebreid<br />
formuleren van een oriëntatiepunt ofwel het<br />
formuleren van een prototype delict is dus een<br />
lastig dilemma waarin een middenweg gezocht<br />
moet worden.<br />
De vrijheid van de strafrechter<br />
Het belang van het formuleren van algemene<br />
afspraken met betrekking tot de strafmaat<br />
volgt uit het feit dat de strafrechter een behoorlijk<br />
grote vrijheid heeft op het gebied van de<br />
straftoemeting. De wetgever heeft de rechter<br />
een brede marge gelaten bij het bepalen van<br />
zowel de strafsoort als de hoogte van de straf. 9<br />
We kennen in Nederland immers geen minimale<br />
straffen en de straf komt tot stand door<br />
maatwerk van de strafrechter. De uitleg van<br />
de oriëntatiepunten is daarbij voorbehouden<br />
aan de feitenrechter. In deze vrijheid ligt de<br />
mogelijkheid van willekeur op de loer, wat een<br />
gevaar vormt voor de gelijkheid van straffen. 10<br />
Juist daarom is het belangrijk om een mate van<br />
eenheid van straffen te bevorderen. Dit is dan<br />
ook het doel van de oriëntatiepunten.<br />
De strafrechter kan dus voor de oplegging van<br />
de straf de oriëntatiepunten raadplegen, maar<br />
is hiertoe niet verplicht. In 2002 oordeelde de<br />
Hoge Raad dat de oriëntatiepunten geen recht<br />
in de zin van artikel 79 Wet op de rechterlijke<br />
organisatie vormen. 11 Hieruit volgt dat de Hoge<br />
Raad terughoudend toetst bij de beoordeling<br />
van de straftoemeting en er niet geklaagd kan<br />
worden over een onjuiste toepassing van de<br />
oriëntatiepunten. Hij toetst alleen of de uitleg<br />
die de rechter aan de oriëntatiepunten heeft<br />
gegeven begrijpelijk is. 12 Ook standaardmotiveringen<br />
worden hierbij geaccepteerd, waardoor<br />
het moeilijk is om aanknopingspunten te<br />
vinden voor de ontwikkeling van het straftoemetingsrecht<br />
in de strafmotivering. 13 Zonder<br />
uitgebreide motivering is immers niet duidelijk<br />
hoe de rechter tot zijn straf is gekomen en welke<br />
factoren daarbij zijn meegewogen.<br />
Dit beperkte karakter van de toetsing zorgt er<br />
mede voor dat niet alle rechters zich gebonden<br />
voelen aan de oriëntatiepunten en zich vooral<br />
focussen op wat er in de wet staat. 14 Zolang niet<br />
alle rechters acht slaan op de geformuleerde<br />
uitgangspunten zal het moeilijk worden om het<br />
beoogde doel van rechtseenheid te bewerkstelligen.<br />
De opgelegde straffen zullen dan sneller<br />
uiteenlopen. Een manier om ervoor te zorgen<br />
dat de rechter zich toch uitlaat over de oriëntatiepunten,<br />
is door een uitdrukkelijk onderbouwd<br />
standpunt (artikel 359 lid 2, tweede volzin,<br />
Sv) naar voren te brengen. De rechter is dan<br />
verplicht om daar in zijn motivering omtrent<br />
de straf op in te gaan. 15<br />
Ruimte voor verbetering?<br />
Naast het feit dat niet alle rechters evenveel<br />
waarde hechten aan de oriëntatiepunten, zitten<br />
er nog een aantal haken en ogen aan. Zoals al<br />
eerder benoemd zijn de oriëntatiepunten retrospectief<br />
samengesteld. Ze vormen een weerspiegeling<br />
van de reeds gedane uitspraken. Dit<br />
kan met name een probleem vormen wanneer<br />
nieuwe delictsomschrijvingen ontstaan. Er is<br />
dan behoefte aan richtlijnen over de hoogte<br />
van de op te leggen straf, maar er is nog geen<br />
rechtspraak waarop de rechter zijn straftoemeting<br />
kan baseren. Juist dan zou het waardevol<br />
zijn om terug te kunnen vallen op de oriëntatiepunten.<br />
Een voorkomend argument is dan ook<br />
dat er ruimte is voor verbetering met betrekking<br />
tot de manier waarop de oriëntatiepunten<br />
worden vastgesteld. 16<br />
De oriëntatiepunten kennen geen algemeen<br />
deel met geformuleerde doelstellingen en beginselen.<br />
Lensing gaat in zijn bijdrage in het<br />
Tijdschrift voor rechtspraak en straftoemeting<br />
op zoek naar de mogelijke voordelen van zo’n<br />
algemeen deel voor de oriëntatiepunten. Hij<br />
benoemt dat vanzelfsprekende beginselen als<br />
het proportionaliteits- en evenredigheidsbeginsel<br />
niet expliciet zijn neergelegd. Dit terwijl<br />
het in de rechtsorde van de Europese Unie wel<br />
uitdrukkelijk erkend is. 17 Een van de belangrijkste<br />
overwegingen bij de straftoemeting is<br />
de mate van verwijtbaarheid. Dit zou een rol<br />
kunnen innemen bij de formulering van het<br />
evenredigheidsbeginsel. 18<br />
Ook het gelijkheidsbeginsel, dat inhoudt dat<br />
rechters gelijke gevallen gelijk en ongelijke<br />
gevallen ongelijk moeten behandelen, zou opgenomen<br />
kunnen worden. Dit beginsel is van<br />
essentieel belang omdat verschillen in uitkomsten<br />
verklaarbaar en gerechtvaardigd moeten<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 13
ROMY TER HORST | DE NEDERLANDSE STRAFCULTUUR<br />
zijn. Daarnaast moeten rechters bij de straftoemeting<br />
dezelfde maatstaven hanteren en<br />
dezelfde procedure volgen. Het is echter moeilijk<br />
om te beoordelen wanneer er sprake is van<br />
een gelijk geval. Dit hangt namelijk af van alle<br />
omstandigheden van het geval en welk gewicht<br />
aan verschillende factoren wordt toegekend.<br />
Het zou makkelijker zijn voor rechters als zij<br />
bepaalde factoren niet mee hoeven te wegen of<br />
als aan bepaalde factoren standaard meer gewicht<br />
toekomt. 19<br />
Een andere mogelijke toevoeging aan de oriëntatiepunten<br />
is het vastleggen van maatstaven<br />
voor de inhoudelijke beoordeling van een zaak.<br />
Hiermee wordt vooral voor de samenleving de<br />
toegang tot de strafrechtspraak en het begrip<br />
voor uitspraken vergroot. Het formuleren van<br />
een algemeen deel waarin deze beginselen in<br />
de oriëntatiepunten worden vastgelegd, zou<br />
kunnen leiden tot meer consistentie in de<br />
rechtspraak. Daarmee zal de rechtszekerheid<br />
tot op zekere hoogte bevorderd kunnen worden.<br />
Juist deze beginselen en het feit dat ze niet<br />
zijn vastgelegd in de Nederlandse rechtsorde,<br />
pleiten voor de ontwikkeling van richtlijnen<br />
en oriëntatiepunten. 20 Het toevoegen van een<br />
algemeen deel aan de oriëntatiepunten is mogelijk<br />
een goede optie om de rechtszekerheid<br />
te vergroten. Daarnaast zijn nog lang niet voor<br />
alle delicten oriëntatiepunten ontwikkeld. Ook<br />
hier ligt dus nog ruimte voor uitbreiding.<br />
Gelijke gevallen, gelijke straffen?<br />
Zoals eerder is benoemd, trachten de oriëntatiepunten<br />
de rechtseenheid te bevorderen door<br />
in gelijke gevallen gelijk te straffen. In hoeverre<br />
kunnen we in de praktijk zien dat dit is gelukt?<br />
Den Hartog betoogt dat de oriëntatiepunten<br />
in fraudezaken niet leiden tot meer gelijkheid.<br />
Doordat het niet duidelijk is welk gewicht aan<br />
welke factor moet worden toegekend, zullen<br />
verschillende rechters niet hetzelfde gewicht<br />
toekennen aan verschillende factoren. Dit kan<br />
leiden tot afwijkende straffen en ongelijkheid. 21<br />
Hij illustreert dit aan de hand van aan de praktijk<br />
ontleende zaken en hoe verschillende interpretaties<br />
van de oriëntatiepunten tot uiteenlopende<br />
straffen kunnen leiden. Volgens Den<br />
Hartog moet er meer consensus ontstaan over<br />
welke factoren een rol moeten spelen en over<br />
het gewicht dat aan die factoren moet worden<br />
toegekend. De belangrijkste vraag die daarvoor<br />
beantwoord moet worden, is de vraag hoe je tot<br />
een juiste straftoemeting komt. 22 Als we het antwoord<br />
op die vraag vast zouden leggen in de<br />
oriëntatiepunten, biedt dat rechters meer houvast.<br />
Ook Berghuis bepleit dat de oriëntatiepunten<br />
beter vormgegeven kunnen worden nu er geen<br />
systematisch overzicht is van welke factoren<br />
een rol moeten spelen en welk gewicht daaraan<br />
moet worden toegekend. Hij stelt voor om<br />
die honderd verschillende factoren te vervangen<br />
door vier categorieën: de ernst van het<br />
delict, de stelselmatigheid waarmee delicten<br />
zijn gepleegd, de kenmerken van slachtoffers<br />
en de kenmerken van de delinquent. Hiermee<br />
zouden de oriëntatiepunten kunnen worden<br />
vereenvoudigd omdat duidelijker wordt hoe de<br />
rechter tot zijn afweging kan komen. 23<br />
Conclusie<br />
De oriëntatiepunten zijn geformuleerd met het<br />
doel om meer rechtseenheid te creëren. Hoewel<br />
het aan de feitenrechter blijft om maatwerk te<br />
leveren bij de straftoemeting, mag enige voorspelbaarheid<br />
met betrekking tot de strafmaat<br />
verwacht worden, zodat gelijke gevallen gelijk<br />
gestraft worden. Het bestaan van oriëntatiepunten<br />
waaraan rechters ziczh bij de straftoemeting<br />
kunnen refereren lijkt een goede<br />
manier om de rechtsgelijkheid te bevorderen.<br />
De manier waarop de oriëntatiepunten nu in<br />
elkaar zitten leidt echter nog tot mogelijkheid<br />
voor verbetering. Er zijn te veel verschillende<br />
factoren die meegewogen kunnen worden en te<br />
weinig duidelijkheid over hoeveel gewicht aan<br />
die factoren moet worden toegekend. Daarnaast<br />
is het nog geen gewoonte voor alle rechters<br />
om de oriëntatiepunten te hanteren en wordt<br />
de toepassing ervan niet altijd uitgebreid gemotiveerd.<br />
Dit leidt tot het feit dat rechters nog<br />
te vaak tot uiteenlopende straffen kunnen komen.<br />
De oriëntatiepunten zijn een goede stap<br />
in de richting van meer rechtseenheid, maar er<br />
blijft ruimte voor verbetering.<br />
Eindnoten<br />
1 SCP, Burgerperspectieven 2018/4, Den Haag: SCP<br />
2018, p. 12.<br />
2 www.rechtspraak.nl/SiteCollectionDocuments/Orientatiepunten-en-afspraken-LOVS.<strong>pdf</strong>.<br />
3 ‘Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspra-<br />
14 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
ROMY TER HORST | DE NEDERLANDSE STRAFCULTUUR<br />
ken’, p. 1.<br />
4 W. Valkenburg en T. de Lange, ‘Strafmaat in perspectief’,<br />
Strafblad 2017, p. 72.<br />
5 H. Abbink, ‘Oriëntatiepunten straftoemeting, een verkenning’,<br />
Trema Straftoemetingsbulletin 2010, nr. 1, p. 3.<br />
6 ‘Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken’,<br />
p. 6.<br />
7 ‘Oriëntatiepunten voor straftoemeting en LOVS-afspraken’,<br />
p. 8.<br />
8 H. Abbink, ‘Oriëntatiepunten straftoemeting, een verkenning’,<br />
Trema Straftoemetingsbulletin 2010, nr. 1, p.5.<br />
9 W. Valkenburg en T. de Lange, ‘Strafmaat in perspectief’,<br />
Strafblad 2017, p. 72.<br />
10 R.G.A. Beaujean, ‘Straffen is maatwerk, maar meten<br />
we wel met dezelfde maten?’, Trema Straftoemetingsbulletin<br />
2008, nr. 1, p. 20.<br />
11 HR 3 december 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE8838,<br />
r.o. 3.2.4.<br />
12 HR 31 januari 2017, ECLI:NL:HR:2017:114, r.o. 3.4.1<br />
en de conclusie van F.W. Bleichrodt, punt 20.<br />
13 J.W. Fokkens, ‘Oriëntatiepunten en verbetering van de<br />
straftoemeting’, Tijdschrift voor rechtspraak en straftoemeting<br />
2018, nr. 2, p. 7.<br />
14 W. Valkenburg en T. de Lange, ‘Strafmaat in perspectief’,<br />
Strafblad 2017, p. 73.<br />
15 M.J. Borgers, annotatie bij HR 29 maart 2011,<br />
ECLI:NL:HR:2011:BO6702, punt 4 en F. Velling-Schootstra,<br />
annotatie bij HR 31 januari 2017,<br />
ECLI:NL:HR:2017:114, punt. 7.<br />
16 Zie bijvoorbeeld W. Valkenburg en T. de Lange, ‘Strafmaat<br />
in perspectief’, Strafblad 2017.<br />
17 H. Lensing, ‘Een Algemeen Deel voor de oriëntatiepunten?’,<br />
Tijdschrift voor rechtspraak en straftoemeting<br />
2018, nr. 2, p. 20-21.<br />
18 H. Lensing, ‘Een Algemeen Deel voor de oriëntatiepunten?’,<br />
Tijdschrift voor rechtspraak en straftoemeting<br />
2018, nr. 2, p. 22.<br />
19 H. Lensing, ‘Een Algemeen Deel voor de oriëntatiepunten?’,<br />
Tijdschrift voor rechtspraak en straftoemeting<br />
2018, nr. 2, p. 21-22.<br />
20 H. Lensing, ‘Een Algemeen Deel voor de oriëntatiepunten?’,<br />
Tijdschrift voor rechtspraak en straftoemeting<br />
2018, nr. 2, p. 22 & 27.<br />
21 J.D. den Hartog, ‘Oriëntatiepunten voor straftoemeting<br />
in fraudezaken leiden niet tot meer gelijkheid, wel<br />
tot onevenwichtigheid’, Trema Straftoemetingsbulletin<br />
2012, nr. 2, p. 42.<br />
22 J.D. den Hartog, ‘Oriëntatiepunten voor straftoemeting<br />
in fraudezaken leiden niet tot meer gelijkheid, wel<br />
tot onevenwichtigheid’, Trema Straftoemetingsbulletin<br />
2012, nr. 2, p. 45.<br />
23 B. Berghuis, ‘Eenduidige straftoemeting?’, Tijdschrift<br />
voor rechtspraak en straftoemeting 2018, nr. 2, p. 32-33.<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 15
vaklunch<br />
#351: aanwezig of niet?<br />
Het aanwezigheidsrecht van een verdachte<br />
bij zijn eigen zaak is een groot goed.<br />
Dat concludeerden we ook in Vaklunch<br />
#218 en Vaklunch #332. Maar wat gebeurt<br />
er als de verdachte niet bij de zitting aanwezig<br />
is? Wanneer moet een zitting worden<br />
geschorst en hoe vaak kan de rechter de zitting<br />
schorsen in verband met het effectueren<br />
aanwezigheidsrecht? Dat hangt helemaal af<br />
van de opstelling van de verdachte. In twee<br />
recente arresten zien we dat de redenen voor<br />
de afwezigheid van een verdachte kunnen<br />
verschillen, en dat dit leidt tot een totaal verschillende<br />
uitkomst van de zaak.<br />
In het eerste geval gaat het om een zaak waarbij<br />
de verdachte vlak voor aanvang van de inhoudelijke<br />
behandeling van zijn zaak is uitgezet<br />
naar Libanon. De rechtbank behandelt<br />
de zaak wel en veroordeelt de verdachte tot<br />
een straf van 3 jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf.<br />
De verdachte gaat in hoger beroep.<br />
Voor de zitting in hoger beroep vraagt de verdachte<br />
een visum aan zodat hij bij de zitting<br />
aanwezig kan zijn. Verder koopt de verdachte<br />
een vliegticket en boekt een hotel, maar zijn<br />
visum wordt uiteindelijk afgewezen. Om die<br />
reden kan de verdachte niet naar Nederland<br />
komen en aanwezig zijn bij zijn strafzaak. Het<br />
Openbaar Ministerie stelt zich op het standpunt<br />
dat de zaak kan worden afgedaan buiten<br />
de aanwezigheid van de verdachte. Maar daar<br />
is het gerechtshof Amsterdam het gelukkig<br />
niet mee eens.<br />
Het Hof overweegt dat het aanwezigheidsrecht<br />
een zwaarwegend recht is van de verdachte<br />
en dat het laten voeren van de verdediging<br />
door de raadsvrouw onvoldoende is om het<br />
gebrek aan aanwezigheid van de verdachte<br />
te compenseren. Belangrijk is daarbij dat<br />
de verdachte ook niet bij de zitting in eerste<br />
aanleg kon zijn. Daarnaast zijn de belangen<br />
groot nu hij tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf<br />
is veroordeeld. Het hof is ook van<br />
oordeel dat deze inbreuk op het verdedigingsrecht<br />
onherstelbaar is. De verdachte heeft<br />
er immers alles aan gedaan om bij de zitting<br />
aanwezig te zijn terwijl de Nederlandse overheid<br />
geen enkele inspanning heeft geleverd<br />
om het aanwezigheidsrecht van deze verdachte<br />
te effectueren. Mede in het licht van de<br />
vele schorsingen die reeds hebben plaatsgevonden<br />
komt het hof tot de conclusie dat sprake is<br />
van onherstelbare inbreuk op de verdedigingsrechten<br />
en verklaart het Openbaar Ministerie<br />
niet-ontvankelijk in de vervolging.<br />
Hoe anders kan het lopen als een verdachte simpelweg<br />
niet bij zijn zitting komt opdagen. Uit<br />
een arrest van de Hoge Raad van 26 november<br />
2019 volgt dat als een verdachte zonder reden<br />
niet komt opdagen en de raadsman genoodzaakt<br />
is een aanhoudingsverzoek te doen, een dergelijk<br />
aanhoudingsverzoek flink onder de loep wordt<br />
genomen. De Hoge Raad herhaalt nogmaals<br />
de overwegingen uit het overzichtsarrest van<br />
6 oktober 2018. In dit arrest heeft de Hoge<br />
Raad onder meer vooropgesteld dat, nadat in<br />
voorkomende gevallen gelegenheid is geboden<br />
voor een nadere toelichting of het overleggen<br />
van bewijsstukken, de rechter het verzoek om<br />
aanhouding van de zitting in verband met het<br />
effectueren van het recht op aanwezigheid reeds<br />
kan afwijzen op de grond dat de aan het verzoek<br />
ten grondslag gelegde omstandigheid niet<br />
aannemelijk is. Het enkel uiten van een vermoeden<br />
waarom de verdachte niet aanwezig was,<br />
was in deze zaak niet voldoende. Het Hof mocht<br />
de zaak daarom buiten de aanwezigheid van de<br />
verdachte voortzetten.<br />
Hoewel het aanwezigheidsrecht van een verdachte<br />
dus een groot goed is en geen recht is<br />
dat door de aanwezigheid van een advocaat kan<br />
worden gecompenseerd, moet niet te gemakkelijk<br />
met dit recht worden omgesprongen. De<br />
verdachte moet kunnen aantonen dat hij bij de<br />
zitting aanwezig wil zijn en waarom dat niet kan.<br />
Ook zijn er omstandigheden denkbaar waarbij<br />
het Openbaar Ministerie zwaar wordt aangerekend<br />
als geen inspanningen worden geleverd om<br />
de verdachte bij de zitting aanwezig te laten zijn.<br />
Het ‘zomaar’ niet komen opdagen bij je eigen<br />
zitting doet echter afbreuk aan dit belangrijke<br />
aanwezigheidsrecht, maar de voorgaande jurisprudentie<br />
toont ook aan dat er niet zomaar vanuit<br />
moet worden gegaan dat een verdachte geen<br />
goede reden zou hebben om afwezig te zijn. Een<br />
aanhoudingsverzoek moet dus zorgvuldig worden<br />
beoordeeld en niet te gemakkelijk worden<br />
afgewezen.<br />
16 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
HERTOGHS ADVOCATEN | #351: AANWEZIG OF NIET?<br />
Heb je vragen over het voorgaande of wil je hierover<br />
van gedachten wisselen? Neem dan contact<br />
op met boezelman@hertoghsadvocaten.<br />
nl of boer@hertoghsadvocaten.nl. Uiteraard<br />
is het ook mogelijk om over dit onderwerp te<br />
praten in een Vaklunch on demand bij jou op<br />
kantoor.<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 17
eligieuze uitingen versus strafrechtelijke bepalingen<br />
miranda van tuinen<br />
‘Wij ONTKENNEN dat God het huwelijk heeft bedoeld als een homoseksuele, polygame<br />
of polyamoreuze relatie’. 1 Dit staat in het eerste artikel van de Nashvilleverklaring.<br />
Dat is een verklaring over het christelijk geloof die zich uitspreekt<br />
tegen homo- en transseksuele relaties. Het is een omstreden verklaring die de<br />
vraag oproept wat de verhouding is tussen de vrijheid van meningsuiting in het<br />
licht van religie en strafrechtelijke bepalingen. Het zogenoemde boerkaverbod is<br />
gericht op een vergelijkbare verhouding, namelijk de verhouding tussen de godsdienstvrijheid<br />
en strafrechtelijke bepalingen. Vrouwen die in overeenstemming<br />
met hun geloof gezichtsbedekkende kleding dragen, mogen bepaalde openbare<br />
plaatsen niet meer betreden. Beide onderwerpen zijn actueel en daarom zal ik me<br />
in dit essay richten op de beperking van deze grondrechten in het licht van enkele<br />
strafrechtelijke bepalingen. De volgende vragen zullen hierbij centraal staan. Mogen<br />
vrouwen die in overeenstemming met hun geloof een nikab dragen om die reden<br />
een bus worden uitgezet? En mag men in het licht van een religie een verklaring<br />
opstellen die zich keert tegen homo- en transseksuele relaties?<br />
essay<br />
Beperking van godsdienstvrijheid<br />
De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging<br />
(kort gezegd: de godsdienstvrijheid) is<br />
neergelegd in artikel 6 van de Grondwet (hierna:<br />
Gw) en in artikel 9 van het Europees<br />
Verdrag voor de Rechten van de Mens (hierna:<br />
EVRM). Naast de vrijheid (g)een godsdienst<br />
aan te hangen, valt hier ook onder de vrijheid<br />
van de verandering van godsdienst, het belijden,<br />
het verkondigen en het zich gedragen<br />
overeenkomstig de voorschriften hiervan. Het<br />
is van belang dat het echt gaat om een godsdienst<br />
of levensovertuiging, maar dat is niet<br />
altijd meteen duidelijk. Het is wel duidelijk<br />
dat de grote religies, zoals het christendom en<br />
de islam, in ieder geval onder godsdienst vallen.<br />
Deze stromingen hebben namelijk ‘een<br />
zeker niveau van overtuigingskracht, ernst,<br />
samenhang en belang’ bereikt. 2 Bij een levensbeschouwing<br />
gaat het erom dat het de gehele<br />
levensopvatting betreft en het samenhangt met<br />
het geweten. 3 Het belijden betreft daarnaast<br />
het daadwerkelijk gedragen naar een godsdienst<br />
of levensovertuiging. 4<br />
Een beperking van deze rechten is onder omstandigheden<br />
mogelijk. Artikel 6 lid 1 Gw<br />
heeft het over de vrijheid van godsdienst en<br />
levensovertuiging ‘behoudens ieders verantwoordelijkheid<br />
volgens de wet’. Hieruit volgt<br />
dat de wet in formele zin de vrijheid kan<br />
beperken. Wanneer het gaat om belijden buiten<br />
gebouwen en besloten plaatsen, volgt uit artikel<br />
6 lid 2 Gw dat ook andere regelgevers deze<br />
vrijheid kunnen beperken indien deze bevoegdheid<br />
is gedelegeerd. 5 Uit artikel 9 lid 2 EVRM<br />
blijkt daarnaast dat de godsdienstvrijheid bij<br />
wet kan worden beperkt indien het noodzakelijk<br />
is in een democratische samenleving en in<br />
het belang van de openbare veiligheid, de bescherming<br />
van de openbare orde, goede zeden<br />
of gezondheid of de bescherming van de rechten<br />
en vrijheden van anderen. In situaties waarin<br />
