AUGUSTINUS: de stad Gods (compleet)

en "De stadt Gods van de H. Outvader Aurelius Augustinus", uitgave Delft 1621 (met aanpassing van de taal). en "De stadt Gods van de H. Outvader Aurelius Augustinus", uitgave Delft 1621 (met aanpassing van de taal).

02.05.2018 Views

578 (Romeinen 8) Want al de vijanden van de kerk, met welke dwalingen zij ook verblind zijn, of met welke boosheid zij ook bedorven zijn, indien zij de macht ontvangen van hen lichamelijk te knellen, oefenen hun lijdzaamheid, en indien zij alleen hen tegenstaan met kwalijk te gevoelen, oefenen zij hun wijsheid. Voorts ten aanzien dat ook de vijanden moeten bemind worden, zo oefenen zij hun goedwilligheid of ook hun goeddadigheid, hetzij, dat men met hen handelt door ten beste vermanende lering en goed onderricht, of hetzij, dat men met hen handelt door heilzame en van ‘t kwaad afschrikkende discipline en tuchtiging. de duivel daarom, die een prins is van de goddeloze stad, bewegende en opmakende zijn eigen vaten tegen de Stad Gods, zijnde in deze wereld in vreemdelingschap, hem wordt niet toegelaten hen iets te schaden, want dezelve wordt buiten allen twijfel door de Voorzienigheid Gods besteld in de voorspoed van haar vertroosting, zodat zij door tegenspoeden niet verkrenkt wordt; en evenzo wordt dezelve wederom besteld in tegenspoeden hare oefening, zodat zij door voorspoed niet bedorven wordt. En beide deze dingen worden het een van het andere alzo gematigd, dat wij bekennen, dat nergens elders vandaan die stem gesproten is, die wij in de Psalm lezen, nl. ‘na de menigte van mijn smarten in mijn hart hebben uw vertroostingen mijn ziel verheugd.’ En hier vandaan spruit ook die spreuk van de apostels: ‘in hoop verblijdende, in verdrukking lijdende.’ Want hetgeen diezelfde leraar zegt: ‘zij. die godvruchtig in Christus. willen leven, zullen vervolging lijden,’ dit moet men achten, dat op geen tijden ontbreekt. Want ofschoon het zo is, dat door het ophouden van het woeden van hen, die buiten zijn, stilte en gerustheid schijnt te zijn, of ook waarlijk is, zodanig dat dat een zeer grote vertroosting aanbrengt, vooral de zwakken, nochtans ontbreken daar geen lieden, ja daar zijn er zeer velen, die de harten van hen, die godvruchtig leven, pijnigen en kwellen door de slechte manieren van hun wandel, want door hem wordt de Christelijke en algemeen naam gelasterd Daar hen, die godvruchtig willen leven in Christus, deze naam zeer lief en waardig is, zijn zij zoveel te meer bedroefd, dat het door de bozen geschied, dat de Heere Christus minder bemind wordt dan de gemoederen van de godvruchtige mensen begeren. Insgelijks ook zelfs de ketters, naar die men meent, dat zij hebben de Christennaam, en de Christelijke sacramenten, en de schrifturen, en de belijdenis, zij maken ook een grote smart in de harten van de godvruchtige, want velen, die Christenen willen zijn, worden gedwongen te twijfelen vanwege. hun verschillen, en vele lasteraars en kwaadsprekers vinden in dezen ook gelegenheid en stof, om de Christennaam te lasteren, omdat zij zelf ook enigszins Christenen genaamd worden. Door deze en dergelijke kwade reden en dwalingen van de mensen lijden zij. vervolging, die godvruchtig in Christus willen leven, zelfs ook, wanneer niemand hun lichaam leed of kwelling aandoet, want zij lijden deze vervolgingen in hun harten, vanwaar ook die stem is ‘na de menigte mijner smarten in mijn harte.’ Maar aangezien bij hen bedacht en overlegd wordt, hoe de Goddelijke beloften onveranderlijk zijn, en daar benevens ook overlegd wordt, wat de apostel zegt, nl. ‘de Heere weet, wie de Zijnen zijn, want die Hij van tevoren geweten heeft, en die Hij van tevoren verordineerd heeft ongelijkvormig te worden het beeld van Zijn Zoon van die kan niet een vergaan,’ zo is het dat in diezelfde Psalm volgt: ‘Uwe vertroostingen hebben mijn ziel verheugd.’ Ondertussen, de smart die komt in de harten van de godvruchtige door dat de reden van de kwade of valse Christenen hen vervolgden, die is bevorderlijk dengenen, die zodanige smart hebben, omdat zij voortkomt uit de liefde, door welke zij niet willen, dat zij zouden verloren gaan en dat zij ook zouden beletten de zaligheid van anderen. Voorts komen er ook grote vertroostingen van hun bestraffingen, omdat dezelve de gemoederen van de godvruchtige met zo grote verheuging overgieten als zij ooit met smarten gekweld zijn geweest vanwege hun verderf. Zo dan, in deze wereld, in deze boze dagen, niet alleen van de tijd van de lichamelijke tegenwoordigheid van Christus en de apostelen af, maar ook zelfs van Abel af, welken eerste rechtvaardige, zijn goddeloze broeder gedood heeft, en voortaan tot het einde van de wereld heeft de kerk, zijnde in vreemdelingschap, midden tussen de vervolging en van de wereld en de vertroostingen Gods tussenbeide heengelopen.

