De Avonturen Van Ome Rob 7.0
- Page 4: Lieve oma, opa, mamma, pappa, tante
- Page 7 and 8: 0. Toen Ome Rob nog niet eens besto
- Page 9 and 10: 3. Toen Ome Rob al drie jaar was, h
- Page 11 and 12: “Je moet zachtjes doen, straks ho
- Page 13 and 14: in de wind. Ome Rob luistert naar d
- Page 15 and 16: 5. Toen Ome Rob al vijf jaar was, h
- Page 17 and 18: grond keek, dan kon je ze zien wagg
- Page 19 and 20: Ome Ben ging verder: “Met die ver
- Page 21 and 22: 7. Toen Ome Rob alweer zeven jaar w
- Page 23 and 24: zodat hij er niet in viel. Overal w
- Page 25 and 26: “Ziezo, aan de slag!” zei Ide h
- Page 27 and 28: 14. Toen Ome Rob alweer veertien ja
- Page 29 and 30: 16. Toen Ome Rob al zestien jaar wa
- Page 31 and 32: 19. Toen Ome Rob al negentien jaar
- Page 33 and 34: 20. Toen Ome Rob twintig jaar was,
- Page 35 and 36: een andere hoed op. Ik ruil dan vaa
- Page 37 and 38: Want De Drie Boeren waren snel geko
- Page 39: Ome Rob heeft écht bestaan, dat we
Lieve oma, opa, mamma, pappa, tante, oom, broer, zus,<br />
neefje, nichtje, vriend of vriendin,<br />
Dit boek is geschreven om <strong>Rob</strong> en zijn verhalen op een<br />
creatieve manier her te beleven en door te geven. Bij <strong>Rob</strong><br />
wist je nooit precies hoeveel van zijn verhalen echt waar<br />
was. Nu hij al een tijdje niet meer bij de levenden hoort,<br />
worden de verhalen over hem ook steeds sterker. Dit houd<br />
je niet tegen, dit boek is juist een omhelzing daarvan.<br />
<strong>De</strong> ik-figuur in de nog voor te lezen fabels, dat ben jij! Lees<br />
het dus voor alsof jij alles hebt meegemaakt en hebt<br />
opgeschreven voor degene aan wie je het voorleest.<br />
Daarnaast staan er af en toe vragen in voor de luisteraar.<br />
<strong>De</strong>ze beginnen met een omgekeerd vraagteken. Zo weet je<br />
dat er een interactiemomentje aan zit te komen. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />
vertelde zijn verhalen met veel geluiden. <strong>De</strong>ze geluiden<br />
staan aangegeven met een sterretje (*). Doe mij, jezelf en<br />
degene aan wie je het voorleest een lol en maak ze net zo<br />
beeldend als <strong>Rob</strong> dat deed met zijn verhalen.<br />
Ik hoop dat dit boek vaak wordt gepakt en gaat gelden als<br />
een lievelingsboek voor luisteraars en misschien stiekem<br />
ook wel voor de voorlezers.
In de komende waargebeurde sprookjes kom je allerlei<br />
mensen tegen. Misschien is het handig als je een beetje<br />
weet hoe ze eruit zien! Daarom heb ik hieronder wat<br />
schetsjes gemaakt. Als je zo een beetje kijkt, heb je<br />
misschien al een idee over hoe deze figuren zullen zijn in<br />
de verhalen. ¿Waar houdt Opaatje veel van, denk je? ¿Wat<br />
doet Mamma Joke voor werk? ¿Wat voor kleren heeft<br />
Commando Gerben aan? ¿Waarom staat die vis erbij? Dat<br />
weet ik zelf ook niet. Het leek me gewoon wel geinig.
0.<br />
Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> nog niet eens bestond, hij was toen een<br />
Baby-in-de-buik, maakte hij iets mee wat ik je heel graag<br />
wil vertellen.<br />
Heel-heel-heel soms, als een meisje een vrouw geworden<br />
is, krijgt ze ineens een hele-hele-hele dikke buik.<br />
¿Weet jij wat er uit die dikke ballon kan komen als je heelheel-heel<br />
veel geluk hebt?<br />
Juustem! Een baby! Op 8 maart, negentien-honderd-éénen-negentig<br />
(dat is heel-heel-heel lang geleden), stond er<br />
iets spannends te gebeuren. Mamma Joke lag naast Opaatje<br />
met een dikke toeter in een reusachtig bed, in een piepklein<br />
huisje in Ede-veen. ¿Kun je op de kaart zien waar dat ligt?<br />
Mamma Joke en Opaatje waren een spelshow aan het<br />
kijken op tv. Als je een postduif stuurde met het juiste<br />
antwoord, dan had je gewonnen. Maar de vraag was veel te<br />
moeilijk. “Wat betekent <strong>Ome</strong>lette du fromage in het<br />
Nederlands?”<br />
Maar Mamma Joke keek<br />
maar nauwelijks. Ze wilde<br />
dat haar dikke toeter zou<br />
leeglopen als een ballon.<br />
Dus Mamma Joke drukte<br />
zo hard mogelijk tegen de<br />
bovenkant van haar buik:<br />
*Húúú-Húúú!*<br />
En blazen, zo van: *Pff-<br />
Pff*<br />
En drukken: *Húúú-<br />
Húúú!*<br />
En blazen: *Pff-Pff*.<br />
Toen Mamma Joke haar<br />
nieuwe baby wilde laten<br />
zien aan de andere vier, merkte ze plots *oh!* daar komt<br />
ie!<br />
Mamma Joke kon bijna niet meer, maar hoorde toen ineens<br />
*PLOP!*<br />
<strong>De</strong> baby had de uitgang gevonden en stak zijn armpjes<br />
eruit. Mamma Joke pakte de armpjes vast en trok de kleine<br />
doerak eruit.<br />
“Wat een lief klein hoopje mensenkind!” fluisterde<br />
Mamma Joke zachtjes tegen de pasgeboren knul.
Toen de baby uit die hele-hele-hele dikke toeter, die helehele-hele<br />
dikke ballon, ach, ik bedoel natuurlijk die helehele-hele<br />
dikke buik was gekropen, begon hij direct te<br />
praten. Eerst konden Opaatje en Mamma Joke hem nog niet<br />
zo goed verstaan. Maar daarna hoorde ze het, hij zei:<br />
“Eierpannenkoek met kaas”.<br />
Mamma Joke sprong op! *Hop!* En rende direct naar de<br />
keuken. Ze kwam terug met een heerlijke kaasomelet. <strong>De</strong><br />
baby schudde van nee. “Eierpannenkoek met kaas”, bleef<br />
hij maar zeggen.<br />
“Maar die heb je toch nu?” Vroeg Mamma Joke. <strong>De</strong> baby<br />
zei niets, behalve “Eierpannenkoek met kaas.”<br />
Toen sprong Opaatje op! *Hop!* Hij pakte vlug een<br />
postduif en knoopte er een briefje aan met<br />
“Eierpannenkoek met kaas”. Opaatje fluisterde in het<br />
duivenoortje “vlieg maar naar de spelshow!” en weg was<br />
de grijze vogel. Een konijntje sprong op tussen het hoge<br />
gras.<br />
Mamma Joke kon haar oren niet geloven. In de spelshow<br />
kwam ineens hun duif binnengevlogen. “Ja!” Schreeuwde<br />
de showmaster. “We hebben een goed antwoord! <strong>Ome</strong>lette<br />
du fromage betekent Eierpannenkoek met kaas. Dus het<br />
Witte Kasteel is van Mamma Joke en Opaatje!”<br />
Iedereen in het piepkleine huis gooide zijn handen in de<br />
lucht. Confetti schoot door de lucht en we are the<br />
champions begon spontaan te spelen. Ze hadden een kasteel<br />
gewonnen!<br />
Opaatje pakte de baby op. Iedereen keek hen aan. “Hij zal<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> heten.” Zei hij. “Want hij is een grote<br />
verrassing.”<br />
Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />
aan je voorlezen. ¿Vind je het een mooi sprookje?