de overheid de godsdienstvrijheid beperkt,<br />
is mogelijk ook de vrijheid van meningsuiting<br />
uit artikel 10 EVRM in het geding. Een meningsuiting<br />
kan namelijk in het licht van een godsdienst<br />
zijn gedaan. Uit het artikel blijkt dat voor<br />
beperking van dit recht dezelfde regels gelden<br />
als bij beperking van de godsdienstvrijheid. Bij<br />
de beoordeling van een beperking maakt het<br />
dus niet uit op welk specifieke grondrecht de<br />
klacht is gebaseerd.<br />
Wanneer er een situatie is waarin de wet de<br />
godsdienstvrijheid beperkt, moet aan de hand<br />
van de genoemde criteria uit artikel 9 EVRM<br />
worden nagegaan of deze beperking is toegestaan.<br />
Het eerstgenoemde criterium is dat de<br />
beperking bij wet moet zijn voorzien. ‘Bij wet’<br />
omvat in deze regeling zowel formele wetten<br />
als lagere regelingen en ongeschreven recht.<br />
Van belang is dat deze wet toegankelijk en<br />
voorzienbaar is voor het individu. Hier is bijna<br />
altijd aan voldaan. Meestal is ook voldaan aan<br />
het derde genoemde criterium, namelijk dat de<br />
beperking in het belang moet zijn van een doel<br />
zoals in de wet omschreven. 6 Het gaat dus in<br />
de praktijk vaak om het tweede genoemde criterium:<br />
noodzakelijkheid in een democratische<br />
samenleving. Een onderdeel hiervan is de<br />
noodzakelijkheid, waarbij het van belang is dat<br />
er een ‘dringende maatschappelijke behoefte’<br />
is voor de beperking. 7 Een ander onderdeel van<br />
het criterium is de ‘democratische samenleving’.<br />
Hiervoor is geen definitie gegeven door<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 19
MIRANDA VAN TUINEN | RELIGIEUZE UITINGEN VERSUS STRAFRECHTELIJKE BEPALINGEN<br />
het Europees Hof voor de Rechten van de Mens<br />
(hierna: EHRM), maar zonder pluralisme, tolerantie<br />
en ruimdenkendheid is het volgens het<br />
EHRM moeilijk voor te stellen dat een samenleving<br />
democratisch is. 8 Het laatste onderdeel<br />
van het criterium is dat de beperking ‘evenredig<br />
is aan het door de lidstaat aangevoerde legitieme<br />
doel’. Hierbij spelen proportionaliteit en<br />
subsidiariteit een rol. 9<br />
Gezichtsbedekkende kleding<br />
Het zogenoemde boerkaverbod is een voorbeeld<br />
van een botsing tussen een grondrecht en<br />
het strafrecht. Het gaat om de godsdienstvrijheid<br />
uit artikel 9 EVRM en de strafrechtelijk<br />
gehandhaafde Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende<br />
kleding. Deze wet, die sinds een<br />
paar maanden in werking is getreden, verbiedt<br />
kleding die iemand onherkenbaar maakt of die<br />
het gezicht volledig bedekt, zoals een boerka<br />
en een nikab. Dit geldt alleen voor de in de wet<br />
genoemde openbare plaatsen en behoudens de<br />
in het tweede lid genoemde uitzonderingen. Al<br />
voor de totstandkoming vroeg onder andere<br />
de Raad van State zich echter af of deze wet in<br />
strijd zou zijn met de godsdienstvrijheid. 10 Het<br />
dragen van een boerka en een nikab is namelijk<br />
direct verbonden met het islamitische geloof.<br />
Door deze wet worden islamitische vrouwen<br />
dus beperkt bij het uitoefenen van hun geloof.<br />
De wet beperkt een grondrecht en is daarom alleen<br />
toegestaan wanneer de beperking noodzakelijk<br />
is in de democratische samenleving.<br />
In enkele andere Europese landen is al eerder<br />
een soortgelijke wet in werking getreden.<br />
Aangezien deze wetten langer bestaan dan<br />
de Nederlandse wet, heeft onder andere het<br />
EHRM zich hier al over uitgelaten. Zo heeft het<br />
EHRM het Franse boerkaverbod beoordeeld<br />
als een toelaatbare beperking op de godsdienstvrijheid<br />
uit artikel 9 EVRM. 11 Zoals eerder is<br />
besproken, is voor een beperking op een grondrecht<br />
vereist dat het bij wet is beperkt en een<br />
doel heeft zoals omschreven in de wet. Het is<br />
duidelijk dat er is voldaan aan het vereiste ‘bij<br />
de wet’, want het gaat om een wet in formele<br />
zin. Wat betreft het doel van de wet voerde<br />
Frankrijk in dit geval aan dat de openbare<br />
veiligheid en de ‘rechten van anderen’ met het<br />
boerkaverbod gediend zouden zijn. Aangezien<br />
deze twee doelen zijn genoemd in artikel 9 lid<br />
2 EVRM, zijn dit toegestane doelen. Het kunnen<br />
identificeren van mensen hangt volgens<br />
Frankrijk samen met het voorkomen van algemeen<br />
gevaar voor personen en goederen, en<br />
met het bestrijden van identiteitsfraude. Het<br />
EHRM achtte dit aannemelijk. Wat betreft<br />
de ‘rechten van anderen’ zou het gaan om het<br />
recht van sociale interactie met de persoon die<br />
een boerka draagt. Ook dit achtte het EHRM<br />
aanvaardbaar als doel van het boerkaverbod. 12<br />
De beperking moet echter ook noodzakelijk<br />
zijn in een democratische samenleving. Een<br />
onderdeel hiervan is dat de beperking evenredig<br />
moet zijn aan het door de lidstaat aangevoerde<br />
wettige doel. Het boerkaverbod is volgens<br />
het EHRM niet evenredig aan het doel<br />
van de openbare veiligheid. Het identificeren<br />
van personen kan namelijk ook worden bereikt<br />
door het gebruik van minder vergaande middelen.<br />
Zo zou het boerkaverbod bijvoorbeeld<br />
kunnen gelden op enkel specifieke locaties of<br />
alleen onder bepaalde omstandigheden. Een<br />
algemeen boerkaverbod, zoals hier het geval is,<br />
zal pas proportioneel kunnen zijn wanneer er<br />
is aangetoond dat er een algemene bedreiging<br />
is van deze openbare veiligheid. Dat is hier niet<br />
het geval, dus op grond van dit doel zou het<br />
boerkaverbod niet mogelijk zijn. Wat betreft<br />
het doel van het beschermen van het recht van<br />
sociale interactie heeft het EHRM daarentegen<br />
alleen marginaal getoetst. Er is veel ruimte gelaten,<br />
omdat hier een belangenafweging is vereist<br />
en de lidstaat hiervoor het meest geschikt.<br />
Het EHRM ziet dit recht daarnaast als belangrijk<br />
kenmerk van de Franse democratische<br />
samenleving. Daarom is het Franse boerkaverbod<br />
in stand gelaten, ook al is hier wel kritiek<br />
op. 13<br />
Het Belgisch Grondwettelijke Hof heeft daarnaast<br />
het Belgische boerkaverbod als grondwettig<br />
beoordeeld. Volgens dit hof zou namelijk<br />
aan alle vereisten van het EVRM zijn voldaan<br />
om een grondrecht te mogen beperken. Zo is<br />
het doel van de wet ook hier het beschermen<br />
van de openbare orde en ‘rechten van anderen’.<br />
Met gezichtsbedekkende kleding is het namelijk<br />
lastiger om mensen te identificeren en te<br />
herkennen. Het boerkaverbod is als grondwettig<br />
beoordeeld ondanks dat er al een wet is die<br />
identiteitscontroles door de politie mogelijk<br />
maakt door bijvoorbeeld het oplichten van een<br />
sluier. Het continu herkennen van mensen lijkt<br />
niet nodig te zijn. Het zou wel nodig kunnen<br />
worden geacht wanneer de beperking alleen<br />
zou zijn gericht op plaatsen met een verhoogd<br />
veiligheidsrisico. 14 Nu dat niet het geval is, is<br />
het niet helemaal duidelijk waarom het verbod<br />
noodzakelijk is in een democratische samenleving.<br />
Daarnaast kan een beperking van een<br />
grondrecht niet enkel worden gebaseerd op<br />
het feit dat mensen gezichtsbedekkende kleding<br />
aanstootgevend vinden en het boerkaverbod<br />
kan worden gezien als vrouwonvriendelijk.<br />
15 Volgens het Belgische hof is er echter wel<br />
voldaan aan de eisen voor beperking van een<br />
grondrecht en is de wet ook evenredig, omdat<br />
20 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
MIRANDA VAN TUINEN | RELIGIEUZE UITINGEN VERSUS STRAFRECHTELIJKE BEPALINGEN<br />
er geen zware straffen staan op overtreding van<br />
het boerkaverbod.<br />
Dit lijkt echter niet in overeenstemming met<br />
rechtspraak van het EHRM over de beperking<br />
van grondrechten. Volgens het EHRM zou<br />
strafrechtelijke sanctionering zoveel mogelijk<br />
moeten worden voorkomen. 16 Een opvatting<br />
is dat het Belgische hof zich teveel heeft gericht<br />
op de wil van de meerderheid, terwijl in<br />
een democratie juist ook minderheden moeten<br />
worden beschermd. 17 Toch heeft het EHRM<br />
geoordeeld dat ook het Belgische boerkaverbod<br />
in stand kan worden gelaten. De overwegingen<br />
lijken op die van de zaak over het Franse<br />
boerkaverbod. Het EHRM beoordeelt het<br />
genoemde doel op dezelfde manier legitiem.<br />
Daarnaast constateert het EHRM ook in deze<br />
zaak dat voor de vraag of het boerkaverbod<br />
noodzakelijk is in een democratische samenleving,<br />
marginaal moet worden getoetst. Een<br />
reden van de marginale toetsing, is dat er in<br />
Europa geen overeenstemming bestaat over de<br />
vraag wat een gerechtvaardigde beperking van<br />
de godsdienstvrijheid is. Het EHRM zag wel in<br />
dat er risico’s waren. Zo is de sanctie op overtreding<br />
van het verbod onder omstandigheden<br />
een gevangenisstraf en dus niet een straf van<br />
de lichtste vorm. 18 Toch is ook in deze zaak<br />
geen zwaardere toets toegepast.<br />
Nu duidelijk is geworden hoe het EHRM heeft<br />
geoordeeld over het boerkaverbod in andere<br />
Europese landen, is het tijd om naar Nederland<br />
te kijken. Het Nederlandse boerkaverbod lijkt<br />
op de eerder genoemde boerkaverboden, daarom<br />
is het aannemelijk dat ook deze in overeenstemming<br />
is met het EVRM. Ten eerste is<br />
het Nederlandse boerkaverbod, zoals duidelijk<br />
is geworden, bij wet voorzien. Daarnaast is<br />
het doel van de wet ook hier het beschermen<br />
van de rechten en vrijheden van anderen. En<br />
ook hier is de nadruk gelegd op het belang van<br />
onderlinge communicatie. Een verschil is dat<br />
het Nederlandse boerkaverbod is beperkt tot<br />
bepaalde plaatsen, namelijk tot het onderwijs,<br />
de zorg, het openbaar vervoer en overheidsgebouwen.<br />
Op deze plaatsen is openlijke communicatie<br />
namelijk noodzakelijk voor kwalitatieve<br />
dienstverlening en een veilige omgeving.<br />
Mensen zijn daar aangewezen op contact met<br />
elkaar. 19<br />
Uit de eerdergenoemde uitspraken van het<br />
EHRM blijkt dat bij de beoordeling van de<br />
noodzakelijkheid van het boerkaverbod in een<br />
democratische samenleving het van belang is<br />
dat het gaat om alle gezichtsbedekkende kleding<br />
en niet enkel om religieuze. Ook is het van<br />
belang dat er een lage strafbedreiging van toepassing<br />
is, namelijk een boete van de eerste<br />
categorie zoals omschreven in artikel 23 lid 4<br />
van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr).<br />
Deze zal pas worden opgelegd nadat een verzoek<br />
om de kleding te verwijderen en/of de<br />
plaats te verlaten is geweigerd. 20 Vergeleken<br />
met de Franse en Belgische situatie lijkt hier<br />
beter te zijn voldaan aan de evenredigheid van<br />
de beperking in verhouding tot het legitieme<br />
doel. Zeker ook gelet op het feit dat Nederland<br />
een pluriforme samenleving is, waarin onderling<br />
communiceren ervoor zorgt dat iedereen<br />
kan deelnemen aan het maatschappelijk verkeer.<br />
21 Vermoedelijk zou het EHRM daarom<br />
ook dit boerkaverbod marginaal toetsen en in<br />
stand laten.<br />
Nashville-verklaring<br />
De Nashville-verklaring is een ander voorbeeld<br />
van een botsing tussen grondrechten en een<br />
strafrechtelijke bepaling. Deze verklaring bevat<br />
enkele normen en waarden van het christendom<br />
zoals genoemd in de inleiding. De normen<br />
en waarden zijn mogelijk in strijd zijn met de<br />
artikelen 137c en 137d Sr over groepsbelediging<br />
en het aanzetten tot haat of discriminatie.<br />
Het doel van de verklaring is een eenduidig<br />
conservatief christelijke opvatting onder de<br />
aandacht te brengen over thema’s zoals genderneutraliteit,<br />
homo- en transseksualiteit.<br />
Dit houdt vooral het tegenspreken van relaties<br />
binnen deze vormen van seksualiteit in, omdat<br />
God dit niet zo zou hebben bedoeld. 22 Het gaat<br />
bij de beoordeling van de Nashville-verklaring<br />
dan ook om de vrijheid van godsdienst, want<br />
het christendom is, zoals eerder vermeld, een<br />
godsdienst zoals bedoeld in het EVRM. Ook<br />
betreft het de vrijheid van meningsuiting, want<br />
het gaat om de mening van een groep christenen.<br />
De vraag is of deze uiting van een mening<br />
en een godsdienst in strijd is met de genoemde<br />
strafrechtelijke artikelen en of op grond daarvan<br />
de verklaring verboden mag worden.<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 21
MIRANDA VAN TUINEN | RELIGIEUZE UITINGEN VERSUS STRAFRECHTELIJKE BEPALINGEN<br />
Uit jurisprudentie over artikel 137c Sr volgt een<br />
toetsingskader dat ook van toepassing is op artikel<br />
137d Sr. Een uitlating is beledigend, wanneer<br />
deze tot doel heeft een groep mensen of<br />
haar kenmerk aan te tasten in zijn goede naam<br />
en eer en wanneer deze groep hierbij in een<br />
kwaad daglicht wordt gesteld. 23 De volgende<br />
drie vragen zijn van belang bij de beoordeling<br />
van de uitlating: 24<br />
- Is de gedane uitlating beledigend wanneer<br />
deze op zichzelf wordt beschouwd?<br />
- Neemt de context waarin de uitlating is<br />
gedaan het beledigende karakter weg?<br />
- Kan de uitlating worden aangemerkt als<br />
‘onnodig grievend’?<br />
Artikel 137c en 137d Sr kunnen een grondrecht<br />
dus beperken als aan deze voorwaarden is<br />
voldaan, want dan kan een uitlating worden<br />
verboden. Een beperking van een grondrecht<br />
op grond van deze wetten voldoet mogelijk aan<br />
de genoemde eisen uit het EVRM. De beperking<br />
is dan namelijk voorzien bij wet, het dient<br />
een doel zoals in de wet omschreven en kan<br />
noodzakelijk zijn in een democratische samenleving.<br />
De rechter zal echter eerst aan de hand<br />
van het toetsingskader moeten beoordelen of<br />
een uitlating in strijd is met de strafrechtelijke<br />
bepalingen. Als dat niet het geval is, kan de uitlating<br />
niet worden verboden en is er ook geen<br />
grondrecht beperkt. Wel houdt de rechter bij<br />
beoordeling van de strafbaarheid van een uitlating<br />
al rekening met de eisen van het EVRM,<br />
aangezien de rechter in overeenstemming met<br />
het EVRM moet rechtspreken. Dit volgt uit artikel<br />
94 van de Grondwet.<br />
Als naar het toetsingskader van de genoemde<br />
strafrechtelijke artikelen wordt gekeken in samenhang<br />
met religie, is de context erg belangrijk.<br />
Wanneer de beledigende uitlating namelijk<br />
is gedaan in een rechtstreeks verband met de<br />
geloofsopvatting van iemand, kan dat het beledigende<br />
karakter weghalen. 25 Het feit dat de<br />
uitlating is gedaan in verband met een geloofsopvatting,<br />
neemt echter het beledigende karakter<br />
niet weg wanneer de uitlating alsnog onnodig<br />
grievend is. Daar is sprake van indien er<br />
een wanverhouding bestaat tussen het beledigende<br />
karakter en het nut van de uitlating. 26 Dit<br />
was het geval in een zaak waarin flyers werden<br />
verspreid waarin homoseksuelen zonder grond<br />
in verband werden gebracht met kindermisbruik.<br />
27 Daarnaast waren in een andere zaak de<br />
uitlatingen van een politicus onnodig grievend,<br />
omdat hij de minderwaardigheid van homoseksuelen<br />
benadrukte ten opzichte van heteroseksuelen<br />
en aanzette tot discriminatie. 28 In zulke<br />
gevallen kunnen grondrechten dus wel degelijk<br />
worden beperkt en is er volgens de rechter<br />
sprake van de nodige noodzakelijkheid in een<br />
democratische samenleving. De beperking lijkt<br />
te voldoen aan de vereiste evenredigheid, omdat<br />
de rechter pas een grondrecht beperkt als<br />
het ‘onnodig grievend’ is.<br />
De Hoge Raad heeft zich al eerder uitgelaten<br />
over de belediging van homoseksualiteit. In<br />
een zaak heeft de verdachte de vergelijking tussen<br />
homo- en heteroseksualiteit gelijkgesteld<br />
met de vergelijking tussen diefstal en het<br />
schenkingsrecht of mishandeling met verpleging.<br />
Het hof in Den Haag heeft deze verdachte<br />
vrijgesproken, omdat de uitlating is gedaan in<br />
het publieke debat over de vraag of het homohuwelijk<br />
een wettelijke basis moet krijgen en<br />
de uitlating enkel was bedoeld om een vergelijking<br />
tussen goed en kwaad te maken. Het was<br />
niet de bedoeling een homoseksueel te vergelijken<br />
met een misdadiger. Het Hof heeft daarom<br />
geoordeeld dat dit enkel het belijden van<br />
een mening is die voortkomt uit christelijke<br />
opvattingen en daarom niet in strijd is met de<br />
wet. De Hoge Raad was het met het oordeel van<br />
het hof eens. 29 Ook hieruit blijkt dat de rechter<br />
niet zomaar een beperking op het grondrecht<br />
aanvaardt, dat is in overeenstemming met de<br />
eisen van het EVRM dat een grondrecht niet<br />
zomaar beperkt mag worden. Deze terughoudendheid<br />
is daarom ook terug te vinden bij de<br />
beoordeling van de Nashville-verklaring die nu<br />
zal volgen. Een rechter heeft zich daar echter<br />
nog niet over uitgesproken.<br />
Om artikelen uit de Nashville-verklaring<br />
als strijdig met artikelen 137c of 137d aan te<br />
merken, is meer nodig dan het enkel negatief<br />
uitlaten over verschillende vormen van seksualiteit.<br />
De verklaring spreekt onder andere over<br />
‘homoseksuele onreinheid’ en het feit dat het<br />
zondig is om dit goed te keuren, maar dit is niet<br />
per se het miskennen van de waardigheid van<br />
deze groep. In de verklaring staat namelijk wel<br />
dat (onder ander) homoseksuelen niet minder<br />
zijn in menselijke waarde. 30 De artikelen in de<br />
verklaring zijn daarom niet vergelijkbaar met<br />
de eerdergenoemde zaken. Er worden namelijk<br />
ook geen groepen in verband gebracht met een<br />
misdrijf. Het is niet helemaal duidelijk of de<br />
verklaring als beledigend discriminerend kan<br />
worden gezien. Men zou het kunnen zien als het<br />
enkel verkondigen van het geloof en daarmee<br />
als niet-aansporend tot het uitsluiten van een<br />
groep mensen. In de verklaring staat namelijk<br />
geen opruiend taalgebruik wat op aansporen<br />
zou kunnen wijzen. 31 Het is wel duidelijk dat de<br />
verklaring in verband staat met de christelijke<br />
geloofsopvatting en met een maatschappelijk<br />
22 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
MIRANDA VAN TUINEN | RELIGIEUZE UITINGEN VERSUS STRAFRECHTELIJKE BEPALINGEN<br />
debat over verschillende vormen van seksualiteit.<br />
Dit haalt mogelijk het beledigende en<br />
discriminerende karakter weg, indien dat er<br />
is. De verklaring bevat geen ernstige beschuldigingen<br />
en minachting zoals bijvoorbeeld wel<br />
in de genoemde jurisprudentie. Er zal daarom<br />
waarschijnlijk ook niet worden gesproken van<br />
‘onnodig grievende’ uitlatingen en dus niet van<br />
strijdigheid met strafrechtelijke artikelen. 32<br />
Conclusie<br />
Om een antwoord te geven op de gestelde vragen<br />
in de inleiding: ja, vrouwen die in overeenstemming<br />
met hun geloof een nikab dragen,<br />
mogen om die reden een bus worden uitgezet.<br />
En ja, in het licht van een religie mag men een<br />
verklaring opstellen die zich keert tegen homoen<br />
transseksuele relaties. Dit heeft te maken<br />
met de mogelijkheid om grondrechten, zoals<br />
de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van<br />
meningsuiting, te beperken. Zo’n beperking dient<br />
in overeenstemming te zijn met het EVRM<br />
en moet daarmee zijn voorzien bij de wet, een<br />
wettig doel dienen en noodzakelijk zijn in een<br />
democratische samenleving. In die zin is het<br />
nog maar de vraag of de Nashville-verklaring<br />
op grond van artikel 137c en 137d Sr verboden<br />
mag worden, aangezien deze verklaring een<br />
uitdrukking is van het christelijk geloof. Deze<br />
context haalt mogelijk het beledigende discriminerende<br />
karakter van de verklaring weg<br />
als deze zo zou worden beoordeeld. Het zich<br />
enkel negatief uitlaten over verschillende vormen<br />
van seksualiteit, is in ieder geval niet<br />
voldoende om de vrijheid van meningsuiting<br />
en godsdienst te beperken. Wat betreft het<br />
boerkaverbod ligt het iets anders. Gelet op de<br />
beoordeling van de Franse en het Belgische<br />
boerkaverbod is het aannemelijk dat het Nederlandse<br />
boerkaverbod in overeenstemming is<br />
met het EVRM. Daardoor wordt vermoed dat<br />
het Nederlandse boerkaverbod de vrijheid van<br />
godsdienst enigszins mag beperken. Dit heeft<br />
te maken met het feit dat het boerkaverbod<br />
geldt op een beperkt aantal plaatsen, het een<br />
legitiem doel van openbare communicatie dient<br />
en proportioneel is gelet op de hoogte van<br />
de strafbedreiging. Al met al is het duidelijk geworden<br />
dat een grondrecht in de context van<br />
religie niet zomaar beperkt kan worden door<br />
een strafrechtelijke bepaling, maar dat het wel<br />
mogelijk is.<br />
Eindnoten<br />
1 Te vinden op: https://nashvilleverklaring.nl/de-nashville-verklaring/.<br />
2 D.E. Bunschoten, in: Tekst & Commentaar Grondwet<br />
en Statuut, Deventer: Wolters Kluwer, art. 6 Gw, aant. 2<br />
(<strong>online</strong>, bijgewerkt 1 juli 2018); EHRM 15 januari 2013,<br />
ECLI:NL:XX:2013:BZ1190, r.o. 81, NJ 2016/320, m.nt.<br />
