De Avonturen Van Ome Rob 7.0

Lieve oma, opa, mamma, pappa, tante, oom, broer, zus,<br />

neefje, nichtje, vriend of vriendin,<br />

Dit boek is geschreven om <strong>Rob</strong> en zijn verhalen op een<br />

creatieve manier her te beleven en door te geven. Bij <strong>Rob</strong><br />

wist je nooit precies hoeveel van zijn verhalen echt waar<br />

was. Nu hij al een tijdje niet meer bij de levenden hoort,<br />

worden de verhalen over hem ook steeds sterker. Dit houd<br />

je niet tegen, dit boek is juist een omhelzing daarvan.<br />

<strong>De</strong> ik-figuur in de nog voor te lezen fabels, dat ben jij! Lees<br />

het dus voor alsof jij alles hebt meegemaakt en hebt<br />

opgeschreven voor degene aan wie je het voorleest.<br />

Daarnaast staan er af en toe vragen in voor de luisteraar.<br />

<strong>De</strong>ze beginnen met een omgekeerd vraagteken. Zo weet je<br />

dat er een interactiemomentje aan zit te komen. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />

vertelde zijn verhalen met veel geluiden. <strong>De</strong>ze geluiden<br />

staan aangegeven met een sterretje (*). Doe mij, jezelf en<br />

degene aan wie je het voorleest een lol en maak ze net zo<br />

beeldend als <strong>Rob</strong> dat deed met zijn verhalen.<br />

Ik hoop dat dit boek vaak wordt gepakt en gaat gelden als<br />

een lievelingsboek voor luisteraars en misschien stiekem<br />

ook wel voor de voorlezers.


In de komende waargebeurde sprookjes kom je allerlei<br />

mensen tegen. Misschien is het handig als je een beetje<br />

weet hoe ze eruit zien! Daarom heb ik hieronder wat<br />

schetsjes gemaakt. Als je zo een beetje kijkt, heb je<br />

misschien al een idee over hoe deze figuren zullen zijn in<br />

de verhalen. ¿Waar houdt Opaatje veel van, denk je? ¿Wat<br />

doet Mamma Joke voor werk? ¿Wat voor kleren heeft<br />

Commando Gerben aan? ¿Waarom staat die vis erbij? Dat<br />

weet ik zelf ook niet. Het leek me gewoon wel geinig.


0.<br />

Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> nog niet eens bestond, hij was toen een<br />

Baby-in-de-buik, maakte hij iets mee wat ik je heel graag<br />

wil vertellen.<br />

Heel-heel-heel soms, als een meisje een vrouw geworden<br />

is, krijgt ze ineens een hele-hele-hele dikke buik.<br />

¿Weet jij wat er uit die dikke ballon kan komen als je heelheel-heel<br />

veel geluk hebt?<br />

Juustem! Een baby! Op 8 maart, negentien-honderd-éénen-negentig<br />

(dat is heel-heel-heel lang geleden), stond er<br />

iets spannends te gebeuren. Mamma Joke lag naast Opaatje<br />

met een dikke toeter in een reusachtig bed, in een piepklein<br />

huisje in Ede-veen. ¿Kun je op de kaart zien waar dat ligt?<br />

Mamma Joke en Opaatje waren een spelshow aan het<br />

kijken op tv. Als je een postduif stuurde met het juiste<br />

antwoord, dan had je gewonnen. Maar de vraag was veel te<br />

moeilijk. “Wat betekent <strong>Ome</strong>lette du fromage in het<br />

Nederlands?”<br />

Maar Mamma Joke keek<br />

maar nauwelijks. Ze wilde<br />

dat haar dikke toeter zou<br />

leeglopen als een ballon.<br />

Dus Mamma Joke drukte<br />

zo hard mogelijk tegen de<br />

bovenkant van haar buik:<br />

*Húúú-Húúú!*<br />

En blazen, zo van: *Pff-<br />

Pff*<br />

En drukken: *Húúú-<br />

Húúú!*<br />

En blazen: *Pff-Pff*.<br />

Toen Mamma Joke haar<br />

nieuwe baby wilde laten<br />

zien aan de andere vier, merkte ze plots *oh!* daar komt<br />

ie!<br />

Mamma Joke kon bijna niet meer, maar hoorde toen ineens<br />

*PLOP!*<br />

<strong>De</strong> baby had de uitgang gevonden en stak zijn armpjes<br />

eruit. Mamma Joke pakte de armpjes vast en trok de kleine<br />

doerak eruit.<br />

“Wat een lief klein hoopje mensenkind!” fluisterde<br />

Mamma Joke zachtjes tegen de pasgeboren knul.


Toen de baby uit die hele-hele-hele dikke toeter, die helehele-hele<br />

dikke ballon, ach, ik bedoel natuurlijk die helehele-hele<br />

dikke buik was gekropen, begon hij direct te<br />

praten. Eerst konden Opaatje en Mamma Joke hem nog niet<br />

zo goed verstaan. Maar daarna hoorde ze het, hij zei:<br />

“Eierpannenkoek met kaas”.<br />

Mamma Joke sprong op! *Hop!* En rende direct naar de<br />

keuken. Ze kwam terug met een heerlijke kaasomelet. <strong>De</strong><br />

baby schudde van nee. “Eierpannenkoek met kaas”, bleef<br />

hij maar zeggen.<br />

“Maar die heb je toch nu?” Vroeg Mamma Joke. <strong>De</strong> baby<br />

zei niets, behalve “Eierpannenkoek met kaas.”<br />

Toen sprong Opaatje op! *Hop!* Hij pakte vlug een<br />

postduif en knoopte er een briefje aan met<br />

“Eierpannenkoek met kaas”. Opaatje fluisterde in het<br />

duivenoortje “vlieg maar naar de spelshow!” en weg was<br />

de grijze vogel. Een konijntje sprong op tussen het hoge<br />

gras.<br />

Mamma Joke kon haar oren niet geloven. In de spelshow<br />

kwam ineens hun duif binnengevlogen. “Ja!” Schreeuwde<br />

de showmaster. “We hebben een goed antwoord! <strong>Ome</strong>lette<br />

du fromage betekent Eierpannenkoek met kaas. Dus het<br />

Witte Kasteel is van Mamma Joke en Opaatje!”<br />

Iedereen in het piepkleine huis gooide zijn handen in de<br />

lucht. Confetti schoot door de lucht en we are the<br />

champions begon spontaan te spelen. Ze hadden een kasteel<br />

gewonnen!<br />

Opaatje pakte de baby op. Iedereen keek hen aan. “Hij zal<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> heten.” Zei hij. “Want hij is een grote<br />

verrassing.”<br />

Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />

aan je voorlezen. ¿Vind je het een mooi sprookje?


3.<br />

Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> al drie jaar was, hij was toen nog maar een<br />

blond blaagje, toen maakte hij iets mee wat ik je heel graag<br />

wil vertellen.<br />

Toen <strong>Ome</strong> Ben bij zijn ontbijt de krant open sloeg, schrok<br />

hij zich rot: “OORLOG!” Stond er op de eerste pagina.<br />

Je moet weten dat het dorp van <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> lag ingeklemd<br />

tussen Ede en Veen-en-dal. Uit Ede kwamen de Edenaren.<br />

Edenaren zijn dik en sterk. Uit Veen-en-dal komen de<br />

<strong>Van</strong>dalen. Die zijn dun en slim. <strong>De</strong> Edenaren en <strong>Van</strong>dalen<br />

hadden ruzie omdat het mooiste meisje van die streek<br />

gezegd dat ze het liefste een man had die sterk én slim was.<br />

Alle Edenaren waren sterk, maar niemand was slim. En alle<br />

<strong>Van</strong>dalen waren slim, maar niemand was sterk. Nu waren<br />

ze boos op elkaar geworden, omdat alle groepen zichzelf<br />

het beste vonden. <strong>Van</strong>uit Ede kwamen de sterkste Edenaren<br />

en vanuit Veen-en-dal kwamen de slimste <strong>Van</strong>dalen. Ze<br />

zouden elkaar ontmoeten in het midden: in Ede-veen. Om<br />

precies te zijn bij<br />

het Witte Kasteel,<br />

waar <strong>Ome</strong> Ben zijn<br />

pap aan het eten<br />

was!<br />

¿Zie je het plaatje<br />

hiernaast? ¿Is dat<br />

een Edenaar of een<br />

<strong>Van</strong>daal denk je?<br />

<strong>Ome</strong> Ben stond<br />

rechtop, liep naar<br />

de klok en luidde<br />

die zodat iedereen<br />

naar beneden<br />

kwam. Ze moesten<br />

samen een plan<br />

maken. <strong>Ome</strong> Ben<br />

nam het woord:<br />

“<strong>De</strong> Edenaren en<br />

<strong>Van</strong>dalen komen oorlog voeren bij ons kasteel!” Iedereen<br />

keek verbaasd.<br />

“We moeten ons verstoppen voor de burenruzie,” zei hij<br />

met een plooi tussen zijn ogen. “We moeten een<br />

ondergrondse hut bouwen.” Zei hij, terwijl iedereen hem<br />

sprakeloos aankeek.