3.<br />
Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> al drie jaar was, hij was toen nog maar een<br />
blond blaagje, toen maakte hij iets mee wat ik je heel graag<br />
wil vertellen.<br />
Toen <strong>Ome</strong> Ben bij zijn ontbijt de krant open sloeg, schrok<br />
hij zich rot: “OORLOG!” Stond er op de eerste pagina.<br />
Je moet weten dat het dorp van <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> lag ingeklemd<br />
tussen Ede en Veen-en-dal. Uit Ede kwamen de Edenaren.<br />
Edenaren zijn dik en sterk. Uit Veen-en-dal komen de<br />
<strong>Van</strong>dalen. Die zijn dun en slim. <strong>De</strong> Edenaren en <strong>Van</strong>dalen<br />
hadden ruzie omdat het mooiste meisje van die streek<br />
gezegd dat ze het liefste een man had die sterk én slim was.<br />
Alle Edenaren waren sterk, maar niemand was slim. En alle<br />
<strong>Van</strong>dalen waren slim, maar niemand was sterk. Nu waren<br />
ze boos op elkaar geworden, omdat alle groepen zichzelf<br />
het beste vonden. <strong>Van</strong>uit Ede kwamen de sterkste Edenaren<br />
en vanuit Veen-en-dal kwamen de slimste <strong>Van</strong>dalen. Ze<br />
zouden elkaar ontmoeten in het midden: in Ede-veen. Om<br />
precies te zijn bij<br />
het Witte Kasteel,<br />
waar <strong>Ome</strong> Ben zijn<br />
pap aan het eten<br />
was!<br />
¿Zie je het plaatje<br />
hiernaast? ¿Is dat<br />
een Edenaar of een<br />
<strong>Van</strong>daal denk je?<br />
<strong>Ome</strong> Ben stond<br />
rechtop, liep naar<br />
de klok en luidde<br />
die zodat iedereen<br />
naar beneden<br />
kwam. Ze moesten<br />
samen een plan<br />
maken. <strong>Ome</strong> Ben<br />
nam het woord:<br />
“<strong>De</strong> Edenaren en<br />
<strong>Van</strong>dalen komen oorlog voeren bij ons kasteel!” Iedereen<br />
keek verbaasd.<br />
“We moeten ons verstoppen voor de burenruzie,” zei hij<br />
met een plooi tussen zijn ogen. “We moeten een<br />
ondergrondse hut bouwen.” Zei hij, terwijl iedereen hem<br />
sprakeloos aankeek.
“En daarin verstoppelen we Tante Kas, zodat ze geen ruzie<br />
gaan zoeken bij het Witte Kasteel.”<br />
Stilte. Niemand zei iets. Ik hoorde het ploffen van een<br />
kuikentje op zijn buik.<br />
“Ssst!” Zeiden de jongens, terwijl ze een prop papier in de<br />
mond van de spion deden.<br />
“Wat een goed idee!” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. “Ik ga mee om te<br />
scheppen. Laat mij dat maar doen.” Hij wees op zijn bolle<br />
peuterbuikje.<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> kroop bij Tante Kas op schoot achter het stuur<br />
van de Duwkar. ¿Zie je hoe gaaf de Duwkar is op het<br />
plaatje? Hopelijk werden ze niet gezien door spionnen van<br />
de Edenaren of de <strong>Van</strong>dalen. <strong>Ome</strong> Ben duwde de kar naar<br />
het bos. Midden in het bos stopte <strong>Ome</strong> Ben de duwkar en<br />
keek om zich heen.<br />
“Zo,” zei hij trots. “En nu graven!”<br />
“Zo, daar krijg je een stijve rug van,” zei <strong>Ome</strong> Ben en hij<br />
strekte zich uit. Maar wat zag hij daar? Een spion! Een<br />
dikke, sterke. “Gauw!” riep <strong>Ome</strong> Ben. “<strong>De</strong> lasso!” <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong> sprong op het dak van de duwkar en liet zich duwen<br />
door <strong>Ome</strong> Ben, Tante Kas stuurde. Nu waren ze snel en kon<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> goed mikken. Ene, Tweeje, Hoppa! <strong>De</strong> lasso<br />
schoot door de lucht *zoef!* en kwam precies om de<br />
hamburgerbuik van de spion heen. “Gevangen!” Riep<br />
Tante Kas.
“Je moet zachtjes doen, straks horen ze je!”<br />
<strong>De</strong> Edenaar was heel sterk, maar werd zo de kuil in geduwd<br />
door <strong>Ome</strong> Ben. Ze maakten gauw een dak met gras erop en<br />
klommen naar beneden. Het was aardedonker. Nu kon<br />
niemand Tante Kas ontdekken. Nu moesten ze wachten<br />
totdat de oorlog over was…<br />
Door een spleetje in het dak konden ze een halve maan zien.<br />
Ze fantaseerden over de andere helft, die ze niet konden<br />
zien.<br />
Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />
aan je voorlezen. ¿Vind je <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet slim?
4.<br />
Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> alweer vier jaar was, hij was toen nog<br />
steeds een blond blaagje, toen maakte hij iets mee wat ik je<br />
heel graag wil vertellen.<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was alweer 1 jaar ouder geworden en nog steeds<br />
zaten <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, <strong>Ome</strong> Ben, Tante Kas en de spion uit Edeveen<br />
in de ondergrondse hut. Te wachten. Tot de oorlog<br />
over was. <strong>Van</strong>daag waren ze aan het moppentappen. <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong> wist een goeie: “Zegt de één tegen de ander...” <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong> kijkt de kring ernstig rond. “Zegt de ander, twee.”<br />
Een konijntje huppelt over de hut heen.<br />
“Ik snap hem niet,” zegt de spion. Die allang geen prop<br />
meer in zijn mond hoefde.<br />
¿Snap jij hem wel?<br />
Gelukkig wist <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> er<br />
nog één: “Lopen twee oenen<br />
over een landweggetje…”<br />
“Zegt de ene oen tegen de<br />
andere: mag ik in het<br />
midden lopen?” <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />
begint alvast te lachen.<br />
Het blijft verder stil in de<br />
hut. Plotseling begint <strong>Ome</strong><br />
Ben te lachen, en harder te<br />
lachen. En nog harder te<br />
lachen. Hij is niet meer te<br />
stoppen. In de hele<br />
omgeving kon je <strong>Ome</strong> Ben<br />
horen lachen.<br />
“Stil nou!” zei Tante Kas,<br />
die erg bezorgd kijkt. Straks<br />
komen er meer spionnen!<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> deed de deksel<br />
van de ondergrondse hut<br />
omhoog en… Warempel!<br />
Een dunne, slimme spion! <strong>De</strong> spion slaat op de vlucht om<br />
door te vertellen aan de <strong>Van</strong>dalen waar ze zitten! Maar wat<br />
doet <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>? <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> gaat er helemaal niet achteraan<br />
rennen. Hij doet zijn armen over elkaar en steekt zijn neus
in de wind. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> luistert naar de snelle passen van de<br />
spion. Plotsklaps: *Kláng!* Er klinkt een klap in de verte.<br />
<strong>Ome</strong> Ruben stopt van schrik met lachen. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> heeft<br />
goed geluisterd, dus hij weet precies waar het geluid<br />
vandaan kwam. Hij loopt er rustig naartoe, met zijn armen<br />
nog over elkaar geslagen. Daar ziet hij het: een <strong>Van</strong>daal in<br />
een klem. Het is een opgedoft dametje.<br />
“Zo.” Zegt <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> brutaal.<br />
“Wil je dat ik je eruit haal?” <strong>De</strong> spion knikt.<br />
“Dan moet je zo wel een mop vertellen in de hut.” Zegt<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en hij meent het serieus.<br />
In de donkere hut is het helemaal stil. <strong>De</strong> ene spion kijkt de<br />
andere spion vinnig aan. Voor het eerst in de oorlog ziet<br />
een Edenaar een <strong>Van</strong>daal. <strong>De</strong> <strong>Van</strong>daal begint te fluisteren:<br />
“Wat krijg je als je een ezel met een schildpad kruist?” <strong>De</strong><br />
<strong>Van</strong>daal kijkt heel bang.<br />
“Een Edenaar met een helm op.” Zegt ze voorzichtig en<br />
kijkt angstig naar de andere spion.<br />
Het woud stond zwijgend stil.<br />
“Háhaha!” <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> begint te lachen.<br />
“Haháha!” <strong>Ome</strong> Ben moet er ook van lachen.<br />
“Hahahá!” Ook Tante Kas moet lachen.<br />
Als de spionnen dat zien moeten ze allemaal lachen! Samen<br />
lachen ze zo hard dat alle legers van de Edenaren en de<br />
<strong>Van</strong>dalen naar de ondergrondse hut komen. Alle legers uit<br />
Ede staan nu tegenover de legers uit Veen-en-dal. Tussen<br />
hen bevindt zich de ondergrondse hut. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> duwt het<br />
luik omhoog en komt met een rode kop de hut uit gezet. Hij<br />
kijkt de generaals lacherig aan. Dan komt Tante Kas ook<br />
de hut uit. <strong>De</strong> legers kijken boos en de generaals houden<br />
hun adem in.<br />
Tante Kas klimt op de rug van <strong>Ome</strong> Ben.<br />
“Lieve legers” begint ze en ze giebelt nog een beetje na.<br />
“Jullie zijn niet beter dan elkaar.” <strong>De</strong> generaals grijpen hun<br />
zwaarden. “En dat hoeft ook niet.” Zegt Tante Kas, terwijl<br />
<strong>Ome</strong> Ben onder haar wiebelt. “Want jullie zijn allemaal<br />
grappig.”<br />
Toen was het de beurt aan de Edenaar. “Wat rookt er als<br />
een vulkaan en is eigenlijk veel te grappig om boos op te<br />
zijn?” <strong>De</strong> dikke Edenaar kijkt eerst heel boos, maar dan<br />
verdwijnt langzaam de gleuf tussen zijn ogen en komt de<br />
zon tevoorschijn. “Een spion van de vandalen!”