579 Hoofdstuk 52. OF MEN TE GELOVEN HEEFT, GELIJK SOMMIGEN MENEN, DAT NA DE 10 VERVOLGINGEN, WELKE ER GEWEEST ZIJN, GEEN ANDERE OVERIG IS DAN DE ELFDE, WELKE IN DEZELFDE TIJD VAN DE ANTICHRIST ZOU GESCHIEDEN. Daarom meen ik ook niet, dat men licht behoort te zeggen of te geloven hetgeen sommigen gemeend hebben of nog menen, nl. dat de Kerk tot de tijd van de Antichrist niet meer vervolging zal lijden dan zij nu geleden heeft, nl. de 10 vervolgingen die voorbij zijn, zodat de elfde en tevens de laatste die zal zijn, welke zij zal lijden van de Antichrist. Want de eerste vervolging berekenen zij die te zijn, welke geschied is door Nero, en de tweede die, welke aangericht is door Domitianus, de derde door Trojanus, de vierde door Antionius de vijfde door Severus, de zesde door Maximinus, de zevende door Decius, de achtste door Valerianus, de negende door Aurelianus, de tiende door Diocletanus, en Maximianus. Want aangezien er tien plagen van de Egyptenaren geweest zijn, eer het volk Gods uit dat land trok, zo menen zij ook, dat deze zelfden tot dezen verstande toe te eigenen zijn zodat hen ook de laatste vervolging van de Antichrist schijnt gelijk te zijn de elfde plaag, door welke de Egyptenaren, als zij de Hebreeën vijandig vervolgden, in de Rode zee, waar het volk Gods droog door ging, verzonken zijn. Maar ik meen niet, dat door die gebeurtenis in Egypte deze vervolgingen profetische wijze betekend zijn geweest, hoewel van hen, die dit menen, deze dingen stuk voor stuk zeer naarstig en vernuftig met dezelve schijnen vergeleken te zijn, niet door een profetische geest, maar door raden en gissen van het menselijk vernuft, dat somtijds tot de waarheid komt, maar soms daarin ook mist. Want die dit alzo menen, wat zullen die zeggen van die vervolgingen in welke de Heere zelf gekruisigd is? Onder wat getal zullen zij dezelve berekenen en stellen? Indien zij menen, dat men deze behoort uit te zonderen en niet te rekenen, alsof men die behoort te tellen, welke tot het lichaam behoort, en niet die, in welke het Hoofd zelf aangetast en gedood is, hoe zullen zij het dan maken met die vervolging, welke, nadat Christus opgevaren was ten Hemel, te Jeruzalem geschied is, alwaar de zalige Stephanus gestenigd is, waar Jacobus, de broeder van Johannes, met het zwaard gedood is, waar de apostel Petrus, om gedood te worden, in de gevangenis gesloten en door de engel verlost is, waar de broeders in de vlucht verjaagd en verstrooid zijn van Jeruzalem, waar Saulus, die daarna de apostel Paulus geworden is, de kerk verwoestte, alwaar hij zelf, evangeliserende het geloof dat hij vervolgde, zulke dingen als hij een ander gedaan had, geleden heeft, zowel in het Joodse land als onder andere volkeren, overal waar hij Christus met groten ijver predikte? Waarom menen zij dan, dat men behoort te beginnen, omdat de kerk midden onder de zwaarste vervolgingen met te wassen en toe te nemen, gekomen is tot de tijd van Nero? Maar indien zij menen, dat men alleen in ‘t getal behoort te stellen de vervolgingen, die door de koningen geschied zijn, Herodos is mede een koning geweest die na de Hemelvaart van Christus een aller-­‐zwaarste vervolging aangericht heeft. En wat zullen zij ook antwoorden aangaande Julianus, dien zij ook niet tellen onder de 10? Of hij heeft de kerk niet vervolgd, die de Christenen verboden heeft de vrije geleerdheden te mogen leren of elkander onderwijzen. Onder dezen is Valentianus, die de derde keizer na hem was de oudste belijder van het Christelijk geloof geweest, en daarover ook van zijn krijgsdienst beroofd, opdat ik voorbij ga, wat hij begon en voorgenomen had bij Antióchië te doen, ten ware hij een grote verwondering en verschrikking gekregen had over de vrijmoedigheid en blijmoedigheid van een getrouwe en standvastige jongeling, welke, alzo daar velen gevangen waren om gepijnigd te worden, uit dezelve allereerst genomen is, en de ganse dag door gepijnigd zijnde, tussen de haken en tangen en pijniging nog zong, zodat hij bevreesd werd aangaande de anderen nog veel lelijker beschaamd te zullen staan. Eindelijk, is er in onze tijd niet geweest een Valens, een Arrianer, de broeder van de genoemde Valentianianus? Heeft hij niet met een grote vervolging in de Oosterse delen de algemeen kerk verwoest? En wat is dat toch voor een bedenken, niet eens aan te merken, dat de kerk, die vruchtdragend en wassende is door de ganse wereld, onder enige volken van de koning vervolging kan lijden, dezelfde tijde, wanneer zij onder andere volkeren niet lijdt? Of het moest zijn, dat men het voor geen vervolgingen wil rekenen, dat de koning van de Gothen zelfs in