“En daarin verstoppelen we Tante Kas, zodat ze geen ruzie<br />

gaan zoeken bij het Witte Kasteel.”<br />

Stilte. Niemand zei iets. Ik hoorde het ploffen van een<br />

kuikentje op zijn buik.<br />

“Ssst!” Zeiden de jongens, terwijl ze een prop papier in de<br />

mond van de spion deden.<br />

“Wat een goed idee!” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. “Ik ga mee om te<br />

scheppen. Laat mij dat maar doen.” Hij wees op zijn bolle<br />

peuterbuikje.<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> kroop bij Tante Kas op schoot achter het stuur<br />

van de Duwkar. ¿Zie je hoe gaaf de Duwkar is op het<br />

plaatje? Hopelijk werden ze niet gezien door spionnen van<br />

de Edenaren of de <strong>Van</strong>dalen. <strong>Ome</strong> Ben duwde de kar naar<br />

het bos. Midden in het bos stopte <strong>Ome</strong> Ben de duwkar en<br />

keek om zich heen.<br />

“Zo,” zei hij trots. “En nu graven!”<br />

“Zo, daar krijg je een stijve rug van,” zei <strong>Ome</strong> Ben en hij<br />

strekte zich uit. Maar wat zag hij daar? Een spion! Een<br />

dikke, sterke. “Gauw!” riep <strong>Ome</strong> Ben. “<strong>De</strong> lasso!” <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong> sprong op het dak van de duwkar en liet zich duwen<br />

door <strong>Ome</strong> Ben, Tante Kas stuurde. Nu waren ze snel en kon<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> goed mikken. Ene, Tweeje, Hoppa! <strong>De</strong> lasso<br />

schoot door de lucht *zoef!* en kwam precies om de<br />

hamburgerbuik van de spion heen. “Gevangen!” Riep<br />

Tante Kas.


“Je moet zachtjes doen, straks horen ze je!”<br />

<strong>De</strong> Edenaar was heel sterk, maar werd zo de kuil in geduwd<br />

door <strong>Ome</strong> Ben. Ze maakten gauw een dak met gras erop en<br />

klommen naar beneden. Het was aardedonker. Nu kon<br />

niemand Tante Kas ontdekken. Nu moesten ze wachten<br />

totdat de oorlog over was…<br />

Door een spleetje in het dak konden ze een halve maan zien.<br />

Ze fantaseerden over de andere helft, die ze niet konden<br />

zien.<br />

Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />

aan je voorlezen. ¿Vind je <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet slim?


4.<br />

Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> alweer vier jaar was, hij was toen nog<br />

steeds een blond blaagje, toen maakte hij iets mee wat ik je<br />

heel graag wil vertellen.<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was alweer 1 jaar ouder geworden en nog steeds<br />

zaten <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, <strong>Ome</strong> Ben, Tante Kas en de spion uit Edeveen<br />

in de ondergrondse hut. Te wachten. Tot de oorlog<br />

over was. <strong>Van</strong>daag waren ze aan het moppentappen. <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong> wist een goeie: “Zegt de één tegen de ander...” <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong> kijkt de kring ernstig rond. “Zegt de ander, twee.”<br />

Een konijntje huppelt over de hut heen.<br />

“Ik snap hem niet,” zegt de spion. Die allang geen prop<br />

meer in zijn mond hoefde.<br />

¿Snap jij hem wel?<br />

Gelukkig wist <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> er<br />

nog één: “Lopen twee oenen<br />

over een landweggetje…”<br />

“Zegt de ene oen tegen de<br />

andere: mag ik in het<br />

midden lopen?” <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />

begint alvast te lachen.<br />

Het blijft verder stil in de<br />

hut. Plotseling begint <strong>Ome</strong><br />

Ben te lachen, en harder te<br />

lachen. En nog harder te<br />

lachen. Hij is niet meer te<br />

stoppen. In de hele<br />

omgeving kon je <strong>Ome</strong> Ben<br />

horen lachen.<br />

“Stil nou!” zei Tante Kas,<br />

die erg bezorgd kijkt. Straks<br />

komen er meer spionnen!<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> deed de deksel<br />

van de ondergrondse hut<br />

omhoog en… Warempel!<br />

Een dunne, slimme spion! <strong>De</strong> spion slaat op de vlucht om<br />

door te vertellen aan de <strong>Van</strong>dalen waar ze zitten! Maar wat<br />

doet <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>? <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> gaat er helemaal niet achteraan<br />

rennen. Hij doet zijn armen over elkaar en steekt zijn neus


in de wind. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> luistert naar de snelle passen van de<br />

spion. Plotsklaps: *Kláng!* Er klinkt een klap in de verte.<br />

<strong>Ome</strong> Ruben stopt van schrik met lachen. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> heeft<br />

goed geluisterd, dus hij weet precies waar het geluid<br />

vandaan kwam. Hij loopt er rustig naartoe, met zijn armen<br />

nog over elkaar geslagen. Daar ziet hij het: een <strong>Van</strong>daal in<br />

een klem. Het is een opgedoft dametje.<br />

“Zo.” Zegt <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> brutaal.<br />

“Wil je dat ik je eruit haal?” <strong>De</strong> spion knikt.<br />

“Dan moet je zo wel een mop vertellen in de hut.” Zegt<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en hij meent het serieus.<br />

In de donkere hut is het helemaal stil. <strong>De</strong> ene spion kijkt de<br />

andere spion vinnig aan. Voor het eerst in de oorlog ziet<br />

een Edenaar een <strong>Van</strong>daal. <strong>De</strong> <strong>Van</strong>daal begint te fluisteren:<br />

“Wat krijg je als je een ezel met een schildpad kruist?” <strong>De</strong><br />

<strong>Van</strong>daal kijkt heel bang.<br />

“Een Edenaar met een helm op.” Zegt ze voorzichtig en<br />

kijkt angstig naar de andere spion.<br />

Het woud stond zwijgend stil.<br />

“Háhaha!” <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> begint te lachen.<br />

“Haháha!” <strong>Ome</strong> Ben moet er ook van lachen.<br />

“Hahahá!” Ook Tante Kas moet lachen.<br />

Als de spionnen dat zien moeten ze allemaal lachen! Samen<br />

lachen ze zo hard dat alle legers van de Edenaren en de<br />

<strong>Van</strong>dalen naar de ondergrondse hut komen. Alle legers uit<br />

Ede staan nu tegenover de legers uit Veen-en-dal. Tussen<br />

hen bevindt zich de ondergrondse hut. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> duwt het<br />

luik omhoog en komt met een rode kop de hut uit gezet. Hij<br />

kijkt de generaals lacherig aan. Dan komt Tante Kas ook<br />

de hut uit. <strong>De</strong> legers kijken boos en de generaals houden<br />

hun adem in.<br />

Tante Kas klimt op de rug van <strong>Ome</strong> Ben.<br />

“Lieve legers” begint ze en ze giebelt nog een beetje na.<br />

“Jullie zijn niet beter dan elkaar.” <strong>De</strong> generaals grijpen hun<br />

zwaarden. “En dat hoeft ook niet.” Zegt Tante Kas, terwijl<br />

<strong>Ome</strong> Ben onder haar wiebelt. “Want jullie zijn allemaal<br />

grappig.”<br />

Toen was het de beurt aan de Edenaar. “Wat rookt er als<br />

een vulkaan en is eigenlijk veel te grappig om boos op te<br />

zijn?” <strong>De</strong> dikke Edenaar kijkt eerst heel boos, maar dan<br />

verdwijnt langzaam de gleuf tussen zijn ogen en komt de<br />

zon tevoorschijn. “Een spion van de vandalen!”