Op dat moment komen de spionnen lachend de hut uit en<br />
geven elkaar een high-five. Alle soldaten moeten hard<br />
lachen. En uiteindelijk ook de generaals. Tante Kas komt<br />
van de rug van <strong>Ome</strong> Ben. Ze geven elkaar een knuffel. Ik<br />
geloof dat het een Teddybeer was.<br />
Iedereen ging naar hun eigen dorp of kasteel. Iedereen keek<br />
naar dezelfde maan. Iedereen was eigenlijk hetzelfde.<br />
Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />
aan je voorlezen. ¿Vind je <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet slim?
5.<br />
Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> al vijf jaar was, hij was toen een hele baas,<br />
toen maakte hij iets mee wat ik je heel<br />
graag wil vertellen.<br />
Op een dag was het zo heet dat zelfs het asfalt ervan moest<br />
zweten. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zat met de hele familie in de auto.<br />
Opaatje achter het stuur, Mamma Joke daarnaast en <strong>Ome</strong><br />
Ben en <strong>Ome</strong> Jos op de achterbank. <strong>De</strong> vierkante zwarte<br />
auto was helemaal volgepakt, want er zat zelfs nog iemand<br />
in de kattebak. Dat was Babs. Babs was een kloek en blond<br />
meisje die vrijwel altijd klonk als een woeste Hongaar op<br />
een paard met een sigaar in de mondhoek als hij zich op een<br />
bende spillebeentjes stort. Zo bang als de Romeinen voor<br />
de Hunnen waren, zo leuk vond <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> onze Babs. Heel<br />
erg leuk dus. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zat met zijn benen opgetrokken en<br />
zijn middel- en wijsvinger in zijn mond te kijken naar de<br />
kunstjes van Kloeke Babs. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> aaide zichzelf dan<br />
altijd met een doekje<br />
onder zijn neus. Dat<br />
doekje vond hij heel lief.<br />
Hij had het doekje zelfs<br />
een naam gegeven:<br />
Sacha.<br />
Een van de trucjes van<br />
Kloeke Babs was om<br />
haar haren naar buiten te<br />
gooien door het open<br />
raam. Opaatje reed de<br />
zwarte vierkante auto zo<br />
hard over het zwetende<br />
asfalt dat de haren van<br />
Babs tegen het raam<br />
kletterden. Het was een blonde feestelijkheid.<br />
Dat wilde <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook proberen! Hij gooide zijn Sacha<br />
naar buiten om te zien hoe ze tegen het raam zou kletteren.<br />
Maar de Sacha kletterde helemaal niet tegen het raam.<br />
*Zoeff!* Een Sacha zit natuurlijk niet zo vast als de blonde<br />
haren van Kloeke Babs. Dus Sacha was weg! <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />
begon te krijsen als nooit te voren. Maar de zwarte<br />
vierkante auto kon niet stoppen op de zwetende snelweg.
Een hele stortvloed aan tranen kwam uit zijn blonde ogen.<br />
Mamma Joke keerde zich om en zei: “<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>? Sacha<br />
komt naar huis gevlogen, denk ik.” Maar <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> werd<br />
helemaal niet rustiger. Sasha was weg en <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zou er<br />
nooit meer mee kunnen kroelen!<br />
Sacha was wel weg, maar niet dom! Ze zag de zwarte<br />
vierkante auto uit het zicht verdwijnen. “Há”, dacht Sacha.<br />
“Ik ben misschien wel zacht, wit met blauw en doe normaal<br />
weinig uit mezelf, maar als het echt moet: dan kan ik best<br />
alleen reizen.” Er ging een avontuurlijke rilling door Sacha<br />
heen. “Ik zal voor het donker weer op <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zijn kussen<br />
liggen!”<br />
Zo ging Sacha op reis, zonder wasverzachter of babyzalfje.<br />
Helemaal alleen. Waar moest ze nu precies heen? Ze kon<br />
de zwarte, vierkante auto niet meer volgen. Gelukkig is er<br />
boven de snelweg voor mensenauto’s een snelweg voor<br />
insecten. Op die insectensnelweg vloog een sprinkhaan.<br />
“Goedemiddag” zei Sacha beleefd. “Goedemiddag doekje”<br />
zei de sprinkhaan. “Weet u waar het Witte Kasteel staat,<br />
mijnheer Sprinkhaan?” Plots keken alle sprinkhanen op de<br />
insectensnelweg om naar Sacha en de sprinkhaan tegen wie<br />
ze het eigenlijk had. Toen begonnen ze allemaal door<br />
elkaar een andere richting op te wijzen. “Het Witte Kasteel<br />
is de derde boom rechts!” “Het Kasteel is waar je duim<br />
links zit!” Sommige sprinkhanen wisten helemaal niet waar<br />
het over ging. “Het Witte Kasteel is vliegend precies even<br />
ver als lopend.” Sacha vond sprinkhanen maar<br />
bemoeizuchtige dieren.<br />
Sacha gaf de moed niet op. Hij pakte zijn telefoon uit zijn<br />
broekzak en belde naar een ander doekje uit de la van <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong>. “Ja?” zei een doekje slaperig. Het was midden in de<br />
nacht in de la. “Ja, hallo met Sacha. Ik weet niet waar ik<br />
ben en ik weet niet waar Het Witte Kasteel is.” “Ben je<br />
verdwaald?” vroeg het slaperige doekje, terwijl ze de slaap<br />
uit haar ogen wreef. “Dan moet je het mierenspoor aan de<br />
kant van de weg volgen.” Sacha hing op zonder gedag te<br />
zeggen en vloog naar beneden.<br />
Ze zag geen mierenspoor. Maar wacht eens even! <strong>De</strong><br />
bladeren bewegen! Ja! Als je heel goed en dicht bij de
grond keek, dan kon je ze zien waggelen. Ze zongen erbij:<br />
“3-bier; 3-bier… Zo ijv-rig als een mier!” *haha!* Wat een<br />
dom liedje! Maar het liedje was nog niet afgelopen. “top-1;<br />
top-1… We gaan naar Ede-veen!” *Jippie!* zei Sacha. En<br />
hij volgde het mierenpad.<br />
Mamma Joke en Opaatje zaten nog uren in de warme auto.<br />
En de schattige <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was helemaal moe van het huilen.<br />
Maar het witte Kasteel kwam nu eindelijk in zicht. <strong>De</strong><br />
zwarte, vierkante auto werd voor het Kasteel geparkeerd.<br />
Opaatje nam <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> in zijn armen. Hij had zijn twee<br />
vingers in zijn mond en was al in slaap gevallen. Opaatje<br />
ging de trap op en keek triest. Toen hij <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>’s hoofd<br />
op het kussen wilde leggen, werd Opaatje ineens héél blij.<br />
Want wat lag daar? Sacha! Niet meer zo wit als eerst, maar<br />
wel languit op het kussen. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> stopte zonder wakker<br />
te worden Sacha onder zijn neus, terwijl Opaatje hem<br />
lekker warm instopte. Sacha en ome <strong>Rob</strong> waren weer<br />
samen.<br />
Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />
aan je voorlezen. ¿Vind je <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet een schat van<br />
een manneke?