578 <br />

(Romeinen 8) Want al <strong>de</strong> vijan<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> kerk, met welke dwalingen zij ook verblind zijn, of <br />

met welke boosheid zij ook bedorven zijn, indien zij <strong>de</strong> macht ontvangen van hen lichamelijk te <br />

knellen, oefenen hun lijdzaamheid, en indien zij alleen hen tegenstaan met kwalijk te <br />

gevoelen, oefenen zij hun wijsheid. Voorts ten aanzien dat ook <strong>de</strong> vijan<strong>de</strong>n moeten bemind <br />

wor<strong>de</strong>n, zo oefenen zij hun goedwilligheid of ook hun goeddadigheid, hetzij, dat men met hen <br />

han<strong>de</strong>lt door ten beste vermanen<strong>de</strong> lering en goed on<strong>de</strong>rricht, of hetzij, dat men met hen <br />

han<strong>de</strong>lt door heilzame en van ‘t kwaad afschrikken<strong>de</strong> discipline en tuchtiging. <strong>de</strong> duivel <br />

daarom, die een prins is van <strong>de</strong> god<strong>de</strong>loze <strong>stad</strong>, bewegen<strong>de</strong> en opmaken<strong>de</strong> zijn eigen vaten <br />

tegen <strong>de</strong> Stad <strong>Gods</strong>, zijn<strong>de</strong> in <strong>de</strong>ze wereld in vreem<strong>de</strong>lingschap, hem wordt niet toegelaten <br />

hen iets te scha<strong>de</strong>n, want <strong>de</strong>zelve wordt buiten allen twijfel door <strong>de</strong> Voorzienigheid <strong>Gods</strong> <br />

besteld in <strong>de</strong> voorspoed van haar vertroosting, zodat zij door tegenspoe<strong>de</strong>n niet verkrenkt <br />

wordt; en evenzo wordt <strong>de</strong>zelve we<strong>de</strong>rom besteld in tegenspoe<strong>de</strong>n hare oefening, zodat zij <br />

door voorspoed niet bedorven wordt. En bei<strong>de</strong> <strong>de</strong>ze dingen wor<strong>de</strong>n het een van het an<strong>de</strong>re <br />

alzo gematigd, dat wij bekennen, dat nergens el<strong>de</strong>rs vandaan die stem gesproten is, die wij in <br />

<strong>de</strong> Psalm lezen, nl. ‘na <strong>de</strong> menigte van mijn smarten in mijn hart hebben uw vertroostingen <br />

mijn ziel verheugd.’ En hier vandaan spruit ook die spreuk van <strong>de</strong> apostels: ‘in hoop <br />

verblij<strong>de</strong>n<strong>de</strong>, in verdrukking lij<strong>de</strong>n<strong>de</strong>.’ Want hetgeen diezelf<strong>de</strong> leraar zegt: ‘zij. die godvruchtig <br />

in Christus. willen leven, zullen vervolging lij<strong>de</strong>n,’ dit moet men achten, dat op geen tij<strong>de</strong>n <br />

ontbreekt. Want ofschoon het zo is, dat door het ophou<strong>de</strong>n van het woe<strong>de</strong>n van hen, die <br />

buiten zijn, stilte en gerustheid schijnt te zijn, of ook waarlijk is, zodanig dat dat een zeer grote <br />

vertroosting aanbrengt, vooral <strong>de</strong> zwakken, nochtans ontbreken daar geen lie<strong>de</strong>n, ja daar zijn <br />

er zeer velen, die <strong>de</strong> harten van hen, die godvruchtig leven, pijnigen en kwellen door <strong>de</strong> <br />

slechte manieren van hun wan<strong>de</strong>l, want door hem wordt <strong>de</strong> Christelijke en algemeen naam <br />

gelasterd Daar hen, die godvruchtig willen leven in Christus, <strong>de</strong>ze naam zeer lief en waardig is, <br />

zijn zij zoveel te meer bedroefd, dat het door <strong>de</strong> bozen geschied, dat <strong>de</strong> Heere Christus min<strong>de</strong>r <br />

bemind wordt dan <strong>de</strong> gemoe<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> godvruchtige mensen begeren. Insgelijks ook zelfs <br />