Op dat moment komen de spionnen lachend de hut uit en<br />

geven elkaar een high-five. Alle soldaten moeten hard<br />

lachen. En uiteindelijk ook de generaals. Tante Kas komt<br />

van de rug van <strong>Ome</strong> Ben. Ze geven elkaar een knuffel. Ik<br />

geloof dat het een Teddybeer was.<br />

Iedereen ging naar hun eigen dorp of kasteel. Iedereen keek<br />

naar dezelfde maan. Iedereen was eigenlijk hetzelfde.<br />

Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />

aan je voorlezen. ¿Vind je <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet slim?


5.<br />

Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> al vijf jaar was, hij was toen een hele baas,<br />

toen maakte hij iets mee wat ik je heel<br />

graag wil vertellen.<br />

Op een dag was het zo heet dat zelfs het asfalt ervan moest<br />

zweten. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zat met de hele familie in de auto.<br />

Opaatje achter het stuur, Mamma Joke daarnaast en <strong>Ome</strong><br />

Ben en <strong>Ome</strong> Jos op de achterbank. <strong>De</strong> vierkante zwarte<br />

auto was helemaal volgepakt, want er zat zelfs nog iemand<br />

in de kattebak. Dat was Babs. Babs was een kloek en blond<br />

meisje die vrijwel altijd klonk als een woeste Hongaar op<br />

een paard met een sigaar in de mondhoek als hij zich op een<br />

bende spillebeentjes stort. Zo bang als de Romeinen voor<br />

de Hunnen waren, zo leuk vond <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> onze Babs. Heel<br />

erg leuk dus. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zat met zijn benen opgetrokken en<br />

zijn middel- en wijsvinger in zijn mond te kijken naar de<br />

kunstjes van Kloeke Babs. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> aaide zichzelf dan<br />

altijd met een doekje<br />

onder zijn neus. Dat<br />

doekje vond hij heel lief.<br />

Hij had het doekje zelfs<br />

een naam gegeven:<br />

Sacha.<br />

Een van de trucjes van<br />

Kloeke Babs was om<br />

haar haren naar buiten te<br />

gooien door het open<br />

raam. Opaatje reed de<br />

zwarte vierkante auto zo<br />

hard over het zwetende<br />

asfalt dat de haren van<br />

Babs tegen het raam<br />

kletterden. Het was een blonde feestelijkheid.<br />

Dat wilde <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook proberen! Hij gooide zijn Sacha<br />

naar buiten om te zien hoe ze tegen het raam zou kletteren.<br />

Maar de Sacha kletterde helemaal niet tegen het raam.<br />

*Zoeff!* Een Sacha zit natuurlijk niet zo vast als de blonde<br />

haren van Kloeke Babs. Dus Sacha was weg! <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />

begon te krijsen als nooit te voren. Maar de zwarte<br />

vierkante auto kon niet stoppen op de zwetende snelweg.


Een hele stortvloed aan tranen kwam uit zijn blonde ogen.<br />

Mamma Joke keerde zich om en zei: “<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>? Sacha<br />

komt naar huis gevlogen, denk ik.” Maar <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> werd<br />

helemaal niet rustiger. Sasha was weg en <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zou er<br />

nooit meer mee kunnen kroelen!<br />

Sacha was wel weg, maar niet dom! Ze zag de zwarte<br />

vierkante auto uit het zicht verdwijnen. “Há”, dacht Sacha.<br />

“Ik ben misschien wel zacht, wit met blauw en doe normaal<br />

weinig uit mezelf, maar als het echt moet: dan kan ik best<br />

alleen reizen.” Er ging een avontuurlijke rilling door Sacha<br />

heen. “Ik zal voor het donker weer op <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zijn kussen<br />

liggen!”<br />

Zo ging Sacha op reis, zonder wasverzachter of babyzalfje.<br />

Helemaal alleen. Waar moest ze nu precies heen? Ze kon<br />

de zwarte, vierkante auto niet meer volgen. Gelukkig is er<br />

boven de snelweg voor mensenauto’s een snelweg voor<br />

insecten. Op die insectensnelweg vloog een sprinkhaan.<br />

“Goedemiddag” zei Sacha beleefd. “Goedemiddag doekje”<br />

zei de sprinkhaan. “Weet u waar het Witte Kasteel staat,<br />

mijnheer Sprinkhaan?” Plots keken alle sprinkhanen op de<br />

insectensnelweg om naar Sacha en de sprinkhaan tegen wie<br />

ze het eigenlijk had. Toen begonnen ze allemaal door<br />

elkaar een andere richting op te wijzen. “Het Witte Kasteel<br />

is de derde boom rechts!” “Het Kasteel is waar je duim<br />

links zit!” Sommige sprinkhanen wisten helemaal niet waar<br />

het over ging. “Het Witte Kasteel is vliegend precies even<br />

ver als lopend.” Sacha vond sprinkhanen maar<br />

bemoeizuchtige dieren.<br />

Sacha gaf de moed niet op. Hij pakte zijn telefoon uit zijn<br />

broekzak en belde naar een ander doekje uit de la van <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong>. “Ja?” zei een doekje slaperig. Het was midden in de<br />

nacht in de la. “Ja, hallo met Sacha. Ik weet niet waar ik<br />

ben en ik weet niet waar Het Witte Kasteel is.” “Ben je<br />

verdwaald?” vroeg het slaperige doekje, terwijl ze de slaap<br />

uit haar ogen wreef. “Dan moet je het mierenspoor aan de<br />

kant van de weg volgen.” Sacha hing op zonder gedag te<br />

zeggen en vloog naar beneden.<br />

Ze zag geen mierenspoor. Maar wacht eens even! <strong>De</strong><br />

bladeren bewegen! Ja! Als je heel goed en dicht bij de


grond keek, dan kon je ze zien waggelen. Ze zongen erbij:<br />

“3-bier; 3-bier… Zo ijv-rig als een mier!” *haha!* Wat een<br />

dom liedje! Maar het liedje was nog niet afgelopen. “top-1;<br />

top-1… We gaan naar Ede-veen!” *Jippie!* zei Sacha. En<br />

hij volgde het mierenpad.<br />

Mamma Joke en Opaatje zaten nog uren in de warme auto.<br />

En de schattige <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was helemaal moe van het huilen.<br />

Maar het witte Kasteel kwam nu eindelijk in zicht. <strong>De</strong><br />

zwarte, vierkante auto werd voor het Kasteel geparkeerd.<br />

Opaatje nam <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> in zijn armen. Hij had zijn twee<br />

vingers in zijn mond en was al in slaap gevallen. Opaatje<br />

ging de trap op en keek triest. Toen hij <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>’s hoofd<br />

op het kussen wilde leggen, werd Opaatje ineens héél blij.<br />

Want wat lag daar? Sacha! Niet meer zo wit als eerst, maar<br />

wel languit op het kussen. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> stopte zonder wakker<br />

te worden Sacha onder zijn neus, terwijl Opaatje hem<br />

lekker warm instopte. Sacha en ome <strong>Rob</strong> waren weer<br />

samen.<br />

Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />

aan je voorlezen. ¿Vind je <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet een schat van<br />

een manneke?


6.<br />

Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> alweer zes jaar was, hij was toen een<br />

behoorlijke kwajongen, toen maakte hij iets mee wat ik je<br />

heel graag wil vertellen.<br />

<strong>De</strong> dichte deur van <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>’s kamer in het Witte Kasteel<br />

ging op een kiertje. Langzaam en doodstil kwam <strong>Ome</strong> Ben<br />

binnen geslopen. <strong>Ome</strong> Ben was de grote broer van <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong> en maakte altijd grapjes. Dit maal had hij een emmer<br />

water op zijn hoofd staan. Er was geen een rimpel te zien<br />

op het water, zo zachtjes sloop <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> naar de slapende<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. Toen ineens: *Splesh!* <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> werd wakker<br />

gemaakt met water in zijn gezicht. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> schrok<br />

wakker, stond rechtop met zijn knuistjes voor zijn hoofd:<br />

“Wie komt mij halen?” zei hij luid.<br />

<strong>Ome</strong> Ben moest ervan lachen.<br />

“Rustig maar, <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, ik ben het maar.” <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zag<br />

zijn grote broer en moest hard lachen. Wat was die <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong> geschrokken!<br />

“Luister” zei <strong>Ome</strong> Ben. “Ik heb toch een verrekijker<br />

gekregen?” vroeg hij.<br />

“Ja, voor je zwemdiploma” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, alsof hij al uren<br />

wakker was.


