VOEDING - NHK

WEIDEBEHEER
www.PAARDENKENNISCENTRUM.nl
1. Zowel paarden als koeien staan in de zomermaanden vaak op de weide. Beide zijn graseters,
maar er zijn verschillen. In tegenstelling tot de koe:
O Graast het paard het gras korter af
O Zijn paarden kieskeurige eters
O Heeft het paard geen behoefte aan hoge voederwaarde, maar juist aan veel structuur
● Alle bovenstaande zijn juist.
2. Gras groeit het hele jaar, maar niet met een constante groei. In de winter is de groei
verwaarloosbaar. In de onderstaande periodes is er wel grasgroei, maar in welke periode is
deze het laagst?
O Mei – juni ● Juli – augustus O Augustus – september
3. Gras gaat groeien bij een T-som van ongeveer 180. Dit betekent dat:
O Gemiddeld 180 dagen na het begin van de winter het gras begint te groeien
O Gemiddeld 180 uur na het begin van de lente het gras begint te groeien
● Bij een som van gemiddeld 180 graden na 1 januari het gras begint te groeien
4. Er zijn veel verschillende soorten gras. Welke grassoort is niet geschikt voor paarden?
O Engels raaigras (Lolium Perenne) O Beemdlangbloem (Festuca pratensis)
O Lammerstaart (Phleum pratense L.)● Biezen (Heleocharis)
5. Naast verschillende soorten gras zijn er binnen de soorten ook nog verschillende typen. Wat is
waar?
● Het vroege type is geschikt voor hooiwinning en het late type voor begrazing
O Het late type is geschikt voor hooiwinning en het vroege type voor begrazing
O Het vroege type is zowel geschikt voor hooiwinning en voor begrazing
O Het type gras heeft geen invloed
6. De aanbevolen tijd om gras in te zaaien ligt tussen 15 augustus en 15 september. Zo heeft het
gras voldoende tijd om te kiemen. Deze periode heeft nog een voordeel:
O In het najaar groeien de wortels van gras sneller
O Er breekt een vochtige periode aan
● Onkruiden hebben een geringe najaarsgroei waardoor het gras niet verdrongen wordt
7. Onkruiden zijn planten die niet gewenst zijn in een weide, meestal omdat ze giftig zijn. Veel
planten krijgen dit stempel onterecht en bevatten juist vaak een hoog mineralengehalte.
Toch moeten sommige bestreden worden. De reden hiervoor is:
O Als paarden er teveel van eten dan krijgen ze koliek
● Ze worden niet genoeg gegeten en verdringen het gras
O In combinatie met gras zijn ze niet gezond
O Ze moeten niet bestreden worden
8. Een veelvoorkomende plant in de weide bevat veel eiwitten, brengt stikstof in het land, tiert
welig als het afgegraasd wordt, maakt onkruidbestrijding lastig en is niet geschikt voor
hooiwinning. Om al deze redenen moet deze plant onder controle worden gehouden. Over
welke plant gaat het?
● Klaver O Paardenbloem
O Jacobskruiskruid O Herderstasje
9. In bemesting zit stikstof. Gras dat te weinig stikstof krijgt groeit minder en krijgt een lichte
kleur. Wat gebeurt er als gras teveel stikstof krijgt?
O Dan bevat het gras veel suiker O Dan bevat het gras veel zetmeel
O Dan bevat het gras veel vet ● Dan bevat het gras veel eiwit
10. Bemesting is nodig voor het verbeteren van de grond, de groei van de planten en is ook
noodzakelijk voor de smakelijkheid. Voor de natriumbehoefte van het paard en de
smakelijkheid van het gras kan landbouwzout gestrooid worden. Hoe vaak moet
landbouwzout gestrooid worden?
O Twee keer per jaar O Één keer in de twee jaar
● Één keer per jaar O Één keer in de vier jaar