E. Verhulp (Eweida e.a./ Verenigd Koninkrijk).<br />
3 D.E. Bunschoten, in: Tekst & Commentaar Grondwet en<br />
Statuut, art. 6 Gw, aant. 2 (<strong>online</strong>, bijgewerkt 1 juli 2018).<br />
4 Kamerstukken II 1975/76, 13872, 3, p. 29 (MvT).<br />
5 D.E. Bunschoten, in: Tekst & Commentaar Grondwet en<br />
Statuut, art. 6 Gw, aant. 4 (<strong>online</strong>, bijgewerkt 1 juli 2018).<br />
6 J. Bos, ‘Geeft Nederland juiste toepassing aan de beste<br />
beschermingsclausule bij het waarborgen van de vrijheid<br />
van godsdienst?, AA 2017/10, p. 733.<br />
7 O.M.B.J. Volgenant, ‘VII.1.9 Noodzakelijk in een democratische<br />
samenleving’, in: C.J.J.M. Stolker (red.), Groene<br />
Serie Onrechtmatige daad (losbladig en <strong>online</strong>).<br />
8 EHRM 7 december 1976, ECLI:NL:XX:1976:AC0070,<br />
NJ 1978/236, m.nt. E.A. Alkema (Handyside).<br />
9 EHRM 29 juni 2004, ECLI:NL:XX:2004:AQ6532 (Leyla<br />
Sahin/Turkije).<br />
10 Kamerstukken II 2015/16, 34349, 4.<br />
11 EHRM 1 juli 2014, ECLI:NL:XX:2014:475, NJ<br />
2014/1841 (S.A.S. t. Frankrijk).<br />
12 J.W. Ouwerkerk, ‘Het EHRM over het Franse boerkaverbod:<br />
Gepast terughoudend of krampachtig vermijdend?,<br />
DD 2015/7, par. 4.<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 23
MIRANDA VAN TUINEN | RELIGIEUZE UITINGEN VERSUS STRAFRECHTELIJKE BEPALINGEN<br />
13 J.W. Ouwerkerk, ‘Het EHRM over het Franse boerkaverbod:<br />
Gepast terughoudend of krampachtig vermijdend?,<br />
DD 2015/7, par. 5.<br />
14 J. Vrielink, ‘Het bedekte gelaat van de Belgische grondwet’,<br />
NTM/NJCM-bull. 2013/7, par. 4.1.<br />
15 J. Vrielink, ‘Het bedekte gelaat van de Belgische grondwet’,<br />
NTM/NJCM-bull. 2013/7, par. 4.2.<br />
16 J. Vrielink, ‘Het bedekte gelaat van de Belgische grondwet’,<br />
NTM/NJCM-bull. 2013/7, par. 4.4.<br />
17 J. Vrielink, ‘Het bedekte gelaat van de Belgische grondwet’,<br />
NTM/NJCM-bull. 2013/7, par. 5.<br />
18 EHRM 11 juli 2017, ECLI:CE:ECHR:2017:0711J<br />
UD003779813, NJB 2017/2143 (Belcacemi en Oussar/<br />
België).<br />
19 Kamerstukken II 2015/16, 34349, 3, p.4 (MvT).<br />
20 Te vinden op: https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/gezichtsbedekkende-kleding-in-de-media-boerkaverbod/gezichtsbedekkende-kleding-gedeeltelijk-verbieden<br />
21 Kamerstukken II 2015/16, 34349, 3, p.8 (MvT).<br />
22 Te vinden op: https://nashvilleverklaring.nl/de-nashville-verklaring/.<br />
23 HR 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:511.<br />
24 HR 16 december 2014, r.o. 4.4.3, NJ 2015/108. Rb.<br />
Amsterdam 4 januari 2019, ECLI:NL:RBAMS:2019:13.<br />
25 HR 29 maart 2016, ECLI:NL:HR:2016:511, r.o. 2.3.<br />
26 L.A. van Noorloos, ‘De Hoge Raad over de vrijheid<br />
van meningsuiting van politici’, Tijdschrift Praktijkwijzer<br />
Strafrecht, 2015, par. 2.<br />
27 Rb. Amsterdam 4 januari 2019,<br />
ECLI:NL:RBAMS:2019:13.<br />
28 Hof Amsterdam 1 februari 2016,<br />
ECLI:NL:GHAMS:2016:296.<br />
29 HR 9 januari 2001, ECLI:NL:HR:2001:AA9367, NJ<br />
2001/204, m.nt. J. de Hullu.<br />
30 Te vinden op: https://nashvilleverklaring.nl/de-nashville-verklaring/.<br />
31 T. Herrenberg, ‘Van Nashville tot Staphorst. Over homoseksualiteit,<br />
genderidentiteit, en de uitingsvrijheid<br />
van orthodoxe gelovigen’, NJB 2019/1431, par. 4.3.<br />
32 T. Herrenberg, ‘Van Nashville tot Staphorst. Over homoseksualiteit,<br />
genderidentiteit, en de uitingsvrijheid<br />
van orthodoxe gelovigen’, NJB 2019/1431, par. 5.<br />
24 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
De Ugly Duck is al sinds 1985 een gezellig “bruin” eetcafé in het centrum<br />
van Groningen en biedt plaats aan ca. 80 gasten.<br />
U kunt bij ons terecht voor een lekkere lunch, een gezellig en gevarieerd diner<br />
of om een of meer van onze speciale bieren te proeven.<br />
Prijsklasse:<br />
Dagschotels vanaf 11,00<br />
(Vis, vlees, vegetarisch en een biergerecht)<br />
Menukaart vanaf 11,90<br />
Specialiteiten:<br />
Spare Ribs, “Duck stoofpotje”, saté, biergerecht,<br />
kaasfondue en een uitgebreide glutenvrije menu<br />
en lunch kaart.<br />
Speciaal bieren:<br />
6 speciaal bieren op de tap en daarnaast<br />
ca. 70 bieren op fles.<br />
Wilt u iemand een origineel verrassen, denk dan eens aan een Ugly Duck cadeaubon.<br />
Meer informatie over openingstijden, reserveren, menukaarten e.d. kunt u vinden op:<br />
www.uglyduck.nl<br />
Of e-mail ons: info@uglyduck.nl<br />
Zwanestraat 28<br />
9712 CN Groningen<br />
Telefoon 050-3123192
ubriek<br />
Actualiteitenrubriek: de liquidatie van Derk Wiersum<br />
miranda van tuinen<br />
“Wie gaat kroongetuigen in de toekomst bijstaan?” Deze vraag werd gesteld na de<br />
liquidatie van strafrechtadvocaat Derk Wiersum in september dit jaar. 1 Hij was de<br />
advocaat van kroongetuige Nabil B. in de zaak Marengo. De liquidatie wordt gezien<br />
als een aanslag op de rechtsstaat en een inbreuk op de democratische rechtsorde.<br />
Iedereen heeft het recht om te worden bijgestaan in een strafproces en dit recht<br />
zou niet moeten worden aangetast. De liquidatie is ook niet zonder gevolgen gebleven.<br />
Zo is er opnieuw veel aandacht voor de bescherming van advocaten en andere<br />
deelnemers van het strafproces. Daar zal in deze rubriek daarom aandacht<br />
aan worden besteed. Eerst zal echter gekeken worden naar de aanleiding van de<br />
liquidatie.<br />
Zaak Marengo<br />
De zaak Marengo is één van de grootste liquidatiezaken<br />
die zich in Nederland heeft voorgedaan<br />
en is in 2019 van start gegaan. Het gaat vooral<br />
om liquidaties in het criminele circuit, maar<br />
ook om de liquidatie van een misdaadverslaggever<br />
en zogenoemde ‘vergismoorden’ waarbij<br />
verkeerde en daardoor onschuldige personen<br />
zijn geliquideerd. 2 Nabil B. is als kroongetuige<br />
cruciaal voor het leveren van bewijs voor de<br />
veroordeling van de verdachten in deze zaak.<br />
Er staan nu zestien verdachten terecht, terwijl<br />
er tot voor kort nog twee voortvluchtig waren.<br />
Het ging om Ridouan T. en Saïd R., de hoofdverdachte<br />
en zijn rechterhand. Inmiddels is<br />
Ridouan T. aangehouden in Dubai en overgebracht<br />
naar Nederland. 3 Het Openbaar Ministerie<br />
(hierna: OM) verdenkt ze van het geven<br />
van opdrachten voor de liquidaties en van het<br />
leidinggeven aan een criminele organisatie die<br />
zich bezighoudt met drugshandel. 4 Nabil B. is<br />
een getuige die zelf verdachte is. Om die reden<br />
heeft hij veel informatie over de zaak. Hij heeft<br />
inmiddels verklaard over meerdere liquidaties<br />
in ruil voor een behoorlijke strafvermindering.<br />
Hij is daarom een bedreiging voor de andere<br />
verdachten. Men vermoedt dat dit de reden is<br />
dat vorig jaar de onschuldige broer van Nabil<br />
B. is geliquideerd en onlangs zijn advocaat. Het<br />
grote verschil is alleen dat de liquidatie van zijn<br />
broer kan worden gezien als een wraakactie,<br />
maar de liquidatie van zijn advocaat als een actie<br />
tegen de gehele advocatuur en de rechtsstaat.<br />
De liquidatie<br />
Op 18 december 2019 werd Nederland opgeschrikt<br />
door de liquidatie van Derk Wiersum.<br />
Het zou de eerste keer zijn dat een advocaat<br />
zou zijn geliquideerd, omdat hij een kroongetuige<br />
bijstond. Wel komen bedreigingen vaker<br />
voor, omdat bijvoorbeeld een cliënt niet tevreden<br />
is. 5 De politie doet dan ook uitgebreid<br />
onderzoek naar de liquidatie. 6 Het onderzoek<br />
krijgt veel media-aandacht. Zo heeft het televisieprogramma<br />
‘Opsporing Verzocht’ aandacht<br />
besteed aan de liquidatiezaak. Door de<br />
vele tips die naar aanleiding hiervan binnen<br />
zijn gekomen, is meer duidelijk geworden over<br />
de zaak. Er zijn dan ook verdachten aangehouden<br />
voor betrokkenheid bij de liquidatie<br />
op grond van verdenking van heling van de<br />
gebruikte voertuigen. 7 Deze voertuigen zijn<br />
onder andere gebruikt om het huis van de advocaat<br />
in de gaten te houden. Het is duidelijk<br />
geworden dat dit al weken voor de liquidatie<br />
gebeurde. 8 Toch waren er naar aanleiding van<br />
enkele dreigingsinschattingen geen concrete<br />
aanwijzingen dat zou worden geprobeerd een<br />
aanslag te plegen op Derk Wiersum. Daarom<br />
genoot hij de bescherming die gebruikelijk<br />
was in zulke situaties en waren er geen verdergaande<br />
veiligheidsmaatregelen getroffen. Zelf<br />
wilde Derk Wiersum ook niet steeds beveiligd<br />
worden. Er zal nog worden onderzocht of de<br />
overheid is tekortgeschoten in deze situatie. 9<br />
Gesloten deuren en geen advocaat<br />
Een gevolg van de liquidatie van de advocaat<br />
is dat een paar dagen later de deuren bij een<br />
zitting van de zaak Marengo gesloten bleven.<br />
Dit betekent dat alleen de procespartijen aanwezig<br />
mochten zijn. De journalistenvakbond<br />
uitte kritiek hierop en benadrukte het belang<br />
van een openbare rechtspraak. Daarnaast is de<br />
vakbond van mening dat juist in zo’n situatie<br />
partijen niet moeten toegeven aan de dreiging<br />
en het geweld. 10 De zitting van de zaak Marengo<br />
op 12 december was wel weer openbaar,<br />
ook al golden er nog steeds extra veiligheidsmaatregelen.<br />
Zo mocht er niet worden gefilmd<br />
in de rechtszaal en werd de rechtbank waar<br />
de zaak plaatsvond extra goed beveiligd. Wel<br />
was het toegestaan om bijvoorbeeld tekeningen<br />
en audio-opnamen te maken. Het is voor<br />
de rechtbank lastig een goede balans te vinden<br />
26 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
MIRANDA VAN TUINEN | ACTUALITEITENRUBRIEK: DE LIQUIDATIE VAN DERK WIERSUM<br />
tussen de veiligheid en de openbaarheid van<br />
de rechtspraak. 11 Dat blijkt wel uit het feit dat<br />
niet altijd alles gaat zoals het hoort te gaan. Zo<br />
had de rechter tijdens de zitting via een videoverbinding<br />
contact met Nabil B. die zich vanwege<br />
zijn veiligheid op een geheime locatie<br />
bevond. Ondanks dat hij zoveel mogelijk afgeschermd<br />
zou moeten worden, was hij tijdens de<br />
zitting op beeld te zien in de perskamer. Eerder<br />
in het proces was er al een foto van de kroongetuige<br />
in het dossier terechtgekomen door een<br />
fout van het OM. Dit dossier was bestemd voor<br />
de betrokken verdachten en advocaten. 12<br />
Een ander gevolg is dat Nabil B. mogelijk niet<br />
meer op de zitting wil getuigen vanwege zijn eigen<br />
veiligheid en die van zijn naasten. Zijn broer<br />
en advocaat zijn immers al geliquideerd. Nabil<br />
B. heeft, zoals eerder vermeld, al wel verklaringen<br />
afgelegd. Deze kunnen voor bewijs worden<br />
gebruikt, maar verklaren op de zitting is alsnog<br />
van groot belang. Op de zitting krijgt de verdediging<br />
namelijk de mogelijkheid de kroongetuige<br />
te ondervragen. Zo kan de verdediging de<br />
betrouwbaarheid controleren. De verklaringen<br />
op de zitting zijn daarom erg belangrijk voor<br />
de bewijsvergaring. 13 Wat hierbij niet helpt is<br />
dat Nabil B. nog steeds geen nieuwe advocaat<br />
heeft. De andere advocaat van Nabil B., heeft<br />
na de liquidatie van zijn collega afstand gedaan<br />
van de zaak. Ondanks dat zal het verhoren van<br />
Nabil B. doorgaan. 14 Het is niet nieuw dat het<br />
lastig is een advocaat voor een kroongetuige<br />
te vinden. Uit het onderzoek van ‘het Advocatenblad’<br />
blijkt dat minder dan een vijfde van<br />
de strafrechtadvocaten nog een kroongetuige<br />
zou willen verdedigen. Bij een deel van deze<br />
advocaten is de reden dat een kroongetuige<br />
vaak een zware crimineel is zonder principes.<br />
Daarom bestaat onder deze advocaten geen behoefte<br />
dit type mensen te helpen. Door de liquidatie<br />
van Derk Wiersum is de kans aanwezig<br />
dat advocaten nog minder snel bereid zijn om<br />
een kroongetuige bij te staan. 15<br />
Betere bescherming van advocaten<br />
Wanneer advocaten zich onveilig voelen, kunnen<br />
ze daarvan altijd een melding maken.<br />
Vervolgens is er een protocol waarnaar wordt<br />
gehandeld. Dit protocol is echter achterhaald,<br />
aangezien er nu meer bedreigingen zijn. Daarom<br />
is het ook niet verwonderlijk dat er nieuwe<br />
maatregelen nodig zijn. 16 Het blijkt ook niet een<br />
uitzondering te zijn dat een strafrechtadvocaat<br />
zich onveilig voelt. Uit een onderzoek van ‘het<br />
Advocatenblad’ bleek namelijk dat driekwart<br />
van de strafrechtadvocaten tijdens het werk<br />
weleens een onveilig gevoel heeft. Door de liquidatie<br />
van Derk Wiersum is dat gevoel van<br />
onveiligheid bij meer dan de helft toegenomen.<br />
Deze groep zegt nu meer na te denken over de<br />
risico’s die bij het werk komen kijken. Ook is er<br />
een groep die nu meer veiligheidsmaatregelen<br />
gaat nemen. Zoals eerder gezegd, komen bedreigingen<br />
vaker voor in de advocatuur. In het<br />
bijzonder onder strafrechtadvocaten. De bedreigingen<br />
gaan vaak over lichamelijk geweld of<br />
de dood, het blijft dus niet bij alleen schelden. 17<br />
De liquidatie van Derk Wiersum heeft waarschijnlijk<br />
ook geleid tot een betere bescherming<br />
van advocaten en andere deelnemers van het<br />
strafproces. Het OM zal zich naast het beschermen<br />
van kroongetuigen en diens familie, nu<br />
ook meer moeten richten op het beschermen<br />
van advocaten. Dit maakt het aanpakken van<br />
georganiseerde criminaliteit nog lastiger. 18 De<br />
minister van Justitie en Veiligheid heeft inmiddels<br />
toegezegd meer en betere bescherming en<br />
beveiliging aan zowel advocaten, officieren van<br />
justitie en rechters te verzekeren. Een verandering<br />
is dat dit centraal geregeld zal worden,<br />
terwijl dat eerst lokaal gebeurde. De Nationaal<br />
Coördinator Terrorisme en Veiligheid zal<br />
hierbij een belangrijke rol vervullen. Ook is er<br />
een noodnummer in het leven geroepen voor<br />
advocaten en rechters die zich bedreigd voelen.<br />
Verder laat Minister van Justitie en Veiligheid<br />
Grapperhaus niet veel los over details van de<br />
nieuwe aanpak, omdat dat vertrouwelijk is. 19<br />
Wel is bekend dat er een speciaal team is samengesteld<br />
die gaat onderzoeken of personen<br />
die betrokken zijn bij de zaak Marengo extra<br />
bescherming behoeven. Eerder heeft het OM<br />
journalisten al gevraagd om het noemen van<br />
namen van officieren van justitie te vermijden.<br />
20<br />
Aanpak georganiseerde criminaliteit<br />
Door de liquidatie van Derk Wiersum is<br />
duidelijk geworden dat Nederland beter zal<br />
moeten optreden tegen de ondermijnende georganiseerde<br />
criminaliteit. Daarom is als andere<br />
maatregel een werkgroep ingesteld die<br />
onderzoek doet naar de aanpak van beroepsgroepen<br />
bij bedreiging vanuit de ondermijnende<br />
georganiseerde criminaliteit. Bij het<br />
ministerie van Justitie en Veiligheid realiseert<br />
men zich nu dat deze ondermijnende criminaliteit<br />
een landelijk probleem is dat zo ernstig en<br />
diep geworteld is, dat het niet zomaar valt op te<br />
lossen en vraagt om een intensievere aanpak. 21<br />
Het kabinet heeft besloten de aanpak van de<br />
criminele (drugs)industrie te versterken en<br />
zich meer te richten op het weerbaarder maken<br />
van de samenleving tegen criminaliteit die ondermijning<br />
veroorzaakt, zoals bedreigingen en<br />
liquidaties. Bij het aantreden van het kabinet<br />
is hier al in geïnvesteerd, maar nu worden er<br />
extra investeringen gedaan. Het ministerie van<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 27
MIRANDA VAN TUINEN | ACTUALITEITENRUBRIEK: DE LIQUIDATIE VAN DERK WIERSUM<br />
Justitie en Veiligheid heeft een plan gemaakt,<br />
waarbij de focus ligt op het oprollen, afpakken<br />
en voorkomen van deze vorm van criminaliteit.<br />
22<br />
Al met al is het duidelijk geworden dat de Nederlandse<br />
rechtsstaat wakker is geschud door<br />
de liquidatie van Derk Wiersum en er maatregelen<br />
zijn getroffen om zoiets in de toekomst<br />
te voorkomen. Wat dit precies zal betekenen<br />
en wat de verder ontwikkelingen zijn in de<br />
toekomst, zal moeten worden afgewacht.<br />
Derk Wiersum nog een kroongetuige verdedigen?, de<br />
Volkskrant 18 september 2019, volkskrant.nl.<br />
21 F. Grapperhaus 14 oktober 2019, ‘Stand van zaken naar<br />
aanleiding van verzoek tijdens Regeling van Werkzaamheden<br />
van 18 september 2019’ [Kamerbrief], rijksoverheid.nl.<br />
22 F. Grapperhaus 18 oktober 2019, ‘Contouren breed offensief<br />
tegen georganiseerde ondermijnende criminaliteit’<br />
[Kamerbrief], rijksoverheid.nl.<br />
Eindnoten<br />
1 M. Haenen & F. Schravesande, ‘Moord op advocaat legt<br />
risico’s bloot die strafpleiters lopen’, NRC Handelsblad<br />
18 september 2019, nrc.nl.<br />
2 ‘Kroongetuige krijgt na moord op Wiersum per direct<br />
advocaat die anoniem blijft’, RTL Nieuws 6 december<br />
2019, rtlnieuws.nl.<br />
3 ‘Crimineel Ridouan Taghi aangehouden in Dubai na ‘intensieve<br />
samenwerking’, NOS Nieuws 16 december 2019,<br />
nos.nl.<br />
4 P. Vissers, ‘Waar gaat het Marengo-onderzoek om?’,<br />
Trouw 18 september 2019, www.trouw.nl.<br />
5 M. Haenen & F. Schravesande, ‘Moord op advocaat legt<br />
risico’s bloot die strafpleiters lopen’, NRC Handelsblad<br />
18 september 2019, nrc.nl.<br />
6 ‘Moord op advocaat Derk Wiersum’, 18 september 2019,<br />
politie.nl (bijgewerkt op 12 november 2019).<br />
7 ‘Nog eens twee aanhoudingen in moordzaak advocaat<br />
Derk Wiersum’, De Volkskrant 19 november 2019, volkskrant.nl.<br />
8 ‘Advocaat Derk Wiersum werd weken voor zijn dood geobserveerd<br />
door criminelen’, Trouw 12 november 2019,<br />
trouw.nl.<br />
9 R. Meijer, Grapperhaus zegt betere bescherming toe<br />
aan advocaten, rechters en officieren van justitie: ‘Hoe we<br />
het doen, is vertrouwelijk’, De Volkskrant 19 september<br />
2019, volkskrant.nl.<br />
10 ‘Geen advocaat en geen publiek bij proces Nabil B.: dit<br />
zijn de gevolgen’, RTL Nieuws 24 september 2019, rtlnieuws.nl.<br />
11 ‘Kroongetuige in proces tegen Taghi heeft nog geen<br />
nieuwe advocaat’, NOS Nieuws 12 december 2019, nos.nl.<br />
12 ‘Fout rechtbank: kroongetuige Nabil B. bijna minuut in<br />
beeld, RTL Nieuws 12 december 2019, rtlnieuws.nl.<br />
13 ‘Geen advocaat en geen publiek bij proces Nabil B.: dit<br />
zijn de gevolgen’, RTL Nieuws 24 september 2019, rtlnieuws.nl.<br />
14 J. Peters, ‘Kroongetuige in zaak tegen Ridouan Taghi<br />
heeft nog geen nieuwe advocaat, De Volkskrant 12 december<br />
2019, volkskrant.nl.<br />
15 ‘Gevoel van onveiligheid groeit’, Het Advocatenblad 31<br />
oktober 2019, advocatenblad.nl.<br />
16 W. Thijssen, ‘Wie wil na de liquidatie van advocaat<br />
Derk Wiersum nog een kroongetuige verdedigen?, de<br />
Volkskrant 18 september 2019, volkskrant.nl.<br />
17 ‘Gevoel van onveiligheid groeit’, Het Advocatenblad 31<br />
oktober 2019, advocatenblad.nl.<br />
18 M. Haenen & F. Schravesande, ‘Moord op advocaat legt<br />
risico’s bloot die strafpleiters lopen’, NRC Handelsblad<br />
18 september 2019, nrc.nl.<br />
19 R. Meijer, Grapperhaus zegt betere bescherming toe<br />
aan advocaten, rechters en officieren van justitie: ‘Hoe we<br />
het doen, is vertrouwelijk’, De Volkskrant 19 september<br />
2019, volkskrant.nl.<br />
20 W. Thijssen, ‘Wie wil na de liquidatie van advocaat<br />
28 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
cold case: piet baams<br />
mark de boer<br />
Het is kerstochtend 1996 als de dochter van opa Baams hem op komt zoeken in het<br />
verzorgingshuis waar hij woont. Wanneer zij hem niet aantreft in zijn kamer slaat<br />
ze alarm bij het personeel. Zij vertellen haar dat hij sinds 22 december niet meer is<br />
gesignaleerd, maar dat ze zich geen zorgen hoeft te maken omdat hij wel vaker een<br />
nachtje weg was. Ze is met stomheid geslagen. Waar is haar vader?<br />
column<br />
De medewerkers van het verzorgingshuis<br />
Nieuw Malderborgh vertellen de familie dat<br />
ze hun opa afgelopen zondag voor het laatst<br />
hebben gezien. De beelden van de beveiligingscamera’s<br />
die in de buurt hangen, bevestigen<br />
het verhaal van de medewerkers. Naast<br />
de blinkende verlichting van een kerstboom is<br />
op het scherm van de beveiligingscamera’s te<br />
zien dat Piet rond zeven uur s ’avonds het verzorgingshuis<br />
verlaat. Met zijn karakteristieke<br />
bril op zijn neus en vergezeld met een aktetas<br />
en een koker stapt hij het winterse weer in.<br />
Een hoogst opmerkelijke situatie, zo stelt zijn<br />
kleinzoon Gert-Jan Baams. “Maar hij droeg<br />
zijn regenjas, niet zijn winterjas, terwijl het<br />
min 12 was”, zegt kleinzoon Baams. “Het gekke<br />
is ook: hij had zijn bingoavond afgebeld, omdat<br />
hij ziek zou zijn. Maar toch ging hij eropuit.” 1<br />
Drie dagen lang heeft het personeel zijn maaltijd<br />
keurig afgeleverd op zijn kamer om het vervolgens<br />
iedere keer onaangeroerd weer af te<br />
ruimen. De portemonnee van opa lag ook nog<br />
eens open en bloot op tafel, zo verklaart de<br />
familie. 2 . Eric Meijers, schoonzoon van dhr.<br />
Baams, kan zich wel voorstellen dat men sommige<br />
teruggetrokken bewoners soms uit het<br />
oog verliest in een verzorgingshuis, maar opa<br />
Piet die móet zijn gemist, zo stelt hij tegenover<br />