<strong>Ome</strong> Ben ging verder: “Met die verrekijker heb ik bij Het<br />

Kruispunt een vogel in een hoge boom gezien die nergens<br />

heen kan.” <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> keek geschrokken.<br />

“Oh!? Wat heeft ie dan?” Vroeg <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, met een<br />

druipend nat gezicht. “Dat weet ik niet, maar jij moet het<br />

helpen, want jij kunt beregoed klimmen.” Zei <strong>Ome</strong> Ben.<br />

Ze maakten zich klaar om te gaan. Oude kleren aan, een<br />

oude doos en een verrekijker mee… En natuurlijk een<br />

hangladder. Ze namen de Duwkar naar Het Kruispunt. “Het<br />

is die boom!” riep <strong>Ome</strong> Ben uit, terwijl hij de Duwkar in<br />

de goede richting duwde. Bij de boom aangekomen, nam<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> de hangladder op zijn rug en sprong er direct in.<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was een echte slingeraap. Hij slingerde en hij<br />

sprong zijn weg naar boven. “Nog iets omhoog!” Riep <strong>Ome</strong><br />

Ben van onderen. Daar! Daar was het nestje waar een<br />

zwarte kraai in zat.<br />

¿Waarom denk je dat die kraai er niet zelf uit kon? Ik zal<br />

het je vertellen. Het had een gebroken vleugel! <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />

maakte de touwladder vast aan een stevige tak en gooide<br />

het naar beneden. Nu kon <strong>Ome</strong> Ben kijken wat het<br />

probleem was. Hij nam de grote doos mee om de vogel in<br />

te vervoeren. “Fidel” zei <strong>Ome</strong> Ben toen hij boven was.<br />

“Wat fidel?” zei ome <strong>Rob</strong>.<br />

“Nou, gewoon, Fidel.” Zei <strong>Ome</strong> Ben.<br />

“Wat is fidel?” vroeg <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>.<br />

“Zo heet die vogel vanaf nu.” Zei <strong>Ome</strong> Ben terwijl hij de<br />

kraai in de grote doos deed.<br />

“Ah, zeg dat dan!” <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> moest er een beetje van<br />

lachen. Vage vent, die <strong>Ome</strong> Ben.<br />

Er gingen weken voorbij. Fidel kreeg elke dag de fles. Hij<br />

kreeg ook schoenen van <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> omdat hij nu niet kon<br />

vliegen. Fidel mocht elke dag op de duwkar. Fidel wilde<br />

helemaal niet weg, maar van Opaatje moest Fidel weer<br />

vrijgelaten worden. Dus op een dag zeiden ze tegen Fidel<br />

dat hij moest gaan vliegen. <strong>De</strong> vogel sprong op en vloog<br />

omhoog. “Jaaa!!!” riepen <strong>Ome</strong> Ben en <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> in koor.<br />

“Vlieg maar heel ver weg!” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. Fidel vloog ver<br />

weg, tot het nog een stipje in de lucht was.<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en <strong>Ome</strong> Ben ploften neer voor de verwarming.<br />

Ze kregen van Mamma Joke lekkere warme<br />

chocolademelk, maar ook daar werden ze niet blij van. Ze<br />

misten Fidel heel erg. Het geven van de fles. En het rijden<br />

met de Duwkar. Zonder Fidel was het maar saai in Edeveen.<br />

Weer gingen er weken voorbij. Maar nu zonder Fidel,<br />

de zwarte kraai.


<strong>De</strong> dichte deur van <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>’s kamer in het Witte Kasteel<br />

ging op een kiertje. Wie kwam daar binnen geslopen? <strong>Ome</strong><br />

Ben! Hij liep op zijn tenen met een emmer rimpelloos water<br />

op zijn hoofd. Ineens: *Splesh!* <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> werd wakker,<br />

sprong op en probeerde zichzelf te verdedigen tegen<br />

aanvallers.<br />

“<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>!” zei <strong>Ome</strong> Ben.<br />

“Fidel is terug!” <strong>Ome</strong> Ben lachte zijn grote witte tanden<br />

bloot.<br />

<strong>De</strong> broers gingen vliegensvlug naar beneden. Daar stonden<br />

ze, op de tuintafel, op een rijtje. Fidel; zijn vrouwtje; zijn<br />

oudste zoon; zijn eerste dochter en een baby-kraaitje. Fidel<br />

had zo te zien zijn schoenen niet meer nodig en hij had een<br />

keurige gele stropdas gekregen.<br />

“Bedankt nog hé!” zei Fidel.<br />

“Graag gedaan!” Zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en hij wist dat het waar was.<br />

Soms krijg je vrienden en soms vliegen ze weer weg. En<br />

soms, heel soms, zie je ze later weer terug. Dan is het toch<br />

wel heel bijzonder als je elkaar niet vergeten bent.<br />

Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />

aan je voorlezen. ¿Vind <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet een lieve vent?


7.<br />

Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> alweer zeven jaar was, hij was toen een<br />

echte doerak, toen maakte hij iets mee wat ik je heel graag<br />

wil vertellen.<br />

Op een dag lag <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> languit onder zijn Rode<br />

Brommert in de garage van het witte kasteel. <strong>De</strong> garage was<br />

helemaal donker en er was maar één lamp, die scheen onder<br />

de Rode Brommert. <strong>Rob</strong> maakte hele ingewikkelde dingen<br />

op de brommer en moest dus even nadenken. En als je na<br />

moet denken, dan kijk je soms even naar buiten. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />

ook. Dus hij schoof het gordijn weg van het kleine hoge<br />

raampje.<br />

¿Maar wat zag hij?<br />

Het sneeuwde! *Woo-hoo!* Sneeuw! Met z’n duizenden<br />

tegelijk kwamen de witte vlokjes de aarde bestormen.<br />

*Hmmm* dacht <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. Het sneeuwt dus. Maar ik ben<br />

net zo lekker aan mijn brommer aan het sleutelen. Maar het<br />

sneeuwt wel lekker en misschien is er wel ijs! Maar als ik<br />

zo mijn brommer af heb,<br />

gaat hij wel heel hard!<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> had een dipje,<br />

een moeilijk moment,<br />

grote twijfel over wat hij<br />

nu moest gaan doen:<br />

spelen in de sneeuw op<br />

het ijs of binnen blijven<br />

en aan zijn Rode<br />

Brommer werken?<br />

Gelukkig kwam <strong>Ome</strong><br />

Ben binnen. <strong>Ome</strong> Ben<br />

was een grote broer van<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, met een kale<br />

plek op zijn hoofd en<br />

grote witte tanden. Hij<br />

zag <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> staan,<br />

tussen het raam en zijn<br />

brommer. Dan keek <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong> naar zijn brommer en dan weer naar het raam.<br />

“Hey <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>” zei <strong>Ome</strong> Ben.<br />

“Ik weet al wat je kunt doen!”<br />

“Nou, wat dan?” Vroeg <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> die hem sip aankeek.<br />

“Je kunt een boek gaan lezen!” <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> keek nog


moeilijker.<br />

“Hoe heet het dan?” Vroeg hij tenslotte.<br />

“Het is een handboek voor hoe je avonturen meemaakt. Het<br />

heet ‘Geen Angst, Geen Onzekerheid.’” <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> keek nu<br />

echt alsof hij de Bof had.<br />

“Broer, dat heb ik toch helemaal nergens voor nodig!” Zei<br />

hij.<br />

“Oh” zei <strong>Ome</strong> Ben en hij keek een beetje vermoeid en<br />

beschaamd naar het boek. Toen keek hij met blije ogen op.<br />

“Je kunt ook eerst je brommer afmaken en daarna het ijs<br />

op!” zei Ruben tenslotte.<br />

“Rustig maar, ouwe jongen” zei hij.<br />

“Komt goed.” Zo gingen ze samen het ijs op: <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en<br />

de Rode Brommert. Als dat maar goed gaat! Was het ijs<br />

wel dik genoeg?<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was nog maar een paar meter op zijn brommer<br />

het ijs op gereden, of het gekraak begon al. Als <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />

snel genoeg doorreed, dan barstte het ijs alleen achter hem,<br />

“Dat plan is monsterr!” Zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. Zo ging <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />

vliegensvlug aan de gang met de Rode Brommert tot hij<br />

helemaal af was en reuzesnel.<br />

Maar wat deed <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> nu? Hij nam zijn brommer mee<br />

naar buiten om ermee door de sneeuw te sjeezen. *Vrrrr-<br />

Vrrrroeeem!* <strong>Rob</strong> ging natuurlijk weer veel te hard. <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong> reed over het gras naar de vijver, die helemaal dicht<br />

gevroren was. Er was nog maar één plekje open en dat was<br />

het Eendengat. Daar zwommen de eenden heel hard heen<br />

en weer zodat het niet bevroor. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> nam de Rode<br />