6.<br />
Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> alweer zes jaar was, hij was toen een<br />
behoorlijke kwajongen, toen maakte hij iets mee wat ik je<br />
heel graag wil vertellen.<br />
<strong>De</strong> dichte deur van <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>’s kamer in het Witte Kasteel<br />
ging op een kiertje. Langzaam en doodstil kwam <strong>Ome</strong> Ben<br />
binnen geslopen. <strong>Ome</strong> Ben was de grote broer van <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong> en maakte altijd grapjes. Dit maal had hij een emmer<br />
water op zijn hoofd staan. Er was geen een rimpel te zien<br />
op het water, zo zachtjes sloop <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> naar de slapende<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. Toen ineens: *Splesh!* <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> werd wakker<br />
gemaakt met water in zijn gezicht. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> schrok<br />
wakker, stond rechtop met zijn knuistjes voor zijn hoofd:<br />
“Wie komt mij halen?” zei hij luid.<br />
<strong>Ome</strong> Ben moest ervan lachen.<br />
“Rustig maar, <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, ik ben het maar.” <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zag<br />
zijn grote broer en moest hard lachen. Wat was die <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong> geschrokken!<br />
“Luister” zei <strong>Ome</strong> Ben. “Ik heb toch een verrekijker<br />
gekregen?” vroeg hij.<br />
“Ja, voor je zwemdiploma” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, alsof hij al uren<br />
wakker was.
<strong>Ome</strong> Ben ging verder: “Met die verrekijker heb ik bij Het<br />
Kruispunt een vogel in een hoge boom gezien die nergens<br />
heen kan.” <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> keek geschrokken.<br />
“Oh!? Wat heeft ie dan?” Vroeg <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, met een<br />
druipend nat gezicht. “Dat weet ik niet, maar jij moet het<br />
helpen, want jij kunt beregoed klimmen.” Zei <strong>Ome</strong> Ben.<br />
Ze maakten zich klaar om te gaan. Oude kleren aan, een<br />
oude doos en een verrekijker mee… En natuurlijk een<br />
hangladder. Ze namen de Duwkar naar Het Kruispunt. “Het<br />
is die boom!” riep <strong>Ome</strong> Ben uit, terwijl hij de Duwkar in<br />
de goede richting duwde. Bij de boom aangekomen, nam<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> de hangladder op zijn rug en sprong er direct in.<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was een echte slingeraap. Hij slingerde en hij<br />
sprong zijn weg naar boven. “Nog iets omhoog!” Riep <strong>Ome</strong><br />
Ben van onderen. Daar! Daar was het nestje waar een<br />
zwarte kraai in zat.<br />
¿Waarom denk je dat die kraai er niet zelf uit kon? Ik zal<br />
het je vertellen. Het had een gebroken vleugel! <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />
maakte de touwladder vast aan een stevige tak en gooide<br />
het naar beneden. Nu kon <strong>Ome</strong> Ben kijken wat het<br />
probleem was. Hij nam de grote doos mee om de vogel in<br />
te vervoeren. “Fidel” zei <strong>Ome</strong> Ben toen hij boven was.<br />
“Wat fidel?” zei ome <strong>Rob</strong>.<br />
“Nou, gewoon, Fidel.” Zei <strong>Ome</strong> Ben.<br />
“Wat is fidel?” vroeg <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>.<br />
“Zo heet die vogel vanaf nu.” Zei <strong>Ome</strong> Ben terwijl hij de<br />
kraai in de grote doos deed.<br />
“Ah, zeg dat dan!” <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> moest er een beetje van<br />
lachen. Vage vent, die <strong>Ome</strong> Ben.<br />
Er gingen weken voorbij. Fidel kreeg elke dag de fles. Hij<br />
kreeg ook schoenen van <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> omdat hij nu niet kon<br />
vliegen. Fidel mocht elke dag op de duwkar. Fidel wilde<br />
helemaal niet weg, maar van Opaatje moest Fidel weer<br />
vrijgelaten worden. Dus op een dag zeiden ze tegen Fidel<br />
dat hij moest gaan vliegen. <strong>De</strong> vogel sprong op en vloog<br />
omhoog. “Jaaa!!!” riepen <strong>Ome</strong> Ben en <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> in koor.<br />
“Vlieg maar heel ver weg!” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. Fidel vloog ver<br />
weg, tot het nog een stipje in de lucht was.<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en <strong>Ome</strong> Ben ploften neer voor de verwarming.<br />
Ze kregen van Mamma Joke lekkere warme<br />
chocolademelk, maar ook daar werden ze niet blij van. Ze<br />
misten Fidel heel erg. Het geven van de fles. En het rijden<br />
met de Duwkar. Zonder Fidel was het maar saai in Edeveen.<br />
Weer gingen er weken voorbij. Maar nu zonder Fidel,<br />
de zwarte kraai.
<strong>De</strong> dichte deur van <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>’s kamer in het Witte Kasteel<br />
ging op een kiertje. Wie kwam daar binnen geslopen? <strong>Ome</strong><br />
Ben! Hij liep op zijn tenen met een emmer rimpelloos water<br />
op zijn hoofd. Ineens: *Splesh!* <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> werd wakker,<br />
sprong op en probeerde zichzelf te verdedigen tegen<br />
aanvallers.<br />
“<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>!” zei <strong>Ome</strong> Ben.<br />
“Fidel is terug!” <strong>Ome</strong> Ben lachte zijn grote witte tanden<br />
bloot.<br />
<strong>De</strong> broers gingen vliegensvlug naar beneden. Daar stonden<br />
ze, op de tuintafel, op een rijtje. Fidel; zijn vrouwtje; zijn<br />
oudste zoon; zijn eerste dochter en een baby-kraaitje. Fidel<br />
had zo te zien zijn schoenen niet meer nodig en hij had een<br />
keurige gele stropdas gekregen.<br />
“Bedankt nog hé!” zei Fidel.<br />
“Graag gedaan!” Zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en hij wist dat het waar was.<br />
Soms krijg je vrienden en soms vliegen ze weer weg. En<br />
soms, heel soms, zie je ze later weer terug. Dan is het toch<br />
wel heel bijzonder als je elkaar niet vergeten bent.<br />
Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />
aan je voorlezen. ¿Vind <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet een lieve vent?
7.<br />
Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> alweer zeven jaar was, hij was toen een<br />
echte doerak, toen maakte hij iets mee wat ik je heel graag<br />
wil vertellen.<br />
Op een dag lag <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> languit onder zijn Rode<br />
Brommert in de garage van het witte kasteel. <strong>De</strong> garage was<br />
helemaal donker en er was maar één lamp, die scheen onder<br />
de Rode Brommert. <strong>Rob</strong> maakte hele ingewikkelde dingen<br />
op de brommer en moest dus even nadenken. En als je na<br />
moet denken, dan kijk je soms even naar buiten. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />
ook. Dus hij schoof het gordijn weg van het kleine hoge<br />
raampje.<br />
¿Maar wat zag hij?<br />
Het sneeuwde! *Woo-hoo!* Sneeuw! Met z’n duizenden<br />
tegelijk kwamen de witte vlokjes de aarde bestormen.<br />
*Hmmm* dacht <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. Het sneeuwt dus. Maar ik ben<br />
net zo lekker aan mijn brommer aan het sleutelen. Maar het<br />
sneeuwt wel lekker en misschien is er wel ijs! Maar als ik<br />
zo mijn brommer af heb,<br />
gaat hij wel heel hard!<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> had een dipje,<br />
een moeilijk moment,<br />
grote twijfel over wat hij<br />
nu moest gaan doen:<br />
spelen in de sneeuw op<br />
het ijs of binnen blijven<br />
en aan zijn Rode<br />
Brommer werken?<br />
Gelukkig kwam <strong>Ome</strong><br />
Ben binnen. <strong>Ome</strong> Ben<br />
was een grote broer van<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, met een kale<br />
plek op zijn hoofd en<br />
grote witte tanden. Hij<br />
zag <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> staan,<br />
tussen het raam en zijn<br />
brommer. Dan keek <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong> naar zijn brommer en dan weer naar het raam.<br />
“Hey <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>” zei <strong>Ome</strong> Ben.<br />
“Ik weet al wat je kunt doen!”<br />
“Nou, wat dan?” Vroeg <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> die hem sip aankeek.<br />
“Je kunt een boek gaan lezen!” <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> keek nog
moeilijker.<br />
“Hoe heet het dan?” Vroeg hij tenslotte.<br />
“Het is een handboek voor hoe je avonturen meemaakt. Het<br />
heet ‘Geen Angst, Geen Onzekerheid.’” <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> keek nu<br />
echt alsof hij de Bof had.<br />
“Broer, dat heb ik toch helemaal nergens voor nodig!” Zei<br />
hij.<br />
“Oh” zei <strong>Ome</strong> Ben en hij keek een beetje vermoeid en<br />
beschaamd naar het boek. Toen keek hij met blije ogen op.<br />
“Je kunt ook eerst je brommer afmaken en daarna het ijs<br />
op!” zei Ruben tenslotte.<br />
“Rustig maar, ouwe jongen” zei hij.<br />
“Komt goed.” Zo gingen ze samen het ijs op: <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en<br />
de Rode Brommert. Als dat maar goed gaat! Was het ijs<br />
wel dik genoeg?<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was nog maar een paar meter op zijn brommer<br />
het ijs op gereden, of het gekraak begon al. Als <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />
snel genoeg doorreed, dan barstte het ijs alleen achter hem,<br />
“Dat plan is monsterr!” Zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. Zo ging <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />
vliegensvlug aan de gang met de Rode Brommert tot hij<br />
helemaal af was en reuzesnel.<br />
Maar wat deed <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> nu? Hij nam zijn brommer mee<br />
naar buiten om ermee door de sneeuw te sjeezen. *Vrrrr-<br />
Vrrrroeeem!* <strong>Rob</strong> ging natuurlijk weer veel te hard. <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong> reed over het gras naar de vijver, die helemaal dicht<br />
gevroren was. Er was nog maar één plekje open en dat was<br />
het Eendengat. Daar zwommen de eenden heel hard heen<br />
en weer zodat het niet bevroor. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> nam de Rode<br />
Brommert en ging zo ver mogelijk van het Eendengat<br />
vandaan. Daar ging hij met zijn brommer op het ijs! Hij gaf<br />
een klopje tegen de benzinetank en een kusje tegen het<br />
stuur.