De Gelderlander: “dat heeft ons altijd verbaasd.<br />
Misschien dat een teruggetrokken bewoner<br />
minder snel wordt gemist. Maar opa Piet? Dat<br />
móet opgevallen zijn. De directie zei destijds<br />
dat opa wel vaker zomaar een nachtje wegbleef.<br />
Maar dat kunnen wij absoluut niet plaatsen.”<br />
Gert-Jan acht het eveneens onwaarschijnlijk<br />
dat niemand de oude Piet heeft gemist. Volgens<br />
hem werd hij graag gezien binnen Nieuw Malderborgh.<br />
Hij stond voor iedereen klaar en hij<br />
was dan ook niet te benauwd om de handen uit<br />
de mouwen te steken om andere bewoners te<br />
helpen. 3 Het wekt dan ook geen verbazing dat<br />
argwaan vanaf het eerst moment overheerst bij<br />
de familie.<br />
De familie brengt de jaarwisseling in onzekerheid<br />
en verwarring door. Twee maanden na het<br />
optrekken van de vuurwerkdampen worden ze<br />
Slachtoffer: Piet baams<br />
Datum vermissing: 22 december 1996<br />
lichaam gevonden:3 februari 1997<br />
bevrijd uit hun onzekerheid. Het lichaam van<br />
Piet Braams is gevonden in de Boven Merwede,<br />
het verlengde van de Waal, bij Gorinchem. Na<br />
uitgebreid onderzoek door de politie blijkt dat<br />
Piet Baams een onnatuurlijke dood is gestorven.<br />
Om de hals van het slachtoffer wordt een<br />
ceintuur van een damesjurk aangetroffen. Piet<br />
Baams blijkt door verwurging met deze riem om<br />
het leven te zijn gebracht. Na de vondst van het<br />
lichaam van de oude Baams komt het onderzoek<br />
van de politie korte tijd in een stroomversnelling<br />
terecht. Er worden ontzettend veel<br />
mensen worden gehoord en er wordt intensief<br />
forensische onderzoek verricht door de recherche.<br />
Al het werk blijkt tevergeefs. Na een lange<br />
tijd hard werken blijft de oplossing van de zaak<br />
in nevelen gehuld: alle aanknopingspunten<br />
lopen stuk voor stuk op niets uit.<br />
Ondanks het feit dat het onderzoek vanaf het<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 29
MARK DE BOER | COLD CASE: PIET BAAMS<br />
begin onder leiding stond van een ervaren en<br />
zeer kundige rechercheur verliep het onderzoek<br />
allesbehalve soepel. Dit werd grotendeels<br />
veroorzaakt door de lange poos die zich bevond<br />
tussen de verdwijning van Piet en het ter<br />
ore komen van deze verdwijning bij de politie.<br />
De politie stond gelijk 1-0 achter. Toenmalig<br />
onderzoeksleider René den Boer wist de<br />
achterstand niet meer in te halen. Volgens hem<br />
zijn juist de eerste ogenblikken na een incident<br />
van levensbelang voor de opsporing. “De<br />
tijd vaagt sporen weg en maakt getuigenissen<br />
minder betrouwbaar. Niet alleen werden we<br />
laat geïnformeerd, ook waren veel mensen in<br />
de kamer van Piet Baams geweest voordat wij<br />
daar sporenonderzoek konden doen. Als politie<br />
begonnen wij dit onderzoek met een achterstand<br />
die bijna niet meer in te halen was.” 4<br />
Nieuw elan<br />
Na 22 jaar is het verdriet Piet Baams nog niet<br />
vergeten. Een zichtbaar geëmotioneerde Gert-<br />
Jan Baams vertelt in een interview met Omroep<br />
Gelderland dat de dood van zijn opa nog<br />
steeds zijn invloed heeft op de familie. Vorig<br />
jaar werd de zaak echter onverwacht nieuw leven<br />
ingeblazen. Een oud-medewerker van het<br />
verzorgingshuis Nieuw Malderborgh zoekt na<br />
22 jaar contact met de familie. Het is de broer<br />
van Eric Meijers, schoonzoon van Piet, die in<br />
zijn winkel wordt aangesproken door de oudmedewerker.<br />
Hij belt gelijk zijn broer. Meijers<br />
doet zijn verhaal tegen de Gelderlander. Of de<br />
inmiddels gepensioneerde vrouw bewust op de<br />
winkel van Meijers’ broer afstapte, of dat het<br />
gevoel van gewetenswroeging haar overviel tijdens<br />
het gesprek in de winkel, weet Meijers<br />
niet. “Wat ik weet is dit: mijn broer belde me.<br />
Hij zei: ‘Er is iemand bij me geweest die zegt<br />
dat ze weet wie opa Piet heeft vermoord. Ze<br />
kon het na 22 jaar niet meer voor zich houden,<br />
ze moest het kwijt’. We hebben dit verhaal<br />
natuurlijk onmiddellijk doorgespeeld aan het<br />
coldcaseteam van de politie.” Met deze nieuwe<br />
aanwijzing heeft de familie hoop gekregen dat<br />
de dood van Piet Baams alsnog opgelost zal<br />
worden. Zouden de medewerkers van het verzorgingshuis<br />
dan toch een rol hebben gespeeld<br />
in de dood van Piet zoals de familieleden vanaf<br />
het begin hadden vermoed? Uit het onderzoek<br />
van de politie is destijds niet gebleken van<br />
enige betrokkenheid van medewerkers van<br />
het verzorgingshuis, maar de familieleden van<br />
Piet hebben altijd gedacht dat de medewerkers<br />
van het verzorgingshuis iets met de moord te<br />
maken hebben. Volgens hen was er onder andere<br />
met de personeelsroosters geknoeid. Van<br />
de politie mogen ze voorlopig niks zeggen over<br />
de mededeling van de ex-medewerker zodat<br />
het onderzoek niet wordt gehinderd.<br />
De zaak Braams is een van de cold cases die nog<br />
dikwijls verschijnt in lijstjes over onopgeloste,<br />
Nederlandse strafzaken. 5 Met name gezien de<br />
leeftijd van Piet Baams is het voor velen onbegrijpelijk<br />
dat iemand hem naar het leven stond.<br />
Eric Meijers is getrouwd met de kleindochter<br />
van Piet en hij kwam geregeld langs in Nieuw<br />
Malderborgh. Ook voor hem is het moeilijk<br />
te bevatten dat Baams op zo’n manier om het<br />
leven is gekomen. “Het was een aimabele man.<br />
Hij hield van gezelligheid, van positiviteit. Het<br />
is van de gekke dat iemand zo’n oude man iets<br />
wilde aandoen. We snappen het nog steeds<br />
niet.” 6 Ook rechercheur Herbert Klein was zich<br />
bewust van de impact die de zaak 22 jaar na<br />
dato nog heeft op de nabestaanden. Hij droeg<br />
de zaak Baams, ook gelet op de nieuwe aanwijzingen,<br />
aan voor de Nederlandse cold casekalender.<br />
7 Met behulp van deze kalender en een<br />
beloning van 15.000 euro hoopt de politie alsnog<br />
op een doorbraak. 8<br />
Eindnoten<br />
1 S. Friedrichs, ‘Familie vermoorde opa Piet (85) verwacht<br />
ontknoping: ‘Er moeten méér mensen zijn met gewetensnood’,<br />
de Gelderlander februari 2019, Gelderlander.nl.<br />
2 J. Wiegerinck, ‘Familie vermoorde opa Piet (85) verwacht<br />
ontknoping: ‘Er moeten méér mensen zijn met gewetensnood’<br />
de Stentor februari 2019, Destentor.nl.<br />
3 M. Lange, ‘Familie vermoorde Nijmegenaar blij met<br />
nieuwe aandacht voor 22 jaar oude moordzaak’, Omroep<br />
Gelderland oktober 2018, Omroepgelderland.nl<br />
4 J. Wiegerinck, ‘Familie vermoorde opa Piet (85) verwacht<br />
ontknoping: ‘Er moeten méér mensen zijn met gewetensnood’<br />
de Stentor februari 2019, destentor.nl.<br />
5 Zie bijvoorbeeld: C. Moenen, ‘Vijf onopgeloste cold cases’,<br />
Mr. Studenten juni 2019, Mr-studenten.nl.<br />
6 M. Lange, ‘Familie vermoorde Nijmegenaar blij met<br />
nieuwe aandacht voor 22 jaar oude moordzaak’, Omroep<br />
Gelderland oktober 2018, Omroepgelderland.nl.<br />
7 Uit een interview met Omroep Gelderland: M. Lange,<br />
‘Familie vermoorde Nijmegenaar blij met nieuwe aandacht<br />
voor 22 jaar oude moordzaak’, Omroep Gelderland<br />
oktober 2018, Omroepgelderland.nl.<br />
8 ‘Moord op Piet Baams’ Cold Case Kalender, Coldcasekalender.nl.<br />
30 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 31
32 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
het vervolgingsbeleid van het openbaar ministerie<br />
nikki evertse<br />
Het Openbaar Ministerie (hierna: het OM) heeft in 2017 de verdere vervolging van<br />
een verdachte inzake een bedreigingszaak gestaakt. De verdachte, Jan B., werd<br />
vervolgd voor bedreiging van een burgemeester, een gemeenteambtenaar en een<br />
politieagent. Jan B. had een verzoek ingediend om de bedreigingszaak te beëindigen.<br />
De officier van justitie was het met Jan B. eens en besloot van verdere vervolging<br />
af te zien. De rechter weigerde echter om de zaak te sluiten. De rechter<br />
oordeelde dat de handelswijze van het OM zorgde voor een ernstige schending van<br />
de belangen van de slachtoffers. Daarnaast oordeelde de rechter dat de aanpak van<br />
geweld tegen werknemers met een publieke taak en functionarissen in het openbaar<br />
bestuur prioriteit heeft. Het standpunt van het OM was naar oordeel van de<br />
rechtbank derhalve onbegrijpelijk. Daarnaast gaf de toenmalige minister van Justitie<br />
en Veiligheid Stef Blok aan dat hij het standpunt van het OM fout vond. Het<br />
OM moest van de rechter Jan B. alsnog vervolgen voor bedreiging. 1 Brain de Pree,<br />
advocaat van Jan B, noemde het voorgaande een “omslachtige poppenkast”. Hij<br />
stelde dat het vervolgingsmonopolie bij het OM ligt en niet bij de rechter en dat het<br />
OM door de rechter in bescherming werd genomen. 2<br />
Lid 1: Indien naar aanleiding van het ingestelde<br />
opsporingsonderzoek het openbaar minisessay<br />
Het OM is exclusief belast met de vervolging<br />
van strafbare feiten op grond van art. 124 Wet<br />
op de rechterlijke organisatie (hierna: Wet<br />
RO). 3 De vervolgingsbeslissing is genormeerd<br />
in art. 167 Wetboek van Strafvordering (hierna:<br />
Sv) en art. 242 Sv. Op grond van deze artikelen<br />
is het OM bevoegd om van (verdere) vervolging<br />
af te zien op gronden aan het algemeen belang<br />
ontleend. Dit wordt het opportuniteitsbeginsel<br />
genoemd. 4 In de bovenstaande zaak heeft het<br />
OM besloten van een (verdere) vervolging af<br />
te zien. De rechter floot het OM echter terug.<br />
Dientengevolge is het OM toch tot verdere vervolging<br />
overgegaan. 5 Wanneer kan een rechter<br />
het OM opdragen om toch tot (verdere) vervolging<br />
over te gaan als het OM in eerste instantie<br />
besluit niet te vervolgen? Wat is de rol<br />
van de minister van Justitie en Veiligheid? In<br />
hoeverre is een officier van justitie vrij in zijn<br />
keuze om niet te vervolgen? In dit wetenschappelijk<br />
essay zal onder meer antwoord worden<br />
gegeven op deze vragen. Het essay zal ingaan<br />
op de inhoud van het opportuniteitsbeginsel,<br />
het vervolgingsbeleid van het OM en de controle<br />
op de vervolgingsbeslissing van het OM.<br />
De vervolgingsbeslissing<br />
Zoals eerder genoemd is het OM exclusief belast<br />
met de vervolging van strafbare feiten op<br />
grond van art. 124 Wet RO. 6 Het OM is echter<br />
niet verplicht om élk strafbaar feit te vervolgen<br />
dat bewezen zou kunnen worden. Op grond van<br />
het opportuniteitsbeginsel, dat is neergelegd in<br />
art. 167 en art. 242 Sv, kan het OM afzien van<br />
vervolging op gronden aan het algemeen belang<br />
ontleend. 7<br />
Art. 167 Sv:<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 33
NIKKI EVERTSE | HET VERVOLGINGSBELEID VAN HET OPENBAAR MINISTERIE<br />
terie van oordeel is dat vervolging plaats moet<br />
hebben, door het uitvaardigen van een strafbeschikking<br />
of anderszins, gaat het daartoe zoo<br />
spoedig mogelijk over.<br />
Lid 2: Van vervolging kan worden afgezien op<br />
gronden aan het algemeen belang ontleend.<br />
Het openbaar ministerie kan, onder het stellen<br />
van bepaalde voorwaarden, de beslissing of<br />
vervolging plaats moet hebben voor een daarbij<br />
te bepalen termijn uitstellen.<br />
Art. 242 Sv:<br />
Lid 1: Indien naar aanleiding van het ingestelde<br />
voorbereidende onderzoek het openbaar ministerie<br />
van oordeel is dat verdere vervolging<br />
moet plaats hebben, door het uitvaardigen van<br />
een strafbeschikking of anderszins, gaat het<br />
daartoe zoo spoedig mogelijk over.<br />
Lid 2: Zoolang het onderzoek op de terechtzitting<br />
nog niet is aangevangen, kan van verdere<br />
vervolging worden afgezien, ook op gronden<br />
aan het algemeen belang ontleend. Het openbaar<br />
ministerie kan, onder het stellen van<br />
bepaalde voorwaarden, de beslissing of verdere<br />
vervolging plaats moet hebben voor een daarbij<br />
te bepalen termijn uitstellen.<br />
N.B. Voor dit wetenschappelijk essay zijn alleen<br />
lid 1 en lid 2 van art. 242 Sv relevant. Er<br />
is ook een derde lid opgenomen in art. 242 Sv.<br />
Art. 167 lid 1 Sv lijkt zich op het eerste gezicht<br />
slechts tot het OM te richten. 8 Op grond van art.<br />
167 lid 1 Sv dient het OM zo spoedig mogelijk<br />
tot vervolging over te gaan indien het naar aanleiding<br />
van het ingestelde opsporingsonderzoek<br />
van oordeel is dat vervolging plaats moet<br />
hebben. Dit kan onder meer door te vorderen<br />
dat de rechter-commissaris onderzoekshandelingen<br />
verricht of een bevel tot bewaring verleent.<br />
Daarnaast kan dit door het dagvaarden<br />
van de verdachte. Als het OM vordert dat de<br />
rechter-commissaris onderzoekshandelingen<br />
verricht of een bevel tot bewaring verleent en<br />
het voorbereidend onderzoek vervolgens doorloopt,<br />
geeft art. 242 lid 1 Sv de zogenoemde<br />
beslisregel. Als het OM van oordeel is dat, naar<br />
aanleiding van het ingestelde voorbereidend<br />
onderzoek, verdere vervolging moet plaatshebben<br />
gaat het daartoe zo spoedig mogelijk over.<br />
Uit art. 167 lid 2 Sv en art. 242 lid 2 Sv volgt dat<br />
het OM de bevoegdheid heeft om van (verdere)<br />
vervolging af te zien. Dit op gronden aan het<br />
algemeen belang ontleend. 9 De bevoegdheid<br />
om van (verdere) vervolging af te zien, ook wel<br />
seponeren genoemd, kan op twee manieren<br />
worden geïnterpreteerd. 10 In Nederland kan<br />
namelijk onderscheid worden gemaakt tussen<br />
de positieve en negatieve interpretatie van het<br />
opportuniteitsbeginsel. 11 Bij de positieve interpretatie<br />
van het opportuniteitsbeginsel gaat<br />
men ervan uit dat het OM alleen tot vervolging<br />
behoort over te gaan als aan het algemeen<br />
belang ontleende gronden het noodzakelijk<br />
maken. De negatieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel<br />
brengt met zich mee dat<br />
het OM in beginsel de plicht heeft om ieder<br />
strafbaar en bewijsbaar feit te vervolgen, tenzij<br />
het algemeen belang een sterke contra-indicatie<br />
oplevert. 12 De bevoegdheid om af te zien<br />
van (verdere) vervolging, op gronden aan het<br />
algemeen belang ontleend, vormt derhalve een<br />
uitzondering op deze algemene regel. 13<br />
De formulering van art. 167 lid 2 en art. 242 lid<br />
2 Sv duidt in eerste instantie op een negatieve<br />
interpretatie van het opportuniteitsbeginsel. 14<br />
Het hangt in de praktijk echter van de ernst<br />
van het delict af langs welke lijnen de opportuniteitsafweging<br />
wordt gemaakt. Bij ernstige<br />
misdrijven, zoals moord, zal vaak een negatieve<br />
interpretatie worden gehanteerd. Derhalve zal<br />
in de regel worden vervolgd. Slechts bij contraindicaties<br />
zal van de vervolging worden afgezien.<br />
Bij lichte overtredingen zal in beginsel<br />
een positieve interpretatie worden gehanteerd.<br />
Er zal in beginsel dus pas tot vervolging worden<br />
overgegaan wanneer dit noodzakelijk is in<br />
het kader van het algemeen belang. Opmerking<br />
verdient dat de vraag of het opportuniteitsbeginsel<br />
positief of negatief geïnterpreteerd dient<br />
te worden haar belang deels heeft verloren. Er<br />
is onvoldoende mankracht, waardoor vervolging<br />
(en opsporing) regelmatig noodgedwongen<br />
niet plaatsvindt. Dit terwijl het strafrechtelijk<br />
optreden wél gewenst is. 15<br />
De weg naar vervolgingsbeslissing<br />
Eén van de belangrijkste beslissingen binnen<br />
het strafproces is die omtrent het al dan niet<br />
vervolgen van een verdachte. Deze beslissing<br />
is voorbehouden aan het OM. 16 Uit art. 167 en<br />
art. 242 Sv kan worden afgeleid dat het OM<br />
een ruime discretionaire bevoegdheid heeft<br />
ten aanzien van de vervolging. 17 Deze beslissing<br />
om al dan niet te vervolgen berust mede<br />
op beleidsmatige keuzes van het OM. De vervolgingsbeslissing<br />
van het OM wordt namelijk<br />
enerzijds bepaald door te kijken naar de haalbaarheid<br />
van de vervolging en anderzijds door<br />
te kijken naar de opportuniteit van de vervolging.<br />
Dit laatste is onderdeel van het vervolgingsbeleid<br />
van het OM. 18 Bij de beoordeling<br />
van de haalbaarheid zal worden nagegaan of<br />
naar redelijke verwachtingen een veroordeling<br />
zal kunnen volgen. Als het recht tot vervolging<br />
bijvoorbeeld verjaard is, zal een officier van jus-<br />
34 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
NIKKI EVERTSE | HET VERVOLGINGSBELEID VAN HET OPENBAAR MINISTERIE<br />
titie de zaak in beginsel niet voor de strafrechter<br />
brengen. 19 Bij de beoordeling van de opportuniteit<br />
zal onder andere gekeken kunnen<br />
worden naar de aard of de ernst van het feit.<br />
Er kan echter ook gekeken worden naar de persoonlijke<br />
omstandigheden van een verdachte. 20<br />
Bij de beoordeling van de opportuniteit is een<br />
officier van justitie niet geheel vrij in de keuze<br />
van afdoen. 21 De ruime discretionaire bevoegdheid<br />
van het OM kent namelijk een risico van<br />
rechtsongelijkheid. Het is denkbaar dat de bevoegdheden<br />
in het ene arrondissement op een<br />
andere manier worden uitgeoefend dan in een<br />
ander arrondissement. 22 Om enige uniformiteit<br />
in de uitoefening van de bevoegdheden te verkrijgen<br />
is het OM – in toenemende mate – gebonden<br />
aan interne regelgeving. 23 Deze interne<br />
regelgeving wordt aangeduid als aanwijzingen<br />
(voorheen: richtlijnen). De aanwijzingen bevatten<br />
onder meer algemene indicatoren die<br />
bepalen of een concrete zaak in beginsel wel<br />
of niet voor vervolging in aanmerking komt. 24<br />
Deze aanwijzingen zijn afkomstig van het College<br />
van procureurs-generaal. Dit college heeft<br />
de landelijke leiding van het OM. 25<br />
Volgens de Hoge Raad zijn aanwijzingen die<br />
behoorlijk bekend zijn gemaakt aan te merken<br />
als geschreven recht in de zin van art. 79 Wet<br />
RO. De cassatierechter mag zich derhalve inlaten<br />
met de uitleg van de regels die in de aanwijzingen<br />
zijn opgenomen. De aanwijzingen<br />
kunnen niet gelden als algemeen verbindende<br />
voorschriften, maar op grond van de beginselen<br />
van een goede procesorde binden zij het<br />
OM. 26 Een burger kan zich derhalve wel op een<br />
dergelijke aanwijzing beroepen tegenover de<br />
rechter. De slagingskans van verweren die wijzen<br />
op handelen in strijd met een aanwijzing<br />
zijn echter beperkt. Dit wegens het feit dat in<br />
vrijwel elke aanwijzing is opgenomen dat het<br />
OM binnen de door de wet gestelde grenzen<br />
zowel ten voordele als ten nadele van de verdachte<br />
van de richtlijn mag afwijken als de omstandigheden<br />
daartoe oproepen. Relevant om<br />
te vermelden is dat het OM bij afwijking van<br />
een aanwijzing dient te motiveren waarom die<br />
afwijking noodzakelijk was. Opmerking verdient<br />
dat een rechter niet verplicht is om ambtshalve<br />
een aanwijzing toe te passen. 27 Wanneer<br />
een officier van justitie afwijkt van een aanwijzing<br />
kunnen daar gevolgen aan worden verbonden.<br />
Dit kan in extreme gevallen zelfs leiden tot<br />
een niet-ontvankelijkverklaring van het OM in<br />
de (verdere) vervolging. 28<br />
Verschillende wijzen van afdoen<br />
Naast vervolgen en niet-vervolgen kan het OM<br />
kiezen voor buitenrechtelijke afdoening. 29 De<br />
verschillende wijzen van afdoen door het OM<br />
zijn:<br />
(1) Dagvaarden, waaronder ook begrepen<br />
voeging ter berechting bij een andere zaak en<br />
dagvaarden na een geheel of gedeeltelijk mislukte<br />
executie van de bij een strafbeschikking<br />
opgelegde straf of maatregel;<br />
(2) Uitvaardigen van een strafbeschikking;<br />
(3) Aanbieden van een transactie;<br />
(4) Ad informandum voegen;<br />
(5) Overdragen aan een andere instantie of buitenlandse<br />
justitie;<br />
(6) Seponeren, ofwel: niet (verder) vervolgen. 30<br />
Relevant om te vermelden is dat het OM niet alleen<br />
bepaalt of zal worden vervolgd, maar ook<br />
terzake waarvan zal worden vervolgd (indien<br />
het OM beslist over te gaan tot vervolging). Dit<br />
maakt het OM tot dominus litis, ofwel ‘heer<br />
over het geding’. 31<br />
Controle van de vervolgingsbeslissing<br />
Het exclusieve vervolgingsrecht van het<br />
OM vereist controle. 32 Het Wetboek van<br />
Strafvordering bevat enkele controlemechanismen<br />
voor de wijze waarop het OM toepassing<br />
geeft aan het opportuniteitsbeginsel. 33 Er wordt<br />
derhalve toezicht uitgeoefend op het hanteren<br />
van het opportuniteitsbeginsel. 34 Een vorm van<br />
toezicht wordt gewaarborgd door de hiërarchische<br />
opbouw van het OM. De controle zal<br />
derhalve in eerste instantie plaatsvinden door<br />
een hiërarchieke meerdere. 35 De landelijke<br />
leiding van het OM berust bij het College van<br />
procureurs-generaal. 36 Dit college is verantwoording<br />
schuldig aan de minister van Justitie<br />
en Veiligheid. 37 De minister is vervolgens<br />
politiek verantwoordelijk voor het vervolgingsbeleid<br />
en concrete vervolgingsbeslissingen van<br />
het OM en wordt derhalve gecontroleerd door<br />
het parlement. 38 Dit correctiemiddel kan volgens<br />
Wolswijk en Knigge echter alleen werken<br />
in zaken die de aandacht van de politiek trekken.<br />