<strong>de</strong> ketters, naar die men meent, dat zij hebben <strong>de</strong> Christennaam, en <strong>de</strong> Christelijke <br />

sacramenten, en <strong>de</strong> schrifturen, en <strong>de</strong> belij<strong>de</strong>nis, zij maken ook een grote smart in <strong>de</strong> harten <br />

van <strong>de</strong> godvruchtige, want velen, die Christenen willen zijn, wor<strong>de</strong>n gedwongen te twijfelen <br />

vanwege. hun verschillen, en vele lasteraars en kwaadsprekers vin<strong>de</strong>n in <strong>de</strong>zen ook <br />

gelegenheid en stof, om <strong>de</strong> Christennaam te lasteren, omdat zij zelf ook enigszins Christenen <br />

genaamd wor<strong>de</strong>n. Door <strong>de</strong>ze en <strong>de</strong>rgelijke kwa<strong>de</strong> re<strong>de</strong>n en dwalingen van <strong>de</strong> mensen lij<strong>de</strong>n zij. <br />

vervolging, die godvruchtig in Christus willen leven, zelfs ook, wanneer niemand hun lichaam <br />

leed of kwelling aandoet, want zij lij<strong>de</strong>n <strong>de</strong>ze vervolgingen in hun harten, vanwaar ook die <br />

stem is ‘na <strong>de</strong> menigte mijner smarten in mijn harte.’ Maar aangezien bij hen bedacht en <br />

overlegd wordt, hoe <strong>de</strong> God<strong>de</strong>lijke beloften onveran<strong>de</strong>rlijk zijn, en daar benevens ook <br />

overlegd wordt, wat <strong>de</strong> apostel zegt, nl. ‘<strong>de</strong> Heere weet, wie <strong>de</strong> Zijnen zijn, want die Hij van <br />

tevoren geweten heeft, en die Hij van tevoren verordineerd heeft ongelijkvormig te wor<strong>de</strong>n <br />

het beeld van Zijn Zoon van die kan niet een vergaan,’ zo is het dat in diezelf<strong>de</strong> Psalm volgt: <br />

‘Uwe vertroostingen hebben mijn ziel verheugd.’ On<strong>de</strong>rtussen, <strong>de</strong> smart die komt in <strong>de</strong> harten <br />

van <strong>de</strong> godvruchtige door dat <strong>de</strong> re<strong>de</strong>n van <strong>de</strong> kwa<strong>de</strong> of valse Christenen hen vervolg<strong>de</strong>n, die <br />

is bevor<strong>de</strong>rlijk <strong>de</strong>ngenen, die zodanige smart hebben, omdat zij voortkomt uit <strong>de</strong> lief<strong>de</strong>, door <br />

welke zij niet willen, dat zij zou<strong>de</strong>n verloren gaan en dat zij ook zou<strong>de</strong>n beletten <strong>de</strong> zaligheid <br />

van an<strong>de</strong>ren. Voorts komen er ook grote vertroostingen van hun bestraffingen, omdat <strong>de</strong>zelve <br />

<strong>de</strong> gemoe<strong>de</strong>ren van <strong>de</strong> godvruchtige met zo grote verheuging overgieten als zij ooit met <br />

smarten gekweld zijn geweest vanwege hun ver<strong>de</strong>rf. Zo dan, in <strong>de</strong>ze wereld, in <strong>de</strong>ze boze <br />

dagen, niet alleen van <strong>de</strong> tijd van <strong>de</strong> lichamelijke tegenwoordigheid van Christus en <strong>de</strong> <br />

apostelen af, maar ook zelfs van Abel af, welken eerste rechtvaardige, zijn god<strong>de</strong>loze broe<strong>de</strong>r <br />

gedood heeft, en voortaan tot het ein<strong>de</strong> van <strong>de</strong> wereld heeft <strong>de</strong> kerk, zijn<strong>de</strong> in <br />

vreem<strong>de</strong>lingschap, mid<strong>de</strong>n tussen <strong>de</strong> vervolging en van <strong>de</strong> wereld en <strong>de</strong> vertroostingen <strong>Gods</strong> <br />

tussenbei<strong>de</strong> heengelopen.

Hooray! Your file is uploaded and ready to be published.

Saved successfully!

Ooh no, something went wrong!