zodat hij er niet in viel. Overal waar <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> gereden had,<br />
liet hij scheuren in het ijs achter. Nu zelfs ook gaten waar<br />
het water er doorheen gutste. Oh nee! Daar was het<br />
Eendengat. Met een piepende rem, stond <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zo stil<br />
mogelijk op het dunne ijs.<br />
‘Nu mot ik eg nie meer bewegen.’ Dacht <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, terwijl<br />
hij zijn adem inhield.<br />
*slik…* Toen kwamen de kraakjes dichter en dichterbij en<br />
er kwamen ook hier en daar kleine scheurtjes in het ijs.<br />
Toen ineens: *KraáaK!* <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zakte op zijn Rode<br />
Brommert door het ijs heen!<br />
*Oeh!* Wat was dat water koud! Het was minder dan nul<br />
graden. Maar gelukkig kon <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> staan in het water en<br />
kon de Rode Brommert voelen op de bodem. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />
ging het water niet uit, zonder de Rode Brommert. Hij trok<br />
de brommer met alle kracht die hij in zijn jongensarmen<br />
had eruit. “Kom mee, ouwe jongen, het is daar veel te nat!”<br />
Zei <strong>Rob</strong> tegen de Rode Brommert.<br />
lekkere warme douche of eerst de Rode Brommert laten<br />
drogen en weer in elkaar zetten? <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> keek<br />
ingewikkeld. <strong>De</strong> vorige keer dat hij twijfelde ging hij het<br />
allebei doen. Dat pakte niet zo goed uit. Dus <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ging<br />
in zijn natte pak in de koude garage werken totdat de<br />
brommer goed droog was en zette hem daarna weer in<br />
elkaar. Toen alles klaar was, toen pas nam <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zelf<br />
een douche.<br />
Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />
aan je voorlezen. ¿Vind <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet een stoere vent?<br />
*hááááá*. “Een-twee..” Het lukte! <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was toen al<br />
echt super sterk. <strong>De</strong> brommer wilde niet starten, dus <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong> liep naast zijn brommer naar het witte kasteel.<br />
Toen kreeg <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> een dipje, hij had een moeilijk<br />
moment en grote twijfel over wat hij nu moest doen: een
8.<br />
Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> 8 jaar oud was, hij was toen echt een fikse<br />
kwajongen, toen maakte hij iets mee wat ik je heel graag<br />
wil vertellen.<br />
Het was zaterdagmiddag, dus was het tijd voor de Scouting.<br />
Scouting is een hele club jongens die elke week iets gingen<br />
verkennen. Dan een stuk bos, dan een katapult en vandaag:<br />
vuur!<br />
¿Lijkt jou dat ook gaaf, om vuur te gaan verkennen?<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> fietste naar Het Kruispunt, waar hij af had<br />
gesproken met zijn vriend. Het vriendje heette Ide en was<br />
een hele kleine, maar best dikke, blije knul met<br />
stekeltjeshaar. Kijk maar voorin het boek!<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zag Ide al klaarstaan bij Het Kruispunt. <strong>Rob</strong><br />
groette als eerste: “Hey trekvogel! Zin om vuur te gaan<br />
verkennen?” schreeuwde hij al van ver. “Ja! Spannend hé!”<br />
Zei Ide, met zijn hamburgerbuik. Het was niet ver fietsen.<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en Ide kwamen aan bij het Scoutinggebouw. Dat<br />
was een gebouw in de bomen. <strong>De</strong> Scouts hadden de alleraller-aller<br />
oudste, hoogste en dikste boom van Ede-veen<br />
gekozen om hun joekel van een boomhuis in te bouwen. Je<br />
kon de stam van de boom nauwelijks meer zien! Overal<br />
waren er planken aan vastgetimmerd. Onder alle takken<br />
hingen kleine hutjes aan dikke, stevige touwen. Aan elk<br />
hutje zat ook een gekleurd vlaggetje.<br />
¿Zie je de vlaggetjes op het plaatje hierboven? Ze hadden<br />
expres geen dak, want <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en Ide vonden regen<br />
‘lekker fris’.
“Ziezo, aan de slag!” zei Ide hardop en pakte twee kaarsen.<br />
Ze waren in de hut gaan zitten, klaar om vuur te ontdekken.<br />
Ide en <strong>Rob</strong> staken de kaarsen aan en druppelden het<br />
kaarsvet op de houten lucifers. <strong>Van</strong> de lucifers maakten ze<br />
een piepklein paleisje. Het kaarsvet zorgde dat alles aan<br />
elkaar vast bleef zitten. Het werden hele mooie gebouwen.<br />
Er zaten ramen in, kleine bijgebouwen voor de paarden en<br />
allerlei piepkleine uitkijktorentjes.<br />
Toen het helemaal af was zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>: “zullen we het in<br />
de hens zetten, da’s monster! Of zeg je kaas?” Hij bedoelde<br />
natuurlijk te zeggen: “laten we al de koppen van de lucifers<br />
aansteken, dat vind ik leuk, wat denk jij?”<br />
Ide knikte heftig. Het eerste lucifertje stak de volgende aan<br />
en die weer de volgende *Woosh!* zo ging alles in de fik.<br />
“Heuy!” Riep <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, terwijl hij een vuist in de lucht<br />
gooide. “Da’s monster, jonge!” Ide’s rode wangen werden<br />
roder dan ooit, ze gloeiden helemaal “da denk”, zei hij<br />
goedlachs.<br />
Maar dit verhaaltje is nog niet afgelopen. Want <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />
had nóg een idee. In het midden van de hut was een stalen<br />
plaat, waar de jongens lekker fikkie op konden steken. Dat<br />
mocht lang niet iedereen zomaar. Maar <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en Ide<br />
waren beide geslaagd voor een test. Nu hadden ze een<br />
insigne op de mouw van de blouse waar ‘Ketelknaapje’ op<br />
stond. Een sprinkhaan waagte buiten een verre sprong.<br />
Ze maakten een klein vuurtje. Toen pakte <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> een<br />
driepoot die hij erboven zette. In het midden van de<br />
driepoot was een bakje. Als het zo bleef staan, werd dat<br />
bakje heel-heel-heel erg warm. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> gooide al het<br />
kaarsvet van de paleizen in dat bakje en gooide er ook nog<br />
wat olie bij. Terwijl <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> druk in de weer was, lag Ide<br />
in een hoekje van de hut te schaterlachen met z’n vingertjes<br />
over zijn hamburgerbuikje heen. “Hi-hi! Ha-ha! Dat is echt<br />
gevaarlijk!” zei het ketelknaapje. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> had zijn brutale<br />
toet staan. Hij wachtte tot het kaarsvet en de olie zo warm<br />
waren dat er bubbeltjes uitkwamen.<br />
“Let op!” zei hij ineens. Ide hield z’n knuistjes voor z’n<br />
ogen. <strong>Rob</strong> gooide er plots ijskoud water op zodat er een<br />
enorme steekvlam onder het bakje vandaan kwam.<br />
*VLAM!* <strong>De</strong> steekvlam kwam helemaal tot de tak waar de<br />
hut aan vastgeknoopt zat.<br />
“Allerbarstens!” zei onze <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> “Da’s kicke!”<br />
Ide had het niet meer. “Hi-hi! Ha-ha! Dat is toch hartstikke<br />
gevaarlijk!?” zei hij, terwijl het zweet over zijn vetkuif liep.<br />
“Nog een keer, denk” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> strijdlustig. Hij goot<br />
wat nieuwe olie in het bakje. En een beetje extra kaarsvet<br />
er nog bij.<br />
“Broodje ei met ui” neuriede hij.<br />
“Niet teveel ui, anders proef je de ei niet meer.” Zong hij in<br />
zichzelf.<br />
Het gebeurde wel vaker dat niemand precies wist wat hij<br />
bedoelde.