Brommert en ging zo ver mogelijk van het Eendengat<br />

vandaan. Daar ging hij met zijn brommer op het ijs! Hij gaf<br />

een klopje tegen de benzinetank en een kusje tegen het<br />

stuur.


zodat hij er niet in viel. Overal waar <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> gereden had,<br />

liet hij scheuren in het ijs achter. Nu zelfs ook gaten waar<br />

het water er doorheen gutste. Oh nee! Daar was het<br />

Eendengat. Met een piepende rem, stond <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zo stil<br />

mogelijk op het dunne ijs.<br />

‘Nu mot ik eg nie meer bewegen.’ Dacht <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, terwijl<br />

hij zijn adem inhield.<br />

*slik…* Toen kwamen de kraakjes dichter en dichterbij en<br />

er kwamen ook hier en daar kleine scheurtjes in het ijs.<br />

Toen ineens: *KraáaK!* <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zakte op zijn Rode<br />

Brommert door het ijs heen!<br />

*Oeh!* Wat was dat water koud! Het was minder dan nul<br />

graden. Maar gelukkig kon <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> staan in het water en<br />

kon de Rode Brommert voelen op de bodem. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />

ging het water niet uit, zonder de Rode Brommert. Hij trok<br />

de brommer met alle kracht die hij in zijn jongensarmen<br />

had eruit. “Kom mee, ouwe jongen, het is daar veel te nat!”<br />

Zei <strong>Rob</strong> tegen de Rode Brommert.<br />

lekkere warme douche of eerst de Rode Brommert laten<br />

drogen en weer in elkaar zetten? <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> keek<br />

ingewikkeld. <strong>De</strong> vorige keer dat hij twijfelde ging hij het<br />

allebei doen. Dat pakte niet zo goed uit. Dus <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ging<br />

in zijn natte pak in de koude garage werken totdat de<br />

brommer goed droog was en zette hem daarna weer in<br />

elkaar. Toen alles klaar was, toen pas nam <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zelf<br />

een douche.<br />

Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />

aan je voorlezen. ¿Vind <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet een stoere vent?<br />

*hááááá*. “Een-twee..” Het lukte! <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was toen al<br />

echt super sterk. <strong>De</strong> brommer wilde niet starten, dus <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong> liep naast zijn brommer naar het witte kasteel.<br />

Toen kreeg <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> een dipje, hij had een moeilijk<br />

moment en grote twijfel over wat hij nu moest doen: een


8.<br />

Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> 8 jaar oud was, hij was toen echt een fikse<br />

kwajongen, toen maakte hij iets mee wat ik je heel graag<br />

wil vertellen.<br />

Het was zaterdagmiddag, dus was het tijd voor de Scouting.<br />

Scouting is een hele club jongens die elke week iets gingen<br />

verkennen. Dan een stuk bos, dan een katapult en vandaag:<br />

vuur!<br />

¿Lijkt jou dat ook gaaf, om vuur te gaan verkennen?<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> fietste naar Het Kruispunt, waar hij af had<br />

gesproken met zijn vriend. Het vriendje heette Ide en was<br />

een hele kleine, maar best dikke, blije knul met<br />

stekeltjeshaar. Kijk maar voorin het boek!<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zag Ide al klaarstaan bij Het Kruispunt. <strong>Rob</strong><br />

groette als eerste: “Hey trekvogel! Zin om vuur te gaan<br />

verkennen?” schreeuwde hij al van ver. “Ja! Spannend hé!”<br />

Zei Ide, met zijn hamburgerbuik. Het was niet ver fietsen.<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en Ide kwamen aan bij het Scoutinggebouw. Dat<br />

was een gebouw in de bomen. <strong>De</strong> Scouts hadden de alleraller-aller<br />

oudste, hoogste en dikste boom van Ede-veen<br />

gekozen om hun joekel van een boomhuis in te bouwen. Je<br />

kon de stam van de boom nauwelijks meer zien! Overal<br />

waren er planken aan vastgetimmerd. Onder alle takken<br />

hingen kleine hutjes aan dikke, stevige touwen. Aan elk<br />

hutje zat ook een gekleurd vlaggetje.<br />

¿Zie je de vlaggetjes op het plaatje hierboven? Ze hadden<br />

expres geen dak, want <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en Ide vonden regen<br />

‘lekker fris’.


“Ziezo, aan de slag!” zei Ide hardop en pakte twee kaarsen.<br />

Ze waren in de hut gaan zitten, klaar om vuur te ontdekken.<br />

Ide en <strong>Rob</strong> staken de kaarsen aan en druppelden het<br />

kaarsvet op de houten lucifers. <strong>Van</strong> de lucifers maakten ze<br />

een piepklein paleisje. Het kaarsvet zorgde dat alles aan<br />

elkaar vast bleef zitten. Het werden hele mooie gebouwen.<br />

Er zaten ramen in, kleine bijgebouwen voor de paarden en<br />

allerlei piepkleine uitkijktorentjes.<br />

Toen het helemaal af was zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>: “zullen we het in<br />

de hens zetten, da’s monster! Of zeg je kaas?” Hij bedoelde<br />

natuurlijk te zeggen: “laten we al de koppen van de lucifers<br />

aansteken, dat vind ik leuk, wat denk jij?”<br />

Ide knikte heftig. Het eerste lucifertje stak de volgende aan<br />

en die weer de volgende *Woosh!* zo ging alles in de fik.<br />

“Heuy!” Riep <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, terwijl hij een vuist in de lucht<br />

gooide. “Da’s monster, jonge!” Ide’s rode wangen werden<br />

roder dan ooit, ze gloeiden helemaal “da denk”, zei hij<br />

goedlachs.<br />

Maar dit verhaaltje is nog niet afgelopen. Want <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />

had nóg een idee. In het midden van de hut was een stalen<br />

plaat, waar de jongens lekker fikkie op konden steken. Dat<br />

mocht lang niet iedereen zomaar. Maar <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en Ide<br />

waren beide geslaagd voor een test. Nu hadden ze een<br />

insigne op de mouw van de blouse waar ‘Ketelknaapje’ op<br />

stond. Een sprinkhaan waagte buiten een verre sprong.<br />

Ze maakten een klein vuurtje. Toen pakte <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> een<br />

driepoot die hij erboven zette. In het midden van de<br />

driepoot was een bakje. Als het zo bleef staan, werd dat<br />

bakje heel-heel-heel erg warm. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> gooide al het<br />

kaarsvet van de paleizen in dat bakje en gooide er ook nog<br />

wat olie bij. Terwijl <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> druk in de weer was, lag Ide<br />

in een hoekje van de hut te schaterlachen met z’n vingertjes<br />

over zijn hamburgerbuikje heen. “Hi-hi! Ha-ha! Dat is echt<br />

gevaarlijk!” zei het ketelknaapje. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> had zijn brutale<br />

toet staan. Hij wachtte tot het kaarsvet en de olie zo warm<br />

waren dat er bubbeltjes uitkwamen.<br />

“Let op!” zei hij ineens. Ide hield z’n knuistjes voor z’n<br />

ogen. <strong>Rob</strong> gooide er plots ijskoud water op zodat er een<br />

enorme steekvlam onder het bakje vandaan kwam.<br />

*VLAM!* <strong>De</strong> steekvlam kwam helemaal tot de tak waar de<br />

hut aan vastgeknoopt zat.<br />

“Allerbarstens!” zei onze <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> “Da’s kicke!”<br />

Ide had het niet meer. “Hi-hi! Ha-ha! Dat is toch hartstikke<br />

gevaarlijk!?” zei hij, terwijl het zweet over zijn vetkuif liep.<br />

“Nog een keer, denk” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> strijdlustig. Hij goot<br />

wat nieuwe olie in het bakje. En een beetje extra kaarsvet<br />

er nog bij.<br />

“Broodje ei met ui” neuriede hij.<br />

“Niet teveel ui, anders proef je de ei niet meer.” Zong hij in<br />

zichzelf.<br />

Het gebeurde wel vaker dat niemand precies wist wat hij<br />

bedoelde.