39 Op grond van art. 127 Wet RO heeft de<br />
minister van Justitie en Veiligheid de bevoegdheid<br />
om aanwijzingen te geven betreffende de<br />
uitoefening van de taken en bevoegdheden van<br />
het OM. Via deze aanwijzingsbevoegdheid kan<br />
de minister van Justitie en Veiligheid controle<br />
uitoefenen op de vervolgingsbevoegdheid van<br />
het OM. 40<br />
Het controlemechanisme ten aanzien van nietvervolgen<br />
is in beginsel sterker dan in het geval<br />
het OM wel vervolgd. Als het OM besluit niet<br />
tot vervolging over te gaan, besluit dat de ver-<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 35
NIKKI EVERTSE | HET VERVOLGINGSBELEID VAN HET OPENBAAR MINISTERIE<br />
volging niet wordt voortgezet of de vervolging<br />
plaatsvindt door het uitvaardigen van een strafbeschikking,<br />
bestaat er een beklagprocedure<br />
waarbij slachtoffers en andere rechtstreeks<br />
belanghebbenden een schriftelijk beklag kunnen<br />
doen bij het gerechtshof. Deze beklagprocedure<br />
is terug te vinden in art. 12 e.v. Sv. 41 Bij<br />
de beoordeling van het beklag toetst het gerechtshof<br />
de beslissing van het OM in volle omvang.<br />
42 De beslissing wordt derhalve niet marginaal<br />
getoetst. Uit art. 12i lid 1 Sv kan worden<br />
afgeleid dat het gerechtshof een eigen oordeel<br />
vormt ten aanzien van het al dan niet vervolgen<br />
van een verdachte. De beslissing die voortvloeit<br />
uit het oordeel van het gerechtshof komt vervolgens<br />
in de plaats van de beslissing van het<br />
OM. Relevant om te vermelden is dat het gerechtshof<br />
de normering die voor het OM geldt<br />
niet kan negeren. Het gerechtshof moet opportuniteitsafwegingen<br />
in zijn oordeel betrekken.<br />
Daarnaast dient het gerechtshof de aanwijzingen<br />
die de door het OM te nemen vervolgingsbeslissingen<br />
normeren ook in acht te nemen.<br />
Het gerechtshof is echter niet aan deze aanwijzingen<br />
gebonden. Het gerechtshof is bevoegd<br />
om zijn oordeel mede te baseren op het algemeen<br />
belang op grond van art. 12i lid 2 Sv. 43<br />
Kortom, art. 12 e.v. Sv geeft een mogelijkheid<br />
tot rechterlijke controle op de uitoefening van<br />
de seponeringsbevoegdheid van het OM. 44<br />
Ten aanzien van de beslissing van het OM<br />
om wel te vervolgen geldt het bovenstaande<br />
niet. Een verdachte waartegen vervolging is<br />
ingesteld door het OM, kan bezwaar maken<br />
tegen die beslissing. Op grond van art. 262<br />
lid 1 Sv kan een verdachte binnen acht dagen<br />
na de betekening van de dagvaarding een<br />
bezwaarschrift indien tegen die dagvaarding<br />
bij de rechtbank. 45 Als de verdachte een bezwaarschrift<br />
tegen de dagvaarding heeft ingediend,<br />
kan de rechter de haalbaarheid van de<br />
vervolging én de opportuniteit van de door het<br />
OM aangevangen gevolgen toetsen. Dit laatste<br />
via de toetsing aan de beginselen van een<br />
goede procesorde. 46 Frielink stelt dat de bezwaarschriftprocedure<br />
in art. 262 lid 1 Sv hoogstens<br />
bescherming biedt tegen evident lichtvaardige<br />
vervolgingsbeslissingen. Daarnaast<br />
is volgens hem de uiteindelijke zittingsrechter<br />
nauwelijks bereid zich te wagen aan het geven<br />
van een oordeel over de opportuniteit van een<br />
vervolging. Dit ligt volgens hem alleen anders<br />
als de beginselen van behoorlijke procesorde in<br />
het geding zijn. 47<br />
Relevant om te vermelden is dat naast de bezwaarschriftrechter,<br />
de zittingsrechter de vervolgingsbeslissing<br />
ook kan toetsen via de beginselen<br />
van een goede procesorde. 48 De Hoge<br />
Raad heeft echter in een arrest geoordeeld dat<br />
de beslissing tot (verdere) vervolging zich maar<br />
in beperkte mate leent voor inhoudelijke rechterlijke<br />
toetsing. Slechts in uitzonderlijke gevallen<br />
zal het OM niet-ontvankelijk kunnen worden<br />
verklaard wegens het feit dat het instellen<br />
of voortzetten van de vervolging onverenigbaar<br />
is met de beginselen van een goede procesorde.<br />
Bijvoorbeeld dat vervolging in strijd is met het<br />
verbod van willekeur. Geen redelijk handelend<br />
lid van het OM kan dan oordelen dat met (verdere)<br />
vervolging enig door strafrechtelijke<br />
handhaving beschermd belang gediend kan<br />
zijn. Als een rechter oordeelt dat er sprake is<br />
van zo’n uitzonderingsgeval, waarin het OM<br />
dus niet-ontvankelijk wordt verklaard wegens<br />
schending van een van de beginselen van een<br />
goede procesorde, gelden voor die beslissing<br />
zware motiveringseisen. 49<br />
Dagvaardingsmonopolie?<br />
In dit essay wordt gesproken over het exclusieve<br />
vervolgingsrecht van het OM. Dit verdient<br />
enige nuancering. Art. 167 en art. 242<br />
Sv richten zich tot het OM. Voorheen konden<br />
slechts ambtenaren van het OM een beslissing<br />
tot (verdere) vervolging nemen. Men kon<br />
spreken van het vervolgingsmonopolie van<br />
het OM. Alleen het OM had de bevoegdheid<br />
om strafzaken bij de strafrechter aan te brengen.<br />
De Wet OM-afdoening heeft dit echter veranderd.<br />
Op grond van art. 257b lid 1 Sv kan<br />
bij algemene maatregel van bestuur aan opsporingsambtenaren<br />
in daarbij aangewezen<br />
zaken betreffende overtredingen de bevoegdheid<br />
worden verleend een strafbeschikking<br />
uit te vaardigen waarin een geldboete wordt<br />
opgelegd. Uit lid 2 van hetzelfde artikel volgt<br />
dat dit ook geldt ten aanzien van enkele lichte<br />
misdrijven. Daarnaast geeft art. 257ba Sv de<br />
mogelijkheid om bij algemene maatregel van<br />
36 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
NIKKI EVERTSE | HET VERVOLGINGSBELEID VAN HET OPENBAAR MINISTERIE<br />
bestuur de bevoegdheid om strafbeschikkingen<br />
uit te vaardigen te verlenen aan bestuursorganen.<br />
Knigge en Wolswijk stellen dat het<br />
vervolgingsmonopolie van het OM doorbroken<br />
is. Het OM mag nog wel steeds strafzaken bij<br />
de strafrechter brengen. Knigge en Wolswijk<br />
stellen ook wel dat het vervolgingsmonopolie<br />
van het OM in het strafrecht is ingeruild voor<br />
een dagvaardingsmonopolie. 50<br />
Conclusie<br />
Het OM heeft op grond van art. 124 Wet RO de<br />
exclusieve bevoegdheid om strafbare feiten te<br />
vervolgen. Op grond van het opportuniteitsbeginsel,<br />
dat is neergelegd in art. 167 en art. 242<br />
Sv, kan het OM echter afzien van vervolging<br />
op gronden aan het algemeen belang ontleend.<br />
Er bestaat derhalve geen verplichting voor het<br />
OM om élk strafbaar feit te vervolgen dat bewezen<br />
zou kunnen worden. 51 De vervolgingsbevoegdheid<br />
van het OM kan op twee manieren<br />
worden geïnterpreteerd in Nederland. 52 Men<br />
kent de negatieve interpretatie en positieve<br />
interpretatie van het opportuniteitsbeginsel.<br />
Bij de negatieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel<br />
is vervolging de regel. Het OM<br />
kan bij uitzondering niet (verder) vervolgen op<br />
gronden aan het algemeen belang ontleend. 53<br />
Bij de positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel<br />
behoort het OM slechts tot<br />
vervolging voer te gaan als aan het algemeen<br />
belang ontleende gronden het noodzakelijk<br />
maken. 54 De tekst van art. 167 en art. 242 Sv<br />
duiden op een negatieve interpretatie van het<br />
opportuniteitsbeginsel. 55 In de praktijk hangt<br />
het echter van de ernst van het delict af welke<br />
wijze van interpretatie wordt gehanteerd. 56<br />
De vervolgingsbevoegdheid van het OM is een<br />
ruime discretionaire bevoegdheid. Dit is terug<br />
te zien in art. 167 en art. 242 Sv. 57 De vervolgingsbeslissing<br />
wordt bepaald door te kijken<br />
naar de haalbaarheid en de opportuniteit van<br />
de vervolging. Dit laatste is onderdeel van het<br />
vervolgingsbeleid van het OM. 58 Een officier<br />
van justitie is niet geheel vrij in de keuze van<br />
afdoen bij de beoordeling van de opportuniteit.<br />
Het OM is namelijk gebonden aan aanwijzingen.<br />
59 Een rechter kan de aanwijzingen toetsen<br />
middels de beginselen van een goede procesorde.<br />
60 Het OM wordt vaak gezien als een vervolgingsmonopolist.<br />
Knigge en Wolswijk stellen<br />
echter dat ten aanzien van het OM sprake is<br />
van een dagvaardingsmonopolie, gelet op hetgeen<br />
is bepaald in art. 257b lid 1 en art. 257ba. 61<br />
De exclusieve vervolgingsbevoegdheid van het<br />
OM wordt op diverse wijze gecontroleerd. 62 De<br />
controle wordt enerzijds gewaarborgd door de<br />
hiërarchische opbouw van het OM. 63 Ten aanzien<br />
van de beslissing om niet (verder) te ver-<br />
volgen en ten aanzien van de beslissing om een<br />
strafbeschikking uit te vaardigen kan een slachtoffer<br />
of een andere rechtstreeks belanghebbende<br />
gebruik maken van de beklagprocedure<br />
in art. 12 e.v. Sv. 64 Ten aanzien van de beslissing<br />
om wel te vervolgen heeft een verdachte<br />
de mogelijkheid om gebruik te maken van de<br />
bezwaarschriftprocedure. Deze is neergelegd<br />
in art. 262 lid 1 Sv. 65<br />
Eindnoten<br />
1 Nu.nl, ‘Jan B. toch vervolgd na bedreigen burgemeester<br />
Gilze-Rijen’, 4 april 2017, te vinden op: nu.nl (laatst geraadpleegd,<br />
16 december 2019).<br />
2 EenVandaag, ‘OM moet crimineel Jan B. toch vervolgen<br />
voor bedreiging’, 4 april 2017, te vinden op: eenvandaag.<br />
avrotros.nl (laatst geraadpleegd, 16 december 2019).<br />
3 Aanwijzing gebruik sepotgronden 2014 (Stcrt. 2014,<br />
23614).<br />
4 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />
Wolters Kluwer 2016, p. 43 + 165.<br />
5 Trouw, ‘Zware crimineel Jan B. komt niet weg met bedreiging’,<br />
18 juli 2017, te vinden op: trouw.nl (laatst geraadpleegd,<br />
16 december 2019).<br />
6 Aanwijzing gebruik sepotgronden 2014 (Stcrt. 2014,<br />
23614).<br />
7 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />
Wolters Kluwer 2016, p. 43.<br />
8 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in: WvSv,<br />
A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator 1<br />
maart 2010 (<strong>online</strong>), aant. 10.<br />
9 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />
Wolters Kluwer 2016, p. 165.<br />
10 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />
WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />
1 maart 2010, aant. 10 (<strong>online</strong>).<br />
11 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />
Wolters Kluwer 2016, p. 167.<br />
12 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in: WvSv,<br />
A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator 1<br />
maart 2010, aant. 10 (<strong>online</strong>); B.F. Keulen & G. Knigge,<br />
Strafprocesrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2016, p. 167.<br />
13 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />
WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />
1 maart 2010, aant. 10 (<strong>online</strong>)<br />
14 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />
Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 1 (<strong>online</strong>, bijgewerkt<br />
op 1 juli 2019).<br />
15 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />
Wolters Kluwer 2016, p. 168.<br />
16 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />
WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />
1 maart 2010, aant. 10 (<strong>online</strong>).<br />
17 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in: WvSv,<br />
A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator 1<br />
maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>); W.E.C.A. Valkenburg, commentaar<br />
op art. 167 Sv, in: Tekst & Commentaar Strafvordering,<br />
aant. 1 (<strong>online</strong>, bijgewerkt op 1 juli 2019), aant. 5.<br />
18 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />
Wolters Kluwer 2016, p. 57.<br />
19 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />
Wolters Kluwer 2016, p. 167.<br />
20 M.J.A. Duker, ‘De toetsingsruimte van het hof in beklagzaken<br />
ex artikel 12 Sv’, DD 2009/21, p. 1.<br />
21 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />
WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />
1 maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>) ; om.nl<br />
22 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 37
NIKKI EVERTSE | HET VERVOLGINGSBELEID VAN HET OPENBAAR MINISTERIE<br />
Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 5 (<strong>online</strong>, bijgewerkt<br />
op 1 juli 2019).<br />
23 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />
Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 5 (<strong>online</strong>, bijgewerkt<br />
op 1 juli 2019); J.M. Reijntjes, commentaar op<br />
artikel 167 Sv, in: WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen<br />
e.a., Kluwer Navigator 1 maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>).<br />
24 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />
Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 5 (<strong>online</strong>, bijgewerkt<br />
op 1 juli 2019).<br />
25 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />
WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />
1 maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>); om.nl<br />
26 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv,<br />
in: Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 5 (<strong>online</strong>,<br />
bijgewerkt op 1 juli 2019); HR 19 juni 1990,<br />
ECLI:NL:HR:1990:ZC8556, NJ 1991/119, rechtsoverweging<br />
5.1.<br />
27 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />
Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 5 (<strong>online</strong>, bijgewerkt<br />
op 1 juli 2019).<br />
28 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />
WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />
1 maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>).<br />
29 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />
WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />
1 maart 2010 (<strong>online</strong>), aant. 6 (<strong>online</strong>).<br />
30 Aanwijzing gebruik sepotgronden 2014 (Stcrt. 2014,<br />
23614).<br />
31 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />
WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />
1 maart 2010 (<strong>online</strong>), aant. 6.<br />
32 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />
Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 1 (<strong>online</strong>, bijgewerkt<br />
op 1 juli 2019).<br />
33 P. Frielink, ‘De positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel’,<br />
AA 2010, p. 1.<br />
34 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />
WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />
1 maart 2010 (<strong>online</strong>), aant. 6.<br />
35 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />
WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />
1 maart 2010 (<strong>online</strong>), aant. 6.<br />
36 Om.nl<br />
37 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />
WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />
1 maart 2010 (<strong>online</strong>), aant. 6.<br />
38 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in: WvSv,<br />
A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator 1<br />
maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>); B.F. Keulen & G. Knigge,<br />
Strafprocesrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2016, p. 169.<br />
39 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />
Wolters Kluwer 2016, p. 169.<br />
40 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />
Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 1 (<strong>online</strong>, bijgewerkt<br />
op 1 juli 2019).<br />
41 P. Frielink, ‘De positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel’,<br />
AA 2010, p. 1 + 2; B.F. Keulen & G. Knigge,<br />
Strafprocesrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2016, p.<br />
169.<br />
42 P. Frielink, ‘De positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel’,<br />
AA 2010, p. 2.<br />
43 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />
Wolters Kluwer 2016, p. 169.<br />
44 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />
WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />
1 maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>).<br />
45 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />
Wolters Kluwer 2016, p. 176.<br />
46 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />
Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 1 (<strong>online</strong>, bij-<br />
gewerkt op 1 juli 2019).<br />
47 P. Frielink, ‘De positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel’,<br />
AA 2010, p. 2.<br />
48 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />
Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 1 (<strong>online</strong>, bijgewerkt<br />
op 1 juli 2019).<br />
49 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv,<br />
in: Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 1 (<strong>online</strong>,<br />
bijgewerkt op 1 juli 2019); HR 6 november 2012,<br />
ECLI:NL:HR:2012:BX4280, NJ 2013/109, rechtsoverweging<br />
2.4.<br />
50 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />
Wolters Kluwer 2016, p. 165.<br />
51 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />
Wolters Kluwer 2016, p. 43.<br />
52 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />
WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />
1 maart 2010, aant. 10 (<strong>online</strong>).<br />
53 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />
Wolters Kluwer 2016, p. 167 + 168.<br />
54 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in: WvSv,<br />
A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator 1<br />
maart 2010, aant. 10 (<strong>online</strong>); B.F. Keulen & G. Knigge,<br />
Strafprocesrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2016, p. 167.<br />
55 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167 Sv, in:<br />
Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 1 (<strong>online</strong>, bijgewerkt<br />
op 1 juli 2019).<br />
56 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />
Wolters Kluwer 2016, p. 168.<br />
57 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in: WvSv,<br />
A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator 1<br />
maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>); W.E.C.A. Valkenburg, commentaar<br />
op art. 167 Sv, in: Tekst & Commentaar Strafvordering,<br />
aant. 1 (<strong>online</strong>, bijgewerkt op 1 juli 2019), aant. 5.<br />
58 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />
Wolters Kluwer 2016, p. 57.<br />
59 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />
WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />
1 maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>); om.nl<br />
60 W.E.C.A. Valkenburg, commentaar op art. 167<br />
Sv, in: Tekst & Commentaar Strafvordering, aant. 5<br />
(<strong>online</strong>, bijgewerkt op 1 juli 2019); HR 19 juni 1990,<br />
ECLI:NL:HR:1990:ZC8556, NJ 1991/119, rechtsoverweging<br />
5.1.<br />
61 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />
Wolters Kluwer 2016, p. 165.<br />
62 P. Frielink, ‘De positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel’,<br />
AA 2010, p. 1.<br />
63 J.M. Reijntjes, commentaar op artikel 167 Sv, in:<br />
WvSv, A.L. Melai/M.S. Groenhuijsen e.a., Kluwer Navigator<br />
1 maart 2010, aant. 6 (<strong>online</strong>).<br />
64 P. Frielink, ‘De positieve interpretatie van het opportuniteitsbeginsel’,<br />
AA 2010, p. 1 + 2; B.F. Keulen &<br />
G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer: Wolters Kluwer<br />
2016, p. 169.<br />
65 B.F. Keulen & G. Knigge, Strafprocesrecht, Deventer:<br />
Wolters Kluwer 2016, p. 176.<br />
38 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
ETEN, DRINKEN, DANSEN & MEER<br />
WWW.HETPAKHUISGRONINGEN.NL<br />
PEPERSTRAAT 8-2 - GRONINGEN - 050-3110219
gastschrijver<br />
strafrecht, religie en cultuur<br />
prof. mr. H.D. Wolswijk<br />
1 Inleiding<br />
De redactie heeft mij gevraagd een artikel te schrijven over het interessante thema<br />
strafrecht, religie en cultuur. Onmiskenbaar bestaat er een feitelijke relatie tussen<br />
recht en anderzijds religie en cultuur (wat onder die beide fenomenen, met name<br />
cultuur, ook precies moet worden verstaan). Het recht, en zeker het strafrecht, is<br />
immers tot op zekere hoogte een neerslag van bepaalde religieuze en culturele opvattingen<br />
en tradities. Op zichzelf maakt die relatie het thema, juridisch gezien,<br />
nog niet zo boeiend. Voor zover een rechtsnorm uitdrukking is van een religieuze<br />
of culturele norm, is er vanuit juridisch oogpunt weinig bijzonders aan de hand: de<br />
aanhanger van die religie of cultuur zal geen moeite met de rechtsnorm hebben en<br />
– voor zover tot hem gericht - juist conform die norm willen handelen. Maar de verhouding<br />
tussen recht, religie en cultuur kan ook problematischer liggen of worden<br />
geproblematiseerd. Zo kan de vraag worden gesteld in hoeverre (aspecten van) religie<br />
strafrechtelijke bescherming verdient. Religieuze en culturele opvattingen en<br />
gewoonten kunnen ook ‘schuren’ met strafrechtelijke normen, iets wat zich in een<br />