Ineens gooide <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> een plens ijskoud water op het<br />
bakje zodat er een e-nor-me vlam tevoorschijn kwam.<br />
*fffvvvVLÁM!* <strong>De</strong> vlam sloeg in de touwen, de touwen<br />
braken door en <strong>Rob</strong>, Ide en de hele boomhut vielen naar<br />
beneden. *KlaBAM!* <strong>De</strong> hut stond stil op de grond, onder<br />
de grootste boom van Ede-veen. <strong>De</strong> hamburgerbuik van Ide<br />
trilde nog een beetje na.<br />
<strong>Rob</strong> keek omhoog en zag dat zijn hele hut naar beneden<br />
was gekomen. Hij concludeerde “dat moet je ook niet met<br />
touw doen, dat moet je met ijzeren ringen doen!” Ide begon<br />
weer luidop te lachen. Zo werd vuur verkent door de<br />
jongens van de Scouting…<br />
Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />
aan je voorlezen. ¿Vind jij <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet een<br />
waaghals?
14.<br />
Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> alweer veertien jaar oud was, hij was toen<br />
een behoorlijke puber, toen maakte hij iets mee wat ik je<br />
heel graag wil vertellen.<br />
<strong>Ome</strong> Jos had stond recht voor <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. In zijn ene hand<br />
hield hij een boek, dat heette ‘<strong>De</strong> Twijfel <strong>De</strong> Baas’. In zijn<br />
andere hand lag een lag een ticket met ‘Avontuur’ erop<br />
geschreven.<br />
“Kies jij maar,” zei <strong>Ome</strong> Jos. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> hoefde niet lang na<br />
te denken en las voor wat er op het ticket stond. ‘Hiermee<br />
kun je met de jongste drie meedoen aan een gevecht-voorde-grap.’<br />
“Wow!” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. “Vechten-voor-de-grap vind ik<br />
monster, jonge!” Direct ging hij <strong>Ome</strong> Ben halen.<br />
Al snel stonden <strong>De</strong> Jongste Drie met blauwe overals en<br />
zwarte maskers op een helling in een bos. <strong>Ome</strong> Ben was de<br />
oudste, hij had een<br />
geweer met verf erin.<br />
<strong>Ome</strong> Jos was de<br />
middelste, hij had een<br />
geweer met pindakaas<br />
erin. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was de<br />
jongste, hij had een<br />
geweer met poep erin.<br />
Ze keken stoer voor<br />
zich uit naar het<br />
stoplicht in de boom.<br />
Ineens sprong het op<br />
groen en was het<br />
gevecht begonnen. Ze<br />
gingen alle drie een<br />
kant uit. Aan de<br />
andere kant van het<br />
bos was een vlag<br />
verstopt. Die moesten<br />
ze zien te pakken.<br />
Ze slopen voorzichtig<br />
naar de vlag toe. <strong>Ome</strong><br />
Ben deed zijn hand<br />
omhoog om naar <strong>Ome</strong><br />
Jos te wenken. Dat
etekende dat er een vijand in de buurt was. *Klédder!*<br />
klonk het door het bos. <strong>Ome</strong> Ben was geraakt door een<br />
spetter verf op zijn hand: hij was af!<br />
“Zo hé!” fluisterde <strong>Ome</strong> Jos. “Die kunnen goed schieten!”<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> had hele grote ogen gekregen.<br />
Langzaam kropen de jongens over de grond. Ineens begon<br />
<strong>Ome</strong> Jos recht boven hem te schieten, want hij dacht dat er<br />
iemand in de boom zat. Maar zijn pindakaas bleef in de<br />
takken hangen. Een bruine klodder met klontjes viel<br />
pardoes naar beneden. Recht op zijn zwarte masker: <strong>Ome</strong><br />
Jos was ook af. Helaas Pindakaas! <strong>De</strong> reiger stond stil<br />
boven het gladde water.<br />
“Doe je stinkmaster maar af,” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. “Ik heb de<br />
vlag, jullie hebben verloren.”<br />
<strong>De</strong> drie tegenstanders deden tegelijk hun bruin-zwarte<br />
masker af. Het waren Comando Gerben, Kloeke Babs en<br />
Tante Kas: Hahaha!<br />
Vechten-voor-de-grap is heel leuk, als je er daarna samen<br />
om kunt lachen.<br />
Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />
aan je voorlezen. ¿Vind je <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet gevaarlijk<br />
vastberaden?<br />
Nu was alleen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> nog over. Hij wilde echt niet door<br />
poep geraakt worden! Hij pakte een stuk hout en gooide die<br />
zo ver als hij kon weg. Alle vijanden begonnen op het stuk<br />
hout te schieten. Dat was een goede afleiding! <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />
sprong op en begon te rennen naar de vlag. Terwijl hij rende<br />
schoot hij alle vijanden onder de spetterpoep. Uiteindelijk<br />
pakte hij de vlag en juichte heel blij.<br />
*Whooohooow!* Schreeuwde hij en hij gooide zijn<br />
strontgeweer de lucht in.<br />
<strong>De</strong> tegenstanders kwamen op hem afgelopen met hun<br />
maskers onder de getverderrie. <strong>Ome</strong> Ben en <strong>Ome</strong> Jos<br />
kwamen ook dichterbij.
16.<br />
Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> al zestien jaar was, maakte hij iets mee wat<br />
ik je heel graag wil vertellen. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> werd toen steeds<br />
groter en sterker. ¿Zie je hem staan op de tekening?<br />
“Laat mij dat maar doen” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, terwijl hij wees op<br />
een grote hijskraan. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> werkte bijna elke dag voor<br />
de familie Ten Ham. Hij werkte met boer Dick en boer Wil.<br />
<strong>De</strong>ze boeren wilden niet dat er ongelukken gingen<br />
gebeuren.<br />
“Kiek wel uut!” Zeiden de boeren tegen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>.<br />
“Komt goed.” Zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. En het kwam goed.<br />
¿Wist je dat <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> een ziekte had? Ja, hij was eigenlijk<br />
heel erg ziek. Als <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> niet genoeg suiker had gegeten,<br />
dan werd hij duizelig en begon hij te trillen. <strong>De</strong>ze ziekte het<br />
Suikerziekte. Maar <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> deed net alsof hij niet ziek<br />
was. Zo kon hij bijvoorbeeld wel náár een eiland surfen,<br />
maar kon hij niet meer terug. Dan vond Tante Kas hem<br />
duizelig en bevend op het strand. Of, als de trein niet meer<br />
reed, dan fietste hij gewoon het hele land door, midden in<br />
de nacht. Maar<br />
dan moest hij<br />
wel snel suiker<br />
hebben, want<br />
anders trilde<br />
hij van de fiets<br />
af.<br />
Op een dag<br />
moest <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong> van de<br />
familie Ten<br />
Ham gaten<br />
boren in de<br />
grond. Maar ze<br />
moesten niet te<br />
diep, want<br />
anders zou hij<br />
de<br />
waterleiding<br />
kapot boren.<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> had<br />
al een poosje<br />
geen suiker<br />
meer gehad en<br />
was een beetje<br />
trillerig. Maar het werk moest wel af.<br />
“Kiek wel uut!” Zei boer Wil nog.
“Komt goed.” Zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>.<br />
*Trrr-Trrr!* <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> boorde zo door de vloer heen. <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong> werd helemaal duizelig en liep even weg om wat<br />
suiker te halen. Boer Dick en boer Wil pakten snel een paar<br />
bekertjes water en vulden de gaten, zodat het net leek alsof<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> een waterleiding kapot had geboord. “Psst, daar<br />
komt <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>!” Zei boer Dick. “Snel weg!” <strong>De</strong> vis<br />
maakte een rondje in zijn vissenkom.<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zag het water in de gaten staan en schrok zich een<br />
ongeluk. ‘Ik heb door de waterleidingen geboord!’ dacht<br />
hij. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> pakte gauw de waterstofzuiger en ging op<br />
zoek naar het lek. Maar hij vond helemaal niets! ‘Hé! Hoe<br />
kan dat nou?’ dacht <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>.<br />
“Ik zou het echt niet doen hoor.” Zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, die begon<br />
te lachen.<br />
“Ik had jullie horen lachen in het hoekje en ik dacht: die<br />
pak ik terug!”<br />
Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />
aan je voorlezen. ¿Vind je <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet een<br />
grappenmaker?<br />
In de hoek van de garage zaten boer Dick en boer Wil te<br />
lachen in het knuistje. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> pakte een Stenendriller en<br />
zei hardop:<br />
“Ja, nogât! Nu maakt het ook niet meer uit.” En hij zette de<br />
boor aan boven de waterleiding.<br />
Boer Dick en boer Wil kwamen aangerend. Ze riepen luid:<br />
“Nee, niet doen! Het was maar een grapje!”<br />
Maar er was zoveel herrie dat <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> niets hoorde en de<br />
boor ging al naar beneden.<br />
Boer Dick en boer Wil tikte <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> vlug op zijn rug en<br />
vertelden hem dat het een grapje was.<br />
“Ja, nogât.” Zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, die zelf ook geen idee had wat<br />
dat betekende.