Ineens gooide <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> een plens ijskoud water op het<br />

bakje zodat er een e-nor-me vlam tevoorschijn kwam.<br />

*fffvvvVLÁM!* <strong>De</strong> vlam sloeg in de touwen, de touwen<br />

braken door en <strong>Rob</strong>, Ide en de hele boomhut vielen naar<br />

beneden. *KlaBAM!* <strong>De</strong> hut stond stil op de grond, onder<br />

de grootste boom van Ede-veen. <strong>De</strong> hamburgerbuik van Ide<br />

trilde nog een beetje na.<br />

<strong>Rob</strong> keek omhoog en zag dat zijn hele hut naar beneden<br />

was gekomen. Hij concludeerde “dat moet je ook niet met<br />

touw doen, dat moet je met ijzeren ringen doen!” Ide begon<br />

weer luidop te lachen. Zo werd vuur verkent door de<br />

jongens van de Scouting…<br />

Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />

aan je voorlezen. ¿Vind jij <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet een<br />

waaghals?


14.<br />

Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> alweer veertien jaar oud was, hij was toen<br />

een behoorlijke puber, toen maakte hij iets mee wat ik je<br />

heel graag wil vertellen.<br />

<strong>Ome</strong> Jos had stond recht voor <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. In zijn ene hand<br />

hield hij een boek, dat heette ‘<strong>De</strong> Twijfel <strong>De</strong> Baas’. In zijn<br />

andere hand lag een lag een ticket met ‘Avontuur’ erop<br />

geschreven.<br />

“Kies jij maar,” zei <strong>Ome</strong> Jos. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> hoefde niet lang na<br />

te denken en las voor wat er op het ticket stond. ‘Hiermee<br />

kun je met de jongste drie meedoen aan een gevecht-voorde-grap.’<br />

“Wow!” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. “Vechten-voor-de-grap vind ik<br />

monster, jonge!” Direct ging hij <strong>Ome</strong> Ben halen.<br />

Al snel stonden <strong>De</strong> Jongste Drie met blauwe overals en<br />

zwarte maskers op een helling in een bos. <strong>Ome</strong> Ben was de<br />

oudste, hij had een<br />

geweer met verf erin.<br />

<strong>Ome</strong> Jos was de<br />

middelste, hij had een<br />

geweer met pindakaas<br />

erin. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was de<br />

jongste, hij had een<br />

geweer met poep erin.<br />

Ze keken stoer voor<br />

zich uit naar het<br />

stoplicht in de boom.<br />

Ineens sprong het op<br />

groen en was het<br />

gevecht begonnen. Ze<br />

gingen alle drie een<br />

kant uit. Aan de<br />

andere kant van het<br />

bos was een vlag<br />

verstopt. Die moesten<br />

ze zien te pakken.<br />

Ze slopen voorzichtig<br />

naar de vlag toe. <strong>Ome</strong><br />

Ben deed zijn hand<br />

omhoog om naar <strong>Ome</strong><br />

Jos te wenken. Dat


etekende dat er een vijand in de buurt was. *Klédder!*<br />

klonk het door het bos. <strong>Ome</strong> Ben was geraakt door een<br />

spetter verf op zijn hand: hij was af!<br />

“Zo hé!” fluisterde <strong>Ome</strong> Jos. “Die kunnen goed schieten!”<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> had hele grote ogen gekregen.<br />

Langzaam kropen de jongens over de grond. Ineens begon<br />

<strong>Ome</strong> Jos recht boven hem te schieten, want hij dacht dat er<br />

iemand in de boom zat. Maar zijn pindakaas bleef in de<br />

takken hangen. Een bruine klodder met klontjes viel<br />

pardoes naar beneden. Recht op zijn zwarte masker: <strong>Ome</strong><br />

Jos was ook af. Helaas Pindakaas! <strong>De</strong> reiger stond stil<br />

boven het gladde water.<br />

“Doe je stinkmaster maar af,” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. “Ik heb de<br />

vlag, jullie hebben verloren.”<br />

<strong>De</strong> drie tegenstanders deden tegelijk hun bruin-zwarte<br />

masker af. Het waren Comando Gerben, Kloeke Babs en<br />

Tante Kas: Hahaha!<br />

Vechten-voor-de-grap is heel leuk, als je er daarna samen<br />

om kunt lachen.<br />

Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />

aan je voorlezen. ¿Vind je <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet gevaarlijk<br />

vastberaden?<br />

Nu was alleen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> nog over. Hij wilde echt niet door<br />

poep geraakt worden! Hij pakte een stuk hout en gooide die<br />

zo ver als hij kon weg. Alle vijanden begonnen op het stuk<br />

hout te schieten. Dat was een goede afleiding! <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />

sprong op en begon te rennen naar de vlag. Terwijl hij rende<br />

schoot hij alle vijanden onder de spetterpoep. Uiteindelijk<br />

pakte hij de vlag en juichte heel blij.<br />

*Whooohooow!* Schreeuwde hij en hij gooide zijn<br />

strontgeweer de lucht in.<br />

<strong>De</strong> tegenstanders kwamen op hem afgelopen met hun<br />

maskers onder de getverderrie. <strong>Ome</strong> Ben en <strong>Ome</strong> Jos<br />

kwamen ook dichterbij.


16.<br />

Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> al zestien jaar was, maakte hij iets mee wat<br />

ik je heel graag wil vertellen. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> werd toen steeds<br />

groter en sterker. ¿Zie je hem staan op de tekening?<br />

“Laat mij dat maar doen” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, terwijl hij wees op<br />

een grote hijskraan. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> werkte bijna elke dag voor<br />

de familie Ten Ham. Hij werkte met boer Dick en boer Wil.<br />

<strong>De</strong>ze boeren wilden niet dat er ongelukken gingen<br />

gebeuren.<br />

“Kiek wel uut!” Zeiden de boeren tegen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>.<br />

“Komt goed.” Zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. En het kwam goed.<br />

¿Wist je dat <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> een ziekte had? Ja, hij was eigenlijk<br />

heel erg ziek. Als <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> niet genoeg suiker had gegeten,<br />

dan werd hij duizelig en begon hij te trillen. <strong>De</strong>ze ziekte het<br />

Suikerziekte. Maar <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> deed net alsof hij niet ziek<br />

was. Zo kon hij bijvoorbeeld wel náár een eiland surfen,<br />

maar kon hij niet meer terug. Dan vond Tante Kas hem<br />

duizelig en bevend op het strand. Of, als de trein niet meer<br />

reed, dan fietste hij gewoon het hele land door, midden in<br />

de nacht. Maar<br />

dan moest hij<br />

wel snel suiker<br />

hebben, want<br />

anders trilde<br />

hij van de fiets<br />

af.<br />

Op een dag<br />

moest <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong> van de<br />

familie Ten<br />

Ham gaten<br />

boren in de<br />

grond. Maar ze<br />

moesten niet te<br />

diep, want<br />

anders zou hij<br />

de<br />

waterleiding<br />

kapot boren.<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> had<br />

al een poosje<br />

geen suiker<br />

meer gehad en<br />

was een beetje<br />

trillerig. Maar het werk moest wel af.<br />

“Kiek wel uut!” Zei boer Wil nog.


“Komt goed.” Zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>.<br />

*Trrr-Trrr!* <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> boorde zo door de vloer heen. <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong> werd helemaal duizelig en liep even weg om wat<br />

suiker te halen. Boer Dick en boer Wil pakten snel een paar<br />

bekertjes water en vulden de gaten, zodat het net leek alsof<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> een waterleiding kapot had geboord. “Psst, daar<br />

komt <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>!” Zei boer Dick. “Snel weg!” <strong>De</strong> vis<br />

maakte een rondje in zijn vissenkom.<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zag het water in de gaten staan en schrok zich een<br />

ongeluk. ‘Ik heb door de waterleidingen geboord!’ dacht<br />

hij. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> pakte gauw de waterstofzuiger en ging op<br />

zoek naar het lek. Maar hij vond helemaal niets! ‘Hé! Hoe<br />

kan dat nou?’ dacht <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>.<br />

“Ik zou het echt niet doen hoor.” Zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, die begon<br />

te lachen.<br />

“Ik had jullie horen lachen in het hoekje en ik dacht: die<br />

pak ik terug!”<br />

Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />

aan je voorlezen. ¿Vind je <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet een<br />

grappenmaker?<br />

In de hoek van de garage zaten boer Dick en boer Wil te<br />

lachen in het knuistje. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> pakte een Stenendriller en<br />

zei hardop:<br />

“Ja, nogât! Nu maakt het ook niet meer uit.” En hij zette de<br />

boor aan boven de waterleiding.<br />

Boer Dick en boer Wil kwamen aangerend. Ze riepen luid:<br />

“Nee, niet doen! Het was maar een grapje!”<br />

Maar er was zoveel herrie dat <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> niets hoorde en de<br />

boor ging al naar beneden.<br />

Boer Dick en boer Wil tikte <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> vlug op zijn rug en<br />

vertelden hem dat het een grapje was.<br />

“Ja, nogât.” Zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, die zelf ook geen idee had wat<br />

dat betekende.