samenleving die in religieus en cultureel opzicht steeds heterogener wordt, gemakkelijk<br />
voor kan doen. Soms voorkomt de wetgever zelf die spanning door expliciet<br />
ruimte te bieden aan bepaalde gebruiken, zoals bijzondere wijzen van lijkbezorging<br />
en ritueel slachten van dieren. Maar als de wetgever dat niet heeft gedaan, rijst de<br />
vraag hoe de strafrechter spanningen met ‘afwijkende’ religieuze en culturele normen<br />
‘oplost’.<br />
Over het thema valt dus veel te zeggen, maar ik<br />
zal mij in deze bijdrage beperken tot het uitlichten<br />
van enkele op zichzelf staande topics die in<br />
de rechtspraktijk hebben gespeeld. Het eerste<br />
betreft de vraag in hoeverre religie, althans<br />
aspecten daarvan, door strafbepalingen wordt<br />
beschermd. Ik richt me vooral op art. 137c Sr,<br />
waarin het zich beledigend uitlaten over een<br />
groep mensen wegens (onder meer) hun godsdienst<br />
strafbaar is gesteld. Het tweede onderwerp<br />
ziet op dezelfde strafbepaling, maar gaat<br />
in op de vraag of iemand zich met een beroep<br />
op zijn geloofsopvatting kan vrijwaren van<br />
aansprakelijkheid wege ns groepsbelediging.<br />
Ten slotte wordt ingegaan op het zogenaamde<br />
culturele verweer.<br />
2 Anti-godsdienst-delicten 1<br />
Art. 147 Sr<br />
Alvorens naar art. 137c Sr te kijken, sta ik kort<br />
stil bij een inmiddels vervallen bepaling, de<br />
smalende godslastering. 2 Art. 147 lid 1 onder 1°<br />
Sr stelde strafbaar ‘hij die zich in het openbaar,<br />
mondeling of bij geschrift of afbeelding, door<br />
smalende godslasteringen op voor godsdienstige<br />
gevoelens krenkende wijze uitlaat’. Deze<br />
strafbaarstelling, die een beperking stelt aan<br />
de vrijheid van meningsuiting (art. 10 EVRM),<br />
was opgenomen in titel V van het Tweede Boek,<br />
de misdrijven tegen de openbare orde. Door<br />
het krenken van godsdienstige gevoelens kan<br />
de openbare orde in het gedrang komen. En<br />
mensen wier godsdienstige gevoelens worden<br />
gekwetst kunnen zelfs overgaan tot het plegen<br />
van ernstige strafbare feiten. Het meeste in het<br />
oog springende Nederlandse voorbeeld is de<br />
religieus geïnspireerde moord in 2004 op Theo<br />
van Gogh, een filmmaker en columnist, die zich<br />
nogal eens provocerend uitliet over de islam<br />
(maar ook over het christendom). Bekend zijn<br />
natuurlijk ook de doodsbedreigingen aan het<br />
adres van de politicus Wilders. 3<br />
Art. 147 Sr beschermde godsdienstige gevoelens<br />
indirect. Het krenken van godsdienstige<br />
gevoelens was enkel strafbaar indien<br />
dat gebeurde door smalende godslastering,<br />
dat wil zeggen door het zich op verachtelijke<br />
en vernederende wijze uitlaten over god, het<br />
‘hoogste opperwezen’ binnen een godsdienst.<br />
Het maken van smalende opmerkingen over<br />
een godsdienst of over de aanhangers van een<br />
godsdienst was dus niet strafbaar op grond van<br />
art. 147 Sr.<br />
Als gezegd, de bepaling is inmiddels vervallen. 4<br />
Het werd onwenselijk geacht dat het strafrecht<br />
aparte bescherming biedt aan religies en dan<br />
ook nog alleen aan religies die een hoogste opperwezen<br />
kennen. Ook zou er, vanuit de gedachte<br />
dat de vrijheid van meningsuiting zo<br />
40 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
PROF. MR. H.D. WOLSWIJK | STRAFRECHT, RELIGIE EN CULTUUR<br />
min mogelijk beperkt moet worden, geen behoefte<br />
aan een aparte bepaling bestaan gelet op<br />
onder andere de art. 137c-e Sr, die voldoende<br />
mogelijkheden bieden voor het vervolgen van<br />
beledigende en haat zaaiende uitingen; deze<br />
bepalingen maken bovendien geen onderscheid<br />
tussen godsdiensten, en ook niet tussen<br />
godsdienst, levensbeschouwing en andere discriminatiegronden<br />
zoals seksuele geaardheid. 5<br />
Art. 137c Sr<br />
Art. 137c Sr stelt groepsbelediging strafbaar:<br />
‘Hij die zich in het openbaar, mondeling of bij<br />
geschrift of afbeelding, opzettelijk beledigend<br />
uitlaat over een groep mensen wegens hun ras,<br />
hun godsdienst of levensovertuiging, hun hetero-<br />
of homoseksuele gerichtheid of hun lichamelijke,<br />
psychische of verstandelijke handicap,<br />
(…)’ Deze anti-discriminatiebepaling beoogt<br />
de eer en waardigheid van bepaalde groepen<br />
mensen te beschermen tegen krenking op<br />
bepaalde gronden, waaronder dus godsdienst.<br />
In het verlengde daarvan wordt, zoals dat ook<br />
bij godslastering het geval was, de openbare<br />
orde beschermd.<br />
Voor het bereik van de bepaling is van belang<br />
dat de wet spreekt van zich beledigend<br />
uitlaten ‘over een groep mensen wegens hun<br />
godsdienst’. De betekenis van deze bestanddelen<br />
stond centraal in HR 10 maart 2009,<br />
NJ 2010/19 m.nt. Mevis. De verdachte had<br />
een poster opgehangen met de tekst: ‘Stop het<br />
gezwel dat Islam heet’. Het hof kwam tot een<br />
veroordeling en overwoog daartoe onder meer<br />
dat de verdachte zich beledigend had uitgelaten<br />
over de islam, ‘en gezien de verbondenheid<br />
tussen de Islam en haar gelovigen, ook ten aanzien<br />
van die groep mensen die de Islam belijden.’<br />
De Hoge Raad wijst dit standpunt echter<br />
af: art. 137c Sr vereist ‘dat de uitlating onmiskenbaar<br />
betrekking heeft op een bepaalde<br />
groep mensen die door hun godsdienst wordt<br />
gekenmerkt en zich daardoor onderscheidt van<br />
anderen. De enkele omstandigheid dat grievende<br />
uitlatingen over een godsdienst ook de<br />
aanhangers van die godsdienst krenken, is niet<br />
voldoende om die uitlatingen te kunnen gelijkstellen<br />
met uitlatingen over die aanhangers,<br />
dus over een groep mensen wegens hun godsdienst<br />
in de zin van art. 137c Sr’ [mijn cursivering].<br />
Het beledigen van de islam (of de god<br />
van de islam) kan weliswaar aanhangers van<br />
de islam in hun godsdienstige gevoelens krenken,<br />
maar daarmee is het nog geen beledigende<br />
uitlating over een groep mensen wegens hun<br />
godsdienst. Het is precies vanwege dit beperkte<br />
bereik van art. 137c Sr dat Wilders in 2011 werd<br />
vrijgesproken van groepsbelediging. 6 Wilders<br />
had onder meer de uitspraak gedaan: ‘Een gematigde<br />
islam bestaat niet. (…) Er is islam, en<br />
daar houdt het mee op. En islam is de Koran,<br />
en niets dan de Koran. En de Koran is het Mein<br />
Kampf van een religie die beoogt anderen te<br />
elimineren’. De rechtbank oordeelde dat dit<br />
een (beledigende) uitlating over een godsdienst<br />
is, maar niet een uitlating over een groep<br />
mensen wegens hun godsdienst. 7 Het door de<br />
Hoge Raad gemaakte onderscheid spreekt aan,<br />
maar zorgt wel voor een nieuw probleem. Want<br />
het onderscheid mag in theorie helder zijn, de<br />
toepassing ervan in het concrete geval kan nog<br />
wel eens lastig zijn. 8<br />
Ik kom nog even terug op de afschaffing van art.<br />
147 Sr. Bijzonder is namelijk de aanloop daar<br />
naartoe. In de moord op Van Gogh zag toenmalig<br />
minister van justitie Donner (mede) aanleiding<br />
om art. 147 Sr vaker in te zetten tegen<br />
zeer vernederende uitlatingen over iemands<br />
religie. 9 Daarentegen werd in de Tweede Kamer<br />
juist het bestaansrecht van art. 147 Sr ter<br />
discussie gesteld. 10 Enkele jaren later kondigde<br />
minister van justitie Hirsch Ballin aan het verbod<br />
op godslastering te willen schrappen, maar<br />
dan wel onder gelijktijdige verruiming van art.<br />
137c Sr. 11 Art. 137c Sr zou ook bescherming<br />
moeten bieden tegen beledigende uitlatingen<br />
waarvan niet gezegd kan worden zij expliciet<br />
een bepaalde groep betreffen, maar waardoor<br />
die groep zich toch ook hevig gekwetst kon<br />
voelen. In feite wilde aldus de minister de indirecte<br />
belediging strafbaar stellen, waarvan<br />
zoals we zagen art. 147 Sr een variant is. Toen<br />
vervolgens de Hoge Raad in het zojuist besproken<br />
arrest zo duidelijk afstand nam van de<br />
strafbaarheid van deze indirecte belediging op<br />
basis van art. 137c Sr, besloot de minister art.<br />
137c Sr ongemoeid te laten – maar óók om het<br />
voornemen art. 147 Sr te schrappen in te trekken.<br />
12 In reactie daarop kwamen enkele Kamerleden<br />
zelf met een (initiatief)wetsvoorstel<br />
dat tot het vervallen van art. 147 Sr heeft geleid.<br />
3 Beroep op godsdienstvrijheid bij<br />
art. 137c<br />
In het kader van art. 137c Sr zou iemands godsdienst<br />
ook anderszins een beschermende werking<br />
kunnen hebben. Art. 9 lid 1 EVRM erkent<br />
immers de vrijheid van godsdienst, 13 die wel<br />
aan wettelijke beperkingen kan worden onderworpen<br />
(lid 2), zoals strafbepalingen. Kan deze<br />
godsdienstvrijheid bevrijdend werken bij een<br />
vervolging wegens groepsbelediging omdat<br />
een veroordeling een ongerechtvaardigde inbreuk<br />
op de godsdienstvrijheid zou opleveren?<br />
Die vraag heeft vooral aan het begin van deze<br />
eeuw in enkele zaken gespeeld, waarbij het<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 41
PROF. MR. H.D. WOLSWIJK | STRAFRECHT, RELIGIE EN CULTUUR<br />
steeds ging om – kort gezegd - religieus geïnspireerde<br />
grievende uitspraken over homoseksuelen.<br />
Actueel is deze kwestie met betrekking<br />
tot de Nashville-verklaring, het conservatiefchristelijke<br />
pamflet dat zich uitspreekt tegen<br />
homoseksualiteit en transgenders. 14<br />
Aanvankelijk leek die vraag zonder meer bevestigend<br />
te moeten worden beantwoord. Zo<br />
werd een Marokkaanse imam die had gezegd<br />
dat ‘als de ziekte van de homoseksualiteit zich<br />
verspreidt, iedereen besmet kan raken’, vrijgesproken<br />
vanwege de context waarin deze<br />
uitspraak was gedaan, ook al was de uitlating<br />
op zichzelf beschouwd beledigend voor<br />
homoseksuelen. 15 De uitspraak was aan te<br />
merken ‘als een weergave van een in de islamitische<br />
godsdienst verankerde geloofsopvatting<br />
van verdachte’ en gezien de ‘vrijheid van godsdienst<br />
stond het verdachte vrij zijn op zijn geloofsovertuiging<br />
stoelende opvattingen omtrent<br />
homoseksualiteit uit te dragen.’ Dat de vrijheid<br />
van godsdienst aan een uitlating haar beledigende<br />
karakter kan ontnemen, lijkt echter in<br />
latere rechtspraak te worden gerelativeerd.<br />
In een zaak over een dominee die homofilie<br />
had bestempeld als ‘een vieze en vuile zonde’,<br />
sprak het hof de verdachte vrij op grond van<br />
de redenering die de rechter in de zaak tegen<br />
de imam had gevolgd. 16 De Hoge Raad liet de<br />
vrijspraak wel in stand, maar gaf aan ’s hofs redenering<br />
toch een wat andere draai: ‘Het Hof<br />
heeft de tenlastegelegde uitlatingen (…) op zich<br />
zelf voor homoseksuelen grievend geacht. Het<br />
heeft vervolgens geoordeeld dat die uitlating,<br />
beschouwd in haar context, kenbaar in direct<br />
verband stond met de geloofsovertuiging van<br />
de verdachte en dat diens bedoeling de mensheid<br />
te waarschuwen duidelijk was, in welke<br />
laatste vaststelling ligt besloten dat die uitlating<br />
voor de verdachte van betekenis is voor<br />
een maatschappelijk debat’ [mijn cursivering].<br />
Waar het hof dus de vrijspraak baseerde op de<br />
vrijheid van godsdienst, voegt de Hoge Raad<br />
het belang van het maatschappelijk debat in. En<br />
dit belang is terug te voeren op een ander verdragsrecht:<br />
de vrijheid van meningsuiting (art.<br />
10 EVRM). Een vervolging wegens art. 137c Sr<br />
kan (ook) op deze vrijheid een ongerechtvaardigde<br />
inbreuk maken. De invoeging van het<br />
belang van het maatschappelijk debat door de<br />
Hoge Raad lijkt erop te duiden dat het niet de<br />
godsdienstvrijheid is die als zelfstandige grond<br />
voor strafuitsluiting fungeert, maar de vrijheid<br />
van meningsuiting. Wel kan het één natuurlijk<br />
samengaan met het ander: een uitlating die uitdrukking<br />
is van iemands geloofsopvatting kan<br />
tevens voor deze persoon van betekenis zijn<br />
voor het maatschappelijk debat. De Nashville-<br />
verklaring is daar waarschijnlijk een voorbeeld<br />
van. Voor het standpunt dat de vrijheid van<br />
godsdienst als zodanig niet bevrijdend werkt,<br />
zou pleiten dat iemands geloofsovertuiging<br />
geen grotere vrijheid om grievende uitlatingen<br />
te doen mag opleveren. 17 Godsdienst zou dus<br />
geen bijzondere bescherming mogen genieten<br />
(zoals we zagen was dat ook een van de argumenten<br />
om de strafbaarstelling van godslastering<br />
af te schaffen). Maar of de Hoge Raad in<br />
het kader van art. 137c Sr aan de godsdienstvrijheid<br />
helemaal geen zelfstandige disculperende<br />
betekenis toekent, is nog niet duidelijk. 18<br />
4 Beroep op cultuur<br />
Als de verdachte zich erop beroept dat een<br />
strafbaar gestelde gedraging toelaatbaar is<br />
volgens de sociaal-culturele normen van een<br />
groep waartoe hij behoort, spreekt men wel<br />
van een cultureel verweer. 19 In Nederland gaat<br />
het vooral om groepen die (oorspronkelijk) afkomstig<br />
zijn uit Turkije en uit Afrikaanse, Latijns-Amerikaanse<br />
en Aziatische landen. Bekende<br />
voorbeelden zijn gevallen van eerwraak<br />
(levensberovingen of geweldgebruik voortvloeiend<br />
uit gekrenkte persoonlijke of familie-eer)<br />
en meisjesbesnijdenis. Een dergelijk<br />
cultureel verweer is echter geen zelfstandig<br />
erkende strafuitsluitingsgrond. En een met de<br />
godsdienstvrijheid vergelijkbare ‘vrijheid van<br />
cultuur’ is rechtens niet erkend. 20 Voorstellen<br />
voor een Additioneel Protocol bij het EVRM<br />
inzake Rechten op Cultureel Terrein hebben<br />
het niet gehaald, onder meer omdat een ‘recht<br />
op culturele identiteit’ zou kunnen worden uitgelegd<br />
als een ondersteuning van bedenkelijke<br />
culturele activiteiten. 21 Het culturele verweer<br />
moet dus binnen het bestaande stelsel van strafuitsluitingsgronden<br />
worden ‘verwerkt’. 22 In de<br />
praktijk gaat het vooral om de psychische overmacht.<br />
23 Dat laat zich eenvoudig verklaren als<br />
men ervan uitgaat dat iemands cultuur of culturele<br />
achtergrond zijn vrijheid van handelen<br />
meer of minder kan beïnvloeden. 24<br />
Juist dit verweer is tot dusver in de rechtspraak<br />
echter consequent afgewezen. 25 Ook<br />
als wordt erkend dat de verdachte onder een<br />
zekere druk heeft gestaan – van familie en/of<br />
culturele achtergrond -, wordt uiteindelijk toch<br />
onaannemelijk geacht dat hij in redelijkheid<br />
niet in staat is geweest zich van de strafbare<br />
gedraging te onthouden. Dan betreft het wel<br />
steeds levens- of geweldsdelicten, waarbij de<br />
– cultureel bepaalde - eigen of familie-eer in<br />
het geding is. Zo voerde de verdediging in een<br />
recente zaak over een verdachte die zijn tante<br />
had vermoord aan dat de verdachte was ‘geconfronteerd<br />
met een keuze tussen twee kwaden,<br />
42 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
PROF. MR. H.D. WOLSWIJK | STRAFRECHT, RELIGIE EN CULTUUR<br />
te weten ofwel het geen gehoor geven aan het<br />
verzoek van zijn oom - de medeverdachte - hetgeen<br />
in zijn cultuur door de familie als respectloos<br />
zou worden gezien ofwel het doden van<br />
zijn tante.’ Naar het oordeel van de rechtbank<br />
was er echter ‘geen grond om een door de verdachte<br />
gevoelde, uit de cultuur voortvloeiende<br />
beperking in zijn wils- of handelingsvrijheid<br />
aan te merken als een vorm van psychische<br />
overmacht. Van de verdachte kon en mocht<br />
derhalve wel degelijk weerstand worden gevergd<br />
tegen de op hem liggende druk vanuit zijn<br />
oom om zijn tante te doden, dit geldt temeer<br />
omdat het meest absolute recht in onze rechtsorde<br />
in het geding was, namelijk het recht op<br />
leven.’ 26 Het is dus vooral de normatieve toetsing<br />
die aan een geslaagd beroep op psychische<br />
overmacht in de weg staat. Zeker bij ernstige<br />
delicten wil de rechter er niet aan dat de invloed<br />
van de culturele omgeving op de wilsvrijheid<br />
zodanig kan zijn, dat het nalaten van de<br />
gedraging redelijkerwijs niet van de verdachte<br />
gevergd kon worden. Daarbij speelt vermoedelijk<br />
ook een rechtspolitiek argument mee: de<br />
ruimte voor aanvaarding van psychische overmacht<br />
hangt mede af van hetgeen de samenleving<br />
zich in dit opzicht kan veroorloven. Honorering<br />
van het beroep op de dwang die van<br />
de eigen cultuur uitgaat, zou betekenen, aldus<br />
Knigge, ‘dat de (potentiële) slachtoffers van<br />
de gruweldaden waartoe die cultuur aanzet,<br />
geen adequate strafrechtelijke bescherming<br />
kan worden geboden. Aan de culturele dwang<br />
dient het strafrecht juist tegenwicht te bieden<br />
door een ernstig te nemen strafbedreiging.’ 27<br />
Dat verklaart ook waarom soms enige huiver<br />
bestaat om de culturele achtergrond zelfs maar<br />
als grond voor strafvermindering aan te voeren.<br />
De rechter kan immers uit oogpunt van<br />
preventie juist een extra zware straf opleggen. 28<br />
Met het voorgaande is niet gezegd dat een<br />
(ogenschijnlijk) ‘cultureel gekleurd’ beroep<br />
op psychische overmacht (of strafvermindering)<br />
bij ernstige feiten nooit kans van slagen<br />
heeft. Dat hangt af - uiteraard - van de omstandigheden<br />
van het geval. Zo kan de (jeugdige)<br />
leeftijd van de dader van belang zijn, evenals<br />
het feit dat de druk uit de culturele omgeving<br />
de vorm van ernstige dreigementen richting de<br />
toekomstige dader heeft aangenomen. Maar<br />
dan gaat het niet meer om culturele factoren<br />
die de druk vormen en de wilsvrijheid mogelijk<br />
aantasten. 29 Dergelijke factoren kunnen<br />
immers in het algemeen een rol spelen bij een<br />
beroep op psychische overmacht.<br />
5 Besluit<br />
In deze bijdrage zijn enkele topics rond het<br />
thema recht, religie en cultuur besproken. In<br />
zekere zin gaat het daarbij om momentopnamen.<br />
Religieuze en culturele opvattingen zijn<br />
aan veranderingen onderhevig en dat geldt<br />
dus eveneens voor het recht voor zover het een<br />
uitdrukking is van die opvattingen. Maar ook<br />
wanneer hun onderlinge verhouding problematischer<br />
ligt, is de wijze waarop het recht met<br />
daaruit voortvloeiende spanningen omgaat,<br />
niet onveranderlijk. Het thema recht, religie en<br />
cultuur zal daarom voer voor discussie blijven.<br />
Eindnoten<br />
1 Ik ontleen de term aan H.C. Wiersinga, Strafrecht en<br />
religie, AA 2003, p. 545.<br />
2 Vervallen per 1 maart 2014 (wet van 23 januari 2014,<br />
Stb. 39).<br />
3 Een bekend buitenlands voorbeeld is de terroristische<br />
aanslag op 7 januari 2015 in Parijs op het hoofdkantoor<br />
van het satirische weekblad Charlie Hebdo.<br />
4 Vervolging wegens smalende godslastering vond in de<br />
praktijk zeer zelden plaats. Een van de redenen daarvoor<br />
was dat het bestanddeel ‘smalend’ zeer restrictief werd<br />
uitgelegd als daadwerkelijk de bedoeling hebben om het<br />
godsbeeld te beledigen. Die bedoeling laat zich moeilijk<br />
bewijzen. Het bekendste voorbeeld van vervolging wegens<br />
dit delict is het Ezelsproces tegen de schrijver Van<br />
het Reve (HR 2 april 1968, NJ 1968/373).<br />
5 Kamerstukken II 2009/10, 32203, 3, p. 6 e.v.<br />
6 Rechtbank Amsterdam 23 juni 2011,<br />
ECLI:NL:RBAMS:2011: BQ9001.<br />
7 Een beledigende uitlating over een groep mensen wegens<br />
hun godsdienst is bijvoorbeeld wel: ‘<br />
8 Zie bijvoorbeeld de conclusie van AG Harteveld voor<br />
HR 5 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1702.<br />
9 Kamerstukken II 2004/05, 29854, 3.<br />
10 Kamerstukken II 2004/05, 29800 VI, 52.<br />
11 Kamerstukken II 2008/09, 31700 VI, 33.<br />
12 Kamerstukken II 2008/09, 31700 VI, 128.<br />
13 Zie ook art. 6 Grondwet. Ik zal geen onderscheid maken<br />
tussen godsdienst en religie. Doorgaans wordt religie<br />
als het algemenere begrip beschouwd: een godsdienst is<br />
een religie waarin slechts één godheid aanbeden wordt.<br />
Dat geldt voor onder meer het Christendom en de islam.<br />
14 Zie hierover T. Herrenberg, Van Nashville tot Staphorst,<br />
NJB 2019/1431.<br />
15 Hof ’s-Gravenhage 18 november 2002,<br />
ECLI:NL:GHSGR:2002:AF0667. Bij belediging hanteert<br />
de rechtspraak een ‘drie stappen model’: eerst moet vastgesteld<br />
worden of een uitlating op zichzelf voor een ander<br />
beledigend is, hetgeen het geval is indien zij de strekking<br />
heeft een ander bij het publiek in een kwaad daglicht te<br />
stellen en hem aan te randen in zijn eer of goede naam<br />
(eerste stap); de context waarin de uitlating is gedaan kan<br />
echter maken dat de uitlating toch niet als beledigend<br />
moet worden aangemerkt (tweede stap); als de uitlating<br />
echter ‘onnodig grievend’ is, is uiteindelijk, ondanks de<br />
context, toch weer wel sprake van een belediging in de zin<br />
van art. 137c Sr. Hier is vooral de tweede stap interessant;<br />
zie de hoofdtekst.<br />
16 HR 14 januari 2003, NJ 2003/261.<br />
17 Mevis in zijn noot onder HR 14 januari 2003, NJ<br />
2003/261; A.J. Nieuwenhuis, Godsdienstvrijheid en bijdragen<br />
aan het maatschappelijk debat, NJCM-Bulletin<br />
2004, p. 154 e.v.<br />
18 In veel arresten (zie bijv. recentelijk nog HR 5 november<br />