19.<br />
Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> al negentien jaar was, maakte hij iets mee<br />
wat ik je heel graag wil vertellen. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was toen al<br />
boom van een vent.<br />
In het Witte Kasteel was er een zwarte meneer<br />
binnengewandeld. Tante Kas liep er parmantig naast. <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong> keek op van zijn bank: “Hé Audie!”<br />
“Hé Swa!” Zei de donkere meneer op een trage manier.<br />
<strong>De</strong> man was het liefje van Tante Kas en daarom <strong>De</strong> Swager<br />
van <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. ¿Ingewikkeld hé?<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> vond het niet alleen ingewikkeld, maar ook raar.<br />
Want hoe kan deze man ineens binnen komen wandelen<br />
met zijn zus. Was <strong>De</strong> Swager wel goed genoeg voor zijn<br />
zus?<br />
Een witte duif vloog uit het kasteelraam.<br />
“Ik daag <strong>De</strong> Swager uit voor een wedstrijd.” <strong>De</strong> Swager<br />
knikte angstig.<br />
Heel Ede-veen liep achter het tweetal aan naar de<br />
Speerbaan. Eerst ging <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> gooien. Hij pakte een<br />
lange, witte speer uit de grond en nam een aanloop… 1..<br />
2… en *zoef!* de speer vloog door de lucht. Wow wat<br />
gooide <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ver! Wel 14 meter.<br />
Toen was de beurt aan <strong>De</strong> Swager. Hij pakte een lange,<br />
zwarte speer en gooide hem uit alle macht richting de witte<br />
speer. *zoef!* Maar ineens *rakke-takke-tak!* <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />
schoot met zijn zelfgemaakte luchtbuks de speer zo uit de<br />
lucht. Allemaal zwarte snippers dwarrelden op hen neer.<br />
¿Zie je het plaatje van de luchtbuks?<br />
“Hak um door de midde!” Riep <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en de mensen uit<br />
Ede-veen klapten hun handen stuk.<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> bedacht een plannetje en luidde de klok. Iedereen<br />
kwam naar beneden, Tante Kas en <strong>De</strong> Swager keken<br />
verbaasd.<br />
“<strong>De</strong>ze Swager hier” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> met een grijns op zijn<br />
gezicht. “Die moet bewijzen of hij wel goed genoeg is.”
<strong>De</strong> Swager slofte achter <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> aan naar de Karbietbaan.<br />
Hier gingen ze proberen om karbiet zo hard mogelijk te<br />
laten ontploffen. Wie de hardste knal had, had gewonnen.<br />
Er stonden twee melkbussen met karbiet klaar. Dit keer<br />
wilde <strong>De</strong> Swager beginnen. Hij maakte een piepklein gaatje<br />
aan de achterkant en deed de deksel goed dicht. Door het<br />
gaatje stak hij een rotje aan. En: *Klabaf!* Een grote knal<br />
klonk over het weiland. <strong>De</strong> Swager was tevreden.<br />
*RrR-RrR* Daar kwam een grote giertank aangereden.<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> wenkte de truck dichterbij.<br />
“Zet hier maar neer.” Zei hij. Hij gooide het karbiet erin,<br />
maakte een gaatje en stak het aan met een grote<br />
vlinderbom. *KlaBAF!* Een enorme ontploffing volgde.<br />
“Da’s monster jonge!” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en hij grijnsde van oor<br />
tot oor. <strong>De</strong> mensen uit Ede-veen joelden en gilden.<br />
<strong>De</strong> Swager keek Tante Kas verdrietig aan, maar hij gaf niet<br />
op. Alle mensen gingen naar het Kippenhok. Het<br />
Kippenhok was enorm groot, donker en het stonk heel<br />
intens. Wie het eerst tien kippen heeft gevangen. <strong>De</strong><br />
Swager en <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> gingen tegelijk klaarstaan, ze wachten<br />
op het startschot...<br />
kippen los en ging weer de duisternis in om hem te zoeken.<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> kwam vlakbij rustig achter een pilaar vandaan.<br />
Hij sloeg <strong>De</strong> Swager op zijn schouder.<br />
“Ik vind het heel stoer dat je me komt zoeken in dit donkere<br />
stinkhok.” Zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>.<br />
“Dat is toch logisch? Je bent de broer van Tante Kas. En ik<br />
houd van Tante Kas!” Zei <strong>De</strong> Swager.<br />
“Het was allemaal een test.” Zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, iedereen wist<br />
dat, daarom moest iedereen lachen.<br />
“Je bent geslaagd, Swager, nu ben je Tante Kas waard.”<br />
Alle mensen klapten en joelden en alle kippen sprongen<br />
van blijdschap in de lucht.<br />
Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />
aan je voorlezen. ¿Vind je <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet een goede<br />
broer?<br />
*Pang!* klonk het in het hok en de jongens renden de<br />
duisternis in. <strong>De</strong> Swager was als eerste terug en had aan<br />
elke vinger een kip hangen. <strong>De</strong> mensen klapten en hij<br />
maakte een kleine buiging. Maar waar was <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> nu?<br />
Die had er toch allang moeten zijn? <strong>De</strong> Swager liet de
20.<br />
Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> twintig jaar was, hij was toen een beetje dik<br />
aan het worden, toen maakte hij iets mee wat ik je heel<br />
graag wil vertellen.<br />
Als de zon schijnt, wordt het lekker warm. Als de zon<br />
korter schijnt, dan valt er sneeuw en wordt het winter. <strong>Ome</strong><br />
Jos keek naar <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, die op de bank lag. Hij had zijn<br />
ogen bijna dicht, maar was te chagrijnig om te gaan slapen.<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> hield helemaal niet van de winter. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> hield<br />
van kwallen in zwembroeken gooien; Zeehond spelen en<br />
uit de zeilboot springen, zodat er niemand meer achter het<br />
roer zat en de boot uiteindelijk omsloeg. <strong>Rob</strong> hield ervan<br />
als iedereen hem watertrappelend zou vragen “¿waarom<br />
deed je dat nou?” ‘Voor de lol’, zou hij denken, maar niks<br />
zeggen, alleen grijnzen.<br />
Vroeger, toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> nog een kleine held was, ging hij<br />
een keer op zijn blote voeten door de sneeuw rennen door<br />
heel Ede-veen. Maar nu, in deze lange winter, had <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong> helemaal nergens meer zin in.