19.<br />

Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> al negentien jaar was, maakte hij iets mee<br />

wat ik je heel graag wil vertellen. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was toen al<br />

boom van een vent.<br />

In het Witte Kasteel was er een zwarte meneer<br />

binnengewandeld. Tante Kas liep er parmantig naast. <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong> keek op van zijn bank: “Hé Audie!”<br />

“Hé Swa!” Zei de donkere meneer op een trage manier.<br />

<strong>De</strong> man was het liefje van Tante Kas en daarom <strong>De</strong> Swager<br />

van <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. ¿Ingewikkeld hé?<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> vond het niet alleen ingewikkeld, maar ook raar.<br />

Want hoe kan deze man ineens binnen komen wandelen<br />

met zijn zus. Was <strong>De</strong> Swager wel goed genoeg voor zijn<br />

zus?<br />

Een witte duif vloog uit het kasteelraam.<br />

“Ik daag <strong>De</strong> Swager uit voor een wedstrijd.” <strong>De</strong> Swager<br />

knikte angstig.<br />

Heel Ede-veen liep achter het tweetal aan naar de<br />

Speerbaan. Eerst ging <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> gooien. Hij pakte een<br />

lange, witte speer uit de grond en nam een aanloop… 1..<br />

2… en *zoef!* de speer vloog door de lucht. Wow wat<br />

gooide <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ver! Wel 14 meter.<br />

Toen was de beurt aan <strong>De</strong> Swager. Hij pakte een lange,<br />

zwarte speer en gooide hem uit alle macht richting de witte<br />

speer. *zoef!* Maar ineens *rakke-takke-tak!* <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />

schoot met zijn zelfgemaakte luchtbuks de speer zo uit de<br />

lucht. Allemaal zwarte snippers dwarrelden op hen neer.<br />

¿Zie je het plaatje van de luchtbuks?<br />

“Hak um door de midde!” Riep <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en de mensen uit<br />

Ede-veen klapten hun handen stuk.<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> bedacht een plannetje en luidde de klok. Iedereen<br />

kwam naar beneden, Tante Kas en <strong>De</strong> Swager keken<br />

verbaasd.<br />

“<strong>De</strong>ze Swager hier” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> met een grijns op zijn<br />

gezicht. “Die moet bewijzen of hij wel goed genoeg is.”


<strong>De</strong> Swager slofte achter <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> aan naar de Karbietbaan.<br />

Hier gingen ze proberen om karbiet zo hard mogelijk te<br />

laten ontploffen. Wie de hardste knal had, had gewonnen.<br />

Er stonden twee melkbussen met karbiet klaar. Dit keer<br />

wilde <strong>De</strong> Swager beginnen. Hij maakte een piepklein gaatje<br />

aan de achterkant en deed de deksel goed dicht. Door het<br />

gaatje stak hij een rotje aan. En: *Klabaf!* Een grote knal<br />

klonk over het weiland. <strong>De</strong> Swager was tevreden.<br />

*RrR-RrR* Daar kwam een grote giertank aangereden.<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> wenkte de truck dichterbij.<br />

“Zet hier maar neer.” Zei hij. Hij gooide het karbiet erin,<br />

maakte een gaatje en stak het aan met een grote<br />

vlinderbom. *KlaBAF!* Een enorme ontploffing volgde.<br />

“Da’s monster jonge!” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en hij grijnsde van oor<br />

tot oor. <strong>De</strong> mensen uit Ede-veen joelden en gilden.<br />

<strong>De</strong> Swager keek Tante Kas verdrietig aan, maar hij gaf niet<br />

op. Alle mensen gingen naar het Kippenhok. Het<br />

Kippenhok was enorm groot, donker en het stonk heel<br />

intens. Wie het eerst tien kippen heeft gevangen. <strong>De</strong><br />

Swager en <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> gingen tegelijk klaarstaan, ze wachten<br />

op het startschot...<br />

kippen los en ging weer de duisternis in om hem te zoeken.<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> kwam vlakbij rustig achter een pilaar vandaan.<br />

Hij sloeg <strong>De</strong> Swager op zijn schouder.<br />

“Ik vind het heel stoer dat je me komt zoeken in dit donkere<br />

stinkhok.” Zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>.<br />

“Dat is toch logisch? Je bent de broer van Tante Kas. En ik<br />

houd van Tante Kas!” Zei <strong>De</strong> Swager.<br />

“Het was allemaal een test.” Zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, iedereen wist<br />

dat, daarom moest iedereen lachen.<br />

“Je bent geslaagd, Swager, nu ben je Tante Kas waard.”<br />

Alle mensen klapten en joelden en alle kippen sprongen<br />

van blijdschap in de lucht.<br />

Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />

aan je voorlezen. ¿Vind je <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet een goede<br />

broer?<br />

*Pang!* klonk het in het hok en de jongens renden de<br />

duisternis in. <strong>De</strong> Swager was als eerste terug en had aan<br />

elke vinger een kip hangen. <strong>De</strong> mensen klapten en hij<br />

maakte een kleine buiging. Maar waar was <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> nu?<br />

Die had er toch allang moeten zijn? <strong>De</strong> Swager liet de


20.<br />

Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> twintig jaar was, hij was toen een beetje dik<br />

aan het worden, toen maakte hij iets mee wat ik je heel<br />

graag wil vertellen.<br />

Als de zon schijnt, wordt het lekker warm. Als de zon<br />

korter schijnt, dan valt er sneeuw en wordt het winter. <strong>Ome</strong><br />

Jos keek naar <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, die op de bank lag. Hij had zijn<br />

ogen bijna dicht, maar was te chagrijnig om te gaan slapen.<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> hield helemaal niet van de winter. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> hield<br />

van kwallen in zwembroeken gooien; Zeehond spelen en<br />

uit de zeilboot springen, zodat er niemand meer achter het<br />

roer zat en de boot uiteindelijk omsloeg. <strong>Rob</strong> hield ervan<br />

als iedereen hem watertrappelend zou vragen “¿waarom<br />

deed je dat nou?” ‘Voor de lol’, zou hij denken, maar niks<br />

zeggen, alleen grijnzen.<br />

Vroeger, toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> nog een kleine held was, ging hij<br />

een keer op zijn blote voeten door de sneeuw rennen door<br />

heel Ede-veen. Maar nu, in deze lange winter, had <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong> helemaal nergens meer zin in.


Omdat hij een beetje dik aan het worden was, vond <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong> dat hij een stukje moest lopen. Met de grootst<br />

mogelijke moeite strompelde hij uit bed en stapte in zijn<br />

schoenen. Hij wikkelde alleen een sjaal om en ging, zo in<br />

zijn pyjama, het bos in.<br />

Daar liep <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, met zijn schouders helemaal naar<br />

beneden en zijn neus welhaast op de grond. Ineens schrok<br />

hij op en wreef in zijn ogen. “Wat is dat nou!?” Er stond<br />

een klein mannetje met een roodborstje viool te spelen. Er<br />

zat ook een sprinkhaan op zijn hoge hoed. ¿Zie je de<br />

sprinkhaan zitten? Het mannetje was knettertjesoud. Hij<br />

speelde prachtig viool. Ik denk dat hij dat al deed vanaf dat<br />

hij heel klein was. Ik bedoel: vanaf dat hij heel jong was.<br />

Niet ver achter dit mannetje stond nog zo’n exemplaar. Op<br />

een steen stond hij rustig aan een pijp te lurken en droeg<br />

een uil in zijn rugtas. Ja, echt! Een heuse uil! Beide<br />

mannetjes keken vooral erg tevreden.<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was het niet vaak. Maar vandaag was hij jaloers.<br />