2019, ECLI:NL:HR:2019:1702) wordt weliswaar alleen<br />
gewezen op het belang van de uitlating als bijdrage<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 43
PROF. MR. H.D. WOLSWIJK | STRAFRECHT, RELIGIE EN CULTUUR<br />
aan het publiek debat (of als uiting van ‘artistieke expressie’),<br />
maar in die zaken gaat het niet om religieus geïnspireerde<br />
uitlatingen en kán de godsdienstvrijheid dus geen<br />
rol spelen.<br />
19 Een greep uit de literatuur over dit onderwerp: M. Bovens,<br />
Cultuur als verweer, in: Frank Bovenkerk e.a. (red.)<br />
Multiculturaliteit in de strafrechtspleging, Den Haag<br />
2003, p. 137 e.v.; J.M. ten Voorde, Cultuur als verweer,<br />
Nijmegen 2007; H.D. Wolswijk, Multiculturaliteit en Nederlands<br />
strafrecht, Den Haag 2008, p. 189 e.v.; W.M.<br />
Limborgh, Culturele vrijheid en het strafrecht, Nijmegen<br />
2011.<br />
20 Indirect kan de vrijheid van godsdienst natuurlijk wel<br />
van belang zijn voor de juridische beoordeling van culturele<br />
gedragingen indien iemands gedraging niet alleen<br />
cultuurbepaald is maar ook voortvloeit uit diens godsdienst.<br />
21 Zie hierover Y.M. Donders, Towards a Right to Cultural<br />
Identity, Antwerpen 2002, p. 262 e.v.<br />
22 De invloed van cultuur kan zich overigens ook doen<br />
gelden op bestanddeel-niveau. Zie hierover Wolswijk,<br />
a.w., p. 200 e.v.<br />
23 Soms neemt het culturele verweer de vorm aan van<br />
een beroep op verontschuldigbare rechtsdwaling; zie bijv.<br />
HR 25 maart 2008, NJ 2008/195.<br />
24 Over die invloed wordt in de literatuur zeer verschillend<br />
gedacht; zie bijv. S. Tempelman, Duiken in het duister:<br />
een gematigd constructivistische benadering van culturele<br />
identiteit, Migrantenstudies 1999, p. 70 e.v.<br />
25 Zie hierover Wolswijk, a.w., p. 212 e.v. Voorbeelden<br />
zijn HR 20 november 1979, NJ 1980/129; Hof Leeuwarden<br />
19 juni 2000, ECLI:NL:GHLEE:2000:AD8362;<br />
Rechtbank ’s-Hertogenbosch 13 februari 2001,<br />
ECLI:NL:RBSHE:2001:AA9954; Hof Leeuwarden 5 november<br />
2003, ECLI:NL:GHLEE:2003:AN7321; HR 6 december<br />
2011, NJ 2013/12 m.nt. Mevis.<br />
26 HR 3 juli 2018, ECLI:NL:HR:2018:1061.<br />
27 Noot onder HR 14 oktober 2003, NJ 2005, 183, met<br />
verwijzing naar de noot van Van Veen onder HR 17 september<br />
1992, NJ 1993, 267.<br />
28 Zie bijv. Hof Arnhem 12 juni 2002,<br />
ECLI:NL:GHARN:2002:AE4029. De rechtbank Alkmaar<br />
4 maart 2008, ECLI:NL:RBALK:2008:BC5712 overwoog<br />
in een zaak waarin de verdachte had gepoogd een jongen<br />
te doden omdat hij de omgang van zijn dochter met<br />
deze jongen onaanvaardbaar achtte vanuit zijn cultuur:<br />
‘Voorts acht de rechtbank van belang dat verdachte nog<br />
immer niet blijkt in te zien dat dat zijn handelen verkeerd<br />
is geweest, gelet op zijn verklaring ter terechtzitting dat<br />
de kans op recidive niet aanwezig is omdat zijn dochter<br />
heeft ingezien dat het verkeerd is wat zij heeft gedaan’<br />
[mijn cursivering].<br />
29 Vgl. C.W. Maris van Sandelingenambacht, Wie is de<br />
vader, wie is de dader?, NJB 2001, p. 1708 e.v.<br />
44 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
zittingszaal 14<br />
Rob Zijlstra is rechtbankverslaggever bij het Dagblad van het Noorden.<br />
www.zittingszaal14.nl<br />
KROMKROMMERKROMST<br />
Vlak achter Sjaak zit de man – een paar jaren<br />
jonger – die niet valt te benijden. Hij kijkt zelfverzekerd,<br />
oogt ontspannen, dat wel, maar ik<br />
vind niet de woorden om zijn gemoed te duiden.<br />
Hij zit in een rolstoel omdat alles wat in<br />
een lichaam van een mens kapot kan gaan, zo<br />
ongeveer kapot was gegaan. Na de helse pijn is<br />
er nu de permanente verlamming. Vrienden en<br />
familie hadden al afscheid genomen.<br />
rubriek<br />
Wie in de rechtszaal recht wil praten<br />
wat krom is moet met een goed verhaal<br />
komen. Veel verdachten proberen het,<br />
maar een goed verhaal is maar weinigen<br />
gegeven. Er is een beroerd alternatief:<br />
wie krom niet recht kan krijgen, brengt<br />
z’n geheugen in stelling. Dan zeg je gewoon<br />
dat je het niet meer weet.<br />
Er zijn nogal wat mannen veroordeeld voor<br />
misdaden waarvan ze vergeten zijn dat ze die<br />
hebben gepleegd. Dus dan moet je drie jaar<br />
naar de gevangenis en dan kun je aan nieuwsgierige<br />
medegedetineerden niet uitleggen wat<br />
je hebt uitgevreten. ,,Ik? Pff. Iets met een overval<br />
of fraude of zo, ik weet het niet meer. Nee,<br />
nee, het was geen ontucht, dat weet ik dan weer<br />
wel zeker…”<br />
In de rechtszaal kijk ik naar Sjaak (35). Hij<br />
woont in Utrecht. Ooit diende hij bij de luchtmobiele<br />
brigade, nu doet hij iets in outsourcing,<br />
zij het dat hij momenteel in de ziektewet<br />
zit. Vanwege alles.<br />
De rechtszaal zit voller dan vol. Sjaak zit met het<br />
hoofd gebogen in de verdachtenbank. Het liefst,<br />
kan ik mij voorstellen, zou hij door de grond<br />
zakken. Sjaak beleeft waarschijnlijk de moeilijkste<br />
uren van zijn leven. Zijn handpalmen<br />
doen deze middag dienst als tranenwegvegers.<br />
De volle zaal kent geen medelijden.<br />
IK HOOP DAT JE EEN JAAR GEVAN-<br />
GENISSTRAF KRIJGT<br />
Hij leest voor wat hij heeft opgeschreven: ,,Ik<br />
heb gehoord dat je een empathische jongen<br />
bent. Maar ik heb 436 dagen niks van je gehoord,<br />
niks van je gezien. Geen excuses. Je liet<br />
me voor dood achter. Ik hoop dat je een jaar<br />
gevangenisstraf krijgt, dat je een jaar lang iedere<br />
dag opstaat en dan steeds weer beseft wat<br />
je hebt gedaan, wat je mij hebt ontnomen. En<br />
je bent een recidivist. Je rijbewijs was ongeldig<br />
verklaard. Ik zal daarom alle kosten op je verhalen.’’<br />
Sjaak rijdt op 9 september vorig jaar, 436 dagen<br />
geleden, met de Volvo van zijn moeder<br />
over de Bornholmstraat in Groningen. Hij was<br />
bij de Burger King geweest.<br />
Het is drukker dan anders. In Roodehaan is<br />
het Nazomeren Festival net ten einde. In een<br />
lange sliert fietsen festivalbezoekers terug naar<br />
Groningen. Halverwege kruist het fietspad de<br />
Bornholmstraat.<br />
Hoe hard Sjaak reed, dat weet hij dus niet meer.<br />
Veel mensen zijn getuige van het ongeluk. Zij<br />
zeggen dat de grijze Volvo zeker 70 reed, 110,<br />
iemand heeft het over ‘wel 160’. En met het geluid<br />
van een Formule-1-wagen.<br />
Duizenden keren per dag gaat zoiets goed, op<br />
9 september 2018, om 23.30 uur ging het zo<br />
vreselijk fout.<br />
SJAAK ZEGT DAT HIJ HET ZICH NIET<br />
KAN HERINNEREN<br />
Een jongeman (dan 28) en een jonge vrouw<br />
(23) worden op de oversteekplaats aangereden,<br />
anderen net niet. De jonge vrouw raakt ernstig<br />
gewond aan het hoofd. De jongeman wordt met<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 45
ROB ZIJLSTRA | KROMKROMMERKROMST<br />
zijn fiets zo’n veertig meter meegesleurd. De<br />
auto stopt niet. Getuigen hebben geen remlichten<br />
gezien, op het wegdek zijn geen remsporen<br />
aangetroffen. Sjaak zegt dat hij het zich niet<br />
kan herinneren.<br />
Dat is het kromme.<br />
Niet alleen is het dak van de Volvo zwaar beschadigd,<br />
ook de ruit is zo stuk dat je er nauwelijks<br />
doorheen kunt kijken. Toch weet Sjaak<br />
niks, maar wel het huis van zijn moeder te bereiken,<br />
de auto zet hij in de garage.<br />
Voor het ongeluk, voor 23.30 uur, heeft hij<br />
WhatsApp-berichten naar zijn vriendin gestuurd,<br />
het zijn niks-aan-de-hand-berichten.<br />
Kort na het ongeluk, om 23.53 uur, stuurt hij<br />
een gezichtje, een smiley met een traan – een<br />
emoji. Weet hij ook niet meer.<br />
De volgende ochtend spookt het in zijn hoofd.<br />
Zegt hij. Vage herinneringen, er klopt iets niet.<br />
Hij maakt zijn moeder wakker. Zij zegt, zegt hij,<br />
dat hij de auto naar de garage moet brengen.<br />
DE STRESS STROOMT BINNEN, DAAR-<br />
NA DE PANIEK<br />
Vriendin belt, ze vraagt wat er aan de hand is.<br />
Op het nieuws heeft ze gehoord dat er wordt<br />
gezocht naar een grijze Volvo die een ernstig<br />
ongeluk heeft veroorzaakt in Groningen en<br />
waarvan de bestuurder is doorgereden.<br />
De stress stroomt binnen, daarna de paniek.<br />
Het rationele denken stopt. Zegt Sjaak. Hij<br />
brengt de auto met de kapotte voorruit naar<br />
de garage. ,,Daarna wilde ik naar het politiebureau<br />
lopen.’’<br />
Zover komt het niet. Iemand die het nieuws<br />
ook heeft gehoord, ziet de Volvo bij de garage<br />
staan en belt de politie. Als de politie komt is<br />
daar ook Sjaak. De rechters zeggen dat het wel<br />
lijkt alsof hij iets wilde verdoezelen, dat zij , de<br />
rechters, het allemaal maar gek vinden. Snapt<br />
Sjaak.<br />
Nog krommer.<br />
Op het bureau vragen agenten of hij alcohol<br />
had genuttigd of drugs gebruikt. Sjaak wil op<br />
die vragen ‘geen commentaar’ geven. In de<br />
rechtszaal vertelt hij dat hij die middag op een<br />
feestje was, waar hij drie wijntjes had gedronken.<br />
Geen drugs.<br />
Waarom mocht de politie zijn telefoon niet onderzoeken?<br />
Sjaak mompelt iets over zijn vriendin,<br />
over tegelijkertijd een andere vriendin en<br />
pikante foto’s.<br />
Dan is er nog de papieren zak van Burger King.<br />
Die heeft hij weggegooid, dat is gezien. In de<br />
zak zaten schoonmaakdoekjes. Er zijn getuigen<br />
die hebben verklaard dat er meer mensen<br />
in de Volvo zaten. Heeft Sjaak sporen gewist,<br />
wellicht om anderen te beschermen? Nee, dat<br />
weet hij nog wel, dat is niet zo.<br />
EEN TYPISCH GEVAL IS VAN ‘AAN-<br />
MERKELIJKE ONVOORZICHTIGHEID’<br />
De officier van justitie en de advocaat zeggen<br />
dat het verschrikkelijk is, dat roekeloosheid juridisch<br />
te hoog is gegrepen, dat dit een typisch<br />
geval is van ‘aanmerkelijke onvoorzichtigheid’,<br />
dat verdachte probeerde de waarheid te verhullen.<br />
Nee, nee. Begrijpelijk dat dat wordt gezegd,<br />
maar ’t is te speculatief, verdachte is niet<br />
heel handig geweest, maar logisch vanwege de<br />
paniek. Misschien is er wel een medische oorzaak<br />
die een black-out kan verklaren.<br />
De officier van justitie: ,,Ik eis een jaar gevangenisstraf.’’<br />
De advocaat: ,,Veel te veel.’’<br />
Sjaak mag wat zeggen, tot slot. Hij zegt dat hij<br />
ontzettend meeleeft met de slachtoffers. ,,Ook<br />
al komt dat niet zo over.’’ Hij hoopt dat hij ooit<br />
iets voor hen kan betekenen. Jawel, hij had een<br />
brief geschreven. Echt. Verstuurd ook naar de<br />
slachtoffers. Maar die brief blijkt niet bij de<br />
juiste mensen te zijn aangekomen. ,,Ik vind dat<br />
heel erg.’’<br />
Kromst.<br />
46 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
de rookwolken van het terrorisme<br />
mark de boer<br />
Over de subjectiviteit binnen het Nederlandse strafrecht en strafvorderingsrecht met betrekking<br />
tot de bestrijding van terrorisme<br />
Op 26 oktober 2001 wordt de fundering gelegd voor een overweldigende verandering<br />
in het Amerikaanse strafvorderingsrecht. Het Huis van Afgevaardigden neemt<br />
de Patriot Act aan met een grote meerderheid van stemmen. Met het aannemen<br />
van de wet komt ook een stortvloed aan kritiek op gang. De wet biedt volgens velen<br />
de mogelijkheid om grote inbreuken te maken op het privéleven van Amerikaanse<br />
burgers. Een Amerikaanse moslim illustreert in 2011 het effect van de wet in een<br />
artikel van CNN. ‘Today, the FBI can show up at your work, unannounced, to interrogate<br />
you about an article on political events you post on Facebook, or seize information<br />
about your phone calls, e-mails, internet activity and medical and banking<br />
records -- all without a shred of evidence that you’ve engaged in criminal activity.<br />
“Do you pray?” “What mosque do you attend?” or “Why did you convert?” Donating<br />
$100 to a charity to help the needy can lead to questions simply because it is a<br />
Muslim-run charity.’ 1<br />
column<br />
Hoewel de Patriot Act in de VS een extreem<br />
voorbeeld is van de botsing tussen de bestrijding<br />
van terrorisme en mensenrechten, biedt<br />
onze eigen wetgeving ook de nodige ruimte als<br />
het gaat om de bestrijding van terrorisme. Het<br />
is belangrijk voldoende kritisch te blijven kijken<br />
naar de criteria voor strafrechtelijk optreden<br />
en deze criteria zoveel mogelijk te toetsen aan<br />
bijvoorbeeld de mensenrechten van het EVRM.<br />
In deze bijdrage poog ik de aandacht te leggen<br />
op de ruimtes die de Nederlandse strafrechtelijke<br />
wetgeving biedt als het gaat om de bestrijding<br />
van terrorisme en besteed ik aandacht aan<br />
de kritische kanttekeningen die men bij de wetgeving<br />
kan plaatsen.<br />
Checks and balances<br />
De bestrijding van terrorisme bevindt zich<br />
vanwege het politieke karakter van terrorisme<br />
in een lastig parket. Enerzijds is er taak voor<br />
de politie en het Openbaar Ministerie om zich<br />
bezig te houden met de opsporing van de strafbare<br />
feiten die verband houden met terrorisme.<br />
Anderzijds is er, grotendeels vanwege het<br />
grensoverschrijdende karakter van terrorisme,<br />
de taak voor de regering om te beslissen waar<br />
en wanneer er militair optreden is vereist. Aan<br />
de staat komt immers het recht toe om oorlog<br />
te voeren. 2 Rutte stelde in 2015 nota bene nog<br />
dat Nederland in oorlog is met de terroristische<br />
organisatie IS. 3 De Duitse filosoof Jürgen<br />
Habermas acht de politieke dimensie van terrorisme<br />
onontkoombaar. Zonder dit politieke<br />
karakter is terrorisme volgens hem niks anders<br />
dan reguliere geweldpleging. 4<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 47
MARK DE BOER | DE ROOKWOLKEN VAN HET TERRORISME<br />
Ook H.G. van der Wilt onderkent dat het lastig<br />
is om het fenomeen terrorisme juridisch te<br />
categoriseren en dat men bij meerdere rechtsgebieden<br />
in aanraking kan komen met terrorisme.<br />
5 Het is dan ook de vraag met behulp van<br />
welk rechtsgebied terrorisme moet worden<br />
aangepakt.<br />
Het deelnemen aan een terroristische organisatie<br />
is strafbaar gesteld in art. 14oa van het<br />
Wetboek van Strafrecht. De Wet Terroristische<br />
Misdrijven heeft een aantal aanvullingen in het<br />
Wetboek van Strafrecht doen opnemen. Deze<br />
aanvullingen bestaan onder andere uit de toevoeging<br />
van een strafverzwarende omstandigheid<br />
bij enkele delicten uit het Wetboek van<br />
Strafrecht. Een voorbeeld is art. 288a Wetboek<br />
van Strafrecht (hierna: Sr). In dit artikel is<br />
doodslag met een terroristisch oogmerk strafbaar<br />
gesteld. De strafbedreiging van dit delict<br />
is twee keer zo groot als bij reguliere doodslag<br />
(art. 287 Sr). Het bestanddeel ‘terroristisch<br />
oogmerk’ is op deze wijze verantwoordelijk<br />
voor een verdubbeling van de strafbedreiging.<br />
Dit terwijl het bestanddeel moeilijk op een objectieve<br />
wijze is in te vullen. De betekenis van<br />
het bestanddeel wordt in art. 83a Sr nader uitgewerkt:<br />
‘onder terroristisch oogmerk wordt<br />
verstaan het oogmerk om de bevolking of een<br />
deel der bevolking van een land ernstige vrees<br />
aan te jagen, dan wel een overheid of internationale<br />
organisatie wederrechtelijk te dwingen<br />
iets te doen, niet te doen of te dulden, dan<br />
wel de fundamentele politieke, constitutionele,<br />
economische of sociale structuren van een<br />
land of een internationale organisatie ernstig<br />
te ontwrichten of te vernietigen.’ De problematiek<br />
zit hem met name in ‘het oogmerk’ dat<br />
iemand moet hebben. Het is immers lastig om<br />
vast te stellen wat voor oogmerk iemand heeft<br />
bij het plegen van strafbare feiten. Met name<br />
bij het opsporen van terroristische misdrijven<br />
zorgt dit bestanddeel voor onwenselijke situaties,<br />
zo vindt ook Van der Wilt. “Wij kunnen<br />
immers niet in de hoofden van mensen kijken<br />
en het leidt tot een dubieuze subjectivering van<br />
het strafrecht”, zo stelt hij. 6 Ook S. Stolwijk,<br />
professor Strafrechtwetenschappen, uit stevige<br />
kritiek op het bestanddeel terroristisch oogmerk.<br />
In een artikel over dit onderwerp in Delikt<br />
en Delinkwent noemt hij het bestanddeel<br />
‘gevaarlijke onzin’. 7<br />
Vanwege de vaak ernstige gevolgen van terrorisme<br />
vindt de opsporing van potentiële verdachten<br />
op een zeer proactieve wijze plaats.<br />
Veel verdachten worden dan ook gepakt voordat<br />
ze een voltooid delict kunnen plegen. Een<br />
veroordeling volgt dan vaak op grond van voorbereiding<br />
(art. 96 Sr). Een voorbeeld vormt de<br />
veroordeling van een Syriëganger. 8 In deze<br />
zaak, waarbij uiteindelijk tot de Hoge Raad is<br />
geprocedeerd, acht de Hoge Raad het terroristisch<br />
oogmerk redelijk eenvoudig te bewijzen.<br />
“Voor voorbereiding/bevordering cfm. art. 96<br />
lid 2 Sr van de in art. 289a Sr omschreven misdrijven<br />
is voldoende dat verdachte’s oogmerk<br />
op het voorbereiden/bevorderen van die misdrijven<br />
is gericht, zonder dat concretisering<br />
daarvan naar tijdstip, plaats en wijze van uitvoering<br />
is vereist”, aldus de Hoge Raad. 9 Deze<br />
uitspraak illustreert de toepassing van het bestanddeel<br />
in kwestie. Het toont het gemak aan<br />
van de wijze waarop het bestanddeel bewezen<br />
kan worden. Een concretisering naar tijdstip,<br />
plaats of wijze van uitvoering is immers niet<br />
vereist. Wanneer er aanwijzingen zijn dat er<br />
enig terroristisch oogmerk in het spel is, kan er<br />
al strafrechtelijk worden opgetreden.<br />
AIVD berichten<br />
De rechter kan dus relatief gemakkelijk over<br />
het bestanddeel ‘terroristisch oogmerk’ heen<br />
stappen. De vraag is of dit terecht is. Dit hangt<br />
in sterke mate af van hoe de verdenking van<br />
een terroristisch oogmerk is gerezen. Vaak vindt<br />
opsporing en veroordeling van terroristische<br />
daders plaats op basis van ambtsberichten van<br />
de AIVD. De bevoegdheden van de AIVD staan<br />
in artikel 17 tot en met 33 van de Wet op<br />
de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Deze<br />
onderzoeksbevoegdheden worden ingezet en<br />
het resultaat van een onderzoek kan op eigen<br />
initiatief worden gedeeld met het OM. Binnen<br />
de AIVD bestaan interne controlemechanismen<br />
om de betrouwbaarheid van het bericht te<br />
toetsen. 10 Daarnaast toetst de landelijk officier<br />
het bericht ook op betrouwbaarheid. 11 Ondanks<br />
deze toetsingsmechanismen bestaat er een<br />
sterk risico dat onschuldige burgers worden<br />
geconfronteerd met strafvorderlijk ingrijpen.<br />
S. Brinkhoff, universitair docent Strafrecht,<br />
stelt hierover dat wanneer de informatie in de<br />
berichten op jihadisme ziet er van de politie en<br />
officier van justitie kan worden verwacht dat<br />
ze snel tot strafrechtelijk ingrijpen overgaan.<br />
Dergelijk ingrijpen geschiedt dan vaak zonder<br />
veel nader onderzoek, waardoor de privacy of<br />
de vrijheid van een onschuldige burger wordt<br />
aangetast. 12 Een voorbeeld van een geval waarin<br />
de informatie van de AIVD uiteindelijk<br />
onjuist bleek, is te vinden in een arrest van de<br />
Hoge Raad van maart 2008. 13 Volgens Brinkhoff<br />
moeten de controlemechanismen dan<br />
ook een verandering ondergaan: “Met dit in<br />
het achterhoofd verdient het aanbeveling dat<br />
strafvorderlijke actoren zoals de politie, de<br />
officier van justitie en de strafrechter een kritische<br />
houding aannemen ten aanzien van de<br />
48 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
MARK DE BOER | DE ROOKWOLKEN VAN HET TERRORISME<br />
inhoud van het ambtsbericht. Een kritische<br />
houding die in de eerste plaats concreet vorm<br />
krijgt door ten minste een aantoonbare inspanning<br />
te leveren om door middel van het<br />
verrichten van aanvullend politieel onderzoek<br />
de in het ambtsbericht vervatte informatie<br />
te verifiëren alvorens op basis hiervan een<br />
dwangmiddel toe te passen.” 14 Een kritische<br />
houding tegenover dergelijke berichten is dus<br />
essentieel. Juist omdat ze een zeer belangrijke<br />
schakel zijn voor het strafrechtelijk optreden is<br />
het belangrijk dat de informatie juist is. Wanneer<br />
er te lichtvaardig wordt omgegaan met<br />
dergelijke berichten bestaat er een risico dat<br />
onschuldige burgers geconfronteerd worden<br />
met ingrijpende dwangmiddelen.<br />
Schending van Europese beginselen<br />
De vraag is of de mogelijkheid om bij een<br />
verdenking van terroristische misdrijven snel<br />
in te kunnen grijpen een schending van rechtsbeginselen<br />
met zich mee brengt. In dit kader<br />
kan men met name denken aan de mogelijke<br />
schending van mensenrechten. De vergaande<br />
mogelijkheden die de politie heeft als het gaat<br />
om de bestrijding van terrorisme worden vaak<br />
tegen het licht van het EVRM gehouden. Het<br />
EVRM is niet alleen van invloed op de verhouding<br />
tussen de verdachte en de overheid, maar<br />
ook in de relatie tussen burgers en overheid.<br />
Preventieve vrijheidsbeneming<br />
In de relatie tussen een verdachte in een strafproces<br />
en de overheid die de opsporing verzorgt,<br />
speelt onder andere art. 5 EVRM een grote rol.<br />
Het vijfde artikel van het EVRM beschermt<br />