Omdat hij een beetje dik aan het worden was, vond <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong> dat hij een stukje moest lopen. Met de grootst<br />
mogelijke moeite strompelde hij uit bed en stapte in zijn<br />
schoenen. Hij wikkelde alleen een sjaal om en ging, zo in<br />
zijn pyjama, het bos in.<br />
Daar liep <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, met zijn schouders helemaal naar<br />
beneden en zijn neus welhaast op de grond. Ineens schrok<br />
hij op en wreef in zijn ogen. “Wat is dat nou!?” Er stond<br />
een klein mannetje met een roodborstje viool te spelen. Er<br />
zat ook een sprinkhaan op zijn hoge hoed. ¿Zie je de<br />
sprinkhaan zitten? Het mannetje was knettertjesoud. Hij<br />
speelde prachtig viool. Ik denk dat hij dat al deed vanaf dat<br />
hij heel klein was. Ik bedoel: vanaf dat hij heel jong was.<br />
Niet ver achter dit mannetje stond nog zo’n exemplaar. Op<br />
een steen stond hij rustig aan een pijp te lurken en droeg<br />
een uil in zijn rugtas. Ja, echt! Een heuse uil! Beide<br />
mannetjes keken vooral erg tevreden.<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was het niet vaak. Maar vandaag was hij jaloers.<br />
¿Weet je wat dat is? Als je iets wilt wat iemand anders<br />
heeft. <strong>De</strong> ene man was lekker muziek aan het maken en de<br />
andere was wat aan het pijpjepaffen. Het leek er niet op dat<br />
ze vonden dat de winter te lang duurde.<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> pakte het manneke met de uil op en hield hem<br />
vlak voor zijn neus. “Ben jij nooit droevig?” vroeg hij.<br />
<strong>De</strong> dwerg blies wat zoete rook in <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>’s kromme<br />
neusje. “Nee, dat lijkt mij zonde van de tijd.” Antwoordde<br />
hij uiteindelijk. “En als ik het onverhoopt toch word, zet ik
een andere hoed op. Ik ruil dan vaak met mijn broer hier.”<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> trok één wenkbrauw hoog op. “Dus als je niet<br />
vrolijk bent, zet je de hoge hoed van je broer op en dan<br />
word je het vanzelf weer?” Het mannetje knikte. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />
knikte. Hij zette het mannetje weer op de grond en liep snel<br />
terug naar het Witte Kasteel, want het was eigenlijk wel erg<br />
koud.<br />
In het Kasteel zette hij een oude boerenpet op van Opaatje<br />
en daarna de bolhoed van <strong>Ome</strong> Ben. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> begon<br />
voorzichtig te grinniken, want hij leek ineens heel iemand<br />
anders. Daarna deed hij de doek van <strong>De</strong> Swager om zijn<br />
hoofd. Dat zag er zo grappig uit! <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was helemaal<br />
alleen en zat in een stapel van gekke hoeden, petten en<br />
hoofddoeken. Hij lachte zich langzaamaan helemaal beter.<br />
Als je je dus een keertje chagrijnig voelt, moet je gewoon<br />
een andere pet opzetten!<br />
Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />
aan je voorlezen. ¿Vind je <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet een lieve<br />
vent?
21.<br />
Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> 21 jaar oud was, hij was toen echt een<br />
enorme reus geworden, toen maakte hij iets mee wat ik je<br />
dolgraag wil vertellen.<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zat in zijn kamer, voor zijn bed, sip naar de klok<br />
te kijken. Die tikte maar wat rond. *tik-tak-tik-tak* En als<br />
de klok helemaal rond was. (…) Begon die gewoon weer<br />
opnieuw. Dan ging hij gewoon nog een keer het klokje<br />
rond. Altijd maar hetzelfde liedje: *tik-tak-tik-tak*. Maar<br />
als ik hier blijf zitten, dacht <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, dat gaat de tijd nog<br />
trager en wordt het liedje van de klok nog slomer. Want de<br />
tijd gaat langzaam als het saai is. En beresnel als het heel<br />
leuk is. Ik moet dus iets heel leuks gaan doen! Dacht <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong>.<br />
“Ik wil zo iets leuks gaan doen, dat de tijd er helemaal van<br />
in de war raakt,” zei <strong>Rob</strong> hardop. Hij sprong op. Hij begon<br />
heen en weer te lopen door de kamer. *Eureka!* <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />
had het! Ik ga racen! En ik ga drinken! En ik ga dansen!<br />
Met <strong>De</strong> Drie Boeren...<br />
Op de gang kwam hij<br />
<strong>Ome</strong> Jos tegen.<br />
“Hallo broer” zei hij.<br />
“Hallo <strong>Ome</strong> Jos” zei<br />
<strong>Rob</strong>.<br />
“Ik heb een<br />
cadeautje voor je.”<br />
“Oh ja? Wat is het<br />
dan?”<br />
“Het is een boek.”<br />
Zei <strong>Ome</strong> Jos terwijl<br />
hij zo enthousiast<br />
mogelijk keek.<br />
“Ik lees geen<br />
boeken” zei <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong>.<br />
“Maar dit boek is<br />
anders, <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>...<br />
Dit boek heet Het<br />
Schouderophalen.”<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> keek <strong>Ome</strong><br />
Jos in dezelfde ogen aan. “Dat kan ik toch allang?” Vroeg<br />
hij vervolgens.<br />
<strong>Ome</strong> Jos keek naar de grond. “Doei, broertje” zei hij nog.<br />
Maar <strong>Rob</strong> was al weer naar buiten.
Want <strong>De</strong> Drie Boeren waren snel gekomen, omdat <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong> ze over de telefoon het avontuur van hun leven had<br />
beloofd. Ze gingen met z’n viertjes in een super snelle rode<br />
racewagen zitten. Nu zouden ze het zo leuk gaan hebben,<br />
dat ze de tijd zouden vergeten. En misschien zou de tijd hen<br />
ook wel vergeten...<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zei: “Zullen we heel donders hard? Da’s monster,<br />
jonge!” <strong>De</strong> Drie Boeren vonden het een puik plan. Ze<br />
stonden nog stil voor een smalle, maar wel een hele lange<br />
weg. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> drukte het gaspedaal zo ver als mogelijk in.<br />
“GroenLinks, GasRechts” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. <strong>De</strong> Drie Boeren<br />
hadden wel vaker geen idee waar hij het over had.<br />
*VroemMm* Ze zoefden over de lange en smalle weg. Alle<br />
jongens werden tegen hun stoelen aangedrukt door de<br />
wind. Ze kregen tranen in de ogen van de snelheid. <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong> riep tegen de wind in: “wie komt mij halen!?” ze<br />
gingen harder en harder. *Wéééh! Wéééh!*<br />
Het voorste wiel kwam al een beetje los van de weg, ze<br />
stuiterden, maar <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was helemaal niet bang.<br />
“Harder! Harder!” riepen <strong>De</strong> Drie Boeren. En <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />
ging harder.<br />
Ineens kwam ook het achterwiel een klein stukje van de<br />
grond. <strong>De</strong> klok in het witte kasteel tikte steeds langzamer...<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> drukte op een geheim knopje onder het stuur,<br />
zodat de vleugels vanonder de deuren tevoorschijn<br />
kwamen, met straalmotoren eraan vast! Met een andere<br />
geheime knop deed <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ze aan. *Vroets!* klonk het<br />
boven Ede-veen.<br />
“Ik wist niet eens dat dit kon, jonge!” Riep hij uit terwijl<br />
zijn wangen helemaal naar achteren waaiden. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en<br />
<strong>De</strong> Drie Boeren gingen bijna sneller dan de tijd.<br />
Toen ineens, vanuit het niets *POEF!* waren ze<br />
verdwenen. Geen auto meer, alleen maar strak blauwe<br />
lucht. Oh nee! Ze zijn weg! Of niet? Nee, daar aan de hemel<br />
zag ik nog maar twee boeren aan een parachute hangen. Ze<br />
hadden dikke tranen onder hun hangen, want ze konden de<br />
andere jongens niet meer vinden. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was<br />
verdwenen! Ze waren per ongeluk buiten de tijd gekomen.
Er waren er nog maar twee over, de andere twee hebben we<br />
nooit meer gevonden. Toen konden ze dus niet meer samen<br />
dansen. Niet meer samen drinken.<br />
Maar <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en die ene boer: die hebben heel veel<br />
plezier, denk ik. Die vliegen misschien wel nog steeds in<br />
de auto met vleugels rond. Die vliegen misschien wel voor<br />
altijd. Ze worden in ieder geval nooit 22. Je wordt namelijk<br />
nooit ouder als je buiten de tijd bent gekomen. Want de<br />
klok in het Witte Kasteel die zo tikt van *tik-tak-tik-tak,*<br />
die tikt niet meer voor hen. <strong>De</strong> twee jongens zullen voor<br />
altijd jong blijven.<br />
Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />
aan je voorlezen. ¿Vind jij het ook niet jammer dat <strong>Ome</strong><br />
<strong>Rob</strong> nu buiten de tijd is?
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> heeft écht bestaan, dat weet je hoop ik wel. Hij<br />
vertelde altijd hele mooie verhalen. Hij maakte ook heel<br />
wat mee. Natuurlijk niet precies zoals het hier is<br />
beschreven. Ik heb het een beetje overdreven, dat leek me<br />
wel leuk.<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> moeten we maar niet vergeten. Daarom is het<br />
nu fijn dat er een boek over is. Ik heb hier een foto gestopt<br />
als bewijs dat hij echt Oom was. Hij zit hier met een neefje<br />
van hem. ¿Weet je wie die baby is?<br />
Je hoeft niet bang te zijn dat jij in een auto ook ineens<br />
buiten de tijd vliegt, hoor. Uit dit boek heb je geleerd dat<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> heel bijzonder is. Dat je maar éénentwintig<br />
wordt, gebeurt ook bijna nooit. Onthoud maar vooral dat<br />
<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> vol verrassingen zat. <strong>Van</strong> het winnen van het<br />
Witte Kasteel tot het wegvliegen in een rode auto: het was<br />
allemaal onze <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>.