¿Weet je wat dat is? Als je iets wilt wat iemand anders<br />

heeft. <strong>De</strong> ene man was lekker muziek aan het maken en de<br />

andere was wat aan het pijpjepaffen. Het leek er niet op dat<br />

ze vonden dat de winter te lang duurde.<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> pakte het manneke met de uil op en hield hem<br />

vlak voor zijn neus. “Ben jij nooit droevig?” vroeg hij.<br />

<strong>De</strong> dwerg blies wat zoete rook in <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>’s kromme<br />

neusje. “Nee, dat lijkt mij zonde van de tijd.” Antwoordde<br />

hij uiteindelijk. “En als ik het onverhoopt toch word, zet ik


een andere hoed op. Ik ruil dan vaak met mijn broer hier.”<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> trok één wenkbrauw hoog op. “Dus als je niet<br />

vrolijk bent, zet je de hoge hoed van je broer op en dan<br />

word je het vanzelf weer?” Het mannetje knikte. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />

knikte. Hij zette het mannetje weer op de grond en liep snel<br />

terug naar het Witte Kasteel, want het was eigenlijk wel erg<br />

koud.<br />

In het Kasteel zette hij een oude boerenpet op van Opaatje<br />

en daarna de bolhoed van <strong>Ome</strong> Ben. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> begon<br />

voorzichtig te grinniken, want hij leek ineens heel iemand<br />

anders. Daarna deed hij de doek van <strong>De</strong> Swager om zijn<br />

hoofd. Dat zag er zo grappig uit! <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was helemaal<br />

alleen en zat in een stapel van gekke hoeden, petten en<br />

hoofddoeken. Hij lachte zich langzaamaan helemaal beter.<br />

Als je je dus een keertje chagrijnig voelt, moet je gewoon<br />

een andere pet opzetten!<br />

Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />

aan je voorlezen. ¿Vind je <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ook niet een lieve<br />

vent?


21.<br />

Toen <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> 21 jaar oud was, hij was toen echt een<br />

enorme reus geworden, toen maakte hij iets mee wat ik je<br />

dolgraag wil vertellen.<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zat in zijn kamer, voor zijn bed, sip naar de klok<br />

te kijken. Die tikte maar wat rond. *tik-tak-tik-tak* En als<br />

de klok helemaal rond was. (…) Begon die gewoon weer<br />

opnieuw. Dan ging hij gewoon nog een keer het klokje<br />

rond. Altijd maar hetzelfde liedje: *tik-tak-tik-tak*. Maar<br />

als ik hier blijf zitten, dacht <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>, dat gaat de tijd nog<br />

trager en wordt het liedje van de klok nog slomer. Want de<br />

tijd gaat langzaam als het saai is. En beresnel als het heel<br />

leuk is. Ik moet dus iets heel leuks gaan doen! Dacht <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong>.<br />

“Ik wil zo iets leuks gaan doen, dat de tijd er helemaal van<br />

in de war raakt,” zei <strong>Rob</strong> hardop. Hij sprong op. Hij begon<br />

heen en weer te lopen door de kamer. *Eureka!* <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />

had het! Ik ga racen! En ik ga drinken! En ik ga dansen!<br />

Met <strong>De</strong> Drie Boeren...<br />

Op de gang kwam hij<br />

<strong>Ome</strong> Jos tegen.<br />

“Hallo broer” zei hij.<br />

“Hallo <strong>Ome</strong> Jos” zei<br />

<strong>Rob</strong>.<br />

“Ik heb een<br />

cadeautje voor je.”<br />

“Oh ja? Wat is het<br />

dan?”<br />

“Het is een boek.”<br />

Zei <strong>Ome</strong> Jos terwijl<br />

hij zo enthousiast<br />

mogelijk keek.<br />

“Ik lees geen<br />

boeken” zei <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong>.<br />

“Maar dit boek is<br />

anders, <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>...<br />

Dit boek heet Het<br />

Schouderophalen.”<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> keek <strong>Ome</strong><br />

Jos in dezelfde ogen aan. “Dat kan ik toch allang?” Vroeg<br />

hij vervolgens.<br />

<strong>Ome</strong> Jos keek naar de grond. “Doei, broertje” zei hij nog.<br />

Maar <strong>Rob</strong> was al weer naar buiten.


Want <strong>De</strong> Drie Boeren waren snel gekomen, omdat <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong> ze over de telefoon het avontuur van hun leven had<br />

beloofd. Ze gingen met z’n viertjes in een super snelle rode<br />

racewagen zitten. Nu zouden ze het zo leuk gaan hebben,<br />

dat ze de tijd zouden vergeten. En misschien zou de tijd hen<br />

ook wel vergeten...<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> zei: “Zullen we heel donders hard? Da’s monster,<br />

jonge!” <strong>De</strong> Drie Boeren vonden het een puik plan. Ze<br />

stonden nog stil voor een smalle, maar wel een hele lange<br />

weg. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> drukte het gaspedaal zo ver als mogelijk in.<br />

“GroenLinks, GasRechts” zei <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>. <strong>De</strong> Drie Boeren<br />

hadden wel vaker geen idee waar hij het over had.<br />

*VroemMm* Ze zoefden over de lange en smalle weg. Alle<br />

jongens werden tegen hun stoelen aangedrukt door de<br />

wind. Ze kregen tranen in de ogen van de snelheid. <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong> riep tegen de wind in: “wie komt mij halen!?” ze<br />

gingen harder en harder. *Wéééh! Wéééh!*<br />

Het voorste wiel kwam al een beetje los van de weg, ze<br />

stuiterden, maar <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was helemaal niet bang.<br />

“Harder! Harder!” riepen <strong>De</strong> Drie Boeren. En <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong><br />

ging harder.<br />

Ineens kwam ook het achterwiel een klein stukje van de<br />

grond. <strong>De</strong> klok in het witte kasteel tikte steeds langzamer...<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> drukte op een geheim knopje onder het stuur,<br />

zodat de vleugels vanonder de deuren tevoorschijn<br />

kwamen, met straalmotoren eraan vast! Met een andere<br />

geheime knop deed <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> ze aan. *Vroets!* klonk het<br />

boven Ede-veen.<br />

“Ik wist niet eens dat dit kon, jonge!” Riep hij uit terwijl<br />

zijn wangen helemaal naar achteren waaiden. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en<br />

<strong>De</strong> Drie Boeren gingen bijna sneller dan de tijd.<br />

Toen ineens, vanuit het niets *POEF!* waren ze<br />

verdwenen. Geen auto meer, alleen maar strak blauwe<br />

lucht. Oh nee! Ze zijn weg! Of niet? Nee, daar aan de hemel<br />

zag ik nog maar twee boeren aan een parachute hangen. Ze<br />

hadden dikke tranen onder hun hangen, want ze konden de<br />

andere jongens niet meer vinden. <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> was<br />

verdwenen! Ze waren per ongeluk buiten de tijd gekomen.


Er waren er nog maar twee over, de andere twee hebben we<br />

nooit meer gevonden. Toen konden ze dus niet meer samen<br />

dansen. Niet meer samen drinken.<br />

Maar <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> en die ene boer: die hebben heel veel<br />

plezier, denk ik. Die vliegen misschien wel nog steeds in<br />

de auto met vleugels rond. Die vliegen misschien wel voor<br />

altijd. Ze worden in ieder geval nooit 22. Je wordt namelijk<br />

nooit ouder als je buiten de tijd bent gekomen. Want de<br />

klok in het Witte Kasteel die zo tikt van *tik-tak-tik-tak,*<br />

die tikt niet meer voor hen. <strong>De</strong> twee jongens zullen voor<br />

altijd jong blijven.<br />

Toen ik dit hoorde, wilde ik het heel graag opschrijven en<br />

aan je voorlezen. ¿Vind jij het ook niet jammer dat <strong>Ome</strong><br />

<strong>Rob</strong> nu buiten de tijd is?


<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> heeft écht bestaan, dat weet je hoop ik wel. Hij<br />

vertelde altijd hele mooie verhalen. Hij maakte ook heel<br />

wat mee. Natuurlijk niet precies zoals het hier is<br />

beschreven. Ik heb het een beetje overdreven, dat leek me<br />

wel leuk.<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> moeten we maar niet vergeten. Daarom is het<br />

nu fijn dat er een boek over is. Ik heb hier een foto gestopt<br />

als bewijs dat hij echt Oom was. Hij zit hier met een neefje<br />

van hem. ¿Weet je wie die baby is?<br />

Je hoeft niet bang te zijn dat jij in een auto ook ineens<br />

buiten de tijd vliegt, hoor. Uit dit boek heb je geleerd dat<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> heel bijzonder is. Dat je maar éénentwintig<br />

wordt, gebeurt ook bijna nooit. Onthoud maar vooral dat<br />

<strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong> vol verrassingen zat. <strong>Van</strong> het winnen van het<br />

Witte Kasteel tot het wegvliegen in een rode auto: het was<br />

allemaal onze <strong>Ome</strong> <strong>Rob</strong>.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!