het recht op vrijheid en veiligheid van burgers.<br />
Het derde en het vierde lid zien op de situatie<br />
waarin iemand gedetineerd is. In het derde lid<br />
wordt verwezen naar lid 1c van art. 5 EVRM.<br />
Hier wordt gesteld dat het recht op vrijheid<br />
beperkt kan worden ‘indien hij op rechtmatige<br />
wijze is gearresteerd of gedetineerd teneinde<br />
voor de bevoegde rechterlijke instantie te worden<br />
geleid, wanneer er een redelijke verdenking<br />
bestaat, dat hij een strafbaar feit heeft begaan<br />
of indien het redelijkerwijs noodzakelijk<br />
is hem te beletten een strafbaar feit te begaan<br />
of te ontvluchten nadat hij dit heeft begaan.’<br />
In het Nederlandse strafrecht wordt deze bepaling<br />
nader ingevuld in de regelingen over de<br />
voorlopige hechtenis. Zo wordt het begrip ‘redelijke<br />
verdenking’ onder meer ingevuld door<br />
het Nederlandse begrip ‘ernstige bezwaren’ uit<br />
art. 67 Wetboek van Strafvordering. Een verdachte<br />
kan binnen het Nederlandse strafrechtelijke<br />
systeem in beginsel slechts in voorlopige<br />
hechtenis worden gehouden wanneer er sprake<br />
is van ernstige bezwaren. Met dit begrip duidt<br />
de wetgever op het aanwezig zijn van enige<br />
vorm van verdenking van het plegen van een<br />
strafbaar feit. Met betrekking tot de voorlopige<br />
hechtenis van personen die worden verdacht<br />
van het plegen/voorbereiden van terroristische<br />
misdrijven wordt deze verdenking echter versoepeld.<br />
Ernstige bezwaren zijn in zo’n geval<br />
niet vereist.<br />
Hier bevindt zich naar mijn mening, maar ook<br />
naar de mening van onder andere K. Veegens,<br />
een spanningsveld. “De voorgestelde verruimde<br />
mogelijkheid tot toepassing van voorlopige<br />
hechtenis voor van terrorisme verdachte<br />
personen lijken in elk geval op het eerste gezicht<br />
niet goed verenigbaar met de criteria onder het<br />
eerste lid sub c van artikel 5 EVRM”, zo stelt<br />
Veegens, expert op het gebied van internationaal<br />
strafrecht. 15 Juist op het punt waar het<br />
EVRM een redelijke verdenking eist, versoepelt<br />
de Nederlandse wetgever haar wetgeving door<br />
haar criterium voor vrijheidsbeneming niet<br />
van toepassing te achten bij terroristische misdrijven.<br />
Het EVRM gaat dan in verscheidene<br />
zaken in andere landen dan ook niet akkoord<br />
met een versoepeling van het verdenkingcriterium.<br />
16 Het Nederlandse criterium lijkt maar<br />
moeilijk verenigbaar met de Europese rechtspraak.<br />
Veegens haar conclusie is op deze plek<br />
treffend: “Veiligheid van het collectief dient<br />
niet ten koste van alles te gaan boven vrijheid<br />
van het (van terrorisme verdachte) individu.<br />
Het feit dat het OM steeds meer op z’n Amerikaans<br />
in de crime-fighters hoek geduwd wordt<br />
– en zich laat duwen – is een betreurenswaardig<br />
aspect dat deze trend versterkt.” 17<br />
Inbreuk op de privacy van burgers<br />
De Nederlandse wetgeving maakt op het gebied<br />
van de strafrechtelijke bestrijding van<br />
terrorisme niet alleen inbreuk op de rechten<br />
van een verdachte. Ook de rechten van burgers<br />
kunnen bij strafvorderlijk optreden worden<br />
geschonden. Niet voor niks bekritiseren<br />
verscheidene organisaties het feit dat door<br />
toepassing van dwangmiddelen onschuldige<br />
burgers object van onderzoek kunnen worden.<br />
In de evaluatie van de Wet opsporing terroristische<br />
misdrijven wordt dit ook als kritiekpunt<br />
genoemd: ‘onvoldoende rechtswaarborgen/<br />
niet gerechtvaardigde inbreuk op privacy in<br />
relatie tot artikel 8 EVRM. Hier wordt met<br />
name gedoeld op niet-verdachte personen die<br />
door de nieuwe wet object van onderzoek kunnen<br />
worden, op het dwangmiddel bewaring<br />
dat door de nieuwe wet al mogelijk wordt bij<br />
een lichte verdenking en op de rechter die door<br />
de nieuwe wet op basis van onvolledig stukken<br />
moeten beslissen of hechtenis kan voortduren.<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 49
MARK DE BOER | DE ROOKWOLKEN VAN HET TERRORISME<br />
Verder wordt gewezen op het feit dat voor individuele<br />
personen bij wie het dwangmiddel<br />
‘fouilleren’ wordt toegepast, geen verdenking<br />
en zelfs geen aanwijzing hoeft te bestaan.<br />
De NOvA spreekt in dit verband over ‘verregaande<br />
gevolgen voor onschuldige burgers’.<br />
18 Art. 67 Sv begrenst niet alleen de gevallen<br />
waarin voorlopige hechtenis kan worden<br />
toegepast, maar het vormt tegelijkertijd een<br />
soort gateway naar veel dwangmiddelen. De<br />
politie kan bijvoorbeeld slechts vertrouwelijke<br />
gegevens opnemen in gevallen als omschreven<br />
in artikel 67 Sv. 19 De opsporing van terroristische<br />
misdrijven vindt echter voornamelijk<br />
plaats op grond van de eerdergenoemde Wet<br />
op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.<br />
Deze wet, ook wel Sleepwet genoemd, kreeg in<br />
de afgelopen jaren al veel kritiek te verduren.<br />
Met name bevoegdheden als het stelselmatige<br />
vergaren van gegevens werd als zeer ingrijpend<br />
beschouwd. 20 Dergelijke bevoegdheden maken<br />
zeker een inbreuk op het privéleven van burgers.<br />
Het is maar zeer de vraag of dit een gerechtvaardigde<br />
inbreuk op art. 8 EVRM is.<br />
Conclusie<br />
Het politieke karakter van terrorisme maakt<br />
het moeilijk om het fenomeen onder één<br />
bepaald rechtsgebied te scharen. Er is zowel<br />
politiek als strafrechtelijk optreden vereist.<br />
De strafrechtelijke bestrijding van terrorisme<br />
gaat gepaard met sterk subjectieve beoordelingen.<br />
Met name het bestanddeel ‘terroristisch<br />
oogmerk’ geeft veel problemen. Het is immers<br />
ontzettend lastig om van tevoren in te schatten<br />
wat de beweegredenen in het hoofd van een<br />
verdachte zijn. De Hoge Raad stapt naar mijn<br />
mening te gemakkelijk over dit probleem heen<br />
door weinig concrete aanwijzingen te verlangen<br />
bij dit oogmerk.<br />
Ook de basis van een eventuele verdenking is<br />
soms onvoldoende betrouwbaar, omdat de informatie<br />
vaak wordt geleverd door ambtsberichten<br />
van de AIVD. De controlemechanismen<br />
die de inhoud van de berichten op betrouwbaarheid<br />
moeten toetsen, laten nog te wensen<br />
over. Dit is kwalijk, omdat onschuldige burgers<br />
op deze manier geconfronteerd kunnen worden<br />
met strafvorderlijk optreden. Daarnaast vormt<br />
de lage verdenkingsgraad in de Nederlandse<br />
wetgeving soms een inbreuk op het EVRM.<br />
Juist op het punt waar het EVRM een redelijke<br />
verdenking eist, versoepelt de Nederlandse<br />
wetgever haar wetgeving door het criterium<br />
voor vrijheidsbeneming niet van toepassing te<br />
achten bij terroristische misdrijven. Deze praktijk<br />
valt dan ook niet goed te rijmen met art.<br />
5 EVRM. Ook derden kunnen nadelen ondervinden<br />
van de lage verdenkingsgraad. Nietverdachte<br />
personen kunnen eenvoudig object<br />
van onderzoek worden door dwangmiddelen<br />
die al mogelijk zijn bij een lichte verdenking.<br />
Kortom, de Nederlandse wetgeving biedt als<br />
het gaat om de bestrijding van terrorisme veel<br />
ruimte en de mate van subjectiviteit lijkt hier<br />
sterk aan bij te dragen. Het is weliswaar niet<br />
zo extreem als The Patriot Act in de Verenigde<br />
Staten, maar het is goed je bewust te zijn van<br />
de subjectiviteit die speelt bij de strafrechtelijke<br />
bestrijding van terrorisme.<br />
Eindnoten<br />
1 F. Khera, ‘Reform the un-American Patriot Act’, CNN 26<br />
oktober 2011, Edition.cnn.com.<br />
2 C. Schmitt, Het begrip politiek, vertaald door Bert Kerkhof<br />
& George Kwaad; met een inleiding van Theo W.A. de<br />
Wit, Amsterdam: BJu 2001, p. 78.<br />
3 ‘Rutte: wij zijn in oorlog met IS’, NOS Nieuws 14 november<br />
2015, nos.nl.<br />
4 J. Habermas & J. Derrida, Filosofie in dialoog - Filosofie<br />
in een tijd van terreur gesprekken met Giovanna Borradori,<br />
Utrecht: Klement 2006.<br />
5 H. van der Wilt, Terrorisme: tussen strafrecht en oorlogsrecht,<br />
DD 2016, afl. 5.<br />
6 H. van der Wilt, Terrorisme: tussen strafrecht en oorlogsrecht,<br />
DD 2016, afl. 5.<br />
7 S.A.M. Stolwijk, ‘Over revolutionairen, terroristen en<br />
strafrecht’, 33 Delikt en Delinkwent (2003), p. 5.<br />
8 HR 11 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:907, NJB<br />
2019/1442.<br />
9 HR 11 juli 2019, ECLI:NL:HR:2019:907, NJB<br />
2019/1442.<br />
10 Art. 12 lid 4 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten<br />
11 Art. 38 lid 3 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten<br />
12 S. Brinkhoff, ‘Ambtsberichten van de AIVD’, NJ 2014,<br />
afl. 37.<br />
13 HR 11 maart 2008, ECLI:NL:HR:2008:BB7662,<br />
NJ 2008/329.<br />
14 S. Brinkhoff, ‘Ambtsberichten van de AIVD’, NJ 2014,<br />
afl. 37.<br />
15 K. Veegens, ‘Het Straatsburgse recht op vrijheid en veiligheid<br />
en Nederlandse verdenkingscriteria voor terrorismeverdachte’,<br />
NJCM-Bulletin 2006, afl. 2.<br />
16 EHRM 30 augustus 1990, ECLI:CE:ECHR:1990:083<br />
0JUD001224486 (FOX, CAMPBELL AND HARTLEY v.<br />
THE UNITED KINGDOM).<br />
17 K. Veegens, ‘Het Straatsburgse recht op vrijheid en veiligheid<br />
en Nederlandse verdenkingscriteria voor terrorismeverdachte’,<br />
NJCM-Bulletin 2006, afl. 2.<br />
18 B. Gestel & C.J. de Poot, Evaluatie Wet opsporing terroristische<br />
misdrijven, Den Haag: WODC 2014.<br />
19 Art. 126l Wetboek van Strafvordering.<br />
20 Art. 38 Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.<br />
50 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
asega-aanraders<br />
romy ter horst<br />
Boek<br />
Moord, macht en angst - het proces-Holleeder<br />
Hoe sta je een zedendelinquent, moordenaar<br />
of verkrachter bij terwijl je weet dat hij het gedaan<br />
heeft? Dit is de vraag die vrijwel elke strafrechtadvocaat<br />
regelmatig voorgeworpen krijgt<br />
en centraal staat in Misdaad Advocaten. Misrubriek<br />
Journalisten Peter Elberse en Eric Panhuis<br />
woonden alle 61 zittingsdagen van het strafproces<br />
van Willem Holleeder bij en legden<br />
deze vast in dit boek. De getuigenissen van<br />
de zussen Holleeder en Peter R. de Vries komen<br />
uitgebreid aan bod, evenals de rollen die<br />
de procespartijen speelden in het proces. Het<br />
boek weet een goed overzicht te schetsen van<br />
dit ingewikkelde proces en is dan ook een aanrader<br />
voor iedereen die interesse heeft in de<br />
zaak Holleeder.<br />
Tv en series<br />
Bureau Burgwallen – RTL 4<br />
In deze reportageserie volgt Ewout Genemans<br />
de agenten van het Amsterdamse politiebureau<br />
Burgwallen op de voet. Van sprintjes naar de<br />
politieauto als er een noodmelding binnenkomt<br />
tot de administratie die nog moet worden<br />
gedaan, alle facetten van het politieambt<br />
komen voorbij. Zo is te zien hoe een team<br />
zakkenrollers en drugsdealers opspoort tijdens<br />
de uitgaansnachten, maar ook wanneer<br />
waarschuwingsschoten gelost moeten worden<br />
wanneer een verdachte weigert mee te werken<br />
bij zijn aanhouding. Daarnaast worden de personen<br />
achter de agenten in beeld gebracht en<br />
vertellen zij over zaken die veel indruk op ze<br />
hebben achtergelaten. De serie geeft een goede<br />
weergave van het altijd hectische en ook spannende<br />
beroep van politieagent en zet je op het<br />
puntje van je stoel. Bureau Burgwallen is elke<br />
maandagavond te zien op RTL 4 en kan worden<br />
teruggekeken met Videoland.<br />
Misdaad Advocaten – Net 5<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 51
ROMY TER HORST | ASEGA-AANRADERS<br />
daad Advocaten volgt zes jonge, vrouwelijke<br />
strafrechtadvocaten in zowel hun werkzaamheden<br />
als advocaat als in hun dagelijks leven.<br />
Hoe én waarom staan zij mensen bij die van<br />
vreselijke misdrijven verdacht worden? Hoe<br />
combineren de vrouwen hun drukke baan met<br />
hun privéleven en hoe bereiden zij hun zaken<br />
voor? Ze worden gevolgd als ze in de rechtbank<br />
aan het pleiten zijn, op kantoor voorbereidingen<br />
treffen en als ze naar het politiebureau of<br />
de gevangenis moeten. Deze zesdelige documentaire<br />
kunt terugkijken op net5.nl.<br />
De zaak van je leven – WNL<br />
De zaak van je leven is terug met een nieuw seizoen<br />
waarin rechercheurs terugblikken op de<br />
belangrijkste, meest impactvolle zaak van hun<br />
carrière. Middels een reconstructie en de verhalen<br />
van de rechercheurs en de agenten wordt<br />
in beeld gebracht wat er zich op die bewuste<br />
dag heeft afgespeeld. Ook wordt duidelijk hoeveel<br />
impact de betreffende zaak heeft gehad,<br />
op zowel de samenleving als de rechercheurs.<br />
Van moordzaken tot een kunstroof, allerlei verschillende<br />
zaken komen aan bod. De zaak van<br />
je leven is terug te kijken via npostart.nl<br />
Podcast<br />
Eindbazen met Nico Meijering<br />
In de podcast van het YouTube-kanaal ‘Eindbazen’<br />
is strafrechtadvocaat Nico Meijering van<br />
Ficq & Partners advocaten te gast. In deze bijna<br />
twee uur durende aflevering komen allerlei onderwerpen<br />
van het strafrecht en de advocatuur<br />
aan bod. Wat is de rol van een kroongetuige in<br />
het strafproces en was het invoeren van deze<br />
figuur een goed idee? Wat voor personen krijgt<br />
Meijering tegenover zich tijdens cliëntgesprekken,<br />
en hoe belangrijk is de manier waarop je<br />
een pleidooi houdt in het strafproces? Deze en<br />
vele andere onderwerpen worden in de podcast<br />
besproken en kan worden bekeken op YouTube.<br />
52 | <strong>Asega</strong> | Februari 2020
agenda - activiteiten<br />
bezoek hoge raad (5 februari)<br />
Heb jij ooit al een kijkje willen nemen bij de Hoge Raad? Dan is dit jouw kans!<br />
Op woensdag 5 februari brengt Simon van der Aa een bezoek aan de Hoge Raad der Nederlanden<br />
in Den Haag! Het belooft een zeer interessante middag te worden. Het bezoek zal aanvangen met<br />
een algemene presentatie verzorgd door de heer Storm, griffier van de Hoge Raad. Aansluitend<br />
gaan we samen met de vice-president en tevens voorzitter van de strafkamer, de heer Schendel,<br />
een arrest bespreken waarbij iedereen uitvoerig vragen kan stellen!<br />
Lijkt jou dit leuk? Meld je dan aan op www.simonvanderaa.nl<br />
maandelijkse borrel (5 februari)<br />
Buitenlandse reis (9-13 februari)<br />
Het duurde even, maar voor het eerst dit Simonjaar laat de Buitenlandse Reiscommissie van zich<br />
horen. Van 9 t/m 13 februari 2020 staat onze eerste en tevens grootste activiteit gepland. Met een<br />
groep van 26 lieve reizigers reizen wij af naar het prachtige Nice. De precieze indeling blijft nog<br />
geheim, maar vanzelfsprekend staan de terugkerende activiteiten als het Simondiner, de escaperoom<br />
en de kroegentocht op de agenda. Daarnaast zullen wij een dagtrip maken naar Monaco.<br />
Wij hebben er superveel zin in!<br />
Congres (27 februari)<br />
Op donderdag 27 februari 2020 organiseert de Congrescommissie het jaarlijks terugkerende<br />
congres. Dit jaar zal deze in het teken staan van euthanasie, onder de titel: ‘Wanneer heb je<br />
het recht om te sterven?’. Zoals ieder jaar zal prof. dr. mr. G. Knigge de taak van dagvoorzitter<br />
op zich nemen. Verder zullen er een aantal interessante sprekers en workshops zijn. De eerste<br />
spreker is procureur-generaal bij de Hoge Raad prof. dr. mr. M. Otte. De heer Otte pleit voor<br />
meer duidelijkheid omtrent de huidige euthanasiewet, deze zal de Hoge Raad moeten geven. De<br />
tweede spreker van de dag zal prof. dr. A.A.E. Verhagen zijn. Hij is kinderarts en grondlegger<br />
van het Gronings Protocol omtrent euthanasie bij pasgeborenen. Hij zal zich toespitsen op deze<br />
grensgevallen en daarbij vertellen over euthanasie bij kinderen. De zijde van de arts die vervolgd<br />
wordt, zal advocate mr. M. de Die bespreken. Mevrouw de Die is advocaat op het gebied van het<br />
gezondheidsrecht, zij is in 2017 uitgeroepen tot beste van het land. Benieuwd naar de rest van de<br />
sprekers? Check hiervoor de komende maanden de social media van Simon van der Aa!<br />
De indeling van de dag is als volgt. Er zal aangevangen worden met twee workshops, vervolgens is<br />
er een lunch. Na de lunch start het plenaire gedeelte. Er zijn een beperkt aantal plekken beschikbaar,<br />
dus schrijf je snel in via www.simonvanderaa.nl. De prijzen voor leden zijn als volgt: €3,50<br />
voor de workshops, €3,50 voor het plenaire gedeelte + borrel en €8,- voor workshops, lunch,<br />
plenair + borrel. Daarnaast de prijzen voor niet-leden: €5,50 voor de workshops, €5,50 voor<br />
het plenaire gedeelte + borrel en €10,- voor workshops, lunch, plenair + borrel. Houd vooral<br />
Facebook in de gaten om op de hoogte te blijven van alle recente ontwikkelingen omtrent het<br />
congres. Tot donderdag 27 februari!<br />
Kijk voor meer details en een actueel overzicht op www.simonvanderaa.nl<br />
Februari 2020 | <strong>Asega</strong> | 53
Eindnoten<br />
1 M. Siesling, Eerwraak en het Nederlandse Strafrecht, Nijmegen: Ars Aequi Libri 2004.<br />
2 C. van Eck, Door bloed gezuiverd. Eerwraak bij Turken in Nederland. Amsterdam: Bert Bakker, 2001.<br />
3 C. van Eck, Door bloed gezuiverd. Eerwraak bij Turken in Nederland. Amsterdam: Bert Bakker, 2001.<br />
4 H. Bakker, Eerwraak in Nederland: een quickscan van de stand van zaken, Transact 2003.<br />
5 H. Ferwerda & I. Van Leiden, Eerwraak of eergerelateerd geweld? Naar een werkdefinitie, Den Haag: WODC 2005.<br />
6 Kvinnoforum, A Resource Book for Working Against Honour Related Violence. Based on the project ‘Honour<br />
Related Vio- lence in Europe – mapping of occurrence, support and preventive measures’, Stockholm: Kvinnoforum,<br />
2003, p. 26.<br />
7 F. Strijbosch, ‘Culturele delicten in de Molukse gemeenschap’, NJB 1991, p. 666.<br />
8 H. D. Wolswijk (2010). De Nederlandse strafrechter en culturele delicten. Ontmoetingen : Voordrachtenreeks van<br />
het Lutje Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap, (16), 21-31.<br />
9 H. D. Wolswijk (2010). De Nederlandse strafrechter en culturele delicten. Ontmoetingen : Voordrachtenreeks van<br />
het Lutje Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap, (16), 21-31.<br />
10 Rb. ’s-Hertogenbosch 13 februari 2001, ECLI:NL:RBSHE:2001:AA9954, LJN AA9954.<br />
11 Rb. ’s-Hertogenbosch 13 februari 2001, ECLI:NL:RBSHE:2001:AA9954, LJN AA9954.<br />
12 H. D. Wolswijk (2010). De Nederlandse strafrechter en culturele delicten. Ontmoetingen : Voordrachtenreeks van<br />
het Lutje Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap, (16), 21-31.<br />
13 H. D. Wolswijk (2010). De Nederlandse strafrechter en culturele delicten. Ontmoetingen : Voordrachtenreeks van<br />
het Lutje Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap, (16), 21-31.<br />
14 S. Bloemink, Cultureel verweer, in: G. Anders e.a. (red.), De onvermijdelijkheid van rechtspluralisme, Nijmegen:<br />
Ars Aequi Libri 1998, p. 55, 56.<br />
15 Rb. Amsterdam 7 juli 2004, ECLI:NL:RBAMS:2004:AP8622, LJN AP8622.<br />
16 P. Meurs, Cluckers G. (1998) Acculturatieproblemen. In: Hb. Kind.&Adoles. - Boekblok. Bohn Stafleu van<br />
Loghum, Houten, p. 922.<br />
17 M.L. Haimé, Culturele diversiteit en rechterlijke macht, in: E. Bauw e.a. (red.), Mijnheer de voorzitter. Liber<br />
amicorum A.H. van Delden, Den Haag: Boom Juridische uitgevers 2007, p. 137.<br />
18 H. D. Wolswijk (2010). De Nederlandse strafrechter en culturele delicten. Ontmoetingen : Voordrachtenreeks van<br />
het Lutje Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap, (16), 21-31.<br />
19 J. ten Voorde, Het zwaarder straffen bij culturele delicten. Feit of fictie, Proces 2004, p. 124 e.v.<br />
20 Rb. ’s-Hertogenbosch 13 februari 2001, ECLI:NL:RBSHE:2001:AA9954, LJN AA9954.<br />
21 H. D. Wolswijk (2010). De Nederlandse strafrechter en culturele delicten. Ontmoetingen : Voordrachtenreeks van<br />
het Lutje Psychiatrisch-Juridisch Gezelschap, (16), 21-31.<br />
22 Hof Leeuwarden 19 juni 2000, ECLI:NL:GHLEE:2000:AD8362, LJN AD8362.<br />
23 J. ten Voorde, ‘Het zwaarder straffen bij culturele delicten. Feit of fictie’, Proces 2004, p. 124 e.v., Den Haag:<br />
Boom Juridische uitgevers 2004.<br />
24 J. Janssen & J. Voorde, ‘De strafrechtelijke aanpak van eergerelateerd geweld nader beschouwd’, Proces 2011/2,<br />
Den Haag: Boom Juridische uitgevers.<br />
25 J. ten Voorde, ‘Het zwaarder straffen bij culturele delicten. Feit of fictie’, Proces 2004, p. 124 e.v., Den Haag:<br />
Boom Juridische uitgevers 2004.<br />
26 Hof Arnhem 12 juni 2002, ECLI:NL:GHARN:2002:AE4029, LJN AE4029.<br />
27 J. ten Voorde, ‘Het zwaarder straffen bij culturele delicten. Feit of fictie’, Proces 2004, p. 124 e.v., Den Haag:<br />
Boom Juridische uitgevers 2004.<br />
28 EHRM 25 maart 2010, 37193/07 (Paraskeva Todorova/Bulgarije).<br />
29 J. Janssen & J. Voorde, ‘De strafrechtelijke aanpak van eergerelateerd geweld nader beschouwd’, Proces 2011/2,<br />
Den Haag: Boom Juridische uitgevers.<br />
30 J. ten Voorde, ‘Het zwaarder straffen bij culturele delicten. Feit of fictie’, Proces 2004, p. 124 e.v., Den Haag:<br />
Boom Juridische uitgevers 2004.<br />
31 Rechtbank ’ s-Hertogenbosch 13 februari 2001, ECLI:NL:RBSHE:2001:AA9954, LJN AA9954.